Tentamen Corporate Finance BKB0023 11 juni 2005 09:30 uur - 12:30 uur
Beste student, Voor U ligt het tentamen corporate finance. Het tentamen is gesloten boek en bestaat uit 40 meerkeuze vragen; vier alternatieven per vraag. Er mag een rekenmachine worden gebruikt; programmeerbare rekenmachine mogen niet worden gebruikt. De normering is als volgt: voor een 5,5 als cijfer moet U 26 goede antwoorden hebben. Neem de tijd voor het maken van de opgaven. Weet dat de meeste fouten door slordigheden ontstaan! In het geval van afgeronde antwoorden, zoek dat antwoord dat het dichtste bij Uw berekening ligt. Veronderstel in alle vragen dat er geen belastingen bestaan en dat er geen kosten zijn indien een onderneming in financiële nood raakt, tenzij anders staat aangegeven. Veronderstel verder dat kapitaal markten perfect zijn, tenzij anders staat aangegeven. Ga ervan uit dat alle opties van het Europese type zijn (i.e. ze mogen alleen worden uitgeoefend op afloopdatum). Ga er verder vanuit dat iedere optie, forward en future één-op-één is met het onderliggende aandeel. Bijvoorbeeld: een optie geeft het recht om één onderliggend aandeel te mogen kopen of verkopen. Alle rendement en risico getallen zijn op jaarbasis, tenzij anders vermeld. Van dit tentamen komt geen inzage of bespreking gezien het multiple choice karakter van het tentamen. Een uitgebreide uitwerking van de antwoorden staat aan het eind van de middag op Blackboard. Indien U vragen hebt na het tentamen, kunt U een e-mail sturen voor een afspraak. Veel succes! Reggy Hooghiemstra Ronald Huisman Willem Schramade
Pagina 1 van 14.
Vraag 1. Veronderstel dat bekend is dat staatsobligaties een yield (het equivalent van rendement) van 3% hebben. Het verwachte rendement op de AEX Index, de marktportefeuille, is 11% en het is bekend dat de correlatie tussen de rendementen op het aandeel Ahold en de marktportefeuille 0,50 is. Verder is bekend dat de volatiliteit van Ahold 12% bedraagt en de volatiliteit van de marktportefeuille gelijk is aan 5%. Het CAPM model geldt. Wat is het verwachte rendement op Ahold? a. 4,7%. b. 8,5%. c.
12,6%.
d. 15,8%.
Vraag 2. Het aandeel TomTom staat genoteerd aan de beurs en heeft vandaag een prijs gelijk aan €25. Beleggers verwachten dat TomTom, in overeenstemming met de statuten, tot in het oneindige jaarlijks een dividendbedrag gelijk aan €3,- euro zal uitkeren. Voorts is bekend dat de marktrisicopremie 12% bedraagt en dat staatsobligaties een yield (het equivalent van rendement) van 3% hebben. Wat is de beta van TomTom? a. 0,75. b. 1,00. c.
1,25.
d. 1,50.
Vraag 3. Juffrouw Jannie is bezig haar pensioen veilig te stellen. Ze besluit het geld dat ze in het verleden heeft verdiend te beleggen. Via haar zoon, Jan Jr., heeft ze een en ander over beleggen geleerd. Daarvan heeft ze onthouden dat ze haar risico moet spreiden. Ze heeft een kleine beleggingsportefeuille opgebouwd, bestaande uit een drietal aandelenfondsen en een investering in Nederlandse staatsobligaties. Onderstaande tabel bevat informatie over haar portefeuille. Naam fonds
Geïnvesteerd bedrag
Beta van
(in €)
het fonds
CSM
12.500
0,80
Unilever
25.000
1,10
Getronics
5.000
1,60
17.500
0,00
Staatsobligaties
Pagina 2 van 14.
Voorts is bekend dat het rendement op Nederlandse staatsobligaties momenteel 3,25% is en dat het verwachte rendement op de AEX Index, de relevante marktportefeuille, 15,5% is. Hoe hoog is het verwachte rendement op de portefeuille van juffrouw Jannie? a. 9,3%. b. 12,5%. c.
15,0%.
d. 16,3%.
Vraag 4. Stel dat Juffrouw Jannie uit de vorige vraag haar portefeuille iets anders samenstelt, maar dat het totaalbedrag waarmee ze belegt wel gelijk blijft. Ze belegt een groter bedrag in aandelen CSM. Dit gaat ten koste van het bedrag dat ze belegt in aandelen Unilever. Wat is, ceterus paribus, het effect van deze herschikking van haar portefeuille op het verwachte rendement? a. Het verwachte rendement van de portefeuille zal dalen. b. Het verwachte rendement van de portefeuille blijft ongewijzigd. c.
Het verwachte rendement van de portefeuille zal stijgen.
d. Hier kan niemand, ook Jan Jr, geen uitspraken over doen.
Vraag 5. Welke van de onderstaande beweringen over de SML (Security Market Line) is niet juist? a. De SML is een grafische representatie van het CAPM model. b. De SML gebruikt men om zowel verwachte rendementen van individuele aandelen als van beleggingsportefeuilles te bepalen. c.
De SML kan alleen gebruikt worden in sterk efficiënte markten.
d. De SML geeft weer dat er een lineair verband tussen risico en rendement bestaat.
Vraag 6. Welke van de onderstaande uitspraken over risico en rendement is juist? a. De beta van een beleggingsobject is een maatstaf voor het niet-systematische risico van het object. b. De recente, uitgebreid in de media uitgelichte, boekhoudschandalen zijn voorbeelden van systematische risico’s. c.
Het verschil tussen systematisch en niet-systematisch risico is dat systematisch risico geëlimineerd kan worden door diversificatie.
d. Alle bovenstaande uitspraken zijn onjuist. Pagina 3 van 14.
Vraag 7. Stel dat u beleggingsanalist bij een bank bent en met een 3-factorenmodel aandelenrendementen tracht te voorspellen. U houdt rekening met drie factoren: inflatie, BNP en de rente. U gaat ervan uit dat er een negatieve relatie tussen rente en aandelenrendementen bestaat. Op 11 juni 2005 kondigt Dhr. Trichet, president van de ECB, een lang verwachte verhoging van de rente aan. Echter in tegenstelling tot eerdere verwachtingen bedraagt de verhoging niet 0,25% doch 0,50%. Welk van de onderstaande uitspraken is juist uitgaande van het 3-factorenmodel? a. U stelt uw verwachtingen ten aanzien van aandelenrendementen niet bij. Immers de verandering van de rente was lang van tevoren door U en de markt verwacht. b. U stelt uw verwachtingen ten aanzien van aandelenrendementen naar beneden bij. Dhr. Trichet had toch nog een verrassing ten aanzien van de verandering van de rente in petto. c.
U stelt uw verwachtingen ten aanzien van aandelenrendementen naar boven bij. De verhoging met maar 0,50% viel op zich mee.
d. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.
Vraag 8. Stel dat er twee nagenoeg identieke ondernemingen zijn die zich beide toeleggen op de merchandising van Star Wars producten. De eerste, Yoda BV, is volledig met eigen vermogen gefinancierd, terwijl de andere, Obi-Wan BV, een debt-equity ratio van 1 heeft. Welke van onderstaande uitspraken over het door de aandeelhouders geëiste rendement is juist? a. Het door de aandeelhouders van Yoda BV geëiste rendement is hoger dan het rendement dat door de aandeelhouders van Obi-Wan BV wordt geëist. b. Het door de aandeelhouders van Yoda BV geëiste rendement is gelijk aan het rendement dat door de aandeelhouders van Obi-Wan BV wordt geëist. c.
Het door de aandeelhouders van Yoda BV geëiste rendement is lager dan het rendement dat door de aandeelhouders van Obi-Wan BV wordt geëist.
d. Als U dit antwoord kiest: may the Force be with you. Antwoord d is zeker fout.
Vraag 9. Schwalbe is een klein familiebedrijf dat zich heeft toegelegd op de handel van WK 2006 prularia. Op dit moment heeft Schwalbe een debt-to-equity-ratio van 1,5. Bekend is dat de WACC (gemiddelde gewogen vermogenskosten voet) van Schwalbe 12% is en dat Schwalbe jaarlijks 8% rente over zijn bankkrediet moet betalen. Het belastingtarief is 35%. Hoe hoog is het door de aandeelhouders geëiste rendement? a. 12,0%.
Pagina 4 van 14.
b. 18,0%. c.
22,2%.
d. 28,2%.
Vraag 10. Welke van onderstaande beweringen is juist? Volgens propositie I van Modigliani en Miller geldt in een wereld zonder belastingen dat: a. De waarde van een onderneming onafhankelijk is van de kapitaalstructuur. b. Iedere onderneming zich zou moeten financieren met zoveel mogelijk vreemd vermogen. c.
De tax shield ervoor zorgt dat de waarde van een onderneming toeneemt door het financieren met meer vreemd vermogen.
d. Het door de aandeelhouders geëiste rendement hoger is naarmate de debt-equity ratio van een onderneming hoger is.
Vraag 11. Een onderneming heeft een debt-to-equity ratio gelijk aan 1 en heeft een marktwaarde gelijk aan €640.000. De rentekosten bedragen 8%. Het bedrijf overweegt om voor een bedrag gelijk aan €150.000 nieuwe obligaties uit te geven tegen 8% rentekosten op jaarbasis. Het volledige bedrag zal worden gebruikt om aandelen terug in te kopen. Er staan momenteel 32.000 aandelen uit in de markt. Wat is de debt-to-equity-ratio van de onderneming nadat de aandelen ingekocht zijn in een wereld zonder vennootschapsbelasting (afgerond op twee decimalen)? a. 0,36. b. 0,73. c.
1,48.
d. 2,76.
Vraag 12. Een onderneming is voor 60% met eigen vermogen gefinancierd. Als het bedrijf volledig gefinancierd zou zijn met eigen vermogen, zou het geëiste rendement op aandelen 15% zijn. De kosten van het vreemde vermogen bedragen 10%. Wat is het op aandelen geëiste rendement? a. 15,0%. b. 18,3%. c.
22,5%.
d. 25,5%.
Pagina 5 van 14.
Vraag 13. Chucky Inc is een op de NYSE (New York Stock Exchange) genoteerde onderneming die games produceert. Op dit moment ziet de vermogensstructuur van Chucky Inc er als volgt uit: 2/3 bestaat uit eigen vermogen en 1/3 uit vreemd vermogen. De kosten van het vreemde vermogen zijn 6%. Indien Chucky Inc volledig met eigen vermogen zou zijn gefinancierd zouden de aandelen een beta van 1,25 hebben. Voorts is bekend dat de marktrisicopremie 10% bedraagt, terwijl T-Bills (Amerikaanse staatsobligaties) een yield hebben van 4% op jaarbasis. Hoe hoog is, gegeven de eerder geschetste vermogensstructuur, het door de aandeelhouders van Chucky Inc geëiste rendement? a. 11,50% b. 14,25%. c.
16,50%.
d. 21,75%.
Vraag 14. Stel nu dat Chucky Inc haar vermogensstructuur gaat veranderen naar een situatie met een debtequity ratio gelijk aan 1. Wat is, ceterus paribus, het effect van deze andere vermogensstructuur op de WACC (gewogen gemiddelde vermogens kostenvoet) van Chucky Inc? a. De WACC van Chucky Inc zal dalen. b. De WACC van Chucky Inc zal niet veranderen. c.
De WACC van Chucky Inc zal stijgen.
d. Je kunt geen enkele voorspelling doen ten aanzien van hoe de WACC van Chucky Inc zal gaan veranderen.
Vraag 15. Stel dat een onderneming XYZ een EBIT (Earnings Before Interest and Taxes) heeft van €750.000. Indien XYZ volledig met eigen vermogen zou zijn gefinancierd, zou het een rendement hebben van 12,5%. Echter XYZ heeft is voor €20 miljoen met vreemd vermogen gefinancierd. Hierover moet de onderneming op jaarbasis 8% rente betalen. Voorts is gegeven dat ondernemingen 35% vennootschapsbelasting betalen. Wat is de marktwaarde van XYZ? a. €7,6 miljoen. b. €10,9 miljoen. c.
€13,0 miljoen.
d. €19,0 miljoen.
Pagina 6 van 14.
Vraag 16. Een belegger heeft 1.000 aandelen Philips gekocht tegen een koers van €19,- in het begin van 2005. De koers van Philips is nu gelijk aan €21,-. De belegger denkt dat de koers van Philips niet boven de €22,- zal uitkomen in de komende drie maanden. Zij besluit 1.000 call opties te verkopen met een uitoefenprijs gelijk aan €21,- die aflopen in juli 2005. De call opties worden verhandeld tegen een premie van €0,60. Stel dat de koers van Philips €23,- bedraagt op afloopdatum. Wat is de winst van de totale Philips portefeuille (de 1.000 aandelen en de 1.000 geschreven call opties) op afloopdatum? a. €2.600,b. €4.600,c.
€2.006,-
d. €2.000,-
Vraag 17. Welke van de volgende uitspraken is niet juist? a. Een Europese call optie geeft de koper het recht om op ieder tijdstip voor afloopdatum aandelen te kopen tegen de afgesproken uitoefenprijs. b. Een Amerikaanse call optie geeft de koper het recht om op ieder tijdstip voor afloopdatum aandelen te kopen tegen de afgesproken uitoefenprijs. c.
Een koper van een put optie zal alleen haar recht uitoefenen als de koers van het onderliggende aandeel lager is dan de uitoefenprijs.
d. Een koper van een call optie zal alleen haar recht uitoefenen als de koers van het onderliggende aandeel hoger is dan de uitoefenprijs.
Vraag 18. De koers van een aandeel Koninklijke Olie is op dit moment €46,-. Een belegger wil een call optie kopen op aandelen Koninklijke Olie met een uitoefenprijs van €45,- met een looptijd van exact 1 jaar. De koers van een aandeel Koninklijke Olie zal over exact 1 jaar of €40,- bedragen of €50,-. De 1-jaars rente is gelijk aan 5%. Welke van de onderstaande antwoorden ligt het dichtst bij de waarde (premie) van deze call optie? a. €2,14 b. €3,14 c.
€2,51
d. €3,95
Pagina 7 van 14.
Vraag 19. De waarde van de AEX Index is op dit moment gelijk aan 340. De premie van een at-the-money call optie op de AEX en een looptijd van exact 1 jaar is gelijk aan €22,-. De 1-jaars marktrente bedraagt 5%. Welke van de onderstaande antwoorden ligt het dichtst bij de waarde van een at-the-money put optie met gelijke looptijd? a. €22,b. €0,c.
€6,78
d. €5,81
Vraag 20. Welke van de onderstaande antwoorden is niet juist? a. De waarde van het eigen vermogen van een onderneming is gelijk aan een call optie op de waarde van de onderneming met als uitoefenprijs de marktwaarde van het vreemde vermogen. b. Vreemd vermogen verschaffers bezitten obligaties en een geschreven put optie op de waarde van de onderneming met als uitoefenprijs de marktwaarde van het vreemde vermogen. c.
Vreemd vermogen verschaffers bezitten obligaties en een geschreven call optie op de waarde van de onderneming met als uitoefenprijs de marktwaarde van het vreemde vermogen.
d. Aandeelhouders bezitten feitelijk een call optie op de onderneming.
Vraag 21. De koers van een aandeel Philips is gelijk aan €21,-. Philips heeft een converteerbare obligatie uitgegeven met een nominale waarde van €1.000,- die over exact 1 jaar afloopt. De conversie ratio is gelijk aan 50. De marktprijs van een zero-coupon obligatie van Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een nominale waarde van €1.000,- is gelijk aan €952,-. Welke van de onderstaande portefeuilles bootst de converteerbare obligatie na? a. De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in aandelen Philips. b. De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in put opties op aandelen Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een uitoefenprijs van €50,-. c.
De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in call opties op aandelen Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een uitoefenprijs van €50,-.
d. De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in call opties op aandelen Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een uitoefenprijs van €20,-.
Pagina 8 van 14.
Vraag 22. RHP BV heeft converteerbare obligaties uitstaan. Elk van deze obligaties heeft een nominale waarde gelijk aan €1.000,- en is converteerbaar is 25 aandelen. Wat is de conversieprijs en wat is de conversie ratio van deze converteerbare obligatie? a. Conversieprijs = 40; conversieratio = 25. b. Conversieprijs = 25; conversieratio = 40. c.
Conversieprijs = 1.000; conversieratio = 25.
d. Conversieprijs = 1.000; conversieratio = 40.
Vraag 23. Welke van de volgende uitspraken geeft het verschil weer tussen een warrant en een call optie en de implicatie van dit verschil? a. Warrants zijn put opties en dat verklaart het verschil. b. Call opties worden uitgegeven (geschreven) door de onderneming in tegenstelling tot warrants. Hierdoor treedt een verwateringseffect op voor bestaande aandeelhouders. c.
Warrants worden uitgegeven door de onderneming in tegenstelling tot call opties. Hierdoor treedt een verwateringseffect op voor bestaande aandeelhouders.
d. Warrants worden uitgegeven door de onderneming in tegenstelling tot call opties. Hierdoor hoeft een onderneming minder put opties uit te geven.
Vraag 24. De AEX Index staat vandaag op €340,-. Zoals bekend stijgen aandelen gemiddeld met 10% op jaarbasis bij een risico (volatiliteit) van 20%. Dit betekent dat men er vanuit kan gaan dat in 95 van de 100 jaren het rendement zal liggen tussen –30% en +50%. De rente in de markt is gelijk aan 5% op jaar basis. Wat is de prijs van een forward contract op de AEX Index met een looptijd van exact 2 jaar? a. €357,00 b. €374,85 c.
€411,40
d. €408,00
Vraag 25. Welke van onderstaande uitspraken is niet juist?
Pagina 9 van 14.
a. Een verschil tussen forward contracten en futures contracten is dat futures verhandeld worden op beurzen. b. De koper van een forward contract verplicht zich het onderliggende goed te kopen op afloopdatum. c.
De koper van een futures contract verplicht zich het onderliggende goed te kopen op afloopdatum.
d. Een verschil tussen forward contracten en futures contracten is dat forwards verhandeld worden op beurzen.
Vraag 26. Het elektriciteitsbedrijf 2NECO koopt stroom in op de beurs en verkoopt deze stroom aan haar klanten tegen een vaste prijs. Welke van de volgende uitspraken geeft de positie en het risico van 2NECO weer? a. 2NECO heeft futures contracten verkocht aan haar klanten en loopt het risico dat elektriciteitsprijzen op de beurs zullen stijgen. b. 2NECO heeft forward contracten gekocht van haar klanten en loopt het risico dat elektriciteitsprijzen op de beurs zullen stijgen. c.
2NECO heeft forward contracten verkocht aan haar klanten en loopt het risico dat elektriciteitsprijzen op de beurs zullen stijgen.
d. 2NECO heeft forward contracten verkocht aan haar klanten en loopt het risico dat elektriciteitsprijzen op de beurs zullen dalen.
Vraag 27. Veronderstel dat 2NECO (het bedrijf uit de vorige vraag) met een bank een swap contract afgesproken heeft op de stroomprijs op een niveau van €45,-. Welke cash flow uitwisseling vindt plaats als blijkt dat de prijs van stroom op de beurs vandaag €48,- bedraagt? a. De bank betaalt aan 2NECO €3,-. b. 2NECO betaalt aan de bank €3,-. c.
De bank betaalt aan de beurs €3,-.
d. De beurs betaalt aan 2NECO €3,-.
Vraag 28. Een belegger heeft alleen 100 aandelen van Koninklijke Olie in haar portefeuille. Welke van de volgende transacties verlaagt niet de volatiliteit (risico) van haar portefeuille? a. Verkoop een call optie op aandelen Koninklijke Olie. b. Verkoop een put optie op aandelen Koninklijke Olie. Pagina 10 van 14.
c.
Verkoop een forward contract op aandelen Koninklijke Olie.
d. Koop een put optie op aandelen Koninklijke Olie.
Vraag 29. Stel dat een onderneming over zeer goede investeringsmogelijkheden blijkt te beschikken en zij besluit die te financieren met een aandelenemissie. Welke van de volgende stellingen gaat dan niet op? a. In een zwak efficiënte markt had je hiervan kunnen profiteren door de historische koersontwikkeling te bestuderen. b. Als er sprake is van een Modigliani & Miller wereld, zal er geen koersreactie optreden op de emissie, maar wel op het nieuws van de investeringsmogelijkheden. c.
In een semi-sterk efficiënte markt kun je alleen voor aankondiging van het nieuws profiteren van een eventuele koersstijging.
d. In een sterk efficiënte markt kun je zelfs niet profiteren van voorkennis.
Vraag 30. Het aandeel Ajax is beursgenoteerd. Na enkele teleurstellende seizoenen wordt Johan Cruijff als nieuwe trainer en verlosser binnengehaald. Dat wordt als zeer goed nieuws beschouwd. Naar verwachting zal hij Ajax terugleiden naar de Europese top en vele prijzen halen. Dat zal zich ook financieel uitbetalen. De volgorde van de gebeurtenissen is als volgt:
op 3 maart komt via welingelichte bronnen naar buiten dat Cruijff zeer waarschijnlijk de nieuwe trainer wordt (kans 70%).
op 11 maart wordt aangekondigde dat hij de baan inderdaad aanneemt.
op 19 juni begint hij daadwerkelijk aan de baan.
Op welke momenten verwacht je een koersreactie, als je rekening houdt met een sterk efficiënte markt? a. Alle informatie is al in de koersen verwerkt, dus er is geen koerseffect. b. Alleen een koersreactie op 3 maart. c.
Koersreacties op alle drie de momenten.
d. Een sterke koersreactie op 3 maart en een minder sterke koersreactie op 11 maart
Vraag 31. Een onderneming kondigt aan dat zij vreemd vermogen gaat aantrekken. Bij aankondiging stijgt de beurskoers van het aandeel. Welke van de volgende beweringen verklaart deze stijging?
Pagina 11 van 14.
a. De onderneming profiteert van belastingvoordelen. b. In een Modigliani & Miller wereld met belastingen zou dit niet kunnen gebeuren. c.
Dit is precies wat je zou verwachten in een Modigliani & Miller wereld zonder belastingen.
d. Geen van de bovenstaande beweringen is juist.
Vraag 32. Welke van de volgende stellingen over insider trading (systematisch geld verdienen door handel met voorkennis) is juist? a. In een semi-sterk efficiënte markt kan men geen winst behalen met insider trading, maar in een sterk efficiënte markt wel. b. In een semi-sterk efficiënte markt kan men wel winst behalen met insider trading, maar in een sterk efficiënte markt niet. c.
In een semi-sterk efficiënte markt kan men geen winst behalen met insider trading, en in een sterk efficiënte markt ook niet.
d. Noch in een semi-sterk efficiënte markt, noch in een sterk-efficiënte markt kan men winst behalen met insider trading.
Vraag 33. Welke van de volgende profielen past het beste bij een onderneming die veel dividend uitkeert: a. hoge winst en veel investeringsprojecten met positieve NCW. b. hoge winst en weinig investeringsprojecten met positieve NCW. c.
lage winst en veel investeringsprojecten met positieve NCW.
d. lage winst en weinig investeringsprojecten met positieve NCW.
Vraag 34. Stel dat twee bedrijven, die allebei obligaties hebben uitstaan, aankondigen te fuseren. Wat gebeurt er dan met de koersen van hun obligaties? a. Omdat de kasstromen onder meer obligaties verdeeld zullen moeten worden, neemt het risico voor obligatiehouders toe; de koersen zullen dus dalen. b. Door de grotere omvang van het nieuwe bedrijf zal de kans op faillissement afnemen, zodat de kans toeneemt dat de obligaties worden afgelost; de koersen zullen dus stijgen. c.
Er is zeker geen koerseffect.
d. De koersen zullen gaan dalen omdat verwacht wordt dat de obligaties ingekocht zullen gaan worden.
Pagina 12 van 14.
Vraag 35. BMW wil Volkswagen overnemen. BMW biedt een aandelenruil en een overnamepremie van 12% over de huidige waarde van Volkswagen. Voor het bod staan er 3 miljard aandelen BMW uit, tegen een koers van 60 euro. Voor het bod is de marktwaarde van Volkswagen 220 miljard euro. De te verwachten synergie-effecten bedragen 20 miljard euro. Stel de deal gaat door, wat is dan de waarde van het aandelenpakket van de oorspronkelijke BMW aandeelhouders? a. 160,7 miljard euro. b. 173,6 miljard euro. c.
420 miljard euro.
d. die is met deze gegevens niet te berekenen.
Vraag 36. Welke van de volgende stellingen over fusies en overnames is niet juist? a. De totale waardecreatie is gelijk aan de totale waarde van de nieuwe combinatie min de som van de waardering van beide ondernemingen voor de fusie of overname. b. De overnamepremie bepaalt hoe de totale waardecreatie over beide partijen verdeeld wordt. c.
Als de betaalde overnamepremie hoger is dan te verwachten waardecreatie, dan gaan de aandeelhouders van de overgenomen partij er op achteruit.
d. De totale waardecreatie kan negatief zijn.
Vraag 37. Stel dat een Braziliaans bedrijf voor de eerste keer een obligatie uitgeeft in de Verenigde Staten. Welke van de volgende stellingen gaat dan niet op. a. De aandelenkoers van het bedrijf zal stijgen, als de belangen van aandeelhouders (en obligatiehouders) dankzij de strengere Amerikaanse regelgeving beter beschermd zullen worden. b. Als er sprake is van een Modigliani & Miller wereld zonder imperfecties, faillissementskosten en
belastingen,
zal
er
geen
koersreactie
optreden,
want
het
gaat
om
een
financieringstransactie met een NCW van 0. c.
De aandelenkoers van het bedrijf zal dalen, als de aandeelhouders denken dat de onderneming een te lage prijs heeft gekregen voor de obligatie.
d. De aandelenkoers van het bedrijf zal dalen, als de aandeelhouders denken dat er van het extra vreemd vermogen een disciplinerende werking uitgaat.
Pagina 13 van 14.
Vraag 38. Welke van de volgende beweringen is niet juist: a. Een eurobond is een off-shore obligatie die niet noodzakelijk in euro’s genoteerd hoeft te zijn. b. Door de dollar/yen koers te delen door de euro/yen koers krijg je een goede benadering van de dollar/euro koers. c.
De dollar/euro spot rate kan niet gelijk zijn aan de dollar/euro forward rate.
d. Relatieve koopkracht pariteit zegt dat verwachte wisselkoersveranderingen tussen valuta gelijk zijn aan de verwachte verschillen in inflatie tussen de betreffende landen.
Vraag 39. In Augustus 2001 was de 1-jaars rente in de Verenigde Staten gelijk aan 3.65% en de 1-jaars rente in Japan gelijk aan 1.00%. De spot wisselkoers bedroeg ¥120.70/$. Veronderstel dat na een jaar de rentestanden in beide landen gelijk waren aan 3.0%, terwijl de yen apprecieerde naar ¥112/$. Een Amerikaanse belegger verkocht in Augustus 2001 voor ¥1 miljoen aan 1-jaars obligaties (nominaal) en investeerde het bedrag in de Verenigde Staten door 1-jaars obligaties te kopen. Beide obligaties betalen geen coupon rente uit. Wat is het afgeronde resultaat van de belegger geweest (in $). a. Een winst van $887. b. Een verlies van $667. c.
Een winst van $219.
d. Een verlies van $430.
Vraag 40. Beschouw de gegevens uit de vorige vraag. Wat was in Augustus 2001 de verwachte wisselkoers voor na één jaar volgens Uncovered Interest Parity (UIP)? a. ¥117.61/$. b. ¥121.03/$. c.
¥123.87/$.
d. ¥127.20/$
Pagina 14 van 14.