Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)" Programma / Programmanummer
BW-nummer
Ruimte & Cultuurhistorie / 1031 Portefeuillehouder
B. Velthuis Samenvatting
Op verzoek van Dela is de gemeente op zoek gegaan naar een nieuwe geschikte locatie voor haar uitvaartcentrum. Deze locatie is gevonden aan de Staddijk. Nu sprake is van een nieuw gebouw op een nieuwe locatie bestaat tevens de wens een crematorium aan dit uitvaartcentrum toe te voegen, waardoor een complete uitvaartfaciliteit ontstaat. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de realisatie van deze uitvaartfaciliteit mogelijk.
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
SO10, Bas Crebolder, 9324 Datum ambtelijk voorstel
21 mei 2014 Registratienummer
14.0006058
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 maart tot en met 30 april 2014 ter visie gelegen. Gedurende deze termijn van 6 weken zijn er 20 zienswijzen ingekomen op het ontwerpbestemmingsplan. De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van de maximale bouwhoogten van het plan. Aan de Raad voor te stellen
1. Vast te stellen de gegeven beoordeling van de ingekomen zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan "Nijmegen Dukenburg 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)"; 2. Het bestemmingsplan "Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)" gewijzigd vast te stellen conform de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP4010-VG01.gml met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBK 2013-06-12. 3. Geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Steller B. Crebolder
Ter besluitvorming door de Raad Besluit B&W d.d. 3 juni 2014
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.8
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
25 juni 2014
/ 75/2014
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Onderwerp
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg – 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20) Programma / Programmanummer
Ruimte & Cultuurhistorie / 1031 Portefeuillehouder
B. Veldhuis Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
3 juni 2014 Samenvatting
Uitvaartcentrum Dela is op dit moment gevestigd aan de burgemeester Daleslaan, centraal in Nijmegen. Met ingang van 1 januari 2016 verdwijnt Dela van deze locatie, omdat de huur door de verhuurder is opgezegd. Op verzoek van Dela is de gemeente op zoek gegaan naar een nieuwe geschikte locatie. Deze locatie is gevonden aan de Staddijk. Nu sprake is van een nieuw gebouw op een nieuwe locatie bestaat tevens de wens een crematorium aan dit uitvaartcentrum toe te voegen, waardoor een complete uitvaartfaciliteit ontstaat. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de realisatie van deze uitvaartfaciliteit mogelijk. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 maart tot en met 30 april 2014 ter visie gelegen. Gedurende deze termijn van 6 weken zijn er 20 zienswijzen ingekomen op het ontwerpbestemmingsplan. De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van de maximale bouwhoogten van het plan. Voorstel om te besluiten
1. Vast te stellen de gegeven beoordeling van de ingekomen zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan "Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)"; 2. Het bestemmingsplan "Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)" gewijzigd vast te stellen conform de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP4010-VG01.gml met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN (BP4010_GBKN20130612.dxf). 3. Geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Bas Crebolder, 9324,
[email protected]
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
Uitvaartcentrum Dela is op dit moment gevestigd aan de burgemeester Daleslaan, centraal in Nijmegen. Met ingang van 1 januari 2016 verdwijnt Dela van deze locatie, omdat de huur door de verhuurder is opgezegd. Op verzoek van Dela is de gemeente op zoek gegaan naar een nieuwe geschikte locatie. Deze locatie is gevonden aan de Staddijk. Nu sprake is van een nieuw gebouw op een nieuwe locatie bestaat tevens de wens een crematorium aan dit uitvaartcentrum toe te voegen, waardoor een complete uitvaartfaciliteit ontstaat. In het onderhavige bestemmingsplan wordt het realiseren van deze uitvaartfaciliteit mogelijk gemaakt binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’. Het gebouw zelf dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Parkeervoorzieningen en overige gerelateerde bouwwerken kunnen ook buiten dit bouwvlak gerealiseerd worden. Binnen de bestemming ‘Groen’ worden niet alleen groenvoorzieningen aangelegd maar is ook een waterpartij gepland. De bestemming ‘Bos’ is voorzien voor het behoud van het reeds aanwezige bos. Hier wordt terughoudend omgegaan met het toelaten van andere functies en het kappen van bomen. In alle bestemmingen worden ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van de uitvaartfaciliteit mogelijk gemaakt. In maart 2014 zijn nabij de Streekweg, buiten het plangebied, twee dassenburchtlocaties gevonden door Stichting Das en Boom. In opdracht van gemeente Nijmegen heeft Bureau Waardenburg een onderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek was om de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de beschermde das te beoordelen. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling van het uitvaartcentrum met een ontsluiting aan de Staddijk geen negatieve gevolgen voor de dassen heeft. Ontsluiting aan de Streekweg zou daarentegen in strijd zijn met de flora- en faunawet. Het uitgevoerde onderzoek is als bijlage toegevoegd aan het bestemmingsplan.
1.1 Wettelijk kader of beleidskader
De vaststellingsprocedure voor bestemmingsplannen is geregeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij wordt verwezen naar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage is gelegd, met de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen naar voren te brengen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 maart tot en met 30 april 2014 ter visie gelegen. Gedurende deze termijn van 6 weken zijn er 20 zienswijzen ingekomen op het ontwerpbestemmingsplan. De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot wijziging van het plan.
1.2 Relatie met programma
Bestemmingsplannen behoren tot het programma Ruimte & Cultuurhistorie
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
2
Doelstelling
Het opstellen van een bestemmingsplan voor het betreffende plangebied teneinde de realisatie van een uitvaartfaciliteit mogelijk te maken.
3
Argumenten
3.1 Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 maart tot en met 30 april 2014 ter visie gelegen. Gedurende deze termijn van 6 weken zijn er 20 zienswijzen ingekomen op het ontwerpbestemmingsplan. Deze zienswijzen zijn samengevat en beoordeeld in de bijgevoegde zienswijzennota. De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van de maximale bouwhoogten van het plan. In het ontwerpbestemmingsplan was één maximale bouwhoogte opgenomen voor het hele bouwvlak. Dit liet de mogelijkheid open om in de toekomst meer capaciteit te realiseren dan waar nu rekening mee is gehouden. Om deze mogelijkheid uit te sluiten zijn gedifferentieerde maximale bouwhoogten opgenomen op de verbeelding. De nieuwe maximale bouwhoogten sluiten beter aan bij het concept bouwplan en laten geen ruimte over voor significante uitbreidingen zonder dat daarvoor een nieuwe planologische procedure noodzakelijk is. 3.2 Geschikte locatie voor uitvaartfaciliteit Een nieuwe locatie voor uitvaartcentrum Dela is nodig, nu het uitvaartcentrum haar activiteiten op de locatie aan de burgemeester Daleslaan per 1 januari 2016 moet beëindigen. Door de rustige groene ligging is het perceel aan de Staddijk uitstekend geschikt voor de geplande functie als uitvaartcentrum. Het terrein zal bovendien een landschappelijk hoogwaardige groene invulling krijgen en deels voor het publiek toegankelijk zijn en daarmee een uitloopfunctie hebben voor de omgeving. 3.3 Financiële uitvoerbaarheid Op 2 juli 2013 heeft ons college de grondverkoopovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgesteld. De gemeentelijke plankosten en eventuele planschadeclaims worden gedekt uit de exploitatie "Herstructurering Dukenburg". Door de aanwezigheid van deze overeenkomsten is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken. 4
Klimaat
De initiatiefnemer heeft de ambitie uitgesproken om een duurzaam gebouw te realiseren en heeft aangegeven een aantal specifieke duurzaamheidsmaatregelen te zullen treffen. Hierbij moet o.a. gedacht worden aan het gebruik maken van warmtepompen, warmteterugwinning en heat-recovery. 5
Risico’s
Tegen het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan kunnen gedurende de beroepsperiode van 6 weken door belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroepschriften worden ingediend bij de Raad van State. Ook bestaat voor hen de mogelijkheid het plan te schorsen door middel van het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend, kunnen uitsluitend nog tegen de
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3 wijzigingen in de regels en op de verbeelding beroep instellen. Een gunstige afloop van de juridische procedure is vooraf niet te garanderen. Het bestemmingsplan kan schade veroorzaken als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade), doordat nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden ontstaan. Indien via de planschadeprocedure wordt vastgesteld dat deze niet voor rekening van een derde kan blijven, dient de Gemeente de schade te vergoeden. Eventueel te honoreren planschadeclaims komen ten laste van de hierboven genoemde planexploitatie: "Herstructurering Dukenburg". 6
Financiën
Het plan wordt uitgevoerd in opdracht en op kosten van de initiatiefnemer. 7
Participatie en Communicatie
In een vroegtijdig stadium is overleg gevoerd met de Wijkplatforms Teersdijk/Tolhuis en Meijhorst alsmede de Werkgroep Groen & Cultuurhistorie. Na overleggen met de wijkplatforms heeft Dela een informatieavond voor omwonenden georganiseerd op 20 juni 2013. Tijdens deze avond zijn de plannen toegelicht en zijn de te voeren formele procedures uitgelegd. Dela heeft geregeld overleg met de Wijkplatforms met betrekking tot het ontwerpen van de buitenruimte. De wijkplatforms hebben al meerdere jaren hun zorgen geuit over de verkeersafwikkeling door de wijk. De komst van Dela heeft aanleiding gegeven hun verzoek tot een verkeersonderzoek nogmaals uit te spreken vanwege de zorg over sluipverkeer door de wijk, die reeds aanwezig is en die in hun beleving groter zal worden door de vestiging van een uitvaartfaciliteit op deze locatie. Naar aanleiding van dit verzoek is in overleg met de wijkplatforms de opdracht van het onderzoek geformuleerd en is het onderzoek met de wijkplatforms besproken. Het onderzoek heeft naast het aspect sluipverkeer ook op het volgende antwoord gegeven: 1. Wat is de bijdrage van het verkeer van en naar de Dela op de omliggende wegen; 2. Wat zijn de verschillen in de verkeersstromen bij ontsluiting vanaf de Staddijk dan wel de Streekweg. De uitkomst van dit onderzoek is eveneens met de platforms besproken voor het in procedure brengen van het bestemmingsplan. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd aan bestemmingsplan. Met de wijkplatforms is afgesproken dat als de ontsluiting aan de Staddijk wordt gerealiseerd de wijze van uitwerking en uitvoering in overleg met de wijkplatforms zal geschieden. Dela heeft de inrichting van het terrein met de wijkplatforms en de Werkgroep Groen en Cultuurhistorie besproken en zal dat gedurende het proces blijven doen. Reclamanten krijgen het raadsvoorstel en de zienswijzennota toegezonden. Tevens worden de reclamanten door de Griffie uitgenodigd voor de behandeling in de raad. Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid om bij de raad over het bestemmingsplan in te spreken. Na de besluitvorming in de raad krijgen reclamanten het raadsbesluit toegezonden en wordt hen gewezen op de beroepsmogelijkheid bij de Raad van State.
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
8
Uitvoering en evaluatie
Het bestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Het bestemmingsplan zal op de gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt in de Staatscourant en digitaal op de gemeentelijke website (www.nijmegen.nl/bekendmakingen en onder inspraak&info). Daarnaast wordt het bestemmingsplan aan de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl aangeboden. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlage(n): zienswijzennota Ter inzage: bestemmingsplan
Zienswijzennota in het kader van het bestemmingsplan (Wro) Ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling Mei 2014
2
Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20) heeft in de periode van 20 maart tot en met 30 april 2014 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn twintig zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn ontvangen. Van de twintig zienswijzen zijn er 15 identiek. Deze zienswijze is opgesteld door actie comité ‘geef de bewoners een stem’. Een indiener van de zienswijze van het actie comité heeft geen adres vermeld. Er is getracht de ontbrekende informatie te achterhalen (d.m.v. de telefoongids). Dit is helaas niet gelukt. Daarnaast heeft een van de indieners van de gedeelde zienswijze een schriftelijke toevoeging gedaan met een verzoek om de zienswijze mondeling toe te lichten. Omdat een telefoonnummer ontbrak is een brief gestuurd met het aanbod in te gaan op dit verzoek. In deze notitie zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Als onderdelen van de zienswijzen niet expliciet worden genoemd in een samenvatting, wil dit niet zeggen dat deze niet bij de beoordeling zijn betrokken. De zienswijzen zijn allen in hun geheel beoordeeld. Er zijn veel vragen, verzoeken en kanttekeningen betreffende de situering van de in-/ uitgang van het terrein. Dit vraagstuk is verder uitgewerkt in een memo over de ontsluiting van het terrein. Dit memo wordt als bijlage toegevoegd aan de zienswijzennota. De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van de maximale bouwhoogten van het plan. In het ontwerpbestemmingsplan was één maximale bouwhoogte opgenomen voor het hele bouwvlak. Dit liet de mogelijkheid open om in de toekomst meer capaciteit te realiseren dan waar nu rekening mee is gehouden. Om deze mogelijkheid uit te sluiten zijn gedifferentieerde maximale bouwhoogten opgenomen op de verbeelding. De nieuwe maximale bouwhoogten sluiten beter aan bij het concept bouwplan en laten geen ruimte over voor significante uitbreidingen zonder dat daarvoor een nieuwe planologische procedure noodzakelijk is.
3
4
Overzicht reclamanten Ontvankelijke zienswijzen 1. Eigenaar/bewoner van Meijhorst 9239, 6537KP Nijmegen 2. Eigenaren/bewoners van: a. Zonder adres b. Tolhuis 3106, 6537NB Nijmegen c. Meijhorst 9307, 6537KW Nijmegen d. Tolhuis 3112, 6537NB Nijmegen e. Tolhuis 3205, 6537ND Nijmegen f. Tolhuis 3550, 6537NS Nijmegen g. Tolhuis 1317, 6537MR Nijmegen h. Tolhuis 3116, 6537NB Nijmegen i. Tolhuis 3114, 6537NB Nijmegen j. Meijhorst 9129, 6537KK Nijmegen k. Meijhorst 9182, 6537KN Nijmegen l. Tolhuis 3108, 6537NB Nijmegen m. Meijhorst 9321, 6537KW Nijmegen n. Meijhorst 9102, 6537KL Nijmegen 3. Stichting/bewonersplatform De Zevensprong, Tolhuis-Teersdijk en Meijhorst 4. Eigenaar/bewoner van Meijhorst 5308, 6537HR Nijmegen 5. Crematorium Jonkerbos, Weg door Jonkerbos 51, 6532CN Nijmegen 6. Eigenaar/bewoner van Tolhuis 6552, 6537SZ 7. ONP PSP’92 8. Toevoeging aan zienswijze Meijhorst 9321, 6537KW Nijmegen
02-04-2014 13-04-2014 14-04-2014 15-04-2014 16-04-2014 16-04-2014 17-04-2014 18-04-2014 18-04-2014 20-04-2014 22-04-2014 24-04-2014 26-04-2014 25-04-2014 26-04-2014 24-04-2014 25-04-2014 28-04-2014 29-04-2014 30-04-2014 25-04-2014 5
2. Samenvatting zienswijzen en reactie gemeente 1. Eigenaar/bewoner van Meijhorst 9239
1
Samenvatting zienswijze
Reactie
Wij zouden graag de ingang van het terrein aan de noord- oost zijde hebben. Het onverharde bospad zou opgeknapt kunnen worden.
Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is nagedacht over de wijze van ontsluiten van het plangebied. Er is een bewuste keuze gemaakt om de ontsluiting aan de Staddijk te situeren. Tijdens de informatieavond bleek er onduidelijkheid te bestaan over de motivering van de gekozen ontsluiting. Naar aanleiding van deze informatieavond en de ingediende zienswijzen is een memo opgesteld met als doel de motivering voor de gekozen ontsluiting toe te lichten. Dit memo is als bijlage toegevoegd aan deze zienswijzennota. In dit memo komt ook de ontsluiting aan de noord-oost zijde van het perceel aan bod. Voor een gedetailleerde beantwoording van dit onderwerp verwijzen we naar dit memo.
2
Hou rekening met de dagjes mensen die langs de Staddijk lopen richting de Berendonck.
Zowel op de informatieavond als in de diverse zienswijzen worden zorgen geuit over het samenkomen van de verkeersstromen van de geplande uitvaartfaciliteit en van recreanten die op weg zijn naar de Berendonck. Hoewel op voorhand opgemerkt kan worden dat de belangen van beiden groepen personen geen belangen van omwonenden zijn, is daar vanuit het kader van de zienswijze wel naar gekeken. Dela kent vele uitvaartcentra met crematoria in den lande in stedelijk gebied waarbij verschillende aangrenzende functies goed naast elkaar bestaan. Ook hier is de verwachting dat er geen frictie ontstaat mede gezien de beperkte duur op jaarbasis van het gestelde recreatieve gebruik en de korte tijdsbestekken overdag dat uitvaarten bezocht worden. Dat laat onverlet dat het aspect verkeersveiligheid hier wel een rol speelt.
6
Tijdens warme zomerdagen is de stroom recreanten die vanuit Dukenburg naar de Berendonck trekt aanzienlijk. Om het verkeer goed en veilig te kunnen verwerken zal de Staddijk in de nabije toekomst opnieuw ingericht worden. De inrichting van de Staddijk voldoet dan aan de richtlijnen van het CROW. Hierdoor is een goede en veilige route beschikbaar voor de verschillende weggebruikers. Bovendien moet nogmaals opgemerkt worden dat de situatie met grote recreantenstromen zich enkel voordoet bij goed weer. Het gaat hier om enkele weken per jaar. 3
De onbewaakte parkeerplaats naast het te bouwen crematorium trekt onguur volk aan en leidt mogelijk tot onveiligheid op het terrein van het crematorium.
De parkeerplaats waarover gesproken wordt valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. De voorgestelde bestemmingsplanherziening zal geen negatieve invloed hebben op de overlast die ervaren wordt van dit perceel. Het parkeerterrein bevindt zich aan de openbare weg. In het bestemmingsplan worden geen regels gesteld over het gedrag en wangedrag door personen op het parkeerterrein. Toezicht op en naleving van de openbare orde en veiligheid is een primaire taak van de politie. Zij zien toe op de hiervoor geldende regelgeving. Dela zal er op toezien dat het terrein van Dela niet toegankelijk is voor onbevoegden. Daarnaast zal Dela ook met regelmaat de situatie op het aanpalend terrein in de gaten houden.
4
Het verkeer door de wijk neemt toe. Is het mogelijk om verkeer dat niet in de wijk hoeft te zijn, om te leiden? Is het mogelijk om de rouwstoet en bezoekers van DELA die per auto komen om te leiden via de Wijchenseweg, van Schuylenburgweg en de van Rosenburgweg, zodat ze bij de streekweg uitkomen?
Een uitvaartcentrum staat vaak bewegwijzerd. Door dit goed aan te geven kunnen de grootste stromen verkeer via bewegwijzering worden verwezen via de Streekweg. Met Dela kunnen te allen tijde ook nog afspraken worden gemaakt over de aanrijdroute. Er is heden te dage nog slechts sporadisch sprake van een rouwstoet dan wel van een stoet van meerdere voertuigen. Dat geschiedt doorgaans alleen nog bij kerkelijke uitvaarten welke steeds minder plaatsvinden. Daarbij is het ook nog eens zo dat in de meeste gevallen dan slechts de familie met een enkel voertuig de overledene vanuit het uitvaartcentrum mee begeleid naar de kerk waar de uitvaartdienst plaatsvindt. Van daaruit vindt dan de uitvaart verder plaats en wordt doorgaans in een stoet naar
7
de betreffende begraafplaats gereden. Van een stoet vanuit het uitvaartcentrum is dan geen sprake. Mocht na de kerkdienst een crematie plaatsvinden dan kan wel sprake zijn van een stoet. Bij enkel een crematie is evenmin sprake van een stoet omdat dan de aanwezigen veelal separaat komen. Ook op de website van Dela kan de routebeschrijving goed worden weergegeven. Echter bezoekers die via de navigatie in de auto komen aanrijden worden geleid via de kortste route en dat kan dus de route door de wijk zijn. 5
Er gaan veel schoolkinderen vanuit de wijk Meijhorst richting basisschool Dukendonck en winkelcentrum Dukenburg. Het aantal auto’s waar de schoolkinderen mee in aanraking komt gaat toenemen met circa 7%, dat zijn 700 auto’s per dag.
De Staddijk krijgt een verkeersveilige inrichting welke voldoet aan de richtlijnen van het CROW. Hierdoor is een goede en veilige route naar de uitvaartfaciliteit aanwezig. In totaal is er sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen met 7%. Deze bewegingen gaan echter niet allemaal door de wijk. Naar schatting zijn dit er 323. Deze bewegingen zullen niet plaatsvinden tijdens de ochtendspits, dus op dat belangrijke moment ondervindt het schoolgaande verkeer geen overlast van onderhavige ontwikkeling. Ook overdag als gekeken wordt naar de tijden waarbinnen uitvaarten plaatsvinden (tussen 9.30 en de laatste om 17.00 uur) zal geen onaanvaardbare overlast plaatsvinden. Het aantal extra verkeersbewegingen houdt in dat er gemiddeld 40 auto’s per uur door de wijk heen rijden. Schoolgaand verkeer zal geen onevenredige overlast ondervinden van de toename van het verkeer dat Dela aantrekt. De bestaande wegenstructuur kan de verkeerstoename ruimschoots verwerken.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
8
2. Diverse bewoners Tolhuis en Meijhorst
1
Samenvatting zienswijze
Reactie
In de zienswijzen wordt aangegeven dat er weliswaar veel onderzoek is verricht ten behoeve van de komst van het crematorium maar dat deze onderzoeken zich niet richten op de aspecten die voor de omwonenden van belang zijn.
Het is bekend dat er in de wijken Tolhuis en Meijhorst al geruime tijd zorgen zijn over de luchtkwaliteit, de verkeersveiligheid en geluidshinder. Naar aanleiding van overleggen met de wijkplatforms is afgesproken verkeersonderzoek te doen. De formulering van de opdracht is in goed overleg met deze platforms geformuleerd en de uitkomsten van het onderzoek is met hen besproken. Uit het verkeersonderzoek dat gedaan is blijkt dat in ieder geval een aantal van deze zorgen terecht zijn. Zo is duidelijk geworden dat er in sommige straten (veel) te hard gereden wordt.
De omwonenden maken zich zorgen over geluidshinder, luchtkwaliteit en verkeersonveiligheid als gevolg van zowel de komst van het uitvaartcentrum alsook de huidige en toekomstige situatie in de wijk.
Relevant in het kader van deze bestemmingsplanprocedure is of de uitvaartfaciliteit van Dela ruimtelijk inpasbaar is. Daarbij spelen volgens vaste rechtspraak aspecten als bestaande overlast of parkeerdruk geen rol. Dat wil niet zeggen dat daar niet naar gekeken zou moeten worden. Echter dat gaat buiten dit bestemmingsplan om. Het is niet het doel van dit bestemmingsplan om alle problemen in de wijk op te lossen. Doel van dit bestemmingsplan is om de uitvaartfaciliteit van Dela mogelijk te maken. Om te kunnen beoordelen of de komst van deze uitvaartfaciliteit uitvoerbaar is zijn bepaalde onderzoeken gedaan. Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is, onder andere met behulp van de uitgevoerde onderzoeken, beoordeeld dat er geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt door de nieuwbouw van een uitvaartfaciliteit op deze locatie. Zie voor aspect luchtkwaliteit punt 3. Zie voor wat betreft aspect geluidshinder punt 4. 2
Er zijn veel zorgen over de verkeersveiligheid. Deze zorgen spitsen zich specifiek toe op twee gevoelige locaties. Voor de recreanten is de Staddijk en het poortje onder de snelweg van groot belang. Voor scholieren zijn er extra zorgen over de oversteekplaats om van de wijk naar de stoplichten te komen bij de Rozenburgweg (nabij de Praxis).
De Staddijk krijgt een verkeersveilige inrichting welke voldoet aan de richtlijnen van het CROW. Hierdoor is een goede en veilige route beschikbaar voor de verschillende weggebruikers. Het bereiken van deze oversteek is vooral een “probleem” in de ochtend spits. Op dat moment zijn er nog geen activiteiten bij het uitvaartcentrum.
9
De komst van het uitvaartcentrum zal geen significante impact hebben op de verkeersveiligheid bij deze oversteek. 3
Er worden zorgen geuit over een verslechterende luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit zal negatief beïnvloed worden door de verbrandingsoven, het toenemende autoverkeer in de wijk en de strooivelden. Er is veel onduidelijkheid over de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van luchtkwaliteit. Bovendien is er onvoldoende vertrouwen dat de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit voldoende wordt nageleefd en gecontroleerd.
Door de bestaande bronnen in de omgeving (o.a. de A73) en de mogelijke extra toevoeging door het bestemmingsplan maken de bewoners zich zorgen over de luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer titel 5.2 (‘Wet luchtkwaliteit’) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. In Nederland worden langs drukke wegen over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst. Op basis van het maximale aantal crematies en het gemiddelde aantal bezoekers per crematie, verwacht DELA door dit plan op de aanen afrijroute (Staddijk en Streekweg) maximaal 500 extra verkeersbewegingen per dag. Dit is een realistische schatting op basis van het maximaal aantal uitvaarten op een dag (6) vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal bezoekers van een uitvaart. Op basis van “Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen” hoeven plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen. In de regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is derhalve NIBM (niet in betekenende mate) en het hoeft niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden. Ondanks dat er veel in media gesproken wordt over aanscherping van luchtkwaliteitseisen, zijn er vanuit Europa de komende jaren geen nieuwe luchtkwaliteitseisen te verwachten en bestaat er op dat punt geen onduidelijkheid. Uit de monitoringstool (het landelijk rekeninstrument voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) blijkt dat in gemeente Nijmegen in 2015 aan de luchtkwaliteitseisen wordt voldaan en daarmee de regelgeving wordt nageleefd. De uitstoot van de crematieoven voldoet aan alle wettelijke voorschriften.
10
Dela past daarbij de best beschikbare technieken toe. De rookgassen uit de crematieoven worden volledig gefilterd en de temperatuur wordt sterk verlaagd. In feite komt er enkel geur- en kleurloze warme lucht met waterdamp vrij. Bij verstrooiing van as wordt gebruik gemaakt van speciale bussen zodat verspreiding van as niet optreedt. Inzake de uitvaartfaciliteit dient Dela straks een melding ingevolge het Activiteitenbesluit te doen. De algemene milieuregels van dit besluit gelden dan voor Dela. Indien Dela zich daar niet aan houdt, kan de gemeente hiertegen optreden. Controle geschiedt ambtshalve dan wel op verzoek. Ook voldoet de locatie van het uitvaartcentrum aan de VNGbrochure. Daarin wordt aangegeven wat de afstand is waarbinnen door woonbebouwing nog enige invloed van een faciliteit merkbaar is. De brochure geeft hier als maximale afstand 100 meter aan. De woningen liggen in dit geval op een grotere afstand. 4
Door de komst van het crematorium zullen er meer verkeersbewegingen ontstaan. Er is geen onderzoek gedaan naar de toename van geluidsoverlast door de komst van het crematorium.
De gemeente Nijmegen heeft aanvullende berekeningen uitgevoerd om te onderzoeken of de toename van het verkeer resulteert in een toename van het geluid afkomstig van de Streekweg en de Staddijk. Op basis van het verkeerskundig onderzoek is de verkeerstoename van 700 mvt in de dagperiode in een rekenmodel verwerkt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze 700 mvt uitgaat van een “worst-case” scenario. De daadwerkelijke verwachting van het maximum aantal verkeersbewegingen is lager. De bestaande situatie is vergeleken met de situatie inclusief het uitvaartcentrum. Daarbij is de verdeling van het verkeer over de Streekweg en de Meijhorst gehanteerd die in het verkeerskundig onderzoek is gebruikt namelijk respectievelijk 66% en 33 %. Uit het onderzoek blijkt dat er in de dagperiode een toename ontstaat van maximaal 0,6 dB ten opzichte van de huidige situatie. Dit verschil is niet hoorbaar. Op basis van de Wet geluidhinder wordt de dagperiode met betrekking wegverkeerslawaai niet apart getoetst. Wettelijk gezien is voor wegverkeerslawaai de zogenaamde Lden norm afgesproken. Dit gaat uit van een jaargemiddelde over alle drie periodes in een etmaal, de dag-, avond- en nachtperiode. Wordt de toename van het verkeer uitgedrukt in Lden dan is de sprake van een verwaarloosbare toename van maximaal 0,3 dB. Op de wettelijke geluidsbelasting heeft het plan geen invloed.
11
Dit alles neemt niet weg dat de toename van het verkeer in de dagperiode niet merkbaar is voor omwonenden. Verkeer in deze wijk zal voornamelijk spitsgebonden zijn waardoor een toename als gevolg van het uitvaartcentrum misschien wel zichtbaar is omdat de betreffende activiteiten gedurende de dagperiode plaatsvinden en maar gedeeltelijk tijdens de spits. Conclusie: Wellicht is de toename van het verkeer in de dagperiode merkbaar omdat het ook buiten de spits plaatsvindt echter blijkt uit de berekeningen dat de akoestische toename niet ten koste zal gaan van de bestaande leefkwaliteit ter plaatse van de omliggende woningen. 5
Het is onwenselijk om verkeersstromen voor het crematorium en voor recreatie op een weg te combineren. Rouwende mensen en recreanten willen niet met elkaar geconfronteerd worden.
Bezoekers van het rouwcentrum zullen veelal met de auto via de Staddijk naar het parkeerterrein op het perceel van de Dela rijden. Daar aangekomen kunnen ze in stilte naar het gebouw wandelen. Tijdens deze wandeling zullen ze niet geconfronteerd worden met recreanten. Dat rouwende mensen in hun auto voorbij rijden aan een stroom recreanten wordt door Dela als acceptabel gezien. Vooral ook omdat deze recreantenstromen zich met name concentreren in de enkele weken per jaar dat er echt goed weer is. Vanuit het perspectief van de recreanten kan moeilijk hard worden gemaakt dat een aantal passerende auto’s met rouwende mensen een onevenredige hinder geven voor de beleving van de recreanten.
6
Indieners maken zich zorgen over mogelijke toekomstige uitbreidingen van de uitvaart faciliteit.
Dit bestemmingsplan maakt een uitvaartcentrum van een bepaalde omvang met een bepaalde capaciteit mogelijk. Mocht in de toekomst blijken dat Dela haar activiteiten op deze locatie uit wilt breiden dan is het zeer waarschijnlijk dat deze uitbreiding niet zal passen binnen dit bestemmingsplan. Er zal dan opnieuw een planologische procedure noodzakelijk zijn waarop bewoners kunnen reageren. Deze procedure is met alle waarborgen omkleed. Het is uiteindelijk de gemeente die afweegt of aan een uitbreiding medewerking wordt verleend. Op dit moment staat het bestemmingsplan ter discussie dat de huidige omvang mogelijk maakt en is er geen concrete sprake van uitbreiding.
12
7
Er is onduidelijkheid over het maximaal aantal uitvaarten per dag. Op de informatie avond werd aangegeven dat er maximaal vijf uitvaarten per dag plaats vinden, terwijl in de onderliggende stukken op de website dat er wordt uitgegaan van zes uitvaarten per dag.
Gemiddeld zullen per dag vier uitvaarten met een maximum van zes uitvaarten plaatsvinden.
8
De gemeente wordt opgeroepen om het bestemmingsplan te wijzigen. De ontsluiting zou moeten plaatsvinden via de streekweg. De uitvaartfaciliteit zou alleen als rouwcentrum moeten functioneren zonder crematorium.
Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is nagedacht over de wijze van ontsluiten van het plangebied. Er is een bewuste keuze gemaakt om de ontsluiting aan de Staddijk te situeren. Tijdens de informatieavond bleek er onduidelijkheid te bestaan over de motivering van de gekozen ontsluiting. Naar aanleiding van deze informatieavond en de ingediende zienswijzen is een memo opgesteld met als doel de motivering voor de gekozen ontsluiting toe te lichten. Dit memo is als bijlage toegevoegd aan deze zienswijzennota. In dit memo komt ook de ontsluiting aan de noord-oost zijde van het perceel aan bod. Voor een gedetailleerde beantwoording van dit onderwerp verwijzen we naar dit memo. Dela heeft aangegeven dat het hebben van een eigen crematorium van groot belang is voor de bedrijfsvoering van de toekomstige uitvaartfaciliteit. Tijdens de bestemmingsplanprocedure is gebleken dat het crematorium geen onevenredige hinder zal opleveren voor de omwonenden.
9
Er is onterecht de indruk gewekt dat bewoners blij zouden zijn met de komst van het crematorium. De toekomstige toevoeging van het wandelgebied wordt niet als verbetering gezien.
Door de ingekomen zienswijzen is het duidelijk dat in ieder geval een gedeelte van de bewoners niet gelukkig is met de komst van het uitvaartcentrum. Het is niet de bedoeling geweest om de indruk te wekken dat bewoners hier blij mee zouden zijn. Tijdens het ontwerp van het plan is onderzocht hoe de inrichting van het gebied zou kunnen lijden tot een verbetering van de omgeving. De toevoeging van het wandelgebied zal het Stadspark met het bos aan de noordzijde van het crematorium verbinden. Het behoud van het bos en de verruiming van het wandelgebied wordt door een aantal indieners niet belangrijk gevonden. De gemeente hecht hier wel waarde aan. De gemeente wenst een goede ruimtelijke ordening te
13
bewerkstelligen voor alle belanghebbenden. De gemeente gaat er vanuit dat er ook bewoners zijn die geen zienswijzen hebben ingediend die wel waarde hechten aan dit wandelgebied en het behoud van groen. 10 Indieners geven aan onvoldoende geïnformeerd te worden. De beschikbare informatie op de informatieavonden is eenzijdig en incompleet.
Gedurende het proces om te komen tot het ontwerpbestemmingsplan is er op brede wijze overleg geweest tussen Dela, Gemeente Nijmegen en bewoners van het stadsdeel Dukenburg. De stichtingen “De Zevensprong, “Bewonersplatform Tolhuis-Teersdijk” en “Bewonersplatform Meijhorst” hebben een gezamenlijke zienswijze ingediend waarin zij aangeven dat dit brede overleg heeft plaatsgevonden en ook als zeer positief werd ervaren door de bewoners van het stadsdeel. Dit wordt beaamt in de zienswijze van de Onafhankelijke Nijmeegse Partij en de Nijmeegse afdeling van de Pacifistische- Socialistische Partij ’92. Op de informatieavond zelf hebben de mensen van Dela, de ambtenaren van de Gemeente Nijmegen en Wethouder Kunst zo goed mogelijk antwoord proberen te geven op alle vragen die gesteld werden. Aan het einde van de avond werd geconcludeerd dat er met name over de ontsluiting nog veel onduidelijkheid was. Om deze onduidelijkheid weg te kunnen nemen is een memo over dit onderwerp opgesteld en bijgevoegd bij deze zienswijzennota.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
14
3. Stichting De Zevensprong Dukenburg, Stichting Bewonersplatform Tolhuis-Teersdijk, Stichting Bewonersplatform
Meijhorst Samenvatting zienswijze
Reactie
1
Indiener geeft aan dat er op brede wijze overleg is geweest tussen de gemeente Nijmegen, DELA en bewoners van het stadsdeel Dukenburg. Dit overleg is door de bewoners van het stadsdeel steeds als zeer positief ervaren.
De gemeente en Dela hebben gedurende de voorbereiding van het bestemmingsplan getracht de bewoners van het Stadsdeel Dukenburg zo goed mogelijk te betrekken. Het is goed om te zien dat dit zo positief ervaren wordt.
2
De bewonersverenigingen geven aan dat zij van mening zijn dat het wenselijk is om de ontsluiting van het plangebied te situeren aan de Streekweg. Daarbij worden de volgende redenen aangedragen: De Staddijk is een smalle weg die momenteel vooral voor bezoek aan het recreatiegebied de Berendonck wordt gebruikt, omdat er geen alternatieven zijn. Door de ingang van DELA aan de Staddijk te situeren zal er meer verkeer door de wijken Meijhorst en Tolhuis stromen. Via de Streekweg zou het complex beter te bereiken zijn via de Van Rosenburgweg, die op zichzelf weer makkelijk te bereiken is vanaf de A73, via de N236, als uit de richtingen van Wijchen, Noord-Brabant en verder. Het verplaatsen van de ingang zou er toe zorgen dat rouwenden en bewoners minder in aanraking hoeven te komen. Daarnaast zou het verkeer door de wijk verminderen. De situering van de ingang aan de streekweg zou bijdragen aan de verbetering van de verkeersveiligheid op de Staddijk. Situering van de hoofdingang aan de Streekweg zou de bewoners een erkend gevoel geven en dat zal bijdragen aan het maatschappelijk draagvlak van dit plan. Realisatie van een in- en uitgang aan de Streekweg zou bouwtechnisch eenvoudiger en goedkoper zijn.
Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is nagedacht over de wijze van ontsluiten van het plangebied. Er is een bewuste keuze gemaakt om de ontsluiting aan de Staddijk te situeren. Tijdens de informatieavond bleek er onduidelijkheid te bestaan over de motivering van de gekozen ontsluiting. Naar aanleiding van deze informatieavond en de ingediende zienswijzen is een memo opgesteld met als doel de motivering voor de gekozen ontsluiting toe te lichten. Door meer uitleg te geven over de gemaakte keuze wordt hopelijk ook het maatschappelijk draagvlak van het plan vergroot. Het memo is als bijlage toegevoegd aan deze zienswijzennota. In dit memo komt ook de ontsluiting aan de noord-oost zijde van het perceel aan bod. Voor een gedetailleerde beantwoording van dit onderwerp verwijzen we naar dit memo. In het memo staat uitgelegd waarom gekozen is vóór de ontsluiting aan de Staddijk. Hieronder zal beknopt aangegeven worden waarom het plan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling acceptabel is. Door afspraken te maken met Dela en door de bewegwijzering via de Wijchenseweg te laten lopen wordt autoverkeer door de wijk zoveel mogelijk ontmoedigd. Bezoekers die reizen via de navigatie van de auto kunnen moeilijk worden verwezen. Zij worden via de kortste route geleid welke mogelijk door de wijk gaat. Uit het uitgevoerde verkeersonderzoek blijkt dat de wijk de extra verkeerstoename van Dela goed kan verwerken. De Staddijk krijgt een verkeersveilige inrichting welke voldoet aan de richtlijnen van het CROW.
15
Na deze herinrichting kan deze weg het extra verkeer op een verkeersveilige manier verwerken. Als resultaat van het onderzoek heeft de gemeente overigens aangegeven om te kijken naar de mogelijkheden om verkeerstechnische maatregelen in de wijk aan te brengen. Het doel van deze maatregelen zou een verdere ontmoediging van verkeer in de wijk moeten zijn. Dit betreft overigens het verkeer door de wijk in algemene zin en heeft niet rechtstreeks te maken met de komst van het uitvaartcentrum. Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
16
4. Tolhuis 5308
1
Samenvatting zienswijze
Reactie
Volgens de indiener gaat men voorbij aan het feit dat de Staddijk in de zomer maanden zeer intensief wordt gebruikt door recreanten.
Zowel de gemeente Nijmegen als Dela zijn ervan bewust dat de Staddijk soms zeer intensief wordt gebruikt door recreanten. Deze situatie komt naar schatting enkele weken per jaar voor tijdens goed zomerweer. De Staddijk krijgt een verkeersveilige inrichting welke voldoet aan de richtlijnen van het CROW. Na deze herinrichting zullen recreanten en bezoekers van het uitvaartcentrum de weg gelijktijdig op een veilige manier kunnen gebruiken.
2
Wanneer er een crematie begint of eindigt worden deze mensen geconfronteerd met recreanten, dit is een onwenselijke situatie. De situatie is in dat geval respectloos naar de overledenen en zijn/haar gevolg.
Bezoekers van het rouwcentrum zullen veelal met de auto via de Staddijk naar het parkeerterrein op het perceel van de Dela rijden. Daar aangekomen kunnen ze in stilte naar het gebouw wandelen. Tijdens deze wandeling zullen ze niet geconfronteerd worden met recreanten. Dat rouwende mensen in hun auto voorbij rijden aan een stroom recreanten wordt door Dela als acceptabel gezien. Vooral ook omdat deze recreantenstromen zich met name concentreren in de enkele weken per jaar dat er echt goed weer is. Vanuit het perspectief van de recreanten kan moeilijk hard worden gemaakt dat een aantal passerende auto’s met rouwende mensen een onevenredige hinder geven voor de beleving van de recreanten.
3
Is er genoeg plaats voor een groot crematorium in Nijmegen? Er is namelijk al een uitstekende locatie aan Burgemeester Daleslaan. En een vergelijkbare opstelling als locatie Burgemeester Daleslaan is niet te realiseren op de locatie aan de Staddijk.
In fysieke zin is er op de nieuwe locatie voldoende ruimte voor het bouwen van de uitvaartfaciliteit. Een uitvaartcentrum met crematoriumfaciliteiten is primair een maatschappelijke voorziening waarvoor de gemeente Nijmegen geen economisch beleid heeft opgesteld. Toch is het van belang om te beoordelen wat de effecten zullen zijn van de vestiging van een uitvaartcentrum op deze locatie. In een bestemmingsplanprocedure kunnen volgens vaste rechtspraak
17
alleen ruimtelijk relevante argumenten worden aangevoerd. Concurrentiebelangen spelen geen rol. Dat betekent dat het enkele feit dat door de komst van een concurrerende voorziening er overaanbod in het verzorgingsgebied zal ontstaan en dientengevolge er zelfs een bestaande voorziening zou moeten sluiten, in beginsel niet relevant is. Enkel indien dit tot gevolg zou hebben dat het voorzieningenniveau duurzaam ontwricht raakt, is dit ruimtelijk wel relevant. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 september 2013 (201208105/1/R2) is dit nog verder aangescherpt dat ontwrichting alleen kan spelen bij voorzieningen in de eerste levensbehoeften. Inzake sportscholen, crematoria, speelgoedwinkels etc. kan van ontwrichting geen sprake meer zijn. Door de indiener wordt niet aangetoond dat door onderhavige ontwikkeling er leegstand bij een concurrent ontstaat welke leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het ondernemersklimaat dan wel dat enkel dit gevolg intreedt. Om toch duidelijk zicht te krijgen op de effecten is een Distributie Planologisch Onderzoek (DPO) uitgevoerd. Uit dit DPO blijkt dat er nog ruimte is op de markt. Door een toenemende vergrijzing is dit bovendien een "groeimarkt" waardoor er in de toekomst meer capaciteit nodig zal zijn. Het is waarschijnlijk dat de vestiging van dit uitvaartcentrum een impact zal hebben op de reeds aanwezige uitvaartfaciliteiten. Dit geldt vooral in de nabije toekomst als de groei van de markt nog niet volledig doorgezet is. De gemeente mengt zich in principe niet in concurrentieverhoudingen tussen bedrijven maar richt zich op een goede ruimtelijke ordening. Uit het DPO blijkt dat het erg onwaarschijnlijk is dat toevoeging van het onderhavige uitvaartcentrum zal leiden tot onaanvaardbare leegstand danwel duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur op het vlak van de lijkbezorging. 4
De ingang zou gesitueerd moeten worden midden op de Streekweg.
Zie zienswijze 1 onder 1.
5
Buurtbewoners krijgen te maken met de uitstoot van fijnstof. Tijdens de bijeenkomst werd uitgelegd, dat er toezicht en onderhoud is om de uitstoot onschadelijk te maken. indiener wil meer zekerheid dan alleen de uitleg tijdens de bijeenkomst.
Zie zienswijze 2 onder 3.
18
6
Het zou ideaal zijn om het uitvaartcentrum te situeren op een plaats waar niemand enig hinder ondervind van de faciliteit.
Net zoals bij de meeste ontwikkelingen zal het ook voor het uitvaartcentrum waarschijnlijk niet mogelijk zijn een locatie te vinden waar niemand er enige hinder van ondervind. Door de rustige groene ligging is de locatie aan de Staddijk wel geschikt voor de geplande functie als uitvaartcentrum. De verwachting is dat door deze locatie te gebruiken er geen onaanvaardbare hinder zal optreden. Het terrein zal bovendien een landschappelijk hoogwaardige groene invulling krijgen en deels voor het publiek toegankelijk zijn en daarmee een uitloopfunctie hebben voor de omgeving. Hiermee geeft de planontwikkeling ook een positieve impuls aan het gebied.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
19
5. Crematorium Jonkerbos Samenvatting zienswijze
Reactie
1
Indiener heeft eerder een brief gestuurd met als doel te voorkomen dat de gemeente toezeggingen zou doen. Er wordt de conclusie getrokken dat er toch mogelijk reeds toezeggingen zijn gedaan vanuit de gemeente Nijmegen aan Dela.
De gemeente heeft in 2013 een grondovereenkomst gesloten met DELA voor het perceel waarvoor nu het ontwerpbestemmingsplan ter visie heeft gelegen. Deze overeenkomst is onder voorbehoud dat planologische basis ontstaat voor de afgifte van een omgevingsvergunning.
2
Indiener heeft begrip voor vrije markt werking, maar met uitvaartverzekeringen is er geen sprake van vrije marktwerking.
Allereerst wordt verwezen naar de reactie hiervoor onder 4.3. Indiener maakt een opmerking over het ontbreken van vrije marktwerking. Vrije marktwerking is een aspect dat buiten deze planologische procedure valt en waar de gemeente geen rol in heeft. Door indiener wordt weliswaar gesteld dat er minder crematies in de eigen faciliteit zullen plaatsvinden echter door indiener is niet aangetoond dat zijn voorziening geheel verdwijnt en er dientengevolge leegstand ontstaat. Daarenboven houdt de verzekerde van Dela de mogelijkheid om gebruik te maken van de al bestaande faciliteit zodat het verlies aan crematies niet zo groot zal zijn als indiener aangeeft. Het is mede daarom niet aannemelijk dat door de nieuwbouw van Dela leegstand ontstaat. Het onderhavige initiatief zelf is als zodanig maatschappelijk en economisch uitvoerbaar.
3
Door de ontwikkelingen zouden er minder crematies uitgevoerd worden in crematorium Jonkerbos, dit betekent een verlies van arbeidsplaatsen.
Allereerst wordt verwezen naar de reacties hiervoor onder 4.3 en 5.2. Het kan wellicht zo zijn dat er arbeidsplaatsen verdwijnen. Het onderhavige initiatief levert ook weer arbeidsplaatsen op. Er is geen reden aan te nemen dat er netto minder arbeidsplaatsen over zullen blijven.
4
Er is geen enkele objectieve reden is voor het toevoegen van een tweede crematorium binnen de gemeente Nijmegen.
Het betreft een privaat initiatief waarvan de gemeente dient te beoordelen of het ruimtelijk inpasbaar is. Die beoordeling heeft plaatsgevonden waarbij de gemeente na afweging van al hetgeen relevant daarbij is, tot de conclusie is gekomen dat het initiatief ruimtelijk inpasbaar is en niet in strijd is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
5
Verzoek om de crematorium functie uit de uitvaartfaciliteit te halen.
Het totale plan is beoordeeld en voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De gemeente is niet voornemens om aan dit verzoek te voldoen.
20
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
21
6. Tolhuis 6552
1
Samenvatting zienswijze
Reactie
Door de in-/uitgang aan de Staddijk te situeren, kunnen er met name in de zomermaanden conflicterende situaties ontstaan tussen uitvaartbezoekers en recreanten.
Zowel de gemeente als Dela zijn ervan bewust dat de Staddijk soms zeer intensief wordt gebruikt door recreanten. Deze situatie komt naar schatting enkele weken per jaar voor tijdens goed zomerweer. De Staddijk krijgt een verkeersveilige inrichting welke voldoet aan de richtlijnen van het CROW. Na deze herinrichting zullen recreanten en bezoekers van het uitvaartcentrum de weg gelijktijdig op een veilige manier kunnen gebruiken. De Staddijk kan het aanbod verkeer 700 mvt/dag op een verkeersveilige manier verwerken.
2
Bestemmingsverkeer zal gebruik maken van de afvoerroutes door de wijken Tolhuis en Meijhorst. Wat voor gevolgen heeft dit voor het woongenot?
Door afspraken te maken met Dela en door de bewegwijzering via de Wijchenseweg te laten lopen wordt autoverkeer door de wijk zoveel mogelijk ontmoedigd. Hierdoor zal slechts een gedeelte van de extra verkeersbewegingen door de wijk rijden. Uit het uitgevoerde verkeersonderzoek blijkt dat het aantal verkeersbewegingen met 4-8 % toeneemt. Deze relatief beperkte toename zal niet leiden tot een onredelijke afname van woongenot in de wijken Tolhuis en Meijhorst.
3
Door verplaatsing van de in-/uitgang naar de noord – oost zijde van het terrein zal de ontsluiting voornamelijk via de Rosenburgweg gebeuren. Dit zal overlast in de wijken Tolhuis en Meijhorst verminderen.
Uit het uitgevoerde verkeersonderzoek blijkt dat het verschil in verkeersbewegingen door de wijk bij beide ontsluitingsopties nihil is. Beide opties zijn vanuit het aspect mobiliteit aanvaardbaar.
4
Dit zou ook kosten besparen, want in dat geval zou de Staddijk niet aangepast te hoeven worden.
In de bovenstaande reactie is toegelicht waarom er is gekozen voor ontsluiten via de Staddijk. Omdat de gemeente wenst een goede ruimtelijke ordening te bewerkstelligen voor alle belanghebbenden, wordt er gekozen voor het aanpassen van de Staddijk om een veilige verkeerssituatie te realiseren. De gemeente heeft met de wijkplatforms afgesproken hen te betrekken bij de verdere planvorming en uitwerking van deze herinrichting van de Staddijk
22
5
Indiener zou de toegestane bouwhoogte van 9 meter willen limiteren tot enkel de afscheidsruimte. Zodat verhogingen op andere delen niet mogelijk zijn.
Het is nooit de intentie geweest een groter bouwplan mogelijk te maken dan dat gepresenteerd is op de informatieavonden. In het ontwerpbestemmingsplan wordt dit echter niet onmogelijk gemaakt. Om deze mogelijkheid toch uit te sluiten is de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan aangepast. Op de aangepaste verbeelding zijn gedifferentieerde maximale bouwhoogten opgenomen. De nieuwe maximale bouwhoogten sluiten beter aan bij het concept bouwplan en laten geen ruimte over voor significante uitbreidingen zonder dat daarvoor een nieuwe planologische procedure noodzakelijk is.
Conclusie: Naar aanleiding van deze zienswijze is de verbeelding van het bestemmingsplan aangepast.
23
7. Nijmeegse Onafhankelijke Partij en Pacifistische Socialistische Partij ’92 Samenvatting zienswijze
Reactie
1
ONP/PSP’92 kan instemmen met het plan wegens goed en constructief overleg met de bewonersgroepen.
De gemeente en Dela hebben gedurende de voorbereiding van het bestemmingsplan getracht de bewoners van het Stadsdeel Dukenburg zo goed mogelijk te betrekken. Het is goed om te zien dat dit zo positief ervaren wordt.
2
Indieneer geeft aan dat het behouden van een uitvaartfaciliteit voor Nijmegen van belang is en dat het plan goed inpasbaar is in de wijk Meijhorst en Tolhuis.
Deze positieve zienswijze wordt gewaardeerd en verder ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
24
8. Toevoeging zienswijze Meijhorst 9321 Samenvatting zienswijze
Reactie
1
Met betrekking tot specifiek de eigen woonsituatie, wordt er veel geluidsoverlast ervaren van het verkeer in de nabije omgeving.
Zie zienswijze 2 onder 4.
2
Er zijn zorgen over de luchtkwaliteit, met name over de hoeveelheid fijnstof en andere schadelijke stoffen.
Zie zienswijze 2 onder 3.
3
De mooie natuur in de omgeving wordt meer belast. Is de Flora en Fauna wet van toepassing?
Bij de inrichting van het terrein is nadrukkelijk rekening gehouden met het behoud van natuurwaarden. Het behoud van bos aan de noordzijde van het perceel is bijvoorbeeld één van de redenen waarom gekozen is voor een ontsluiting aan de Staddijk. De Flora en Fauna wet is van toepassing. Om te toetsen of het bestemmingsplan niet in strijd is met deze wetgeving is een “Quick Scan Flora- en Faunawet” uitgevoerd (Tauw, 19 juni 2013). De conclusie van dit rapport is dat er redelijkerwijs te verwachten is dat het bestemmingsplan kan worden uitgevoerd zonder overtreding van de Floraen Faunawet.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
25
Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Bestaande situatie Toekomstige situatie Stedenbouw
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Sectoraal beleid Economie Verkeer Milieu Water Natuur & Landschap Archeologie en Cultuurhistorie
10 10 10 12 22 32 38
Hoofdstuk 3 3.1 3.2
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
41 41 41
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3
Vooroverleg Ministerie I&M Provincie Gelderland Waterschap
42 42 42 42
Regels
7 7 7 8 9
44
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
46 46 56
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Bos Groen Maatschappelijk
59 59 61 62
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Overige regels
64 64 65 66 67 67
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 11 Overgangsrecht Artikel 12 Slotregel
68 68 69
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
3
4
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Toelichting
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
5
6
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Uitvaartcentrum Dela is op dit moment gevestigd aan de burgemeester Daleslaan, centraal in Nijmegen. Met ingang van 1 januari 2016 verdwijnt Dela van deze locatie, omdat de huur door de verhuurder is opgezegd. Op verzoek van Dela is de gemeente op zoek gegaan naar een nieuwe locatie. Nu sprake is van een nieuw gebouw op een nieuwe locatie bestaat tevens de wens een crematorium aan dit uitvaartcentrum toe te voegen, waardoor een complete uitvaartfaciliteit ontstaat.
1.2
Bestaande situatie
Het plangebied voor de nieuwe locatie van de uitvaartfaciliteit va Dela betreft een L-vormig perceel van circa 50.000 m2, gelegen aan de Staddijk in het stadsdeel Dukenburg. Dukenburg ligt in het zuidwesten van de stad, voorbij het Maas-Waalkanaal. In de jaren 60 is de keuze gemaakt om voor de grootschalige uitbreiding van Nijmegen de sprong over het kanaal te maken. In Dukenburg is wonen, met zo'n 24.000 inwoners in zeven wijken, de belangrijkste functie. Vanwege de grote afstand tot het stadscentrum kent Dukenburg een eigen voorzieningenpakket: scholen, winkels, wijkcentra, sportvoorzieningen etc.
Locatie uitvaartfaciliteit aan de westrand van Dukenburg. Aan de westzijde van het gebied ligt de geluidswal van de A73. Aan de noordzijde van het plangebied ligt een populierenbosje en aan de oostzijde is een scholencomplex gesitueerd. Het plangebied zelf is op dit moment een braak liggend ruig terrein. De locatie maakt onderdeel uit van stads-en sportpark Staddijk, een belangrijk groen uitloopgebied voor stadsdeel Dukenburg.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
7
1.3
Toekomstige situatie
In het plangebied wordt een nieuwe uitvaartfaciliteit gerealiseerd. Hiervoor is een stedenbouwkudig ontwerp uitgewerkt, zowel voor het gebouw als voor de buitenruimte. Het gebouw is geprojecteerd in een L-vorm in de noordwesthoek van het perceel. Belangrijk uitgangspunt daarbij was dat het gebouw en de buitenruimte op elkaar zijn afgestemd en passen in de omgeving. Ten zuiden van het plangebied, in het stadspark Staddijk is een belangrijke waterpartij aanwezig. Voor de benodigde waterberging binnen het plangebied is een nieuwe waterpartij ontworpen die qua vorm goed aansluit op de bestaande waterpartij in het stadspark. Tevens zorgt deze waterpartij voor een duidelijke afscherming tussen het openbare deel van het terrein (met daarin een wandel-fietsroute) en het privé-gedeelte. Het privégedeelte van de uitvaartfaciliteit wordt in de avond- en nachtperiode afgesloten middels een toegangspoort aan de Staddijk. Bij binnenkomst ligt aan de oostzijde een parkeerterrein ruimte voor ca. 100 voertuigen in een groene setting die aansluit op de totale groenstructuur van het gebied en de omgeving. Vanaf het parkeerterrein naar de uitvaartfaciliteit wordt een bezinningsruimte gecreëerd. Daarmee wordt een heldere indeling gemaakt tussen de parkachtige setting van de entreezone enerzijds en het natuurlijke karakter dat past bij de omgeving. Het bestaande bosgebied in het noordoostelijk deel van het plangebied wordt omgevormd en krijg een meer natuurlijk karakter met daarin functies als urnentuin. Aan de zuidzijde, zijn de strooivelden gepland. Bij de vormgeving van het gebouw is optimaal rekening gehouden bij de ligging in de omgeving. Aan de voorzijde heeft het een open uitstraling (entreegebied). Ondersteunende functies (zoals kantoren) zijn gepland aan de achterzijde. Hier zijn de gevels meer gesloten. Vanuit de aula en de koffiekamers is een directe verbinding met de parkachtige buitenruimte. Het gebouw krijgt een duurzaam ecologisch karakter.
De nieuwe uitvaartfaciliteit geprojecteerd in haar omgeving.
8
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.4
Stedenbouw
Belangrijk uitgangspunt is dat er een terrein van minimaal 1 hectare is, bij voorkeur gelegen in een groene landschappelijke setting die goed bereikbaar en eenvoudig te vinden is. Het plangebied aan de Staddijk voldoet aan deze uitgangspunten. Door de realisatie van een uitvaartfaciliteit in het groen ontstaat op dit braakliggend terrein de mogelijkheid om de parkachtige sfeer van de Staddijk te continueren en een groene verbinding te maken tussen het bestaande park en het populierenbosje, ten noorden hiervan. Door het semi openbaar maken van het terrein worden recreatieve routes in het gebied verlengd. De ontsluiting van de uitvaartfaciliteit vindt plaats via de Staddijk, Streekweg en sluit daarna aan op de hoofdwegen van Nijmegen. Het bouwvolume is gezien de groote van het perceel van ondergeschikte aard en past gezien situering en omvang prima in deze rustige groene setting.
Concept inrichtingsplan uitvaartfaciliteit DELA Nijmegen
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
9
Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid 2.1
Economie
Een uitvaartcentrum met creamtoriumfaciliteiten is primair een maatschappelijke voorziening waarvoor de gemeente Nijmegen geen economisch beleid heeft opgesteld. Toch is het van belang om te beoordelen wat de effecten zullen zijn van de vestiging van een uitvaartcentrum op deze locatie. Om hier zicht op te krijgen is een Distributie Planologisch Onderzoek (DPO) uitgevoerd. Uit dit DPO blijkt dat er nog ruimte is op de markt. Door een toenemende vergrijzing is dit bovendien een "groeimarkt" waardoor er in de toekomst meer capaciteit nodig zal zijn. Het is waarschijnlijk dat de vestiging van dit uitvaartcentrum een impact zal hebben op de reeds aanwezige uitvaartfaciliteiten. Dit geldt vooral in de nabije toekomst als de groei van de markt nog niet volledig doorgezet is. De gemeente mengt zich in principe niet in concurrentieverhoudingen tussen bedrijven maar richt zich op een goede ruimtelijke ordening. Uit het DPO blijkt dat het erg onwaarschijnlijk is dat toevoeging van het onderhavige uitvaartcentrum zal leiden tot onaanvaardbare leegstand danwel duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur op het vlak van de lijkbezorging. Conclusie Het plan is vanuit economisch en ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar.
2.2
Verkeer
2.2.1
Bereikbaarheid
Verkeersontsluiting Het plangebied wordt omsloten door de A73, Staddijk en Streekweg. De A73 is een stroomweg en de Staddijk en Streekweg zijn gebiedsontsluitingswegen. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats aan de zijde van de Staddijk. In de huidige situatie is de rijbaan van de Staddijk voorzien van een smalle rijstrook voor gemotoriseerd verkeer en vrijliggend fietspad voor fietsverkeer in tweerichtingen. De rijstrook en het vrijliggende fietspad zijn door een verhoogde band van elkaar gescheiden. Deze situatie is gecreëerd toen deze route gebruikt werd voor de ontsluiting van de grondbank. Na het gereedkomen van de geluidwal langs de A73 is de verkeerssituatie echter niet meer naar de oorspronkelijke situatie teruggebracht. Met de komst van het uitvaartcentrum en crematorium en de hiermee gepaard gaande verkeersafwikkeling is een herinrichting van de Staddijk noodzakelijk. De rijstrook voor het gemotoriseerde verkeer is te krap voor een goede ontsluiting. In- en uitrijdend verkeer tussen de inrit van het plangebied en de Streekweg/Meijhorst 16e straat kan elkaar namelijk niet passeren maar moet op passeerstroken op elkaar wachten. Deze situatie is bij de vestiging van het uitvaartcentrum en crematorium niet acceptabel. De herinrichting wordt zodanig dat tegemoet komend gemotoriseerd verkeer elkaar kan passeren en het fietsverkeer veilig wordt afgewikkeld. Verkeersonderzoek In het najaar van 2013 heeft een verkeersonderzoek plaatsgevonden naar het doorgaand verkeer door de wijk en de effecten van de komst van uitvaartcentrum Dela. In deze toelichting wordt verder ingegaan op de effecten van de komst van het uitvaartcentrum. De onderzoeksresultaten voor het reeds bestaande doorgaande verkeer in de wijk zijn terug te vinden in het verkeersonderzoek.
10
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Uit het onderzoek blijkt dat de huidige etmaalintensiteiten (uitgedrukt motorvoertuigbeweging per etmaal) van de wegen in de omgeving bedragen:
in
Streekweg 4272 Meijhorst 14e straat 7543 Meijhorst 16e straat 4699 Meijhorst 60e straat 6278
De komst van Dela leidt tot een verkeerstoename in de wijk Meijhorst. Dela gaat uit van een maximum toename van 700 motorvoertuigen tussen 9.00 en 18.00 uur. Afhankelijk van de herkomst maakt dit verkeer gebruik van de route van Rosenburgweg - Streekweg - Staddijk of de route van Apelterenweg - Meijhorst 60e straat - Meijhorst 14e straat - Meijhorst 16e straat - Staddijk. De toename van de verkeersintensiteit door de vestiging van het uitvaartcentrum en crematorium bedraagt circa 700 ritten per etmaal (komen en gaan van een voertuig betekent 2 ritten). Naar verwachting maakt 50% van dit verkeer gebruik van de Streekweg en 50% van de route Meijhorst 16e straat. Dit betekent dat de verkeersintensiteit op de:
Streekweg verhoogt van 4272 naar 4649, een toename van 8%; Meijhorst 16e straat verhoogt van 4699 naar 5022, een toename van 7%; Meijhorst 14e straat verhoogt van 7543 naar 7866, een toename van 4%; Meijhorst 60e straat verhoogt van 6278 naar 6601, een toename van 5%.
Gezien de inrichting van de betreffende wegen en kruisingen vormt deze toename van de etmaal intensiteiten geen probleem voor verkeersveiligheid, leefbaarheid en verkeersafwikkeling. Openbaar vervoer Het plangebied ligt in de zone rest bebouwde kom en is hierdoor minimaal voor het openbaar vervoergebruik ontsloten. De haltevoorzieningen liggen op grote loopafstand en bevinden zich op de van Rosenburgweg, Tolhuis 11e straat en Meijhorst 13e straat. Gebruik van openbaar vervoer is altijd zeer laag bij dit soort voorzieningen en verkleining van de loopafstand draagt dan ook niet bij aan een hoger gebruik.
2.2.2
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". De parkeernormen voor de verschillende functie bedragen:
kantoor 2,75 pp per 100m2 bruto vloeroppervlak crematorium 22,5 pp per gelijktijdige crematie Uitgaande van het beoogde plan zijn de volgende parkeerplaatsen benodigd: crematorium grote aula 2 diensten achter elkaar 2 x 22,5 pp = 45 pp (overdag) crematorium kleine aula 1 dienst 1 x 10 pp = 10 pp (overdag) familiekamers 4 x 10 pp = 40 pp ('s-avonds) familiekamers overdag 50% = 20pp (overdag) kantoor 150m2 1,5 x 2,75 pp = 5 pp (overdag) personeel uitvaartcentrum en crematorium 15 x 0,8 pp = 12 pp (overdag en 's avonds)
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
11
Dit betekent dat overdag gemiddeld 92 parkeerplaatsen benodigd zijn en 's-avonds 52. Met de aanleg van circa 100 parkeerplaatsen voldoet de planontwikkeling aan de parkeereis. Er is binnen het plangebied voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voldoen aan deze parkeereis. De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan de dan geldende normen. 2.2.3
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategoriseringskaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. De Streekweg, Meijhorst 14e, 16e en 60e straat zijn gebiedsontsluitingswegen. De Streekweg en Meijhorst 16e straat zijn een GOW-basis en de Meijhorst 14e en 60e straat een GOW-min. Voor deze wegen geldt 50 km/h. Voor het gedeelte van de Staddijk tussen tunneltje A73 en Streekweg geldt nu nog 50 km/h. maar kan 30km/h worden, maar dit is afhankelijk van de inrichting van de weg.
2.3
Milieu
2.3.1
Bedrijvigheid
In de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009" zijn richtafstanden opgenomen voor geur, geluid, stof en gevaar. Voor het bepalen van richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen; Richtafstanden hebben zoals aangegeven in de VNG brochure betrekking op de omgevingstypen als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'; De richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van bedrijfsactiviteiten; Activiteiten waarbij ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten [productie, opslag, kantoren, parkeerterrein] aanwezig zijn kunnen deze als afzonderlijke te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteiten binnen zones met een verschillende milieucategorie.
Voor een scala aan milieubelastende activiteiten die zijn gerangschikt naar SBI-code zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk [verwezen wordt naar lijst 1 in bijlage 1 van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering, editie 2009]. In die lijst wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar en van de indices voor verkeer aantrekkende werking, bodem. Lucht en visueel. De grootste van de vier afstanden voor relevante milieuaspecten is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Voor de te hanteren richtafstanden is het type omgeving bepalend. De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies zoals bedrijven en kantoren voor. Langs de randen [in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties] is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied [eventueel inclusief verblijfsrecreatie], een stilte gebied pof een natuurgebied.
12
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
De richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming die bedrijven of andere milieubelastende functies toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan mogelijk is. De gegeven afstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen; geringe afwijkingen in de lokale situatie zijn mogelijk. De richtafstanden voor de bedrijfstypen zijn afgeleid van de aanvaarde normen voor emissies door milieubelastende activiteiten, de voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor immissies bij woningen en andere milieugevoelige bestemmingen. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Zonder dat het ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Hindercontouren Voor het crematorium in bijlage 1 van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering editie 2009 onder SBIcode -2008 96032 gelden de volgende contouren voor: Geur
1.
: 100 meter Stof : 10 meter Geluid : 30 meter Gevaar : 10 meter
De grootste afstand is bepalend en in het geval van een crematorium is dit de geurcontour, 100 meter. De milieucategorie die bij deze afstand hoort is milieucategorie 3.2 cf. de “Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, Editie 2009, Bedrijven en milieuzonering”. Geur, richtafstand 100 meter In het algemeen zijn de genoemde afstanden in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009" richtafstanden en geen harde afstandseisen. Aanvaarde normen voor emissies liggen hieraan ten grondslag. Eisen voor emissies naar de lucht liggen vast in voorschriften in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de bijbehorende Ministeriele regeling. Crematoria vallen onder de werkingssfeer van het genoemde besluit en de regeling en zijn aan te merken als type B-inrichtingen en daarmee melding plichtig volgens de Wet milieubeheer. Crematoria moeten zich aan de voorschriften houden waar het gaat om emissie van luchtverontreinigende stoffen afkomstig van verbranding van het aangebodene maar ook van het verbrandingsproces. Naverbrandingstechnieken zijn in de voorschriften van het Activiteitenbesluit opgenomen waaraan voldaan moet worden. De aangegeven richtafstanden in de VNG brochure dateren van 2009. De huidige eisen voor emissie, die staan weergegeven in het Activiteitenbesluit, voldoen aan BBT, de laatste stand der techniek. In die zin kan van de aangegeven richtafstand eventueel worden afgeweken. Noot hierbij is dat het crematorium aan de [emissie] eisen in het activiteitenbesluit dient te voldoen. Besluit op de lijkbezorging De richtlijn van het Besluit op de lijkbezorging staat niet toe dat geur geëmitteerd wordt. Cremeren vereist een optimale verbrandingstechniek: het is gewenst om het verbrandingsproces zo te laten plaatsvinden dat zintuiglijk buiten de verbrandingsruimtes niets waarneembaar is. Dat betekent dat geen zichtbare rook uit de schoorsteen mag komen en er geen geur verspreid mag worden.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
13
Door het uitvoeren van proeven is gebleken dat het mogelijk is om een crematieproces nagenoeg reukloos en geurloos te laten verlopen. Basis hiervoor ligt in optimale verbrandingscondities zowel in de oven als in de naverbrandingstechniek. Ten aanzien van het voorkomen van rook en geuroverlast zij in het Besluit op de lijkbezorging bepalingen genoemd waaraan het aangebodene [kist] dient te voldoen. De houder van een crematorium dient ook daarop toe te zien. Ten aanzien van stoffen die geëmitteerd worden bij het verbrandingsproces dient in de bedrijfsvoering dan ook aan voorwaarden te worden voldaan. Die voorwaarden staan, zoals eerder genoemd, beschreven in het Activiteitenbesluit en de ministeriele regeling. Afstanden van de grens van de inrichting tot bewoonde omgeving Vanuit de aangeleverde informatie is bij benadering de afstand gemeten tussen de grens van het gebouw en de omliggende bewoonde bebouwing. Aan de noordzijde bedraagt de afstand ongeveer 240 meter naar de woonwagens op de Teersdijk die nagenoeg grenzen aan de A73. De afstand naar de woonwagens boven het bosgebiedje bedraagt ongeveer 190 meter. Aan de oostzijde bedraagt de afstand naar de bewoonde bebouwing in wijkdeel Tolhuis 345 meter. Conclusie Dit betekent dat het crematorium ruimschoots kan voldoen aan de richtafstand geur van 100 meter zoals aangegeven in de VNG-brochure.
2.3.2
Bodem
Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom wordt de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan beoordeeld. De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende bodemonderzoeken:
Bodemonderzoek Teersdijk te Nijmegen, Tauw B.V., projectnummer 4551124, d.d. 10 december 2007; Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen, Envita Nijmegen B.V., rapportnummer 202858-1-/R01, d.d. 28 maart 2013 (actualisatie bodemonderzoek 2007); Aanvullend bodemonderzoek Staddijk te Nijmegen, MWH B.V., projectnummer M13B0184, d.d. 30 juli 2013 (ter plaatse van toekomstige bouwlocatie).
Conclusies bodemonderzoeken Toekomstige locatie gebouw In de grond zijn geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten. Deze verontreiniging vormt geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie als uitvaartfaciliteit. In de bovengrond (0 tot 0,5 meter diep) is geen asbest aangetoond.
14
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Overig terrein In de grond zijn plaatselijk lichte verontreinigingen gemeten. In het grondwater zijn lichte tot matige verontreiniging met barium, zink, nikkel en/of arseen aangetoond. Dit betreft van nature aanwezige verhoogde achtergrondgehalten. De lichte en matige (grondwater) verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie als uitvaartfaciliteit. In de opgeboorde grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Op het zuidelijk deel van de locatie wijkt de bodemkwaliteit plaatselijk af. Hier is namelijk een geval van ernstige bodemverontreiniging met zink aangetoond (zie afbeelding).
Globale weergave zinkverontreiniging
De omvang van de verontreiniging wordt geschat op ca. 120 m³. Deze verontreiniging bevindt zich niet ter plaatse van de geplande bouwlocatie, parkeerplaatsen en toegangsweg. Op basis van de nu bekende gegevens is een risicobeoordeling uitgevoerd. Er blijkt geen sprake te zijn van actuele risico's voor mens, milieu of onacceptabele verspreiding van de verontreiniging. Een spoedeisende sanering van de verontreiniging is daarom niet aan de orde. Sanering kan plaatsvinden op een 'natuurlijk moment'. De zinkverontreiniging in de bovengrond zal niet tot nauwelijks uitlogen naar de onderliggende kleilaag. Verdere uitloging vanuit de kleilaag naar het grondwater is zeer onwaarschijnlijk. In de laaggelegen wijken aan de westrand van Nijmegen worden vaak licht verhoogde gehalten aan, met name, barium, zink, nikkel en/of arseen in het grondwater
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
15
gemeten. Het betreft van nature verhoogde gehalten. De op het perceel aanwezige zinkverontreiniging zal geen significante impact hebben op de kwaliteit van het grondwater in het gebied. Bij het realiseren van de uitvaartfaciliteit op de locatie worden zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.
2.3.3
Geluid
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitvaartcentrum mogelijk. Een crematorium is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Ook andere geluidgevoelige bestemmingen zijn enkel toegestaan voor zover voldaan wordt aan de eisen van de Wgh. Dit betekent dat de Wet geluidhinder voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. Een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting binnen het bestemmingsplangebied vanwege het wegverkeer van de omliggende wegen is daarom niet vereist. Vanuit het oogpunt van een fatsoenlijke en respectvolle bedrijfsvoering heeft de intitiatiefnemer aangegeven akoestische maatregelen te nemen om de geluidsniveau's binnen het pand laag te houden.
2.3.4
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteits-eisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen lucht-kwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten: a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit; b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. Op basis van het verwachte aantal crematies en gemiddelde aantal bezoekers per crematie, verwacht DELA door dit plan op de aan- en afrijroute (Staddijk en Streekweg) maximaal 500 extra verkeersbewegingen per dag. Voor de toetsing van het plan is de Regeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen luchtkwaliteitseisen van belang. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In de regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is daarom NIBM en het hoeft niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
16
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Met de AMvB "Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven en verzorging-, verpleegen bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien. Het plan voor een uitvaartcentrum valt niet onder het begrip gevoelige bestemmingen. Daarom vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.
2.3.5
Externe veiligheid
Pompstation aan de Wijchenseweg Voor LPG-pompstation TEXACO aan de Wijchenseweg nummer 1 gelden contouren i.v.m. de aflevering van LPG. Voor dergelijke inrichtingen geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen. In dit externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen begrippen plaatsgebonden risico PR en groepsrisico GR. Normering van PR garandeert de basisveiligheid van personen in de omgeving van een risicobron. Dit risico laat zich ruimtelijk vertalen omdat er afstandseisen gelden. Daardoor kan er een contour ronde inrichting worden getrokken die de omvang van het risico aangeeft. Het LPG station aan de Wijchenseweg betreft een categorie A wat betekent dat de doorzet LPG maximaal 1000 m3 per jaar mag zijn. Voor categorie A LPG-pompstations geldt een minimale afstand van 45 meter van af het LPG-vulpunt tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten waarbij voldaan wordt aan de grenswaarde 10 -6 per jaar, onderscheidenlijk de richtwaarde 10-6 per jaar. De plaatsgebonden risicocontouren PR10-6 van het LPG-station zijn als volgt: Reservoir : 25 meter [middelste rode cirkel] Vulpunt : 45 meter [grootste rode cirkel] Afleverzuil : 15 meter [kleinste rode cirkel]
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
17
Het invloedsgebied [groene cirkel] bedraagt 150 meter De afstand van de grens van het invloedsgebied van LPG-pompstation Wijchenseweg naar de grens van de inrichting bedraagt ongeveer 900 meter. Conclusie De beoogde locatie voor het crematorium bevindt zich900 meter buiten de grens van het invloedsgebied van het LPG-pompstation. Het ondervindt geen hinder van het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied van het LPG-pompstation aan de Wijchenseweg.
Transportassen Ten westen van de beoogde locatie ligt de A73. Dit is een route waar gevaarlijke stoffenvervoer plaats vindt en daardoor dient rekening te worden gehouden met de veiligheidszone. De plaatsgebonden risicocontour [PR 10-6] van de A73 vanwege vervoer gevaarlijke stoffen bedraagt 13 meter, gemeten vanaf de grens van het asfalt aan de zijkant van de weg. Groepsrisico dient te worden verantwoord als sprake is van een verblijf voor minimaal 10 personen. Het onderhavige bestemmingsplan betreft in dit geval geen permanente bewoning van tien mensen of meer; in die zin is geen verantwoording groepsrisico noodzakelijk [Besluit externe veiligheid].
18
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Het invloedsgebied vanwege het vervoer van brandbare gevaarlijke stoffen over de A73 bedraagt 30 meter. In de afbeelding is de rode lijn het invloedsgebied van 30 meter vanaf de grens van het asfalt aan de zijkant van de weg, de blauw gearceerde contour geeft de risicocontour weer van 13 meter. Conclusie Het invloedsgebied van de verkeersader vormt geen belemmering van uit het aspect externe veiligheid voor de ontwikkeling van de locatie.
Hogedruk aardgasleiding Ten zuiden van de beoogde locatie loopt een hoge druk aardgastransportleiding. De 0% 100% lethaalzone van deze leiding blijft ten zuiden van de beoogde locatie. Door de ligging van de gasleiding ten opzichte van de geplande bebouwing vormt de leiding geen belemmering voor de ontwikkeling van de locatie. Hoogspanningskabel Parallel langs de Streekweg loopt een hoogspanningskabel van 150 kV. In de buurt van bovengrondse hoogspanningskabel is sprake van een elektromagnetisch veld. Elektromagnetische straling leidt mogelijk tot een verhoogd leukemierisico bij kinderen. Daarom is door het Ministerie van I&M beleid ontwikkeld dat is gebaseerd op het voorzorgprincipe. Uitgangspunt van dit beleid rondom hoogspanningsleidingen dat een magneetveldzone wordt vastgelegd waarin geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Het uitvaartcentrum is geen kwetsbaar object omdat hier geen mensen permanent verblijven. Tevens is de afstand tot de Kabel (190m) te groot voor een daadwerkelijke impact.
2.3.6
Fysieke veiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
19
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de situering van gebouwen geen beperkingen worden geconstateerd. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden. Bluswatervoorziening De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor de panden minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. Hiervoor zal een extra voorziening in het plangebied aangelegd moeten worden. Op basis van het huidige plan zijn er geen beperkingen, behoudens het hierboven genoemde aandachtspunt. Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Een onafhankelijke, tweede, onsluitingsroute heeft de voorkeur van de brandweer. Indien dit om andere redenen niet wenselijk is, en er sprake is van doodlopende wegen, dan dient er een keervoorziening aangelegd te worden. Op basis van het huidige plan zijn er geen beperkingen, behoudens de hierboven genoemde aandachtspunten. Conclusie De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
20
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2.3.7
Klimaat
Algemeen De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren. Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
Uitvaartfaciliteit van Dela De ontwikkelaar van de uitvaarfaciliteit duurzaamheidsaspecten toe te zullen passen:
heeft
aangegeven
onderstaande
Warmterugwinning Bij de ventilatie-installatie wordt warmteterugwinning toegepast zodat de warmte uit de retourlucht uit het pand gebruikt kan worden om de verse buitenlucht die gebruikt wordt om te ventileren te kunnen voorverwarmen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
21
Lage temperatuurverwarming De verwarmingsinstallatie wordt als lage temperatuur verwarming uitgevoerd waardoor de HR 107-ketels een hoger rendement halen. De warmte afgifte vindt plaats via vloerverwarming. Warmtepompen Voor de warmteopwekking wordt aanvullend op de verwarmingsketels warmtepompen voorzien. Hierbij wordt een warmtepomp gebruikt die ventilatielucht naverwarmd en een warmtepomp die middels binnendelen de ruimten verwarmd. Hierbij wordt gedurende het stookseizoen de warmte uit de opstelruimte van de crematieoven gebruikt om de andere ruimte te verwarmen. Heat-recovery Bij het crematieproces is het noodzakelijk dat er een filterinstallatie wordt geplaatst om te voldoen aan de emissie-eisen. Bij het filterproces komt een relatief grote hoeveelheid warmte vrij. Deze warmte kan worden benut om in een gedeelte van de benodigde warmte voor het gebouw te voorzien. Warmte koude opslag (WKO) De mogelijkheid bestaat om in watervoerende lagen warmte/koude op te slaan dat dan in een ander seizoen wordt gebruikt. Hiertoe dient de ondergrond geschikt te zijn, dit is op dit moment nog niet onderzocht. In de winter wordt water uit de watervoerende laag opgepompt staat zijn warmte af aan een warmtepomp die het water van de verwarmingsinstallatie in temperatuur verhoogd. Het afgekoelde grond water wordt op een andere locatie weer in de watervoerende laag gepompt. In de zomer wordt het afgekoelde water opgepompt en wordt de koude direct via een warmtewisselaar afgestaan aan de koelinstallatie. Het opgewarmde grondwater wordt weer in de watervoerende laag gepompt. Hierna herhaalt zich de cyclus. LED-verlichting De ruimte verlichting wordt middels LED-verlichting gerealiseerd. PV-panelen Middels PV-panelen kan in een gedeelte van het elektriciteitsgebruik worden voorzien.
2.4
Water
2.4.1
Inleiding
Als onderdeel van de watertoets zijn de volgende stappen doorlopen:
22
de huidige situatie en de (beleids)uitgangspunten van de waterbeheerders, gemeente Nijmegen en waterschap Rivierenland, zijn geïnventariseerd en geanalyseerd. Hiervoor zijn de (beleids)stukken van de waterbeheerders geraadpleegd en heeft overleg met de waterbeheerders plaatsgevonden; op basis van de huidige situatie en de (beleids)uitgangspunten zijn de uitgangspunten voor de waterparagraaf uiteengezet; op 22 november 2013 is deze notitie "Uitgangspunten waterparagraaf" voorgelegd aan de gemeente Nijmegen. De daaruit voortgekomen reacties zijn verwerkt in deze notitie; aansluitend heeft de gemeente de notitie ter controle voorgelegd aan het waterschap Rivierenland.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2.4.2
Huidige bodem- en watersituatie
Gebruik, topografie en maaiveldverloop Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit weide en bosschages (zie figuur 2.1). Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) blijkt het maaiveld grotendeels op NAP +7,0 tot +7,3 m te liggen (zie figuur 2.2). In de noordwesthoek loopt het maaiveld af tot circa NAP +6,8 m en in de zuidzijde loopt het maaiveld op tot circa NAP +8,2 m. Aandachtspunt is dat de AHN kan afwijken van de werkelijke maaiveldhoogte vanwege opgaande beplanting, bos en bebouwing.
Figuur: maaiveldverloop Bodemopbouw Volgens de Bodemkaart (Bodemdata NL) blijkt binnen het gebied een Poldervaaggrond voor te komen ontwikkelt in zware zavel. Daarnaast begint tussen de 0,4 en 1,2 meter minus maaiveld (m -mv) een laag met grof zand of grind van tenminste 0,4 m dik. In de zuidrand van het gebied is een TNO-boring (B46A1772) gelegen. Binnen deze boring be-staat de bodem uit een kleilaag van circa 0,8 m met daaronder zand tot in ieder geval 10 m -mv. Verder zijn geen gegevens van de bodem (opbouw, waterdoorlatendheid) voorhanden. Over de doorlatendheid van zand en klei kan globaal het volgende worden aangegeven:
(Fijn) zand: matig tot goed doorlatend, 0,1 tot 1,0 meter/dag (m/d); Grof zand: (zeer) goed doorlatend, groter dan 1,0 tot 10,0 m/d; Grind: zeer goed doorlatend, groter dan 10,0 m/d; Zandige klei, kleiner dan 0,1 tot 0,01 m/d; Klei: matig tot (zeer) slecht doorlatend, kleiner dan 0,01 m/d;.
Infiltratie en kwel Volgens de gegevens uit de Atlas Provincie Gelderland ligt het plangebied binnen een kwelgebied.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
23
Grondwaterstanden De wisseling in grondwaterstanden wordt uitgedrukt door middel van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Daarbij wordt de GHG vaak als maatgevende grondwaterstand gehanteerd voor de toetsing van het ontwerp. Volgens de Bodemkaart komt binnen het plangebied grondwatertrap VI voor. Dat een GLG bete-kent van 1,2 m -mv of dieper en een GHG van 0,4 tot 0,8 m -mv. Afgaand op een maaiveldni-veau van NAP +7,0 tot +7,3 m ligt de GHG op NAP +6,2/6,6 m tot NAP +6,5/6,9 m. Ten zuiden van het gebied zijn twee TNO-peilbuizen gelegen, B46A0771 en B46A1772 (zie figuur 2.3). Bij peilbuis B46A0771 ligt het maaiveld op NAP +7,42 m en zit de filterstelling op 1,58 tot 2,08 m -mv. Deze peilbuis is tussen 1980 en 2000 afgelezen. In de jaren van 1980 tot 1995 kende de grondwaterstand een oplopende trend. Tussen 1995 en 2000 is de grondwaterstand nagenoeg gelijk gebleven en varieerde deze tussen circa NAP +6,5 m tijdens de droge perioden en NAP +6,7 m tijdens de natte perioden. Bij peilbuis B46A1772 ligt het maaiveld op NAP +7,66 m en zijn twee filterstellingen aanwezig, waarvan één op 2,85 tot 3,85 m -mv en één op 9,0 tot 10,0 m -mv. De ondiepe filterstelling is tussen augustus 2012 en oktober 2013 afgelezen en de diepere tussen juni en oktober 2013. Ter hoogte van het ondiepe filter varieerde de grondwaterstand grotendeels tussen NAP +6,2 en +6,4 m met uitschieters richting NAP +6,45/+6,5 m en NAP +6,15 m. Ter hoogte van het diepere filter varieerde de grondwaterdruk tussen NAP +6,15 en +6,4 m, dat nagenoeg gelijk is aan de grondwaterstand ter hoogte van het ondiepe filter. Omdat peilbuis B46A0771 circa 20 jaar is afgelezen tot en met 2000 en peilbuis B46A1772 circa 1 jaar is afgelezen tot en met 2013 is het niet mogelijk om op basis hiervan een betrouwbare GLG en GHG te bepalen. Afgaand op de gegevens van de Bodemkaart en de peilbuizen is een voorzichtige schatting van de maatgevende grondwaterstand mogelijk van NAP +6,6 m. Gezien het peil in het nabijgelegen oppervlaktewater richting het noorden afloopt (zie paragraaf 2.5), loopt de grondwater mogelijk ook richting het noorden af. Oppervlaktewater Het plangebied valt binnen het beheergebied van het waterschap Rivierenland. Binnen het gebied is geen oppervlaktewater (watergangen, sloten, greppels, vijvers) aanwezig (zie figuur 2.4). Wel ligt ten westen van het gebied een A-watergang. Deze watergang en bijhorende beschermingszone (die vrijgehouden dient te worden) vallen volledig buiten het plangebied. Ten zuiden van de Staddijk is een grote vijver gelegen. Ten westen van de Rijksweg A73 ligt een waterplas.
24
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Figuur: Oppervlaktewater (bron: Legger-viewer Waterschap Rivierenland) Op aangeven van de gemeente blijkt in deze watergang, ter hoogte van het plangebied, een stuw aanwezig te zijn, die de scheiding vormt tussen twee peilgebieden (zie figuur 2.5). Ten noorden van de stuw ligt het zomerpeil op NAP +6,3 m en het winterpeil op NAP +6,0 m. Ten zuiden van de stuw ligt het peil hoger met een zomerpeil van NAP +6,6 m en een winterpeil van NAP +6,3 m. Keringen Binnen het plangebied is geen kern- of beschermingszone van een waterkering aanwezig. Kabels en leidingen Binnen het plangebied is geen afvalwaterriolering van de gemeente Nijmegen en geen persleiding van het waterschap gelegen. Ook in de Staddijk is geen riolering gelegen. De dichtstbijzijnde afvalwaterriolering ligt in het doodlopende deel van de Steekweg, gelegen ten oosten van het plangebied.
2.4.3
Beleid en uitgangspunten
Beleid algemeen Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Waterplan 2010-2015, het advies WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water, Provinciaal Waterplan Gelderland 2010-2015 en het Waterbeheerplan 2010-2015 van het waterschap. De belangrijkste gezamenlijke punten uit deze beleidstukken zijn dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening en dat de verdroging en wateroverlast bestreden dienen te worden. Hierna is dieper ingegaan op het beleid en de uitgangspunten van het waterschap en de gemeente en de beschermde gebieden. Beschermde gebieden Het plangebied is volgens de Waterverordening provincie Gelderland 2009 niet gelegen in een beschermingszone ten behoeve van natte landnatuur. Volgens de Provinciale Milieuverordening Gelderland 2009 is het gebied ook niet gelegen in een waterwingebied en beschermingszone ten behoeve van de drinkwaterwinning.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
25
Waterschap Rivierenland In de brochure "Partners in water - De watertoets in rivierenland" is aangegeven op welke wijze het waterschap Rivierenland uitvoering wil geven aan de watertoets. Peilers van het Waterschap zijn 'Waterneutraal inrichten' en 'Schoon inrichten'. Voor nieuwe woonwijken streeft het Waterschap naar een afwateringssysteem met maximale afkoppeling te komen, zodat 'schoon' hemelwater niet naar een rioolwaterzuivering wordt afgevoerd, maar via een alternatief systeem opgevangen en naar het grond- dan wel oppervlaktewater afgevoerd wordt. Om wateroverlast te voorkomen door de toename van verhard oppervlak, dient het verlies aan waterberging in de bodem gecompenseerd te worden. Compensatie is verplicht bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 binnen het stedelijk gebied of 1.500 m2 binnen het landelijk gebied. Tevens geldt voor de genoemde oppervlakken een eenmalige vrijstelling. Dat wil zeggen dat ze mogen worden afgetrokken van de totale toename aan verhard oppervlak. De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de landbouwkundige afvoer, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging binnen waterlopen en andere bergingsvoorzieningen. Voor plannen met een toename aan verharding tot 5 ha kan de vuistregel van 436 m3 per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. Hierbij is rekening gehouden met de regenbui die statistisch gezien 1 keer in de 10 jaar + 10% (T=10 + 10%). In de waterlopen binnen het beheersgebied van het Waterschap geldt een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m. Uitzondering daarop zijn de deelgebieden Alblasserwaard en Vijfheerenlanden waar een maximale toelaatbare peilstijging van 0,2 m geldt. Wanneer de waterberging binnen een voorziening als een wadi of infiltratieveld wordt gerealiseerd geldt de vuistregel 664 m3 per hectare verharding. Hierbij is rekening gehouden met de regenbui die statistisch gezien 1 keer in de 100 jaar + 10% (T=100 + 10%). De voorkeursvolgorde van het Waterschap voor de locatie van waterberging is als volgt:
Waterberging binnen het plangebied; Extra waterberging in uitbreidingsgebieden; Waterberging aan de rand van het stedelijk gebied; Benutten van bergingscapaciteit in het landelijk gebied; Bovendien geldt als uitgangspunt dat niet wordt benedenstroomsgebied.
afgewenteld
op
het
Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het Waterschap de trits: vasthouden/ infiltreren -bergen - afvoeren. Hierbij is de eerst genoemde het meest wenselijk en de laatst genoemde minst wenselijk. Op dit moment is de rioleringsnota "Samen door een buis" van toepassing. Lozing van het afstromende hemelwater op de bodem en op open water moet, voor wat de kwaliteit betreft, voldoen aan algemene regels, die zijn opgenomen in het Blbi en het Barim. Het waterschap houdt toezicht op deze regels, voor zover het lozingen op open water betreft. Een watervergunning voor het lozen, waarin de kwalitatieve aspecten worden geregeld, is niet meer nodig, indien voldaan wordt aan deze algemene regels. Een watervergunning blijft nodig als het gaat om de kwantitatieve effecten van het lozen vanaf nieuw verhard oppervlak op oppervlaktewater.
26
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Aanvullende randvoorwaarden zijn:
Ontwikkelingen dienen (grond)waterneutraal te zijn. Dit betekent dat een ontwikkeling geen nadelige effecten mag hebben op de (grond)waterhuishouding; Het oppervlak van eventueel te dempen watergangen dient gecompenseerd te worden; De aanleg van lange duikers voorkomen; Drooglegging van minimaal 0,7 m in watergang bij bui T=10 + 10%; Drooglegging van minimaal 0,0 m in watergang en wadi/infiltratieveld bij bui T=100 + 10%; De eis m.b.t. de drooglegging is op een wadi/infiltratieveld niet van toepassing, gezien de aanwezigheid van het hemelwater in een dergelijke voorziening van korte duur is. Er dient echter wel een overloopvoorziening in de voorziening te worden opgenomen, om de maximale peilstijging (inundatie) te waarborgen; De toegestane peilstijging in watergangen is tijdens een T=10 + 10% 0,3 m. Tijdens een T=100 + 10% mag het water tot aan maaiveld stijgen; In een wadi/infiltratieveld mag maximaal een peilopzet van 0,3 m worden toegepast. De toegestane peilstijging is afhankelijk van zaken als kindveiligheid en inrichting/opbouw van de voorziening. Om die reden wordt ook wel een grotere of kleinere peilstijging toegestaan. Dit in overleg met het Waterschap en Gemeente; Om te voorkomen dat de bodem van een wadi/infiltratieveld verslempt en de begroeiing afsterft, dient de voorziening binnen 24 uur leeg te lopen; Maximale afvoer naar landelijk gebied betreft 1,5 l/s/ha; Hemelwater, afkomstig van wegoppervlakken, dient, alvorens het wordt geloosd op het oppervlakte, via een bodempassage of lamellenfilter te worden afgevoerd; Er mogen geen uitlogende materialen binnen het watersysteem worden toegepast; Indien drainage onder de woningen en/of wegen wordt aangelegd, dient de b.o.b. of de drempel van de drainageleiding boven de GHG te worden gesitueerd. In overleg met Waterschap en Gemeente kan hiervan onder nader te bepalen voorwaarden van worden afgeweken. Het binnen het peilgebied ingestelde waterpeil ligt namelijk een stuk lager dan de GHG. Het is echter niet de bedoeling dat door de lager dan GHG aan te leggen drainage een kweltoename ontstaat. Wanneer dit wel het geval is dient deze gemitigeerd of gecompenseerd te worden; Indien de afvalwaterafvoer ofwel droogweerafvoer (DWA) via een gemaal op de bestaande gemengde riolering wordt aangesloten het inprikpunt niet binnen de invloedssfeer van een overstort plaatsen. De voorkeur gaat uit om het inprikpunt binnen de invloedssfeer van een eindgemaal te plaatsen; Gelet op de aanwezigheid van een overstort van het gemengde rioolstelsel dient de woningbouwontwikkeling geen risico's voor de volksgezondheid te introduceren. De overstort ligt echter 130 m ten noorden van de ontwikkeling, waarmee de risico's voor de volksgezondheid minimaal zijn.?
Gemeente Nijmegen In 2001 heeft de gemeente Nijmegen een Waterplan opgesteld, waarin het beleid en de uit-gangspunten voor een duurzaam stedelijk waterbeheer zijn opgenomen. In april 2010 zijn de uitgangspunten voor de infiltratie nader uitgewerkt in de Nota " Afkoppelen en infiltreren hemel-waterafvoer" Deze nota is in maart 2013 geactualiseerd. In tabel 4.1 is een samenvatting van de uitgangspunten opgenomen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
27
28
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Tabel: Samenvatting uitgangspunten infiltreren hemelwater (bron: Samenvatting Nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer') Nieuw oppervlaktewater Bij de aanleg van nieuw water in het plangebied wordt bij voorkeur zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande waterstructuur. Ondanks dat het nieuwe water, de vijver, niet in onderhoud komt van het waterschap, blijft het van belang dat binnen het ontwerp van de vijver rekening wordt gehouden met het onderhoud en de opslagmogelijkheden voor vuil en kroos. De vijver wordt echter niet aangesloten op de bestaande staddvijvers. Om oppervlaktewater van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven, is het zelfreinigend vermogen van het water van belang. Dit wordt bevorderd door rekening te houden met voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte (streven is 1 m), voldoende oevervegetatie (taludschuinte minimaal 1:2 of flauwer) en eventuele aanvulling met grond- (kwel stuwwal) en/of oppervlaktewater. Ontwateringsnormen en drooglegging De ontwateringsnorm is de afstand tussen de GHG en het maaiveld, straatniveau en bouwpeil. Hierna zijn de te hanteren ontwateringnormen uiteengezet:
Wegen (secundair): minimaal 0,7 m; Bebouwing (onderkant vloer) en aanliggend maaiveld: 0,8 m bij niet waterdichte kruipruimtes. Wanneer wordt uitgegaan van een vloerdikte (excl. isolatie) van 0,2 m komt de ontwaterings-diepte voor het bouwpeil uit op 1,0 m. Bij kruipruimteloos bouwen kan de ontwateringsdiepte met 0,3 m worden verminderd;
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
29
Groen: 0,5 m.
De drooglegging van het gebied is medebepalend voor de ontwatering. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,7 m, voor het straatpeil een drooglegging van 1 m en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Omdat het uitgangspunt (grond)waterneutraal ontwikkelen is, mag de grond- en oppervlaktewa-terstand niet verlaagd worden om te voldoen aan de ontwateringsnormen en drooglegging. Afvalwaterafvoer De gemeente Nijmegen heeft aangegeven dat de afvalwaterafvoer vanuit het plangebied aange-sloten kan worden op de afvalwaterriolering in het doodlopende deel van de Steekweg, ter hoog-te van putnummer 10327/25. Afhankelijk van de uit te werken hoogtes van de afvalwaterafvoer kan dit onder vrijverval plaatsvinden of is voor de aansluiting een pomp nodig. Daarbij is voor de aansluiting een capaciteitsberekening nodig.
2.4.4
Toekomstige waterhuishouding
Hemelwaterbehandeling Het van de verhardingen afstromende hemelwater wordt gescheiden afgevoerd van de afvalwaterafvoer van het gebouw. Afgaand op de huidige bodem- en watersituatie blijkt het plangebied matig tot slecht geschikt te zijn voor de infiltratie van hemelwater. De eerste 0,8 m van de bodem bestaat zeer waarschijnlijk uit matig tot slecht waterdoorlatende klei. Daarnaast ligt de GHG volgens de Bodemkaart op 0,4 tot 0,8 m -mv. Gezien de huidige bodem- en watersituatie en de huidige vijver ten zuiden van de Staddijk is gekozen om binnen het plangebied een nieuwe vijver te realiseren. Binnen de nieuwe vijver kan het van de verhardingen afstromende hemelwater worden geborgen, deels infiltreren en deels (vertraagd) afstromen richting het watersysteem buiten het plangebied. Tijdens een regenbui kan het waterpeil in de vijver stijgen, waarmee de berging van het hemelwater plaatsvindt. Na neerslag stroomt het water langzaam af, waarmee het waterpeil weer zakt tot normaal niveau. Voor de zichtbaarheid en beheersbaarheid van het watersysteem heeft het de voorkeur het hemelwater bovengronds af te laten stromen richting de nieuwe vijver; bijvoorbeeld via laagtes in het gras vanaf het gebouw, de wegen en parkeerplaatsen tot aan de vijver. Daarbij is het voor het voorkomen van wateroverlast van belang dat het maaiveld van het gebied wordt afgewerkt richting de vijver. Het van de verhardingen afstromende hemelwater hergebruiken is een mogelijkheid. Gedacht kan worden aan het gebruik van hemelwater voor sanitaire voorzieningen. Het is nog niet bekend of en hoe dit een plek krijgt in de ontwikkeling van het gebied. Voor de toekomstige parkeerplaatsen is het wenselijk een voorzuivering van het afstromende hemelwater toe te passen. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele verontreinigingen in het oppervlaktewater of grondwater terecht komen. Een voorzuivering kan plaatsvinden doormiddel van een bodempassage als een infiltratieveld met een berging van minimaal 10 mm en een voldoende snelle leegloop. Bij de uitwerking van het plan dient deze bodempassage nader te worden uitgewerkt.
30
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Om de vervuiling van het afstromende hemelwater zoveel mogelijk te beperken gelden de volgende uitgangspunten:
voorkomen gebruik van vervuilende (uitlogende) bouwmaterialen; voorkomen/beperken gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen; beperken strooien bij gladheid; voorkomen autowassen op de kavels en op straat; goede communicatie richting de toekomstige gebruikers (folder, informatie in koopcontract, plaatsing bordjes).
Compensatie verhard oppervlak Binnen het plangebied neemt het afstromend verhard oppervlak met circa 8.900 m2 toe. Met de vrijstelling van 500 m2 komt het te compenseren verhard oppervlak uit op 8.400 m2. Op basis van de bergingsnorm van 436 m3/ha betekent dit een benodigde berging van 366 m3. In tabel 4.1 is het verhard oppervlak en benodigde berging nader uiteengezet. Het wateroppervlak van de vijver is bepaald op circa 3.400 m2. Met de maximale peilstijging van 0,3 m betekent dit een beschikbare berging van 1.020 m3. Dit is dus ruim voldoende voor het opvangen van de benodigde berging.
Tabel: Verhard oppervlak en benodigde waterberging Naast de compensatie van het verhard oppervlak dient ook de eventuele toename aan kwel, als gevolg van het graven van de vijver, gecompenseerd te worden. Echter het overschot van circa 655 m3 is ruim afdoende om de toename aan kwel te compenseren. Vijver De vijver dient later nader te worden uitgewerkt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op het realiseren van een goede waterkwaliteit en een voldoende snelle daling van het waterpeil na een regenbui. De peildaling is nodig om weer ruimte te hebben voor nieuwe regenbuien. Met het graven van de vijver komt het water zeer waarschijnlijk in contact te staan met de aanwezige kwelstroom vanuit de stuwwal. Dit heeft een positieve invloed op de waterkwaliteit in de vijver. Voor de peildaling, ofwel vertraagde leegloop van de vijver, is het nodig een aansluiting te realiseren op de nabijgelegen A-watergang, benedenstrooms de aanwezige stuw. Voor het realiseren van de aansluiting op de watergang dienen de technische uitgangspunten van
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
31
het waterschap gehanteerd te worden. Ontwatering Afgaand op de geschatte ontwerpgrondwaterstand van NAP +6,6 m en het maaiveldverloop volgens de AHN blijkt het gebied niet overal te voldoen aan de ontwateringsnormen. Het straatniveau en het maaiveld ter hoogte van het gebouw dienen in ieder geval op NAP +7,3 m afgewerkt te worden. Het bouwpeil dient weer circa 0,3 m hoger gelegd te worden dan het straatniveau. Afvalwaterafvoer Binnen het plangebied komt een vrijverval afvalwaterafvoer te liggen welke wordt aangesloten op de afvalwaterriolering in het doodlopende deel van de Steekweg, ter hoogte van putnummer 10327/25. Bij de uitwerking van het plan wordt de diameter en hoogteligging van afvalwaterafvoer en de aansluiting op de bestaande riolering nader uitgewerkt. Watervergunning Voor plannen met (in)directe lozing (toename verharding) op het oppervlaktewater is een watervergunning nodig. In dit kader zullen nadere eisen worden gesteld aan het plan.
2.5
Natuur & Landschap
2.5.1
Natuur
Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Rondom Nijmegen gaat het om de natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'. Het plangebied valt niet binnen Natura 2000 gebieden en er is geen externe werking op deze gebieden te verwachten. Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de wet:
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
Er zijn geen nadelige effecten vanuit het plangebied te verwachten op de beschermde Natuurmonumenten rond Nijmegen.
32
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Ecologische Hoofd Structuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Het plangebied ligt niet binnen de EHS en zal hier ook geen directe invloed op uitoefenen.
2.5.2
Flora en Fauna
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen. Tevens is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag geïmplementeerd in deze wet. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van in het wild voorkomende soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Voor het plangebied is een quickscan uitgevoerd. Het rapport "Quick Scan Flora- en faunawet nieuwbouw uitvaartcentrum Dela Nijmegen" d.d. 19 juni 2013 van Tauw. De conclusies uit dit onderzoek zijn hier kort samengevat. Gelet op de terreinkenmerken en de aanwezige biotopen, wordt de aanwezigheid van beschermde flora, reptielen, dagvlinders, libellen, overige ongewervelde, vissen en amfibieën uit te sluiten. Het terrein is wel geschikt als leef of foerageergebied voor enkele zoogdieren, vleermuizen en vogels. Grondgebonden zoogdieren Eekhoorn, steenmarter en boommarter kunnen op basis van de aanwezige biotopen voorkomen. Er zijn geen nesten of verblijfplaatsen aangetroffen. Het gebied is geschikt als foerageergebied. Door de voorgenomen ingreep zal dit gebied verkleinen, maar er zijn voldoende alternatieven in de omgeving aanwezig. Er zijn daarom geen consequenties vanuit deze soortgroep voor de verdere planning en uitvoer van het project.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
33
Op basis van verspreidingsgegevens en eerdere onderzoeken is bekend dat de das voorkomt ten zuiden van het plangebied. Er zijn geen waarnemingen bekend binnen het plangebied of direct hieraan grenzend. Er zijn geen burchten waargenomen tijdens de quickscan, wel kan hier sporadisch een foeragerende das voorkomen. Omdat het naastgelegen bosgebied een gunstiger foerageergebied is, zal het verwijderen van dit sporadisch foerageergebied geen effect hebben op de soort.
Vleermuizen Het plangebied kan de functie hebben als verblijfplaats en als foerageergebied voor diverse vleermuissoorten. Een deel van deze soorten kan een verblijfplaats hebben in bomen. Daarnaast heeft het gebied mogelijk een functie als foerageergebied. Nader onderzoek is noodzakelijk om te bepalen in hoeverre deze leefgebiedfuncties worden geschaad. Op basis van dit nader onderzoek kan worden bepaald of er mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Mogelijk is een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk. Vogels Nader onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of er binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn van de boomvalk, buizerd of ransuil. Op basis van dit nader onderzoek kunnen effecten worden uitgesloten of maatregelen worden getroffen om effecten uit te sluiten of te mitigeren. Mogelijk is in het laatste geval een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk. Tijdens het veldbezoek zijn niet-jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Deze nesten zijn in elk geval tijdens de broedperiode beschermd. De broedperiode loopt globaal van maart tot en met juli. Bescherming van broedende vogels vanuit de Flora- en faunawet is niet strikt gebonden aan deze periode. Het uitgangspunt moet zijn of er (al/nog) sprake is van een nestgeval. De vegetatie in het plangebied dient buiten de broedperiode te worden verwijderd. Uitvoerbaarheid bestemmingplan Het is redelijkerwijs te verwachten dat het bestemmingsplan kan worden ingevuld zonder overtreding van de Flora- en faunawet vanuit vleermuizen en vogels. Wanneer er sprake is van vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen op het terrein, kunnen deze (bomen) worden gespaard bij de daadwerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Indien het niet mogelijk is verblijfplaatsen te sparen, kunnen, afhankelijk van de omvang van de verblijfplaats, mitigerende maatregelen getroffen worden waarbij schade aan de soort(en) wordt voorkomen. Hiermee is het reëel dat er een positieve afwijzing zal worden verleend bij een ontheffingsaanvraag. Alleen in zeldzame gevallen, zoals bij aanwezigheid van zeer grote verblijfplaatsen, zal een ontheffing moeilijker te verkrijgen zijn. Op basis van de quickscan wordt dit niet verwacht Voor eventuele jaarrond nesten van de boomvalk, buizerd of ransuil kunnen maatregelen worden getroffen zoals het werken buiten de kwetsbare periode of het behouden van bomen met vogelnesten en het effectief leefgebied daarvan. Hiermee wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. In het onwaarschijnlijke geval dat een jaarrond beschermd broedvogelnest moet worden verwijderd, is het mogelijk dat met voldoende mitigerende maatregelen een positieve afwijzing kan worden verkregen bij een ontheffingsaanvraag. In dat geval is er eveneens geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. Of er voldoende mogelijkheden zijn ter mitigatie is wel afhankelijk van de conclusies uit het nader onderzoek.
34
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Nader onderzoek Voor de bestemmingsplanprocedure is geen nader onderzoek nodig, dit is wel zo voor de uitvoering. De noodzakelijk compenserende en mitigerende maatregelen moeten verwerkt worden in het plan en tijdens de uitvoering.
2.5.3
Groen
Groenplan De groene draad (2007) Het groenbeleid voor gemeente Nijmegen is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang; een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad; vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen; de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
Hoofdgroenstructuur uit Groenplan De Groenen Draad De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. Het plangebied ligt binnen de hoofdgroenstructuur als gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Bij de ontwikkeling van het uitvaartcentrum wordt de buitenruimte ontwikkeld als parkachtig gebied dat aansluit bij het naastgelegen stadspark Staddijk. In het plan zal een natuurlijke vijver met graslandvegetatie gerealiseerd worden. Een deel van het bestaande populierenbos wordt omgevormd tot een structuurrijk bosgebiedje. De ontwikkeling van deze parkachtige inrichting past binnen de ambitie van het groenplan. Bij de opstelling van het inrichtingsplan van de buitenruimte en het gebouw moet rekening gehouden worden met eventueel te nemen compenserende of mitigerende maatregelen die voorkomen uit het nadere onderzoek ten behoeve van de Flora en Faunawet.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
35
Hoofdgroenstructuur uit Groenplan De Groenen Draad Handboek stadsbomen (2009) Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Optimale inzet van middelen; Waarborgen van een vitaal bomenbestand; Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren; Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
36
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdboomstructuur uit het Handboek Stadsbomen
De eikenlaan aan de westzijde van het plangebied maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur. Bij de ontwikkeling van het plangebied moet de eikenlaan behouden blijven. Dit is reeds in het plan opgenomen. Vanuit het Handboek Stadsbomen bestaat de ambitie om een boomstructuur te realiseren in de Staddijk. Bij ontwikkeling van deze straat, moet dit voornemen uitgewerkt worden. Hoofdboomstructuur uit het Handboek Stadsbomen Het plangebied valt binnen het regime van de rooivergunning. Dit betekend dat voor alle bomen dikker dan 95 cm. in omtrek (op een hoogte van 1.30 meter boven maaiveld) een rooivergunning aangevraagd moet worden. Voor bosplantsoen en bos met een oppervlakte meer dan 150 m2 moet tevens een rooivergunning aangevraagd worden. De dikte van de stammen van de bomen in het bos of in het bosplantsoen zijn hierbij niet bepalend, maar de oppervlakte van het te rooien gebied. Bij de aanvraag van de rooivergunning moet een compensatieplan ingediend worden. Om een goede beoordeling van het bomenplan (rooivergunning en compensatieplan) moet een Boom Effect Analyse (een zogenaamde BEA) gemaakt worden. Deze BEA maakt deel uit van de rooiaanvraag.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
37
2.6
Archeologie en Cultuurhistorie
2.6.1
Cultuurhistorische waarden
Rijksbeleid Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren. De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten en rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten worden op basis van deze wet aangewezen. Er zijn geen rijksmonumenten in het gebied aanwezig en het ligt ook niet binnen een rijksbeschermd stadsgezicht. Gemeentelijk beleid Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het betreffende bestemmingsplangebied aan de Streeksweg valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. Dit houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit cultuurhistorie alleen ingezet wordt op behoud van historische structuren, tenzij de ontwikkeling betrekking heeft op een beschermd monument of is gelegen in de directe nabijheid van een beschermd monument.
38
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Cultuurhistorie Streekweg en Staddijk De Staddijk heette omstreeks 1859 nog Stadsdijk en werd als volgt omschreven: "loopende nabij de Teerschesluis van de Graafscheweg langs den Duckenburg en verenigt zich bij de brug aan de Vossendijk met den groote weg van Nijmegen op Overasselt". Deze weg was vroeger een dijk, de naam zegt het al, en is in de veertiende eeuw opgeworpen vanwege de ontginning van het gebied. De Staddijk is namelijk gelegen in een gebied dat nog een restant is van een verwilderd riviersysteem uit het late Pleistoceen. Het is ontstaan na de laatste ijstijd, toen veel water werd afgevoerd door een groot aantal ondiepe geulen die zich regelmatig verlegden. In het park Staddijk is dit oeroude landschap, waaronder een restant van een rivierarm van de Maas, nog bewaard gebleven. Hierdoor is het eeuwenlang een moerrasig gebied geweest. De oude benamingen, zoals Neerbosse Broek, Teerse Broek en Dukenburgse broek verwijzen hier nog naar. Broek betekent namelijk 'moerassig land'. De natte ondergrond van de Broekgebieden is mede oorzaak voor de late ontginningen in de westelijke strook van Nijmegen. Tot omstreeks 1300 werden rond de hoger gelegen oeverwallen kades gelegd om de bewoonde gebieden vrij te houden van wateroverlast. De Teersdijk is zo'n kade en kan als waterkering voor de hoger gelegen gronden van Hatert en Wijchen worden beschouwd. De dijken waren een eerste vervolg op de kades. De westelijke begrenzing van Dukenburg's broek is de Staddijk. Deze is waarschijnlijk in de veertiende eeuw opgeworpen als scheiding tussen Dukenburg's broek en het nog nattere deel rond het Wijchens Ven. In dezelfde eeuw is voor het Land van Maas en Waal ook een regionaal afwateringsysteem ontworpen met de Oude en Nieuwe Wetering als hartlijnen. De gegraven waterlopen voerden van oost naar west en konden overtollig water kwijt via een sluis op de Maas. Vanaf het begin van de negentiende eeuw is er bebouwing langs de Staddijk tot stand gekomen. Er is nog een aantal boerderijen aanwezig. Gevolgen bestemmingsplanwijziging voor de aanwezige cultuurhistorische waarden Met de nieuwe Nota Cultureel Erfgoed heeft de gemeente Nijmegen er voor gekozen bij gebiedstype 1 alleen in te zetten op behoud van historische structuren. Deze bestemmingsplanwijziging heeft geen gevolgen voor de omringende historische structuren. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan daarom ingestemd worden met de voorgestelde bestemmingsplanwijziging.
2.6.2
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
39
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. 8.2
Plangebied
De locatie Staddijk 20 ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1). In het in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld archeologisch beleid wordt bepaald dat in gebieden met waarde 1 bij bodemingrepen groter dan 2500 m2 archeologisch (voor)onderzoek moet plaatsvinden. Inmiddels is in september 2013 een proefsleuven-onderzoek in het plangebied uitgevoerd. Dit onderzoek heeft enkele recente sporen opgeleverd en slechts enkele losse vondsten uit de bouwvoor. Uit het proefsleuven-onderzoek blijkt dat er geen verder archeologisch onderzoek meer uitgevoerd hoeft te worden. 8.3
Voorwaarden
Geen voorwaarden 8.4
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
40
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid 3.1
Economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt uitgevoerd in opdracht en op kosten van de initiatiefnemer. Op 2 juli 2013 heeft het college de grondverkoopovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgesteld. De gemeentelijke plankosten en eventuele planschadeclaims worden gedekt uit de exploitatie "Herstructurering Dukenburg". Door de aanwezigheid van deze overeenkomsten is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken.
3.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20) heeft in de periode van 20 maart tot en met 30 april 2014 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn twintig zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn ontvangen. Van de twintig zienswijzen zijn er 15 identiek. Deze zienswijze is opgesteld door actie comité 'geef de bewoners een stem'. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in een seperate zienswijzennota. De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van de maximale bouwhoogten van het plan. In het ontwerpbestemmingsplan was één maximale bouwhoogte opgenomen voor het hele bouwvlak. Dit liet de mogelijkheid open om in de toekomst meer capaciteit te realiseren dan waar nu rekening mee is gehouden. Om deze mogelijkheid uit te sluiten zijn gedifferentieerde maximale bouwhoogten opgenomen op de verbeelding. De nieuwe maximale bouwhoogten sluiten beter aan bij het concept bouwplan en laten geen ruimte over voor significante uitbreidingen zonder dat daarvoor een nieuwe planologische procedure noodzakelijk is.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
41
Hoofdstuk 4 Vooroverleg 4.1
Ministerie I&M
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de mede-overheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met het minsterie van I&M niet noodzakelijk.
4.2
Provincie Gelderland
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en in welke mate de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige plan treft geen provinviale belangenen en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
4.3
Waterschap
Het waterschap Rivierenland heeft in het kader van het artikel 3.1.1 Bro overleg aangegeven akkoord te zijn met het plan.
42
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
43
Regels
44
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
45
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP4010-VG01 van de gemeente Nijmegen. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan; 1.9
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
46
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.10
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. 1.11
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren. 1.12
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.13
bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. 1.14
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.15
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht. 1.16
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren. 1.17
beschermd stadsbeeld
stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. 1.18
beschermd stadsgezicht
stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant. 1.19
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
47
1.20
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.21
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.22
BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. 1.23
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.24
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.25
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.26
bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”. 1.27
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.28
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.29
bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt 2 verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m , waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden. 1.30
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
48
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.31
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.32
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.33
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.34
casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen. 1.35
cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed. 1.36
cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'. 1.37
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. 1.38
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair. 1.39
dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
49
1.40
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.41
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.42
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV). 1.43
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. 1.44
garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen. 1.45
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.46
gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt. 1.47
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen I.
een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen); II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. 1.48
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
50
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.49
groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.50
historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving. 1.51
historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie. 1.52
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.53
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.54
hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.55
hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur. 1.56
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast. 1.57
hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.58
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.59
landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
51
1.60
kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d. 1.61
maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. 1.62
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.63
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.64
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.65
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.66
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.67
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand GBK 2013-06-12 1.68
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.69
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.70
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.71
52
pand
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.72
parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden. 1.73
parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren. 1.74
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.75
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon. 1.76
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.77
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.78
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.79
recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin. 1.80
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.81
speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
53
1.82
sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad. 1.83
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, abri's en dergelijke. 1.84
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.85
stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken. 1.86
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. 1.87
supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen. 1.88
terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt. 1.89
terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. 1.90
terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. 1.91
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
54
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.92
verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer. 1.93
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.94
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.95
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.96
winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden. 1.97
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.98
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. 1.99
woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren. 1.100
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.101
zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is. 1.102
zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
55
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. 2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9
gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten. 2.10
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
56
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2.11
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.12
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.13
de oppervlakte van een bouwwerk
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
57
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.15
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.16
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.18
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
58
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1
Bos
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bos; b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische- en natuurwaarden; c. bijbehorende voorzieningen zoals: schuilgelegenheden, bergingen, sport- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van schuilgelegenheden en/of berging; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van 2 schuilgelegenheden en/of berging mag per locatie niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte mag maximaal 5 meter en de goothoogte maximaal 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.3.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het aanleggen van wegen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen 2 met gezamenlijke oppervlakte van meer dan 25 m ; b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; c. het kappen van bomen en andere beplanting; d. het aanleggen van waterpartijen of vergraven, verruimen of dempen van waterpartijen.
3.3.2
Uitzonderingen
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. b. c. d.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; het aanleggen van (half)verharde fiets-en voetpaden; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
59
3.3.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover het bos hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
60
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden, overige voorzieningen ten behoeve van een uitvaartfaciliteit; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2 meter; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
61
Artikel 5 5.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding uitvaartcentrum (uv) enkel bestemd voor het realiseren van een uitvaartcentrum / uitvaartfaciliteit met dien verstande dat bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld een crematorium ook zijn toegestaan; b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 8.2; c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag ten hoogste 75 m bedragen; 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de hoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen; 3. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
62
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
63
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 6
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
64
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 7 7.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 7.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 7.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximum diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximum diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt; g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2 is toegestaan; h. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
65
Artikel 8 8.1
Algemene gebruiksregels
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 8.2
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt; 2 f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca; g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 2 m en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca; h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed; i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed; 2 j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m aan ondersteunende horeca worden besteed en 2 bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m worden opgeteld, 2 met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m . De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
66
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 10 10.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; b. de ruimte tussen bouwwerken.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
67
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 11
Overgangsrecht
11.1
Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzonderingen Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.2
Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.3 Uitzonderingen Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
68
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)'.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
69
Legenda
Plangebied
Bestemmingen
BO
Bos
G
Groen
M
Maatschappelijk
BO
Aanduidingen
(uv)
uitvaartcentrum
bouwvlak 6 6 8.5
maximale goot- en bouwhoogte (m)
8.5 8.5 21
8.5
Algemeen Ondergrond bestaande bebouwing GBK 2013-06-12
53
M
20
6 6
8.5
(uv)
8.5
22-24
G G
jk di ad St
0
10
20
30
40
50
Gemeente 123
Nijmegen
jk di ad St
ter visielegging m.i.v.
dd:
vaststelling door Raad
dd: nr:
Raad van State
dd:
bestemmingsplan datum:
14-05-2014
Nijmegen Dukenburg - 10
gewijzigd:
nr:
schaal: 125
1:1000_A2
get. / gez.:
EF
nummer:
457204
cadnr.:
(Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
NL.IMRO.0268.PB4010-VG01
Aanvullend bodemonderzoek Staddijk te Nijmegen
definitief
2001 + 2002 + 2018 In opdracht van Opgesteld door Projectnummer Documentnaam Datum
Gemeente Nijmegen MWH B.V. M13B0184 \\nlarn1s01\data\data\Project\M13\M13B0184\2 (T ) Inhoudelijk Technisch\T1 Figuren, schetsen en notitie's\m13b0184.r01-ciho-DEF.docx 30 juli 2013
Postadres Postbus 5076 6802 EB ARNHEM Nederland T +31(0)26 7513800 F +31(0)26 7513818
Bezoekadres Westervoortsedijk 50 6827 AT ARNHEM Nederland www.mwhglobal.com
KVK Haaglanden 27 18 43 23 BNP Paribas 22 76 53 920 IBAN NL 75 BNP A 0227 653920/BIC BNPANL2A MWH is ISO 9001:2008 en VCA* gecertificeerd
2
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
Inhoudsopgave
1
Inleiding 1.1 Doel van het onderzoek 1.2 Referentiekader 1.3 Betrouwbaarheid
5 5 5 6
2
Vooronderzoek 2.1 Beschrijving van de locatie 2.2 Voorgaande onderzoeken 2.3 Hypothese en onderzoeksstrategie
7 7 7 7
3
Veldwerk en chemische analyses 3.1 Algemene onderzoeksstrategie en werkwijze 3.2 Resultaten veldwerk 3.3 Analysestrategie 3.4 Chemische analyses
9 9 9 10 11
4
Bespreking onderzoeksresultaten 4.1 Interpretatie onderzoeksresultaten (Wet bodembescherming) 4.2 (Indicatieve) toetsing Besluit bodemkwaliteit 4.3 Toetsing hypothese
13 13 13 14
5
Conclusies en aanbevelingen
15
Bronvermeldingen Bijlage 1: Bijlage 2 Bijlage 3.1 Bijlage 3.2 Bijlage 3.3 Bijlage 3.4 Bijlage 4.1 Bijlage 4.2 Bijlage 5 Bijlage 6
3
: : : : : : : : : :
16
overzichtskaart (1:25.000) situatietekening (1:1.000) verklarende woordenlijst toetsing analyseresultaten grond conform Wbb (inclusief normtabel) toetsing analyseresultaten grondwater conform Wbb (inclusief normtabel) indicatieve toetsing analyseresultaten grond aan het Bbk (inclusief normtabel) boorbeschrijvingen inclusief legenda kwaliteitsborging veldwerk analysecertificaten en gaschromatogrammen foto´s onderzoekslocatie
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
4
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
1
Inleiding
Op 9 juli 2013 is door de gemeente Nijmegen aan MWH B.V. opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een locatie aan de Staddijk (nabij Streekweg 20) te Nijmegen (bijlagen 1 en 2). De aanleiding voor het onderzoek wordt gevormd door een wijziging van de geplande nieuwbouw locatie. Er zijn aanvullende gegevens nodig voor de omgevingsvergunning/bestemmingsplan aanvraag.
1.1
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in hoeverre het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de onderhavige locatie en haar omgeving heeft geleid tot verontreiniging van de bodem. Aan de hand van de onderzoeksresultaten wordt vastgesteld of de locatie in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de gewenste bestemming. Indien de resultaten daartoe aanleiding geven wordt advies gegeven over eventueel vervolgonderzoek.
1.2
Referentiekader
De onderzoeksstrategie is afgeleid van de NEN 5740 (bron 1). In overeenstemming met deze norm is voorafgaand aan het veldonderzoek een vooronderzoek uitgevoerd gebaseerd op de NEN 5725 (bron 2). Het verkennend onderzoek bestond uit vooronderzoek, veldonderzoek, chemische analyses, toetsing en interpretatie. In het geval van onderzoek naar asbest in bodem en/of verhardingen is gebruik gemaakt van NEN 5707 (bron 3). Het veldwerk is uitgevoerd onder certificaat van de BRL SIKB 2000, certificaatnummer RQA664313 (MWH B.V., gevestigd te Delft). Hierbij is gebruik gemaakt van protocol 2001 ‘Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen’ (bron 6), protocol 2002 ‘Het nemen van grondwatermonsters’ (bron 7), en protocol 2018 ‘Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem’ (bron 8).
2001 + 2002 + 2018
MWH B.V. is voor deze werkzaamheden gecertificeerd door Lloyd’s Register en de medewerkers erkend en geregistreerd bij AgentschapNL. Het veldwerk is uitbesteed aan Het Veldwerkbureau B.V. (certificaat EC-SIK-20264) en uitgevoerd door Piet Hein Jongens en Herman Bunt (geregistreerd als erkende veldmedewerkers bij Agentschap NL). Zowel MWH B.V. als Het Veldwerkbureau B.V. hebben geen financiële of juridische belangen met betrekking tot het eigendom van de locatie.
5
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
De advieswerkzaamheden voor dit project zijn uitgevoerd vanuit ons kantoor te Arnhem. De resultaten van het onderzoek zijn getoetst aan de normering zoals opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009 (bron 9) en de Regeling bodemkwaliteit (bron 10).
1.3
Betrouwbaarheid
Dit onderzoek is op een zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de huidige richtlijnen en methoden op het gebied van bodemonderzoek. Aan de hand van de uit de bronnen verzamelde informatie is een onderzoeksstrategie afgeleid, waarvan het aannemelijk wordt geacht dat deze representatief is voor de locatie. Er wordt op gewezen dat de geraadpleegde bronnen mogelijk onvolledig zijn of dat niet alle bronnen zijn geraadpleegd, doordat ze niet voorhanden waren. Hierdoor kan informatie ontbreken. Voor elk bodemonderzoek geldt dat het is gebaseerd op een beperkt aantal monsterpunten en analyses. De hiervoor voorgeschreven onderzoeksstrategie geeft een goed beeld van de algemene bodemkwaliteit. Tevens wordt opgemerkt dat een bodemonderzoek een momentopname is. De resultaten van het onderzoek kunnen minder representatief worden naarmate de tijd verstrijkt. Indien na het onderzoek op of nabij de locatie (bodembedreigende) activiteiten of calamiteiten plaatsvinden en/of in de omgeving (mobiele) verontreinigingen aanwezig zijn, kan de bodemkwaliteit hierdoor worden beïnvloed.
6
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
2
Vooronderzoek
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het vooronderzoek besproken. Dit resulteert in een hypothese over de mogelijke verontreinigingssituatie op de onderzoekslocatie. Het vooronderzoek is afgeleid van de NEN 5725 (bron 2). Omdat op het perceel reeds een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd is niet opnieuw een volledig vooronderzoek gedaan. Het onderhavige onderzoek is een aanvulling op het reeds uitgevoerde verkennend bodemonderzoek.
2.1
Beschrijving van de locatie
De regionale ligging van de onderzoekslocatie is zichtbaar in bijlage 1. Een overzichtelijke situatietekening is weergegeven in bijlage 2. De onderzoekslocatie is kadastraal bekend als gemeente Hatert, sectie E, nr. 351 (gedeeltelijk). 2
De oppervlakte van de onderzoekslocatie locatie bedraagt circa 6.500 m . Momenteel is de locatie deels braakliggend en deels bossage. Ter plaatse van de locatie is nieuwbouw gepland.
2.2
Voorgaande onderzoeken
Op de locatie is een reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: verkennend (NEN 5740 en NEN 5707) en nader bodemonderzoek NTA 5755 Staddijk ong. te Nijmegen, Envita, projectnummer: 202858-10/R01, 28 maart 2013. Er zijn binnen het te onderzoeken gebied negen boringen tot 0,5 m-mv en één boring tot 2 m-mv geplaatst (in het noordoosten van de onderhavige onderzoekslocatie). Twee boringen zijn voorgegraven met een proefgat. Er zijn visueel geen bodemvreemde bijmengingen in boven- en ondergrond aangetroffen. Er zijn in boven- en ondergrond geen verhoogde gehalten voor de onderzochte parameters gemeten. Binnen de onderhavige onderzoekslocatie (noordoosten) is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond. Binnen de onderhavige onderzoekslocatie is het grondwater niet onderzocht. Circa 20 meter ten noorden van de onderzoekslocatie is een licht verhoogde concentraties barium in het grondwater gemeten. Het grondwater is waargenomen op circa 1,5 m-mv.
2.3
Hypothese en onderzoeksstrategie
Op basis van het voorgaand onderzoek worden geen gehalten boven de achtergrondwaarden verwacht, de hypothese is derhalve onverdacht (ONV uit de NEN 5740). De onderzoeksstrategie is aangegeven door de opdrachtgever.
7
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
Uit het voorgaand onderzoek blijkt dat de bovengrond voldoende is onderzocht. De ondergrond dient aanvullend onderzocht te worden. Er zijn drie boringen tot 2 m-mv geplaatst. Tevens is één peilbuis geplaatst (circa 3 m-mv). Er zijn twee ondergrond (meng)monsters geanalyseerd op het standaard pakket grond. Alle boringen zijn voorgegraven met een proefgat conform NEN 5707. Van een mengmonster van de proefgaten is analytisch het asbestgehalte in de grond bepaald.
8
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
3
Veldwerk en chemische analyses
3.1
Algemene onderzoeksstrategie en werkwijze
De gehanteerde onderzoeksstrategie is gebaseerd op de in hoofdstuk 2 gestelde hypothese. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van alle uitgevoerde veldwerkzaamheden en de analyses van grond en grondwater. In de hierop volgende paragrafen wordt nader ingegaan op de veldwerkzaamheden en de chemische analyses. Tabel 1: Overzicht uitgevoerde veldwerkzaamheden en analyses Aanleiding/deellocatie
Veldwerk Aantal boringen
Analyses
Aantal peilbuizen
Grond
Grondwater
Algemene bodemkwaliteit 0,0-2,0 m-mv
2 NEN-grond2 + 1 NEN 57073
3
0,0-2,4 m-mv
1 NEN-grondwater3
1
Totaal1 1 totaal: 2 NEN-grond:
3
NEN-grondwater:
3
NEN 5707
3 1 alle boringen zijn voorgegraven met een proefgat. lutum- en organisch stofpercentage, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink, minerale olie, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM) en polychloorbifenylen (PCB). barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink, benzeen, tolueen, ethylbenzeen, som xylenen (som o,m,p), styreen, naftaleen, vinylchloride, 1,1-dichlooretheen, dichloormethaan, trans-1,2-dichlooretheen, cis-1,2-dichlooretheen, som 1,2-dichlooretheen, 1,1-dichloorethaan, chloroform, 1,1,1-trichloorethaan, tetrachloormethaan, 1,2-dichloorethaan, trichlooretheen, 1,2dichloorpropaan, 1,1-dichloorpropaan, 1,3-dichloorpropaan, som dichloorpropanen, 1,1,2trichloorethaan, tetrachlooretheen en bromoform, minerale olie. asbestgehalte in grond (9-10 kg); bij een volumepercentage puin(granulaat) in de bodem kleiner dan 20 %; 9-10 kg van de fractie <20 mm; 20 grepen van circa 0,5 kg.
De boorlocaties zijn weergegeven in bijlage 2. De boringen zijn gelijkmatig over de locatie geplaatst.
3.2
Resultaten veldwerk
Het veldwerk is uitgevoerd op 05 juli 2013. Voor aanvang van de boorwerkzaamheden is de locatie zintuiglijk geïnspecteerd. Op het maaiveld van het terrein zijn geen verontreinigingen of asbestverdachte materialen waargenomen. In bijlage 4 zijn de gedetailleerde boorbeschrijvingen weergegeven met de bodemopbouw, de diepten waarop grondmonsters zijn genomen en de diepten waarop eventuele peilfilters geplaatst zijn. De zintuiglijke waarnemingen en eventuele afwijkingen zijn eveneens in deze bijlage weergegeven.
9
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
Bodemopbouw De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat uit zand. Op een diepte van circa 0,5-1,2 m-mv komen kleilagen van verschillende diktes voor. Grond Visueel zijn in het opgegraven en opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde bijmengingen en/of asbestverdachte materialen waargenomen. Van het bodemmateriaal is maximaal per halve meter en/of per bodemlaag een monster genomen. Voor de analyse van grondmonsters op asbest is in het veld een mengmonster samengesteld. Grondwater Voor de bemonstering van het grondwater is boring 103 afgewerkt met een peilbuis. Conform NEN 5740 is de bovenzijde van het peilfilter circa 0,5 m beneden de grondwaterstand geplaatst. Het grondwater is bemonsterd op 12 juli 2013. Bij de grondwaterbemonstering is het grondwater waargenomen op een diepte van circa 0,9 m-mv. Tijdens de bemonstering zijn aan het grondwater geen afwijkingen waargenomen. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid (Ec) en de aanwezigheid van niet opgeloste deeltjes (troebelheid) van het grondwater zijn tijdens de monstername in het veld bepaald. De resultaten zijn weergegeven in tabel 2. De meetwaarden geven geen aanleiding de analysestrategie te wijzigen. Tabel 2: Veldmetingen grondwater Peilbuis
Filter (m-mv)
GWS (m-mv)
Temp. (0C)
pH
Ec (µS/cm)
Troebelheid (NTU)
103
1,4-2,4
0,9
12,1
6,7
864
3,9
3.3
Analysestrategie
Tabel 3 geeft, voor de verschillende aanleidingen, de geselecteerde monsters weer met de bijbehorende zintuiglijke waarnemingen en de uitgevoerde analyses. Tabel 3: Analysestrategie Aanleiding
Code Samengesteld Bodem(meng)monster uit boringen type diepte (m-mv)
Algemene kwaliteit grond MM1 (0,4-1,0) MM2 (1,0-1,6) MM proefgaten (0-0,4) Algemene kwaliteit grondwater 103-1-1
10
102, 103, 104
klei
Zintuiglijke waarnemingen
Analyses Grond
Grondwater
-
NEN-grond
-
101, 102, 103, zand 104 101, 102, 103, zand 104
-
NEN-grond
-
-
NEN 5707
-
103
-
-
NEN-grondwater
-
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
3.4
Chemische analyses
De analyseresultaten met de bijbehorende toetsingswaarden en een verklarende woordenlijst zijn opgenomen in bijlage 3. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten besproken. De analyseresultaten voor grond en grondwater zijn getoetst aan de normering zoals opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009 (bron 9) en de Regeling bodemkwaliteit (bron 10). De toetsingswaarden voor de grond zijn per bodemtype berekend op basis van gemeten lutum- en organische stofpercentages. In dit rapport wordt voor grond de volgende terminologie gehanteerd: kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW) of detectiegrens: geen sprake van een verhoogde concentratie; niet verontreinigd; groter dan AW, kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde (T): licht verhoogde concentratie; licht verontreinigd. Voor de tussenwaarde (T) geldt de volgende berekening: (achtergrondwaarde + interventiewaarde)/2; groter dan T, kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde (I): matig verhoogde concentratie; matig verontreinigd; groter dan I: sterk verhoogde concentratie; sterk verontreinigd. De terminologie voor grondwater is als volgt: kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S) of detectiegrens: geen sprake van een verhoogde concentratie; niet verontreinigd; groter dan de streefwaarde (S), kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde (T): licht verhoogde concentratie; licht verontreinigd. Voor de tussenwaarde (T) geldt de volgende berekening: (streefwaarde + interventiewaarde)/2; groter dan T, kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde (I): matig verhoogde concentratie; matig verontreinigd; groter dan I: sterk verhoogde concentratie; sterk verontreinigd. De chemische analyses zijn uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Hoogvliet (RvA geaccrediteerd). De analyses zijn uitgevoerd conform het AS3000 protocol.
11
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
12
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
4
Bespreking onderzoeksresultaten
In dit hoofdstuk wordt de verontreinigingssituatie beschreven op basis van de onderzoeksresultaten. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten getoetst aan de in hoofdstuk 2 geformuleerde hypothese.
4.1
Interpretatie onderzoeksresultaten (Wet bodembescherming)
Algemene kwaliteit grond In de zandige en kleiige ondergrond zijn geen verhoogde gehalten voor de onderzochte parameters gemeten. In het zandige bovengrond mengmonster dat geanalyseerd is op asbest is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond. Algemene kwaliteit grondwater In het grondwater is een licht verhoogde concentratie barium gemeten. Mogelijk is sprake van een verhoogde achtergrondwaarde. De overige onderzochte parameters zijn niet in verhoogde concentraties ten opzichte van de streefwaarden en/of detectiegrenzen gemeten.
4.2
(Indicatieve) toetsing Besluit bodemkwaliteit
De analyseresultaten van de geanalyseerde grond(meng)monster(s) zijn (indicatief) getoetst aan de, op basis van het lutum- en organisch stofgehalte, gecorrigeerde normwaarden uit de Regeling bodemkwaliteit behorende bij het Besluit bodemkwaliteit (bron 11). De uitwerking van deze (indicatieve) toetsing is opgenomen in bijlage 3. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de resultaten van de (indicatieve) toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit conform het generieke beleid (landelijke beleid). Bij gebiedsspecifiek beleid dient te worden getoetst aan het door het bevoegd gezag vastgestelde lokale bodembeleid (bodembeheernota, bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart) met lokale maximale waarden en eventueel aanvullende specifieke eisen ten aanzien van grondverzet.
13
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
Tabel 4: (Indicatieve) toetsing analyseresultaten aan het Besluit bodemkwaliteit Monstercode (diepte mmv)
Boorpunten
Textuur
MM1 102, 103, 104 klei (0,4-1,0) MM2 101, 102, 103, zand (1,0-1,6) 104 Toelichting: AW: Bodemkwaliteitsklasse AW; Wonen: Bodemkwaliteitsklasse Wonen; Industrie: Bodemkwaliteitsklasse Industrie; NT: Niet toepasbaar
Zintuiglijke bijmengingen
Analyseparameters
Bodemkwaliteitsklasse voor toepassen op landbodem
-
NEN-grond
AW
-
NEN-grond
AW
Alle parameters voldoen aan de bodemkwaliteitsklasse achtergrondwaarden. Eventueel vrijkomende grond is derhalve vrij toepasbaar.
4.3
Toetsing hypothese
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de in paragraaf 2.6 opgestelde hypothese aanvaard. De licht verhoogde concentratie barium in het grondwater wordt beschouwd als (verhoogde) achtergrondwaarden. De locatie wordt geschikt geacht voor de gewenste bestemming.
14
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
5
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende conclusies getrokken: Conclusies
De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat uit zand tot de maximale boordiepte. Tussen 0,5 en 1,2 m-mv komt een kleilaag voor. Aan het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Zowel visueel als analytisch is in het opgeboorde materiaal geen asbest aangetoond. In het opgeboorde materiaal zijn geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. In de zandige ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. In de kleiige ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. In het grondwater is een licht verhoogde concentraties barium gemeten. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de locatie in milieuhygiënisch opzicht wel geschikt geacht voor de toekomstige bestemming. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Eventueel vrijkomende grond kan waarschijnlijk op of buiten de locatie worden hergebruikt.
Aanbevelingen
15
Het verdient altijd aanbeveling om tijdens grondwerkzaamheden alert te zijn op een eventuele onvoorziene verontreiniging van de bodem. Indien vrijkomende grond elders wordt hergebruikt kunnen partijkeuringen conform het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk zijn om de uiteindelijke hergebruiksmogelijkheden van de grond vast te stellen.
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
Bronvermeldingen 1.
NEN 5740, ‘Bodem- Landbodem- Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek- Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond’, Nederlands Normalisatie-instituut, januari 2009. 2. NEN 5725, ‘Bodem- Landbodem- Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek’, Nederlands Normalisatie-instituut, januari 2009. 3. NEN 5707, ‘Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem’, Nederlands Normalisatie-instituut, april 2003. 4. NEN 5897, ‘Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat’, Nederlands Normalisatie-instituut, december 2005. 5. BRL SIKB 2000, ‘Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk Milieuhygienisch Bodemonderzoek’, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, versie 3.2a, 13 maart 2007. 6. Protocol 2001, ‘Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen’, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, versie 3.1, 13 maart 2007. 7. Protocol 2002, ‘Het nemen van grondwatermonsters’, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, versie 3.2, 13 maart 2007. 8. Protocol 2018, ‘Locatie-inspectie en monstername van asbest in bodem’, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, versie 3, 10 mei 2007. 9. Circulaire bodemsanering 2009, Ministerie van VROM, Staatscourant nummer 67, 7 april 2009. 10. Regeling bodemkwaliteit, Staatscourant nr. 247, 20 december 2007 en bijbehorende wijzigingen: Staatscourant nr. 122, 27 juni 2008; Staatscourant nr. 196, 9 oktober 2008; Staatscourant nr. 67, 7 april 2009; Staatscourant nr.17187, 16 november 2009; Staatscourant nr. 5673, 15 april 2010 en Staatscourant nr. 8546, 8 juni 2010). 11. Besluit bodemkwaliteit, besluit van 22 november 2007, houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem, Staatscourant nr. 469., 3 december 2007 en bijbehorende wijzigingen/besluiten: Inwerkingtredingsbesluit Staatsblad nr. 571, 10 december 2007; Rectificatie Besluit bodemkwaliteit Staatsblad 2007, nr. 469, 22 januari 2008.
16
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 30 juli 2013, definitief
Bijlagen
Bijlage 1: Bijlage 2 Bijlage 3.1 Bijlage 3.2 Bijlage 3.3 Bijlage 3.4 Bijlage 4.1 Bijlage 4.2 Bijlage 5 Bijlage 6
: : : : : : : : : :
overzichtskaart (1:25.000) situatietekening (1:1.000) verklarende woordenlijst toetsing analyseresultaten grond conform Wbb (inclusief normtabel) toetsing analyseresultaten grondwater conform Wbb (inclusief normtabel) indicatieve toetsing analyseresultaten grond aan het Bbk (inclusief normtabel) boorbeschrijvingen inclusief legenda kwaliteitsborging veldwerk analysecertificaten en gaschromatogrammen foto´s onderzoekslocatie
Bijlage 1:
overzichtskaart (1:25.000)
Bijlage 2:
situatietekening (1:1.000)
Bijlage 3.1: verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst Een grond- en/of grondwaterverontreiniging kan veroorzaakt worden door verschillende parameters. Soms betreft het stoffen die van nature in de bodem voorkomen. In andere gevallen is er sprake van milieuvreemde stoffen. Om een indicatie te krijgen van een eventuele grond(water)verontreiniging worden analyses uitgevoerd op verschillende parameters. Toetsingskader De streefwaarden voor grond gelden sinds het vervallen van de Circulaire Streefwaarden en Interventiewaarden niet meer als toetsingsgrondslag voor grond. De streefwaarden voor grond zijn nog wel opgenomen in de normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling (NOBO) van VROM. De grond wordt vanaf 1 oktober 2008 getoetst aan de AW-waarde zoals opgenomen in de regeling Bodemkwaliteit. Voor de tussenwaarde (T) geldt de volgende berekening: (achtergrondwaarde (AW) + interventiewaarde)/2. De interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater zijn opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2006 zoals gewijzigd op 1 oktober 2008 en per 7 april 2009. Achtergrondwaarde (AW) (grond) In het kader van het opstellen van correcte achtergrondwaarden zijn honderd landbouw- en natuurgebieden geselecteerd. Op elke locatie zijn grondmonsters genomen en vervolgens geanalyseerd op het al dan niet voorkomen van 200 stoffen. Op basis van dit project zijn de achtergrondwaarden voor grond vastgesteld. Als de achtergrondwaarde wordt overschreden is er sprake van bodemverontreiniging. Streefwaarde (grondwater) Als de streefwaarde wordt overschreden is er sprake van bodemverontreiniging. Voor de stoffen die van nature voorkomen, komt de streefwaarde overeen met het zogenaamde ‘gemiddelde achtergrondgehalte’. Voor stoffen die niet van nature in de bodem voorkomen is de streefwaarde gelijkgesteld aan de aantoonbaarheidsgrens van de huidige analysetechnieken, ook wel ‘detectiegrens’ genoemd. Tussenwaarde, ½ (AW * I) De gemiddelde waarde van de streefwaarde en de interventiewaarde voor grondwater (S+I)/2, of AW+I/2 voor grond, hierna te noemen ‘tussenwaarde’ (T) wordt gehanteerd om na te gaan of bij overschrijding de kans aanwezig is dat er sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, ofwel of nader onderzoek noodzakelijk is. Interventiewaarde De interventiewaarde is een waarde die aangeeft bij welke concentratie sprake kan zijn van een dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen van de bodem voor plant, mens en dier. Geval van ernstige verontreiniging Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging indien voor ten minste één stof de 3 gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m bodemvolume in het geval van 3 bodemverontreiniging, of 100 m poriënverzadigd bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde. Asbest is echter uitgezonderd van dit volumecriterium.
Kwalibo (besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer) Kwalibo staat voor kwaliteitsborging in het bodembeheer. Het is een van de maatregelen om het bodembeheer te verbeteren. Kwalibo kent drie speerpunten: • Kwaliteitsverbetering bij de overheid; • Versterking van het toezicht en de handhaving; • Erkenningsregeling bodemintermediairs. BRL SIKB 2000, Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek alleen met erkenning Alleen bedrijven die door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zijn erkend mogen veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek verzorgen in het kader van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer. Zij zijn ook de enigen die voor deze activiteit het keurmerk ‘Kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB' mogen voeren. De bedrijven met deze erkenning staan vermeld op de lijst met erkende veldwerkers bij milieuhygiënisch bodemonderzoek op de website van Bodem+ (onderdeel van Agentschap NL (www.agentschapnl.nl)). Besluit Bodemkwaliteit Op 1 juli 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit in werking getreden. Volgens dit Besluit kan per gemeente een beleid worden gevoerd, waarin rekening gehouden is met locatiespecifieke omstandigheden. In voorliggende rapportage zijn de resultaten van de uitgevoerde analyses getoetst aan het zogenaamde Generieke beleid. Per gemeente dient voor toepassing gecontroleerd te worden of er mogelijk sprake is van overgangsbeleid of gebiedsspecifiek beleid. Voor de ontvangende bodem dient de bodemkwaliteit te zijn vastgesteld. Deze kwaliteit kan vastgelegd zijn in een functiekaart uit een vastgestelde Bodemkwaliteitskaart conform het Besluit Bodemkwaliteit. Er kan echter ook een bodemonderzoek noodzakelijk zijn van de locatie waar de grond toegepast gaat worden (bodemkwaliteit ontvangende bodem). Een dergelijk onderzoek dient tenminste te worden uitgevoerd volgens een onderzoeksstrategie uit de NEN 5740. Voor de toepassing van het Besluit en de bijbehorende regeling zijn er twee mogelijkheden voor het Bevoegd Gezag, namelijk Generiek beleid volgen of Gebiedsspecifiek beleid opstellen. Generiek beleid • • • •
de generieke normen zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit zijn van toepassing; een functieklassenkaart is verplicht; de bodemkwaliteitskaart is een keuzeoptie; grond en baggerspecie die voldoen aan de kwaliteits- en functieklasse van de ontvangende bodem mogen worden toegepast (geen functietoets bij waterbodems).
Gebiedsspecifiek beleid • • • • •
lokale (water)bodembeheerders kunnen zelf normen vaststellen, onderbouwd door een risicobeoordeling. Dit maakt lokaal maatwerk mogelijk; een bodembeheernota en bodemkwaliteitskaart zijn verplicht; grond en baggerspecie die aan de lokale normen voldoen mogen worden toegepast; het stand still-beginsel geldt op gebiedsniveau en op stofniveau; het stand still-beginsel geldt op locatieniveau en op klassenniveau (niet op stofniveau).
Parameters Asbest Asbest is een verzamelnaam voor een aantal in de natuur voorkomende mineralen, die zijn opgebouwd uit fijne, microscopisch kleine vezels. Losse asbestvezels zijn met het blote oog niet zichtbaar. Asbestvezels zijn sterk en flexibel tegelijk. Bovendien zijn ze thermisch en elektrisch isolerend, bestand tegen zuren en logen en hebben ze een hoge wrijvingsweerstand. Hierdoor zijn ze geschikt voor veel verschillende toepassingen, als: • golfplaten; • waterleidingbuizen; • rem- en frictiemateriaal; • isolatiemateriaal. Asbest is met name na de Tweede Wereldoorlog veel gebruikt. Niet-hechtgebonden asbest is sinds 1983 vrijwel niet meer toegepast. De beroepsmatige toepassing en verkoop van alle soorten asbest is sinds 1 juli 1993 volledig verboden. Minerale olie Onder verontreinigingen met minerale olie vallen o.a. benzine, diesel en huisbrandolieverontreinigingen. Verontreinigingen met minerale olie komen veelvuldig voor. Minerale olie is in de meeste gevallen in de bodem terechtgekomen door lekkage bij ondergrondse tanks of calamiteiten. Een olieverontreiniging is in de meeste gevallen goed zintuiglijk waarneembaar door geurafwijkingen en/of met behulp van de olie-op-watertest. Bij de olie-op-watertest wordt een beetje grond in water gebracht. De in de grond aanwezige olie komt boven drijven en wordt zichtbaar als een oliefilm. Na analyse kan in de meeste gevallen een redelijk betrouwbare indicatie worden gegeven van de oliesoort. Indien sprake is van een benzineverontreiniging dient tevens rekening gehouden te worden met een verontreiniging met vluchtige aromaten (BTEXN) en bij nieuwe gevallen met MTBE. Organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB) Bestrijdingsmiddelen worden ook wel pesticiden genoemd. Met name bij (voormalige) tuinbouwkassen en akkerbouw wordt rekening gehouden met deze vorm van verontreiniging. DDT en drins zijn bekende voorbeelden. Polychloorbifenylen (PCB) PCB zijn olieachtige vloeistoffen die veel zijn toegepast in transformatoren en condensatoren vanwege hun goede elektrisch-isolerende eigenschap in combinatie met het bestand zijn tegen hoge temperaturen. In het verleden zijn PCB ook toegepast in producten als motorolie, tl-armaturen, inkt, lijm en verf. Tegenwoordig zijn PCB op de zwarte lijst geplaatst en is de toepassing ervan verboden. PCB zijn voor mens en dier met name schadelijk omdat zij de eigenschap hebben om zich op te hopen in vet. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) PAK zijn teerachtige producten. PAK wordt gevormd bij diverse verbrandings- en chemische processen, veelal door onvolledige verbranding van koolstofverbindingen. PAK kan in hoge gehaltes voorkomen in asfalt, steenkoolteer, pek, creosoot, diverse oliesoorten, zuiveringsslib en dakbedekkingsmaterialen. In de bodem komen PAK-verbindingen vaak voor in combinatie met koolas of sintels. In totaal bestaan er circa 250 verschillende PAK-verbindingen. Bij analyse op PAK ten behoeve van bodemonderzoek wordt een selectie van deze verbindingen geanalyseerd, bijvoorbeeld de zogeheten zestien van EPA of tien van VROM. Enkele PAK-verbindingen, zoals benzo(a)pyreen, zijn carcinogeen ofwel kankerverwekkend.
Vluchtige aromaten (BTEXN) Vluchtige aromaten (BTEXN = benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen en naftaleen) worden bereid uit aardolieën. Ze zijn met name aanwezig in benzine en oplosmiddelen (bv. thinner). Ze zijn vrij vluchtig en hebben een sterk oplossend vermogen voor een groot aantal kunststoffen. Van bijvoorbeeld benzeen is bekend dat het kankerverwekkend is. Vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOH/ VOCl) Vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen zijn koolwaterstoffen met een halogeenverbinding, met name chloor is in dit kader bekend. VOH/ VOCl worden veel gebruikt als ontvettings- en schoonmaakmiddelen bij chemische wasserijen, metaalindustrie en drukkerijen. Met name verontreinigingen met ‘Per’ (tetrachlooretheen) en ‘Tri’ (trichlooretheen) komen veel voor. Per en Tri hebben een hoog soortelijk gewicht (zwaarder dan water) en zijn vrij vluchtig. Ook deze stoffen hebben een sterk oplossend vermogen voor een groot aantal kunststoffen. Van deze stoffen is bekend dat ze het zenuwstelsel aan kunnen tasten. Zware metalen Zware metalen komen van nature in kleine hoeveelheden voor in de bodem. In deze hoeveelheden zijn ze niet schadelijk voor volksgezondheid of milieu. Grote (schadelijke) hoeveelheden zware metalen zijn in veel gevallen in het milieu terecht gekomen door: • verwerking metaalertsen; • metaalbewerking; • metaaloppervlaktebehandeling (galvaniseren/emailleren); • glazuren van aardewerk (loodwit); • metalen in drukinkt, cosmetica, katalysatoren, accu's, batterijen en verbrandingsafval (sintels, cokes, vliegas, slakken). Zware metalen komen in de bodem vaak in combinatie met puin en aardewerk voor. Door toepassing van lood als antiklopmiddel in benzine zijn grote hoeveelheden lood diffuus verspreid in het milieu terecht gekomen, vooral langs wegen en in stedelijke gebieden.
Bijlage 3.2: toetsing analyseresultaten grond conform Wbb (inclusief normtabel)
Projectnaam Projectcode
Staddijk Nijmegen M13B0184
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) 1
2
Monstercode 1) Bodemtype
MM1 1
MM2 2
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g)
76.9 <1 Geen
-- 81.2 -- <1 -- Geen
----
organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) 1.6
-- 0.9
--
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) 37
-- 4.4
--
METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
180 0.27 14 14 <0.05 20 0.9 34 58
25 <0.2 4.5 5.0 <0.05 <10 <0.5 12 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -- <0.01 -fenantreen <0.01 -- <0.01 -antraceen <0.01 -- <0.01 -fluoranteen <0.01 -- <0.01 -benzo(a)antraceen <0.01 -- <0.01 -chryseen <0.01 -- <0.01 -benzo(k)fluoranteen <0.01 -- <0.01 -benzo(a)pyreen <0.01 -- <0.01 -benzo(ghi)peryleen <0.01 -- <0.01 -indeno(1,2,3-cd)pyreen <0.01 -- <0.01 -pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.07 0.07 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) <1 PCB 52(µg/kgds) <1 PCB 101(µg/kgds) <1 PCB 118(µg/kgds) <1 PCB 138(µg/kgds) <1 PCB 153(µg/kgds) <1 PCB 180(µg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4.9 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<5 <5 <5 <5 <20
--------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1
--------
a
4.9
a
-----
<5 <5 <5 <5 <20
-----
Monstercode en monstertraject 11909928-001 MM1 102 (40-90) 103 (50-90) 104 (65-100) 2 11909928-002 MM2 101 (120-150) 102 (100-150) 103 (110-160) 104 (120-160) 1
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 3 april 2012 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20
december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende achtergrondwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. b gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. + De interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging en geen sprake is van thermisch gereinigde grond en baggerspecie. 1)
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.) 1: lutum 37% ; humus 1.6% 2: lutum 4.4% ; humus 0.9%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (I&M-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1)
AW
1/2(AW+I)
I
AS3000 eis
METALEN barium
cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
0.54 21 43 0.16 52 1.5 47 164
6.1 141 123 20 304 96 91 504
1276 12 261 203 39 555 190 134 843
190 0.60 15 40 0.15 50 1.5 35 140
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 1.5 21 40
1.0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4.0
102
200
49
MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
519
1000
190
1)
AW 1/2(AW+I) I AS3000
38
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4,25 juni 2008.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 1: lutum 37%; humus 1.6%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (I&M-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1)
AW
1/2(AW+I)
I
AS3000 eis
METALEN barium
cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
0.36 5.4 21 0.11 33 1.5 14 66
4.1 37 60 13 192 96 28 203
309 7.8 68 99 26 352 190 41 340
190 0.60 15 40 0.15 50 1.5 35 140
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 1.5 21 40
1.0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4.0
102
200
49
MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
519
1000
190
1)
AW 1/2(AW+I) I AS3000
38
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4,25 juni 2008.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 2: lutum 4.4%; humus 0.9%
Bijlage 3.3:
toetsing analyseresultaten grondwater conform Wbb (inclusief normtabel)
Projectnaam Projectcode
Staddijk Nijmegen M13B0184
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven) 1
Monstercode
103-1-1
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
77 <0.20 4.1 <2.0 <0.05 5.3 <2 <3 19
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
<0.2 0.35 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05
*
--a
a
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan <0.2 1,2-dichloorethaan <0.2 a 1,1-dichlooretheen <0.1 cis-1,2-dichlooretheen <0.1 -trans-1,2-dichlooretheen <0.1 -som (cis,trans) 1,2a dichloorethenen (0.7 factor) 0.14 a dichloormethaan <0.2 1,1-dichloorpropaan <0.2 -1,2-dichloorpropaan <0.2 -1,3-dichloorpropaan <0.2 -som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.42 a tetrachlooretheen <0.1 a tetrachloormethaan <0.1 a 1,1,1-trichloorethaan <0.1 a 1,1,2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.2 chloroform <0.2 a vinylchloride <0.2 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<25 <25 <25 <25 <50
-----
Monstercode en monstertraject 11912362-001 103-1-1 103 (140-240)
1
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 3 april 2012. De gehalten die de betreffende streefwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld
# a
b
niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de streefwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
Tabel: Toetsingswaarden voor grondwater (as3000) 1)
Toetsingswaarden
S
1/2(S+I)
I
AS3000
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 152 45 432
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
50 0.80 20 15 0.050 15 5.0 15 65
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
0.20 7.0 4.0 0.20 6.0 0.01
15 504 77 35 153 35
30 1000 150 70 300 70
0.20 7.0 4.0 0.21 6.0 0.050
900 400 10 1000
7.0 7.0 0.10 0.20
20
0.20
80 40 10 300 130 500 400 5.0
0.52 0.10 0.10 0.10 0.10 24 6.0 0.20
630
2.0
600
100
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 7.0 454 1,2-dichloorethaan 7.0 204 1,1-dichlooretheen 0.01 5.0 dichloormethaan 0.01 500 som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) 0.01 10 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.80 40 tetrachlooretheen 0.01 20 tetrachloormethaan 0.01 5.0 1,1,1-trichloorethaan 0.01 150 1,1,2-trichloorethaan 0.01 65 trichlooretheen 24 262 chloroform 6.0 203 vinylchloride 0.01 2.5 tribroommethaan
MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
1)
S 1/2(S+I) I AS3000
50
325
streefwaarde gemiddelde van streef- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3,25 juni 2008.
Bijlage 3.4: toetsing analyseresultaten grond conform Bbk (inclusief normtabel)
Toetsing analyseresultaten Partijkeuringen grond- en waterbodem (analyses conform AP04) Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 27-4-2009, met wijziging Staatscourant Nr. 18160 , 18-11-2010; zie www.wetten.nl Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3-4-2012. Waterbodem: Staatscourant 18 dec. 2007, nr. 245, met wijziging Staatscourant 68, 8-4-2009. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. Project: Monsterselectie:
11909928
Datum toetsing:
26-7-2013
Versie: ALcontrol20121001
Staddijk Nijmegen MM1 102 (40-90) 103 (50-90) 104 (65-100)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing (gemiddelde waarden bij gebruik van gemiddelde toetsing): - org. stofgehalte: 1,6 % @ - lutumgehalte
Waterbodem
Grond
37,0 % @ Toepassen op land
parameter
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
eenheid
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
RBK, tabel 2
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of >wonen?
Toepassen onder water
Toepassen onder water
Vgl. met AP04 eis
Klasse
> 2AW of >wonen?
RBK, tabel 2 Vgl. met AP04 eis
Klasse
> 2AW of >wonen?
Interventiewaarde / Tussenwaarde 3)
Toepassen op land RBK, tabel 1
Vgl. met AP04 eis
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. met AP04 eis
Grond
Waterbodem
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
180 0,27 14 14 <0,05 20 0,9 34 58
129,767 0,302 10,194 13,125 0,032 19,101 0,900 25,319 49,512
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Chryseen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(k)fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07
0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,070
AW
AW
AW
AW
AW
AW
PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor) $)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0245
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW
AW
Overige stoffen Minerale olie (totaal)
mg/kg ds
<20
70,000
AW
AW
AW
$)
*
* * *
* *
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
* * *
* *
AW
Conclusie voor het hele monster:
Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Aantal getoetst 2)
> AW
11 18 18 11
0 0 0 0
Overschrijdingen > 2x AW of Toegestaan > Wonen $) AW 1) 0 0 0 0
2 3 3 2
Klasse oordeel voor betreffende situatie AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. * gehalte >AW (of geen AW vastgesteld), maar wel < AP04 aantoonbaarheidsgrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan AW te zijn. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW. @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel en PCB gelden voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel en PCB worden in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden) &) Barium: Interventiewaarde geldt alleen voor situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
AW
AW
*
Toetsing analyseresultaten Partijkeuringen grond- en waterbodem (analyses conform AP04) Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 27-4-2009, met wijziging Staatscourant Nr. 18160 , 18-11-2010; zie www.wetten.nl Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3-4-2012. Waterbodem: Staatscourant 18 dec. 2007, nr. 245, met wijziging Staatscourant 68, 8-4-2009. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. Project: Monsterselectie:
11909928
Datum toetsing:
26-7-2013
Versie: ALcontrol20121001
Staddijk Nijmegen MM2 101 (120-150) 102 (100-150) 103 (110-160) 104 (120-160)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing (gemiddelde waarden bij gebruik van gemiddelde toetsing): - org. stofgehalte: 0,9 % @ - lutumgehalte
Waterbodem
Grond
4,4 % @ Toepassen op land
parameter
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
eenheid
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
RBK, tabel 2
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of >wonen?
Toepassen onder water
Toepassen onder water
Vgl. met AP04 eis
Klasse
> 2AW of >wonen?
RBK, tabel 2 Vgl. met AP04 eis
Klasse
> 2AW of >wonen?
Interventiewaarde / Tussenwaarde 3)
Toepassen op land RBK, tabel 1
Vgl. met AP04 eis
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. met AP04 eis
Grond
Waterbodem
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
25 <0,2 4,5 5 <0,05 <10 <0,5 12 <20
48,438 0,232 12,531 9,554 0,048 10,550 0,350 29,167 29,607
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Chryseen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(k)fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07
0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,0350 0,070
AW
AW
AW
AW
AW
AW
PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor) $)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0245
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW
AW
Overige stoffen Minerale olie (totaal)
mg/kg ds
<20
70,000
AW
AW
AW
$)
*
* * *
* *
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
* * *
* *
AW
Conclusie voor het hele monster:
Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Aantal getoetst 2)
> AW
11 18 18 11
0 0 0 0
Overschrijdingen > 2x AW of Toegestaan > Wonen $) AW 1) 0 0 0 0
2 3 3 2
Klasse oordeel voor betreffende situatie AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. * gehalte >AW (of geen AW vastgesteld), maar wel < AP04 aantoonbaarheidsgrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan AW te zijn. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW. @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel en PCB gelden voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel en PCB worden in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden) &) Barium: Interventiewaarde geldt alleen voor situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
AW
AW
*
Bijlage 4.1: boorbeschrijvingen inclusief legenda
Bijlage: Boorprofielen
Boring: Datum:
101
Boring:
5-7-2013
Datum:
0
0 1
gras Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, bruin, geroerd
102 5-7-2013
0
0 1
groenstrook Zand, uiterst fijn, uiterst siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
40 50
50
Klei, uiterst siltig, matig roesthoudend, licht oranjebruin, ongeroerd
50
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
2
2 100
100 3
120
Klei, sterk zandig, matig roesthoudend, grijs, ongeroerd
150
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, bruin
Datum:
Zand, zeer grof, matig siltig, sterk grindig, grijs
Boring:
5-7-2013
Datum:
0
1
200
200
103
0
150
5 200
Boring:
groenstrook Zand, uiterst fijn, sterk siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
104 5-7-2013
0
0 1
35
2 50
50
50
110
2
55
3
65
Klei, sterk zandig, zwak roesthoudend, grijs
100
100 5
Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, grijs 5
120
6
150
150 160
160
Zand, zeer grof, matig siltig, sterk grindig, grijs 200
200
210
Klei, uiterst siltig, matig roesthoudend, licht oranjebruin, ongeroerd Klei, uiterst siltig, zwak roesthoudend, zwak kalkhoudend, grijs Zand, matig grof, sterk siltig, matig grindig, grijs Zand, zeer grof, matig siltig, sterk grindig, grijs
7
6
Zand, matig grof, zwak siltig, bruinoranje Klei, uiterst siltig, matig humeus, bruin
4
90
4
groenstrook Zand, uiterst fijn, sterk siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
40
Zand, matig grof, sterk siltig, oranje Klei, uiterst siltig, matig roesthoudend, licht oranjebruin, ongeroerd
3
100
100
Zand, zeer grof, matig siltig, matig grindig, grijs
150
5 200
3
4
Zand, matig grof, sterk siltig, grijsbruin
4 150
100
200
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs 7 240
getekend volgens NEN 5104
Projectcode:
M13B0184
Opdrachtgever: MWH Projectnaam:
Staddijk Nijmegen
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
ongeroerd monster volumering
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Bijlage 4.2: kwaliteitsborging veldwerk
Veldverslag protocol 2002 M13B0184
500321 Tel. +31 (0)55 5068231 e-mail:
[email protected]
Opdrachtgever Contactpersoon Betreft
: MWH : Steef Ritzema : Staddijk Nijmegen Volledig invullen!
12 juli 2013
Datum
JA
NEE
NVT
Opmerkingen/Acties
Gemeld en toestemming van de eigenaar? Toegang terrein geregeld? Bijgeleverde tekening duidelijk? Opdracht afgerond? Indien nee, reden. Drijf- of zaklaag aanwezig? Beluchting opgetreden? EC gemeten bij aanvang onderzoek? EC gemeten na stabilisatie? O2 gemeten na stabilisatie?
Zo ja, bij pb: Zo ja, bij pb:
Zintuiglijke waarnemingen:
Digitale foto's genomen? Monsteroverdracht uitgevoerd? Situatie op locatie veilig (LMRA)?
Laboratorium: Alcontrol
Wordt u per mail toegezonden: Watermonsternamegegevens Digitale foto's Overige opmerkingen: Geen bijzonderheden
Door ondertekening verklaart de geregistreerde boormeester dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van de BRL SIKB 2000 en het daarbij horende protocol 2002. Uitgevoerd door:
(naam voluit)
Boormeester
Herman Bunt
Boormedewerker(s)
0
Versie 3.0
REG
Gewijzigd op 19-04-2013
Bijlage 5:
analysecertificaten en gaschromatogrammen
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
MWH B.V. S. Ritzema Postbus 5076 6802 EB ARNHEM
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 5
: Staddijk Nijmegen : M13B0184 : 11912362, versienummer: 1
Rotterdam, 22-07-2013 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project M13B0184. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11912362
Orderdatum 12-07-2013 Startdatum 12-07-2013 Rapportagedatum 22-07-2013
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
103-1-1 103 (140-240)
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
77 <0.20 4.1 <2.0 <0.05 5.3 <2 <3 19
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S
<0.2 0.35 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S chloroform µg/l S vinylchloride µg/l S tribroommethaan µg/l S MINERALE OLIE fractie C10 - C12
µg/l
Blad 2 van 5
001
<0.2 <0.2 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.2 <0.2 <0.2 0.42 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.2 <0.2 <0.2 <0.2
<25
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11912362
Orderdatum 12-07-2013 Startdatum 12-07-2013 Rapportagedatum 22-07-2013
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
103-1-1 103 (140-240)
Analyse
Eenheid
fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l
Q
S
Blad 3 van 5
001 <25 <25 <25 <50
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11912362
- 1
Blad 4 van 5
Orderdatum 12-07-2013 Startdatum 12-07-2013 Rapportagedatum 22-07-2013
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Blad 5 van 5
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11912362
Orderdatum 12-07-2013 Startdatum 12-07-2013 Rapportagedatum 22-07-2013
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001
B1216504 G8510896 G8510902
12-07-2013 15-07-2013 15-07-2013
12-07-2013 12-07-2013 12-07-2013
ALC204 ALC236 ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
MWH B.V. S. Ritzema Postbus 5076 6802 EB ARNHEM
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 5
: Staddijk Nijmegen : M13B0184 : 11909930, versienummer: 1
Rotterdam, 16-07-2013 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project M13B0184. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909930
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 16-07-2013
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Asbestverdacht
MM proefgaten emmer2 (0-40)
Analyse
Eenheid
Q
ASBESTONDERZOEK aangeleverd materiaal grond
kg
Q
10.45
Q
<0.1
Q Q Q Q Q Q
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1
Q Q
<0.1 <0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
KWALITATIEF ASBESTONDERZOEK gemeten totaal mg/kgds asbestconcentratie chrysotiel mg/kgds amosiet mg/kgds crocidoliet mg/kgds anthophylliet mg/kgds tremoliet mg/kgds actinoliet mg/kgds KWANTITATIEF ASBESTONDERZOEK gewogen asbestconcentratie mg/kgds mg/kgds gewogen niethechtgebonden asbestconcentratie ondergrens (95% mg/kgds betrouwb.interval) bovengrens (95% mg/kgds betrouwb.interval) Concentratie chrysotiel mg/kgds (ondergrens) Concentratie chrysotiel mg/kgds (bovengrens) Concentratie amosiet mg/kgds (ondergrens) Concentratie amosiet mg/kgds (bovengrens) Concentratie crocidoliet mg/kgds (ondergrens) Concentratie crocidoliet mg/kgds (bovengrens) Concentratie anthophylliet mg/kgds (ondergrens) Concentratie anthophylliet mg/kgds (bovengrens) Concentratie tremoliet mg/kgds (ondergrens) Concentratie tremoliet mg/kgds (bovengrens) Concentratie actinoliet mg/kgds (ondergrens) Concentratie actinoliet mg/kgds (bovengrens) gemeten serpentijnmg/kgds asbestconcentratie gemeten amfiboolmg/kgds asbestconcentratie
Blad 2 van 5
001
<0.1 Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
Q
<0.1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909930
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 16-07-2013
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Asbestverdacht
MM proefgaten emmer2 (0-40)
Analyse
Eenheid
Q
gemeten bepalingsgrens
mg/kgds
Q
Blad 3 van 5
001 1.9
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Blad 4 van 5
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909930
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 16-07-2013
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
gemeten totaal asbestconcentratie chrysotiel amosiet crocidoliet anthophylliet tremoliet actinoliet gewogen asbestconcentratie gewogen niet-hechtgebonden asbestconcentratie ondergrens (95% betrouwb.interval) bovengrens (95% betrouwb.interval) Concentratie chrysotiel (ondergrens) Concentratie chrysotiel (bovengrens) Concentratie amosiet (ondergrens) Concentratie amosiet (bovengrens) Concentratie crocidoliet (ondergrens) Concentratie crocidoliet (bovengrens) Concentratie anthophylliet (ondergrens) Concentratie anthophylliet (bovengrens) Concentratie tremoliet (ondergrens) Concentratie tremoliet (bovengrens) Concentratie actinoliet (ondergrens) Concentratie actinoliet (bovengrens) gemeten serpentijnasbestconcentratie gemeten amfiboolasbestconcentratie gemeten bepalingsgrens
Asbestverdacht
conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 Idem Idem Idem Idem Idem conform NEN5707 en/of NEN5897 Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
E0945485
06-07-2013
05-07-2013
ALC291
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol rapportnummer
11909930 - 1
Blad 5 van 5
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
MWH B.V. S. Ritzema Postbus 5076 6802 EB ARNHEM
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 5
: Staddijk Nijmegen : M13B0184 : 11909928, versienummer: 1
Rotterdam, 15-07-2013 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project M13B0184. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Blad 2 van 5
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909928
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 15-07-2013
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1 102 (40-90) 103 (50-90) 104 (65-100) MM2 101 (120-150) 102 (100-150) 103 (110-160) 104 (120-160)
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
76.9 <1 geen
81.2 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
1.6
0.9
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
37
4.4
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
180 0.27 14 14 <0.05 20 0.9 34 58
25 <0.2 4.5 5.0 <0.05 <10 <0.5 12 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kgds S <0.01 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S <0.01 fluoranteen mg/kgds S <0.01 benzo(a)antraceen mg/kgds S <0.01 chryseen mg/kgds S <0.01 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S <0.01 benzo(a)pyreen mg/kgds S <0.01 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S <0.01 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S <0.01 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S 0.07 (0.7 factor)
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds PCB 138 µg/kgds PCB 153 µg/kgds PCB 180 µg/kgds som PCB (7) (0.7 factor) µg/kgds
S S S S S S S S
001
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
002
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
MINERALE OLIE
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Blad 3 van 5
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909928
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 15-07-2013
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1 102 (40-90) 103 (50-90) 104 (65-100) MM2 101 (120-150) 102 (100-150) 103 (110-160) 104 (120-160)
Analyse
Eenheid
fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
Q
S
001 <5 <5 <5 <5 <20
002 <5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909928
- 1
Blad 4 van 5
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 15-07-2013
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
MWH B.V. S. Ritzema
Blad 5 van 5
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Staddijk Nijmegen M13B0184 11909928
Orderdatum 05-07-2013 Startdatum 05-07-2013 Rapportagedatum 15-07-2013
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform prestatieblad 3010-7 Gelijkwaardig aan NEN-EN-ISO 16703
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 002 002 002 002
Y4387216 Y4387227 Y4387236 Y4387219 Y4387222 Y4387231 Y4387240
07-07-2013 07-07-2013 07-07-2013 07-07-2013 07-07-2013 07-07-2013 07-07-2013
05-07-2013 05-07-2013 05-07-2013 05-07-2013 05-07-2013 05-07-2013 05-07-2013
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Bijlage 6: foto´s onderzoekslocatie
Photographic Log Client:
Gemeente Nijmegen
Project:
Bodemonderzoek Staddijk ong. Nijmegen
Site Name:
Staddijk ong.
Site Location:
Nijmegen
Photograph ID: 1 Survey Date: 5-7-2013 File Name: 101.jpg
Photograph ID: 2 Survey Date: 5-7-2013 File Name: 102.jpg
Page 1 of 2
Photographic Log Client:
Gemeente Nijmegen
Project:
Bodemonderzoek Staddijk ong. Nijmegen
Site Name:
Staddijk ong.
Site Location:
Nijmegen
Photograph ID: 3 Survey Date: 5-7-2013 File Name: 103.jpg
Photograph ID: 4 Survey Date: 5-7-2013 File Name: 104.jpg
Page 2 of 2
B4505HC1
DELA-Crematorium Nijmegen Distributie planologisch onderzoek B4505HC1/20130829
Verantwoording Projectnaam
: DPO crematorium Nijmegen
Projectnummer
: B4505HC1
Documentnummer
: B4505HC1/20130829
Status
: Definitief
Versie
: 0.2
Datum
: 28 oktober 2013
Opdrachtgever
: DELA
Postadres
: Postbus 6411
Postcode & Plaats
: 5600 HK EINDHOVEN
Contactpersoon
: de heer N.A.C. van der Loop
Telefoonnummer
: 040 - 2601486
E-mail
:
Auteur(s)
: M. van Haren
Controle
: R. Otten
Akkoord
: _________________
Vrijgave
: _________________
B4505HC1
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4
Huidige situatie Aanleiding Onderzoeksvragen Leeswijzer
2 Eindconclusies ten aanzien van de haalbaarheid 3 Uitgangssituatie en planologische beschouwing 3.1 3.2 3.3
Locaties crematoria huidige situatie Afbakening verzorgingsgebied na oprichting beoogd crematorium DELA Bepaling crematiebehoefte
3.3.1 3.3.2
Sterfteprognose en crematiecijfer Distributieve ruimte en ontwrichtende werking
5 Conclusies economisch functioneren 5.1 5.2
3 3 3 3
4 5 5 7 8
Bepaling doelgroep Bepaling crematiecijfer en controle doelgroep
4 Externe factoren en distributieve ruimte 4.1 4.2
3
Huidig functioneren Toekomstig functioneren
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
8 10
11 11 11
13 13 13
I
B4505HC1
1 1.1
Inleiding Huidige situatie Crematie als vorm van lijkbezorging geniet in Nederland momenteel een ongekende populariteit en maakt de laatste jaren een sterke stijging door. Landelijk wordt in meer dan 60% van de lijkbezorgingen gekozen voor crematie in plaats van het traditionele begraven. Ook in de provincie Gelderland neemt crematie een steeds prominentere rol in. De bouw van crematoria gaat zo gestaag dat in Nederland praktisch alle regio’s voorzien zijn van de mogelijkheid tot crematie. Ook in de regio Nijmegen zijn momenteel al meerdere crematoria gevestigd. Er bestaat een toenemende wens vanuit de maatschappij voor persoonlijke benadering van crematiediensten met ruimte en tijd voor individuele invulling van de uitvaart. Dit stelt verregaande eisen aan de exploitatie van crematoria. Uitvaartverzekeraar en -verzorger DELA acht het gewenst aan deze wensen van haar verzekerden tegemoet te komen. Daarnaast bestaat binnen de regio Nijmegen een groot aantal DELA-verzekerden waarvoor geen toegang tot crematiefaciliteiten van DELA aanwezig is. DELA is momenteel in Nijmegen eigenaar van de uitvaartverzorging Barbara DELA en huurt daarvoor een pand met daarin een uitvaartcentrum inclusief kantoor, aula, verzorgingen en horeca. In verband met de huuropzegging voor dit pand heeft de organisatie op korte termijn echter behoefte aan een nieuwe, eigen locatie om haar medewerkers, leden en andere particuliere ondernemers onder te brengen.
1.2
Aanleiding Voorgaande huuropzegging is de directe aanleiding voor onderhavige ontwikkeling; om de genoemde groep verzekerden te kunnen bedienen in een eigen faciliteit, daarbij niet afhankelijk te hoeven zijn van de kwaliteit- en prijsinvulling van anderen en gezien de behoefte aan een nieuwe locatie voor deze dienstverlening, wordt door DELA de oprichting van een crematorium met uitvaartcentrum overwogen. Voorgaande is voor DELA aanleiding om een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de distributieve ruimte die binnen de regio op dit vlak bestaat. Dit onderzoek toont aan of binnen de beoogde regio voldoende distributieve ruimte bestaat voor oprichting van een extra crematorium en of oprichting hiervan een ontwrichtende werking binnen de regio heeft.
1.3
Onderzoeksvragen In opdracht van DELA is een onderzoek uitgevoerd naar de distributieve ruimte voor oprichting van een crematorium in de regio Nijmegen. Hiervoor zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd. 1. Wat is de reële huidige en toekomstige crematiebehoefte binnen het verzorgingsgebied Nijmegen? 2. Wat betekent de toevoeging van het door DELA beoogde crematorium voor de bestaande crematoria binnen de genoemde regio?
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk twee zijn de conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de onderzoeksvragen weergegeven. Deze zijn middels berekeningen, tabellen en afbeeldingen onderbouwd in de hoofdstukken drie en vier. In hoofdstuk vijf zijn conclusies getrokken ten aanzien van het economisch functioneren van de crematoria in de huidige en toekomstige situatie na mogelijke oprichting van een crematorium in de regio Nijmegen.
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
3
B4505HC1
2
Eindconclusies ten aanzien van de haalbaarheid In antwoord op de twee onderzoeksvragen wordt gesteld dat binnen het verzorgingsgebied Nijmegen in de huidige situatie een behoefte bestaat voor 3.306 crematies dat zal oplopen tot 4.893 in 2038, bij een gehandhaafd crematiepercentage van 67%. Er bestaat distributieve ruimte voor het oprichten van een extra crematorium in de regio Nijmegen. Het oprichten van een crematorium in deze regio zal invloed op de bedrijfsvoering van de bestaande crematoria hebben (een afname van respectievelijk 4,6 en 4,9 naar gemiddeld 2 en 2,2 crematies per dag). De invloed is niet zodanig dat de bedrijfsvoering of continuïteit van de bestaande crematoria in het geding komt: er blijft immers voldoende potentieel en marktaandeel om te kunnen blijven functioneren als crematorium met ruimte voor groei. Verondersteld wordt dat de afname van het aantal crematies voor de bestaande crematoria een herziening zal betekenen van de tot nu toe gevoerde bedrijfsvoering. Het oprichten van een extra crematorium is derhalve een indringende factor binnen de crematievoorzieningenstructuur zoals die bestaat in de regio Nijmegen. Het is echter zeker geen ontwrichtende factor, bezien vanuit het groeipotentieel van de markt. Binnen het onderzochte verzorgingsgebied zullen drie crematoria verantwoord kunnen functioneren die door elkaars concurrentie verplicht zijn goede dienstverlening te bieden. De concurrentie zal in het voordeel zijn van de consument. De voorzieningen zullen verbeteren: Zo kan er een herbezinning op de bedrijfsvoering plaatsvinden van de bestaande crematoria met als mogelijk resultaat specialisatie en verhoogde kwaliteit van dienstverlening, verbeterd aanbod van voorzieningen en mogelijk concurrerende tarieven. Daarbij is het begrijpelijk dat DELA wil voorzien in een eigen faciliteit voor het merendeel van de eigen leden en om hiermee niet langer afhankelijk te hoeven zijn van de kwaliteit en de faciliteiten van andere crematoria. Er is vooralsnog geen aanleiding om te betogen dat bestaande faciliteiten binnen de regio Nijmegen zullen wegvallen door het oprichten van een derde crematorium. Zelfs als na oprichting van het beoogde crematorium een situatie ontstaat waarin faciliteiten wegvallen, zullen binnen de regio Nijmegen altijd voldoende faciliteiten aanwezig blijven om aan de crematiebehoefte vanuit de regio en de stad Nijmegen te kunnen voldoen.
4
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
B4505HC1
3 3.1
Uitgangssituatie en planologische beschouwing Locaties crematoria huidige situatie In Gelderland, Noord-Brabant en Limburg is een aantal crematoria gesitueerd en zijn enkele crematoria gepland. Deze crematoria bestrijken ieder hun eigen verzorgingsgebied dat in de regel wordt bepaald door de helft van de afstand tot het volgende crematorium te nemen. Onderstaande afbeelding geeft de situering van deze crematoria weer inclusief de beoogde locatie van een door DELA op te richten crematorium in de regio Nijmegen (DELA Nijmegen).
Fac. Moscowa DELA Tiel
Yarden Rijk van Nijmegen
Fac. Jonkerbos
DELA Nijmegen
DELA Uden
DELA Boschhuizen
Afbeelding 1: Situering crematoria Crematorium in gebruik
Bron: Google Maps 2013 Crematorium beoogd
De plannen voor de mogelijke vestiging van een crematorium te Nijmegen door DELA verkeren nog in de ontwikkelingsfase, evenals de plannen voor een crematorium in Tiel (DELA). Alle andere getoonde crematoria functioneren reeds. Wanneer de situatie in de regio Nijmegen bezien wordt, valt op dat slechts twee crematoria actief zijn. De crematoria te Beuningen (Rijk van Nijmegen) en te Nijmegen (Jonkerbos) bestrijken momenteel als enigen het verzorgingsgebied tussen de Nederrijn en de Maas. In de navolgende tabel zijn de crematoria in de regio Nijmegen nogmaals weergegeven voorzien van het aantal crematies dat in 2012 in deze crematoria plaatsvond.
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen|DELA-Crematorium Nijmegen
5
B4505HC1
Tabel 1: tabel crematoria in de regio Nijmegen (Bron: L.V.C. eerste kwartaal 2013)
Crematorium Moscowa, Arnhem Jonkerbos, Nijmegen Rijk van Nijmegen Uden* Venray*
Aantal crematies in 2012 1.333 1.473 1.366 793 564
Totaal:
5.529
*) Deze crematoria zijn opgenomen in het overzicht om aan te tonen dat door een mogelijk wegvallen van bestaande faciliteiten geen ontwrichtende werking zal ontstaan voor de regio Nijmegen.
De drie crematoria te Arnhem en Nijmegen zijn grootschalig te noemen, Uden valt daarvoor op de grens. Een kleinschalig crematorium voert jaarlijks tussen de 450 en 700 crematies uit per jaar en biedt de nabestaanden meer tijd en kwaliteit van dienstverlening dan reguliere crematoria. In de genoemde crematoria wordt dit aantal overschreden. Dit wil overigens niet zeggen dat hun maximale capaciteit bereikt is. Het geeft wel aan dat druk staat op de mate waarin kwaliteit en persoonlijke aandacht en tijd kunnen worden geboden bij de crematiediensten. Binnen de verzorgingsgebieden, gemeten binnen een straal van 15 kilometer van het centrum van Nijmegen, zijn 19 gemeenten gelegen. Dit betreft de gemeenten in de volgende tabel 2. De percentages in de tabel geven bij benadering aan welk aandeel van het inwoneraantal gericht zal zijn de diverse crematoria (gebaseerd op inschattingen). Deze percentages zijn aannames gebaseerd op de ligging (en de omvang) van de woonkernen binnen elke gemeente en hun oriëntatie op en hun afstand tot de genoemde crematoria. Naarmate een kern dichter bij de grens van het verzorgingsgebied is gelegen, zal een groter deel van de bevolking uit de kern op het concurrerende crematorium georiënteerd zijn. De percentages geven een inschatting van deze spreiding van oriëntatie aan. Wanneer de omvang en oriëntatie van de verzorgingsgebieden gekoppeld worden aan de bevolkingscijfers van de gemeenten die binnen de verzorgingsgebieden vallen, ontstaat het volgende beeld. Tabel 2: oriëntatie op crematoria in de regio Nijmegen Gemeente
Inwoners regio
Moscowa
Inwoners
Rijk van Nijmegen
Inwoners
Jonkerbos
Inwoners
DELA Uden
Inwoners
DELA Venray
Inwoners
Elders
Inwoners
Lingewaard
45.689
60%
27.413
15%
6.853
25%
11.422
0%
-
0%
-
0%
-
Overbetuwe
46.576
60%
27.946
25%
11.644
15%
6.986
0%
-
0%
-
0%
-
Neder-Betuwe
22.565
25%
5.641
55%
12.411
20%
4.513
0%
-
0%
-
0%
-
Druten
18.121
0%
-
100%
18.121
0%
-
0%
-
0%
-
0%
-
Beuningen
25.296
0%
-
100%
25.296
0%
-
0%
-
0%
-
0%
-
Nijmegen
166.443
0%
-
30%
49.933
70%
116.510
0%
-
0%
-
0%
-
Ubbergen
9.507
0%
-
20%
1.901
80%
7.606
0%
-
0%
-
0%
-
Millingen aan den Rijn
5.892
0%
-
0%
-
100%
5.892
0%
-
0%
-
0%
-
Groesbeek
18.968
0%
-
0%
-
100%
18.968
0%
-
0%
-
0%
-
Heumen
16.388
0%
-
30%
4.916
70%
11.472
0%
-
0%
-
0%
-
Wijchen
40.990
0%
-
55%
22.545
45%
18.446
0%
-
0%
-
0%
-
Oss
57.391
0%
-
15%
8.609
15%
8.609
50%
28.696
0%
-
20%
11.478
Grave
12.733
0%
-
30%
3.820
30%
3.820
40%
5.093
-
0%
-
Landerd
15.194
0%
-
0%
-
10%
1.519
90%
13.675
0%
-
0%
-
Mill en St. Hubert
10.915
0%
-
0%
-
25%
2.729
65%
7.095
10%
1.092
0%
-
Cuijk
24.741
0%
-
0%
-
60%
14.845
25%
6.185
15%
3.711
0%
-
Boxmeer
28.210
0%
-
0%
-
5%
1.411
20%
5.642
75%
21.158
0%
-
Gennep
17.304
0%
-
0%
-
45%
7.787
0%
-
55%
9.517
0%
-
7.824
0%
-
0%
-
100%
7.824
0%
-
0%
-
0%
-
590.747
Moscowa:
61.000 10,3%
Rijk van Nijmegen
166.049 28,1%
Jonkerbos
250.357 42,4%
DELA Uden
66.385 11,2%
DELA Venray
35.477 6,0%
Elders
11.478 1,9%
Mook en Middelaar Totalen: Aandeel:
6
0%
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
B4505HC1
Uit het overzicht van tabel 2 blijkt dat met name de crematoria Rijk van Nijmegen en Jonkerbos het grootste potentieel hebben binnen de regio, respectievelijk 28,1% (166.049 inwoners) en 42,4% (250.357 inwoners), op afstand gevolgd door DELA Uden en Moscowa Arnhem. Het verzorgingsgebied is feitelijk verdeeld tussen de twee crematoria met de kortste afstand tot de kern Nijmegen. De cijfers geven niet het crematiecijfer weer, enkel het aandeel van de bevolking dat, wanneer zij crematie zou kiezen als vorm van lijkbezorging, georiënteerd zou zijn op één van de crematoria.
3.2
Afbakening verzorgingsgebied na oprichting beoogd crematorium DELA De verzorgingsgebieden van de bestaande crematoria zijn afgebakend en liggen vast (afbeelding 2). Hierbij dient het volgende in acht te worden genomen. Het crematorium te Beuningen (Rijk van Nijmegen) wordt geëxploiteerd door Yarden. Yarden is een natura verzekeraar en biedt een korting aan wanneer een verzekerde diens uitvaart door Yarden laat verzorgen. Er is geen sprake van een ‘woonplaatsbeginsel’ zoals DELA dat hanteert, waarbij de verzekerde, wanneer deze binnen een straal van 15 kilometer van een DELA faciliteit woont, daar ook verplicht gebruik van moet maken bij de uitvaart. Door een nieuw op te richten crematorium in Nijmegen zullen verschuivingen optreden vanwege de overlappingen en door de onderling beperkte afstand tussen de verzorgingsgebieden binnen de regio Nijmegen.
Afbeelding 2: Verzorgingsgebieden schematisch
Bron: Google Maps 2013
Uit de voorgaande afbeelding 2 is op te maken dat, bij een schematische verdeling van de verzorgingsgebieden in cirkels met een straal van 15 km, een sterke overlapping zal ontstaan wanneer een derde crematorium in de regio Nijmegen wordt gerealiseerd.
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen|DELA-Crematorium Nijmegen
7
B4505HC1
Door de ligging van de snelwegen A73, A326, A50 en A15 vormt de ligging van de diverse rivieren geen geografische barrière die voorkomt dat de verzorgingsgebieden gescheiden blijven. De grens met Duitsland vormt de oostgrens van het verzorgingsgebied. In het noorden is het met name het crematorium Moscowa dat de grens stelt aan de verzorgingsgebieden. In het zuiden zijn het de crematoria Uden en Boschhuizen die het verzorgingsgebied afbakenen. Voor DELA is dit een situatie waarin na realisatie van het crematorium het ene DELA-verzorgingsgebied overloopt in het andere DELAverzorgingsgebied. Gezien het grote aantal crematoria in en om de regio Nijmegen is, zeker na oprichting van een crematorium door DELA, sprake van een sterke spreiding van oriëntatie.
3.3 3.3.1
Bepaling crematiebehoefte Bepaling doelgroep Op basis van de ligging van de gemeenten in de verzorgingsgebieden en hun aandeel in het verzorgingsgebied, is voor de gebieden de doelgroep bepaald. Uit cijfers van DELA blijkt dat binnen de verzorgingsgebieden een groot aantal DELA-verzekerden bestaat. Binnen Nijmegen heeft DELA een marktaandeel van 39% verzekerden. Aangenomen wordt dat dit representatief voor de regio is. Op het verzorgingsgebied is het ‘woonplaatsbeginsel’ van toepassing. Dit gegeven staat navolgend uiteengezet. De volgende uitgangspunten zijn van belang: Uitgangspunt 1: Indien inwoners een vrije keuze hebben voor een crematorium, dan kiest men in de regel voor de kortste afstand (dit vormt de basis voor tabel 2); De crematie van natura-verzekerden (80% van de DELA-polissen) vindt in principe plaats in het DELA crematorium in de woonplaats; Als er geen DELA crematorium in de woonplaats is, vindt de crematie van natura-verzekerden plaats in een door DELA geadviseerd crematorium binnen een straal van 15 kilometer van de woonplaats; In geval van een naturapolis en indien er geen DELA-crematorium binnen 15 kilometer van de woonplaats is gelegen, dan vindt crematie plaats in het dichtstbijzijnde crematorium dat wordt geadviseerd door DELA (naturapolis heeft geen invloed).
8
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
B4505HC1
Tabel 3: tabel oriëntatie van gemeenten op de crematoria in de regio Nijmegen Gemeente
Inwoners
km afstand tot
Yarden, Rijk van Nijmegen
potentieel
km afstand tot
fac. Jonkerbos
potentieel
km afstand tot
DELA Nijmegen
potentieel
Lingewaard
45.689
24
10%
4.569
18
20%
9.138
22
10%
4.569
Overbetuwe
46.576
20
20%
9.315
27
10%
4.658
29
10%
4.658
Neder-Betuwe
22.565
26
50%
11.283
33
15%
3.385
35
15%
3.385
Druten
18.121
13
100%
18.121
19
0%
-
20
0%
-
Beuningen*
25.296
3
69%
17.404
9
0%
-
12
31%
7.892
Nijmegen**
166.443
31%
51.930
10
20%
22.903
5
45%
51.531
7
35%
40.079
31%
2.966
na woonplaatsbeginsel: Ubbergen** na woonplaatsbeginsel: Millingen aan den Rijn Groesbeek** na woonplaatsbeginsel: Heumen** na woonplaatsbeginsel: Wijchen** na woonplaatsbeginsel:
114.513 9.507 6.541
16
10%
951
11
65%
4.252
14
25%
1.635
5.892
27
0%
-
22
50%
2.946
24
50%
2.946
31%
5.918
50%
6.525
31%
5.113
18.968 13.050
21
0%
-
10
50%
6.525
14
16.388 11.275
16
10%
1.127
6
50%
5.637
8
40.990
40%
4.510
31%
12.789
28.201
7
40%
11.280
9
30%
8.460
8
30%
8.460
Oss
57.391
28
10%
5.739
31
10%
5.739
31
10%
5.739
Grave**
12.733
31%
3.973
na woonplaatsbeginsel:
8.760
14
15%
1.314
13
15%
1.314
11
30%
2.628
Landerd
15.194
23
0%
-
22
0%
-
20
10%
1.519
Mill en St. Hubert
10.915
26
0%
-
21
10%
1.092
19
20%
2.183
Cuijk**
24.741
31%
7.719
na woonplaatsbeginsel:
17.022
20
0%
-
14
35%
5.958
13
55%
9.362
Boxmeer
28.210
32
0%
-
26
0%
-
23
10%
2.821
Gennep
17.304
30
0%
-
24
30%
5.191
21
35%
6.056
31%
2.441
Mook en Middelaar** na woonplaatsbeginsel: TOTAAL:
7.824 5.383
18
0%
-
590.747
10
50%
104.006
2.691
10
50%
118.516
2.691
210.509
*) Invloed naturapolis en woonplaatsbeginsel: normaliter zou 100% van de inwoners gericht zijn op het crematorium te Beuningen. De gemeente Beuningen ligt echter binnen een straal van 15 kilometer van het beoogde DELA crematorium. Doordat DELA een verzekeringsdekking van 39% heeft en 80% van deze verzekerden een naturapolis heeft, zal er een meetelling bestaan van (80% van 39% =) 31% van de bevolking. **) Bij deze gemeenten speelt naast de invloed van de naturapolis en het woonplaatsbeginsel tevens de afstand tot het DELA crematorium een rol. Door een gunstige ligging ten opzichte van de andere crematoria zal een aanvullende toestroom ontstaan op basis van de toegekende oriëntatiepercentages.
De totaalcijfers uit tabel 3 geven de doelgroepen binnen het verzorgingsgebied daarom bij benadering weer. Dit is het totaal van de drie crematoria (104.006 + 118.516 + 210.509 =) 433.031 personen binnen het gehele gebied met 590.747 inwoners. Het betreft de aantallen inwoners binnen het verzorgingsgebied regio Nijmegen die – wanneer zij zouden kiezen voor crematie als lijkbezorging – gericht zouden zijn op één van de drie crematoria. Het levert de navolgende verdeling op van het potentieel in de huidige situatie en in de situatie waarin DELA een crematorium opricht in de regio Nijmegen. Tabel 4: verhouding marktpotentieel crematoria regio Nijmegen* Crematorium
Potentieel huidig
%
Jonkerbos, Nijmegen Rijk van Nijmegen, Beuningen DELA, Nijmegen Aandeel andere crematoria
250.357
42
Potentieel na oprichting crematorium DELA 118.516
166.049 0 174.340
28 -30
Totaal:
590.746
100
% 20
Verschil % - 22
104.006 210.509 157.716
18 36 26
- 10 + 36 -4
590.746
100
Relatief -52% -36% --13%
*) Afrondingsverschillen mogelijk
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen|DELA-Crematorium Nijmegen
9
B4505HC1
Uit de voorgaande tabel 4 blijkt dat het marktaandeel van de twee bestaande crematoria binnen het verzorgingsgebied (Jonkerbos en Rijk van Nijmegen) naar inschatting zal afnemen bij oprichting van een crematorium binnen Nijmegen door DELA. Crematorium Jonkerbos verliest 22% van het marktaandeel en verliest daarmee 52% van het aantal crematies dat in de huidige situatie plaatsvindt. Crematorium Rijk van Nijmegen verliest 10% van het marktaandeel en verliest daarmee 36% van het aantal crematies dat in de huidige situatie plaatsvindt. DELA zal bij oprichting van het beoogde crematorium beschikken over 36% van het marktaandeel binnen de regio. 3.3.2
Bepaling crematiecijfer en controle doelgroep Het gemiddelde sterftepromillage binnen de gemeenten uit tabel 4 bedroeg 7,56‰ in 2012 en zal 8,35‰ bedragen in 2013 (bron: CBS Statline). Dit betekent dat van de 590.747 personen in het verzorgingsgebied er circa 4.469 kwamen te overlijden in 2012 en de verwachting is dat er binnen hetzelfde verzorgingsgebied circa 4.935 personen komen te overlijden in 2013. Niet alle mensen binnen het verzorgingsgebied zullen voor crematie kiezen als vorm van lijkbezorging. In werkelijkheid is 67% van deze specifieke doelgroep geïnteresseerd in crematie als vorm van lijkbezorging (Bron: DELA). De overige 33% kiest voor begraving. Uitgaande van het huidige regionale crematiecijfer van 67% betekent dit een aantal van 2.994 crematies dat binnen de regio Nijmegen zou hebben plaatsgevonden in 2012. De aangeleverde crematiecijfers over 2012 van L.V.C. (Tabel 1) voor de crematoria Jonkerbos en Rijk van Nijmegen bedragen respectievelijk 1.473 en 1.366 crematies voor een totaal van 2.839 crematies. Geconcludeerd wordt dat, gezien de concurrentie van de buiten de regio gelegen crematoria – te weten Moscowa Arnhem en DELA Uden – een berekend aantal van 2.994 crematies een juiste benadering van het potentieel is (met slechts een afwijking van 5%). Het benaderde potentieel voor 2013 (3.306 crematies) binnen het verzorgingsgebied wordt daarom eveneens als representatief gezien en zal daarom als uitgangspunt dienen in de berekening van het toekomstige potentieel. De betekenis hiervan op de toekomstige crematiebehoefte (de distributieve ruimte) is navolgend in hoofdstuk 4 uiteengezet.
10
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
B4505HC1
4 4.1
Externe factoren en distributieve ruimte Sterfteprognose en crematiecijfer De crematiebehoefte binnen het verzorgingsgebied is aan verandering onderhevig. Zo zal het sterftepromillage door de vergrijzing stijgen en zullen bevolkingsaanwas en -afname invloed hebben op het aantal crematies dat jaarlijks zal plaatsvinden. Om de sterfteprognose te bepalen voor de toekomst zal de CBS sterfte index worden toegepast op het promillage (zie tabel 5). Deze index is gebaseerd op de bevolkingsprognose van het CBS.
Tabel 5: bepaling crematiebehoefte binnen verzorgingsgebied Jaar
Sterftepromillage Regionale (niet sterftegeïndexeerd) index (CBS) 590.747 8,35 100
Inwoneraantal 2013
Geprognosticeerde Crematiecijfer sterfte 67%
Bij crematiecijfer 75%*
4.935
3.306
3.701
2018
103
5.083
3.405
3.812
2023
113
5.576
3.736
4.182
2028
125
6.168
4.133
4.626
2033
137
6.760
4.529
5.070
2038
148
7.303
4.893
5.477
*) Prognose wanneer het crematiecijfer in het verzorgingsgebied doorgroeit naar 75%
Het aantal personen dat komt te overlijden en zich zal laten cremeren (regionaal 67%) zal oplopen van circa 3.306 in 2013 tot circa 4.893 in 2038. Hierbij wordt uitgegaan van een gehandhaafd crematiepercentage van 67%. Tabel 5 laat eveneens de prognose zien wanneer een crematiecijfer wordt gebruikt van 75%, een crematiecijfer dat gezien de ontwikkelingen in den lande en het huidige (hoger dan landelijke) crematiecijfer. Uit de tabel valt op te maken dat er, afhankelijk van de verdeling binnen het verzorgingsgebied, een spreiding te verwachten is van circa 3.306 crematies huidig tot mogelijk 5.477 crematies in 2038.
4.2
Distributieve ruimte en ontwrichtende werking In de situatie waarin DELA een crematorium opricht in Nijmegen, zal de onder punt 3.3.1 genoemde herindeling van het verzorgingsgebied ontstaan. Hierbinnen zal het crematorium Jonkerbos (Nijmegen) een aandeel van 20% nemen (661 crematies) en het crematorium Rijk van Nijmegen (Beuningen) een aandeel van 18% nemen (595 crematies). De overige crematoria in de regio Nijmegen nemen 26% van het marktaandeel binnen het verzorgingsgebied (860 crematies). Het beoogde crematorium van DELA neemt 36% van het marktgebied (1.190 crematies). Schematisch is deze verdeling op basis van crematies als volgt weergegeven.
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen|DELA-Crematorium Nijmegen
11
B4505HC1
Tabel 6: verhouding marktpotentieel crematoria regio Nijmegen* Crematorium Jonkerbos, Nijmegen Rijk van Nijmegen, Beuningen DELA, Nijmegen Aandeel andere crematoria
Potentieel na oprichting crematorium DELA 118.516 104.006 210.509 157.716
Totaal:
590.746 inwoners
% 20 18 36 26
Crematies in jaar 2013 661 595 1.190 860
Crematies in jaar 2038 979 881 1.761 1.272
100
3.306
4.893
*) Afrondingsverschillen mogelijk
Geconcludeerd wordt dat in theorie voldoende distributieve ruimte bestaat voor een aanvullend crematorium in het verzorgingsgebied regio Nijmegen. Enerzijds vanuit de geprognosticeerde stijging van het sterftecijfer, anderzijds vanuit het stijgende crematiecijfer. Wanneer bestaande faciliteiten binnen de regio Nijmegen zouden wegvallen door het oprichten van een derde crematorium is het niet aannemelijk dat dit een ontwrichtende werking heeft op de mogelijkheid om in de regionale crematiebehoefte te voorzien. Er blijven voldoende, voor ieder toegankelijke faciliteiten aanwezig. De oprichting van een crematorium door DELA zorgt voor een herschikking van het marktaandeel en de verdeling binnen het verzorgingsgebied. Daar staat tegenover dat de komst van een nieuwe faciliteit met name kansen biedt voor de nabestaanden en de particuliere ondernemers door concurrentietoetreding, betere prijs/kwaliteitsverhoudingen en een meerwaarde op dienstverlening.
12
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen | DELA-Crematorium Nijmegen
B4505HC1
5 5.1
Conclusies economisch functioneren Huidig functioneren In de huidige situatie functioneren meerdere crematoria in de regio Nijmegen waarbij de crematoria Jonkerbos en Rijk van Nijmegen het grootste marktaandeel hebben. Het aantal crematies op jaarbasis is bij deze crematoria zodanig (Jonkerbos gemiddeld 4,9 per dag in 2012 en Rijk van Nijmegen gemiddeld 4,6 uitgaande van minimaal 300 werkbare dagen) dat van grootschaligheid mag worden gesproken. Het merendeel van de crematies vindt plaats vanuit de stad Nijmegen en de vele aangrenzende buurgemeenten van het verzorgingsgebied. Dit zijn voor een belangrijk deel crematies van verzekerden bij DELA die door DELA bij deze crematoria zijn ondergebracht.
5.2
Toekomstig functioneren De berekende en aangeleverde cijfers duiden op een grote doelgroep binnen het gestelde verzorgingsgebied. Op basis van dit distributie planologisch onderzoek kan gesteld worden dat binnen het verzorgingsgebied regio Nijmegen gerekend kan worden op een gemiddelde behoefte van minimaal 3.306 crematies per jaar ofwel 11 crematies per dag (uitgaande van 300 werkbare dagen per jaar). Dit aantal zal naar verwachting oplopen tot 16 crematies per dag in het jaar 2038. Waarschijnlijker zal het aantal crematies nog sterker toenemen onder invloed van het stijgende crematiecijfer, mogelijk zelfs tot 18 per dag. De toekomstige verdeling van dit aantal crematies bij oprichting van een crematorium in de regio Nijmegen door DELA is als volgt.
Tabel 7: toekomstig functioneren op basis van het aantal crematies per dag* Crematorium Jonkerbos, Nijmegen Rijk van Nijmegen, Beuningen DELA, Nijmegen Andere regionale crematoria
Crematies in jaar 2013 661
Crematies per dag 2,2
Crematies in jaar 2028 827
595 1.190
2 4
860
2,9
Crematies per dag 2,8
Crematies in jaar 2038 979
Crematies per dag 3,3
744 1.488
2,5 5
881 1.761
2,9 5,9
1.074
3,6
1.272
4,2
*) Afrondingsverschillen mogelijk
Bij 2 crematies per dag komt het functioneren van een crematorium niet in het geding. Het zijn aantallen die normaal zijn bij kleinschalige crematoria. Voor de huidige crematoria Jonkerbos en Rijk van Nijmegen kan de berekende afname van het marktaandeel leiden tot een heroriëntatie op de bedrijfsvoering maar dit blijven interne organisatorische afwegingen.
KYBYS | DPO crematorium Nijmegen|DELA-Crematorium Nijmegen
13
NOTITIE Gemeente Nijmegen Mevrouw T. Martens Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
DATUM:
23 mei 2014
ONS KENMERK:
14-238/14.02665/GerHo
UW KENMERK:
VPL 208152
AUTEUR:
ir. G. Hoefsloot
PROJECTLEIDER:
ir. G. Hoefsloot
STATUS:
eindrapport
CONTROLE:
drs. D. Emond
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg In maart 2014 zijn nabij de Streekweg aan de zuid-westzijde van Nijmegen twee burchtlocaties gevonden door Das en Boom. De gemeente Nijmegen wil nabij de burchtlocaties een uitvaartcentrum ontwikkelen. In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft Bureau Waardenburg een onderzoek uitgevoerd naar de betekenis van het beoogde plangebied voor de das. Het doel van het onderzoek was om de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de beschermde das te beoordelen. Deze effectbeoordeling is nodig voor de bestemmingsplanprocedure en uitvoering van het plan.
Doel van het onderzoek Het uitgevoerde onderzoek heeft tot doel de volgende vragen te beantwoorden: • Wat is de functie van de twee burchten? • Hoe gebruiken de dieren de omgeving en wat is de relatie tot andere burchten aanwezig in de omgeving? • Is er geschikt foerageergebied aanwezig in het plangebied en heeft dit betekenis voor de das? • Heeft de ontwikkeling van het uitvaartcentrum een negatief effect op de das? • Zijn er mogelijkheden om negatieve effecten te voorkomen?
Methodiek1 Het uitgevoerde onderzoek bestaat uit een eenmalig veldinspectie en een aanvullend onderzoek. De veldinspectie in het plangebied aan de Streekweg is op 15 april 2014 1
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Bij toepassing van de Flora- en faunawet worden conform de AmvB art. 75 drie beschermingsregimes onderscheiden. Voor soorten uit ‘Tabel 1’ geldt vrijstelling van verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Voor vogels en soorten van ‘Tabel 2 of 3’ geldt geen vrijstelling en kan aanvraag van een ontheffing aan de orde zijn bij overtreding van verbodsbepalingen. De das staat in Tabel 3 van de Flora- en faunawet.
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
1
uitgevoerd. Om de betekenis van het plangebied voor de das te bepalen is een geschiktheidsbeoordeling van het plangebied en omgeving uitgevoerd. De twee bekende burchtlocaties nabij de Streekweg zijn geïnspecteerd op recente gebruikssporen en de vaste looproutes vanaf de burcht en potentiele foerageerterreinen voor de das zijn in kaart gebracht. Het gehele terrein is onderzocht op latrines (mestputjes), graafsporen en wissels van de das. Het aanvullend onderzoek bestaat uit een ruimere omgevingsscan en het plaatsen van een cameraval (Reconyx HyperFire Camera) nabij de burchtlocaties en naast een dassenwissel in het populierenbos. Op basis van het fotomateriaal is getracht te bepalen hoeveel dieren er gebruik maken van de burchten, wat de gebruiksintensiteit is van de burchten in deze tijd van het jaar en of er jonge dassen gebruik maken van de burchten. De aanwezigheid van jongen kan betekenen dat de burcht een kraamfunctie heeft voor de das. In totaal heeft de cameraval 17 nachten op scherp gestaan op vier verschillende locaties in het populierenbos waar de burchten zich bevinden. Tijdens de bezoeken aan het gebied voor het wisselen van de geheugenkaartjes zijn beide burchten geinspecteerd op verse sporen om recent gebruik vast te stellen. Tabel 1. Details onderzoek met cameraval.
Locatie cameraval 4 (burcht) 3 (burcht) 2 (bijburcht) 1 (wissel)
2
Aantal nachten camera op scherp 4 6 3 5
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
Figuur 1. Kaartje met locaties cameraval.
Beschrijving plangebied en werkzaamheden Het plangebied bevindt zich nabij het Mondial College aan de Streekweg te Nijmegen. Een beschrijving van het plangebied is opgenomen in de notitie van de heer Bakker (kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL). In het plangebied wil de gemeente de realisatie en gebruik van een uitvaartcentrum mogelijk maken. De beoogde locatie voor het uitvaartcentrum bevindt zich tussen het Mondial College en de rijksweg A73. Rondom het centrum worden parkeerplaatsen, strooivelden, wandelpaden en een vijverpartij aangelegd (zie figuur 2). Een deel van het bos nabij het gebouw zal worden omgevormd naar een bos met duurzame soorten zoals zomereik. Het is nog niet duidelijk hoe het uitvaartcentrum ontsloten wordt. Dit gebeurd vanaf de Streekweg via de huidige weg van en naar het Mondial College, via de Staddijk of via een nieuwe weg net ten noorden van het Mondial College.
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
3
Figuur 2.
Inrichtingsschets voor het uitvaartcentrum aan de Streekweg met ontsluiting via Staddijk (Auteur: Grontmij).
Resultaten Beschrijving burchtlocaties en analyse fotomateriaal De situatie zoals aangetroffen door Das en Boom is niet veranderd. Er zijn twee burchtlocaties met belopen pijpen. Een bevindt zich op enkele meters van een verkeersluwe weg naar het Mondial College. Hier zijn zeven pijpen waarvan er vier frequent worden gebruikt. De tweede burchtlocatie bevindt zich op ongeveer 70 meter afstand van de (hoofd)burcht richting het woonwagenpark. Hier zijn twee belopen pijpen aanwezig. Op basis van het sporenonderzoek gaat het naar verwachting om een bijburcht die niet frequent wordt gebruikt. Tussen de beide burchten zijn wissels aanwezig. Vanaf de burchten lopen verschillende wissels door het populierenbos, die deels ook door andere soorten worden gebruikt (vos). Verder van de burcht vervagen de sporen en zijn er geen duidelijke wissels gezien. Er zijn op alle locaties waar de camaraval heeft gestaan (zie figuur 1) dassen gefotografeerd. In de periode 13-5 tot en met 18-5 (6 nachten) zijn bij de hoofdwissel vanaf de (hoofd)burcht elke nacht dassen gezien en zijn ook twee dassen in één fotobeeld gezien. Er zijn geen jonge (kleine) dieren gefotografeerd. Het is mogelijk dat de jonge dieren nog in de burcht aanwezig zijn of alleen op korte afstand van de pijpen buiten komen en daarom niet zijn gefotografeerd. 4
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
Beoordeling geschiktheid foerageergebied Rondom het Mondial College zijn vier gebieden onderscheiden die potentieel geschikt zijn als foerageergebied voor de das (zie bijlage). • Vlak 1 betreft een populierenbos van 6,18 ha waarin ook de burchtlocaties zich bevinden. Het populierenbos wordt door de dassen gebruikt als foerageergebied. Op verschillende plaatsen in het bos zijn wissels gevonden en sporen van foerageren (snuitputjes, graafplekken). • Vlak 2 betreft een ruigte van 1,05 ha met minimaal 50 cm hoog gras. Het perceel wordt niet beheerd en heeft geen gebruiksfunctie voor de mens. Hier zijn enkele mestputjes gevonden en een loopspoor. Als foerageergebied is de ruigte weinig geschikt vanwege het hoge gras. • Vlak 3 bestaat uit een grasstrook langs de watergang die jaarlijks wordt gemaaid en gebruikt wordt als schouwpad en enkele eiken en struweel. De oppervlakte is 0,8 ha. Het gebied is als foerageergebied geschikt voor de das. Het vlak heeft een belangrijke functie als migratieroute richting Berendonck en de zuidelijk gelegen graslanden langs de rijksweg. • Vlak 4 bestaat uit een klein oppervlakte bos en grasland met struweelranden. De oppervlakte is 1,86 ha. Alleen de graslandjes langs de watergangen, struweelranden en het bos zijn geschikt als foerageergebied voor de das. Langs de watergangen en onder begroeiing is de bodem voedselrijker en vochtiger waardoor er meer wormen aanwezig zullen zijn. De drogere delen van de graslanden zijn zandiger en droger en daarom minder geschikt om te foerageren. Ruimtelijk gebruik van het plangebied en omgeving Het gebied dat de dassen uit de twee burchtlocaties nabij de Streekweg gebruiken wordt begrensd door de watergang tussen het bos en het woonwagenkamp, de watergang langs de Streekweg, de watergang langs de A73 en de verharde weg Staddijk. Dassen kunnen goed zwemmen maar doen dat niet dagelijks om foerageergebieden te bereiken. De dassen bewonen als het ware een eiland met een nauwe corridor richting zuid en via een faunabuis en fietspad naar het gebied ten westen van de rijksweg. Het gebruik van de faunabuis onder de rijksweg is aan de hand van sporen vastgesteld. Aan de westzijde van de rijksweg zijn enkele burchtlocaties aanwezig en verder richting zuid aan de oostzijde van de rijksweg is een burcht aanwezig (zie notitie met kenmerk 13-033/13.02075/DimEm Dassenonderzoek Skaeve Huuse, Nijmegen). Op 13 mei 2014 is net ten noorden van de het plangebied voor het uitvaartcentrum een bewoonde burcht gevonden aan de oostzijde van de snelweg. Verwacht wordt dat er tussen de verschillende burchten en leefgebieden uitwisseling is maar dat het wel verschillende dassenterritoria zijn (de deelpopulaties staan met elkaar in verbinding). In tijden van voedselschaarste (droge perioden, winterperiode) zullen de dieren foerageergebieden op ruimere afstand van de burchtlocaties opzoeken.
Effecten In de onderzoeksperiode werd de (hoofd)burcht dagelijks gebruikt door dassen als verblijfplaats. Er zijn geen aanwijzingen dat de kleinere burcht in gebruik was. Het aantal dassen dat gebruik maakt van de (hoofd)burcht wordt op basis van het fotomateriaal en
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
5
de voedselbeschikbaarheid in het gebied geschat op 2 tot maximaal 4. Het is op basis van het onderzoek niet duidelijk geworden of de burcht een functie heeft als kraamburcht. In het territorium aan de Streekweg is primair en secundair foerageergebied aanwezig. Primaire gebieden leveren een groot deel van het jaar voedsel en liggen nabij de burcht, bijvoorbeeld het populierenbos (1) en de corridor richting zuid (3). Secundaire gebieden leveren alleen in bepaalde jaargetijden voedsel (2 en 4). Van groot belang is te zorgen dat de dassen van de Streekweg het gehele jaar ongehinderd van en naar de fietstunnel en faunabuis kunnen lopen. De ontwikkeling van het uitvaartcentrum heeft hier niet direct een negatief effect op. Het wordt wel aanbevolen de verbinding te versterken door middel van het aanbrengen van beplanting in vlak 3. De realisatie en het gebruik van het uitvaartcentrum kan twee verschillende negatieve effecten veroorzaken voor de das: 1. Aantasting en verstoring van foerageergebied 2. Aantasting en verstoring van de burchtlocatie Foerageergebied Een deel van het secundair foerageergebied van de das wordt door de aanleg van het uitvaartcentrum ongeschikt gemaakt. Het betreft 0,7 ha van vlak 2 waar een deel van de parkeerplaatsen en het uitvaartgebouw voorzien zijn. Een smalle rand van het populierenbos (vlak 1 primair foerageergebied; 0,18 ha) wordt ongeschikt gemaakt door realisatie van het uitvaartcentrum (zie tabel 2). Het verlies aan foerageergebied in vlak 3 (0,12 ha) gebeurd alleen in het geval ontsluiting via de Staddijk wordt gerealiseerd. Indien de ontsluiting via een nieuwe weg ten noorden van Mondial College, nr. 21 van het schoolgebouw wordt vormgegeven betekent dit een verlies aan oppervlakte en versnippering van secundair foerageergebied (verlies mogelijk 1 ha in vlak 4). Het ruimtebeslag in vlak 3 komt dan te vervallen. Tabel 2. Verlies aan foerageergebied bij ontsluiting via Staddijk.
Primair (1 & 3) Secundair (2 & 4)
Huidig oppervlakte (ha) 6,98 2,91
Na realisatie uitvaartcentrum (ha) 6,68 2,21
Verlies aan oppervlakte (ha) 0,3 0,7
Op de foerageerterreinen die niet worden aangetast is er een grotere kans op verstoring door de aanwezigheid van mensen die het uitvaartcentrum bezoeken, bewoners uit de omgeving die de opgewaardeerde wandelpaden gaan gebruiken eventueel met honden en beheerders. De aanwezigheid van mensen is vooral bij daglicht maar kan dan nog wel voor verstoring zorgen door geursporen van mens en hond. Honden kunnen de burchtlocatie opspeuren en voor verstoring zorgen. Burchtlocatie De burchtlocatie zelf valt buiten het plangebied. Van directe aantasting is geen sprake. De burcht nabij de weg richting Mondial College kan wel negatieve effecten ondervinden van toename van verkeersbewegingen van en naar het toekomstige uitvaartcentrum. 6
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
Hierdoor vindt er vergeleken met de huidige situatie meer verstoring plaats. Door verkeersbewegingen in de ochtend- of avondschemer kan het risico op aanrijdingen vanaf het najaar tot het vroege voorjaar voor de das toenemen. Mogelijke herontwikkeling van de bermen van de weg (het plaatsen van borden en verlichting, aanpassen beplanting) om de entree naar het uitvaartcentrum toonbaar te maken kunnen zorgen voor een negatief effect op de burchtlocatie. Verstoring, instorten van de gangen door de werkzaamheden (egaliseren, aanplanten) en minder dekking waardoor de burcht vanaf de weg beter zichtbaar wordt kunnen hiervan het gevolg zijn. Deze effecten treden niet op als ontsluiting via de Staddijk of de nieuwe weg langs het schoolgebouw wordt gerealiseerd.
Overtreding van verbodsbepalingen Flora- en faunawet en mogelijke mitigerende maatregelen Foerageergebied Aantasting van primair foerageergebied of afname van het beschikbaar oppervlakte waardoor de functionaliteit van de burchtlocatie in gevaar komt is een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. De ontwikkeling van het uitvaartcentrum zorgt in het geval van ontsluiting via Staddijk voor een afname van 4,3 % van het beschikbaar primair foerageergebied (0,3 ha van 6,98 ha) en 24,1 % van secundair foerageergebied. In het geval van ontsluiting via een nieuwe weg langs de school is het verlies aan foerageergebied netto groter (minder afname aan primair foerageergebied maar een grotere afname secundair foerageergebied door oppervlakte beslag en versnippering juist in het bos dat geschikt is als foerageergebied en zich nabij de burcht bevindt). In het geval van ontsluiting via de bestaande Streekweg is het verlies aan foerageergebied het kleinst. Echter, die keuze zorgt voor negatieve effecten op de burcht (zie onder). Voor het geval een nieuwe ontsluitingsweg ten noorden van Mondial College nr. 21 wordt aangelegd is het nodig om vervangend foerageergebied te zoeken buiten het plangebied. Binnen het plangebied is hier geen ruimte voor. Een mogelijke optie is om de graslanden op het talud van de geluidswal te ontsluiten voor de das. Het beperkte verlies aan foerageergebied bij de opties voor ontsluiting via de bestaande Streekweg of Staddijk kan worden opgevangen door foerageergebied in het plangebied kwalitatief te verbeteren en verstoring hiervan te voorkomen. Als de maatregelen voor foerageergebied gereed zijn voordat het uitvaartcentrum wordt gerealiseerd wordt voorkomen dat beschikbaar foerageergebied afneemt en wordt de functionaliteit van de burchtlocaties behouden. Van overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet is dan geen sprake. Burchtlocatie Ontsluiting van het uitvaartcentrum via de huidige toegangsweg tot het Mondial College veroorzaakt in het geval herinrichting van de bermen nodig is verstoring van de burcht. De toename van verkeer kan zorgen voor een groter aanrijdingsrisico voor de das. Voor het verstoren van de burcht is een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Negatieve effecten op de burchtlocatie langs de toegangsweg tot het Mondial College kan worden Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
7
voorkomen door te kiezen voor een ontsluiting vanaf de Staddijk. In dat geval vindt geen verstoring plaats van de burcht en is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Ook de keuze voor een nieuwe weg langs het schoolgebouw door foerageergebied vlak 4 veroorzaakt geen verstoring van de burcht (maar wel aantasting van het betreffende foerageergebied). Onderdeel van de ontheffingsaanvraagprocedure voor een strikt beschermde soort zoals de das is een alternatievenafweging. Aangezien er alternatieven voorhanden zijn die geen verstoring voor de burcht veroorzaken wordt een ontheffingsaanvraag voor ontsluiting via de bestaande Streekweg niet kansrijk geacht.
Conclusie De ontwikkeling van het uitvaartcentrum veroorzaakt een verlies aan foerageergebied voor een kleine groep dassen die een burcht nabij de Streekweg bewoond. Door middel van kwaliteitsverbetering van de foerageergebieden (inrichting, aanplant en beheer) en te zorgen voor een goede geleiding kan de functionaliteit behouden blijven. Aanbevolen wordt om de maatregelen vast te leggen in een mitigatieplan. Bij ontsluiting via de bestaande Streekweg valt verstoring van de burcht niet uit te sluiten waardoor een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet nodig is. Deze aanvraag is niet kansrijk gezien de voorhanden alternatieven: ontsluiting via Staddijk of aanleg nieuwe weg langs de school. De aanleg van een nieuwe weg zorgt voor aantasting van een groot oppervlakte secundair foerageergebied door ruimtebeslag en versnippering. Als het project wordt uitgevoerd met een ontsluiting via Staddijk en het treffen van mitigerende maatregelen is een ontheffing van de Flora- en faunawet niet nodig en het oppervlakteverlies aan foerageergebied het kleinst.
Literatuur Bakker, B., 2013. Quick scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen, Tauw. Dienst Regelingen, 2012. Soortenstandaard das Meles meles. Westra, S.A. & C. Achterberg, 2007. Handleiding voor het inventariseren dassenburchten. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
8
van
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
Voor vragen over deze notitie kunt u contact opnemen met G. Hoefsloot Akkoord voor uitgave:
Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. PM
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Gemeente Nijmegen Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
9
Bijlage Geschikt foerageergebied voor de dassen aan de Streekweg
Vlak met rode lijn: ontwikkeling van uitvaartcentrum waar geen geschikt foerageergebied meer aanwezig is na ontwikkeling (gebouw, parkeerplaatsen). De overlap van het vlak met rode lijn met de foerageergebieden (1, 2 en 3) is bepaald.
10
Effectbeoordeling das plangebied Streekweg
Varianten voor de ontsluiting van uitvaartfacilteit in Dukenburg Inleiding Tijdens de informatieavond van dit bestemmingsplan zijn vragen gesteld over de voorgestelde ontsluiting aan de Staddijk. Het was voor de aanwezigen onvoldoende duidelijk waarom in het ontwerp bestemmingsplan gekozen is voor een ontsluiting aan de Staddijk. Bewoners hebben aangegeven dat als de ontsluiting op de Streekweg plaatsvindt, bezoekers van het uitvaartcentrum minder geneigd zijn door de woonwijk te rijden. Ook de combinatie met recreatie verkeer is dan minder aanwezig. In dit memo wordt toegelicht welke varianten voor de ontsluiting van de uitvaartfaciliteit tijdens het planproces bestudeerd zijn en waarom uiteindelijk gekozen is voor de variant die vastgelegd is in het ontwerp bestemmingsplan. De keuze is gebaseerd op zowel de ruimtelijke ambities van gemeente Nijmegen als ook de ambities van de initiatiefnemer Dela. Bij de keuze is het uitgevoerde verkeerskundig onderzoek betrokken. Tijdens de ter visielegging van het ontwerp bestemmingsplan is geconstateerd dat zich in het gebied een dassenburcht bevindt. De gevolgen die dit heeft voor de keuze van de ontsluiting wordt in deze memo tevens meegenomen.
Ruimtelijke randvoorwaarden en ambities Bij de keuze voor de situering van de ontsluiting van het uitvaartcentrum is gekeken naar de ambities vanuit de gemeente en vanuit de initiatiefnemer (Dela). Dela heeft met name vanuit het oogpunt van een goede bedrijfsvoering naar het terrein gekeken terwijl de gemeente ruimtelijke ambities heeft met het plangebied als onderdeel van een groter geheel. De belangrijkste elementen worden hieronder kort aangegeven. Dit zijn de criteria op basis waarvan de drie varianten worden beoordeeld.
Ruimtelijke wensen en randvoorwaarden gemeente Landschappelijke kwaliteiten van het bestaande bosperceel dienen zoveel mogelijk te worden behouden en/of versterkt (mogelijkheid tot omvormen duurzaam bos kwaliteitsimpuls voor Bos) De inrichting van het plangebied dient qua sfeer aan te sluiten bij de sfeer van het Stadspark Staddijk met haar karakteristiek vormgegeven waterpartijen. Het gaat dan met name om het karakter van een natuurlijk park met waterpartijen, bomen en bos en informele wandelpaden Realiseren van een openbare verbindingsroute tussen de woonwijk Tolhuis en het stadspark, bijvoorbeeld in de vorm van een wandelpad. Ruimtelijke ambities Dela Uitvaartfaciliteit in groene en ruime setting (gebouw en parkeren in het groen) ) geen parkeerplaats en geen autobewegingen voor de deur. Een logische entree en een logische inrichting van het terrein en zichtbaarheid van het gebouw (positionering van het hoofdgebouw, goede verdeling van het programma over het beschikbare terrein, bij de entree moet de bezoeker begrijpen waar hij naar toe moet).
plangebied in omgeving
Variant A1 Ontsluiting & Parkeren aan de Streekweg
variant
A1
In deze variant is de entree van de uitvaartfaciliteit via de Streekweg. Ook de aanwezige scholen ontsluiten via de Streekweg. Het parkeren is direct bij de ontsluiting. De Streekweg is een representatieve straat en van voldoende maat voor de afwikkeling van het verkeer van en naar het uitvaartcentrum. Om duidelijk te maken waar de uitvaartfaciliteit is gesitueerd, dient een duidelijke entree gemaakt te worden vanaf de Streekweg en is het gewenst dat vanaf de Streekweg direct zicht is op het gebouw en terrein. Om zicht mogelijk te maken, dient een deel van het bos gerooid te worden. Deze variant behelst een aantasting van het bestaande bosgebied. Dit strookt niet met de vooraf door de gemeente meegegeven ambitie/randvoorwaarde om de bestaande landschappelijke kwaliteiten van het bos te behouden en/of te versterken. De parkeerplaats is in deze variant direct bij de ingang gesitueerd. Dit geeft de bezoeker duidelijkheid en voorkomt verkeersbewegingen over het terrein. Omdat de ruimte hier beperkt is,
wordt dit gebied door parkeerplaatsen en rijweg vrijwel helemaal verhard en moet een deel van het bos wijken. Er is geen sprake meer van parkeren in een groene ruime setting. Het groen heeft slechts de functie om het gebied aan te kleden. Het plangebied heeft een LD L projecten, is een beperkte fysieke afstand tussen het gebouw en het parkeerterrein aanwezig. Hierdoor kan de verstilde wandeling niet goed tot haar recht komen. Door het programma zo ongelijkmatig over het terrein te verdelen ontstaat in het noorden een grote concentratie verharding en blijft het zuidelijke deel van het terrein onbenut. Er is daarmee geen sprake meer van een uitvaartfaciliteit in een parkachtige omgeving maar eerder van een uitvaartfaciliteit met een park ernaast. Ook de gewenste verbinding tussen de woonwijk Tolhuis en het Stadspark komt in deze variant niet goed tot zijn recht. Variant A2 ontsluiting aan de Streekweg
variant
A2
In deze variant is ook gekozen voor een entree via de Streekweg. Voor wat betreft de ontsluiting geldt hetzelfde als bij variant A .
Het parkeerterrein is in tegenstelling tot variant A gelegen aan de zuidzijde van het perceel. Bezoekers dienen vanaf de Streekweg door te rijden over het terrein, langs het gebouw en naar de parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het terrein. Door deze situering van het parkeren hoeft minder bos te wijken. V deze variant daarom minder ongunstig dan variant A1. Om het gebouw zichtbaar te maken vanaf de entree dient wel een deel van het bos te worden gerooid. Op deze manier wordt bovendien een goede verdeling van het programma over het terrein bereikt. en is er voldoende ruimte aan de zuidzijde van het plangebied om het parkeren in een ruimte groene setting te laten plaatsvinden. Deze variant scoort ongunstig voor wat logische indeling van het terrein . Vanaf de entree is niet meteen duidelijk waar je je auto moet parkeren, je moet daarvoor doorrijden de hoek om. Dit betekent verkeersbewegingen voor het gebouw, confrontatie van wande . De fysieke afstand tussen het parkeerterrein en het gebouw is goed, maar door de vervoersstromen van noord naar zuid, is het niet mogelijk om de gewenste verstilde wandeling van parkeerterrein naar gebouw als zodanig te beleven. Een entree aan de Streekweg en het parkeerterrein aan de Staddijk zonder dat een in of uitgang aan de Staddijk wordt gerealiseerd voelt onlogisch. De inrichting van het terrein sluit aan bij de sfeer van Stadspark Staddijk . Wandelroutes van Stadspark Staddijk kunnen worden verbonden met de wandelroutes door het bos en omliggende woonbuurten.
Variant A3 ontsluiting aan Streekweg (tot bijna aan de Streekweg) Variant A3 is een verdere verfijning van variant A2. In deze variant hoeft nauwelijks bos gekapt te E D wandeling is hier goed mogelijk. De afstand tussen de eerste afslag vanaf de Streekweg naar de entree van het terrein van de Dela is redelijk lang en voert langs de scholen in dit gebied. De zichtbaarheid van het gebouw en terrein is minder dan bij de andere varianten omdat het gebouw verstopt blijft in het bos.
variant
A3
Variant B ontsluiting aan de Staddijk
variant
B
In deze variant wordt de uitvaartfaciliteit aan de Staddijk ontsloten. De route vanaf de Streekweg en Staddijk is een heldere route. De huidige straatinrichting is niet representatief (o.a. door een varkensrug in het midden die dient om hard rijden te voorkomen), maar deze is eenvoudig aan te passen. Vanaf de entree is direct een overzicht over het terrein. Dit komt door het nu al open voorterrein. Bij de entree zie je waar je moet parkeren en zie je waar je het gebouw kan vinden. Het gebouw staat mooi tegen het groene decor van het landschap. Het bos vormt de achtergrond van het gebouw. Vanaf de entree heb je een lange zichtlijn naar het markante gebouw. Het parkeren ligt herkenbaar, maar uit het directe zicht in een ruime groene setting. Als eerste kunnen mensen een plekje zoeken om te parkeren daarna vindt de verstilde wandeling naar het gebouw plaats. Op het voorterrein voor het gebouw zijn nauwelijks verkeerbewegingen. Hier kunnen mensen elkaar ontmoeten. Het bestaande bos blijft vrijwel onaangetast. De komende jaren kan het bos toekomstwaarde krijgen doordat het wordt omgevormd naar een meer duurzamer bos. Het is een rustige plek voor het plaatsen van urnen. Een functie die op het terrein gewenst is.
De inrichting van het terrein sluit aan bij de sfeer van het stadspark Staddijk. Wandelroutes van het park kunnen worden verbonden met wandelroutes over het terrein naar Tolhuis. Samenvatting ruimtelijke ambitie Op basis van het voorgaande kunnen de drie varianten op de genoemde criteria samenvattend als volgt worden beoordeeld:
Ruimtelijke ambities gemeente Behoud/versterking landschappelijke kwaliteiten boscomplex Aansluiting stadspark (openbare) Verbinding Tolwijk - Stadspark Ruimtelijke ambities Dela Uitvaartfaciliteit in ruime groene setting Beleving verstilde wandeling Logische entree/ logische indeling/ zichtbaarheid gebouw
A1
A2
A3
B
--
-
+
+
-/0 0/-
+ +
+ +
+ +
0
0/+ 0
+ + -
+ + +
Variant B scoort op de ruimtelijke ambities het best. Variant A3 komt daarbij dicht in de buurt. Alleen op het punt logische indeling van het terrein en zichtbaarheid van het gebouw scoort dit alternatief minder. Dit heeft er mee te maken dat het gebouw in deze variant langer verstopt blijft in het bos en achter gebouwen en de aanrijroute door het gebied waar zich de scholen bevinden. Verkeer De zorg van bewoners is tweeledig: - Kans op sluipverkeer - Vermenging van recreatief langzaam verkeer met rouwverkeer (zowel wat betreft verkeersveiligheid en gevoelsmatig). Het uitgevoerde verkeerskundig onderzoek toont aan dat de voorkeursvariant vanuit verkeerskundig oogpunt even acceptabel is als de andere varianten. De verschillen in aantallen motorvoertuigen “ “ onderscheid te maken is tussen de verschillende ontsluitingen voor wat betreft de mate waarin sluipverkeer optreedt. Voor wat betreft menging van recreatiefverkeer met rouwverkeer geldt dat dit zich bij ontsluiting via de Staddijk zich inderdaad voordoet, vooral in de zomermaanden. Vanuit de functie van het uitvaartcentrum is dat geen zorg. Het profiel van de Staddijk kan aangepast worden dat er een aparte fietsstrook komt waardoor het recreatieve fietsverkeer van autoverkeer gescheiden wordt. Hiermee kan het gevoel van onveiligheid worden weggenomen en het verschil tussen de varianten A1, 2 en 3 e variant B verdwijnt daarmee grotendeels.
Flora en fauna: Dassenburcht Nadat het ontwerp bestemmingsplan ter visie is gelegd is geconstateerd dat in het gebied direct grenzend aan het gebied dat aan Dela is verkocht, nabij de Streekweg zich twee dassenburchten bevinden (zie luchtfoto ter plaatse van de twee sterren). Door Bureau Waardenburg is onderzoek uitgevoerd naar de betekenis van het gebied voor de das. Conform de Flora- en faunawet is de das een strikt beschermde diersoort. Het is (o.a.)verboden om de verblijfplaatsen van de das te verstoren. Eén burchtlocatie bevindt zich op enkele meters van de weg naar het Mondial College. Een ontsluiting op deze locatie is dan ook in strijd met de Flora- en faunawet. Dat betekent dat een ontheffing moet worden verkregen om hier een ontsluiting te realiseren. Een ontheffing is niet altijd mogelijk. De ontheffingsaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van een alternatievenafweging. Er moet aangetoond worden dat er geen alternatief voorhanden is met minder negatieve effecten voor de das. In dit geval is wel een alternatief voorhanden, namelijk via de Staddijk Dit alternatief is vanuit ruimtelijk oogpunt goed en vanuit de ambities van de initiatiefnemer zelfs beter. De bewoners spreken zich vanuit de zorg voor vermenging verkeer uit voor de Streekweg, maar maatregelen maken dat de scheiding tussen langzaam recreatief verkeer en autoverkeer naar het uitvaartcentrum verbetert. Wanneer niet aantoonbaar is dat er geen alternatieven voorhanden zijn, is een ontheffingsaanvraag voor ontsluiting aan de Streekweg niet kansrijk. Naar aanleiding van deze conclusies is ook nog een keer gekeken of de inrit vanaf de Streekweg dichter bij de scholen en dus van de dassenburcht gesitueerd kan worden (zie gele pijl op de luchtfoto). Dan moet een nieuwe weg aangelegd worden die bovendien een watergang moet kruisen. Deze optie leidt tot een grotere aantasting van fourageergebied dan ontsluiting via de Staddijk en scoort daarom nog steeds slechter dan ontsluiting via de Staddijk.. Binnen het leefgebied voor de das moet hiervoor compensatie plaatsvinden.. Binnen het plangebied zijn hiervoor geen mogelijkheden en dus zouden mogelijkheden buiten het plangebied gezocht moeten worden. Dit gaat gepaard met extra kosten, is afhankelijk van medewerking van derden en brengt de planning van deze ontwikkeling in gevaar. Dat maakt dat dit geen haalbare optie is. Eindconclusie Eindafweging Ruimtelijke ambities Verkeer Sluipverkeer Menging met recreatieverkeer Verkrijgen ontheffing Flora- en faunawet
A1 -
A2 -/0
A3 0/+
B +
0 + Niet waarschijnlijk
0 + Niet waarschijnlijk
0 0 + 0/+ Niet + waarschijnlijk
Vanuit ruimtelijke ambities is er een lichte voorkeur voor variant B. Vanuit verkeer is het verschil tussen de varianten erg klein. Hierbij gaat het niet om de aspecten verkeersveiligheid (menging fietsen autoverkeer) want wordt opgelost door aanpassing van het profiel en niet over sluipverkeer waarvan door het verkeerskundig onderzoeksbureau is uitgesproken dat de ontsluiting daarvoor niet uitmaakt. Het gaat dan alleen om het feit dat bezoekers van de Berendonck in de zomermaanden van dezelfde route gebruik maken als het rouwverkeer. De intiatiefnemer heeft zelf aangegeven hier geen enkel probleem te zien. Voor wat betreft flora en fauna is er echter een dusdanige beperking dat de verwachting is dat geen ontheffing verleend wordt dan wel dat zodanige maatregelen buiten het plangebied getroffen moeten worden dat de onwikkeling in gevaar komt.
Eindconclusie is dan ook dat ontsluiting aan de Staddijk met aanpassing van het profiel vanwege de verkeersveiligheid, niet alleen de meest gewenste ontsluiting , maar ook de enige haalbare mogelijkheid is.
Locatie van Dassenburcht en optie inrit vanaf Streekweg
Notitie Contactpersoon Bas Bakker (+31 57 06 99 34 1) Datum 19 juni 2013 Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen 1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel
In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties vanuit de Flora- en faunawet voor de nieuwbouw van een uitvaartcentrum voor Dela, met bijbehorende voorzieningen. In deze notitie wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: • •
1.2
Op welke punten is de beoogde ontwikkeling (mogelijk) strijdig met de Flora- en faunawet? Wat betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering?
Huidige situatie en ontwikkeling van plangebied
Huidige situatie Het plangebied betreft een verruigd gebied aan de zuid-westzijde van Nijmegen, aan de Staddijk. Het plangebied is weergegeven in figuur 1.1 en in detail in bijlage. Figuur 1.2 geeft een fotoimpressie van het plangebied. Het plangebied grenst aan een schoolterrein aan de oostzijde. Ten noorden van het plangebied ligt een loofbos met een relatief dichtere structuur. Het plangebied zelf bestaat uit verruigd grasland, struweel en de grens van een bos. In het westen van het plangebied ligt een watergang met daarlangs een eikenlaan (foto midden links). Aan de zuidoostzijde van het plangebied, langs de parkeerplaats, loopt een smalle sloot (zie foto rechtsonder). In het noordelijk deel van het plangebied staan de meeste bomen. Er staan loofbomen waaronder beuk, eik en linde. De ondergroei bestaat vooral uit brandnetel, braam en kleefkruid (zie foto’s middenrechts en linksonder). Ontwikkeling Binnen het plangebied zal een uitvaartcentrum worden aangelegd met bijbehorende voorzieningen. De eikenlaan langs de brede watergang ten westen van het plangebied blijft gehandhaafd.
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
1\1
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
Grasland en ruigte
Grasland en bomen
Watergang westzijde, met eikenlaan
Bosschage met ondergroei van brandnetel
Bosschage
Slootje oostzijde, langs parkeerterrein
Figuur 1.1 Impressie plangebied en omgeving
2\1
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
Figuur 1.2 Indicative ligging plangebied. In bijlage 1 vind u een detailkaart van het plangebied
1.3
Methode
De effectbeoordeling op beschermde soorten is gebaseerd op de volgende gegevens: •
Aan de hand van regionale en landelijke verspreidingsatlassen en –data [Broekhuizen et al. 1992; EIS, 2013; Floron, 2011; Hustings en Vergeer, 2002; Limpens et al. 1997; Naturalis 1999-2010; Ravon, 2013; Sovon, 2013; expert judgement] is bepaald binnen welk van de zwaarder beschermde
•
soorten het plangebied binnen het verspreidingsgebied valt Op 6 juni 2013 heeft een ecoloog van Tauw een oriënterend veldbezoek op locatie verricht. Bij dit veldbezoek is een inschatting gemaakt tot in hoeverre geschikt leefgebied daadwerkelijk aanwezig is voor beschermde soorten
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
3\1
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
2 Effectbeoordeling 2.1
Beschermde soorten
In deze paragraaf is beschreven tot in hoeverre de soorten die op basis van verspreidingsgegevens verwacht worden in het plangebied, aan de hand van de aanwezige biotopen ook daadwerkelijk aanwezig kunnen zijn binnen het plangebied. Vervolgens is geadviseerd hoe u bij de ontwikkeling effecten op deze zwaarder beschermde soorten kunt voorkomen. 2.1.1
Flora
Op basis van verspreidingsgegevens worden diverse zwaarder beschermde plantensoorten verwacht binnen het plangebied. Het plangebied bevat echter geen geschikte biotopen waarbinnen deze soorten verwacht worden (zoals oude muren, moerasgebieden of oeverzones). Er zijn tijdens het oriënterend veldbezoek, in de gunstige periode, geen zwaarder beschermde planten aangetroffen. Effecten van de ontwikkeling op zwaarder beschermde plantensoorten kunnen daarom worden uitgesloten. 2.1.2
Grondgebonden zoogdieren
Algemeen Op basis van verspreidingsgegevens worden de volgende grondgebonden zoogdieren verwacht binnen het plangebied: bever, boommarter, das, eekhoorn, waterspitsmuis en wild zwijn. De eekhoorn, steenmarter en bommarter kunnen op basis van de aanwezige biotopen ook daadwerkelijk in het gebied voorkomen. Er zijn geen nesten of verblijfplaatsen aangetroffen. Deze worden hier ook niet verwacht. Wel kan het plangebied functie hebben als foerageergebied. Het gebied ten noorden van het plangebied is bos. Dit biedt voldoende alternatief foerageergebied. Er zijn daarom geen consequenties vanuit deze soortgroep voor de verdere planning en uitvoer van het project. Das Op basis van verspreidingsgegevens en eerdere onderzoeken is bekend dat de das veelvuldig voorkomt ten zuiden van het plangebied. Er zijn geen waarnemingen bekend binnen het plangebied of direct hieraan grenzend. Het plangebied zelf ligt in een minder bosrijke omgeving dichtbij bebouwing en omvat zelf ook weinig beschut gebied. Er zijn hier geen burchten waargenomen tijdens de quickscan. Wel kan hier sporadisch een foeragerende das voorkomen. Omdat het naastgelegen bosgebied gunstiger foerageergebied is (vanwege de dichtheid), zal het verwijderen van dit sporadisch foerageergebied geen effect hebben op deze soort.
4\1
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
Figuur 2.1 Waarneming das nabij plangebied. Bron: NDFF
2.1.3
Vleermuizen
Op basis van verspreidingsinformatie worden diverse vleermuissoorten verwacht binnen het plangebied. Een deel van deze soorten kan een verblijfplaats hebben in bomen. De soorten die vooral verblijfplaatsen in bomen hebben zijn: watervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. De aanwezigheid van dergelijke verblijfplaatsen is op basis van het oriënterend veldbezoek niet uit te sluiten. Hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk. Het gebied heeft daarnaast mogelijk een functie als foerageergebied voor vleermuizen. Met het nader onderzoek kan het belang hiervan ten opzichte van alternatieve foerageergebieden worden bepaald. Op basis van dit nader onderzoek kan worden bepaald of er mitigerende maatregelen of eventueel een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk zijn. De laan eiken langs het de watergang ten westen van het plangebied is geschikt als vliegroute voor diverse vleermuissoorten. Het uitgangspunt van deze toets is dat deze laan blijft gehandhaafd.
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
5\1
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
2.1.4
Vogels
Vanuit de Flora- en faunawet zijn alle broedende vogels beschermd, alsmede hun nesten en de functionele omgeving daarvan. Van een aantal soorten zijn de nesten ook buiten de broedperiode beschermd. Hierin wordt onderscheid gemaakt in vijf categorieën. Nesten uit categorie 1 tot en met 4 zijn altijd jaarrond beschermd. Nesten uit categorie 5 zijn jaarrond beschermd indien zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat verantwoorden, bijvoorbeeld wanneer in omgeving zeer beperkt alternatieve nestgelegenheid beschikbaar is. Als dit niet het geval is, zijn ook nesten uit categorie 5 alleen beschermd indien er sprake is van een broedgeval. Jaarrond beschermde nesten (categorie 1 tot en met 4) Op basis van verspreidingsgegevens worden binnen het plangebied diverse broedvogelsoorten met jaarrond beschermde nesten verwacht. Op basis van de aanwezige biotopen en de ligging ten opzichte van overige gebieden zijn nesten van boomvalk, buizerd en ransuil niet uit te sluiten. Nader onderzoek is nodig om te bepalen of er nesten van één of meerdere van deze soorten aanwezig zijn binnen het plangebied. Categorie 5 In de directe omgeving van het plangebied blijft ruim voldoende alternatieve en vergelijkbaar nestgelegenheid voor soorten uit categorie 5 aanwezig. Daarnaast is de ingreep zeer lokaal. Effecten op deze soorten zijn uit te sluiten. 2.1.5
Vissen
In de omgeving van het plangebied komen de zwaarder beschermde vissoorten kleine modderkruiper, grote modderkruiper en bittervoorn voor. Binnen het plangebied is alleen een watergang langs de parkeerplaats aanwezig. Deze watergang bevat geen geschikt habitat voor genoemde soorten vanwege het geïsoleerde karakter en het feit dat deze watergang bijna dichtgegroeid is met riet. Effecten op beschermde vissoorten zijn dan ook uit te sluiten. 2.1.6
Amfibieën
Het plangebied ligt in een omgeving waar alpenwatersalamander, heikikker, kamsalamander, knoflookpad, poelkikker en rugstreeppad voorkomen. Deze zwaarder beschermde amfibieën en reptielen worden niet verwacht voor te komen binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan, omdat de biotopen hiervoor ongeschikt zijn als leefgebied. Effecten op zwaarder beschermde amfibieën en reptielen zijn daarom geheel uit te sluiten.
6\1
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
2.1.7
Reptielen
Het plangebied ligt in een regio waar gladde slang, hazelworm, levendbarende hagedis, muurhagedis en zandhagedis voorkomen. Deze soorten komen voor in biotopen waarbinnen voldoende rust en beschutting is door bijvoorbeeld bladafval en ook voldoende rustige, open plekken zijn om op te warmen. Deze combinatie is niet aanwezig binnen het plangebied. Daarom zijn effecten op zwaarder beschermde reptielen geheel uit te sluiten. 2.1.8
Dagvlinders en libellen
Het plangebied ligt in een regio waar de dagvlinders heideblauwtje en de iepepage en de libellen gevlekte witsnuitlibel en rivierrombout voorkomen. Deze soorten worden niet verwacht voor te komen binnen het plangebied omdat voor deze soorten geen geschikte biotopen aanwezig zijn (zoals respectievelijk: heide, loofbos met iepen, laagveenmoerassen,l rivieren met krabbenscheer en zandstrandjes). Effecten op zwaarder beschermde dagvlinders en libellen zijn daarom uit te sluiten. 2.1.9
Overige ongewervelden
Het plangebied ligt in een regio waar het vliegend hert (kever) voorkomt. Deze soort wordt niet verwacht voor te komen binnen het plangebied omdat hiervoor geen geschikte biotopen aanwezig zijn (oud loofbos met daarin ook dode of stervende bomen). Daarom zijn effecten op zwaarder beschermde overige ongewervelden uit te sluiten.
3 Conclusies 3.1
Flora- en faunawet
In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2 en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan het voorkomen in het plangebied niet kan worden uitgesloten. Eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet bij de uitgevoerde werkzaamheden zijn eveneens weergegeven. In de navolgende alinea’s zijn de eventuele effecten per soortgroep beschreven, evenals het advies hoe hiermee om te gaan. Tabel 3.1 Aangetroffen of verwachte zwaarder beschermde soorten (Ffw tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden door de beoogde ontwikkeling
Soortgroep
Vleermuizen
Tabel 2 en 3-soorten
Verbodsbepalingen*
Diverse soorten (tabel 3),
Artikel 11
verblijfplaatsen in bomen en
Nader onderzoek noodzakelijk
foerageergebied Broedvogels, vaste verblijfplaatsen
Boomvalk, buizerd en ransuil
Artikel 11
Nader onderzoek noodzakelijk
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
7\1
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
Soortgroep
Tabel 2 en 3-soorten
Verbodsbepalingen*
Meerdere soorten aanwezig
Geen, wanneer
categorie 1 t/m 4 Broedvogels tijdens broedseizoen
-
werkzaamheden buiten het broedseizoen worden verricht.
*Toelichting verbodsbepalingen: Artikel 8: Verbod: plukken, uitsteken, vernielen, beschadigen of verwijderen van beschermde planten Artikel 9: Verbod: opsporen, vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren Artikel 10: Verbod: opzettelijk verontrusten van beschermde dieren Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren Artikel 13: Verbod: onder zich hebben van beschermde planten, dieren, eieren of producten hiervan
3.1.1
Vleermuizen
Het plangebied kan de functie hebben als verblijfplaats en als foerageergebied voor diverse vleermuissoorten. Nader onderzoek is noodzakelijk om te bepalen tot in hoeverre deze leefgebiedfuncties worden geschaad. Op basis daarvan kunnen effecten worden uitgesloten of maatregelen worden getroffen om effecten uit te sluiten of te mitigeren. Mogelijk is in het laatste geval een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk. Uitvoerbaarheid bestemmingplan met betrekking tot vleermuizen Het is redelijkerwijs te vermoeden dat het bestemmingsplan kan worden ingevuld zonder overtreding van de Flora- en faunawet vanuit vleermuizen. Wanneer er namelijk sprake is van vaste verblijfplaatsen op het terrein, kunnen deze (bomen) worden gespaard bij de daadwerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Indien het niet mogelijk is verblijfplaatsen te sparen, kunnen, afhankelijk van de omvang van de verblijfplaats, mitigerende maatregelen getroffen worden waarbij schade aan de soort(en) wordt voorkomen. Hiermee is het reëel dat er een positieve afwijzing zal worden verleend bij een ontheffingsaanvraag. Alleen in zeldzame gevallen, zoals bij aanwezigheid van zeer grote verblijfplaatsen, zal een ontheffing moeilijker te verkrijgen zijn. Op basis van de quickscan wordt dit niet verwacht.
8\1
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
3.1.2
Vogels
Jaarrond beschermde nesten (1 tot en met 4) Nader onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of er binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn van de boomvalk, buizerd of ransuil. Op basis van dit nader onderzoek kunnen effecten worden uitgesloten of maatregelen worden getroffen om effecten uit te sluiten of te mitigeren. Mogelijk is in het laatste geval een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk. Niet-jaarrond beschermde vogelnesten Tijdens het veldbezoek zijn niet-jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Deze nesten zijn in elk geval tijdens de broedperiode beschermd. De broedperiode loopt globaal van maart tot en met juli. Bescherming van broedende vogels vanuit de Flora- en faunawet is niet strikt gebonden aan deze periode. Het uitgangspunt moet zijn of er (al/nog) sprake is van een nestgeval. De vegetatie in het plangebied dient buiten de broedperiode te worden verwijderd. Uitvoerbaarheid bestemmingplan met betrekking tot vogelnesten In het kader van de bestemmingsplanprocedure kan er vanuit de beschermde vogelnesten redelijkerwijs van worden uitgegaan dat de herziene bestemming zonder overtreding van de Flora- en faunawet kan worden ingevuld. Er kunnen maatregelen worden getroffen zoals het werken buiten de kwetsbare periode of het behouden van bomen met vogelnesten en het effectief leefgebied daarvan. Hiermee wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. In het onwaarschijnlijke geval dat een jaarrond beschermd broedvogelnest moet worden verwijderd, is het mogelijk dat met voldoende mitigerende maatregelen een positieve afwijzing kan worden verkregen bij een ontheffingsaanvraag. In dat geval is er eveneens geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. Of er voldoende mogelijkheden zijn ter mitigatie is wel afhankelijk van de conclusies uit het nader onderzoek.
3.2
Geldigheid
Afhankelijk van de tijd tussen dit onderliggende onderzoek en het uitvoeren van de werkzaamheden, kan een actualiserend of aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Met name bij het in ongebruik raken van grond en/of bebouwing is de kans op (nieuw)vestiging van beschermde soorten aanwezig. De conclusies van dit onderzoek zijn daarom hooguit enkele jaren (drie tot vijf) geldig.
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
9\1
Kenmerk N018-1205912BKR-mfv-V02-NL
4 Literatuur [Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992] Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
[EIS, 2013] Stichting European Invertebrate Survey (EHS) – Nederland www.EIS-Nederland.nl
[Floron, 2011] Nieuwe Atlas Nederlandse Flora. Stichting Floron, Nijmegen. KNNV Uitgeverij, Zeist.
[Hustings, F. en Vergeer, J-W. 2002] Atlas van de Nederlandse Broedvogels. 1998-2000. SOVON. ISBN 90-5011-161-0. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
[Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997] Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
[Naturalis, 1999-2010] Serie Nederlandse Fauna. Boekenreeks soortinformatie en –verspreiding per soortgroep. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
[Ravon, 2013] Reptielen amfibieën vissen onderzoek Nederland. Soorten. Verspreiding per soortgroep. www.ravon.nl
[Sovon, 2013] Stichting vogelonderzoek Nederland. www.sovon.nl
10\1
Quick Scan Flora- en faunawet, nieuwbouw uitvaartcentrum Dela, Nijmegen
Verkeersonderzoek Meijhorst Effecten komst uitvaartcentrum en doorgaand verkeer door de wijk
Definitief
Gemeente Nijmegen
Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 13 januari 2014
, revisie 3
Verantwoording
Titel
:
Verkeersonderzoek Meijhorst
Subtitel
:
Doorgaand verkeer door de wijk en effecten komst uitvaartcentrum
Projectnummer
:
332468
Referentienummer
:
Revisie
:
3
Datum
:
13 januari 2014
Auteur(s)
:
M.A.J. van de Lindeloof
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
E. Meijers
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
C. Stevens-Van der Geer
Grontmij Nederland B.V. De Holle Bilt 22 3732 HM De Bilt Postbus 203 3730 AE De Bilt T +31 30 220 74 44 F +31 30 220 02 94 www.grontmij.nl
, revisie 3 Pagina 2 van 22
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ......................................................................................................................... 4 Nieuw uitvaartcentrum .................................................................................................. 4 Doorgaand verkeer ....................................................................................................... 4 Leeswijzer ..................................................................................................................... 4
2 2.1 2.2 2.3
Werkwijze ...................................................................................................................... 5 Onderzoek verkeerseffecten uitvaartcentrum ............................................................... 5 Meting doorgaand verkeer: specificaties ...................................................................... 6 Beantwoording onderzoeksvragen doorgaand verkeer ................................................ 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Verkeersproductie uitvaartcentrum ............................................................................... 9 500 extra voertuigbewegingen ...................................................................................... 9 700 extra voertuigbewegingen .................................................................................... 10 800 extra voertuigbewegingen .................................................................................... 11 Interpretatie en conclusies .......................................................................................... 12
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.5 4.6
Bevindingen doorgaand verkeer ................................................................................. 13 Passagetijd en doorgaand verkeer ............................................................................. 13 Aandelen doorgaand verkeer per relatie .................................................................... 13 Analyse trajecten met veel doorgaand verkeer .......................................................... 14 Daguurverdeling doorgaand verkeer .......................................................................... 14 Doorgaand verkeer op meetpunten in de wijk ............................................................ 15 Relatie doorgaand verkeer - snelheid ......................................................................... 16 Verdeling gebruik doorgaande routes ......................................................................... 17 Intensiteit-capaciteitsverhouding op doorgaande route .............................................. 17 Overwegingen en conclusies ...................................................................................... 17 Mogelijke maatregelen ................................................................................................ 18
Bijlage 1: Relatie hoeveelheden doorgaand verkeer - afstandsklassen ..................................... 20
, revisie 3 Pagina 3 van 22
1
Inleiding
In de Nijmeegse wijk Meijhorst lopen op het gebied van mobiliteit twee ontwikkelingen die vragen om een nadere verkeerskundige analyse: De verkeerseffecten van de komst van een nieuw uitvaartcentrum in de wijk. De vermoedens dat de ontsluitingswegen in de wijk veelvuldig door doorgaand verkeer gebruikt worden. De gemeente Nijmegen heeft behoefte aan meer inzicht in deze ontwikkelingen en heeft op 25 juli 2013 Grontmij gevraagd hiernaar onderzoek te doen. De resultaten hiervan zijn in de voorliggende rapportage verwerkt. In de twee hiernavolgende paragrafen wordt per ontwikkeling een korte beschrijving gegeven van de situatie en van de onderzoeksvragen. 1.1 Nieuw uitvaartcentrum Het nieuwe uitvaartcentrum aan de Staddijk zal voor een toename van verkeer zorgen op de toeleidende wijkonsluitingswegen, de Meijhorst en de Streekweg. De bewoners maken zich zorgen over het effect van deze toename op het verkeersbeeld in de wijk. Vragen die de gemeente hieromtrent beantwoord wil hebben: A. Op welke manier zal het extra verkeer zich over de toeleidende routes verdelen? Welke toename betekent dit voor deze routes? B. Wat zijn de verschillen qua verkeersintensiteit tussen ontsluiting via de Streekweg dan wel via de Staddijk? 1.2 Doorgaand verkeer In de wijk leeft het vermoeden dat de wijkontsluitingsroute via de Streekweg en de Meijhorst veelvuldig door doorgaand verkeer wordt gebruikt; verkeer dat in de wijk noch herkomst noch bestemming heeft. Eerder onderzoek door de gemeente Nijmegen, waarbij gebruik werd gemaakt van TomTom-data, bood onvoldoende inzicht hierin. Om die reden heeft de gemeente Grontmij gevraagd om een verkeersonderzoek uit te voeren ter beantwoording van de volgende vragen: C. Hoeveel doorgaand verkeer maakt gebruik van de route via de Streekweg en de Meijhorst? D. Hoeveel procent is dit ten opzichte van het totale verkeersaanbod op deze route? E. Hoeveel procent is dit ten opzichte van het totale verkeersaanbod op de relatie tussen de Van Apelterenweg en de Van Rosenburgweg? F. Indien er daadwerkelijk sprake is van structureel doorgaand verkeer; welke maatregelen zouden hiertegen genomen kunnen worden? Om deze vragen te beantwoorden is een kentekenonderzoek uitgevoerd. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze rapportage wordt de werkwijze beschreven, inclusief de kenmerken van het kentekenonderzoek. In hoofdstuk 3 worden aan de vragen ten aanzien van het uitvaartcentrum beantwoord. In hoofdstuk 4 gebeurt hetzelfde voor het onderzoek naar doorgaand verkeer door de wijk.
, revisie 3 Pagina 4 van 22
Werkwijze
2
Werkwijze
In de hiernavolgende paragrafen beschrijven wij per onderzoeksvraag (a t/m f) op welke wijze deze beantwoord is.
2.1 Onderzoek verkeerseffecten uitvaartcentrum Een uitvaartcentrum is een zeer specifieke voorziening, waarbij het aantal bezoekers en hun routes per locatie verschillen. Weliswaar zijn kencijfers beschikbaar, maar bij onderzoek naar verkeerseffecten van een dergelijke voorziening ligt schijnnauwkeurigheid op de loer. Met 500 à 700 extra voertuigbewegingen per dag (verwachting gemeente Nijmegen en DELA) zal een zekere verkeerstoename plaatsvinden op de Streekweg en Staddijk. Deze toename is nader beschouwd, waarbij nadrukkelijk schijnnauwkeurigheid is getracht te voorkomen; De aangereikte aantallen crematies per gemeente betekenen niet dat alle bezoekers van de uitvaartdiensten uit de betreffende gemeente komen. Er zijn twee ontsluitingsvarianten voor het uitvaartcentrum; één via de Staddijk en één via de Streekweg (voorlangs het Mondial college). De verschillen in afstand en route tussen deze ontsluitingsvarianten zijn zo gering dat wij het prematuur achten om uitspraken te doen over het gebruik van beide varianten. a) Verdeling van en toename door nieuw verkeer naar uitvaartcentrum Er is een rekenblad opgesteld dat inzicht biedt in de verdeling van de verkeersstromen over de beide routes richting het uitvaartcentrum (via de Streekweg vanuit het noorden en via de Staddijk vanuit het oosten). Dit mede op basis van enkele uitgangspunten die in het rekenblad eenvoudig bijgesteld kunnen worden, waarna eventuele wijzigingen in effecten meteen zichtbaar zijn. Een voorbeeld van het rekenblad wordt weergegeven in figuur 1. In dit voorbeeld wordt het fictieve scenario van 400 motorvoertuigbewegingen per dag beschreven. Wij hebben 3 scenario’s met dit rekenblad berekend en beschreven: Een toeloop van 500 motorvoertuigbewegingen per dag (ondergrens scenario gemeente) Een toeloop van 700 motorvoertuigen per dag (bovengrens scenario gemeente) Een toeloop van 800 motorvoertuigen per dag (verwachting Bewonersplatform Meijhorst (bron: www.meijhorst.com) In de effectbeschrijving wordt ingaan op: De verkeerstoename ten opzichte van de autonome verkeersintensiteiten (op etmaalniveau en, waar dit meerwaarde biedt, op uurniveau). Eventuele knelpunten die verwacht mogen worden ten gevolge van de toename.
, revisie 3 Pagina 5 van 22
Werkwijze
400 voertuigbewegingen per etmaal 66,67% verdeelt zich sowieso gelijk over beide routes 33,33% verdeelt zich afhankelijk van de gemeente van crematie Gemeente
Gemeenteafhankelijk verkeer rijdt via: Beuningen Streekweg Groesbeek Staddijk Heumen Staddijk Lingewaard Streekweg Mook en Middelaar Staddijk Nijmegen Beide Overbetuwe Streekweg Rijnwaarden Streekweg Ubbergen Streekweg Wijchen Streekweg
Bijdrage %
0% 7% 4% 9% 1% 53% 8% 2% 4% 12% 100%
Bijdrage absoluut
Route Streekweg 'Sowieso' 0 28 16 36 4 212 32 8 16 48 400
9 5 12 1 71 11 3 5 16 133
Toename route Streekweg Toename route Staddijk
Route Staddijk Streekweg Staddijk 'Sowieso' 'Gemeente- 'Gemeenteafhankelijk" afhankelijk' 9 9 5 5 12 12 1 1 71 35 35 11 11 3 3 5 5 16 16 133 82 51 215 185
Figuur 1: Voorbeeldweergave rekenmodel verkeersproductie uitvaartcentrum (fictief scenario: 400 motorvoertuigen)
Aannames bij het rekenmodel zijn: Dat 66% van het verkeer zich hoe dan ook 50/50 over beide aanvoerroutes verdeelt, ongeacht de gemeente van waaruit de dienst plaatsvindt. In de tabel zijn de bijbehorende aantallen over de gele kolommen verdeeld. Aangenomen wordt dat dit verkeer niet aan de gemeente van herkomst gebonden is. Dat de andere 34% de kortste route neemt vanaf de gemeente van herkomst. Dit verkeer is toegedeeld aan de oranje kolom. De percentages bij de gemeenten zijn aangeleverd door de gemeente Nijmegen (bron: DELA). b) Verschillen tussen ontsluiting uitvaartcentrum via Streekweg en Staddijk Zoals gezegd: gezien de geringe verschillen in routering tussen beide ontsluitingsvarianten is het op dit moment prematuur en schijnnauwkeurig om effecten op verkeersstromen te vergelijken. Psychologisch zal er wellicht een licht verschil zijn in de beleving van beide routes. Als dit zich voordoet is er een kans dat dit de routekeuze beïnvloedt, maar op basis van expert judgement stellen wij dat deze kans en het optredende route-effect dermate klein zijn dat er in de praktijk geen verschil merkbaar is.
2.2 Meting doorgaand verkeer: specificaties De basis van dit onderzoek bestaat uit een kentekenonderzoek dat middels kentekencamera’s is uitgevoerd in de wijk. Deze camera’s zijn op 4 locaties geplaatst (zie kaartje in figuur 2): 1. De weg Meijhorst 60 vlak voor de kruising met de Van Apelterenweg; 2. De Streekweg vlak voor de kruising met de Van Rosenburgweg; 3. De weg Tolhuis vlak voor de kruising met de Van Schuilenburgweg 4. De weg Meijhorst 71 vlak voor de kruising met de Van Apelterenweg De resultaten en technische verantwoording van het kentekenonderzoek worden los aangeleverd.
, revisie 3 Pagina 6 van 22
Werkwijze
kentekenonderzoek
3
2
1
Telling 4
Figuur 2: Locaties kentekenregistratie en verkeerstellingen
De camera’s registreerden gedurende een periode van 8 dagen (vrijdag 26-9 t/m vrijdag 4 oktober) de kentekens van al het passerende autoverkeer, in beide richtingen. Per meetpunt en per auto werd het passagetijdstip geregistreerd waardoor eenvoudig onderscheid gemaakt kon worden tussen wijkgebonden verkeer en doorgaand verkeer. Van elk voertuig zijn de volgende kenmerken vastgelegd: datum; tijdstip (msec.); kenteken (alle karakters); nationaliteit (NL, D, B, EU=overige); confidence/ herkenningswaarde (getal tussen de 0-1000). Per locatie wordt normaliter minimaal 95% van de gepasseerde voertuigen op een correcte, unieke wijze herkend en geregistreerd. Deze betrouwbaarheid kon gedurende de metingen worden aangetoond. De apparatuur neemt alleen kentekenplaten waar, geen aantallen voertuigen. Voor het doel van het onderzoek is deze afwijking acceptabel. De volgende zaken zijn 24 uur per dag gemonitord: het aantal kentekens, deze worden telkens vergeleken met het aantal kentekens van het vorige uur en met hetzelfde uur van de dag(en) ervoor; betrouwbaarheid van de registratie (de betrouwbaarheid wordt bepaald door het uitvoeren van diverse steekproeven);
, revisie 3 Pagina 7 van 22
Werkwijze
de positie van het kenteken op het beeld; de aanwezigheid van video; capaciteit op de harddisks; spanning van de accu’s; temperatuur van systeemkast (pc’s, olie & koelwater van de motor); sabotage van de kast (door contacten op de deur en trilcontacten op de kast).
Naast de twee kentekencamera’s is het verkeer gedurende de meetperiode ook gemeten met telslangen. Hierdoor werd de totale verkeersintensiteit niet alleen aan de randen van de wijk gemeten, maar ook er midden in. De slangen lagen in de Meijhorst 14 en de Meijhorst 16. De locaties worden in figuur 2 weergegeven. De telslangen registreerden net als de camera’s individuele voertuigen gedurende een periode van 8 dagen. De resultaten van de slangentellingen worden los aangeleverd, tezamen met de resultaten van het kentekenonderzoek. Aanvullend is gebruik gemaakt van onderzoek door de gemeente Nijmegen (november 2013), waarbij TomTom speedprofiles zijn ingewonnen.
2.3
Beantwoording onderzoeksvragen doorgaand verkeer
c) Hoeveelheid doorgaand verkeer (absoluut) op routes door Meijhorst De hoeveelheid doorgaand verkeer bestaat uit alle voertuigen die binnen korte tijd op beide meetpunten zijn geregistreerd. Hierbij zijn meerdere tijdsklassen gehanteerd: <6, 7, 8, 9 en 10 minuten. Op basis van narijden en reistijden in Google Maps is geschat dat alle mogelijke relaties tussen de camerapunten normaliter in maximaal 6 minuten te overbruggen zijn. Voordat dit uitgangspunt definitief wordt gemaakt wordt het echter eerst in de praktijk getoetst. In paragraaf 3.1 wordt hierop ingegaan. Per dag, per daguur en per richting zijn de hoeveelheden doorgaand verkeer inzichtelijk gemaakt, alsmede de fluctuaties die daarbij optraden. d) % doorgaand verkeer t.o.v. totale verkeer op routes door Meijhorst De hoeveelheid doorgaand verkeer is op alle drie de meetpunten afgezet tegen het totale aantal motorvoertuigen. Op ieder punt is het percentage doorgaand verkeer per dag, per daguur en per richting in beeld gebracht. In deze rapportage wordt tevens ingegaan op de hoeveelheid verkeer in relatie tot de capaciteit van de wegen op de doorgaande route. e) % doorgaand verkeer t.o.v. totale verkeer op relatie Van Apelterenweg – Van Rosenburgweg Om een inschatting te maken van de hoeveelheid doorgaand verkeer ten opzichte van het aantal automobilisten dat de reguliere route (Van Apelterenweg – Van Schuilenburgweg – Van Rosenburgweg) gebruikt, zijn intensiteitsgegevens nodig van de VRI-kruising Van Schuilenburgweg – Van Rosenburgweg en van het verkeersplein bij de Nieuwe Dukemburgseweg. Deze zijn echter niet voorhanden of bieden onvoldoende detailniveau. Daarom zijn de intensiteiten ingeschat op basis van het meest actuele verkeersmodel, de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK). f) Eventuele maatregelen tegen doorgaand verkeer Bij geconstateerde verkeerproblematiek worden gerichte maatregelen voorgesteld om deze tegen te gaan. Conform de grondregels uit de verkeerspsychologie is hierbij mede gekeken naar ‘positief ingestelde’ maatregelen; ingrepen die niet enkel als doel hebben om de route voor doorgaand verkeer onaantrekkelijk te maken, maar ook om de automobilisten juist te verleiden om de gewenste route via de Van Apelterenweg en de Van Rosenburgweg te nemen. Een goede balans tussen uitnodigende maatregelen en ontmoedigende maatregelen sorteert vaak het meest effect, zo leert de ervaring.
, revisie 3 Pagina 8 van 22
Verkeersproductie uitvaartcentrum
3
Verkeersproductie uitvaartcentrum
Met 500 à 700 extra voertuigbewegingen per dag zal de komst van het uitvaartcentrum aan de Stadddijk vermoedelijk een significante verkeerstoename veroorzaken op de Streekweg en Staddijk. Met een op maat gemaakt rekenmodel is deze toename nader in beeld gebracht. In dit hoofdstuk wordt dit beschreven. Voor 3 scenario’s is de verkeerstoename in beeld gebracht: 500 voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum; 700 voertuigbewegingen; 800 voertuigbewegingen. In de hiernavolgende paragrafen worden per gemeente en per route de voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum in beeld gebracht voor deze 3 scenario’s. 3.1 500 extra voertuigbewegingen Figuur 3 beschrijft de verdeling van extra voertuigbewegingen over de routes in de wijk Meijhorst bij het scenario van 500 voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum. Iets meer dan de helft van deze verkeerstoename (269 bewegingen) vindt plaats op de Streekweg. 500 voertuigbewegingen per etmaal 66,67% verdeelt zich sowieso gelijk over beide routes 33,33% verdeelt zich afhankelijk van de gemeente van crematie Gemeente
Gemeenteafhankelijk verkeer rijdt via: Beuningen Streekweg Groesbeek Staddijk Heumen Staddijk Lingewaard Streekweg Mook en Middelaar Staddijk Nijmegen Beide Overbetuwe Streekweg Rijnwaarden Streekweg Ubbergen Streekweg Wijchen Streekweg
Bijdrage %
0% 7% 4% 9% 1% 53% 8% 2% 4% 12% 100%
Bijdrage absoluut
Route Streekweg 'Sowieso' 0 35 20 45 5 265 40 10 20 60 500
12 7 15 2 88 13 3 7 20 167
Toename route Streekweg Toename route Staddijk
Route Staddijk Streekweg Staddijk 'Sowieso' 'Gemeente- 'Gemeenteafhankelijk" afhankelijk' 12 12 7 7 15 15 2 2 88 44 44 13 13 3 3 7 7 20 20 167 102 64 269 231
Figuur 3: Verdeling van voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum in het 500-scenario
Figuur 4 geeft weer wat de verkeertoename ten gevolge van het uitvaartcentrum betekent ten opzichte van de bestaande verkeersintensiteiten. De relatieve toename bedraagt 3 tot 6%.
, revisie 3 Pagina 9 van 22
Verkeersproductie uitvaartcentrum
Figuur 4: Absolute en relatieve verkeerstoename t.g.v. het uitvaartcentrum in het 500-scenario
3.2 700 extra voertuigbewegingen Figuur 5 beschrijft de verdeling van extra voertuigbewegingen over de routes in de wijk Meijhorst bij het scenario van 700 voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum. 700 voertuigbewegingen per etmaal 66,67% verdeelt zich sowieso gelijk over beide routes 33,33% verdeelt zich afhankelijk van de gemeente van crematie Gemeente
Gemeenteafhankelijk verkeer rijdt via: Beuningen Streekweg Groesbeek Staddijk Heumen Staddijk Lingewaard Streekweg Mook en Middelaar Staddijk Nijmegen Beide Overbetuwe Streekweg Rijnwaarden Streekweg Ubbergen Streekweg Wijchen Streekweg
Bijdrage %
0% 7% 4% 9% 1% 53% 8% 2% 4% 12% 100%
Bijdrage absoluut
Route Streekweg 'Sowieso' 0 49 28 63 7 371 56 14 28 84 700
16 9 21 2 124 19 5 9 28 233
Toename route Streekweg Toename route Staddijk
Route Staddijk Streekweg Staddijk 'Sowieso' 'Gemeente- 'Gemeenteafhankelijk" afhankelijk' 16 16 9 9 21 21 2 2 124 62 62 19 19 5 5 9 9 28 28 233 143 90 377 323
Figuur 5: Verdeling van voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum in het 700-scenario
Figuur 6 geeft weer wat de verkeertoename ten gevolge van het uitvaartcentrum betekent ten opzichte van de bestaande verkeersintensiteiten. De relatieve toename bedraagt 4 tot 8%.
, revisie 3 Pagina 10 van 22
Verkeersproductie uitvaartcentrum
Figuur 6: Absolute en relatieve verkeerstoename t.g.v. het uitvaartcentrum in het 700-scenario
3.3 800 extra voertuigbewegingen Figuur 7 beschrijft de verdeling van extra voertuigbewegingen over de routes in de wijk Meijhorst bij het scenario van 800 voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum. 800 voertuigbewegingen per etmaal 66,67% verdeelt zich sowieso gelijk over beide routes 33,33% verdeelt zich afhankelijk van de gemeente van crematie Gemeente
Gemeenteafhankelijk verkeer rijdt via: Beuningen Streekweg Groesbeek Staddijk Heumen Staddijk Lingewaard Streekweg Mook en Middelaar Staddijk Nijmegen Beide Overbetuwe Streekweg Rijnwaarden Streekweg Ubbergen Streekweg Wijchen Streekweg
Bijdrage %
0% 7% 4% 9% 1% 53% 8% 2% 4% 12% 100%
Bijdrage absoluut
Route Streekweg 'Sowieso' 0 56 32 72 8 424 64 16 32 96 800
19 11 24 3 141 21 5 11 32 267
Toename route Streekweg Toename route Staddijk
Route Staddijk Streekweg Staddijk 'Sowieso' 'Gemeente- 'Gemeenteafhankelijk" afhankelijk' 19 19 11 11 24 24 3 3 141 71 71 21 21 5 5 11 11 32 32 267 164 103 431 369
Figuur 7: Verdeling van voertuigbewegingen van/naar het uitvaartcentrum in het 800-scenario
Figuur 8 geeft weer wat de verkeertoename ten gevolge van het uitvaartcentrum betekent ten opzichte van de bestaande verkeersintensiteiten. De relatieve toename bedraagt 5 tot 9%.
, revisie 3 Pagina 11 van 22
Verkeersproductie uitvaartcentrum
Figuur 8: Absolute en relatieve verkeerstoename t.g.v. het uitvaartcentrum in het 800-scenario
3.4 Interpretatie en conclusies De uitgevoerde exercities omtrent de verkeerstoename door de komst van het uitvaartcentrum leidt tot de volgende bevindingen: De toename is met enkele honderden voertuigbewegingen per etmaal in absolute zin niet gering, maar zal in de praktijk slechts beperkt zichtbaar zijn. Voor verkeersveiligheid, leefbaarheid en afwikkeling worden geen extra risico’s verwacht. De bezoekerspieken van het uitvaartcentrum vallen over het algemeen buiten de (spits)pieken van het overige verkeer. Oftewel: de drukste momenten van de dag zullen niet nog drukker worden door de komst van het uitvaartcentrum.
, revisie 3 Pagina 12 van 22
4
Bevindingen doorgaand verkeer
4.1 Passagetijd en doorgaand verkeer Voordat de hoeveelheid doorgaand verkeer bepaald wordt rijst de vraag: hoe kort mag een verplaatsing tussen 2 meetpunten duren om als doorgaand verkeer aangemerkt te worden (i.v.m. het verdisconteren van korte stops in de wijk)? Voor alle mogelijke relaties tussen de 4 meetpunten geldt dat deze normaliter in 2 tot 4 minuten te overbruggen is. Hoe hoger deze drempelwaarde wordt gelegd, hoe groter de kans dat ook bestemmingsverkeer ten onrechte als doorgaand verkeer wordt aangemerkt. Bijvoorbeeld: een koerier die snel een pakket moet afleveren langs de doorgaande route. Om de drempelwaarde voor doorgaand verkeer te bepalen is voor een aantal reistijdklassen gekeken naar de hoeveelheid verkeer die binnen deze klasse als doorgaand verkeer aangemerkt wordt. De resultaten van deze exercitie zijn terug te vinden in bijlage 1. Uit deze exercitie kan worden geconcludeerd dat verkeer niet als doorgaand hoeft te worden aangemerkt als de reistijd langer is dan de free flow reistijd + 3 minuten, met een minimum van 6 minuten).
4.2 Aandelen doorgaand verkeer per relatie Na het vaststellen van de drempelwaarde op 6 minuten is op etmaalbasis (werkdagen) per relatie gekeken naar het aandeel doorgaand verkeer. Figuur 9 geeft de resultaten weer voor alle mogelijke relaties tussen de 4 in-/uitgangen. Bijvoorbeeld: Er rijden 981 voertuigen per etmaal van ingang K1 naar uitgang K2, en 34 voertuigen per etmaal van ingang K2 naar uitgang K3. In deze tabel worden de hoeveelheden doorgaand verkeer per relatie weergegeven. Met name op de relatie tussen K1 en K2 zijn aanzienlijke hoeveelheden doorgaand verkeer geregistreerd; 981 voertuigen per etmaal van K1 naar K2 en 858 voertuigen van K2 naar K1. Ook op andere relaties zit doorgaand verkeer, maar deze hoeveelheden blijven beperkt. In enkele gevallen gaat het om meer dan 100 motorvoertuigen per dag, maar ter indicatie: dit gaat om hooguit 13 auto’s per uur.
Naar Van K1 K2 K3 K4 Wijk
K1
K2
K3
K4
Subtotaal doorgaand x 981 127 35 1143 858 x 34 73 965 63 41 x 113 217 34 37 81 x 152 3155 2182 2723 2501
Wijk Totaal 1980 1125 2487 2410
3123 2090 2704 2562
Figuur 9: Hoeveelheden doorgaand en bestemmingsverkeer op werkdagen per in-/uitgang.
Figuur 10 bevat de percentages bij de in figuur 9 weergegeven hoeveelheden verkeer. Hierin wordt de bevindingen van hierboven onderstreept: van alle verkeer dat per werkdag bij locatie K1 de wijk binnenrijdt; rijdt 31% binnen 6 minuten bij K2 de wijk weer uit (de overige 69% is bestemmingsverkeer). In de tegengestelde richting is dit zelfs 41% (de overige 59% is bestemmingsverkeer).
, revisie 3 Pagina 13 van 22
Bevindingen doorgaand verkeer
Naar Van K1 K2 K3 K4
K1
K2
K3
K4
x 41% 2% 1%
31% x 2% 1%
4% 2% x 3%
1% 4% 4% x
Figuur 10: Percentages doorgaand verkeer (t.o.v. het totale ingaande verkeer per ingang). Voorbeeld:Van al het verkeer dat bij K1 de wijk binnenrijdt, rijdt 31% in minder dan 6 minuten bij K2 weer de wijk uit.
Deze hoge aantallen zijn reden om in ieder geval op deze relatie tussen K1 en K2 e.v.v. de situatie nader te beschouwen (zie paragraaf 4.3). Op de overige relaties is de hoeveelheid doorgaand verkeer zowel in absolute als relatieve zin zeer beperkt. Om die reden worden deze relaties dan ook niet nader beschouwd in paragraaf 4.3.
4.3
Analyse trajecten met veel doorgaand verkeer
In de wetenschap dat de relaties tussen K1 en K2 e.v.v. structureel door doorgaand verkeer worden benut, is de situatie op deze relaties nader bekeken. Hierbij is gekeken naar: De verdeling van het doorgaand verkeer over de uren van de dag. Het aandeel van het doorgaand verkeer halverwege de route in de wijk. Een eventuele relatie tussen het doorgaand verkeer en de rijsnelheid. De verhouding tussen het doorgaand verkeer door de wijk en het doorgaand verkeer dat van de reguliere route via de Van Schuylenburgweg en Van Rosenburgweg gebruik maakt. In de hiernavolgende paragrafen wordt ingegaan op deze aspecten. 4.3.1 Daguurverdeling doorgaand verkeer De tabellen in figuur 11 laten per locatie de verdeling van het doorgaand over de uren van de dag zien. Kijkend naar de absolute aantallen liggen de pieken zowel bij de ingangen als de uitgangen in de avondspits hoger dan de rest van de dag, met uitschieters van 88 en 95 motorvoertuigen per uur per richting. In relatieve zin gaat het hier om hoge percentages doorgaand verkeer. In absolute zin echter niet. Ter illustratie: in het daguur waarop het aantal doorgaande voertuigen het hoogst is (16:00 – 17:00) gaat het om 180 voertuigen extra (beide rijrichtingen bij elkaar opgeteld), oftewel 3 voertuigen extra per minuut. Dergelijke aantallen kunnen in de praktijk geen significante invloed hebben op het verkeersbeeld, de afwikkeling of de verkeersveiligheid.
, revisie 3 Pagina 14 van 22
Bevindingen doorgaand verkeer
Ingaand Waarvan % K1 naar K 2
Ingaand Waarvan % K2 naar K1
Uitgaand Waarvan Uitgaand Waarvan % % K1 van K2 K2 van K1
00:00 - 01:00
23
4
11
4
00:00 - 01:00
16
4
9
4
01:00 - 02:00
12
1
4
1
01:00 - 02:00
6
1
3
1
02:00 - 03:00
8
1
1
0
02:00 - 03:00
2
0
1
1
03:00 - 04:00
5
2
3
1
03:00 - 04:00
3
1
3
2
04:00 - 05:00
5
2
3
1
04:00 - 05:00
5
1
5
2
05:00 - 06:00
22
15
6
2
05:00 - 06:00
28
2
28
15
06:00 - 07:00
39
25
20
11
06:00 - 07:00
56
11
61
25
07:00 - 08:00
99
54
91
53
07:00 - 08:00
177
53
114
54
08:00 - 09:00
204
75
155
67
08:00 - 09:00
286
67
172
75
09:00 - 10:00
163
52
93
39
09:00 - 10:00
176
39
124
52
10:00 - 11:00
157
50
102
47
10:00 - 11:00
164
47
108
50
11:00 - 12:00
174
53
113
49
11:00 - 12:00
189
49
128
53
12:00 - 13:00
210
64
128
48
12:00 - 13:00
198
48
139
64
13:00 - 14:00
205
68
129
54
13:00 - 14:00
205
54
153
68
14:00 - 15:00
206
71
159
61
14:00 - 15:00
218
61
152
71
15:00 - 16:00
242
75
154
69
15:00 - 16:00
214
69
162
75
16:00 - 17:00
268
95
201
85
16:00 - 17:00
225
85
196
95
17:00 - 18:00
267
79
210
88
17:00 - 18:00
238
88
165
79
18:00 - 19:00
219
62
163
55
18:00 - 19:00
200
55
139
62
19:00 - 20:00
213
51
143
44
19:00 - 20:00
195
44
112
51
20:00 - 21:00
137
32
79
30
20:00 - 21:00
128
30
79
32
21:00 - 22:00
108
22
51
22
21:00 - 22:00
111
22
58
22
22:00 - 23:00
90
18
50
20
22:00 - 23:00
75
20
46
18
23:00 - 24:00
47
12
21
8
23:00 - 24:00
41
8
25
12
3124
981
2089
858
3155
858
2182
981
31%
41%
27%
45%
Figuur 11: Daguurverdeling van het verkeer bij de locaties K1 en K2
4.3.2 Doorgaand verkeer op meetpunten in de wijk Om te kijken hoe groot de aandelen doorgaand verkeer in de wijk zelf zijn, zijn op een tweetal locaties op de doorgaande route tussen K1 en K2 verkeerstellingen uitgevoerd d.m.v. telslangen. In figuur 12 worden de resultaten gevisualiseerd. Hierin worden ook de exacte locaties met de twee tellocaties getoond.
Figuur 12: Aandelen doorgaand verkeer bij de in-/uitgangen en in de wijk
, revisie 3 Pagina 15 van 22
Bevindingen doorgaand verkeer
De figuur laat zien dat ook op de route in de wijk het doorgaand verkeer een substantieel deel uitmaakt van het totale verkeer. 4.3.3
Relatie doorgaand verkeer - snelheid
Op de twee tellocaties in de wijk zijn zowel de intensiteit als de rijsnelheid gemeten. Omdat zij niet registreerden of een voertuig wel/niet doorgaand is, is er geen 1-op-1 relatie te leggen tussen snelheid en type verkeer. Wel is op basis van het dagverloop van de rijsnelheid gekeken of er een verband ontdekt kan worden tussen de geregistreerde snelheid, de geldende maximumsnelheid (50 km/h) en het aandeel doorgaand verkeer. Bij de snelheid is als maatstaf de zogenaamde V85 aangehouden, de rijsnelheid die door 85% van het autoverkeer niet overschreden wordt. Op locatie E1 ligt de V85 met 52 km/h iets lager dan op E2 (56 km/h). Dit valt te verklaren door het feit dat locatie 1 vlakbij 2 kruisingen ligt waar veel uitgewisseld wordt, en locatie E2 niet. Voor beide locaties geldt dat de maximumsnelheid van 50 km/h weliswaar door een deel van de automobilisten overschreden wordt, maar niet structureel. In figuur 13 wordt het verloop van de V85 over de uren van de dag weergegeven. Hierin zijn weliswaar lichte fluctuaties waarneembaar, maar niet van dien aard dat een directe relatie gelegd kan worden met de pieken in doorgaand verkeer. Aanvullend op de uitgevoerde snelheidsmeting is gebruik gemaakt van TomTom Speedprofiles die in november 2013 realtime zijn ingewonnen. Figuur 14 laat zien op welke onderdelen van de doorgaande route de gemiddelde rijsnelheid de maximumsnelheid overschrijdt, en in welke mate dit gebeurt.
Uren 00:00 - 01:00 01:00 - 02:00 02:00 - 03:00 03:00 - 04:00 04:00 - 05:00 05:00 - 06:00 06:00 - 07:00 07:00 - 08:00 08:00 - 09:00 09:00 - 10:00 10:00 - 11:00 11:00 - 12:00 12:00 - 13:00 13:00 - 14:00 14:00 - 15:00 15:00 - 16:00 16:00 - 17:00 17:00 - 18:00 18:00 - 19:00 19:00 - 20:00 20:00 - 21:00 21:00 - 22:00 22:00 - 23:00 23:00 - 24:00 Etm.gemiddelde
E1 V85
E2 V85
56 58 57 56 55 55 53 52 51 51 51 51 51 50 51 51 52 53 53 51 53 53 53 53 52
60 61 65 58 59 59 61 56 55 54 54 54 56 54 54 55 55 57 57 54 55 58 57 57 56
Figuur 13: Verloop van de V85 over de dag
Figuur 14: Trajectdelen en snelheidsoverschrijdingen (bron: TomTom Speedprofiles) , revisie 3 Pagina 16 van 22
Bevindingen doorgaand verkeer
Figuur 14 laat zien dat juist op de trajectdelen waar geen slangtelling heeft plaatsgevonden de maximumsnelheid relatief veel wordt overschreden: op de Streekweg en in mindere mate op de Meijhorst 60 (het oostelijke deel van de weg Meijhorst). Hier ligt de gemiddelde rijsnelheid boven de maximumsnelheid. Met name op de Streekweg is het percentage snelheidsovertreders structureel. De Speedprofiles geven geen verdeling in snelheidsklassen, maar uitgaande van een normaalverdeling mag aangenomen worden dat een aanzienlijk deel van het autoverkeer harder dan 60 km/h rijdt. Deze bevinding sluit aan bij het profiel van de Streekweg, die vrijwel recht is, weinig kruisingen kent en waar de fietspaden vrijliggend zijn. 4.3.4 Verdeling gebruik doorgaande routes Met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK) is een inschatting gemaakt van het aantal voertuigen dat de reguliere route via de Van Apelterenweg, de Van Schuylenburgweg en de Van Rosenburgweg gebruikt. Het gaat om ca. 2.000 motorvoertuigen per etmaal per richting. In het kader rechts wordt toegelicht op welke wijze deze waarde is berekend. In de wetenschap dat zich per etmaal 981 (oostwest) en 858 (west-oost) doorgaande voertuigen door de wijk Meijhorst bewegen betekent dit dat: van al het doorgaande verkeer op de oostwest relatie 33% door de wijk rijdt; van al het doorgaande verkeer op de westoost relatie 30% door de wijk rijdt. Dit zijn natuurlijk aanzienlijke percentages. In paragraaf 4.3.1 werd reeds vermeld dat de hoeveelheden doorgaand verkeer door de wijk in absolute zin geen problemen opleveren op het gebied van afwikkeling en veiligheid.
Berekening doorgaand verkeer via reguliere route Uit de RVMK is afgeleid dat op het verkeersplein bij de Nieuwe Dukenburgseweg ca. 4.800 motorvoertuigen per etmaal noordwaarts rijden, van de Van Apelterenweg naar de Van Schuylenburgweg. Van de kruising Van Schuylenburgweg – Van Rosenburgweg konden uit de aangeleverde modelplots geen kruispuntstromen worden afgeleid. Echter; aangenomen mag worden dat meer dan de helft van al het verkeer op de Van Schuylenburgweg, komende vanaf het verkeersplein) op de verkeerslichtenkruising niet de Van Rosenburgweg oprijdt maar rechtdoor rijdt richting het Takenhofplein. Deze route biedt immers toegang tot belangrijke ontsluitingswegen als de Graafseweg, de A326 richting Den Bosch en de A73. Op basis van expert judgement wordt aangenomen dat ca. 40% van de eerder genoemde 4.800 voertuigen de Van Rosenburgweg oprijdt; afgerond 2.000 voertuigen per etmaal. Dit aantal is gespiegeld voor de tegenrichting.
4.4 Intensiteit-capaciteitsverhouding op doorgaande route Na het bepalen van de absolute en relatieve hoeveelheden doorgaand verkeer op de route rijst de vraag: Hoe verhoudt de totale intensiteit zich tot de afwikkelingscapaciteit? Voor ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom geeft het CROW hier een richtwaarde van 800 pae (personenauto-equivalenten) per uur voor wegen met één rijbaan zonder fietsvoorzieningen tot 1.600 pae/uur voor wegen met gescheiden rijstroken met vrijliggende fietsvoorzieningen. De werkelijke capaciteit wordt mede bepaald door het aantal erfaansluitingen en zijwegen, de vormgeving van de kruisingen en het lengteprofiel. De doorgaande route door de wijk kent over het algemeen een breed profiel met weinig conflictpunten, visueel of fysiek gescheiden fietsvoorzieningen en ruim opgezette kruisingen. De capaciteit van de losse wegvakken op de route zal daardoor naar 1.600 pae/uur neigen. Aangezien de gemeten intensiteit nergens de 300 motorvoertuigen ontstijgt komt de afwikkelingscapaciteit op de doorgaande route sowieso niet in het geding.
4.5 Overwegingen en conclusies Naast de cijfermatige analyse is de problematiek ook kwalitatief benaderd, vanuit aspecten als wegbeeld en beleving. Vanuit deze aspecten volgen de onderstaande constateringen: Qua free flow-reistijd doet de doorgaande route niet of nauwelijks onder voor de reguliere route; beide routes kennen een reistijd van ca. 3 minuten tussen de kruising Van Apelterenweg - Meijhorst en Van Rosenburgweg – Streekweg. Er is in de praktijk maar relatief weinig nodig om de route door Meijhorst sneller te laten zijn dan de reguliere route.
, revisie 3 Pagina 17 van 22
Bevindingen doorgaand verkeer
De intensiteit-capaciteitverhouding van de doorgaande route door de wijk is laag; de afwik
kelingscapaciteit komt geen moment in het geding. Dit uit zich niet alleen in de cijfers, maar ook in het rustige wegbeeld. Van ‘sluipverkeer’ spreekt men normaliter als er in de spitsperioden verkeerspieken zijn op relaties waar vertraging optreedt. De uitgevoerde analyse laat zien dat de hoeveelheden doorgaand verkeer in de avondspits iets hoger liggen dan in de rest van de dag, maar dat er ook tussen de spitsen in structurele hoeveelheden doorgaand verkeer zijn die niet direct te relateren zijn aan vertragingen op de reguliere route via de Van Rosenburgweg. Dit roept de vraag op: Is hier wel sprake van sluipverkeer, of is er sprake van twee concurrerende routes die zich beide in bepaalde mate voor doorgaand gebruik lijken te lenen? De doorgaande route tussen K1 en K2 kent weinig vertragende elementen (verkeersdrukte, steile drempels). Er zit relatief veel zekerheid in de reistijd via de route door de wijk. Vanuit ‘verliesaversie’ zijn mensen snel geneigd om voor zekerheid te kiezen in plaats van voor een route met risico op vertraging, zelfs als deze normaliter iets sneller is. Het gegeven dat een bij verkeerslichten opgelopen verliestijd altijd als langer wordt ervaren dan hij daadwerkelijk is versterkt dit effect. De route door Meijhorst oogt voor de beleving van de doorgaande automobilist niet direct als een ‘sluiproute’; een route waarvan het gebruik door doorgaand verkeer minder gewenst is. Dit komt door: De rechte en vrij brede wegen en ruim opgezette kruisingen. Het bord “Doorgaand verkeer” ter hoogte van de kruising bij Meijhorst 14e. De gemakkelijke toegang tot de wijk vanaf de voorkeursroute. Op de Van Apelterenweg ligt een aparte linksafstrook richting Meijhorst, en op de VRI-kruising Van Rosenburgweg – Streekweg ligt een rechtsafstrook richting Meijhorst die een relatief groot deel van de tijd groen krijgt. Op de reguliere route via de Van Schuijlenburgweg bestaat altijd kans op vertraging bij de VRI-kruising met de Van Rosenburgweg. Een mogelijke (harde) busingreep kan de doorstroming uit zuidelijke richting verder beperken. De reguliere route bestaat uit wegen met 2x2 rijstroken en een maximumsnelheid van 50km/h (uitgezonderd de laatste 100 meter voor de kruising met de Streekweg, die buiten de kom liggen (80 km/h). Het rijden op 2x2 wegen met een snelheid van 50km/h ‘voelt’ voor veel automobilisten langzaam aan, waardoor de reistijd via de reguliere route ook langer kan aanvoelen dan hij daadwerkelijk is.
Conclusie uit voorgaande punten is dat a) de doorgaande relatie door Meijhorst een alternatief is dat qua reistijd nauwelijks onderdoet voor de reguliere route, en b) die bovendien stukken ‘zekerder’ is. De reguliere route werpt zowel in objectieve zin (oponthoud bij de kruising Van Schuijlenburgweg – Van Rosenburgweg) als in subjectieve zin (beleving van dit oponthoud, plus de beleefde lage rijsnelheid i.r.t. het wegprofiel) een aantal barrières op voor de doorgaande automobilist. Op de Streekweg, waar de maximumsnelheid structureel overschreden wordt, zijn snelheidsregulerende maatregelen denkbaar. Het is echter zeer de vraag of de hoeveelheden doorgaand verkeer hierdoor structureel teruggebracht zullen worden. Belangrijker nog dan deze conclusie is de vraag in welke mate er in objectieve zin sprake is van een probleem en in hoeverre het doorgaande verkeer hierbij een rol speelt. In veel opzichten is er van problematiek geen sprake; de hoeveelheid doorgaand verkeer door de wijk bereikt nergens dusdanige pieken dat de afwikkeling in gevaar komt. De snelheid wordt op enkele wegvakken wel overschreden maar over het algemeen niet bij erfaansluitingen of daar waar de bewoning dicht aan de weg staat. De geboekte tijdswinst op deze wegvakken is dusdanig beperkt dat deze in objectieve zin niet het verschil maakt tussen beide route-alternatieven. Bovendien is niet gezegd dat enkel het doorgaande verkeer de snelheidsovertredingen begaat.
4.6 Mogelijke maatregelen Met het oog op de conclusies uit de voorgaande paragraaf luidt ons advies: pak de problematiek aan daar waar deze zich uit. In dit geval: pak de snelheidsoverschrijdingen op de Streekweg, en in mindere mate op de route Meijhorst 16-14-60, aan. Beschouw deze maatregel niet
, revisie 3 Pagina 18 van 22
Bevindingen doorgaand verkeer
als een maatregel gericht op doorgaand verkeer maar op alle gemotoriseerd verkeer; de snelheidsreductie is dusdanig beperkt dat de hoeveelheid doorgaand verkeer niet structureel zal afnemen. De snelheidsovertredingen zijn wel structureel maar vinden niet plaats op wegvakken waar de verkeersveiligheid acuut in het geding komt. Het is zaak om tot maatregelen te komen die bij deze mate van problematiek aansluit. Snelheidsregulerende maatregelen Streekweg Een voor de hand liggende oorzaak voor de relatief hoge snelheid op de Streekweg is het lengteprofiel in combinatie met de brede opzet van de weg; brede rijstroken, lange brede verdrijvingsvlakken en linksafstroken. Relatief kleinschalige ingrepen die het wegbeeld visueel kunnen versmallen zijn: Het visueel versmallen van de rijstroken. Het verwijderen van de voorsorteerstroken. Afwikkelingstechnisch zijn deze niet nodig. Het inkorten van de verdrijvingsvlakken en/of deze vervangen door middengeleiders. De overgangsvakken (waarin de breedte van de verdrijvingsvakken op-/terugloopt van 0 naar 2 meter) verkorten, waardoor er meer sprake is van een asverspringing. Snelheidsregulerende maatregelen route Meijhorst 16-14-60 Met zijn beperkte lengte van deze weg, de aanliggende fietsstroken en het ontbreken van geleiders en voorsorteervakken kent deze weg duidelijk een ander profiel de Streekweg. Bij de Meijhorst 60 lijkt een wegvakplateau (ontwerpsnelheid 50 km/h) een voor de hand liggende maatregel. Daarnaast kan het bord ‘Doorgaand verkeer’ op de kruising tussen Meijhorst 60 en Meijhorst 14 verwijderd worden. (Eventuele) doorstromingsmaatregelen kruising Van Schuylenburgweg – Van Rosenburgweg Op de reguliere route is dit de enige kruising met structurele kans op oponthoud. Ook hier geldt; het effect op de routekeuze voor doorgaand verkeer zal beperkt zijn. Om die reden wordt aanbevolen om hier geen grootschalige maatregelen te treffen enkel met als doel om meer doorgaand verkeer uit de wijk te halen. Wellicht zijn in de instelling van de verkeerslichtenregeling optimalisaties mogelijk die de afwikkelingscapaciteit op deze doorgaande relatie verhogen. Deze verbinding is echter niet de enige verkeersstroom waarvan de afwikkeling onder druk staat op deze kruising. Een nadere analyse van de verkeerslichtenregeling is nodig om beter zicht te krijgen op mogelijke optimalisaties en hun effecten.
, revisie 3 Pagina 19 van 22
Bijlage 1: Relatie hoeveelheden doorgaand verkeer - afstandsklassen
Om de drempelwaarde voor doorgaand verkeer te bepalen is per relatie gekeken naar de free flow reistijden (gemeten met narjiden en in Google Maps) in relatie tot hoeveelheid extra verkeer die per reistijdklasse als doorgaand verkeer aangemerkt wordt als op die reistijdklasse de drempelwaarde wordt neergelegd. De resultaten worden weergegeven in de tabel in figuur A. Twee voorbeelden hieruit: Op de relatie van K1 naar K2 neemt het percentage doorgaand verkeer met 2% toe als de drempelwaarde op 10 minuten wordt gelegd in plaats van op 6 minuten. De free flow reistijd is 3 minuten, dus ook verkeer dat 7 minuten langer dan normaal doet over deze verplaatsing zou in dit geval als doorgaand verkeer worden aangemerkt. Op de relatie van K3 naar K1 neemt het percentage doorgaand verkeer met 53% toe als de drempelwaarde op 10 minuten wordt gelegd in plaats van op 6 minuten. De free flow reistijd is 2 minuten, dus ook verkeer dat 8 minuten langer dan normaal doet over deze verplaatsing zou in dit geval als doorgaand verkeer worden aangemerkt. Van Naar Free flow reistijd Index 6 minuten Extra reistijd t.o.v. free flow Extra doorgaand verkeer bij index + 1 minuut Extra doorgaand verkeer bij index + 2 min. Extra doorgaand verkeer bij index + 3 min. Extra doorgaand verkeer bij index + 4 min.
K1 K2 3
K1 K3 2
K1 K4 2
K2 K1 3
K2 K3 3
K2 K4 4
K3 K1 2
K3 K2 3
K3 K4 3
K4 K1 2
K4 K2 4
K4 K3 3
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 3 4 4 3 3 2 4 3 3 4 2 3 1% 1% 1% 2%
9% 20% 23% 28%
15% 22% 34% 49%
0% 1% 1% 2%
29% 43% 43% 50%
6% 6% 13% 13%
21% 34% 45% 53%
21% 28% 40% 47%
6% 8% 13% 15%
13% 23% 37% 50%
10% 15% 23% 35%
19% 23% 32% 39%
Figuur A: De relatie tussen drempelwaarde voor reistijd en hoeveelheid doorgaand verkeer
, revisie 3 Pagina 20 van 22
Ons advies is om verkeer niet als doorgaand verkeer aan te merken als de reistijd langer is dan de free flow reistijd plus 3 minuten. Afgaande op figuur A betekent dit dat op vrijwel alle relaties een reistijd van 6 minuten als drempelwaarde voor doorgaand verkeer kan worden aangehouden. Enige uitzondering is de relatie van K2 naar K4 en vice versa; met een free flow reistijd van 4 minuten zou de drempelwaarde daar op 7 minuten uitkomen. Echter: met 6% en 10% blijft de relatieve hoeveelheid extra verkeer beperkt. Ook in absolute zin zijn de hoeveelheden doorgaand verkeer op deze 2 relaties zeer beperkt (meer hierover in paragraaf 3.2). Om die reden wordt, in het kader van uniformiteit, ook bij de relatie van K2 naar K4 en vice versa een drempelwaarde van 6 minuten aangehouden.
, revisie 3 Pagina 21 van 22
, revisie 3 Pagina 22 van 22
Verkennend (NEN 5740 en NEN 5707) en nader bodemonderzoek NTA 5755 Staddijk ong. in Nijmegen
ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP Envita Almelo B.V. Einsteinstraat 12a ● 7601 PR ALMELO Tel. +31(0)546 – 53 20 74 ● Fax +31(0)546 – 53 16 59
[email protected] ● www.envita-almelo.nl IBAN NL89 ● Rabobank 36.88.80.141 K.v.K. nr. 08153381● BTW-nr. NL 8173.16.851.B.01
WWW.ORTAGEO.NL Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18 ● Postbus 1 ● 6550 ZG WEURT Tel. +31(0)24 – 397 57 62 ● Fax +31(0)24 – 397 72 95
[email protected] ● www.envita-nijmegen.nl IBAN NL83 ● Rabobank 13.24.71.655 K.v.K. nr. 09176767 ● BTW-nr. NL 8187.94.239.B.01
202858-10 Terrein ten noorden van de Staddijk en ten westen van de Streekweg. Staddijk ong. Nijmegen 182250 425110 0 - lopend 19-12-2012 7-1-2013 11-1-2013 Geen bijzonderheden bij dit project. VMBO-5740 OH-GEM ENN VPL-nummer 188038 JSP RHA mevrouw A. van Eekeren BSc Mevrouw mevrouw ing. A. van Eekeren BSc 070957 Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water 024-3299637 Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN
[email protected] http://www.nijmegen.nl NL Postbus 571 NIJMEGEN 6500 AN NL TOAN A. Astrid van ing. Adviseur Bodem
[email protected] mevrouw van Eekeren BSc Envita Nijmegen B.V. mevrouw ir. J. Spekreijse de heer drs. R.J.A. Haenen Actualiserend bodemonderzoek NEN 5740 en NEN 5707, Staddijk ong. in Nijmegen 024-3292432 verkennend bodemonderzoek NEN 5740 J. Janneke Spekreijse mevrouw
[email protected] 06-14431125 adviseur ir. R.J.A. Rob Haenen heer
[email protected] 06-33580491 projectmanager drs. mevrouw ir. J. (Janneke) Spekreijse de heer drs. R.J.A. (Rob) Haenen
Verkennend (NEN 5740 en NEN 5707) en nader bodemonderzoek NTA 5755 Staddijk ong. in Nijmegen
Opdrachtgever:
Rapportnummer: Status rapport: Datum:
Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG WEURT Tel: 024-3975762 Fax: 024-3977295 E-mail:
[email protected]
Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN 202858-10/R01 Definitief 28 maart 2013
Ingenieursbureau voor ruimtelijke ontwikkeling, bodem, water & milieu
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Inhoudsopgave 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 1 2 Kader van het onderzoek ............................................................................................................... 2 2.1 Kader onderzoeksstrategie ....................................................................................................... 2 2.2 Uitvoeringskader ....................................................................................................................... 2 2.3 Reikwijdte van het onderzoek ................................................................................................... 2 2.4 Toetsingskader ......................................................................................................................... 3 2.5 Beoordelingskader saneringsnoodzaak.................................................................................... 5 Deel A: verkennend onderzoek ............................................................................................................ 6 3 Vooronderzoek ................................................................................................................................ 7 3.1 Algemeen .................................................................................................................................. 7 3.2 Algemene gegevens ................................................................................................................. 8 3.3 Bodemgebruik ........................................................................................................................... 8 3.4 Reeds uitgevoerd bodemonderzoek ......................................................................................... 9 3.5 Bodemopbouw en geohydrologie ............................................................................................. 9 4 Hypothese en onderzoeksstrategie ............................................................................................ 10 4.1 Hypothese ............................................................................................................................... 10 4.2 Onderzoeksstrategie ............................................................................................................... 10 5 Veldwerkzaamheden..................................................................................................................... 11 5.1 Opzet....................................................................................................................................... 11 5.2 Resultaten ............................................................................................................................... 12 6 Laboratoriumonderzoek ............................................................................................................... 14 6.1 Analyseprogramma ................................................................................................................. 14 6.2 Analyseresultaten ................................................................................................................... 15 6.2.1 Grond ............................................................................................................................... 15 6.2.2 Grondwater ...................................................................................................................... 16 6.2.3 Toetsing aan de gestelde hypothese............................................................................... 17 6.2.4 Toetsing aan de noodzaak tot nader onderzoek ............................................................. 17 Deel B: nader onderzoek .................................................................................................................... 18 7 Onderzoeksstrategie .................................................................................................................... 19 7.1 Conceptueel model ................................................................................................................. 19 7.2 Onderzoeksvragen en onderzoeksstrategie ........................................................................... 20 8 Veldwerkzaamheden..................................................................................................................... 21 8.1 Opzet....................................................................................................................................... 21 8.2 Resultaten ............................................................................................................................... 21 9 Laboratoriumonderzoek ............................................................................................................... 23 9.1 Analyseprogramma ................................................................................................................. 23 9.2 Analyseresultaten ................................................................................................................... 23 9.2.1 Grond ............................................................................................................................... 23 Grondwater ...............................................................................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 10 Evaluatie verontreinigingssituatie .......................................................................................... 25 10.1 Aard en oorzaak van de verontreiniging ................................................................................. 25 10.2 Omvang verontreiniging in de grond....................................................................................... 25 10.3 Omvang verontreiniging in het grondwater .......................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 10.4 Ernst van de verontreiniging ................................................................................................... 25 10.5 Spoedeisendheid .................................................................................................................... 25 11 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ........................................................................ 26
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Bijlagen: 1) Regionale ligging onderzoekslocatie 2) Tekening met situering boringen, peilbuis en omvang verontreiniging 3) Bodemprofielbeschrijvingen 4) Analysecertificaten 5) Overschrijdingstabellen 6) Gegevens vooronderzoek 7) Rapport risicobeoordeling (Sanscrit) Verantwoording
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
1
INLEIDING
In opdracht van Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water is door Envita Nijmegen B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie gelegen aan Staddijk ong. in Nijmegen. Naar aanleiding van het aantonen van sterke verontreiniging met zink is aansluitend een nader bodemonderzoek ingesteld conform NTA 5755. Aanleiding voor het onderzoek is de uitgifte van de grond en de geplande nieuwbouw op een deel van de onderzoekslocatie. Het doel van het onderzoek is om middels het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Het doel van het nader bodemonderzoek is het bepalen van de omvang en daarmee de ernst van de verontreiniging(en) met zink in de grond op het zuidelijk deel van de onderzoekslocatie. Indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal middels het uitvoeren van een risico-evaluatie worden bepaald of een bodemsanering met spoed dient te worden uitgevoerd. Voorliggend rapport beschrijft de resultaten van het verkennend onderzoek (deel A) en nader onderzoek (deel B). Hoofdstuk 2 presenteert het algemene wettelijke kader waarna het rapport is opgedeeld in deel A en B. deel A bevat de resultaten van het vooronderzoek (hoofdstuk 3), de hypothese en onderzoeksstrategie (hoofdstuk 4), de veldwerkzaamheden (hoofdstuk 5) en het laboratoriumonderzoek (hoofdstuk 6) van het verkennend onderzoek; deel B presenteert de onderzoeksaanpak (hoofdstuk 7), de veldwerkzaamheden (hoofdstuk 8) en het laboratoriumonderzoek (hoofdstuk 9) van het nader onderzoek. In hoofdstuk 10 wordt de verontreinigingssituatie geëvalueerd. Het rapport wordt besloten met de aan het onderzoek te verbinden conclusies en aanbevelingen die in samenvatting zijn weergegeven (hoofdstuk 11).
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
1/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
2
KADER VAN HET ONDERZOEK
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de verschillende kaders die van toepassing zijn op bodemonderzoek. 2.1
Kader onderzoeksstrategie
Bij het bepalen van de onderzoeksstrategie en het vaststellen van het onderzoeksprogramma is uitgegaan van de volgende NEN-normen: “bodem- landbodem – strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek” (Nederlandse Norm 5725: januari 2009); “bodem – landbodem – strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond” (Nederlandse norm 5740: januari 2009); "bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond" (Nederlandse Norm 5707: mei 2003); “bodem- Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek – Onderzoek naar de aard en omvang van bodemverontreiniging” (Nederlandse technische afspraak NTA 5755: juli 2010). 2.2
Uitvoeringskader
Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de wettelijke KWALIBO-regeling (Kwaliteitsborging bij bodemintermediairs). Dit betekent dat het veldwerk is uitgevoerd onder erkenning op basis van BRL SIKB 2000 en de daarbij behorende protocollen 2001 (plaatsen handboringen en peilbuizen), 2002 (nemen van grondwatermonsters) en 2018 (locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem). Waar tijdens het onderzoek is afgeweken van de normen en de protocollen, is dat vermeld in dit rapport. Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd door een laboratorium dat is geaccrediteerd op basis van de criteria in NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000 en op basis van AS3000. Op de analysecertificaten is aangegeven welke laboratoriumverrichtingen onder de genoemde accreditaties zijn uitgevoerd. Voor zover de veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op basis NEN 5897 is BRL SIKB 2000 en protocol 2018 niet van toepassing. Na de laatste bijlage is de verantwoording van het uitgevoerde onderzoek opgenomen, waaronder verwijzingen naar informatiebronnen, literatuur, wet- en regelgeving en kwaliteitsborging. 2.3
Reikwijdte van het onderzoek
Het onderzoek omvat een verkennend en een nader deel. Het verkennend bodemonderzoek is alleen bedoeld om inzicht te krijgen in de actuele chemische kwaliteit van grond en grondwater op de onderzoekslocatie ten behoeve van het beoogde doel. Het verkennend bodemonderzoek beoogt een waarheidsgetrouw beeld te geven van de bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie op het moment van de monstername. Vanwege het steekproefsgewijze karakter van het onderzoek waarbij de monstername op (deels) willekeurig bepaalde locaties plaatsvindt, kan niet worden uitgesloten dat binnen de onderzoekslocatie lokaal een verontreiniging (puntbron) aanwezig is die niet wordt aangetoond in dit onderzoek. Het nader bodemonderzoek is bedoeld om inzicht te krijgen in de aard en omvang van de bodemverontreiniging op de onderzoekslocatie. Vanwege het steekproefsgewijze karakter van het onderzoek dient voor het bepalen van de omvang gebruik te worden gemaakt van interpolatie en extrapolatie zodat de werkelijke omvang van de verontreiniging altijd kan afwijken van de werkelijke omvang.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
2/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tevens wordt erop gewezen dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname betreft. De onderzoeksresultaten worden minder representatief voor de actuele bodemkwaliteit naarmate meer activiteiten op de locatie plaatsvinden en de verstreken periode sinds de uitvoering van het onderzoek langer wordt. De uitvoering van de werkzaamheden door Envita vindt op zorgvuldige wijze plaats volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden bij onderzoek naar bodemverontreiniging. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het “meldpunt bodemkwaliteit” van Agentschap NL. In bepaalde gemeenten kan daarnaast op grond van overgangsbeleid nog grond worden toegepast op basis van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. Deze toepassingen moeten rechtstreeks aan de betreffende gemeente worden gemeld. Het onderzoek is, mits anders aangegeven, niet van toepassing op puin- of andere lagen waarin de fractie aan bodemvreemd materiaal groter is dan 50%. Deze lagen betreffen formeel geen bodem en hierop is de Wet bodembescherming niet van toepassing. 2.4
Toetsingskader
Om de mate waarin sprake is van bodemverontreiniging te kunnen beoordelen, worden de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters getoetst aan het toetsingskader dat landelijk (generiek) is vastgesteld. Gemeenten kunnen daarnaast voor hun grondgebied gebiedsspecifiek beleid vaststellen. Generiek toetsingskader Voor de beoordeling van de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters wordt gebruik gemaakt van de achtergrondwaarden grond zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, de streefwaarden grondwater en interventiewaarden grond en grondwater zoals opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009. Bij concentraties aan verontreinigende stoffen tussen het niveau van de streef- of achtergrondwaarde en de interventiewaarde, geldt in het algemeen dat een nader onderzoek noodzakelijk is als de gemeten concentraties de halve som van streef- of achtergrondwaarde en interventiewaarde overschrijden ((S+I)/2). Deze waarde wordt ook wel aangeduid als tussenwaarde. In onderstaande tabel worden deze referentiewaarden en de daarbij gehanteerde terminologie toegelicht. Tabel 1: Toelichting op referentiewaarden Referentiewaarde
Afkorting
Betekenis
Terminologie bij overschrijding
achtergrondwaarde
Aw
generieke waarde voor schone grond (AW2000waarde)
> Aw: licht verhoogd / verontreinigd
tussenwaarde
T
toetsingswaarde voor nader onderzoek ((Aw + I) / 2)
> T: matig verhoogd / verontreinigd
interventiewaarde
I
waarde voor sanering(sonderzoek)
> I: sterk verhoogd / verontreinigd
streefwaarde
S
generieke waarde voor een schoon grondwater
> S: licht verhoogd / verontreinigd
tussenwaarde
T
toetsingswaarde voor nader onderzoek ((S + I) / 2)
> T: matig verhoogd / verontreinigd
interventiewaarde
I
waarde voor sanering(sonderzoek)
> I: sterk verhoogd / verontreinigd
grond
grondwater
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
3/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
De referentiewaarden voor verontreinigende stoffen in grond zijn mede afhankelijk gesteld van de percentages aan lutum (fractie <2 m) en organische stof. Dit betekent dat bij elk bodemonderzoek locatiespecifieke referentiewaarden worden berekend. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling bodemkwaliteit en Circulaire bodemsanering 2009 zijn op basis van voortschrijdend inzicht voor specifieke stoffen aanvullende toetsnormen opgesteld of toetsregels vastgesteld. Voor zover bij de uitvoering van voorliggend bodemonderzoek hiervan sprake is zal bij de interpretatie hier nader op worden ingegaan. Voor asbest is een interventiewaarde vastgesteld van 100 mg/kg d.s. De restconcentratienorm (hergebruikswaarde) is gelijk gesteld aan de interventiewaarde. Het gehalte aan asbest wordt bepaald aan de hand van onderstaande formule. Hierbij vindt voor gehalten in de grond van gaten of sleuven een correctie plaats naar de inhoud van de sleuf. gewogen gehalte asbest = gehalte serpentijnasbest + (10 * gehalte amfiboolasbest) Voor asbest geldt dat, ongeacht de hoeveelheid, er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s wordt overschreden. Gebiedsspecifiek toetsingskader Gemeenten hebben op basis van het Besluit bodemkwaliteit de keuze tussen het gebruiken van het generieke kader of het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid voor hun grondgebied. Daarnaast kunnen gemeenten op grond van het overgangsrecht nog gebruik maken van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. In dat kader hebben veel gemeenten een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Op basis van deze door gemeenten vastgestelde beleidsdocumenten kunnen lokale maximale waarden (LMW) zijn vastgesteld die hoger liggen dan de generieke achtergrondwaarden. Deze waarden gelden voor homogene deelgebieden die zijn ingedeeld naar ontstaansgeschiedenis en gebruik. De lokale maximale waarden kunnen, mits dit is vastgelegd in het gemeentelijk beleid, worden gebruikt in plaats van de generieke achtergrondwaarden bij de toetsing of sprake is van bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De gemeente Nijmegen heeft lokale maximale waarden vastgesteld op basis van het Besluit bodemkwaliteit. De onderzoekslocatie bevindt zich in het deelgebied “1965-heden”. In de volgende tabel zijn voor een standaardbodem (10% humus en 25% lutum) de lokale maximale waarden voor dit deelgebied weergegeven. Net zoals de generieke toetsingswaarden, zijn de lokale maximale waarden afhankelijk van de percentages lutum en humus in de grond. In het geval dat in de grond verontreinigende stoffen worden aangetoond in gehalten boven de generieke achtergrondwaarde, vindt er tevens toetsing plaats aan de lokale maximale waarden.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
4/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 2: Lokale maximale waarden voor een standaardbodem (10% humus en 25% lutum) voor deelgebied tot 1965 heden Lokale maximale waarde (gehalte in mg/kg d.s.) Parameter Traject 1 (0 – 0,5 m –mv) Traject 2 ( > 0,5 m –mv) barium cadmium koper kwik lood nikkel zink kobalt molybdeen PAK PCB DDT DDE DDD drins overige stoffen
2.5
380 1,20 54 0,30 100 70 212 30 3,0 3,0 0,040 0,20 0,13 0,040 0,030 ≤ 2 * LA en ≤ klasse wonnen
380 1,20 54 0,30 100 70 200 30 3,0 3,0 0,040 0,20 0,13 0,040 0,030 ≤ 2 * LA en ≤ klasse wonnen
Beoordelingskader saneringsnoodzaak
Gevalsdefinitie Een geval van bodemverontreiniging wordt gedefinieerd als een verontreinigd grondgebied, waarbij de geconstateerde verontreinigingen een technische, organisatorische en ruimtelijke samenhang vertonen. Aan elk van deze drie criteria dient te worden voldaan om te spreken over één geval van bodemverontreiniging. Bodemverontreiniging ontstaan vanaf 1987 Indien de bodemverontreiniging is ontstaan na 1 januari 1987 dan is conform de Wet bodembescherming sprake van een verontreiniging die valt onder de zorgplicht (art. 13 Wbb). De veroorzaker is verplicht de verontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk omgedaan te maken. Er dient dus zo spoedig mogelijk een sanering te worden uitgevoerd, ongeacht de omvang en risico’s van de verontreiniging. Bodemverontreiniging ontstaan vóór 1987 De saneringsregeling Wet bodembescherming (Wbb), van toepassing op bodemverontreiniging van vóór 1 januari 1987, hanteert de volgende uitgangspunten: Er is sprake van een "geval van ernstige bodemverontreiniging" indien in een bodemvolume van 25 m³ de grond en/of 100 m³ het grondwater het gemiddelde gehalte van een verontreinigde stof groter is dan de interventiewaarde voor grond respectievelijk grondwater. Voor een geval van ernstige bodemverontreiniging geldt een saneringsnoodzaak; Of een geval van ernstige bodemverontreiniging met spoed dient te worden gesaneerd is afhankelijk van de risico’s. Hiertoe dient een risicobeoordeling te worden uitgevoerd waarbij de humane, ecologische en verspreidingsrisico’s worden vastgesteld. Indien sprake van onaanvaardbare risico’s moet de sanering met spoed worden uitgevoerd. Eventueel kunnen ook tijdelijke beveiligingsmaatregelen worden getroffen om de risico’s te beheersen. Degene die op of in de bodem handelingen verricht en daarbij kennis neemt of heeft van een verontreiniging van de bodem, dient dit te melden aan het bevoegd gezag Wbb. Het bevoegd gezag Wbb stelt in een beschikking vast of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en indien dit het geval is, of de verontreiniging met spoed dient te worden gesaneerd. Indien er sprake is van een spoed, dan stelt het bevoegd gezag in de beschikking tevens de termijn vast waarbinnen met de sanering dient te worden begonnen.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
5/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Deel A: verkennend onderzoek
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
6/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
3
VOORONDERZOEK
Ten behoeve van de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek is een "standaard" vooronderzoek uitgevoerd. Doel van het vooronderzoek is het achterhalen van (potentieel) bodemverontreinigende activiteiten die nu plaatsvinden of in het verleden hebben plaatsgevonden op of in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. 3.1
Algemeen
In onderstaande tabel zijn de in het kader van het vooronderzoek geraadpleegde bronnen opgesomd. Tabel 3: Geraadpleegde bronnen nr.
Bron
Verwijzing
1
topografische kaart, schaal 1 : 12.500 (Kadaster)
-
2
locatiebezoek
uitgevoerd op 3 januari 2013
3
mondelinge/schriftelijke informatie van eigenaar
-
4
internetbronnen: a
luchtfoto’s en straatoverzichten
maps.google.nl
b
historische topografische kaarten
http://145.11.60.41/imap/default.asp?app=oude opgenomen als bijlage 6
c
TNO-NITG (gegevens bodemopbouw en grondwater)
www.dinoloket.nl
d
website milieuarchief gemeente Nijmegen
http://www.nijmegen.nl/imap/milieu-atlas.html
e
wateratlas provincie Gelderland
www.gelderland.nl
5
bodemkwaliteitskaart gemeente Nijmegen
Gemeente Nijmegen, Nota Bodembeheer, augustus 2010
6
archief Envita Nijmegen
-
7
Voorgaand onderzoek: a
Rapport: “Bodemonderzoek Teersdijk te Nijmegen"
Tauw B.V. milieuatlasnummer 4027, d.d. 10-12-2007
b
Rapport: "verkennend bodemonderzoek Streekweg te Nijmegen"
Ingenieurs- en adviesburo Kobessen B.V., milieuatlasnummer 1079, d.d. 20 juni 1997
c
Rapport "Nulsituatie-onderzoek Staddijk te Nijmegen"
Sector Milieuhygiëne en Energie, Dienst Milieu en Openbare werken, milieuatlasnummer 1429, d.d. 2502-1998
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
7/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
3.2
Algemene gegevens
Gegevens over de locatie zijn weergegeven in de volgende tabel. De regionale ligging van de locatie is weergegeven in bijlage 1. Tabel 4: Locatiegegevens adres
Staddijk ong., Nijmegen
kadastrale aanduiding
gemeente Hatert, sectie E, nummer 351
eigenaar / gebruiker
Gemeente Nijmegen
oppervlakte
ca. 51.200 m
bebouwing
twee schuurtjes: Clubhuis (1977) en dierenschuilplaats/verblijf
terreinverharding
in 'clubhuis': onbekend in dierenverblijf: geen buitenterrein: halfverharding van grind (voetpad)
boven-/ondergrondse tanks
zo verbekend geen
begroeiing
Het noordelijk deel van de onderzoekslocatie is begroeid met bomen.
3.3
2
Bodemgebruik
In onderstaande tabel zijn de beschikbare gegevens over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. Tabel 5: Gegevens bodemgebruik Onderzoekslocatie Huidige situatie
bron
activiteiten / gebruik locatie
braakliggend terrein met twee schuurtjes
2
potentieel bodembedreigende activiteiten
zo ver bekend geen
2
Historische situatie
bron
activiteiten / gebruik locatie
Grondbank GMG
potentieel bodembedreigende activiteiten/situaties
zo ver bekend geen
Toekomstige situatie
7b -
bron
activiteiten / gebruik locatie
Uitvaartfaciliteit
potentieel bodembedreigende activiteiten
zo ver bekend geen
3
Omgeving onderzoekslocatie Huidige situatie activiteiten / gebruik locatie
bron ten noorden: populierenbos ten oosten: scholengemeenschap
2
ten zuiden: Staddijk ten westen: geluidswal langs de A73 potentieel bodembedreigende activiteiten
zover bekend geen
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
-
8/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
3.4
Reeds uitgevoerd bodemonderzoek
Op de locatie In voorgaande onderzoeken [7a en 7b] zijn in de grond lichte tot matige bijmengingen met puin aangetroffen. In de grond zijn op een aantal licht verhoogde gehalten aan PAK en minerale olie na, geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater is een matig verhoogde concentratie arseen en zijn licht verhoogde concentraties nikkel en zink aangetoond. Er wordt in de rapporten [7a en 7b] geconcludeerd dat deze waarschijnlijk van nature verhoogd in het grondwater aanwezig zijn. Directe omgeving Op het terrein ten noorden van de onderzoekslocatie is een sloperij aanwezig geweest en heeft na verschillende bodemonderzoeken een bodemsanering plaatsgevonden waarbij een leeflaag van 1,0 meter dikte is aangebracht [7a]. Het grondwater is tot circa 2004 gemonitoord, waarbij overschrijdingen van de streefwaarden voor de concentraties PER, koper en lood zijn aangetoond. Ten westen van de onderzoekslocatie is een geluidswal van de A73 aanwezig. In de grond van de geluidswal zijn lichte verontreinigingen aan zware metalen en PAK aangetoond welke waarschijnlijk gerelateerd zijn aan het zintuiglijk waargenomen puin. De aangetoonde sterk verhoogde arseenconcentratie in het grondwater is waarschijnlijk van natuurlijke aard [7c]. 3.5
Bodemopbouw en geohydrologie
De regionale geohydrologische bodemopbouw is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 5: Schematisch overzicht bodemopbouw en geohydrologie Diepte (m -mv) Geohydrologische eenheid Geologische Formatie e 0 - 16 1 watervoerend pakket Formatie van Kreftenheye 16 - 21 waterscheidende laag Formatie van Waalre 21 - 56 e 2 watervoerend pakket 56 - 66 Formatie van Oosterhout/ Kiezelooliet Formatie
Lithologie grof zand en grind klei zand en grind zand
Uit het bodembeheerplan van de gemeente Nijmegen blijkt dat de onderzoekslocatie niet ligt in het intrekgebied van een grondwaterwinning c.q. een grondwaterbeschermingsgebied. Voor zover bekend wordt er in de directe omgeving van de locatie geen grondwater door bedrijven en/of particulieren onttrokken.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
9/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
4
4.1
HYPOTHESE EN ONDERZOEKSSTRATEGIE
Hypothese
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 Op basis van de momenteel beschikbare informatie is uitgegaan van een “onverdachte locatie”; er wordt geen bodemverontreiniging verwacht. Verkennend onderzoek asbest NEN 5707 Op basis van het vooronderzoek wordt de nieuwbouwlocatie als onverdacht gekwalificeerd ten aanzien van asbest. 4.2
Onderzoeksstrategie
Ter plaatse van de geplande nieuwbouw wordt een verkennend onderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Op het overige terreindeel vindt een actualiserend onderzoek plaats waarbij de gemeente Nijmegen heeft aangegeven alleen de bovengrond te willen onderzoeken. De grondwal langs de Staddijk met onbekende herkomst wordt indicatief onderzocht. Op basis van de hypothese worden de nieuwbouwlocatie en het overig deel van de onderzoekslocatie onderzocht conform de strategie voor een “onverdachte locatie” (ONV). In afwijking op deze strategie vindt ter plaatse van het overige terreindeel alleen onderzoek naar de bovengrond plaats en worden alle boringen tot 0,5 m -mv uitgevoerd. De peilbuizen op het overige terreindeel komen te vervallen. De grondwal wordt indicatief onderzocht, waarbij verspreid over de grondwal 40 steken worden genomen en een mengmonster wordt samengesteld. Verkennend bodemonderzoek asbest NEN 5707 Op basis van de hypothese wordt de toekomstige nieuwbouwlocatie onderzocht conform de strategie “kleinschalig onverdachte locatie”. In aanvulling op de NEN 5707 worden van de geroerde bovengrond twee mengmonsters samengesteld en geanalyseerd op asbest. De proefgaten worden gecombineerd met de boringen uitgevoerd. De exacte locaties op het terrein waar de boringen worden geplaatst, worden gedurende het veldonderzoek vastgesteld. Op het overig terrein vindt alleen een visuele inspectie van het maaiveld en de opgeboorde grond plaats.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
10/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
5
5.1
VELDWERKZAAMHEDEN
Opzet
Algemeen In onderstaande tabel zijn de uitvoeringsdata en de verantwoordelijke monsternemers aangegeven voor de verschillende uitvoeringsfasen van het veldonderzoek. De boorlocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2. Tabel 6:Uitvoeringsgegevens Datum
Werkzaamheden
Beoordelingsrichtlijn/ protocol
Erkende organisatie
Verantwoordelijk medewerker
16-1-2013 8-2-2013
Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en inmeten
2000/2001
Envita Nijmegen B.V.
H.H. Wolters F. Regeling
23-1-2013
Nemen van grondwatermonsters
2000/2002
Envita Nijmegen B.V.
L.M. van der Meul
16-1-2013 30-1-2013
Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem
2000/2018
Envita Nijmegen B.V.
H.H. Wolters F. Regeling
8-2-2013
Mechanisch boren
2100/2101
Envita Nijmegen BV
F. Regeling
De locatie was tijdens de uitvoering van het asbestonderzoek (16-1-2013) bedekt met sneeuw, waardoor er geen maaiveldinspectie uitgevoerd kon worden. Op 30 januari 2013 is de (relatief) onbegroeide delen van de onderzoekslocatie alsnog visueel geïnspecteerd op asbestverdacht materiaal. In het veld is de vrijgekomen grond beoordeeld op de texturele samenstelling. Hierbij zijn tevens de percentages lutum en organische stof geschat. Daarnaast is gelet op het voorkomen van puin, slakken, kolengruis en dergelijke evenals op kleurafwijkingen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De opgeboorde grond is, indien nodig, met behulp van de olie-waterreactie beoordeeld op de aanwezigheid van olieachtige stoffen. Ook het maaiveld is visueel geïnspecteerd op indicaties die kunnen duiden op een bodemverontreiniging. Ten slotte is visueel specifiek aandacht besteed aan het voorkomen van asbest op het maaiveld en in de bodem. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen die tot een aanpassing van het veldwerkprogramma heeft geleid. In de volgende tabel is een overzicht van het uitgevoerde veldwerkprogramma weergegeven. Tabel 7: Overzicht boorprogramma Onderdeel
Aantal
Diepte (m -mv)
Nummers
10
0,5
01, 03, 04, 06, 07, 08, 10, 11, 12, 13
2
2,0
05, 09
1
2,0 - 3,0
02
1
2,0
grondwal
54
0,5
14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57,
A: Nieuwbouwlocatie Boringen/asbestgaten Peilbuis B: Grondwal Boringen C: Overig deel onderzoekslocatie Boringen
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
11/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 7: Overzicht boorprogramma 58, 59, 60, 61, 62, 67, 68, 69, 70, 71 4
1,5
63, 64, 65, 66
Afwijkingen ten opzichte van BRL SIKB 2000 De veldwerkzaamheden zijn conform BRL SIKB 2000 uitgevoerd, behalve door de bedekking van het maaiveld met begroeiing van meer dan 75% is er geen visuele inspectie van het maaiveld is uitgevoerd conform NEN 5707. Slechts kleine stukken van het terrein bleken inspecteerbaar, het overige terrein was alleen inspecteerbaar op grotere stukken asbestverdacht plaatmateriaal (zwerfasbest). 5.2
Resultaten
In bijlage 3 zijn de uitgetekende bodemprofielen weergegeven. Bodemopbouw In onderstaande tabel is weergegeven hoe de bodem op de onderzoekslocatie tot de maximaal onderzochte diepte van 1,5 m –mv globaal is opgebouwd. Tabel 8: Globale bodemopbouw Diepte (m- mv)
Hoofdbestanddeel
Nadere omschrijving
0 - 0,5
klei
zwak tot sterk zandig, zwak tot matig humeus
0 – 0,5 à 1,0
zand
matig fijn tot grof, zwak tot sterk siltig, zwak grindig
0,5 à 1,0 - 1,5
klei
matig tot sterk zandig, zwak humeus
Visueel waargenomen bijzonderheden Ter plaatse van de locatie welke in gebruik is geweest door de grondbank GMG is tot 0,3 a 0,6 m -mv een laag volledig bestaande uit puin aangetroffen. Om een beter beeld te krijgen van de omvang van deze puinlaag zijn aanvullend boringen 1000 tot 1009 uitgevoerd tot in de puinlaag. De locaties waar de puinlaag is aangetroffen is weergegeven in bijlage 2B. Uit de veldwaarnemingen blijkt dat de puinlaag op vrijwel het gehele deel waar de grondbank gevestigd was is aangetroffen. Westelijk daarvan is een strook aanwezig waar de puinlaag niet is aangetroffen. De puinlaag is vanaf maaiveld aangetroffen, behalve bij boring 1005, hier ligt er ca. 10 cm grond bovenop. De puinlaag heeft een dikte van 0,3 a 0,6 m. Gebaseerd op deze resultaten is er ca. 1.600 m3 (50m x 55m x 0,5m en 30m x 20m x 0,4m) puin aanwezig. Ten oosten van de locatie waar de Grondbank gevestigd is geweest is in een boring (68) matige bijmengingen met koolas waargenomen. In zeven overige boringen op het zuidoostelijke terreindeel zijn lichte tot matige bijmengingen met puin waargenomen. Op het noordelijk terreindeel zijn op een boring (45: sporen koolas) na, geen bijzonderheden waargenomen. Het materiaal in de grondwal bestaat uit matig fijn, zwak siltig en zwak humeus zand en is (plaatselijk) sterk baksteenhoudend. Grondwater Tijdens de bemonstering van het grondwater zijn visueel waarnemingen gedaan en metingen verricht. De resultaten daarvan zijn weergegeven in onderstaande tabel. De zuurgraad en het geleidingsvermogen zijn als normaal te beschouwen voor de onderzochte locatie.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
12/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 9: Grondwaterstanden, zuurgraad en geleidingsvermogen Peilbuis
Filterstelling (m –mv)
Visuele waarnemingen
Grondwaterstand (m –mv)
Zuurgraad (pH)
Geleidingsvermogen (S/cm)
Troebelheid (NTU)
2
2,0 - 3,0
geen bijzonderheden
1,1
7,3
3,82
81,4
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
13/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
6
LABORATORIUMONDERZOEK
6.1
Analyseprogramma
Op basis van de visuele waarnemingen (textuur, kleur, bodemvreemd materiaal e.d.) en de ruimtelijke verdeling van de boringen, zijn mengmonsters samengesteld. In aanvulling op de geplande analyses zijn vier extra analyse uitgevoerd in verband met de aangetroffen koolas en puin. In de volgende tabel is een overzicht van de samenstelling van de (meng)monsters en het uitgevoerde analyseprogramma weergegeven. De aangetroffen puinlaag ter plaatse van het voormalige terreindeel van de Grondbank wordt niet als bodem beschouwd. Om een indicatie te krijgen van de kwaliteit van dit puin is een mengmonster samengesteld en geanalyseerd op het standaardpakket bodem. Tabel 10: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma Monstercode
Samenstelling monsters
Traject (m -mv)
Visuele waarnemingen / omschrijving
Analysepakket
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
A Nieuwbouwlocatie Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 1
mm1
01-1; 02-1; 13-1
0,0 - 0,5
mm2
03-1; 05-1; 07-1; 08-1; 09-1; 11-1
0,0 - 0,5
MM 1 asbest-1
5 t/m 9
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Asbest in grond
MM 2 asbest-1
3,4,10,11,12
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Asbest in grond
0,5 - 1,8
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
2,0 - 3,0
geen bijzonderheden
Standaardpakket grondwater
0,0 - 0,8
Sterk baksteenhoudend
Standaardpakket bodem
Ondergrond > 0,5 m-mv mm3
02-3; 02-4; 05-3; 09-2
Grondwater 02-1-1
2
B: Grondwal grondwal-1
grondwal-1
C: Overig terrein mm4
52-1; 62-1; 69-1
0,0 - 0,5
Matig puinhoudend
Standaardpakket bodem
mm5
61-1; 67-1; 70-1
0,0 - 0,5
Sporen puin
Standaardpakket bodem
mm6
51-1; 53-1; 56-1; 58-1; 60-1; 71-1
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
mm7
38-1; 39-1; 40-1; 44-1; 46-1
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
mm8
33-1; 35-1; 36-1; 37-1; 41-1; 43-1
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
mm9
22-1; 23-1; 27-1; 30-1; 31-1; 32-1
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
mm10
14-1; 17-1; 18-1; 19-1; 20-1
0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
68-1
0,0 - 0,4
Matig koolashoudend, matig puinhoudend
Standaardpakket bodem
64-1; 65-1; 66-1
0,0 - 0,5
Volledig puin
Standaardpakket bodem Standaardpakket bodem Standaardpakket bodem
68-1 Vml Grondbank mm11 mm12
63-1; 63-2; 64-3
0,0 - 1,0
Sporen kolen, matig puinhoudend
mm13
64-4; 65-2; 66-2
0,5 - 1,3
Zwak puinhoudend
1
metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), PCB, PAK, minerale olie, lutum, organische stof en droge stofgehalte
2
metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), vluchtige aromatische koolwaterstoffen (BTEXN en styreen), vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen en minerale olie (GC)
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
14/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
6.2
Analyseresultaten
De analysecertificaten van de chemische analyses zijn opgenomen in bijlage 4. De toetsingstabellen zijn opgenomen in bijlage 5. De referentiewaarden (toetsingswaarden) zijn berekend op basis van de analytisch vastgestelde percentages aan lutum en organische stof. 6.2.1 Grond De toetsingsresultaten van de grondanalyses zijn in onderstaande tabel samengevat weergegeven waarbij overschrijdingen van de (plaatselijke) achtergrondwaarden, tussenwaarden of interventiewaarden zijn weergegeven evenals de eventuele bodemvreemde bijmengingen in het monster. Tabel 11: Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters Overschrijding van de Monstercode
Samenstelling Traject (meng) (m -mv) monster
Visuele Waarnemingen
Analysepakket
Achtergrondwaarde
Tussenwaarde
Interventiewaarde
Lokale maximale waarde (LMW)
A Nieuwbouw locatie Bovengrond 0 - 0,5 m-mv mm1
01-1 02-1 13-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
mm2
03-1 05-1 07-1 08-1 09-1 11-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
0,8 - 1,3 1,3 - 1,8 1,0 - 1,5 0,5 - 1,0
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
0,0 - 0,8
Sterk baksteenhoudend
Standaardpakket bodem
kobalt, koper, kwik, lood, PCB, zink
-
-
koper
cadmium, koper, lood, PAK
-
zink
barium, zink, koper, PAK
Ondergrond > 0,5 m-mv mm3
02-3 02-4 05-3 09-2
B Grondwal Bovengrond 0 - 0,8 m-mv grondwal-1 C Overig deel locatie Bovengrond 0 - 0,5 m-mv 68-1
68-1
0,0 - 0,4
Matig Standaardpakket koolashoudend, bodem matig puinhoudend
mm4
52-1 62-1 69-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Matig puinhoudend
Standaardpakket bodem
kwik, lood, zink
-
-
-
mm5
61-1 67-1 70-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Sporen puin
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
mm6
51-1 53-1 56-1 58-1 60-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
15/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 11: Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters mm7
mm8
mm9
mm10
71-1
0,0 - 0,5
38-1 39-1 40-1 44-1 46-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
33-1 35-1 36-1 37-1 41-1 43-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
22-1 23-1 27-1 30-1 31-1 32-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
-
-
-
-
14-1 17-1 18-1 19-1 20-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket bodem
kwik, nikkel
-
-
-
Standaardpakket bodem
cadmium, koper, kwik
-
-
n.v.t.
kwik, lood, PAK -
-
lood, PAK
-
-
-
vml locatie grondbank mm11
64-1 65-1 66-1
0,0 - 0,3 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Volledig puin
mm12
63-1 63-2 64-3
0,0 - 0,5 0,5 - 0,9 0,7 - 1,0
Sporen kolen, Standaardpakket matig puinhoudend bodem
mm13
64-4 65-2 66-2
1,0 - 1,3 0,5 - 1,1 0,6 - 1,0
Zwak puinhoudend
Standaardpakket bodem
-
De verhoogde gehalten aan zware metalen zijn waarschijnlijk te relateren aan het voorkomen van bodemvreemde bijmengingen. 6.2.2 Grondwater De toetsing van de grondwateranalyses is in onderstaande tabel samengevat weergegeven. Tabel 12: Toetsing analyseresultaten grondwatermonsters Monstercode
Visuele Waarnemingen
Analysepakket
Overschrijding van de Streefwaarde
Tussenwaarde
Interventiewaarde
barium
-
-
A: nieuwbouwlocatie 02-1-1
geen bijzonderheden
Standaardpakket grondwater
Aangezien er geen directe relatie is tussen de licht verhoogde concentratie aan barium en het gebruik van de locatie en er geen bron aanwezig is in de directe omgeving, is de verhoogde concentratie waarschijnlijk van nature in het grondwater aanwezig. 6.2.3 Asbest In mengmonster mm2-asbest is een gewogen gehalte aan asbest van 2,7 mg/kg d.s. aangetoond. Dit gehalte ligt beneden de interventiewaarde c.q. hergebruiksnorm van 100 mg/kg d.s. (gewogen).
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
16/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
6.2.4 Toetsing aan de gestelde hypothese Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) De hypothese ‘onverdachte locatie’ blijkt voor de deellocatie 'nieuwbouwlocatie' blijkt strikt genomen geen correcte hypothese te zijn geweest en wordt verworpen doordat in het grondwater barium is aangetoond in een licht verhoogde concentratie. De hypothese ‘onverdachte locatie’ voor het overig terreindeel blijkt voor een deel van de locatie niet correct te zijn en wordt verworpen doordat lokaal in de grond zink in een sterk verhoogd gehalte en overige zware metalen, PAK en PCB in licht verhoogde gehalten zijn aangetoond. Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707) De hypothese “onverdachte locatie” blijkt niet correct te zijn en wordt verworpen omdat er asbest is aangetoond in de bodem. 6.2.5 Toetsing aan Besluit bodemkwaliteit Het materiaal in de grondwal voldoet indicatief aan Klasse Industrie (koper en PCB zijn de maatgevende parameters). 6.2.6 Toetsing aan de noodzaak tot nader onderzoek Ter plaatse van boring 68 op het zuidelijke terreindeel wordt voor zink de interventiewaarde overschreden zodat een nader onderzoek nodig is voor het bepalen van de ernst, omvang en spoedeisendheid van de verontreiniging (zie hierna volgende deel B). Omdat ter plaatse van de nieuwbouwlocatie asbest is aangetoond in de bodem, dient formeel een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd ter bepaling van het gehalte asbest. Indien het gehalte (gewogen) asbest de interventiewaarde overschrijdt is sanering noodzakelijk. Aangezien er in het verkennend onderzoek reeds aanvullend op de strategie onverdacht twee mengmonsters zijn geanalyseerd, waarbij in een mengmonster geen asbest is aangetoond, in het andere slechts een lage concentratie, wordt de kans op een gehalte aan asbest boven 100 mg/kg d.s. echter laag ingeschat.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
17/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Deel B: nader onderzoek
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
18/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
7
7.1
ONDERZOEKSSTRATEGIE
Conceptueel model
Het conceptueel model is een schematische beschrijving en/of visualisatie van de (veronderstelde) verontreinigingssituatie (bron, aard, mate en verdeling van de verontreiniging), het systeem waarin de verontreiniging zich bevindt (bodemopbouw), welke processen van invloed zijn op de verspreiding (geochemie, geohydrologie) en de receptoren van die verontreiniging (bodemgebruik, bedreigde objecten). Het conceptueel model wordt in eerste instantie gebruikt als basis voor het bepalen van de onderzoeksstrategie. Op basis van de beschikbare gegevens wordt een verwachting geformuleerd met betrekking tot de verontreinigingssituatie (hypothese). De leemtes in informatie over de verontreinigingssituatie vormen de basis voor onderzoeksvragen. Deze leemtes bepalen de onderzoeksstrategie. Na uitvoering van het nader bodemonderzoek op basis van de gekozen strategie wordt het conceptueel model bijgesteld. Zo ontwikkelt het conceptueel model zich van een hypothetisch model naar een meer op de feitelijke situatie aansluitend model. Tabel 13: Conceptueel model Aspect
Gegevens
vermoedelijke bron van verontreiniging
Aangezien er geen direct bron bekend is, is de verontreiniging met zink hoogstwaarschijnlijk te relateren aan de bodemvreemde bijmengingen (matig puin- en koolashoudende laag)
aard van de verontreiniging
zink
mate van verontreiniging
sterk
vermoedelijke compartimentering
bovengrond / geroerde bodemlaag / ophooglaag ondergrond onverzadigde zone ondergrond verzadigde zone / smeerzone grondwater ondiep grondwater diep 2
verwachte schaalgrootte van de verontreiniging in de grond
< 25 m
verdeling van de verontreiniging
homogeen op schaalniveau van het geval heterogeen op schaalniveau van de monsterpunten
mogelijke verspreidingsroutes
geen verspreiding verwacht, immobiele verontreinigingssituatie verspreiding met grondwaterstroming (convectie en dispersie) verspreiding door grondwaterfluctuatie (smeerzone) verspreiding puur product, ontstaan restverzadigingszone verspreiding puur product, ontstaan zak-/drijflaag
mogelijke natuurlijke afbraak/omzetting mogelijke risico’s
geen blootstelling mens door direct contact / ingestie blootstelling mens door uitdamping verontreiniging blootstelling mens door consumptie gewassen ecologische risico’s door blootstelling plant/dier aan verontreiniging in onverharde bovengrond verspreidingsrisico’s doorforse toename omvang grondwaterverontreiniging verspreidingsrisico’s door bereiken bedreigde objecten
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
19/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
7.2
Onderzoeksvragen en onderzoeksstrategie
Als onderzoeksstrategieën worden onderscheiden: 1. bepalen van de ernst van de bodemverontreiniging (NTA 5755, § 6.2); 2. bepalen van de spoed van de sanering van het geval van ernstige bodemverontreiniging (NTA 5755, § 6.3); 3. bepalen van de omvang van de bodemverontreiniging (NTA 5755, § 6.4); a) omvang van de lokale verontreiniging met duidelijke verontreinigingskern in een immobiele verontreinigingssituatie (NTA 5755, § 6.4.2); b) omvang van de lokale verontreiniging met een duidelijke verontreinigingskern in een mobiele verontreinigingssituatie (NTA 5755, § 6.4.3); c) omvang diffuse verontreiniging (NTA 5755, § 6.4.4). 4. aanwijzingen voor nader onderzoek in het kader van de zorgplicht Wet bodembescherming/Wet milieubeheer (NTA 5755, § 6.5). Gekozen kan worden voor één van deze strategieën of een combinatie van meerdere. Voor onderhavig onderzoek worden de strategieën 1, 2 en 3a gecombineerd. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd: is sprake van een met zink verontreinigde bodemlaag waarvoor binnen de onderzoekslocatie het volumecriterium grond wordt overschreden?; beperkt de verontreiniging zich tot de bodemlaag waarin bijmengingen met koolas zijn waargenomen? De onderzoeksvragen zijn vertaald in de hieronder weergegeven onderzoeksstrategie. Tabel 14: Onderzoeksstrategie nader bodemonderzoek voor: analyseparameter(s) grond
grond
grondwater
zink
rasterafstand (grond)
5m
afperking in het veld op basis van
mate van bijmenging grond met koolas en puin
diepte boringen [m-mv]
1,0
nadere toelichting
op circa 5 en 10 meter afstand van boring 68 worden 8 boringen geplaatst tot een halve meter in de ongeroerde grond, met een minimale diepte van 1,0 m -mv
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
20/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
8
8.1
VELDWERKZAAMHEDEN
Opzet
Algemeen In onderstaande tabel zijn de uitvoeringsdata en de verantwoordelijke monsternemers aangegeven voor de verschillende uitvoeringsfasen van het veldonderzoek. De boorlocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2. Tabel 15:Uitvoeringsgegevens Datum
Werkzaamheden
Beoordelingsrichtlijn/ protocol
Erkende organisatie
Verantwoordelijk medewerker
8-2-2013
Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters, inmeten en waterpassen
2000/2001
Envita Nijmegen B.V.
F. Regeling
In het veld is de vrijgekomen grond beoordeeld op de texturele samenstelling. Hierbij zijn eveneens de percentages lutum en organische stof geschat. Daarnaast is gelet op het voorkomen van puin, slakken, kolengruis en dergelijke en op kleurafwijkingen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De opgeboorde grond is, indien nodig, met behulp van de olie-waterreactie beoordeeld op de aanwezigheid van olieachtige stoffen. In de volgende tabel is een overzicht van het uitgevoerde veldwerkprogramma weergegeven. Tabel 16: Overzicht boorprogramma Onderdeel
Aantal
Boringen
15
Diepte (m –mv)
Nummers
1,0 à 1,5
101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115
In verband met het sterk puinhoudende karakter van de bovengrond (op delen) van de onderzoekslocatie, is de betreffende laag met een machinale ramguts doorboord. Aangezien er na de geplande 8 boringen nog bijmengingen met koolas werden waargenomen, is een derde ring boringen op circa 15 meter afstand van boring 68 uitgevoerd. Afwijkingen ten opzichte van BRL SIKB 2000 Er is bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden niet afgeweken van de BRL SIKB 2000. 8.2
Resultaten
In bijlage 3 zijn de uitgetekende bodemprofielen weergegeven. Bodemopbouw In de volgende tabel is weergegeven hoe de bodem op de onderzoekslocatie tot de maximaal onderzochte diepte van 1,5 m –mv globaal is opgebouwd.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
21/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 17: Globale bodemopbouw Diepte (m- mv)
Hoofdbestanddeel
Nadere omschrijving
0 – 0,4 a 0,8
zand
matig fijn matig siltig, zwak humeus
0,4 a 0,8 - 1,5
klei
matig zandig, zwak humeus
Visueel waargenomen bijzonderheden Bij de boringen 101, 102 en 104 is een laag bestaande uit koolas waargenomen van circa 0,1 m dik op circa 0,3 m -mv. In de boringen 103, 107, 110, 113 en 115 is een laag volledig bestaand uit puin waargenomen van maaiveld tot 0,2 a 0,4 en in boring 112 van 0,4 tot 0,7 m -mv. In boringen 102, 103, 104, 106, 107, 108, 110, 111, 113 en 115 zijn van maaiveld tot 0,5 a 1,0 m -mv sporen kolen tot sterke bijmengingen met koolas waargenomen.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
22/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
9
LABORATORIUMONDERZOEK
9.1
Analyseprogramma
Op basis van de gekozen onderzoeksstrategie en de veldwaarnemingen, zijn (meng)monsters geselecteerd voor analyse. De aangetroffen puin/kolenlaag wordt niet als bodem beschouwd en is derhalve niet in het analyseprogramma betrokken. Tabel 18: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma Monstercode
Deel-monsters
Traject (m – mv)
Visuele waarnemingen / omschrijving
Analysepakket
111-1
111-1
0,0 - 0,4
Sporen puin
zink
mm14
101-1 102-1 108-1
0,0 - 0,3 0,0 - 0,3 0,0 - 0,5
Matig puinhoudend
zink
mm15
105-1 109-1 114-1
0,0 - 0,4 0,0 - 0,5 0,0 - 0,4
Sporen puin
zink
mm16
106-1 110-1 111-2
0,0 - 0,5 0,4 - 0,7 0,4 - 0,7
Sterk koolhoudend, zwak puinhoudend
zink
108-2
108-2
0,5 - 1,0
Matig koolhoudend, matig puinhoudend
zink
mm17
107-2 113-3 115-2
0,5 - 0,8 0,8 - 1,0 0,4 - 0,8
Matig tot sterk koolhoudend, zwak tot matig puinhoudend
zink
106-1
uitsplitsing mm16
0,0 - 0,5
Sterk koolhoudend, zwak puinhoudend
zink
111-2
uitsplitsing mm16
0,4 - 0,7
Sterk koolhoudend
zink
110-1
uitsplitsing mm16
0,4 - 0,7
Sterk koolhoudend
zink
9.2
Analyseresultaten
De analysecertificaten van de chemische analyses zijn opgenomen in bijlage 4. De toetsingstabellen zijn opgenomen in bijlage 5. De referentiewaarden (toetsingswaarden) zijn vastgesteld op basis van de analytisch vastgestelde percentages aan lutum en organische stof. 9.2.1 Grond De toetsingsresultaten van de grondanalyses zijn in de volgende tabel samengevat weergegeven waarbij overschrijdingen van de (plaatselijke) achtergrondwaarden, tussenwaarden of interventiewaarden zijn weergegeven evenals de eventuele bodemvreemde bijmengingen in het monster.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
23/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 19: Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters Monstercode
Deelmonsters
Traject (m –mv)
Zintuiglijke waarneming
zink [mg/kg d.s.]
verkennend onderzoek mm4
52-1 62-1 69-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Matig puinhoudend
79
+
mm5
61-1 67-1 70-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Sporen puin
65
-
mm6
51-1 53-1 56-1 58-1 60-1 71-1
0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderhede n
67
-
68-1
68-1
0,0 - 0,4
Matig koolashoudend, matig puinhoudend
460
+++
111-1
111-1
0,0 - 0,4
Sporen puin
82
+
mm14
101-1 102-1 108-1
0,0 - 0,3 0,0 - 0,3 0,0 - 0,5
Matig puinhoudend
180
+
mm15
105-1 109-1 114-1
0,0 - 0,4 0,0 - 0,5 0,0 - 0,4
Sporen puin
67
-
mm16
106-1 110-1 111-2
0,0 - 0,5 0,4 - 0,7 0,4 - 0,7
Sterk koolhoudend, zwak puinhoudend
940
+++
108-2
108-2
0,5 - 1,0
Matig koolhoudend, matig puinhoudend
390
++
mm17
107-2 113-3 115-2
0,5 - 0,8 0,8 - 1,0 0,4 - 0,8
Matig tot sterk koolhoudend, zwak tot matig puinhoudend
160
+
106-1
uitsplitsing mm16
0,0 - 0,5
Sterk koolhoudend, zwak puinhoudend
920
+++
111-2
uitsplitsing mm16
0,4 - 0,7
Sterk koolhoudend
1.100
+++
110-1
uitsplitsing mm16
0,4 - 0,7
Sterk koolhoudend
530
+++
nader onderzoek
Legenda
Betekenis
Terminologie
+++
gehalte > interventiewaarde
sterk verontreinigd
++
interventiewaarde > gehalte > tussenwaarde
matig verontreinigd
+
tussenwaarde > gehalte > achtergrondwaarde
licht verontreinigd
-
gehalte < achtergrondwaarde
"schoon"
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
24/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
10 EVALUATIE VERONTREINIGINGSSITUATIE
10.1 Aard en oorzaak van de verontreiniging De verontreiniging lijkt te relateren aan de aanwezige bijmengingen met koolas. In de in 1997 en 2007 uitgevoerde bodemonderzoeken [bron 7a en 7b] zijn in de bodem lichte bijmengingen met kooldeeltjes waargenomen, daarbij zijn alleen licht verhoogde gehalten aan zink aangetoond. Gezien het lokale karakter van de verontreiniging is niet eenduidig of de verontreiniging in 1997 (en 2007) al aanwezig was of dat de koolassen later in/op de bodem terecht zijn gekomen. Daarmee is ook niet eenduidig of de verontreiniging als een bestaande of een nieuwe verontreiniging moet worden beschouwd. 10.2 Omvang verontreiniging in de grond De omvang van de verontreiniging is niet geheel in beeld, met name in noordelijke en oostelijke richting is de afperking van de verontreiniging nog niet afdoende. De verontreinigingssituatie is weergegeven in bijlage 2C. Een oppervlakte van circa 20 x 15 meter lijkt minimaal sterk verontreinigd. Bij een gemiddelde laagdikte van 0,4 meter bedraagt het verontreinigde bodemvolume daarmee minimaal 120 m3. 10.3 Ernst van de verontreiniging Omdat het volumecriterium van 25 m3 boven interventiewaarde verontreinigde grond wordt overschreden, is conform de Wet bodembescherming sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. 10.4 Spoedeisendheid Als sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging moet op basis van een beoordeling van de actuele humane, ecologische en/of verspreidingsrisico’s worden bepaald of een bodemsanering met spoed dient te worden uitgevoerd. Deze beoordeling dient plaats te vinden aan de hand van het “saneringscriterium” zoals vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de webapplicatie Sanscrit (www.sanscrit.nl). In eerste instantie dient een standaard risicobeoordeling te worden uitgevoerd. Indien daaruit geen onaanvaardbare risico’s blijken, is een spoedige sanering niet noodzakelijk. Indien wel onaanvaardbare risico’s blijken kan ervoor worden gekozen een locatiespecifieke risicobeoordeling uit te voeren. Daarvoor wordt meer gebruik gemaakt van metingen in plaats van berekeningen. Indien ook hieruit onaanvaardbare risico’s blijken, dient een sanering met spoed te worden uitgevoerd. Voor onderhavige verontreinigingssituatie is alleen een standaard risicobeoordeling uitgevoerd. Het rapport van de risicobepaling is opgenomen als bijlage 6. Aangezien nog niet de gehele verontreiniging in beeld is, kunnen ook de risico's en daarmee de spoedeisendheid niet bepaald worden. De beoordeling is uitgevoerd met de nu bekende gegevens. De conclusie van de risicobeoordeling is dat er, uitgaande van de huidige bodemgebruiksvorm (plaatsen waar kinderen spelen), géén sprake is van actuele humane, ecologische of verspreidingsrisico's. Een bodemsanering hoeft op grond van de Wet bodembescherming niet met spoed te worden uitgevoerd.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
25/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
11 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In opdracht van Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water is door Envita Nijmegen B.V. in februari en maart 2013 een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd aan de Staddijk in Nijmegen. Aanleiding en doel Aanleiding voor het onderzoek is de uitgifte van de grond en de geplande nieuwbouw op een deel van de onderzoekslocatie. Het doel van het verkennend onderzoek is om middels het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Het doel van het nader bodemonderzoek is het bepalen van de omvang en daarmee de ernst van de verontreiniging(en) met zink in de grond op het zuidelijk deel van de onderzoekslocatie. Indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal middels het uitvoeren van een risico-evaluatie worden bepaald of een bodemsanering met spoed dient te worden uitgevoerd. Wettelijk kader Het onderzoek is uitgevoerd conform de vigerende wettelijke normen en protocollen en voldoet aan de Kwalibo-wetgeving. In afwijking op protocol is er geen (volledige) maaiveldinspectie uitgevoerd in verband met de begroeiing van de onderzoekslocatie. Strategie Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 Op basis van de hypothese is de nieuwbouwlocatie en het overig deel van de onderzoekslocatie onderzocht conform de strategie voor een “onverdachte locatie” (ONV). In afwijking op deze strategie heeft ter plaatse van het overige terreindeel alleen onderzoek naar de bovengrond plaatsgevonden en zijn alle boringen tot 0,5 m -mv uitgevoerd. De peilbuizen op het overige terreindeel zijn komen te vervallen. Naar aanleiding van de bodemvreemde bijmengingen ter plaatse van de voormalige grondbank heeft hier aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar de omvang en kwaliteit van de aanwezig puinlaag. De grondwal is indicatief onderzocht, waarbij verspreid over de grondwal 40 steken zijn genomen en een mengmonster is samengesteld. Verkennend bodemonderzoek asbest NEN 5707 Op basis van de hypothese wordt de deellocaties onderzocht conform de strategie “kleinschalig onverdachte locatie”. In aanvulling op de NEN 5707 worden van de geroerde bovengrond twee mengmonsters samengesteld en geanalyseerd op asbest. Nader onderzoek Verwacht werd dat de verontreiniging veroorzaakt werd door de bijmeningen met koolas. Derhalve is in het nader onderzoek de verontreiniging afgeperkt door boringen in cirkels om de vermoedelijke kern te plaatsen. Resultaten verkennend onderzoek In onderstaande tabel zijn de resultaten van het verkennend bodemonderzoek samengevat weergegeven.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
26/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
Tabel 20: Samenvatting resultaten bodemonderzoek Visuele waarnemingen
Overschrijding van de Achtergrondwaarde / Streefwaarde
Tussenwaarde
Interventie-waarde
Lokale maximale waarde (LMW)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
n.v.t.
Volledig puin
cadmium, koper, kwik
-
-
cadmium, koper
Sporen kolen, matig puinhoudend
kwik, lood, PAK
-
-
lood, PAK
Zwak puinhoudend
-
-
-
-
cadmium, koper, lood, PAK
-
zink
barium, zink, koper, PAK
Matig puinhoudend
kwik, lood, zink
-
-
-
Sporen puin
-
-
-
-
geen bijzonderheden
kwik, nikkel
-
-
-
geen bijzonderheden
-
-
-
-
Nieuwbouwlocatie bovengrond (0 - 0,5 m -mv) geen bijzonderheden ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv) geen bijzonderheden grondwater 2,0 - 3,0 m -mv) geen bijzonderheden vml locatie grondbank
overig deel locatie Matig koolashoudend, matig puinhoudend
-=
geen parameters in gehalten boven de betreffende toetsingswaarden aangetoond
Het materiaal in de grondwal voldoet indicatief aan Klasse Industrie (koper en PCB zijn de maatgevende parameters). Uit de veldwaarnemingen blijkt dat de puinlaag op vrijwel het gehele deel waar de grondbank gevestigd was is aangetroffen. Aan de westzijde daarvan is een strook aanwezig waar de puinlaag niet is aangetroffen. De puinlaag is vanaf maaiveld aangetroffen, behalve bij boring 1005, hier ligt ca. 10 cm grond bovenop. De puinlaag heeft een dikte van 0,3 a 0,6 m. Gebaseerd op deze resultaten is er ca. 1.600 m3 puin aanwezig. In de puinlaag zijn indicatief licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper en kwik aangetoond, getoetst als zijnde bodem. Resultaten nader onderzoek De sterk verhoogde gehalten aan zink zijn vermoedelijk te relateren aan de bijmeningen met koolas. Het is onbekend wanneer deze koolas is aangebracht en vermengd geraakt met de bodem. De verontreiniging is met onderhavig onderzoek niet volledig afgeperkt, maar bevindt zich gezien de vermoedelijk oorzaak, waarschijnlijk niet dieper dan 1,0 m -mv. Op basis van de bekende gegevens is ingeschat dat tenminste 120 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig is en daarmee een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op basis van de uitgevoerde risico-evaluatie hoeft een sanering niet met spoed te worden uitgevoerd. Conclusies Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat: ter plaatse van de nieuwbouwlocatie in de grond een gehalte aan asbest is aangetoond van 2,7 mg/kg d.s., er verder geen verhoogde gehalten of concentraties zijn aangetoond in de grond. In het grondwater is een lichte verontreiniging met barium aangetoond;
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
27/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
formeel vormt het aantreffen van asbest aanleiding tot nader bodemonderzoek. Er wordt echter op basis van de resultaten van de aanvullend uitgevoerde analyses niet verwacht dat sprake is van een overschrijding van de interventiewaarde voor asbest; de grond van de grondwal indicatief valt in de klasse industrie (koper en PCB zijn maatgevend). ter plaatse van het zuidelijke terreindeel plaatselijk sterk verhoogd gehalten aan zink zijn aangetoond en licht verhoogde gehalten aan kwik, nikkel, cadmium, koper, lood en PAK. er sprake is van een zinkverontreiniging in de grond met een omvang van tenminste 120 m3. De verontreiniging is nog niet afdoende afgeperkt; er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging; een bodemsanering niet met spoed hoeft te worden uitgevoerd.
Aanbevelingen Voor de nieuwbouwlocatie vormen de resultaten, afgezien van de formele noodzaak tot uitvoering van een nader bodemonderzoek asbest (zie conclusies), geen belemmering voor het realiseren van de nieuwbouw. Op het zuidelijk terreindeel is sprake van een ernstige verontreiniging met zink, gerelateerd aan (matige tot sterke) bijmengingen met koolas. De omvang van deze verontreiniging is nog niet afdoende in beeld gebracht. Aanbevolen wordt om met name in noordelijke en oostelijke richting het onderzoek nog uit te breiden. Grondwerkzaamheden zijn hier niet toegestaan zonder daarvan voorafgaand melding te doen aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming, de gemeente Nijmegen, in de vorm van een BUS-melding of een saneringsplan. In het kader van kostenefficiëntie adviseren wij om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het “meldpunt bodemkwaliteit” van Agentschap NL. In bepaalde gemeenten kan daarnaast op grond van overgangsbeleid nog grond worden toegepast op basis van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. Deze toepassingen moeten rechtstreeks aan de betreffende gemeente worden gemeld.
rapportnummer 202858-10/ R01 d.d. 28 maart 2013
28/28
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE 1 Regionale ligging onderzoekslocatie
rapportnummer 202858-10
Omgevingskaart
Klantreferentie: 202858-10
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object HATERT E 295 Streekweg 22, 6537 TP NIJMEGEN © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE 2 A) Tekening met situering boringen, peilbuis en proefgaten B)Tekening met locaties aangetroffen puinlaag C) Tekening met verontreinigingssituatie zink in grond
rapportnummer 202858-10
STREEKWEG
5
C
16
1
2
4
14
3 A 11
6 31
13
12
15
10
30 7
8
20b
A
C
32
17
C
23
9
19 24
29
20a
27 18 28
33
21
26
25
36 35
38
37
STREEKWEG
34
C
43
40
39 41 44
48 45 46
47 49
54 C
50
53
51 56 52
55
59
1007
1006
63a
58
1004
1005
62
C
1008
60
114 1003 109
65a 64a
1002
1009 66a 66
1001 1000
108 101 68a 106 68 104 105 102 103 107 112 67 115
61
110
111
70
Legenda 113
71
69
boring tot 0,5 m -mv boring tot ca. 1,0 m -mv
B
B
boring tot in puinlaag
STADDIJK
A73/E31
proefgat peilbuis A
deellocatie grondwal onderzoekslocatie toekomstige nieuwbouw
10
30
50 meters
0 Titel:
Projectnaam:
20
40
Project:
Bijlage:
Formaat:
2A
A3
202858-10
Gecontroleerd : Getekend :
JWE
Opdrachtgever : O:\doc\opdracht\202858-10\Tekeningen\202858-10_V3p.dwg
X:
182250
Y:
425110
Schaal:
1:1000
Datum:
ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT
Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water
57
1007 63
1006 1004 58 1005 62
1008 C
114 1003 109
65
61
110 108
64
101 106
1002
68
68a 104
102
105 1009
111 70
103 1001
66
107
113
112 67
1000
69
115
grondwal
B B
Legenda
STADDIJK
A73/E31
5
15
25 meters
boring tot 0,5 m -mv
0
boring tot ca. 1,0 m -mv Titel:
Projectnaam:
10
20
Project:
boring tot in puinlaag
Bijlage:
Formaat:
2B
A4
202858-10
onderzoekslocatie geen puin aangetoond puin aangetoond
Gecontroleerd : Getekend :
BBR
Opdrachtgever : O:\doc\opdracht\202858-10\Tekeningen\202858-10_V3p.dwg
X:
182270
Y:
424997
Schaal:
1:500
Datum:
ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT
Gemeente Nijmegen,Afdeling Millieu, Bureau Bodem en Water
1007 63
1006 1004 58 1005 62
1008 C
114 1003 109
65
61
110 108
64
101 106
1002
68
68a 104
102
105 1009
111 70
103 1001
66
107
113
112 67
1000
69
115
grondwal
B
B STADDIJK
A73/E31
Legenda 5
boring tot 0,5 m -mv
15
25 meters
boring tot ca. 1,0 m -mv
0 boring tot in puinlaag
Titel:
Projectnaam:
10
20
Project:
onderzoekslocatie
Bijlage:
Formaat:
2C
A4
202858-10
niet geanalyseerd gehalte > achtergrondwaarde gehalte > tussenwaarde gehalte > interventiewaarde O:\doc\opdracht\202858-10\Tekeningen\202858-10_V3p.dwg
Gecontroleerd : Getekend :
BBR
Opdrachtgever :
X:
182270
Y:
424997
Schaal:
1:500
Datum:
ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT
Gemeente Nijmegen,Afdeling Millieu, Bureau Bodem en Water
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE 3 Bodemprofielbeschrijvingen
rapportnummer 202858-10
Meetpunt: 01
Meetpunt: 02
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
bosgrond Klei, zwak zandig, matig humeus, donkerbruin
0
0
1
1
50
-50
bosgrond Klei, zwak zandig, zwak humeus, oranjebruin
-50 2 80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtbruin -100 3
130
Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs -150 4
-200
230
Zand, matig grof, kleiïg, sterk humeus, matig grindig, donkergrijs -250
300
-300
Meetpunt: 03
Meetpunt: 04
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, beigebruin
1
Projectlocatie:
1
50
-50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 1 / 16
gras Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, beigebruin
Meetpunt: 05
Meetpunt: 06
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
bosgrond Zand, zeer fijn, sterk siltig, matig humeus, donkerbruin
0
0
1
1
50
-50
bosgrond Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
Klei, zwak siltig, lichtbruin
50
-50
2
100
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs 3
150
-150
Meetpunt: 07
Meetpunt: 08
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
bosgrond Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 09
Meetpunt: 10
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
bosgrond Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
0
0
1
1
50
-50
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
50
-50
2
-100
3
150
-150
Projectlocatie:
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
bosgrond Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
Projectcode: 202858-10 Pagina: 2 / 16
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, beigebruin
Meetpunt: 11
Meetpunt: 12
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, beigebruin
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 13
Meetpunt: 14
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
bosgrond Klei, zwak zandig, matig humeus, donkerbruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 15
Meetpunt: 16
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
1
50
-50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, beigebruin
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 3 / 16
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
Meetpunt: 17
Meetpunt: 18
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 19
Meetpunt: 20
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 21
Meetpunt: 22
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Klei, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
1
50
-50
gras Klei, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 4 / 16
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
Meetpunt: 23
Meetpunt: 24
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Klei, matig siltig, matig humeus, donker bruinoranje
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 25
Meetpunt: 26
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Klei, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 27
Meetpunt: 28
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, donker oranjebruin
1
50
-50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 5 / 16
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
Meetpunt: 29
Meetpunt: 30
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 31
Meetpunt: 32
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, zwak zandig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 33
Meetpunt: 34
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
braak Klei, zwak zandig, zwak humeus, donkerbruin
1
50
-50
braak Klei, zwak zandig, zwak humeus, donkerbruin
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 6 / 16
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruinoranje
Meetpunt: 35
Meetpunt: 36
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 37
Meetpunt: 38
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 39
Meetpunt: 40
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
gras Zand, matig fijn, matig siltig, donker oranjebruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
1
50
-50
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 7 / 16
gras Zand, matig fijn, matig siltig, donker oranjebruin
Meetpunt: 41
Meetpunt: 42
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruinoranje
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 43
Meetpunt: 44
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruinoranje
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 45
Meetpunt: 46
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, sporen koolas, oranjebruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
braak Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, oranjebruin
1
50
-50
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruinoranje
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 8 / 16
braak Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, donkerbruin
Meetpunt: 47
Meetpunt: 48
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, matig zandig, zwak humeus, donker oranjebruin
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 49
Meetpunt: 50
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, matig zandig, zwak humeus, donker oranjebruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 51
Meetpunt: 52
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, zwak zandig, matig humeus, donker grijsbruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
braak Klei, zwak zandig, matig humeus, donker grijsbruin
1
50
-50
braak Klei, matig zandig, zwak humeus, donker oranjebruin
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 9 / 16
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig puinhoudend, donker grijsbruin
Meetpunt: 53
Meetpunt: 54
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
bosgrond Klei, zwak zandig, bruinoranje
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 55
Meetpunt: 56
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 15-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, sterk zandig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donker oranjebruin
0
0
1
50
-50
Meetpunt: 57
Meetpunt: 58
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, donker grijsbruin
Projectlocatie:
1
50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
1
-50
bosgrond Klei, zwak zandig, bruinoranje
1
50
-50
bosgrond Klei, zwak zandig, bruinoranje
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 10 / 16
braak Klei, matig zandig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin
Meetpunt: 59
Meetpunt: 60
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, matig zandig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin
0
0
1
1
50
-50
50
-50
Meetpunt: 61
Meetpunt: 62
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, zwak zandig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, sporen puin, donker zwartbruin
0
0
1
braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, donkerbruin
1 40 50
-50
Meetpunt: 63
Meetpunt: 64
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, donker geelbruin
0
0
braak Volledig puin
1
1
30
Klei, sterk zandig, zwak humeus, grijsoranje -50
-50
2
70
2
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig puinhoudend, sporen kolen, donkerbruin
3
90
100
-100
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, lichtgrijs 4
3
130
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
5 150
-150
Projectlocatie:
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
150
-150
Projectcode: 202858-10 Pagina: 11 / 16
Meetpunt: 65
Meetpunt: 66
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Volledig puin
0
0
1
1
50
-50
braak Volledig puin
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donker geelbruin
-50 60
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, grijsgeel
2 2
-100
100
-100
Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs
110
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs 3 3
150
-150
150
-150
Meetpunt: 67
Meetpunt: 68
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, lichtbruin
0
0
braak Zand, zeer fijn, sterk siltig, matig humeus, matig koolashoudend, matig puinhoudend, donkerbruin
1 1 40
Klei, matig zandig, licht grijsbruin
50
-50
-50 2
80
Meetpunt: 69
Meetpunt: 70
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, matig puinhoudend, donker zwartbruin
1
Projectlocatie:
1
50
-50
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
0
0
50
-50
Projectcode: 202858-10 Pagina: 12 / 16
braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, zwak grindig, sporen puin, donker zwartbruin
Meetpunt: 71
Meetpunt: 101
Datum meting: 16-1-2013 Boormeester: H.H. Wolters Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
braak Klei, zwak zandig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin
0
1 1
30
2
40
750
Volledig kolen, zwart Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
50
-50
braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, lichtbruin
3
700 100
Meetpunt: 102
Meetpunt: 103
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
1
braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, lichtbruin
0
1
30
2
40
750
braak Volledig puin
30
Volledig kolen, zwart Klei, zwak zandig, zwak humeus, zwak grindig, sporen kolen, bruingrijs
Klei, matig zandig, zwak humeus, sporen puin, sporen kolen, bruingrijs
750 2
3 90
700
700
Klei, matig siltig, bruingrijs
100
Klei, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs 3 4 140
650
Projectlocatie:
150
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
Projectcode: 202858-10 Pagina: 13 / 16
Meetpunt: 104
Meetpunt: 105
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
800
braak Volledig puin
0
1 20
2
30
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen puin, donkerbruin
1 Volledig kolen, zwart Klei, matig zandig, zwak humeus, zwak koolhoudend, zwak houthoudend, bruingrijs
40
Klei, matig zandig, zwak humeus, zwak grindig, bruingrijs
750 2
750 3
70
Klei, zwak zandig, zwak humeus, bruingrijs 3
90
Klei, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs
700
100
700 4
150
Meetpunt: 106
Meetpunt: 107
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
800
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak puinhoudend, sterk koolhoudend, donker zwartbruin
0
800
1
1
50
750
braak Volledig puin
50
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sterk koolhoudend, zwak puinhoudend, donker zwartbruin
750 2
2
80
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs 100
3 700 120
Meetpunt: 108
Meetpunt: 109
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig puinhoudend, donkerbruin
0
1
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen puin, donkerbruin
1
750 750
50
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig puinhoudend, matig koolhoudend, donkergrijs
60
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
2 2 700 700
100 101
100
Gestaakt
Projectlocatie:
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
Projectcode: 202858-10 Pagina: 14 / 16
Meetpunt: 110
Meetpunt: 111
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
braak Volledig puin
0
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen puin, donkerbruin
1 750
40
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sterk koolhoudend, donkergrijs
1
40
750
70
70
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruinoranje
700
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs 700
2
3
120
120
Meetpunt: 112
Meetpunt: 113
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
800
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin
0
1
braak Volledig puin
1
40
40
Volledig puin 750
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sterk koolhoudend, donkergrijs
2
750
Klei, sterk zandig, zwak humeus, zwak grindig, bruingrijs
2 2 70
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
80
700
3
3 100
700
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, matig puinhoudend, matig koolhoudend, donkergrijs Klei, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs
120
4
650 150
Projectlocatie:
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
Projectcode: 202858-10 Pagina: 15 / 16
Meetpunt: 114
Meetpunt: 115
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 8-2-2013 Boormeester: F. Regeling Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen puin, donkerbruin
0
800
1
750
braak Volledig puin
1
40
40
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig puinhoudend, sterk koolhoudend, donkergrijs
750 2 2 80
Klei, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs
700 100
3 700 120
Projectlocatie:
Staddijk Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
Projectcode: 202858-10 Pagina: 16 / 16
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
rapportnummer 202858-10
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE 4 Analysecertificaten
rapportnummer 202858-10
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. J. Spekreijse Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 24-01-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013006428 202858-10 nijmegen 18-01-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 1 van 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
15-01-2013 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000) 1
2
3
4
5
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Eenheid
Analyse
2013006428/1 18-01-2013 24-01-2013/11:28 A,B,C 1/6
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Q
Verkleinen brekermolen (cryogeen) Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
76.8
76.7
77.3
85.0
86.4
S
Organische stof
% (m/m) ds
3.7
4.2
5.1
3.3
2.4
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
94.6
94.3
94.0
95.9
97.4
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
25.1
20.8
12.8
11.4
3.1
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
150
150
150
320
72
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.17
0.26
0.32
0.48
0.36
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
11
8.6
9.1
8.2
4.9
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
11
11
11
38
33
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.086
0.10
0.15
0.064
0.14
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
<1.5
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
25
23
23
19
13
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
25
26
28
50
39
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
54
61
70
460
64
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
6.2
<3.0
<3.0
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
<12
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
7.0
<6.0
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
<38
<38
<38
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
mm1
2
mm9
3
mm10
4
68-1
5
grondwal-1
7352411 7352412 7352413 7352414 7352415 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 2 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
15-01-2013 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000)
2013006428/1 18-01-2013 24-01-2013/11:28 A,B,C 2/6
1
2
3
4
5
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
0.0011
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
Analyse
Eenheid
S
PCB 118
S S
<0.0010 1)
0.0049
<0.0010 1)
0.0049
<0.0010 1)
0.0049
0.0011 1)
0.0057
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.12
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
1.2
0.12
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.41
0.067
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.94
0.29
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.37
0.16
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.34
0.19
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.14
0.096
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.25
0.18
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.18
0.14
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.19
0.17
4.2
1.4
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.35
1)
0.35
1)
0.35
1)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
mm1
2
mm9
3
mm10
4
68-1
5
grondwal-1
7352411 7352412 7352413 7352414 7352415 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 3 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
15-01-2013 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000) 6
7
8
9
10
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Eenheid
Analyse
2013006428/1 18-01-2013 24-01-2013/11:28 A,B,C 3/6
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Q
Uitgevoerd
Verkleinen brekermolen (cryogeen) Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
86.2
84.5
84.0
77.8
77.1
S
Organische stof
% (m/m) ds
2.6
<0.5
3.9
4.8
4.1
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
97.1
99.2
95.7
94.7
94.6
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
3.7
4.6
5.3
6.8
19.5
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
32
24
48
48
150
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.19
<0.17
0.30
0.32
0.37
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<4.3
<4.3
<4.3
4.4
8.3
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
6.8
<5.0
14
13
11
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.14
0.076
0.11
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
<1.5
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
7.6
11
9.0
10
22
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
14
<13
49
32
37
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
33
<17
79
65
67
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
<3.0
<3.0
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
<12
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
16
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
7.9
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
<38
<38
<38
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
6
mm2
7
mm3
8
mm4
9
mm5
7352416 7352417 7352418 7352419 7352420
10 mm6
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 4 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
15-01-2013 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000)
2013006428/1 18-01-2013 24-01-2013/11:28 A,B,C 4/6
6
7
8
9
10
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
0.0013
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
0.0021
0.0014
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
0.0063
0.0062
0.0049
Analyse
Eenheid
S
PCB 118
S S
<0.0010 1)
0.0049
1)
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.13
0.079
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.33
0.27
0.059
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.19
0.21
<0.050
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.22
0.24
<0.050
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.10
0.12
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.18
0.18
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
0.15
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.17
0.19
<0.050
1.4
1.5
0.37
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.35
1)
0.35
1)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
6
mm2
7
mm3
8
mm4
9
mm5
7352416 7352417 7352418 7352419 7352420
10 mm6
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 5 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
15-01-2013 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
11
12
Uitgevoerd
Uitgevoerd
84.4
78.0
2013006428/1 18-01-2013 24-01-2013/11:28 A,B,C 5/6
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
3.2
5.3
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
96.4
93.6
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
6.8
15.4
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
43
130
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.22
0.39
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<4.3
6.7
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
7.0
14
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
<0.050
0.090
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
9.5
19
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
17
31
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
40
63
Minerale olie
S
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
6.2
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
7352421
11 mm7
7352422
12 mm8
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 6 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen 15-01-2013 H.H. Wolters Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
S
PCB 138
S S S
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
11
12
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
2013006428/1 18-01-2013 24-01-2013/11:28 A,B,C 6/6
<0.0010 1)
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.35
<0.050 1)
0.35
1)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
7352421
11 mm7
7352422
12 mm8
Akkoord
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting
Pr.coörd.
S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 7 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
JK TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013006428/1 Pagina 1/2 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
7352411
13
1
0
50
0530617543
7352411
01
1
0
50
0530617554
mm1
7352411
02
1
0
50
0530617583
7352412
22
1
0
50
0530617542
7352412
23
1
0
50
0530617548
7352412
27
1
0
50
0530617609
7352412
30
1
0
50
0530617610
7352412
31
1
0
50
0530677223
7352412
32
1
0
50
0530617483
7352413
14
1
0
50
0530677220
7352413
17
1
0
50
0530677212
7352413
18
1
0
50
0530617570
7352413
19
1
0
50
0530617546
7352413
20
1
0
50
0530617545
7352414
68
1
0
40
0530617055
68-1
7352415
grondwal
1
0
80
0530618178
grondwal-1
7352416
03
1
0
50
0530617693
mm2
7352416
05
1
0
50
0530103855
7352416
07
1
0
50
0530617580
7352416
08
1
0
50
0530617577
7352416
09
1
0
50
0530617582
7352416
11
1
0
50
0530617694
7352417
09
2
50
100
0530617673
7352417
02
3
80
130
0530617575
7352417
05
3
100
150
0530617553
7352417
02
4
130
180
0530617584
7352418
52
1
0
50
0530617053
7352418
62
1
0
50
0530617052
7352418
69
1
0
50
0530617049
7352419
61
1
0
50
0530617050
7352419
67
1
0
50
0530617054
7352419
70
1
0
50
0530617047
7352420
51
1
0
50
0530617058
7352420
53
1
0
50
0530617482
7352420
56
1
0
50
0530617488
7352420
58
1
0
50
0530617671
mm9
mm10
mm3
mm4
mm5
mm6
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 8 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013006428/1 Pagina 2/2 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
7352420
60
1
0
50
0530617540
7352420
71
1
0
50
0530617046
7352421
38
1
0
50
0530617550
7352421
39
1
0
50
0530617612
7352421
40
1
0
50
0530617390
7352421
44
1
0
50
0530617484
7352421
46
1
0
50
0530617404
7352422
33
1
0
50
0530677215
7352422
35
1
0
50
0530677221
7352422
36
1
0
50
0530677217
7352422
37
1
0
50
0530617611
7352422
41
1
0
50
0530617480
7352422
43
1
0
50
0530617487
Monsteromschrijving
mm6
mm7
mm8
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 9 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013006428/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV). Pagina 10
van 39
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013006428/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Vermaling (cryogeen, <=1
W0106
Crushen
Cf. NVN 7313
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465
Organische stof/Gloeirest
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978
Polychloorbifenylen (PCB)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK (VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
kg,verkleinen brekermolen)
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 11 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. J. Spekreijse Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 23-01-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013006429 202858-10 nijmegen 18-01-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 12 van 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
16-01-2013 H.H. Wolters Grond; Asbesthoudende grond Eenheid
1
2
% (m/m)
88.0
81.0
In behandeling genomen hoeveelheid
kg
11.2
Asbest fractie <0,5mm
mg
0.0
0.0
Asbest fractie 0,5-1mm
mg
0.0
0.0
Asbest fractie 1-2mm
mg
26.6
0.0
Asbest fractie 2-4mm
mg
0.0
0.0
Asbest fractie 4-8mm
mg
0.0
0.0
Asbest fractie 8-16mm
mg
0.0
0.0
Asbest fractie >16mm
mg
0.0
0.0
Asbest (som)
mg
26.6
0.0
Gemeten Asbestconcentratie
mg/kg ds
2.7
<2.0
Asbest in grond (gewogen NEN 5707)
mg/kg ds
2.7
0
Gemeten concentratie (OG)
mg/kg ds
<1.0
0
Gemeten concentratie (BG)
mg/kg ds
8.8
0
Gemeten concentratie Crocidoliet
mg/kg ds
0
0
Concentratie Crocidoliet (OG)
mg/kg ds
0
0
Concentratie Crocidoliet (BG)
mg/kg ds
0
0
Gemeten concentratie Amosiet
mg/kg ds
0
0
Concentratie Amosiet (OG)
mg/kg ds
0
0
Concentratie Amosiet (BG)
mg/kg ds
0
0
Gemeten concentratie Chrysotiel
mg/kg ds
2.7
0
Concentratie Chrysotiel (OG)
mg/kg ds
0.92
0
Concentratie Chrysotiel (BG)
mg/kg ds
8.8
0
Totaal asbest hechtgebonden
mg/kg ds
2.7
0
Totaal asbest niet hechtgebonden
mg/kg ds
0
0
Analyse
2013006429/1 21-01-2013 23-01-2013/14:30 A,B,C 1/1
Bodemkundige analyses
Q
Droge stof Uitbesteed onderzoek
1)
10.6
1)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
MM 2 asbest-1
2
MM1 asbest-1
7352423 7352424
Akkoord
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting
Pr.coörd.
S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 13 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
JK TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013006429/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
7352423
MM 2 asbest 1
0
50
R009020336
MM 2 asbest-1
7352424
MM1 asbest 1
0
50
R009020337
MM1 asbest-1
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 14 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013006429/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
Deze bepaling is uitgevoerd onder de accreditatie van L192. Het originele certificaat van dit asbestonderzoek is op verzoek verkrijgbaar.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV). Pagina 15
van 39
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013006429/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Droge stof RPS
AV.008
Microscopie
Cf. NEN 5709/5896
Asbest RPS grond (NEN5707) (uitb.)
AV.008
Microscopie
Cf. NEN 5709/5896
Pagina 1/1
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 16 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. J. Spekreijse Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 25-01-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013008521 202858-10 Staddijk Nijmegen 23-01-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 17 van 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
23-01-2013 L.M. van der Meul Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
2013008521/1 23-01-2013 25-01-2013/16:12 A,B,C 1/2
1
Metalen
S
Barium (Ba)
µg/L
70
S
Cadmium (Cd)
µg/L
<0.80
S
Kobalt (Co)
µg/L
<5.0
S
Koper (Cu)
µg/L
<15
S
Kwik (Hg)
µg/L
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
µg/L
<3.6
S
Nikkel (Ni)
µg/L
<15
S
Lood (Pb)
µg/L
<15
S
Zink (Zn)
µg/L
<60
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
S
Benzeen
µg/L
<0.20
S
Tolueen
µg/L
<0.30
S
Ethylbenzeen
µg/L
<0.30
S
o-Xyleen
µg/L
<0.10
S
m,p-Xyleen
µg/L
<0.20
S
Xylenen (som) factor 0,7
µg/L
0.21
BTEX (som)
µg/L
<1.1
S
Naftaleen
µg/L
<0.050
S
Styreen
µg/L
<0.30
1)
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
S
Dichloormethaan
µg/L
<0.20
S
Trichloormethaan
µg/L
<0.60
S
Tetrachloormethaan
µg/L
<0.10
S
Trichlooretheen
µg/L
<0.60
S
Tetrachlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,2-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,1,1-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
1,1,2-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
cis 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
7359217
02-1-1
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 18 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen 23-01-2013 L.M. van der Meul Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
S
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2013008521/1 23-01-2013 25-01-2013/16:12 A,B,C 2/2
1
trans 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
CKW (som)
µg/L
<3.2
S
Tribroommethaan
µg/L
<2.0
S
Vinylchloride
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7
µg/L
0.14
S
1,1-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,2-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,3-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L
0.52
Minerale olie (C10-C12)
µg/L
39
Minerale olie (C12-C16)
µg/L
21
Minerale olie (C16-C21)
µg/L
<16
Minerale olie (C21-C30)
µg/L
<31
Minerale olie (C30-C35)
µg/L
<15
Minerale olie (C35-C40)
µg/L
<15
Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<100
1)
Minerale olie
S
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
7359217
02-1-1
Akkoord
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting
Pr.coörd.
S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 19 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013008521/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
7359217
02
3
200
300
0800230635
7359217
02
1
200
300
0680016041
7359217
02
2
200
300
0680016035
Monsteromschrijving
02-1-1
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 20 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013008521/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV). Pagina 21
van 39
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013008521/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Aromaten (BTEXN)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Barium (Ba)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Xylenen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Styreen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
VOCL (11)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
tribroommethaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
CKW : Vinylchloride
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
CKW : 1,1-Dichlooretheen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiClEtheen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,1-dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,2-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,3-dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiChlprop. som AS300
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680
Minerale Olie (GC)
W0215
LVI-GC-FID
Cf. pb 3110-5
HS
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 22 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. I. Leeftink Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 12-02-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013015940 202858-10 Staddijk Nijmegen 08-02-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 23 van 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
08-02-2013 F. Regeling Grond; Grond (AS3000)
2013015940/1 08-02-2013 12-02-2013/16:46 A,B,C 1/3
1
2
3
4
5
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Verkleinen brekermolen (cryogeen)
Uitgevoerd
Eenheid
Analyse Voorbehandeling
Q
Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
72.6
85.5
90.7
89.9
81.5
S
Organische stof
% (m/m) ds
12.2
3.4
1.7
0.8
3.6
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
87.4
96.6
98.1
98.9
96.0
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
6.2
<2.0
2.8
4.6
5.3
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
47
25
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
<0.17
<0.17
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<4.3
<4.3
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
18
14
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.17
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
8.9
8.2
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
76
16
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
59
43
390
82
180
Minerale olie
S
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
108-2
2
111-1
3
mm12
4
mm13
5
mm14
7386466 7386467 7386468 7386469 7386470 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 24 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
08-02-2013 F. Regeling Grond; Grond (AS3000)
2013015940/1 08-02-2013 12-02-2013/16:46 A,B,C 2/3
3
4
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
Analyse
Eenheid
S
PCB 118
S S
1
2
5
<0.0010 1)
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
0.45
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
0.20
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
1.1
0.095
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
0.62
0.063
S
Chryseen
mg/kg ds
0.62
0.080
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
0.25
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
0.46
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
0.28
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
0.36
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
4.4
0.48
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
108-2
2
111-1
3
mm12
4
mm13
5
mm14
7386466 7386467 7386468 7386469 7386470 Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 25 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
08-02-2013 F. Regeling Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
6
7
8
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
87.9
72.2
80.7
2013015940/1 08-02-2013 12-02-2013/16:46 A,B,C 3/3
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
2.2
11.6
4.9
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
97.4
88.1
94.7
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
5.0
4.7
6.3
mg/kg ds
67
940
160
Metalen
S
Zink (Zn)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
6
mm15
7
mm16
8
mm17
7386471 7386472 7386473
Akkoord
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting
Pr.coörd.
S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 26 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
JV TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013015940/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
7386466
108
2
50
100
0530617243
108-2
7386467
111
1
0
40
0530617245
111-1
7386468
63
1
0
50
0530617167
mm12
7386468
63
2
50
90
0530617224
7386468
64
3
70
100
0530617217
7386469
65
2
50
100
0530617219
7386469
66
2
60
100
0530617216
7386469
64
4
100
130
0530617212
7386470
101
1
0
30
0530617266
7386470
102
1
0
30
0530617264
7386470
108
1
0
50
0530617241
7386471
105
1
0
40
0530617267
7386471
109
1
0
50
0530617248
7386471
114
1
0
40
0530617254
7386472
106
1
0
50
0530617249
7386472
110
1
40
70
0530617244
7386472
111
2
40
70
0530617252
7386473
107
2
50
80
0530617246
7386473
115
2
40
80
0530618321
7386473
113
3
80
100
0530618325
mm13
mm14
mm15
mm16
mm17
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 27 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013015940/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV). Pagina 28
van 39
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013015940/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Vermaling (cryogeen, <=1
W0106
Crushen
Cf. NVN 7313
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465
Organische stof/Gloeirest
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978
Polychloorbifenylen (PCB)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK (VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
kg,verkleinen brekermolen)
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 29 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. I. Leeftink Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 12-02-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013015945 202858-10 Staddijk Nijmegen 08-02-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 30 van 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
08-02-2013 F. Regeling Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
2013015945/1 08-02-2013 12-02-2013/16:23 A,B,C 1/2
1
Voorbehandeling
Uitgevoerd
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
91.3
S
Organische stof
% (m/m) ds
0.9
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
98.4
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
8.9
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
160
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.78
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
5.8
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
33
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.14
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
18
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
35
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
68
Minerale olie
S
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
3.9
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
7386485
mm11
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 31 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
08-02-2013 F. Regeling Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
S
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
2013015945/1 08-02-2013 12-02-2013/16:23 A,B,C 2/2
1
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
0.13
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
0.26
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
0.13
S
Chryseen
mg/kg ds
0.16
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
0.070
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
0.11
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
0.10
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
0.12
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
1.2
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
7386485
mm11
Akkoord
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting
Pr.coörd.
S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 32 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013015945/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
7386485
64
1
0
30
0530617166
7386485
66
1
0
50
0530617218
7386485
65
1
0
50
0530617222
Monsteromschrijving
mm11
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 33 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013015945/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV). Pagina 34
van 39
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013015945/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465
Organische stof/Gloeirest
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978
Polychloorbifenylen (PCB)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK (VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 35 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. J. Spekreijse Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 15-02-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013018313 202858-10 Staddijk Nijmegen 14-02-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 36 van 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202858-10 Staddijk Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
08-02-2013 F. Regeling Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
% (m/m)
76.5
77.7
71.4
2013018313/1 14-02-2013 15-02-2013/07:33 A,C 1/1
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
S
Organische stof
% (m/m) ds
11.3
10.2
18.0
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
88.2
89.3
81.5
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
7.0
7.0
8.0
mg/kg ds
920
530
1100
Metalen
S
Zink (Zn)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
106-1
2
110-1
3
111-2
7395663 7395664 7395665
Akkoord
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting
Pr.coörd.
S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 37 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
JV TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013018313/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
7395663
106
1
0
50
0530617249
106-1
7395664
110
1
40
70
0530617244
110-1
7395665
111
2
40
70
0530617252
111-2
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 38 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013018313/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465
Organische stof/Gloeirest
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de Pagina 39 overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
van 39
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE 5 Overschrijdingstabellen
rapportnummer 202858-10
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Analysemonster Boring(en)
mm1 01, 02, 13
Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds)
0,00 - 0,50 3,7 25
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
11 25 54 11 < 1,5 0,17 150 25 0,086
mm2 03, 05, 07, 08, 09, 11 0,00 - 0,50 2,6 3,7
mm3 02, 02, 05, 09
mm4 52, 62, 69
0,50 - 1,80 0,50 4,6
0,00 - 0,50 3,9 5,3
< 4,3 7,6 33 6,8 < 1,5 0,19 32 14 < 0,05
< 4,3 11 < 17 <5 < 1,5 < 0,17 24 < 13 < 0,05
< 4,3 9 79 14 < 1,5 0,3 48 49 0,14
PAK naftaleen benzo(a)pyreen benzo(k)fluorantheen indeno-(1,2,3c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleen fluorantheen chryseen benzo(a)anthraceen anthraceen fenanthreen PAK
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 0,18 0,1 0,17
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
< 0,05 0,33 0,22 0,19 < 0,05 0,13 1,4
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0063 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0021 < 0,001
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40 OVERIG Droge stof cryogeen gemalen gloeirest
mg/kg ds mg/kg ds
< 38 <3
< 38 <3
< 38 <3
< 38 <3
mg/kg ds
<5
--
<5
--
<5
--
<5
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
<6
--
mg/kg ds
< 12
--
< 12
--
< 12
--
< 12
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
<6
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
<6
--
----
84
----
% m/m % (m/m) ds
Projectcode: 202858-10
76,8 94,6
----
86,2 97,1
----
84,5 99,2
95,7
Pagina 1 van 11
Tabel 2: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Analysemonster Boring(en)
mm5 61, 67, 70
Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds)
0,00 - 0,50 4,8 6,8
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
4,4 10 65 13 < 1,5 0,32 48 32 0,076
mm6 51, 53, 56, 58, 60, 71 0,00 - 0,50 4,1 20
8,3 22 67 11 < 1,5 0,37 150 37 0,11
< 4,3 9,5 40 7 < 1,5 0,22 43 17 < 0,05
6,7 19 63 14 < 1,5 0,39 130 31 0,09
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 0,18 0,12 0,19
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,15 0,27 0,24 0,21 < 0,05 0,079 1,5
----
< 0,05 0,059 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,37
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,0062 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0013 0,0014 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
OVERIG Droge stof cryogeen gemalen gloeirest
0,00 - 0,50 3,2 6,8
mm8 33, 35, 36, 37, 41, 43 0,00 - 0,50 5,3 15
PAK naftaleen benzo(a)pyreen benzo(k)fluorantheen indeno-(1,2,3c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleen fluorantheen chryseen benzo(a)anthraceen anthraceen fenanthreen PAK
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40
mm7 38, 39, 40, 44, 46
mg/kg ds mg/kg ds
< 38 <3
< 38 <3
< 38 6,2
< 38 <3
mg/kg ds
<5
--
<5
--
<5
--
<5
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
<6
--
mg/kg ds
< 12
--
< 12
--
< 12
--
< 12
--
mg/kg ds
16
--
<6
--
<6
--
<6
--
7,9
--
<6
--
<6
--
<6
--
77,8
----
----
78
----
mg/kg ds
% m/m % (m/m) ds
Projectcode: 202858-10
94,7
77,1 94,6
----
84,4 96,4
93,6
Pagina 2 van 11
Tabel 3: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Analysemonster Boring(en)
mm9 22, 23, 27, 30, 31, 32 0,00 - 0,50 4,2 21
Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds) METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mm10 14, 17, 18, 19, 20
108-2 108
111-1 111
0,00 - 0,50 5,1 13
0,50 - 1,00 12 6,2
0,00 - 0,40 3,4 2,0
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
8,6 23 61 11 < 1,5 0,26 150 26 0,1
9,1 23 70 11 < 1,5 0,32 150 28 0,15
PAK naftaleen benzo(a)pyreen benzo(k)fluorantheen indeno-(1,2,3c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleen fluorantheen chryseen benzo(a)anthraceen anthraceen fenanthreen PAK
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,35
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40 OVERIG Droge stof cryogeen gemalen gloeirest
mg/kg ds mg/kg ds
< 38 6,2
< 38 <3
mg/kg ds
<5
--
<5
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
mg/kg ds
< 12
--
< 12
--
mg/kg ds
<6
--
7
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
% m/m % (m/m) ds
Projectcode: 202858-10
76,7 94,3
----
77,3 94
----
390
72,6 87,4
**
82
*
----
85,5
----
96,6
Pagina 3 van 11
Tabel 4: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Analysemonster Boring(en) Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds) METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mm11 64, 65, 66 0,00 - 0,50 0,90 8,9
mm12 63, 63, 64 0,00 - 1,00 1,7 2,8
mm13 64, 65, 66 0,50 - 1,30 0,80 4,6
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
5,8 18 68 33 < 1,5 0,78 160 35 0,14
< 4,3 8,9 59 18 < 1,5 < 0,17 47 76 0,17
< 4,3 8,2 43 14 < 1,5 < 0,17 25 16 < 0,05
PAK naftaleen benzo(a)pyreen benzo(k)fluorantheen indeno-(1,2,3c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleen fluorantheen chryseen benzo(a)anthraceen anthraceen fenanthreen PAK
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 0,11 0,07 0,12
< 0,05 0,46 0,25 0,36
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,1 0,26 0,16 0,13 < 0,05 0,13 1,2
----
0,28 1,1 0,62 0,62 0,2 0,45 4,4
------*
< 0,05 0,095 0,08 0,063 < 0,05 < 0,05 0,48
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40 OVERIG Droge stof cryogeen gemalen gloeirest
mm14 101, 102, 108 0,00 - 0,50 3,6 5,3
< 38 3,9
< 38 <3
< 38 <3
mg/kg ds
<5
--
<5
--
<5
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
mg/kg ds
< 12
--
< 12
--
< 12
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
mg/kg ds
<6
--
<6
--
<6
--
Projectcode: 202858-10
91,3 98,4
----
90,7 98,1
----
89,9 98,9
*
mg/kg ds mg/kg ds
% m/m % (m/m) ds
180
----
81,5 96
----
Pagina 4 van 11
Tabel 5: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Analysemonster Boring(en) Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds) METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mm15 105, 109, 114 0,00 - 0,50 2,2 5,0
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
67
mm16 106, 110, 111 0,00 - 0,70 12 4,7
940
mm17 107, 113, 115 0,40 - 1,00 4,9 6,3
***
160
68-1 68 0,00 - 0,40 3,3 11
*
8,2 19 460 38 < 1,5 0,48 320 50 0,064
PAK naftaleen benzo(a)pyreen benzo(k)fluorantheen indeno-(1,2,3c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleen fluorantheen chryseen benzo(a)anthraceen anthraceen fenanthreen PAK
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,12 0,25 0,14 0,19
-----
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,18 0,94 0,34 0,37 0,41 1,2 4,2
------*
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,0049 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40 OVERIG Droge stof cryogeen gemalen gloeirest
mg/kg ds mg/kg ds
< 38 <3
mg/kg ds
<5
--
mg/kg ds
<6
--
mg/kg ds
< 12
--
mg/kg ds
<6
--
mg/kg ds
<6
--
85
----
% m/m % (m/m) ds
Projectcode: 202858-10
87,9 97,4
----
72,2 88,1
----
80,7 94,7
----
95,9
Pagina 5 van 11
Tabel 6: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Analysemonster Boring(en) Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds) METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
grondwal-1 grondwal 0,00 - 0,80 2,4 3,1
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
4,9 13 64 33 < 1,5 0,36 72 39 0,14
*
PAK naftaleen benzo(a)pyreen benzo(k)fluorantheen indeno-(1,2,3c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleen fluorantheen chryseen benzo(a)anthraceen anthraceen fenanthreen PAK
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,05 0,18 0,096 0,17
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,14 0,29 0,19 0,16 0,067 0,12 1,4
------
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,0057 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0011 0,0011
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40 OVERIG Droge stof cryogeen gemalen gloeirest
?
* --------
mg/kg ds mg/kg ds
< 38 <3
mg/kg ds
<5
--
mg/kg ds
<6
--
mg/kg ds
< 12
--
mg/kg ds
<6
--
mg/kg ds
<6
--
% m/m % (m/m) ds
86,4 97,4
----
= kleiner dan de detectielimiet
Projectcode: 202858-10
Pagina 6 van 11
-## ** ***
= geen toetsnorm aanwezig = geen meetwaarde aanwezig = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) = groter dan I = kleiner of gelijk aan achtergrondwaarde = groter dan AW en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = kleiner of gelijk aan interventiewaarde, er is geen streefwaarde = groter dan de achtergrondwaarde er is geen interventiewaarde (trigger) = verhoogde rapportagegrens
Tabel 7: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters
0,50 4,6 mm3 AW
T
I
0,80 4,6 mm13 AW
T
I
0,90 8,9 mm11 AW
T
I
1,7 2,8 mm12 AW
T
I
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
5,5 15 67 21 1,5 0,36 65 33 0,11
37 28 205 61 96 4,1 190 193 13
69 42 344 100 190 7,8 315 353 26
5,5 15 67 21 1,5 0,36 65 33 0,11
37 28 205 61 96 4,1 190 193 13
69 42 344 100 190 7,8 315 353 26
7,5 19 80 24 1,5 0,39 91 36 0,12
51 36 245 69 96 4,4 267 208 14
95 54 410 114 190 8,3 442 380 28
4,6 13 61 20 1,5 0,35 54 32 0,11
32 25 189 57 96 4,0 158 187 13
59 37 316 94 190 7,6 261 342 25
PAK PAK
mg/kg ds
1,5
21
40
1,5
21
40
1,5
21
40
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB mg/kg ds
0,0040 0,10 0,20
0,0040 0,10 0,20
0,0040 0,10 0,20
0,0040 0,10 0,20
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie
38
38
38
38
mg/kg ds
519 1000
519 1000
519 1000
519 1000
Tabel 8: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters
2,2 5,0 mm15 AW
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
PAK PAK
mg/kg ds
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB mg/kg ds
68
T
I
210 351
2,4 3,1 grondwal-1 AW T
I
2,6 3,7 mm2 AW
4,8 13 63 20 1,5 0,36 56 33 0,11
1,5
T
33 25 193 59 96 4,1 163 189 13
61 37 323 97 190 7,8 270 346 26
5,1 14 65 21 1,5 0,37 60 33 0,11
21
40
1,5
0,0048 0,12 0,24
I
3,2 6,8 mm7 AW
T
I
35 26 200 60 96 4,2 174 192 13
64 39 334 99 190 8,0 288 351 26
6,5 17 75 23 1,5 0,39 79 35 0,11
45 32 231 67 96 4,5 229 205 14
82 48 387 111 190 8,5 380 374 27
21
40
1,5
21
40
0,0052 0,13 0,26
0,0064 0,16 0,32
OVERIGE (ORGANISCHE)
Projectcode: 202858-10
Pagina 7 van 11
Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters VERBINDINGEN minerale olie
2,2 5,0 mm15 AW
T
I
mg/kg ds
2,4 3,1 grondwal-1 AW T 46
I
623 1200
2,6 3,7 mm2 AW
T
49
675 1300
I
3,2 6,8 mm7 AW
T
61
830 1600
I
Tabel 9: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters
3,3 11 68-1 AW
T
I
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
8,7 21 89 27 1,5 0,42 107 38 0,12
59 41 274 76 96 4,8 312 221 15
110 61 458 126 190 9,1 516 403 29
PAK PAK
mg/kg ds
1,5
21
40
3,4 2,0 111-1 AW
61
T
I
188 314
3,6 5,3 mm14 AW
71
T
I
219 367
3,7 25 mm1 AW
T
I
15 35 131 36 1,5 0,50 191 46 0,14
103 68 402 103 96 5,7 557 269 18
191 100 673 170 190 11 923 491 35
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB mg/kg ds
0,0066 0,17 0,33
0,0074 0,19 0,37
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie
63
70
mg/kg ds
856 1650
960 1850
Tabel 10: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters
3,9 5,3 mm4 AW
T
I
4,1 20 mm6 AW
T
I
4,2 21 mm9 AW
T
I
4,8 6,8 mm5 AW
T
I
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
5,8 15 72 23 1,5 0,40 69 35 0,11
40 30 220 66 96 4,5 202 202 13
74 44 369 108 190 8,6 335 369 27
12 30 115 32 1,5 0,48 156 43 0,14
85 57 352 93 96 5,4 457 251 16
157 84 590 154 190 10 757 459 33
13 31 119 33 1,5 0,48 164 44 0,14
89 59 365 96 96 5,5 480 256 17
165 88 610 158 190 11 795 468 33
6,5 17 78 24 1,5 0,42 79 36 0,11
45 32 238 70 96 4,8 229 210 14
82 48 399 116 190 9,1 380 384 28
PAK PAK
mg/kg ds
1,5
21
40
1,5
21
40
1,5
21
40
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB mg/kg ds
0,0078 0,20 0,39
0,0082 0,21 0,41
0,0084 0,21 0,42
0,0096 0,24 0,48
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie
74
78
80
91
mg/kg ds
Projectcode: 202858-10
1012 1950
1064 2050
1090 2100
1246 2400
Pagina 8 van 11
Tabel 11: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters
4,9 6,3 mm17 AW
I
5,3 15 mm8 AW
T
I
64 44 295 82 96 5,2 337 232 15
118 65 494 136 190 9,9 558 423 30
11 25 104 31 1,5 0,47 131 42 0,13
72 49 320 88 96 5,4 383 241 16
133 73 536 145 190 10 635 441 31
1,5
21
40
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB mg/kg ds
0,010
0,26 0,51
0,011
0,27 0,53
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie
97
1323 2550
101
1375 2650
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
PAK PAK
mg/kg ds
76
T
I
234 392
mg/kg ds
5,1 13 mm10 AW
T
9,3 23 96 29 1,5 0,46 115 40 0,13
12 4,7 mm16 AW
T
82
250 419
I
Tabel 12: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming Humus (% ds) Lutum (% ds) Analysemonsters
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
PAK PAK
mg/kg ds
12 6,2 108-2 AW
T
87
267 447
I
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN PCB mg/kg ds OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie
mg/kg ds
Tabel 13: Aangetroffen gehaltes in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Watermonster Datum Filterdiepte (m -mv) METALEN kobalt nikkel
02-1-1 23-1-2013 2,00 - 3,00
µg/l µg/l
Projectcode: 202858-10
<5 < 15
Pagina 9 van 11
Watermonster Datum Filterdiepte (m -mv) zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik AROMATISCHE VERBINDINGEN BTEX (som) xylenen (som) ethylbenzeen tolueen meta-/para-Xyleen (som) ortho-Xyleen benzeen styreen PAK naftaleen GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFF EN 1,3-Dichloorpropaan VOCl 1,1-Dichloorpropaan DCE (som) dichloormethaan chloroform bromoform TETRA 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,2-dichloorpropaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan TRI PER 1,1-dichlooretheen DCE (cis) DCE (trans) vinylchloride dichloorpropaan (som) OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie minerale olie C10 C12 minerale olie C12 C16 minerale olie C16 C21 minerale olie C21 C30 minerale olie C30 C35 minerale olie C35 C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
02-1-1 23-1-2013 2,00 - 3,00 < 60 < 15 < 3,6 < 0,8 70 < 15 < 0,05
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
< 1,1 0,21 < 0,3 < 0,3 < 0,2
-
µg/l µg/l µg/l
< 0,1 < 0,2 < 0,3
-
µg/l
< 0,05
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
< 0,25 < 3,2 < 0,25 0,14 < 0,2 < 0,6 <2 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,25 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 0,52
---
µg/l µg/l
< 100 39
µg/l
21
--
µg/l
< 16
--
µg/l
< 31
--
µg/l
< 15
--
µg/l
< 15
--
?
Projectcode: 202858-10
Pagina 10 van 11
= kleiner dan de detectielimiet = geen toetsnorm aanwezig = geen meetwaarde aanwezig = kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S) = groter dan S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) = groter dan I = kleiner of gelijk aan interventiewaarde, er is geen streefwaarde = groter dan de streefwaarde er is geen interventiewaarde (trigger) = verhoogde rapportagegrens
Tabel 14: Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming S
T
I
METALEN kobalt nikkel zink koper molybdeen cadmium barium lood kwik
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
20 15 65 15 5,0 0,40 50 15 0,050
60 45 433 45 153 3,2 338 45 0,18
100 75 800 75 300 6,0 625 75 0,30
AROMATISCHE VERBINDINGEN xylenen (som) ethylbenzeen tolueen benzeen styreen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
0,20 4,0 7,0 0,20 6,0
35 77 504 15 153
70 150 1000 30 300
PAK naftaleen
µg/l
0,010
35
70
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN DCE (som) dichloormethaan chloroform bromoform TETRA 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan TRI PER 1,1-dichlooretheen vinylchloride dichloorpropaan (som)
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
0,010 0,010 6,0
10,0 500 203
0,010 7,0 7,0 0,010 0,010 24 0,010 0,010 0,010 0,80
5,0 454 204 150 65 262 20 5,0 2,5 40
20 1000 400 630 10,0 900 400 300 130 500 40 10,0 5,0 80
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN minerale olie
µg/l
50
325
600
*: Diep grondwater
Projectcode: 202858-10
Pagina 11 van 11
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE 6 Gegevens vooronderzoek
rapportnummer 202858-10
Topografie 2005
Topografie 2003
Topografie 2000
Topografie 1996
Topografie 1994
Topografie 1989
202858-10 Staddijk Nijmegen
Topografie 1980
Topografie 1974
Topografie 1964
Topografie 1949
Topografie 1930
Topografie 1910
202858-10 Staddijk Nijmegen
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
BIJLAGE: 7 Rapport risicobeoordeling (Sanscrit)
rapportnummer 202858-10
Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren
V. Sanscrit 2.1.2 V. rapport
2.11
Algemeen Naam dossier: Code: Beoordelaar: Datum rapport: Type bodemgebruik:
Staddijk 202858-10 [email protected] zondag 24 maart 2013 huidig
Uitgevoerde beoordelingen: Stap1: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging
Stap2: Standaardbeoordeling
Humaan Ecologisch Verspreiding = voltooid
= niet uitgevoerd
Stap 3: Uitgebreide beoordeling
= niet relevant op basis van uitkomst stap 2
Opmerkingen bij dossier:
Over Sanscrit
Sanscrit 2.0 is een geautomatiseerde versie van het Saneringscriterium. Het Saneringscriterium is neergelegd in de Circulaire Bodemsanering 2009 welke op 1 april 2009 in werking is getreden. De applicatie Sanscrit is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van VROM. Met het Saneringscriterium wordt bepaald of sprake is van onaanvaardbare risico’s van bodemverontreiniging voor mens, ecosysteem of van verspreiding van verontreiniging in het grondwater. Op basis van de bepaalde risico’s wordt vastgesteld of een sanering met spoed dient te worden uitgevoerd. Uitgangspunten De sanering dient met spoed te worden uitgevoerd, tenzij op basis van de risicobeoordeling is aangetoond dat de sanering niet met spoed hoeft te worden uitgevoerd. De werkwijze van het Saneringscriterium geldt voor: · een geval van ernstige bodemverontreiniging; · een historische verontreiniging. Voor verontreinigingen die sinds 1987 zijn ontstaan is artikel 13 van de Wbb (zorgplicht) van toepassing; · huidig en voorgenomen gebruik; · grond en grondwater. Voor waterbodem is een separate systematiek ontwikkeld, met uitzondering van asbest; · alle stoffen waarvoor een interventiewaarde is afgeleid, met uitzondering van asbest. Daar asbest heel specifieke chemische en fysische eigenschappen heeft, is voor asbest separaat het ‘Milieuhygiënisch saneringscriterium, protocol asbest’ ontwikkeld hetgeen ook van toepassing is voor waterbodems. Asbest is dan ook niet opgenomen in het programma Sanscrit.
Eindconclusie
Er is een geval van ernstige verontreiniging, maar de locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
Humane risicobeoordeling - Toetsresultaten Per stof
Dosis [mg/kg lg/d]
Stof
MTR [mg/kg lg/d]
Risico-Index
Plaatsen waar kinderen spelen
Zink
1,35e-3
5,00e-1
0,00
Hinder - huidcontact
Functie
Sprake van huidcontact?
Plaatsen waar kinderen spelen
Nee
Toelichting:
Uitgebreid overzicht blootstelling
Blootstellingsroute Plaatsen waar kinderen spelen Zink Consumptie van gewassen uit eigen tuin
Relatieve bijdrage [%]
0.00 0.00 0.00 0.00 99.51 0.00 0.00 0.00 0.49 0.00
Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
Humane risico's - invoergegevens
Stof
C-totaal [mg/kg] Geheel Bebouwd
Onbebouwd
C-grondwater [ug/l] Bebouwd Onbebouwd
Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Zink 1100,00 Plaatsen waar kinderen spelen Zink 1100,00 Parameters
Berekening Functie blootstelling lood: Plaatsen waar kinderen spelen Als kind Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Als kind
Diepte verontreiniging [m] OS [%] t.o.v. kruipruimte t.o.v. maaiveld 10,00 0,75 1,25 18,00 0,75 0,01
Ecologische risicobeoordeling - standaard
De verontreiniging bevindt zich geheel of ten dele in de bovenste meter van de onbedekte bodem en/of er is sprake van gewassen wortelend in verontreinigde bodem dieper dan één meter. Ecologisch toetsniveau: Contour
Relatief ongevoelig
Ingevoerd [m2]
Criterium [m2]
Overschrijding
TD>25%
240
50000
Nee
TD>65%
0
5000
Nee
Risicobeoordeling verspreiding - standaard
Onderdeel
Uitkomst
Liggen er kwetsbare objecten binnen het bodemvolume dat wordt ingesloten door het interventiewaarden-contour en/of zal dit binnen enkele jaren het geval zijn?
Nee
Is er een drijflaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden?
Nee
Is er een zaklaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden?
Nee
Is er sprake van een bodemvolume groter dan 6.000 m3 dat wordt ingesloten door het interventiewaarden-contour in het grondwater?
Nee
Toelichting:
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen
VERANTWOORDING
rapportnummer 202858-10
De Ortageo Groep bestaat uit:
www.ortageo.nl