Tentamen Corporate Finance BKB0023 18 augustus 2005 09:30 uur - 12:30 uur
Beste student, Voor U ligt het tentamen corporate finance. Het tentamen is gesloten boek en bestaat uit 40 meerkeuze vragen; vier alternatieven per vraag. Er mag een rekenmachine worden gebruikt; programmeerbare rekenmachine mogen niet worden gebruikt. De normering is als volgt: voor een 5,5 als cijfer moet U 26 goede antwoorden hebben. Neem de tijd voor het maken van de opgaven. Weet dat de meeste fouten door slordigheden ontstaan! In het geval van afgeronde antwoorden, zoek dat antwoord dat het dichtste bij Uw berekening ligt. Veronderstel in alle vragen dat er geen belastingen bestaan en dat er geen kosten zijn indien een onderneming in financiële nood raakt, tenzij anders staat aangegeven. Veronderstel verder dat kapitaal markten perfect zijn, tenzij anders staat aangegeven. Ga ervan uit dat alle opties van het Europese type zijn (i.e. ze mogen alleen worden uitgeoefend op afloopdatum). Ga er verder vanuit dat iedere optie, forward en future één-op-één is met het onderliggende aandeel. Bijvoorbeeld: een optie geeft het recht om één onderliggend aandeel te mogen kopen of verkopen. Alle rendement en risico getallen zijn op jaarbasis, tenzij anders vermeld. Van dit tentamen komt geen inzage of bespreking gezien het multiple choice karakter van het tentamen. Een uitgebreide uitwerking van de antwoorden staat aan het eind van de middag op Blackboard. Indien U vragen hebt na het tentamen, kunt U een e-mail sturen voor een afspraak. Veel succes! Reggy Hooghiemstra Ronald Huisman Willem Schramade
Pagina 1 van 15.
Vraag 1. Veronderstel dat bekend is dat staatsobligaties een yield (het equivalent van rendement) van 4% hebben. Het verwachte rendement op de AEX Index, de marktportefeuille, is 12% en het is bekend dat de covariantie tussen de rendementen op het aandeel Numico en de marktportefeuille 0,0030 is. Verder is bekend dat de volatiliteit van Numico 8% bedraagt en de volatiliteit van de marktportefeuille gelijk is aan 5%. Het CAPM model geldt. Wat is het verwachte rendement op Numico? a. 7,8%. b. 9,6%. c.
13,6%.
d. 18,4%.
Vraag 2. Het aandeel Yahoo staat genoteerd aan de beurs en heeft vandaag een prijs gelijk aan €40. Beleggers verwachten dat Yahoo, in overeenstemming met de statuten, tot in het oneindige jaarlijks een dividendbedrag gelijk aan €2,- euro zal uitkeren. Voorts is bekend dat het verwachte rendement op de marktportefeuille 11% bedraagt en dat staatsobligaties een yield (het equivalent van rendement) van 3% hebben. Wat is de beta van Yahoo? a. 0,18. b. 0,25. c.
0,63.
d. 0,75.
Vraag 3. Een belegger heeft haar totale portefeuille verdeeld over vier instrumenten: drie aandelen en een risicovrije staatsobligatie. Onderstaande tabel bevat informatie over haar portefeuille. Naam fonds
Geïnvesteerd bedrag
Beta van
(in €)
het fonds
Akzo Nobel
15.000
0,75
Royal Dutch
25.000
1,25
5.000
2,00
25.000
0,00
Ahold Staatsobligaties
Voorts is bekend dat het rendement op Nederlandse staatsobligaties momenteel 3,25% is en dat het verwachte rendement op de AEX Index, de relevante marktportefeuille 13% is. Wat is de beta van de portefeuille van deze belegger? Pagina 2 van 15.
a. 0,50. b. 0,75. c.
1,33.
d. Is op basis van bovenstaande informatie niet te bepalen.
Vraag 4. Welke van onderstaande stellingen is, gezien de in onderstaande tabel verstrekte informatie, juist? Naam fonds
Geïnvesteerd bedrag
Beta van
(in €)
het fonds
Akzo Nobel
15.000
0,75
Royal Dutch
25.000
1,25
5.000
2,00
25.000
0,00
Ahold Staatsobligaties
a. Omdat Ahold de hoogste beta heeft, is het ook tevens het meest volatiele aandeel. b. Als de belegger ervoor kiest relatief meer te beleggen in Akzo Nobel en minder in staatsobligaties (terwijl het totaal belegde bedrag ongewijzigd blijft) zal het verwachte rendement van de portefeuille dalen. c.
Als de belegger ervoor kiest relatief meer te beleggen in staatsobligaties en minder in Ahold (terwijl het totaal belegde bedrag ongewijzigd blijft) zal de beta van de portefeuille dalen.
d. Geen van bovenstaande uitspraken is juist.
Vraag 5. Welke van de onderstaande uitspraken over risico en rendement is juist? a. De beta van een beleggingsobject is een maatstaf voor het niet-systematische risico van het object. b. Een voorbeeld van niet-systematisch risico is dat de koersen van aandelen van banken beinvloedt worden door veranderingen in de rente. c.
Het verschil tussen systematisch en niet-systematisch risico is dat systematisch risico geëlimineerd kan worden door diversificatie.
d. In een factormodel probeer je het verwachte rendement te relateren in veranderingen die verband houden met systematische risico’s.
Vraag 6. Beschouw de volgende grafiek. De grafiek toont de efficiënte grenslijn en CML (Capital Market Line), gebaseerd op alle aandelen die in de landen die deelnemen aan de euro verhandeld worden. De Pagina 3 van 15.
risico-vrije rentevoet in de euro-zone is gelijk aan 5%. Er zijn vijf portefeuilles weergegeven (A,B,C,D,M). Hierbij is M de marktportefeuille en A is de meest efficiënte portefeuille bestaande uit alleen Nederlandse aandelen. 60%
D 50%
Verwacht Rendement
C 40%
M
30%
A B
20%
10%
0% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Risico
Welke stelling over de grafiek is juist? a. Een individueel project kan gewaardeerd worden aan de hand van de CML. b. Er is geen efficiënte portefeuille te creëren dat een risico heeft gelijk aan 5%. c.
Beleggen tegen de risico-vrije rentevoet is een efficiënte belegging
d. De CML wordt beschreven door het CAPM model.
Vraag 7. Welke van de onderstaande beweringen over de SML onjuist? a. De SML kan alleen gebruikt worden voor efficiënte portefeuilles. b. De SML is een grafische representatie van het CAPM model. c.
De SML gebruikt men om individuele investeringen te kunnen waarderen.
d. De SML is altijd een rechte lijn.
Vraag 8. Willie Wonka is CFO van een beursgenoteerde chocoladefabriek. De chocoladefabriek heeft op dit moment de volgende kapitaalstructuur: 30% eigen vermogen en 70% vreemd vermogen. Bekend is dat de WACC (gemiddelde gewogen vermogenskosten voet) van de onderneming 10% is en dat de chocoladefabriek jaarlijks 6% rente over zijn bankkrediet moet betalen. Het is een ideale wereld, met
Pagina 4 van 15.
andere woorden: het belastingtarief is nihil. Hoe hoog is het door de aandeelhouders geëiste rendement? a. 19,3%. b. 15,3%. c.
10,0%.
d. 9,3%%.
Vraag 9. Willie Wonka uit de vorige opgave staat onder druk van de investeerders: er wordt een hogere ondernemingswaarde van hem geëist. Om dat te bereiken denkt Willie Wonka erover om hiertoe de kapitaalstructuur de veranderen. Welke van onderstaande beweringen is in dat verband juist (u kunt er nog steeds vanuit gaan dat er geen belastingen zijn)? a. Willie Wonka moet naar een kapitaalstructuur streven waarin, ten opzichte van de vorige opgave, meer eigen vermogen en minder vreemd vermogen is. b. Willie Wonka moet naar een kapitaalstructuur streven waarin, ten opzichte van de vorige vraag, minder eigen vermogen en meer vreemd vermogen is. c.
Willie Wonka heeft corporate finance niet goed begrepen: door middel van een verandering in de kapitaalstructuur kun je de waarde van de onderneming niet beinvloeden.
d. Geen van bovenstaande beweringen is juist.
Vraag 10. Een onderneming heeft een debt-to-equity ratio gelijk aan 1,50 en heeft een marktwaarde gelijk aan €750.000. De rentekosten bedragen 8%. Het bedrijf overweegt om voor een bedrag gelijk aan €150.000 nieuwe obligaties uit te geven tegen 8% rentekosten op jaarbasis. Het volledige bedrag zal worden gebruikt om aandelen terug in te kopen. Er staan momenteel 35.000 aandelen uit in de markt. Wat is de debt-to-equity-ratio van de onderneming nadat de aandelen ingekocht zijn in een wereld zonder vennootschapsbelasting (afgerond op twee decimalen)? a. 1,50. b. 2,00. c.
3,00.
d. 4,00.
Vraag 11. Een onderneming is voor 75% met eigen vermogen gefinancierd. Als het bedrijf volledig gefinancierd zou zijn met eigen vermogen, zou het geëiste rendement op aandelen 12% zijn. De kosten van het
Pagina 5 van 15.
vreemde vermogen bedragen 10%. Wat is het op aandelen geëiste rendement bij een belastingtarief van 35%? a. 12,4%. b. 13,0% c.
15,9%.
d. 18,0%.
Vraag 12. Welke van onderstaande beweringen is juist? a. Volgens propositie II van Modigliani en Miller is, in een wereld zonder belastingen, de waarde van een onderneming het hoogst indien de onderneming volledig met vreemd vermogen is gefinancierd. b. Volgens propositie I van Modigliani en Miller is, in een wereld met belastingen, de waarde van de onderneming onafhankelijk van de kapitaalstructuur. c.
Volgens propisitie I van Modigliani en Miller is, in een wereld zonder belastingen, het door de aandeelhouders geëiste rendement niet afhankelijk van de kapitaalstructuur.
d. Volgens propositie II van Modigliani en Miller is, in een wereld met belastingen, het door de aandeelhouders geëiste rendement afhankelijk van de kapitaalstructuur.
Vraag 13. Discovery is een op de NYSE (New York Stock Exchange) genoteerde onderneming die zich toelegt op de verkoop van Tour de France merchandising. Op dit moment ziet de vermogensstructuur van Discovery er als volgt uit: 60% bestaat uit eigen vermogen en 40% uit vreemd vermogen. De kosten van het vreemde vermogen zijn 7%. Indien Discovery volledig met eigen vermogen zou zijn gefinancierd zouden de aandelen een beta van 0,40 hebben. Voorts is bekend dat de marktrisicopremie 12% bedraagt, terwijl T-Bills (Amerikaanse staatsobligaties) een yield hebben van 4% op jaarbasis. Hoe hoog is, gegeven de eerder geschetste vermogensstructuur, het door de aandeelhouders van Discovery geëiste rendement? (veronderstel dat er geen belastingen zijn). a. 12,0%. b. 9,3%. c.
10,0%.
d. 8,8%.
Vraag 14. Stel nu dat Discovery haar vermogensstructuur gaat veranderen naar een situatie met een debt-equity ratio gelijk aan 2. Wat is, ceterus paribus, het effect van deze andere vermogensstructuur op de Pagina 6 van 15.
WACC
(gewogen gemiddelde
vermogens
kostenvoet)
van
Discovery (u
kunt
nog steeds
veronderstellen dat er geen belastingen zijn)? a. De WACC van Discovery zal dalen. b. De WACC van Discovery zal niet veranderen. c.
De WACC van Discovery zal stijgen.
d. Je kunt geen enkele voorspelling doen ten aanzien van hoe de WACC van Discovery zal gaan veranderen.
Vraag 15. Stel dat een onderneming XYZ een EBIT (Earnings Before Interest and Taxes) heeft van €2,5 miljoen (oneindige looptijd). Indien XYZ volledig met eigen vermogen zou zijn gefinancierd, zou het een rendement hebben van 12,5%. Echter, XYZ is voor €20 miljoen met vreemd vermogen gefinancierd. Hierover moet de onderneming op jaarbasis 7,5% rente betalen. Voorts is gegeven dat de onderneming 35% vennootschapsbelasting betaalt. Wat is de marktwaarde van XYZ? a. €7 miljoen. b. €27 miljoen. c.
€20 miljoen.
d. €0 miljoen.
Vraag 16. Een belegger wil 1.000 aandelen Philips kopen. De koers van Philips is nu gelijk aan €21,-. Zij besluit 1.000 put opties te verkopen met een uitoefenprijs gelijk aan €21,- die aflopen in september 2005. De opties worden verhandeld tegen een premie van €0,60. Stel dat de koers van Philips €19,- bedraagt op afloopdatum. Wat is de winst of het verlies op de Philips portefeuille op afloopdatum? a. €1.400,- winst b. €2.600,- verlies c.
€1.400,- verlies
d. €2.600,- winst
Vraag 17. Welke van de volgende uitspraken is niet juist? a. Op een call optie wordt geen dividend ontvangen. b. Een Europese call optie geeft de koper het recht om op ieder tijdstip voor afloopdatum aandelen te kopen tegen de afgesproken uitoefenprijs.
Pagina 7 van 15.
c.
Een koper van een put optie zal alleen haar recht uitoefenen als de koers van het onderliggende aandeel lager is dan de uitoefenprijs.
d. Een schrijver (verkoper) van een call optie moet aandelen leveren als de koper haar recht uitoefent.
Vraag 18. De koers van een aandeel Koninklijke Olie is op dit moment €46,-. Een belegger wil een put optie kopen op aandelen Koninklijke Olie met een uitoefenprijs van €45,- met een looptijd van exact 1 jaar. De koers van een aandeel Koninklijke Olie zal over exact 1 jaar of €40,- bedragen of €50,-. De 1-jaars rente is gelijk aan 5%. Welke van de onderstaande antwoorden ligt het dichtst bij de waarde (premie) van deze put optie? a. €2,14 b. €0,97 c.
€2,40
d. €0,81
Vraag 19. De waarde van de AEX Index is op dit moment gelijk aan 340. De premie van een at-the-money put optie op de AEX en een looptijd van exact 2 jaar is gelijk aan €36,-. De 2-jaars marktrente bedraagt 5% op jaarbasis. Welke van de onderstaande antwoorden ligt het dichtst bij de waarde van een atthe-money call optie met gelijke looptijd? a. €73,b. €67,c.
€52,-
d. €36,-
Vraag 20. Welke van de onderstaande antwoorden is niet juist? a. De waarde van het eigen vermogen van een onderneming is gelijk aan een call optie op de waarde van de onderneming met als uitoefenprijs de marktwaarde van het eigen vermogen. b. Vreemd vermogen verschaffers bezitten obligaties en een geschreven put optie op de waarde van de onderneming met als uitoefenprijs de marktwaarde van het vreemde vermogen. c.
Vreemd vermogen verschaffers hebben feitelijk een put optie verkocht op de onderneming.
d. Aandeelhouders bezitten feitelijk een call optie op de onderneming.
Pagina 8 van 15.
Vraag 21. De koers van een aandeel Philips is gelijk aan €21,-. Philips heeft een converteerbare obligatie uitgegeven met een nominale waarde van €1.000,- die over exact 1 jaar afloopt. De conversie ratio is gelijk aan 40. De marktprijs van een zero-coupon obligatie van Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een nominale waarde van €1.000,- is gelijk aan €952,-. Welke van de onderstaande portefeuilles bootst de converteerbare obligatie na? a. De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in aandelen Philips. b. De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in put opties op aandelen Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een uitoefenprijs van €25,-. c.
De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in call opties op aandelen Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een uitoefenprijs van €40,-.
d. De genoemde obligatie van Philips plus een investering van €48,- in call opties op aandelen Philips met een looptijd van exact 1 jaar en een uitoefenprijs van €25,-.
Vraag 22. RHP BV heeft converteerbare obligaties uitstaan. Elk van deze obligaties heeft een nominale waarde gelijk aan €1.000,- en is converteerbaar is 40 aandelen. Wat is de conversieprijs en wat is de conversie ratio van deze converteerbare obligatie? a. Conversieprijs = 25; conversieratio = 25. b. Conversieprijs = 25; conversieratio = 40. c.
Conversieprijs = 1.000; conversieratio = 25.
d. Conversieprijs = 1.000; conversieratio = 40.
Vraag 23. Welke van de volgende uitspraken geeft het verschil weer tussen een warrant en een call optie en de implicatie van dit verschil? a. Warrants zijn put opties en dat verklaart het verschil. b. Call opties worden uitgegeven (geschreven) door de onderneming in tegenstelling tot warrants. Hierdoor treedt een verwateringseffect op voor bestaande aandeelhouders. c.
Warrants worden uitgegeven door de onderneming in tegenstelling tot call opties. Hierdoor treedt een verwateringseffect op voor bestaande aandeelhouders.
d. Warrants worden uitgegeven door de onderneming in tegenstelling tot call opties. Hierdoor hoeft een onderneming minder put opties uit te geven.
Pagina 9 van 15.
Vraag 24. De AEX Index staat vandaag op €340,-. Zoals bekend stijgen aandelen gemiddeld met 10% op jaarbasis bij een risico (volatiliteit) van 20%. Dit betekent dat men er vanuit kan gaan dat in 95 van de 100 jaren het rendement zal liggen tussen –30% en +50%. De rente in de markt is gelijk aan 5% op jaar basis. Een handelaar krijgt de mogelijkheid om een futures contract op de AEX Index met een looptijd van exact één jaar te verkopen voor €360,-. Hoeveel winst of verlies kan de handelaar risicoloos behalen als zij besluit één contract tegen deze prijs te verkopen? a. €3,- winst b. €0,c.
€17,- verlies
d. €34,- verlies
Vraag 25. Welke van onderstaande uitspraken is niet juist? a. Een koper van een futures contract is een koopverplichting aangegaan. b. De waarde van een forward contract op een aandeel hangt af van de verwachte waarde van het aandeel op afloopdatum van het contract. c.
Futures contracten komen voornamelijk in gestandaardiseerde vorm voor in tegenstelling tot forward contracten.
d. Een verschil tussen forward contracten en futures contracten is dat futures verhandeld worden op beurzen.
Vraag 26. Ritsaart Ockels heeft een huis gekocht. Om dit huis te financieren heeft hij een hypotheek bij een bank genomen voor €200.000,- tegen een vast rentetarief van 4,5% voor de komende 10 jaar. Welke van de volgende stellingen gaat op voor onze vriend Ritsaart? a. Ritsaart heeft een forward contract afgesloten met de bank. b. Ritsaart heeft een swap afgesproken met de bank voor een vast rente tarief van 4,5%. c.
Ritsaart loopt het risico op hogere rentelasten gedurende de komende 10 jaar.
d. Ritsaart heeft feitelijk van de bank een calloptie gekocht op de rentevoet; als de rente stijgt, dan wordt hij hiervoor gecompenseerd.
Vraag 27. De voetballer Alex is het zat bij PSV en wil voor Feyenoord voetballen. Feyenoord is al jaren op zoek naar een solide verdediger en ziet de komst van Alex wel zitten. Alex staat nog een aantal jaren onder
Pagina 10 van 15.
contract bij PSV en zij willen hem liever niet laten gaan. PSV verwacht dat Alex in de komende jaren nog veel meer waard wordt. PSV weet dat de verdediger in zijn hart graag voor Feyenoord wil voetballen en wil hem alleen dan naar Feyenoord laten gaan als zij mee kunnen profiteren van de waardestijging van Alex als hij bij Feyenoord voetbalt. Wat voor een deal kan PSV met Feyenoord afsluiten om dit te realiseren? a. Feyenoord verkoopt PSV een deel van een call optie op de waarde van Alex. b. PSV verkoopt een put optie op Alex aan Feyenoord. c.
Feyenoord en PSV spreken een swap contract af, waarbij Feyenoord aan PSV een bedrag betaalt als Alex meer waard wordt.
d. PSV koopt een put optie op Alex van Feyenoord.
Vraag 28. Een belegger heeft alleen 100 aandelen van Koninklijke Olie in haar portefeuille. Welke van de volgende transacties verlaagt niet de volatiliteit (risico) van haar portefeuille? a. Verkoop een call optie op aandelen Koninklijke Olie. b. Verkoop een put optie op aandelen Koninklijke Olie. c.
Verkoop een forward contract op aandelen Koninklijke Olie.
d. Koop een put optie op aandelen Koninklijke Olie.
Vraag 29. Stel
dat
een
onderneming
aankondigt
dat
zij
een
niet
eerder
aangekondigde
investeringsmogelijkheden ziet met een positieve netto contante waarde en dat zij besluit die te financieren met een obligatie-emissie. Welke van de volgende stellingen is dan juist? a. Als er sprake is van een Modigliani & Miller wereld zonder belastingen, dan zal er geen koersreactie optreden op de emissie zelf, en ook niet op het nieuws van de investeringsmogelijkheden. b. Als er sprake is van een Modigliani & Miller wereld zonder belastingen, dan zal er geen koersreactie
optreden
op
de
emissie
zelf,
maar
wel
op
het
nieuws
van
de
investeringsmogelijkheden. c.
Als er sprake is van een Modigliani & Miller wereld met belastingen, dan zal er wel een koersreactie
optreden
op
de
emissie
zelf,
maar
niet
op
het
nieuws
van
de
investeringsmogelijkheden. d. Als er sprake is van een Modigliani & Miller wereld met belastingen, dan zal er geen koersreactie optreden op de emissie zelf, en ook niet op het nieuws van de investeringsmogelijkheden.
Pagina 11 van 15.
Vraag 30. Het aandeel Schnappi AG presteert al geruime tijd matig. De teneur in de markt is dat de CEO, Franz Schnappi senior, over zijn top heen is en eigenlijk zou moeten opstappen. Stel dat de volgende gebeurtenissen plaatsvinden:
Op 19 augustus komt Franz Schnappi senior om bij een Nijlcruise.
3 dagen later steekt het sterke gerucht op dat mevrouw A de nieuwe CEO wordt, wat als goed nieuws wordt gezien.
Op 26 augustus kondigt Schnappi AG aan dat Franz Schnappi senior zal worden opgevolgd door zijn zoon, Franz Schnappi junior. Deze wordt als veel minder competent gezien dan mevrouw A.
Op 29 augustus wordt Franz Schnappi junior officieel gepresenteerd.
Op 1 oktober gaat Franz Schnappi junior aan de slag.
Wat gebeurt er met het aandeel Schnappi, als je rekening houdt met een sterk efficiënte markt? a. Alleen een koersreactie op 19 augustus. b. Positieve koersreacties op 19 en 22 augustus en een negatieve reactie op 26 augustus. c.
Koersreacties op 4 van de 5 bovengenoemde data.
d. Alle informatie is al in de koersen verwerkt, dus er is geen koerseffect.
Vraag 31. Welke van de volgende stellingen is niet juist: a. Het tax shield is de contante waarde van de belastingbesparingen op interestbetalingen. b. Bij de berekening van het tax shield is het geëiste rendement op het vreemd vermogen niet relevant, omdat dat de kostenvoet is waartegen verdisconteerd moet worden. c.
Ook in een wereld met belastingen is het belastingpercentage niet relevant voor de berekening van de WACC.
d. Het tax shield is gelijk aan de waarde van de levered onderneming minus de waarde van de unlevered onderneming.
Vraag 32. Welke van de volgende observaties duidt op het feit dat de markt niet in de sterke vorm efficiënt is? a. Portefeuille managers van beleggingsfondsen weten gemiddeld geen outperformance te genereren. b. Managers die handelen in aandelen van de onderneming voor welke zij werken, behalen systematisch abnormale rendementen. c.
Ieder jaar blijkt dat gemiddeld 50% van alle beleggingsfondsen het beter doet dan de markt.
d. Een beleggingsfonds claimt dat zij het vorig jaar beter gedaan hebben dan de markt.
Pagina 12 van 15.
Vraag 33. Welke van de volgende stellingen over dividend is niet juist? a. Snelgroeiende bedrijven keren meer dividend uit dan langzaam groeiende bedrijven. b. In een perfecte markt is het dividendbeleid van een onderneming niet relevant, want aandeelhouders kunnen zelf synthetische dividenden creëren. c.
Bedrijven die een gebrek hebben aan investeringsmogelijkheden met positieve netto contante waarde, kunnen hun overtollige kasstromen beter uitkeren in de vorm van dividenden of aandeleninkopen.
d. Hoge emissiekosten en belastingen kunnen bedrijven ervan weerhouden dividenden uit te keren.
Vraag 34. Stel dat twee bedrijven, die allebei obligaties hebben uitstaan, aankondigen te fuseren. In onderstaande tabel staan de marktwaarden voor aankondiging en de koersreacties die volgen op de aankondiging.
Bieder Doelwit
Marktwaarde Eigen Vermogen voor aankondiging 100 50
Marktwaarde obligaties voor aankondiging
Rendement aandeelhouders
Rendement obligatiehouders
30 20
-2% 10%
1% 1%
Welke van onderstaande stellingen is juist? a. Het positieve rendement op de obligaties reflecteert het coinsurance effect: door de grotere omvang van het nieuwe bedrijf zal de kans op faillissement afnemen, zodat de kans toeneemt dat de obligaties worden afgelost. b. De synergie-effecten voor aandeelhouders bedragen 5. c.
De totale waardecreatie voor alle vermogensverschaffers bedraagt 3.
d. Geen van bovenstaande stellingen is juist
Vraag 35. Stel dat PepsiCo Danone zou willen overnemen en geen hinder ondervindt van de Franse overheid. PepsiCo biedt een aandelenruil en een overnamepremie van 7% over de huidige waarde van Danone. Voor het bod staan er 1,65 miljard aandelen PepsiCo uit, tegen een koers van 55 euro. Voor het bod is de marktwaarde van Danone 28 miljard euro. De te verwachten synergie-effecten bedragen 3 miljard euro. Stel de deal gaat door, welk rendement maken de oorspronkelijke PepsiCo aandeelhouders dan? a. -2.16% b. +1.15%
Pagina 13 van 15.
c.
+3.31%
d. dat is met deze gegevens niet te berekenen.
Vraag 36. Welke van de volgende stellingen over fusies en overnames is niet juist? a. Dankzij fusies en overnames kan de economie zich aanpassen aan veranderende concurrentieverhoudingen. b. Veel fusies en overnames resulteren in verliezen voor de aandeelhouders in de biedende onderneming. c.
De overnamepremie bepaalt hoe de totale waardecreatie over beide partijen verdeeld wordt.
d. Diverisificatie is een goede reden om te fuseren.
Vraag 37. Stel dat de rente in het Eurogebied lager daalt en dat de rente in de VS constant blijft. Volgens de rentepariteit zal de waarde van de euro: a. dalen ten opzichte van de dollar. b. stijgen ten opzichte van de dollar. c.
gelijk blijven ten opzichte van de dollar.
d. op de korte termijn gelijk blijven en daarna zich aanpassen ten opzichte van alle andere valuta.
Vraag 38. Stel dat een onderneming in de toekomst veel zal verkopen in de VS. De leveringen zijn al afgesproken en zullen op moment van levering in dollars afgerekend worden. Op welke van de volgende manieren dekt de onderneming dat risico niet af? a. De onderneming kan een swap aangaan met een bank om de wisselkoers te fixeren. b. De onderneming kan puts op de dollar kopen. c.
De onderneming kan calls op de dollar kopen.
d. De onderneming kan dollar futures verkopen.
Vraag 39. Stel dat in Augustus 2031 de 1-jaars rente in de Verenigde Staten gelijk is aan 0.65% en de 1-jaars rente in Argentinië 50% is. De spot wisselkoers bedraagt 4 Peso/$. Veronderstel dat een jaar later de rentestanden in beide landen zijn gedaald naar respectievelijk 35% (Argentinië) en 0.30% (VS), terwijl de Peso deprecieert naar 5,9 Peso/$. Een Amerikaanse belegger verkoopt in Augustus 2031 voor 1 miljoen Peso aan 1-jaars obligaties (nominaal) en investeert het bedrag in de Verenigde Staten door 1-jaars obligaties te kopen. Wat zal het afgeronde resultaat van de belegger zijn (in $)? a. Een winst van $1728,39 Pagina 14 van 15.
b. Een verlies van $80508,48 c.
Een winst van $12012,71
d. Een verlies van $2612,29
Vraag 40. Beschouw de gegevens uit de vorige vraag. Wat is in Augustus 2031 de verwachte wisselkoers voor Augustus 2032 volgens Uncovered Interest Parity (UIP)? a. 5,63 Peso/$ b. 5,96 Peso/$ c.
6,04 Peso/$
d. 6,39 Peso/$ --- einde ---
Pagina 15 van 15.