Studiegids
Opleiding Bachelor Social Work studiejaar 2011 - 2012
Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Universiteit van de Nederlandse Antillen
Mission: To contribute to the social, economic, and intellectual development of the Caribbean society through higher education, research, and community service. We consider societal involvement and quality as key values. Our graduates have the potential to become future leaders of the Caribbean.
Vision: To become a leading institute for higher education and research in the Dutch Caribbean by 2010, and to serve as an example for education and research institutes in the entire Caribbean. We aim to be recognized as the organization most known for improving the social and economic situation of the Dutch Caribbean. Student numbers at our university are expected to exceed 2.000 in 2010. We focus on strong involvement in developments that affect the entire community, and strong relationships with public and private organizations. All our courses are accredited.
Uit: UNA, Strategisch beleidsplan (2006 – 2010)
Aanleiding tot de Nieuwe opleiding Bachelor Social Work
“De Antilliaanse samenleving is een samenleving in beweging: staatkundige, economische en sociale veranderingen dienen zich dwingend aan”. Sinds de tijd dat deze uitspraak is gedaan zijn deze veranderingen de afgelopen jaren versneld. De huidige ontwikkelingen in het kader van de staatkundige hervormingen, de groeiende sociale problematiek, de vergrijzing van de beroepsbevolking en de behoefte aan hoger opgeleiden die beschikken over een kennisbasis en competenties die zijn toegespitst op de Antilliaanse context, onderstrepen eens te meer de noodzaak om het hoger onderwijs op de Antillen en met name op Curaçao een flinke impuls te geven. Wanneer een samenleving snelle maatschappelijke veranderingen doormaakt, is het van belang dat goed opgeleide mensen dit proces en de mogelijke negatieve consequenties daarvan kunnen analyseren, interpreteren en in beleid en praktijk vorm te geven en te begeleiden. Dit dient zowel op groepsniveau (maatschappij) als op het niveau van individuele en groepen cliënten (gedrag) te gebeuren.
Uit: Opleidingsplan Bachelor Social Work (2009)
Studiegids BSW – 2011 – 2012
1
Voorwoord
1
Factsheet
5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen De opleiding Bachelor Social Work Sociaal Agogisch Handelen Drie taakgebieden Uitstroomprofielen Fasen en niveaus in de opleiding Major-Minor structuur Stage Studieloopbaanbegeleiding (SLB)
6 6 6 7 8 8 9 9 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Het onderwijs Competentiegericht onderwijs Kennis (blijven) ontwikkelen, verbreding en specialisering Sociaal-agogische eindcompetenties Competenties Competentiegericht leren in leerlijnen Invulling van leerlijnen
11 11 11 12 12 13 14
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Programma opbouw Jaarplanschema eerste jaar – Propedeuse Jaarplanschema tweede jaar – eerste jaar hoofdfase Jaarplanschema derde jaar – Stagejaar Jaarplanschema vierde jaar – Afstudeerfase Jaarrooster 2010 – 2011 Beschrijving studieonderdelen. Verplichte literatuur
18 18 19 20 21 21 23 23
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
Toetsen en examens Fasen in de opleiding Doorstroomregeling / drempelregeling / bindend afwijzend studieadvies Toetsing Portfolio Tijdvakken en frequentie van toetsing Bekendmaking van de uitslag en studievoortgangsregistratie Aanvraag vrijstellingen Schriftelijke toetsen, tentamens, etc. inzien en nabespreken Bewaring tentamens, werkstukken e.d. Aanwezigheidsplicht en consequenties van niet voldoen aan de gestelde eisen
25 25 25 26 26 26 27 27 27 27 28
6 6.1 6.2
Kwaliteitszorg Opleidingsadviesraad Faculteitsraad
30 30 30
7 7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.3 7.3.1 7.3.2 7.4 7.4.1 7.4.2 7.5
Toelating, inschrijving en kosten Toelatingseisen Algemeen Buitenlands diploma Colloquium Doctum Vormen van Inschrijving Reguliere voltijd student Toehoorder, alleen bij theorievakken Certificaatstudent Inschrijfprocedure Inschrijfformulier Collegekaart Inschrijf-, college- en examengelden Tarieven Examengeld Bachelor Schuldbekentenis
32 32 32 32 32 32 32 33 33 34 34 34 34 35 35 35
Studiegids BSW – 2011 – 2012
2
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8 8.9
Overige regelingen Onderwijsexamenregeling (OER) Geldigheidsduur van studieresultaten Examencommissie Indienen verzoekschriften voor extra herkansing of vrijstellingen Fraude Beroepscommissie Suggesties en klachten Faculteitsraad Studentenraad
36 36 37 37 38 38 39 39 39 39
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7
Praktische informatie Kantoor BSW Officemanagement FMG Stagecoördinator BSW Programmanager BSW Decaan van de Faculteit Team BSW Bereikbaarheid docenten
40 40 40 40 40 40 41 42
10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8 10.9
Faciliteiten en diensten Student Affairs Studentendecanaat Bestelmogelijkheden van literatuur Bibliotheek Campus Computercentrum (CCUNA) Communicatie binnen de opleiding Bereikbaarheid studenten Roostering
43 43
Bijlagen 1. competenties uitgewerkt naar Leerresultaten 2. Beschrijving studieonderdelen
47
Studiegids BSW – 2011 – 2012
43 44 44 45 45 45 46
3
Beste student, Voor je ligt de studiegids van de opleiding Bachelor Social Work. Social Work maakt deel uit van de faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen. De opleiding en het instituut vallen onder de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA). Deze studiegids informeert studenten, docenten en andere betrokkenen over de opleiding en de organisatie van de Bachelor Social Work in het studiejaar 2011– 2012. De studiegids is een wegwijzer, waarmee je jezelf kunt oriënteren op de organisatie van het instituut en de opleiding, op algemene regelgeving en op de inhoud en opzet van het studieprogramma. Lees de studiegids goed en gebruik hem ook asl naslagwerk tijdens je studie.Hoewel deze gids met de grootst mogelijke zorgvuldigheid is opgesteld, kunnen er toch fouten in staan. Je kunt aan de beschrijving in de studiegids dan ook geen rechten ontlenen.
NVAO-toetsing In december 2009 is de opleiding beoordeeld door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. De toetsing heeft tot een ‘positieve beoordeling’ geleid van BSW als Nieuwe Opleiding. Dit betekent dat de opleiding qua niveau vergelijkbaar is met de opleidingen in Nederland die geaccrediteerd zijn en dat er – afgezien van inhoudelijke verschillen – studenten kunnen doorstromen naar opleidingen in Nederland. Het niveau voor een HBObachelor is vastgelegd in officiële documenten. Deze toetsing betekent ook dat de opleiding over 6 jaar wederom beoordeeld zal gaan worden. We zullen de komende jaren daarom hard werken om het niveau van de opleiding te garanderen en te handhaven. Voor de studenten betekent dit dat indien zij de opleiding volgens het gestelde niveau afronden, ook weerkelijk voldoen aan het HBO-bachelor niveau.
Man en vrouw Met het oog op leesbaarheid verwijzen we in de tekst naar de student of de Social Worker met hij. Het spreekt voor zich dat hiermee ook altijd zij is bedoeld.
We wensen je een inspirerend en succesvol studiejaar toe.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
4
1. Factsheet Opleiding Bachelor Social Work Opleiding: Uitstroomprofielen: Omvang: Major: Minor: Nominale studieduur: Opleidingsvariant: Voertaal: Literatuur:
Bachelor of Social Work Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) Human Resource Management (HRM) 240 STUDIEPUNTEN (EC) Propedeusefase: 60 EC Profielfase 150 EC keuzeprogramma 30 EC 4 jaar voltijd Nederlands/Papiamentu/Engels Nederlands/Papiamentu/Engels
ECTS/EC - Studiepuntenregeling Bij de opzet van een studieonderdeel houden we rekening met de tijdsinvestering die redelijkerwijs van studenten verwacht mag worden om een opleiding te kunnen volgen en voltooien. Internationaal is die investering gesteld op 42 weken van veertig uur. De gevraagde tijdsinvestering wordt studiebelasting of studielast genoemd. Die wordt uitgedrukt in studiebelastinguren of in studiepunten. De studiepuntenregeling stelt vast hoe studiepunten bij de opzet van een studieonderdeel worden ingezet. Doel van de studiepuntenregeling is om de studielast van het vierjarige opleidingscurriculum optimaal te beheersen en te spreiden. De studiepunten die je behaalt worden bij BSW in ECTS ‘European Credit Transfer System’ uitgedrukt. ECTS is een soort gemeenschappelijke munt in cijfers en studiepunten voor de studielast. Een EC (European Credit) staat voor 28 uur studie. Onder studielast verstaan we: de inspanning, uitgedrukt in studie-uren, die de gemiddelde student moet opbrengen om op een gemiddeld niveau de afstand te overbruggen tussen de begin en eindtermen van een studieonderdeel of een gedeelte daarvan. Uit de studiepuntenregeling moet niet geconcludeerd worden dat veertig uur studeren per week zonder meer voldoende is. Studenten die op een hoger dan gemiddeld niveau willen afstuderen zullen in het algemeen eveneens méér tijd nodig hebben.
Eisen aan de studielast •
Bij de planning en beheersing van de studielast gelden de volgende spelregels:
•
De studielast wordt uitgedrukt in studiepunten, waarbij 1 studiepunt = 28 uur studielast.
•
De studielast van elk studieonderdeel wordt uitgedrukt in hele studiepunten.
•
De studielast van een studiejaar bedraagt 60 studiepunten of 1680 studie-uren.
•
De studielast van het vierjarige curriculum bedraagt 240 (= 4 x 60) studiepunten of 6720 (= 4 x 1680) uren.
•
De studielast van de propedeutische fase bedraagt 60 studiepunten, die van de hoofdfase 180 studiepunten.
•
Bij het bepalen van de studielast worden praktijkactiviteiten uitgedrukt in studiepunten. Dit geldt voor zowel voltijd- als deeltijdopleidingen.
De studietijd die je kwijt bent aan een studieonderdeel, uitgedrukt in een bepaald aantal studiepunten, omvat deelname aan programma's, voorbereiden en bijwonen van colleges, nazorg, literatuur bestuderen, voorbereiden
Studiegids BSW – 2011 – 2012
5
en maken van een tentamen. Voorbereidingstijd voor herkansing en deelname aan een herkansingstoets is niet inbegrepen.
2
Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen
2.1 De opleiding Bachelor Social Work De Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen biedt studie(s) aan op het vlak van maatschappelijk, socialeen gedragswetenschappelijk vraagstukken binnen de Curaçaose resp. Antilliaanse samenleving. Voor u ligt de studiegids van de eerste opleiding aan de faculteit, de opleiding “Bachelor Social Work” , die vanaf 1 september 2008 wordt aangeboden.
De opleiding” Bachelor Social Work” is opgezet in nauwe samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam. Na afronding van deze opleiding wordt de titel Bachelor of Social Work verkregen met één van de volgende gekozen uitstroomprofielen: Maatschappelijk Werk (MW), Pedagogische Hulpverlening (PH) of Human Resource Management (HRM). Dit hoofdstuk beschrijft de kern van Social Work en structuur van de opleiding op hoofdlijnen.
2.2 Sociaal Agogisch Handelen Wat is de kern van de opleiding Social Work. De kern van het Social Work bestaat uit Sociaal Agogisch Handelen. Sociaal... Het sociale doel dat de professional zich stelt is steeds de realisatie van een menswaardig bestaan (to enhance well-being), zowel feitelijk (materieel) als vanuit beleving (immaterieel) en zowel op individueel niveau als op het niveau van groep en samenleving. Het handelen is gericht op vrijwel alle facetten van de verhouding van het individu en zijn of haar omgeving (social work intervenes where people interact with their environments). Het kan dus zowel gaan om persoonlijke zelfrealisatie als om het realiseren van menswaardige maatschappelijke en culturele verhoudingen. Wat op politiek niveau menswaardig is, is deels expliciet vastgelegd in rechten, plichten, sociale regelgeving en maatschappelijke voorzieningen; deels krijgt het ook inhoud in meer impliciete waarden en normen (gewoontes, zeden, gedrag). Het sociale wordt ook vorm gegeven door de (vrijwillige) inzet van individuen, groepen, samenlevingsverbanden (buurten) op sociaal en cultureel gebied. Voorzieningen en waarden waarin het sociale karakter van de samenleving tot uitdrukking komt, zijn bijvoorbeeld sociale zekerheid, toegankelijke gezondheidszorg voor allen, deelname aan cultuur, toegankelijkheid onderwijs voor allen, diverse vormen van zorg, ondersteunde vrijetijdsvoorzieningen (verenigingen, activiteiten, enzovoort).
Agogisch.... Agogisch handelen houdt in: het zodanig interveniëren, begeleiden, faciliteren, enzovoort, dat wat optimaal mogelijk is c.q. wordt beschouwd, ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. De interventie is daarbij steeds zodanig, dat de betrokken individuen zelf, samen met anderen, hun situatie maken zoals zij vinden dat deze moet zijn, binnen de kaders van hun eigen en de gegeven contextuele mogelijkheden. Binnen de sociaalagogische beroepen is de professional echter degene die veranderingen initieert, begeleidt en/of faciliteert in de verhouding individu –
Studiegids BSW – 2011 – 2012
6
maatschappij. Hij of zij opereert ontwikkelingsgericht en op basis van wederkerigheid: in de dialoog wordt de richting bepaald. Dat brengt met zich mee dat sociaal-agogen niet zozeer gericht zijn op het beschrijven van situaties (diagnostisch) maar op de dynamiek van het veranderen. Ook is de sociaal-agoog niet gericht op het overnemen van de ontwikkeling, maar op het stimuleren van de ander tot het zelf in gang zetten van een ontwikkeling. Dit komt het sterkst tot uiting in het 2e jaar bij het studieonderdeel ‘Community Development’. Grondtrekken van het sociaalagogisch handelen De basiskenmerken van het professioneel sociaalagogisch handelen zijn: •
Sociaalagogisch handelen is professioneel normatief handelen, dat wil zeggen handelen in een situatie waar per definitie waarden in het geding zijn.
•
Sociaalagogisch handelen draagt bij aan het oplossen of het hanteerbaar maken van sociale vraagstukken/ problemen en sociale initiatieven. Het is gericht op verschillende facetten van de verhouding individu en samenleving bij het bereiken van een menswaardig bestaan en op het onderkennen en beïnvloeden van individuele condities en omgevingscondities.
•
Sociaalagogisch handelen is gericht op het activeren, mobiliseren en versterken van het handelingsvermogen van individuen, groepen en organisaties in hun context door de toepassing van sociaalagogische en creatiefagogische methoden.
•
Sociaalagogisch handelen is interactief en dialogisch, gekarakteriseerd door wederkerigheid (verbaal of nonverbaal). In die dialoog wordt normativiteit expliciet aan de orde gesteld.
•
In het sociaalagogisch handelen is steeds expliciet de persoonlijkheid van de professional mee in het geding: persoonlijke kwaliteiten worden professioneel ingezet ten behoeve van het initiëren van verandering c.q. versterken van het zelfregulerend vermogen.
•
De sociaalagoog beschikt in de dialogische relatie wél over professionele macht en draagt verantwoordelijkheid voor de relatie. Hij of zij verantwoordt zich naar de mensen voor wie hij werkt, naar de eigen organisatie, naar collega-professionals en naar de wereld van beleid en overheid.
2.3 Drie taakgebieden De taken binnen de sociaalagogische beroepen kunnen in drie gebieden worden ingedeeld: 1.
Agogisch-vakmatige taken Deze taken voeren sociaalagogen uit in zes domeinen, te weten: het menselijk bestaan op zichzelf, de vitale levensverrichtingen, de dagelijkse levensverrichtingen, de primaire leefsituatie, de directe sociale omgeving en het functioneren in de samenleving
2.
Organisatorische en bedrijfsmatige taken Het werken in en vanuit een bedrijf of arbeidsorganisatie bevat het vermogen tot het ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van een bedrijf of arbeidsorganisatie – waaronder kwaliteitszorg, beleidsontwikkelingen, samenwerking in netwerken, aansturing van medewerkers en vrijwilligers en dergelijke.
3.
Professionaliseringstaken Het werken aan professionaliteit en professionalisering omvat alle taken die bijdragen aan de ontwikkeling van een eigen beroepsidentiteit en het vermogen een bijdrage te leveren aan het beroep of de beroepsontwikkeling door signalering van lacunes tussen wat beleidsmatig en politiek wordt beoogd in de werkvelden en de praktijk van alledag waarin niet aan beoogde normen en/of standaarden wordt voldaan.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
7
Daarnaast gaat het om onderzoek en innovatie en het ontwerpen van diensten en methodieken voor klanten of klantgroepen. De taken in deze drie gebieden worden uitgevoerd met een grote mate van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid in een vaak complexe situatie. De taakuitvoering is mede beschreven in wet- en regelgeving en beleidskaders. Onjuiste taakuitvoering kan grote consequenties hebben voor de beroepspersoon, tot en met rechtsvervolging.
2.4 Uitstroomprofielen Na een algemene sociaal-agogische basis van 1,5 jaar kan de student tussen drie uitstroomprofielen kiezen. Elk uitstroomprofiel staat voor een specialisatie naar een werkveld, waar de basis gevormd wordt door het sociaalagogische handelen. Na het afronden van de studie wordt de titel “Bachelor of Social Work” verkregen met een zelf gekozen uitstroomprofiel. Dit houdt in dat de student zich heeft ontwikkeld in de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van het beroep in een specifieke beroepstak. Hieronder volgt een beknopte beroeps- en taakbeschrijving van de drie uitstroomprofielen: Maatschappelijk Werk De maatschappelijk werker zet zich in voor de verbetering in het sociaal functioneren van personen, door methodisch te werken met de cliënt en met de omgeving. Hij is werkzaam in allerlei organisaties die hulp en steun bieden aan mensen met problemen die lichamelijke, (psycho)sociale, psychische en materiële, juridische kennis vereisen. Hij helpt mensen uit te vinden wat hun rechten en plichten zijn en bij welke instantie ze het beste terecht kunnen. De maatschappelijk werker werkt met individuele cliënten, gezinnen en soms met groepen, onder meer in het bedrijfsleven, de (geestelijke) gezondheidszorg, het onderwijs, de reclassering, de jeugdzorg, de sociale zekerheid, de maatschappelijke opvang en revalidatiecentra. Daarnaast zijn er ook maatschappelijk en sociaal juridisch werkers die een eigen praktijk hebben. Pedagogische Hulpverlening Pedagogische Hulpverlening leidt studenten op om mensen te helpen – van jong tot oud - hun leven (weer) zo zelfstandig mogelijk in te richten. Het gaat om tijdelijke, langdurige of permanente hulp bij problemen in relaties, het gezin, de opvoeding of de eigen ontwikkeling, maar ook bij handicaps, geestelijke stoornissen of ziekte. De hulp bestaat uit begeleiding, ondersteuning en/of verzorging thuis maar vaak ook binnen de instelling waar de cliënt verblijft. Pedagogische hulpverleners werken onder meer in de jeugdzorg en de jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg, zorg voor verstandelijk gehandicapten, verslavingszorg, justitiële hulpverlening, maatschappelijke opvang, ouderenzorg, jongerenwerk en bij de overheid. Pedagogisch hulpverleners kunnen hun beroep ook in een zelfstandige praktijk uitoefenen. Human Resourcemanagement De HRM professional is thuis in het werkgebied van personeel en arbeid en richt zich op mensen, werk en organisaties. Denk hierbij aan onderwerpen als werving en selectie, loopbaan- en verzuimbeleid, beoordeling van medewerkers, individuele begeleiding van werknemers in hun loopbaan, communicatie en leidinggeven. In de meeste organisaties, groot of klein, profit of non-profit, speelt de personeelsdeskundige een belangrijke rol. Bovendien is het werk van de HRM-er afwisselend: je werkt met veel verschillende soorten mensen, werknemers èn werkgevers. Daarbij krijg je te maken met de meest uiteenlopende vragen en problemen. In de praktijk kom je de HRM-er overal tegen. Denk aan grote instellingen, zoals een ziekenhuis, een universiteit of ministeries, financiële instellingen of uitzendbureaus of bedrijfsleven, zoals banken, havenbedrijf, etc.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
8
2.5 Fasen en niveaus in de opleiding Gedurende de opleiding ontwikkelen en tonen studenten hun competenties in kenmerkende en/of kritische beroepssituaties. In elke fase van de opleiding worden hogere prestatie-eisen gesteld aan de student. De competenties zijn hiertoe uitgewerkt naar drie niveaus (Zie bijlage 1 voor de beschrijving van de competenties per niveau). Deze niveaus zijn: niveau 1 – hoofdfasebekwaam (propedeutisch examen) niveau 2 – stagebekwaam niveau 3 – startbekwaam (bachelor examen) Via de behaalde studieresultaten en een assessment toont de student dat hij of zij geschikt is om door te gaan naar de volgende fase (het volgende niveau) van de opleiding. In overeenstemming met de niveaueisen worden in elke fase van de opleiding hogere eisen gesteld aan de mate waarin de student sturing geeft aan zijn leerproces en de resultaten daarvan. Deze toenemende zelfsturing uit zich onder meer in een grotere eigen verantwoordelijkheid voor studiekeuzes, studieactiviteiten en studieresultaten gedurende de opleiding en een overgang van overwegend opleidingsgestuurd onderwijs naar meer sturing door de student. Zal het eerste jaar nog vrij sturend zijn, vanaf het derde jaar zal de student meer zijn studeren vanuit eigen doelen vorm moeten gaan geven.
2.6 Major-Minor structuur De Bachelor Social Work hanteert de Major-Minor structuur. Major: de nominale basisopleiding van 3,5 studiejaar (210 EC), waarin je de competenties verwerft om je beroep als Social Worker te kunnen uitoefenen. Minor: een samenhangend keuzeprogramma dat een half studiejaar duurt (1 semester, 30 EC). In dat halve jaar kun je je competenties verbreden of verdiepen binnen je eigen afstudeerrichting of kennismaken met een ander vakgebied, dat raakvlakken heeft met je eigen beroepsdomein. Steeds meer instellingen in het Hoger Beroepsonderwijs, in Nederland, en ook elders bieden deze keuze voor major – minor aan. Dat levert extra keuzemogelijkheden en flexibiliteit. Het geeft de mogelijkheid om snel in te spelen op actuele ontwikkelingen in het werkveld. Met dit aanbod van minoren, die specifiek gericht zijn op de actualiteit, behoeften en trends binnen het (internationale) beroepenveld, biedt de opleiding studenten – naast een volledig majorprogramma – de extra mogelijkheden om een gedeelte van hun studie in het buitenland te volgen en zich optimaal voor te bereiden op hun toekomstig beroep.
2.7 Stage Kennismaken met de praktijk en leren werken / werkend leren in de praktijk vindt plaats zowel binnenschools als buitenschools. In het eerste jaar vindt het binnenschoolse gedeelte primair in de projecten plaats waar door simulatie en reflectie inzicht verkregen wordt in realistische beroepssituaties én hoe daarin te handelen. Binnen elk project gaat de student op onderzoek uit in het werkveld. Daarnaast kent het binnenschoolse gedeelte praktijkbegeleiding en supervisie in het derde jaar. De praktijkbegeleiding heeft tot doel de student vanuit de instelling te ondersteunen door middel van themadagen en
Studiegids BSW – 2011 – 2012
9
specifieke trainingen bij de inhoudelijke vraagstukken waar zij tegen aan loopt. Supervisie heeft als doel het professionele handelen als beroepspersoon te ontwikkelen en bij te sturen.
Het buitenschoolse gedeelte start in het tweede jaar met een snuffelstage. De student gaat het werkveld van zijn interesse nader in kaart brengen door een oriënterende stage. Het derde jaar is het stagejaar, alwaar de student competenties in de beroepspraktijk, aangestuurd door opdrachten vanuit de opleiding én de instelling gaat verwerven.
2.8 Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Een belangrijk programma, dat als een rode draad door de opleiding loopt is de Studieloopbaanbegeleiding (SLB). De studieloopbaanbegeleider is eerste aanspreekpunt en vertrouwenspersoon voor de student. Contacten tussen SLB en de student kunnen de studievoortgang betreffen, maar kunnen ook gaan over persoonlijke problemen waarmee de student zich geconfronteerd ziet. De studieloopbaanbegeleider kan dan verwijzen naar een student counselor van de afdeling Student Affairs van de UNA. SLB is de didactische werkvorm, waarin de student in eerste plaats zijn eigen studieloopbaan en later de eigen loopbaan leert ‘managen’. Referentiepunten in dat ontwikkelingsproces zijn de opleidingscompetenties en de studieresultaten. Van belang is antwoord te geven op de vragen: ‘wie ben ik’?; ‘wat kan ik’? ‘wat wil ik? En hoe ga ik dat bereiken?’. Elk van de genoemde invalshoeken brengt waarden, eisen, dynamiek, dilemma’s, mogelijkheden en beperkingen met zich mee die de student in samenhang onderzoekt. Het product daarvan is dat een student op een steeds bewuster niveau de eigen ontwikkeling kan sturen. SLB biedt een eigen onderwijsinhoud aan. Binnen het SLB begeleidingsmodel geldt het doel dat de student als (beroeps)persoon zich voorbereidt op een beroepsleven met ‘verscheidenheid en veranderlijkheid”. Daarbinnen is de opdracht te blijven leren, actief vorm te geven aan het leven en de arbeidsidentiteit en de beroepsidentiteit die vorm krijgen in steeds verschillende contexten. In SLB leer je dat zelfsturende vaardigheden en koerszoekend vermogen belangrijke metacognitieve vaardigheden zijn voor een professional. SLB stuurt vooral de competentieontwikkeling op het punt van reflectie en zelfregulering. De docent heeft binnen deze werkvorm naast een beoordelende een betekenisgevende en coachende rol. SLB is een individueel proces. De dialoog met anderen is in dat proces van reflectie en betekenisgeving essentieel.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
10
3.
Het onderwijs
3.1 Competentiegericht onderwijs De opleiding Bachelor Social Work is opgezet als een competentiegerichte opleiding. Doel van het onderwijs dat wordt aangeboden is dat elke student de opleidingscompetenties ontwikkelt op bachelor niveau. Studenten worden zodanig opgeleid, dat zij aan het eind van hun studie beschikken over de juiste combinatie van kennis, vaardigheden en houding. Deze worden vervolgens ingezet om in de beroepspraktijk aan de slag te kunnen gaan als social worker met één van de afstudeerprofielen, en zich vervolgens beroepsmatig verder te ontwikkelen tijdens hun verdere loopbaan. Onder het begrip competentie verstaat de opleiding ‘Een integraal geheel van kennis, vaardigheden en houding die een persoon binnen een beroeps- en/of wetenschappelijke context adequaat weet in te zetten’. Met andere woorden: kennis, vaardigheden en houdingsaspecten (attitude) binnen de beroepscontext vormen de bouwstenen van de competenties.
3.2 Kennis (blijven) ontwikkelen, verbreding en specialisering In alle HBO-opleidingen in Nederland is de afgelopen jaren meer nadruk komen te liggen op het kunnen doen van toegepast onderzoek, het levenslang leren en de vraag om breed inzetbare maar ook gespecialiseerde professionals. Deze elementen zijn ook een belangrijk onderdeel van de opleiding BSW. Kennisontwikkeling Kennisontwikkeling en onderzoeksvaardigheden zijn een onderdeel geworden van de studie. Kennisontwikkeling is een deel van de ontwikkeling van jezelf als beroepsbeoefenaar. Kennis ontwikkel je niet alleen door theorie te bestuderen. Er wordt van een HBO-bachelor opgeleide professional verwacht dat deze ook gaat bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het beroep, door het uitvoeren van projecten en onderzoek. Je start in de opleiding met relatief eenvoudig onderzoek. Later lever je tijdens je studie een bijdrage aan methodiekverbetering of methodiekontwikkeling ten behoeve van een of meerdere cliënten (project maatwerk). Het uiteindelijke doel is dat je, als startbekwame professional, in de beroepspraktijk met onderzoeksgegevens van anderen kunt werken en ook dat je zelf een project kunt leiden en relatief eenvoudig toegepast onderzoek kunt doen. Leren leren Van elke student wordt verwacht dat deze zich ook na de studie blijft ontwikkelen. Inmiddels staat vast dat het levenslang leren niet alleen een ambitie, maar een pure noodzaak is. Kennis en inzichten veranderen in de loop van de tijd. Afgestudeerden en werknemers en werkgevers, ieder moet zich blijven ontwikkelen en zich nieuwe kennis, inzichten en handelswijzen eigen maken. Stilstand betekent in dit verband achteruitgang. Tijdens de studie wordt veel aandacht besteed aan hoe je kunt leren en hoe je je eigen leerstijl kunt analyseren en daarmee je voordeel kunt doen. Je leert je eigen leerdoelen te stellen en vast te stellen of je deze ook haalt. Je leert vooruit kijken en te plannen waar en hoe je verder kunt leren om effectief te kunnen handelen in verschillende (beroeps-) contexten. Reflectie op jezelf, op je leerproces, op je doelen, op je werk is een rode draad door de opleiding. Door reflectie zul je veel beter hetgeen in de boeken staat koppelen aan jouw eigenheid van een professioneel Social Worker. In de derde jaar zal hier via supervisie nog eens extra aandacht aan besteed worden.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
11
Brede inzetbaarheid De HBO-opleiding bachelor Social Work leidt breed inzetbare agogische professionals op, op bachelor niveau. Afgestudeerden beschikken over een brede basis social work in combinatie met een afstudeerprofiel dat is gericht op een specifiek werkveld1. De professional kan bijdragen aan duurzame ontwikkeling van de Antillen, hij heeft een eigen visie op zijn beroep en de context waarbinnen hij dit beroep uitoefent. Hij is in staat om creatief en pro-actief te werken in uitdagende omstandigheden en complexe beroepssituaties. Daarnaast ontwikkelt de Social Work professional beleid in wisselwerking met de praktijk. Hij is in staat zijn professioneel handelen te verantwoorden.
3.3 Sociaal-agogische eindcompetenties Dit hoofdstuk kleurt het plaatje van competenties verder in door – verdeeld over de drie taakgebieden – in totaal zes clusters van competenties te benoemen. Vanuit de uitstroomprofielen wordt hierop ingestoken door aan te geven hoe ze hun afgestudeerden voor die competenties kwalificeren.
3.4 Competenties De opleiding Social Work formuleren haar eindkwalificaties in zes clusters van competenties, gelegen binnen deze taakgebieden. De zes clusters per taakgebied zijn: Taakgebied
Competentiecluster
Omschrijving
Taakgebied 1 –
Verkennen, analyseren,
De professional is in staat om – samen met doelgroep,
Agogisch-
definiëren (agogisch)
opdrachtgever en andere betrokkenen – de kwaliteit van
vakmatige taken
de verschillende manieren waarop individu, groep en samenleving op elkaar betrokken zijn te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. Sociaalagogisch handelen
De professional is in staat tot methodisch handelen in
(beroep)
sociaalagogische contexten en tot het verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaalagogische contexten wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling (empowerment) van cliënt, groep en organisatie en samenleving.
Taakgebied 2 –
Werken in en vanuit een
De organisatorische context van waaruit de sociaalagoog
Organisatorische
bedrijf of organisatie
opereert kan sterk verschillen: van een zelfstandige kleine
en bedrijfsmatige
onderneming tot een grote organisatie met honderden medewerkers. Dát van de sociaal agoog op een bepaalde
1 Het individuele afstudeerprofiel c.q. de kwalificaties van de student worden in relatie tot het gevolgde binnen- en buitenschoolse programma vermeld op het diploma supplement
Studiegids BSW – 2011 – 2012
12
taken
wijze functioneren in die context wordt vereist, is evident.
Taakgebied 3 –
De persoon van de
De professional is in staat een aantal aan de eigen
Professionalise-
professional als instrument
persoonlijkheid verbonden vermogens professioneel in te
ringstaken
zetten op zodanige wijze dat afstand en nabijheid, presentie en interventie worden gecombineerd. Denk daarbij aan betrokkenheid, empathie, assertiviteit, representativiteit, integriteit en het kunnen hanteren van professionele macht en verantwoordelijkheid. Onderzoeken
De professional kan praktijkgericht onderzoek verrichten, gericht op planontwikkeling en beroepsontwikkeling .
Professionaliseren
De professional is in staat tot en voelt zich verantwoordelijk zich gedurende zijn loopbaan professioneel te blijven ontwikkelen en de eigen beroepscompetenties te onderhouden.
Zie verder bijlage 1 voor een uitgebreide beschrijving van de eindkwalificaties per competentiecluster per opleidingsniveau.
3.5 Competentiegericht leren in leerlijnen Het programma bestaat uit een aantal didactische leerlijnen, aan de hand waarvan de opbouw en samenhang tot stand komt. De theorielijn, de integratielijn met daarin de projecten en de flankerende colleges, de vaardighedenlijn, de studieloopbaanbegeleidingslijn en de praktijklijn (vanaf de hoofdfase). Elke leerlijn heeft een bepaald type leerdoelen met bijpassende didactische werkvormen, groepering, docent- en studentactiviteiten, docentrollen en toetsvormen. Leerlijn
Doelen
Resultaten
Theorielijn
Ontwikkelen van Sociaalagogische kennis en
Kennisbasis van het beroep,
beroepshouding.
wetenschappelijke toepassing
Ontwikkelen van beroepsvaardigheden en
Kritische beroepsvaardigheden.
Vaardighedenlijn
beroepshouding Integratielijn
Ontwikkeling van competenties door integratie van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten in kritische beroepssituaties.
Competenties social work, generieke HBO-competenties, praktijkgericht onderzoek , methodisch en reflectief denken en handelen en probleemgericht werken
Studiegids BSW – 2011 – 2012
13
Leerlijn
Doelen
Resultaten
Leren in de
Toepassen en verder ontwikkelen van
Competenties social work,
beroepspraktijk
competenties in praktijksituaties.
generieke HBO-competenties praktijkgericht onderzoek, methodisch en reflectief denken en handelen en probleemgericht werken
Studieloopbaanlijn
Ontwikkelen van kennis, houding en
Zelfsturende competenties (Lerende
vaardigheden gericht op zelfsturend werken en
Professional), kritische houding
leren (reflecteren op eigen handelen, continue professionele ontwikkeling). Ontwikkelen van een perspectief voor (studie-) loopbaanmanagement ten behoeve van de eigen competentieontwikkeling en afstudeerprofiel.
Leerlijnen brengen in relatie tot de inhouden van de programma’s samenhang aan in het programma. Deze samenhang krijgt vorm op kwartaalniveau en op curriculumniveau. In elk kwartaal worden alle leerlijnen aangeboden. De integratielijn, met het bijbehorende project en de flankerende colleges en de vaardighedenlijn staan altijd in het teken van een bepaald kernvraagstuk uit het beroep van de Social Worker. Daarnaast is er ook sprake van een longitudinale samenhang door de opbouw binnen elke afzonderlijke leerlijn.
3.6 Invulling van leerlijnen Hierna zijn voor elke leerlijn de doelstelling, de werkvormen, de docentrollen en de toetsvorm beschreven. Theorielijn Een solide kennisbasis is een randvoorwaarde voor studenten om zich te ontwikkelen tot competente beroepsbeoefenaars. Sociaalagogische kennis ligt aan de basis van de ontwikkeling van het professioneel denken en handelen en van de competenties van de Social Worker. Sociaalagogische kennis via de theorievakken vormt de basis voor het verantwoord en wetenschappelijk onderbouwd beroepsmatig handelen. Deze vakken bieden de concepten en modellen om problemen te analyseren, te verkennen, te definiëren en daarvoor effectieve methodieken te kunnen ontwerpen, die later in de praktijk toegepast kunnen worden. Dit betekent dat de ontwikkeling van kennis nauw is verbonden met de beroepspraktijk. In de theorielijn wordt verwezen naar de relevantie van kennis voor de projecten, stages en praktijkopdracht. In samenhang met de competentieniveaus neemt het niveau van onderwijsactiviteiten, literatuur, toepassing in beroepscontexten, zelfstudieopdrachten en ander onderwijsmateriaal toe gedurende de opleiding. De didactische werkvormen zijn hoor- en werkcollege. De docent heeft de rol van expert die beschikt over actuele kennis op het gebied van het kennisdomein en het beroep. Hij introduceert studenten in een bepaald thema of kennisgebied, positioneert deze in de kennisbasis van Social Work en legt steeds de relatie met de beroepspraktijk, in het bijzonder met het vraagstuk uit de beroepspraktijk dat in het project aan de orde is.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
14
Vaardighedenleerlijn In deze leerlijn ontwikkelen studenten kritische beroepsvaardigheden, met aandacht voor de eisen die de beroepspraktijk stelt. De vaardighedenlijn draagt bij aan de ontwikkeling van de competenties. Er is onderscheid te maken naar verschillende vaardighedenlijnen: Communicatieve beroepsvaardigheden Gedurende het eerste jaar wordt communicatieve beroepsvaardigheden getraind, zoals gespreksvaardigheden, samenwerkingsvaardigheden, presentatievaardigheden en gespreksvormen. Onderzoeksvaardigheden In het eerste en tweede jaar worden er verschillende blokken besteed aan onderzoeksvaardigheden en onderzoeksmethodieken. Expressievaardigheden Drama en Community art zijn vaardigheden gericht op het gebruiken van expressietechnieken ten behoeve van de eigen ontwikkeling, alswel in het kader van ontwikkeling van de doelgroep. Schriftelijke vaardigheden In het eerste jaar wordt veel aandacht besteedt aan de schriftelijke vaardigheid rapporteren. Methodische vaardigheden Onder deze categorie vallen de vaardigheden die te maken hebben met community building: het ontwikkelen en versterken van de kracht en oplossingsvermogen van de mens zelf. Didactische werkvormen behorend bij deze leerlijn zijn: vaardigheidstraining en rollenspelen. Studenten leren (deel) vaardigheden door te oefenen in oefensituaties. Gedurende de opleiding neemt de complexiteit van de oefensituaties toe. Daarbij wordt van studenten steeds meer verwacht dat zij een zelfstandige houding hebben, kritisch naar zichzelf kunnen kijken en hun beroepsmatig handelen kunnen verantwoorden vanuit professionele standaarden. De docent is trainer en geeft criteriumgerichte en constructieve feedback op de voortgang van het professioneel handelen van de student. Wanneer in relatie tot het professionele handelen richtinggevende werkmodellen en achterliggende theorie worden aangeboden is het werkcollege de didactische werkvorm. De toetsing van de vaardighedenlijn gebeurt door vaardigheidstoetsen waarin de student laat zien dat hij of zij over de getrainde vaardigheden beschikt.
Integratielijn Project Het project binnen deze leerlijn levert een bijdrage aan de ontwikkeling van competenties, doordat via werkend leren, kennis, vaardigheden en houdingselementen in samenhang worden toegepast in kenmerkende of kritische beroepssituaties. Hiertoe krijgen studenten opdrachten die zijn gebaseerd op kennisontwikkeling via (verkenning van) vraagstukken en dilemma’s uit de beroepspraktijk. De opdracht leidt tot beroepsproduct(en) en/of een bepaald resultaat voor een doelgroep. De integratielijn heeft een opbouw van ‘door de opleiding gestuurde’ naar ‘beroepspraktijk gestuurde opdrachten’. In projecten leren studenten in een projectgroep samen werkem door systematisch te werken aan de oplossing van een complex beroepsprobleem of –vraagstuk. Dit is in praktijk een vraagstuk waarvoor meerdere oplossingen mogelijk zijn. Het probleem is representatief voor het beroep en doet zich voor in een kritische beroepssituatie. De projectopdracht stimuleert studenten tot methodisch en reflectief denken, probleemgericht werken en andere generieke vaardigheden om beroepsproblemen op een effectieve manier aan te pakken. Ook scherpt de opdracht het kwaliteitsbesef aan, doordat studenten de gekozen oplossing dienen te verantwoorden vanuit het perspectief van verschillende actoren.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
15
Didactische werkvormen zijn projectbijeenkomsten en zelfstandig werken aan (onderzoeks-) opdrachten, individueel en in de projectgroep. In de propedeuse en het begin van de hoofdfase is de docent begeleider. In het kader van het principe van toenemende zelfsturing verandert de rol van de docent in projecten gedurende de hoofdfase van begeleider via coach naar consultant. Daarbij verandert de mate waarin studenten het leerproces op groeps- en individueel niveau sturen op de aspecten leerdoelen, organisatie en kwaliteit van projectresultaten of beroeps-product(en). Hierdoor verandert de sturing van het leerproces van docentgestuurd via gedeelde sturing naar studentgestuurd. In de laatste fase is de student in staat om alle fasen van het leerproces (oriëntatie – planning – uitvoering – evaluatie) van de projectopdrachten vrijwel zelfstandig te doorlopen. Flankerende colleges In de flankerende colleges worden studenten geïntroduceerd in de theoretische begrippen en modellen die voor de projectopdracht van belang zijn. Didactische werkvormen zijn hoor- en werkcolleges, gastcolleges, seminars, expertmeetings en dergelijke. De docent heeft de rol van expert in theorie en praktijk en beschikt over actuele kennis op het gebied van het kennisdomein en het beroep. Hij of zij introduceert studenten in de theoretische achtergronden van het project en in samenhang daarmee in de vraagstukken en dilemma’s uit beroepspraktijk. De toetsing van het college gebeurt in de projectopdracht waarbinnen de student aantoonbaar maakt de vergaarde kennis toe te kunnen passen. Studieloopbaanlijn Binnen de studieloopbaan zijn twee trajecten te onderscheiden. De eerste is de studieloopbaanbegeleiding zelf, de tweede is gericht op taalontwikkeling. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) SLB levert een bijdrage aan de professionele en persoonlijke ontwikkeling van de student. De student wordt gezien als een actief, zich zelf sturend wezen, die mede richting geeft aan zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling en ambities. Het is niet de opleiding alleen die bepaalt wat de student moet leren. De student heeft hier een grote eigen verantwoordelijkheid. Het Slb-programma kent vier onderdelen: Oriëntatie op de opleiding en het beroep en de afstudeerrichtingen Vanuit de opleiding en het beroep reflecteert de student in samenhang op vragen als: wat wil ik, wat kan ik, hoe ga ik dat aanpakken? Daarbij legt hij een verband tussen zijn talenten, mogelijkheden en ambities. Aanleren van studievaardigheden en reflectie op studiehouding In samenhang met het eerste doel ontwikkelen studenten in het Slb-programma generieke studievaardigheden, zoals studieplanning, het sturen en aantonen van de eigen competentieontwikkeling, reflectie op de eigen leer- en werkstijl en zelfregulatie en dergelijke. Bewaking van de individuele studievoortgang De Slb’er heeft een signalerende taak naar de student: Zijn haar of zijn studieresultaten en studievoortgang volgens plan? Komen er sterke of zwakke kanten uit naar voren? Wat kan de opleiding de student binnen of buiten het programma bieden om sterke kanten te kapitaliseren en zwakke kanten te versterken? Wat kan de student zelf doen, hoe, wanneer, met wie? Zo nodig maakt de Slb’er remediërende afspraken met de student. Deze afspraken legt de student vast in zijn POP en/of een studieplan waarin hij onder andere uiteenzet welke eventuele studieachterstanden hij op welke wijze gaat inhalen en binnen welke termijn. Toetsing van het niveau van competenties Het niveau van het onderwijs, de mate van zelfsturing die van studenten wordt verwacht en het beoogde
Studiegids BSW – 2011 – 2012
16
competentieniveau verschillen per fase van de opleiding. Bij elke overgang vindt een toetsing van het niveau van de competenties plaats. Dit gebeurt aan de hand van een portfolio-assessment. Didactische werkvormen zijn groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken. Dit zijn individuele begeleidingsgesprekken, portfolio- of POP-gesprekken, voortgangs- en functioneringsgesprekken. In de propedeuse en aan het begin van de verdiepingsfase heeft de Slb-docent de rol van begeleider. Daarna verandert diens rol naar die van coach en vervolgens die van consultant. Dit is in overeenstemming met de uitgangspunten voor toenemende zelfsturing door de student. SLB wordt getoetst via een voortgangs- en eindassessment. Taalontwikkeling Als Social Worker zul je later veel rapporten en verslagen in het Nederlands moeten opstellen. Gesprekken met cliënten en korte verslagen zullen meestal in het Papiamentu uitgevoerd dienen te worden. Daarom besteed de opleiding ook aandacht aan de ontwikkeling van de taalvaardigheden van de student, zowel voor Papiamentu als voor het Nederlands. In het eerste jaar krijgt de student op basis van een beginassessment een specifiek taalverbeteringsprogramma aangeboden om zowel grammaticale en schriftelijke als mondeling gespreksvaardigheden te verbeteren. Gezien de ervaringen met en de eisen aan de schriftelijke taalbeheersing staat dit onderdeel verplicht op het programma. Op basis van de beginassessment kan alleen geval van uitzonderlijke resultaten vrijstelling verkregen worden voor het vak. In het tweede jaar wordt papiamentu aangeboden, gericht op zowel de mondelinge als schriftelijke vaardigheden. Hiervoor geldt het zelfde als voor Nederlands. Het is een verplicht onderdeel voor de studenten. Ook studenten die nog geen Papiamentstalige achtergrond hebben, dienen dit studieonderdeel te volgen, zij het dat ze een aangepast programma krijgen. Van deze groep wordt wel verwacht, dat ze zich ook op andere wijzen scholen in het Papiamentu. Het komende studiejaar zal de opleiding een experiment starten met een keuzeprogramma ‘Engels’. Afhankelijk van de interesse zullen er twee modules Engels worden aangeboden. Het Engels zal gericht zijn op het lezen van Engelse teksten en korte Engelstalige presentaties. Deze modules geven recht op extra studiepunten. Ze vallen niet onder het verplichtte aantal 60 ECTS.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
17
4.
Programma opbouw
In dit hoofdstuk wordt een overzicht van de jaarplanschema’s gegeven van het eerste tot en met het derde jaar. Het vierde jaar omvat voor nu slechts een globale beschrijving van de minoren en afstudeeropdracht, zoals die zullen gaan plaatsvinden.
4.1 Jaarplanschema eerste jaar – Propedeuse Het jaarprogramma van de opleiding is opgedeeld in vier periodes van elk 10 weken (zie het jaarrooster in paragraaf 3.5). Per periode staat een bepaald thema centraal, waarom heen het onderwijs georganiseerd wordt. In onderstaand schema worden per kwartaal, de thema’s, vakken, aantal EC per leerlijn weergegeven. Horizontaal zijn de leerlijnen te vinden; verticaal de studieonderdelen, die rond het betreffende onderdeel worden aangeboden. Na het behalen van de 60 ECTS ontvangen de studenten hun propedeuse. Het eerste studiejaar is als volgt opgebouwd: 1e kwartaal Thema: Oriëntatie op het werkveld
2e kwartaal Thema: Jeugd en jongeren
3e kwartaal Thema: Gezinsproblematiek
4e kwartaal Thema: De werknemer
Theorie Agogiek
Ontwikkelingspsychologie
Sociologie
Inleiding Arbeidsrecht
3 EC
3 EC
3 EC
3 EC
Werkveldverkenning
Literatuuronderzoek Kinderen in ontwikkeling
Veldonderzoek Eén oudergezinnen
Veldonderzoek De werknemer
Flankerende colleges Geschiedenis van het Welzijnswerk
Flankerende colleges Pedagogiek
Flankerende colleges Sterke vrouwen en problematiek eenoudergezinnen
Flankerende colleges Organisatiekunde
Project
5 EC Projectvaardigheden
6 EC 5 EC Communicatieve beroepsvaardigheden Gespreksvaardigheden
2 EC
Drama
Presenteren
2 EC 2 EC Algemene Vaardigheden Onderzoeksvaardigheden 1
Onderzoeksvaardigheden 2
2 EC
3 EC
3 EC
6 EC (Hulpverlenings) gesprekken 2 EC
Studie- en loopbaanbegeleiding (SLB)
1 EC
Competentie Assessment hoofdfasebekwaam 2 EC Zakelijk schrijven, rapportage eindassessment Nederlands 2 EC
14 EC
16 EC
Kennismaken
Verdieping eigen ontwikkeling
Verdieping werkveld, netwerken
1 EC
2 EC
1 EC
Taal – beginassessment Nederlands Taalverwerving
Taal –Taalverwerving Nederlands
1 EC 14 EC
16 EC
60 EC (studiepunten) Schema 1 - Leerplanschema propedeuse
Studiegids BSW – 2011 – 2012
18
4.2 Jaarplanschema tweede jaar – eerste jaar hoofdfase Het tweede jaar van de studie is de start van de hoofdfase. Het eerste semester is qua thematiek nog algemeen, maar er zal binnen de projectleerlijn een nadere specificatie naar uitstroomprofiel plaatsvinden. Dit houdt in dat het project specifiek wordt uitgevoerd voor het werkveld / uitstroomprofiel naar keuze. Het tweede studiejaar is als volgt opgebouwd: Semester 1 1e kwartaal
Semester 2 2e kwartaal
3e kwartaal
4e kwartaal
Psychopathologie
Management skills
3 EC
3 EC
Theorie Filosofie / ethiek / religie en samenleving 3 EC
Interculturele sensitivitei 3 EC
Project Community development project MWD project SPH project HRM Flankerende colleges Flankerende colleges Community development Community development 5 EC 5 EC
Profielen MWD SPH HRM Profiel (groepsproduct)
Profiel (individueel product)
5 EC
5 EC
profiel
profiel
2 EC
2 EC
Profielvaardigheden 2 EC
Profielvaardigheden 2 EC
Methodiek Community development: Actieonderzoek 2 EC
Community development Actieonderzoek 2 EC Vaardigheden
Community Art 2 EC
Community Art 2 EC
Praktijk - Snuffelstage 4 EC Studie- en loopbaanbegeleiding (SLB) Snuffelstage
Loopbaanplanning – kiezen uitstroomprofiel
Voorbereiding stagejaar Vaardigheden
Competentie Assessment stagebekwaam
2 EC
2 EC
2 EC
2 EC
Taal – beginassessment Papiamentu Taalverwerving
Taalverwerving Taal – eindassessment
1 EC 14 EC
1 EC 16 EC
15 EC
15 EC
60 EC (studiepunten) Schema 2 - Leerplanschema hoofdfase jaar 1 (2e studiejaar)
Het tweede semester is volledig volgens de gekozen uitstroomprofielen opgebouwd. Ook de theorievakken krijgen een profielspecifieke vertaling. De student volgt de studie-onderdelen die specifiek binnen het profiel worden aangeboden. Per profiel wordt er een methodiekvak aangeboden, werken de studenten aan een profielspecifiek project en leren ze profielspecifieke projectvaardigheden. Alleen bij SLB en taal blijft de student bijeenkomsten volgens binnen zijn oorspronkelijke SLB/taal-groep.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
19
4.3 Jaarplanschema derde jaar – Stagejaar Studenten vervullen in het derde studiejaar een stage in de beroepspraktijk. De stage kan bestaan uit één aaneengesloten periode van 10 maanden in één organisatie of uit twee opeenvolgende periodes van vijf maanden in twee verschillende organisaties. De duur van de stage hangt samen met de beoogde leerdoelen en de complexiteit van de stageopdracht. Ook de ambities en talenten van de student en de mogelijkheden van organisaties spelen een rol. Voor het bereiken van leerdoelen die zijn gerelateerd aan de ontwikkeling van de competenties Sociaalagogisch handelen en De persoon van de professional als instrument in een setting met zware problematiek is in de regel een periode van tien maanden nodig. Stages van vijf maanden vinden plaats in organisaties die relevant zijn omdat ze goed passen bij een van de uitstroomprofielen, maar onvoldoende mogelijkheden bieden voor een student om zich tien maanden lang te blijven ontwikkelen. Daarnaast kunnen studenten, die hun keuze voor een uitstroomprofiel nog niet bepaald hebben of die met een breed profiel willen uitstromen, kiezen voor twee stages binnen het werkveld van verschillende uitstroomprofielen. Semester 1
Semester 2
Stage 1 5 maanden
Stage 2 5 maanden
23 ECTS
23 ECTS Terugkomdagen 10 avonden (3 uur) trainingen (2 dg) 4 ECTS SLB 4 bijeenkomsten 1 ECTS Supervisie 1x per 2 weken 4 ECTS Verslaglegging 5 ECTS TOTAAL: 60 ECTS
Schema 3 - hoofdfase, jaar 3 - Stagejaar
Tijdens de stage werkt de student aan stageopdrachten, waarvan hij een aantal doelen zelf formuleert. De student wordt begeleid door een stagedocent en een praktijkbegeleider. Taken en verantwoordelijkheden van student en begeleiders zijn omschreven in een handleiding. Tijdens de stage is er eenmaal per twee weken een terugkomprogramma met onderwijs, intervisie, supervisie of SLB. Er bestaat de mogelijkheid voor het doen van een deel van de stage in het buitenland. Indien een student geïnteresseerd is, kan hiertoe contact opgenomen worden met de stagecoördinator. Praktijkbegeleiders krijgen tijdens de stage scholing, zodat zij bekend zijn met het competentieprofiel van de opleiding, het startniveau en beoogde eindniveau van stagestudenten en de aanpak.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
20
4.4 Jaarplanschema vierde jaar – Afstudeerfase In de afstudeerfase kiezen studenten gedurende één semester een Minor. De opleiding BSW biedt een aantal verdiepende minoren aan, die gericht zijn op het werken in een beroepscontext, die kenmerkend is voor het uitstroomprofiel. Door een minor te kiezen kan de student zich verder profileren in de richting waarin hij wil gaan werken. In het laatste semester van de studie bereidt de student zich voor op de afstudeeropdracht. Daartoe voert hij zelfstandig een onderzoeksopdracht uit in de praktijk. Dit onderzoek heeft als resultaat een beroepsproduct voor de externe opdrachtgever. Met de afstudeeropdracht profileert de student zich naar de arbeidsmarkt Semester 1
Semester 2
Minorenprogramma Werken met gezinnen en gezinsproblematiek Arbeidsmarkt, werkgelegenheid en opleiding Elders te volgen minor
Afstudeeropdracht Onderzoek Eindscripte
30 ECTS
28 ECTS SLB Eindassessment: startbekwaam 2 ECTS
30 ECTS
30 ECTS
Schema 4 – hoofdfase, jaar 4 - Profilering & afstudeerfase
De ‘elders te volgen minor’ kan een een minor zijn aan een andere faculteit van de UNA of een minor aan een elders geaccrediteerde hogeschool. Indien een student hiertoe geïnteresseerd is, kan er contact opgenomen worden met de programmanager van de opleiding.
4.5 Jaarrooster 2010 - 2011 Voor het studiejaar 2011 – 2012 ziet het concrete jaarrooster gedurende 42 weken er als volgt uit: Speciale activiteiten
Grote vakantie 27 juni
week 1
Grote vakantie
4 juli 2011
week 2
Grote vakantie
11 juli 2011
week 3
Grote vakantie
18 2011
week 4
Grote vakantie
25 juli 2011
week 5
Grote vakantie
1 augustus 2011
week 6
Grote vakantie
8 augustus 2011
week 8
15 augustus 2011
week 7
herkansingsweek Introductiedagen2 cohort 2011 2012
periode 4, studiejaar 2011 - 2011 Nieuwe studiejaar, cohort 2011- 2012
2
Het programma voor de introductiedagen zal begin augustus naar de ingeschreven studenten toegestuurd worden.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
21
Blok 1 22 aug 11
Speciale activiteiten
Start nieuwe studiejaar week 1 lesweek
29-Aug-11 05-Sep-11 12-Sep-11 19-Sep-11 26-Sep-11
week 2 week 3 week 4 week 5 week 6
lesweek lesweek lesweek lesweek lesweek
3 Okt 11 10 okt 11
week 7 week 8
17 okt 11
week 9
lesweek bufferweek, inhaallessen presentaties,
24 okt 11
week 10
toetsweek blok 1
Blok 2 31 okt-11
week 1
lesweek
Deadline nieuwe instroom
Voorlichting snuffelstage 2e jaars studenten
Speciale activiteiten
7-Nov-11
week 2
lesweek
14-Nov-11
week 3
lesweek
21-Nov-11
week 4
lesweek
22-Nov-11
week 5
lesweek
5-Dec-11
week 6
lesweek
12-Dec-11
week 7
lesweek
19-Dec-11
kerstvakantie
26-Dec-11
kerstvakantie
studie- en beroepenmarkt
profielkeuzevoorlichting 2e jaars studenten
Laatste collegedag: 20 december 2011
2-Jan-12
week 8
bufferweek, inhaallessen presentaties, herkansingsweek periode 1
9-Jan-12
week 9
16-Jan-12
week 10
toetsweek periode 2
23-Jan-12
Week 11
Portfolioassessments 1 en 2 jaars studenten
e
Blok 3 30-Jan-12 6-Feb-12 13-Feb-12 20-Feb-12 27-Feb-12 5-Mar-12 12-Mar-12 19-Mar-12
week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8
lesweek lesweek lesweek lesweek lesweek lesweek/karnaval lesweek bufferweek, inhaallessen
26-Mar-12
week 9
presentaties,
week 10
toetsweek periode 3
2-Apr-12
Eerste collegedag: 4 januari 2012
e
Speciale activiteiten
Studiegids BSW – 2011 – 2012
voorlichting stagejaar, 2e jaars studenten
herkansingsweek periode 2
22
Speciale activiteiten
Blok 4 9-Apr-12 16-Apr-12 23-Apr-12 30 apr 12 7 mei 12 14 mei 12 21 mei 12 28 mei 12
week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8
4-Jun-12
week 9
11-Jun-12
week 10
18-Jun-12
Week 11
lesweek lesweek lesweek lesweek lesweek lesweek lesweek bufferweek, inhaallessen presentaties,
minorenvoorlichting 3e jaars studenten
snuffelstage voorlichting, 1e jaars studenten herkansingsweek periode 3
toetsweek periode 4 e e Eindasssessment 1 en 2 jaars
13 – 16 aug Herkansingsweek 25-06-12 start zomerreces 20-08-12 start onderwijs studiejaar 2012 - 2013
Blok 4, studiejaar 2011 - 2011
NB: Hou verder het blackboard in de gaten voor informatie over aanvullende speciale activiteiten of afwijkingen op het jaarrooster!!!
4.6 Beschrijving studieonderdelen.
De inhoud en opzet van elk studieonderdeel wordt uitgebreid vastgelegd in de studiehandleidingen. Deze zijn via het blackboard te downloaden. Van de student wordt verwacht dat deze studiehandleiding van Blackboard download, teneinde zich goed op de hoogte te stellen van de vereisten van het studieonderdeel, aangaande inhouden, werkvormen, materialen, literatuur en toetsvormen. De student kan geen aanspraak doen op niet verkregen informatie over de inhoud van het studieonderdeel. Voor een korte beschrijving van elk studieonderdeel per leerjaar wordt naar de bijlage 2 ‘beschrijving studieonderdelen’ verwezen.
4.7 Verplichte literatuur Voor studiejaar 2011 – 2012 wordt per leerjaar onderstaande literatuur gebruikt. Deze literatuur kan aangeschaft worden via de boekverkopers, genoemd in 10.2. Jaar 1, Propedeuse, semester 1 en 2 ISBN 90 313 2846 4
Auteur Brinkman, Frans
90 557 4449 2 9001166291 90 017 0000 4 97 890 4301 1570 90 313 4155 X
Angenent, Huub Liesbeth van Beemen Groen, Mirjam Dankers-van der Spek, Monique Spanjer, M.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
Titel Individuele gespreksvoering Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling Ontwikkelingspsychologie Reflecteren de basis Studieloopbaan ontwikkeling, Beroepsgeschikt De eenvoud van projectmatig werken
Prijs € 29.90
Jaar 2000
Druk 1e
2004 2004 2006
11e 3e 1e
35.00 28.00 23.50
2007 2004
3e 2e
31.95 32.00
23
978 90 430 1670 4 9789001606831 9055745111
Heerink, Pinkster, Bratti-vd Werf Wilterdink, en Heerinkhuizen Wiertzema
Onderzoek in zorg en welzijn. Een praktische inleiding Samenlevingen, Inleiding in de sociologie Doelmatig communiceren
2009
1e
29.95
2007 1994
6e 1e
57.95 17.50
Jaar 2. Hoofdfase, 1e semester
ISBN 978 90 232 4370 0 978 90 5574 5111 978 90 55742325 0 275 96997 5 978 90 6665 836 3
Prijs €
Auteur Nunez, Mahdi, Popma
Titel
Jaar
Druk
Intercultural Sensitivity
2007
1e
14.50
Ebskamp
Basisboek beroepsethiek Social Work
2009
1e
17.50
Holmes. D Staples, L.
Kleine psychopathologie Roots to Power Actieonderzoek voor professionals in de zorg en welzijn,
2009 2004
1 e 1
e
23.75 23.76
2007
1
e
32.50
Migchelbrink
Jaar 2, Hoofdfase, 2e semester
Profiel HRM ISBN
Auteur
Titel
Jaar
Druk
F. Kluytmans Brocker, T. en L. van den Broek
Leerboek Personeelsmanagement
2009 2009
1e
Profiel MW 9789035228115
de Mönnink
9031348104
Willemse
Gereedschapskist van de maatschappelijk werker Anders Kijken. Een breder gezicht op menselijk gedrag
9789001400040
Profiel PH 90 313 2846 4 90 313 20 994
90 352 20 455
F.Brinkman R. Kloppenburg en M. Heemelaar P. Winkelaar
Sturen op resultaten en ontwikkeling
Prijs Euro 54.95 19.95
2009
57.50
2006
30.00
individuele gespreksvoering, Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening,
2000 1999
Methodisch Werken.
1998
1e 1e
29.90 35.60
31.00
Jaar 3, Hoofdfase, Stagejaar
ISBN 9024414768 902323933
Auteur Vries-Geervliet Regouin, W.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
Titel Voorbereiden op supervisie Supervisie: gids voor supervisanten
Jaar 2001 2005
Druk
Prijs Euro 13.50 16.50
24
5.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
25
6. 6.1.
Toetsen en examens Fasen in de opleiding
De opleiding bestaat uit een propedeutische fase van nominaal 1 jaar en een hoofdfase van nominaal 3 jaar. De propedeutische fase wordt afgerond met een certificaat. De hoofdfase wordt afgerond met een diploma. De propedeuse heeft een selecterende, oriënterende en verwijzende functie. De centrale doelstelling van de propedeuse is dat studenten zich voorbereiden op de hoofdfase en op een bewuste opleidingskeuze. De selecterende functie is terug te vinden in de competenties van de propedeuse (zie bijlage ...). De eindtermen beschrijven in termen van kennis, vaardigheden en attitude de eisen waaraan studenten moeten voldoen om het propedeutische examen met goed gevolg af te leggen. De oriënterende functie heeft te maken met de inhoud en het niveau van het onderwijs in de propedeuse. Er wordt expliciet aandacht besteed aan: •
De voornaamste kenmerken, overeenkomsten en verschillen van de verschillende sociaalagogische beroepen (MSJW/ PH/HRM)
•
De voornaamste accenten in, en de opbouw van de opleidingen in het hoger sociaalagogisch onderwijs.
•
De oriënterende functie in het onderwijsaanbod draagt er ook toe bij dat de propedeuse de selecterende functie vervult.
Een verantwoorde studiekeuzebegeleiding met daarin een voortgangsassessment en een eindassessment zorgt tenslotte voor de verwijzende functie van de propedeuse. 6.2.
Doorstroomregeling / drempelregeling / bindend afwijzend studieadvies
Doorstroom en drempelregeling De propedeuse bestaat uit 60 EC. Om aan de hoofdfase (het tweede jaar) te mogen beginnen dienen van deze 60 punten er tenminste 40 behaald te zijn. Als je minder dan 40 punten hebt moet je het eerste jaar over doen. In ieder geval moeten na twee jaar alle 60 punten van de propedeuse behaald te zijn. Als dat niet het geval is moet je de opleiding verlaten. Dit is de zogenaamde drempelregeling. De examencommissie kan op deze regel een uitzondering maken als er sprake is van bijzondere omstandigheden waarin toepassing van deze regel onredelijk is. Hierbij kan men denken aan persoonlijke omstandigheden, zoals ziekte die de student tijdelijk hebben belemmerd aan zijn studieverplichtingen te voldoen. Een verzoek om uitzondering op de regel dient ingediend te worden bij de examencommissie, ondersteund door een positief advies van de studieloopbaanbegeleider. De examencommissie zal in haar afwegingen dit advies uitdrukkelijk betrekken (OER, art. 6.3) Doorstroom naar de stage is mogelijk als de propedeuse behaald is en 85 % (51 ECTS) van de ECTS van het 2e jaar. Doorstroom naar het 4e jaar is mogelijk als voldaan is aan de 100 ECTS van het 2e en 3e studiejaar. Gevolgen bindend afwijzend studieadvies De student die een bindend afwijzend studieadvies heeft ontvangen, kan niet meer aan de UNA voor dezelfde opleiding als student worden ingeschreven, behoudens de uitzondering als omschreven in het volgende. De student die een bindend afwijzend studieadvies heeft ontvangen en zich toch op een later tijdstip weer wil inschrijven bij dezelfde opleiding of bij een andere opleiding waarop het ontvangen bindend afwijzend studieadvies van toepassing is, dient daartoe een verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie besluit alleen positief op dat verzoek indien betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de opleiding alsnog met goed gevolg zal kunnen afronden (OER, art. 6.4).
Studiegids BSW – 2011 – 2012
26
6.3.
Toetsing
De toetsing binnen de opleiding vindt plaats op basis van competentiegerichte principes. Dit houdt in dat er verschillende toetsvormen worden gehanteerd, waar zicht wordt verkregen op de afzonderlijke noodzakelijke kennis, vaardigheden, attitude en de uiteindelijk integrale competenties. De opleiding zorgt er voor om efficiënt te toetsen en afwisselende toetsvormen aan te bieden. De toetsvormen die de opleiding gebruikt zijn:
•
Projectopdrachten. Eindproducten zijn het uiteindelijke antwoord van de projectgroep op de projectopdracht en de verantwoording daarvan. Een presentatie maakt soms deel uit van dit eindproduct.
•
Reflectieopdrachten. Het gaat hier om reflectie- en leerverslagen waarin de studenten demonstreren te kunnen reflecteren op het eigen handelen en op specifieke leer- en oplossingsstrategieën. Via verslagen worden handelen en gemaakte keuzes gelegitimeerd. Daarnaast maakt de student regelmatig leer- en werkplannen met eigen leerdoelen en eigen activiteitenplannen om de leerdoelen te behalen.
•
Kennistoetsen, waarin studenten op de voor het beroep benodigde begrippen en theorieën worden getoetst.
•
Stage- en praktijkopdrachten, waarin studenten worden getoetst op hun handelen in de praktijk.
•
Gedragassessments, waarin studenten in gesimuleerde praktijksituaties demonstreren competenties te hebben verworven.
•
Portfolio assessments, waarin de studenten aantonen, dat zij bepaalde competenties op een voorafgegeven niveau beheersen aan de hand van bewijslast uit hun portfolio.
• 6.4.
Peer assessments, waarin studenten elkaar feedback geven op elkaars producten, prestaties en het proces. Portfolio
Het curriculum van de opleiding BSW is competentiegericht ingericht. Competentiegericht leren impliceert dat studenten hun leerproces zelf beheren en zelf verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen ontwikkeling. Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het aantonen van de voor het beroep vereiste competenties. Het is daarom belangrijk om gedurende de opleiding een portfolio bij te houden. Een portfolio behoort steeds meer tot de standaard leeromgeving voor elke student. Het portfolio zal ook nadat de opleiding voltooid is, geactualiseerd dienen te worden, want ook de arbeidsomgeving vraagt bij sollicitatiegesprekken én bij functioneringsgesprekken steeds meer om aangetoonde verworven competenties. Het werken aan een portfolio is een geïntegreerd onderdeel van het onderwijsprogramma ‘studieloopbaanbegeleiding’. In het portfolio toont de student zijn studieloopbaanbegeleider dat hij gewerkt heeft aan de noodzakelijke competenties voor het beroep en welk niveau hij daarin heeft bereikt. Hij etaleert daartoe alle van belang zijnde documenten en zelf gemaakte schriftelijke producten. 6.5.
Tijdvakken en frequentie van toetsing
De toetsing vindt plaats aan het einde van een periode. Aan het einde van het daarop volgende blok vinden de herkansingen plaats. Als de toets opnieuw als onvoldoende beoordeeld wordt, moet de student in het volgende jaar van inschrijving het betreffende onderdeel voor die periode (en voor de betreffende leerlijn) opnieuw volgen en uitvoeren. Dan zijn er wederom twee kansen: de reguliere en de herkansing. Ga dan wel tijdig na of er eventuele veranderingen zijn in het programma. Indien je in de toetsweek niet deelneemt aan de toets van een bepaald onderdeel, maar dat pas doet in de herkansingsweek, heb je géén recht op herkansing in het betreffende collegejaar en moet je, als je een onvoldoende behaalt, het volgende jaar van inschrijving het betreffende onderdeel opnieuw volgen en uitvoeren.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
27
Als je door ziekte of een andere vorm van overmacht een toets mist, dien je dat van te voren te melden bij de docent en bij je studieloopbaanbegeleider. Als je in aanmerking wilt komen voor een extra herkansing in hetzelfde studiejaar kun je een schriftelijk verzoek indienen bij de examencommissie, ondersteund door een positief advies van de studieloopbaanbegeleider. Of je in aanmerking komt voor een extra herkansing wordt door de examencommissie aan het einde van het studiejaar beoordeeld. Bij dit oordeel wordt uitdrukkelijk betrokken of de extra herkansing de student kan helpen om het aantal studiepunten te halen dat nodig is om toegelaten te worden tot de hoofdfase, dan wel de propedeuse te kunnen behalen binnen twee studiejaren. In die gevallen waarbij dat niet aan de orde is wordt de extra herkansing niet toegekend. Ook de enkele melding dat de student ziek is, is niet voldoende om automatisch voor een extra herkansing in aanmerking te komen. De ziekte dient te worden aangetoond door middel van een doktersverklaring. Ook in dit geval geldt dat een student als hij ziek is bij de eerste kans eerst gebruik moet maken van de herkansing en dat ook in zijn geval de beoordeling van het verzoek pas plaats vindt aan het einde van het studiejaar. 6.6.
Bekendmaking van de uitslag en studievoortgangsregistratie
Uiterlijk drie weken na de toetsperiode worden de uitslagen van de toetsen bekend gemaakt. De resultaten worden ingevoerd in Progress. De student volgt zelf in Progress zijn studievoortgang. Regelmatig bijhouden is gewenst om op tijd op de hoogte te zijn van de noodzakelijke studiepunten. 6.7.
Aanvraag vrijstellingen
Vrijstellingen van onderwijsprogramma’s moeten studenten ruim voor de start van een onderwijsperiode van het lopende studiejaar schriftelijk bij de examencommissie aanvragen. Dit geldt voor alle programma’s, voor elk blok en voor het gehele studiejaar. De aanvragen worden inhoudelijk beoordeeld door de examencommissie in samenwerking met de inhoudelijk deskundige docenten. Samen met de vrijstellingsformulieren (verkrijgbaar via het Officemanagement) moeten deze via de officemanager aan de examencommissie worden gericht. Zie verder § 8.4 voor nadere informatie over het indienen van een verzoek. 6.8.
Schriftelijke toetsen, tentamens, etc. inzien en nabespreken
Nadat de toetsuitslagen bekend zijn gemaakt wordt een inzage gepland op basis van verzoek van de studenten. Studenten kunnen via het Officemanagement een aanvraag doen voor inzage van het tentamen tot uiterlijk 3 weken na ontvangst van de uitslag. Daarna is geen inzage meer mogelijk. 6.9.
Bewaring tentamens, werkstukken e.d.
Tentamens over de vakken van de theorielijn worden volgens de OER, art. 5.13 bewaard. Projectverslagen of eindopdrachten uit de overige leerlijnen die het eindcijfer bepalen voor een studieonderdeel worden tevens conform art. 5.13 van de OER bewaard in het dossier van de student. Tevens wordt van deze officiële producten het beoordelingsformulier met eindbeoordeling in het dossier van de student opgenomen. Tussenopdrachten en procesverslagen, zoals voor Project, Cobeva, Taal, Flankerende colleges kunnen door de docent (digitaal) bewaard worden. Deze worden niet in het dossier van de student opgenomen. Van deze tussenopdrachten en procesverslagen worden wel beoordelingsformulieren, waarin criteria en eindbeoordeling, in het dossier van de student gearchiveerd. Een half jaar nadat de student is gestopt met de studie, wordt dit dossier vernietigd. Als de student, vóórdat deze zes maanden verstreken zijn, schriftelijk verzoekt om teruggave van het werk, dan wordt dit altijd gehonoreerd op het moment dat de bewaartermijn verstreken is.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
28
6.10. Aanwezigheidsplicht en consequenties van niet voldoen aan de gestelde eisen De aanwezigheidsplicht is voor de verschillende leerlijnen als volgt beschreven: Theorielijn: 86 % aanwezigheid is gewenst (minimaal 6 bijeenkomsten). De docent laat presentieformulieren invullen. Er kan alleen van de 86 % aanwezigheid afgeweken worden, als dit vermeld is in de studiegids dan wel een afspraak over is gemaakt met de docent. De SLB’er houdt bij (via presentie-overzichten) of de student zich aan de 86 % heeft gehouden. In geval van minder dan 86 % en ook lage cijfers voor opdrachten en tentamen, neemt de SLB’er dit aspect mee in haar begeleidingsgesprek met de student. Vaardighedenlijn 86 % aanwezigheidsplicht geëist (minimaal 6 bijeenkomsten). In geval van afwezigheid bij 2 bijeenkomsten: individueel gesprek met student door docent van het vak. Docent bepaald of reden valide is om student voor eindbeoordeling in aanmerking te laten komen. In geval van afwezigheid bij 3 bijeenkomsten: student komt niet meer in aanmerking voor eindbeoordeling. Project/Flankerende colleges Project: Op hoofdlijn conform regeling als voor vaardighedenlijn, maar in overleg met de projectgroep. Projectgroep bepaalt in overleg of student voor eindbeoordeling in aanmerking mag komen. Projectgroep mag ook dezelfde regels vaststellen en hanteren voor afwezigheid van niet docentgebonden projectoverlegbijeenkomsten. Richtlijnen hiervoor zullen het komend jaar in de studiehandleidingen worden opgenomen. Projectpresentatie: aanwezigheid verplicht. Alleen bij afmelding voorafgaand met valide reden, kan toestemming verleend worden voor afwezigheid. Indien zonder melding niet aanwezig op presentatie, komt de student niet in aanmerking voor eindbeoordeling van het project. Flankerend college: zelfde principe als voor theorielijn. Opdrachten voor FC: deze dienen conform studiehandleiding verplicht ingeleverd te worden, dan wel verwerkt te worden in het project. Bij aparte opdrachten voor het FC gelden verder de regels van de OER igv herkansing. Zolang opdrachten niet zijn ingeleverd, kan de student geen cijfer voor zijn project krijgen. Er wordt 1 (één) eindcijfer gegeven voor FC/Project. De docent die Projectbegeleiding doet, zorgt er voor dat het eindcijfer bij de Programmanager/assistent officemanager wordt ingeleverd. De projectlijn wordt voor 2011 - 2012 jaar als volgt beoordeeld:
Product
1ste jaar
2de jaar
Projectverslag
70%
60%
Presentatie
10%
10%
Procesverslag
1 ECTS van totaal project
10%
Opdrachten Flankerend College
20%
20%
SLB: 80 % aanwezigheid is vereist. Bij minder aanwezigheid, zie vaardighedenlijn. Alle opdrachten voor SLB dienen verplicht ingeleverd te worden, om voor eindbeoordeling van SLB in aanmerking te kunnen komen.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
29
Taal: Papiamentu en Nederlands zijn apart in progress opgenomen worden en krijgen hiervoor 2 studiepunten aan het eind van het studiejaar. Verder gelden dezelfde regels als voor de vaardigheidslijn.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
30
6.
Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg heeft betrekking op alle onderdelen van het onderwijs, het curriculum, de studievoortgang, de begeleiding, de onderwijsorganisatie, de relatie opleiding-arbeidsmarkt, etc. De kwaliteit van het onderwijs kan natuurlijk prima beoordeeld worden door degenen die het onderwijs genieten: de studenten. Van jou wordt daarom regelmatig gevraagd schriftelijk te evalueren. Daarvoor zijn aparte evaluatieformulieren ontwikkeld. Een evaluatieformulier kun je anoniem invullen. Je loopt op die manier geen enkel risico dat negatieve oordelen tegen je zullen werken. Op basis van de resultaten van de evaluatie en de suggesties ter verbetering die door jou zijn genoemd, wordt bekeken op welke punten er aanpassingen plaats zullen vinden. Natuurlijk kun je ook altijd zonder dat daar rechtstreeks om gevraagd wordt bij de desbetreffende docent of je studieloopbaanbegeleider je opmerkingen kwijt over het onderwijs. Met hem of haar kun je dan bespreken wat er eventueel verder zou kunnen gebeuren. 6.1. Opleidingsadviesraad Ook met het werkveld wordt gecommuniceerd en geëvalueerd. Viermaal per jaar vinden vergaderingen plaats met een zogenaamde Opleidings Advies Raad (OAR); daarin hebben vertegenwoordigers uit het beroepenveld zitting. De raad bestaat uit vijf leden, afkomstig uit de drie beroepscontexten waarvoor de opleiding opleidt. De hoofdtaken van de opleidingsadviesraad zijn: Toetsen van het opleidingsprofiel aan de eisen en ontwikkelingen van de arbeidsmarkt; Toetsen van het curriculum van de opleiding aan de eisen en ontwikkelingen van de arbeidsmarkt; Bijdragen aan de kwaliteitsbewaking vanuit het perspectief van het werkveld; Bevorderen van een structureel contact van de opleiding met het werkveld; Bekend maken van de opleiding Social Work op het eiland en in de regio als ambassadeurs. De opleiding en de OAR overleggen vier maal per jaar met elkaar. Daarnaast zijn er bilaterale contacten tussen de leden en de program manager. De leden van de OAR organiseren in samenwerking met de opleiding symposia voor het werkveld en zij treden op als ambassadeurs van de opleiding. Zij ondersteunen de opleiding bij de opbouw van het netwerk dat nodig is om stageplaatsen en afstudeeropdrachten te werven. Enkele leden van de OAR treden op als gastdocent. 6.2. Faculteitsraad De opleiding kent een faculteitsraad die 1 x per periode bij elkaar komt. De faculteitsraad wordt gehoord in geval van ontslag of benoemen van een decaan. De faculteitsraad adviseert de decaan met betrekking tot: de facultaire onderwijs- en onderzoekprogramma’s en de examenregelingen; de studeerbaarheid van de facultaire programma’s; belangrijke organisatieveranderingen binnen de faculteit; de op de faculteit betrekking hebbende onderdelen van de begroting, het jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag. Art. 12 van de LUNA stelt het volgende aangaande de faculteitsraad:
Studiegids BSW – 2011 – 2012
31
De decaan stelt de faculteitsraad tenminste vier maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang vanzaken in de faculteit met hem te bespreken. De decaan en de faculteitsraad komen met elkaar bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de decaan of de faculteitsraad. De decaan verstrekt de faculteitsraad aan het begin van het studiejaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de organisatie binnen de faculteit. De decaan stelt de faculteitsraad tenminste eenmaal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem gevoerde en te voeren bestuur en beheer ten aanzien van de faculteit op financieel, personeel, organisatorisch en onderwijskundig gebied. Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een bij uitstek persoonlijk belang van een van de leden van de faculteitsraad in het geding is, kan de faculteitsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De faculteitsraad besluit dan tevens dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsheeft. De rector magnificus en de decaan dragen er jegens de faculteitsraad zorg voor dat de leden van de faculteitsraad niet uit hoofde van hun lidmaatschap daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de Universiteit dan wel de faculteit.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
32
7.
Toelating, inschrijving en kosten
7.1. Toelatingseisen 7.1.1. Algemeen Tot de bachelorstudie social work wordt directe toelating verkregen met een diploma behaald op minimaal MBO- / SBO-niveau 4, HAVO of VWO. 7.1.2. Buitenlands diploma Degenen die in het bezit zijn van een in het buitenland verkregen getuigschrift/diploma kunnen zich met betrekking tot de mogelijkheid van toelating wenden tot de International Office welke deel uitmaakt van de afdeling Student Affairs van de UNA. Het e-mailadres is:
[email protected] . 7.1.3. Colloquium Doctum Hij/zij die de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt en niet voldoet aan de in paragraaf 7.1.1 genoemde toelatingseisen, kan door de Minister van Onderwijs, Sport & Cultuur tot de examens van de opleiding Bachelor Social Work worden toegelaten, op grond van een verklaring dat hij bij een door de Faculteit ingesteld onderzoek blijk heeft gegeven van een voldoende algemene ontwikkeling en geschiktheid voor het volgen van het onderwijs aan de opleiding Bachelor Social Work. Het colloquium doctum wordt in mei van het voorafgaande studiejaar afgenomen. Meer informatie hierover kunt u krijgen bij de Informatiebalie van de afdeling Student Affairs. 7.2. Vormen van Inschrijving Krachtens artikel 22, lid 1 van de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen wordt het recht op het bijwonen van het onderwijs aan de UNA gedurende een studiejaar verkregen door de inschrijving als student, tegen overlegging van het bewijs dat het verschuldigde inschrijf- en collegegeld is betaald of vrijstelling van collegegeld is verleend. Bij de inschrijving van de student worden dan ook direct de verschuldigde bedragen vastgesteld en middels een factuur aan hem in rekening gebracht. Op de factuur worden betalingen niet opgenomen. De bedragen van het college- en inschrijfgeld, alsmede de wijze van betaling, de vrijstelling, de vermindering en de terugbetaling worden bij Landsbesluit houdende algemene maatregelen (Lbham) van 27 februari 2008 geregeld. Inschrijving aan de opleiding Social Work is mogelijk als reguliere voltijd student, als toehoorder en als certificaatstudent. 7.2.1. Reguliere voltijd student Een student kan zich inschrijven als voltijd student voor het deelnemen aan het volledige jaarprogramma van een faculteit onder betaling van vereist inschrijf- en collegegeld. De voltijdstudent kan het volledige programma volgen en aan alle toetsopdrachten deelnemen. Met werkende studenten wordt in zoverre rekening gehouden, dat de college-uren in de avond gepland zijn (vanaf half 6). Verder dienen zij aan alle ECTS te voldoen om voor hun propedeuse respectievelijk afstudeerexamen in aanmerking te kunnen komen.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
33
7.2.2. Toehoorder, alleen bij theorievakken De faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen biedt de mogelijkheid om als toehoorder de colleges bij te wonen. Studenten die studieonderdelen volgen, anders dan ter voorbereiding op het examen of een gedeelte daarvan, schrijven zich in als toehoorder. Toehoorders mogen dan ook niet meedoen aan tentamens en krijgen geen bewijs dat ze een opleiding hebben afgerond. Toehoorders worden toegestaan, zolang het belang van het onderwijs zich daartegen niet verzet. De decaan van de faculteit en de betreffende docent bepalen gezamenlijk hoeveel toehoorders tot een college kunnen worden toegelaten. Men kan pas deelnemen als toehoorder, wanneer het cursusgeld voor het betreffende college is betaald. Het is de toehoorders niet toegestaan tentamens of examens af te leggen. Aan een toehoorder kan wel op verzoek een verklaring worden afgegeven door de desbetreffende docent dat het vak als toehoorder is gevolgd. Aan het volgen van een college als toehoorder zijn er geen vereisten verbonden. Op grond van de geconstateerde belangstelling worden bij de volgende studieonderdelen toehoorders toegelaten: eerste jaar: theorieleerlijn, flankerende colleges, tweede jaar: theorieleerlijn en flankerende colleges (periode 1 t/m 4), en methodiekleerlijn (periode 1 en 2). Binnen de uitstroomprofielen kan aan de studieonderdelen ‘methodiek’ en ‘flankerend college’ worden deelgenomen. Inschrijving als toehoorder vindt plaats bij Student Affairs. 7.2.3. Certificaatstudent Daarnaast kan een student zich als certificaat student inschrijven voor het volgen van een deel van het jaarprogramma onder betaling van het inschrijf- en collegegeld op basis van het aantal EC van de studieonderdelen. Een student die in aanmerking wenst te komen voor het volgen van certificaatonderwijs, dient daartoe een verzoek in bij de decaan van de faculteit onder opgave van de studieonderdelen die hij wenst te volgen en de ten aanzien van die studieonderdelen reeds verworven kennis. Eerst na akkoord van decaan, inschrijving bij de afdeling Student Affairs en betaling van de cursusgelden is de student gerechtigd zich in te schrijven voor de opgegeven studieonderdelen. Om aan het certificaatonderwijs te kunnen deelnemen, moet men voldoen aan de toelatingsvereisten van inschrijving van de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Certificaatstudenten kunnen deelnemen aan de volgende studieonderdelen: eerste jaar: theorieleerlijn, flankerende colleges en vaardigheden leerlijn, tweede jaar: theorieleerlijn en flankerende colleges (periode 1 t/m 4), en methodiekleerlijn (periode 1 en 2). Binnen de uitstroomprofielen kan aan de studieonderdelen ‘methodiek’ en ‘flankerend college’ worden deelgenomen. Voor een aantal studieonderdelen is een specifiek voorkennisadvies of –vereiste nodig. Dit staat aangegeven in de modulebeschrijvingen. Deze zijn in een apart document vermeld. Bij een voorkennisvereiste mag het studieonderdeel pas worden gevolgd indien hieraan is voldaan. Inschrijving geschiedt op dezelfde wijze als voor gewone studenten, onder vermelding van ‘Certificaatstudent’ op de collegekaart. Na inschrijving is men gerechtigd tot het afleggen van (deel)tentamens in het opgegeven vak of de opgegeven vakken.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
34
7.3. Inschrijfprocedures 7.3.1. inschrijfformulier Het inschrijfformulier voor de opleiding “Bachelor Social Work” aan de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen is op de website van de UNA te downloaden of in hard copy verkrijgbaar bij Student Affairs. Dit formulier dient volledig te worden ingevuld en bij Student affairs te worden ingeleverd, samen met: Origineel van het diploma c.q. getuigschrift en cijferlijst Een geldig identiteitsbewijs (sédula) Een recente pasfoto, formaat 4 x 4 cm Voor meer informatie kunt u de website van de UNA raadplegen op www.una.an (Registration). Na inschrijving en eerste betaling ontvangt de student zijn collegekaart. 7.3.2. Collegekaart Vanaf september van elk collegejaar wordt gecontroleerd op het bezit van collegekaarten. De student is verplicht zijn collegekaart te allen tijde bij zich te hebben en deze bij controle te tonen. Een student die geen collegekaart bij zich heeft, wordt niet toegelaten tot de colleges noch tot andere studiefaciliteiten van de UNA en kan de toegang worden ontzegd tot het terrein van de UNA. Bij tentamens wordt een student die geen collegekaart bij zich heeft, de toegang hiertoe onherroepelijk ontzegd. De student kan bij Student Affairs tegen betaling van ANG 25,- een tentamenbrief ophalen, welke toegang geeft tot het tentamen voor 1 dag. Bij verlies of diefstal van de collegekaart, kan er tegen betaling van ANG 10.50,- een duplicaat collegekaart worden afgehaald. Het duplicaat wordt 1 dag na melding van het verlies of diefstal, uitgereikt aan de student. Certificaatstudenten dienen bij tentamens naast hun collegekaart tevens een verklaring van Student Affairs te overleggen met hierin opgenomen de vakken waar hij/zij zich voor ingeschreven heeft. 7.4. Inschrijf-, college- en examengelden Vanaf het tweede studiejaar dient de student om de colleges bij te wonen zich elk studiejaar te laten herinschrijven. Dit geldt gedurende de gehele periode waarin men met de studie bezig is. Herinschrijving vindt plaats door het invullen van een herinschrijf formulier en te voldoen aan de betreffende betalingsvereisten. Het is mogelijk om zich bij meer dan één faculteit in te schrijven of om meer dan één opleiding te volgen. Voor de tweede inschrijving is geen extra inschrijf- en collegegeld verschuldigd. Studenten met achterstallige schulden (inschrijf- en collegegeld, campus, bibliotheek) wordt de toegang tot Progress, Blackboard en tentamens ontzegd en kunnen zich niet herinschrijven voor het nieuwe collegejaar. Zolang de student openstaande schulden heeft, waar geen passende regeling voor is getroffen, wordt tevens geen bul, certificaat en transcript uitgereikt. Het examengeld dient vóór het afleggen van het bachelorexamen (4e jaar) betaald te zijn, anders wordt de student niet toegelaten tot het examen.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
35
7.4.1. Tarieven Voor de tarieven voor het inschrijf-, college- en examengeld en overige betalingsvoorwaarden van 2011-2012 wordt er verwezen naar het Reglement van Inschrijving 2011-2012, www.una.an. Naast vorengenoemde tarieven kan de UNA andere kosten gerelateerd aan te volgen zomer-, winter- of toelatingscursussen die buiten het reguliere onderwijs vallen aan de student doorberekenen. Voor alle niet – reguliere opleidingen of cursussen wordt er 5 % omzetbelasting in rekening gebracht. Studenten die het regulier onderwijs (voltijd) volgen hebben de mogelijkheid om de verschuldigde tarieven in gespreide betaling te voldoen. Studenten die niet-regulier onderwijs volgen dienen de verschuldigde tarieven bij inschrijving volledig te betalen. 7.4.2. Examengeld Bachelor Voor het afleggen van elk bachelorexamen is de student een examengeld van ANG 500,- verschuldigd. Het examengeld dient vóór het afleggen van het laatste afsluitende examen en/of het eindassessment, betaald te zijn. Indien de student voor één van de voornoemde examens is afgewezen is hij voor de eerste herhaling geen examengeld verschuldigd. Indien de student nog openstaande schulden heeft bij afstuderen, dan wordt er geen bul, en/of transcript uitgereikt aan de student. De borgsom voor de toga wordt apart afgerekend en na inlevering van de toga gerestitueerd. 7.5. Schuldbekentenis De student is aansprakelijk voor de betaling van het verschuldigde inschrijf- en collegegeld. Dit is ook het geval indien de betaling door een derde persoon dan wel door een instantie geschiedt. Indien de betaling niet volledig wordt voldaan door de derde of door de instantie dan is de student verplicht de betaling van het restant over te nemen. In alle gevallen is de student aansprakelijk voor de betaling van het volledige inschrijf- en collegegeld, ook in geval de student toestemming krijgt om uit te schrijven doch daarbij niet in aanmerking komt voor restitutie.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
36
8.
Overige regelingen
Het deelnemen aan de tentamens en examens, fraude en in beroep gaan zijn in verschillende reglementen vastgelegd. Deze reglementen zijn op het blackboard van BSW of de website van de UNA te vinden. Iedere student dient zich nadrukkelijk op de hoogte te stellen van deze reglementen. Er kan geen aanspraak gedaan worden op het niet op de hoogte zijn van regelingen, die hierin vastgelegd zijn. Onderstaand wordt een korte toelichting en de belangrijkste inhouden weergegeven van de reglementen. Voor de volledige informatie wordt naar de regelingen zelf verwezen. 8.1.
Onderwijsexamenregeling (OER) De Onderwijs en examenregeling beschrijft de regels die gelden voor het toegelaten worden tot toetsen, de inschrijvingsprocedures, herkansingsprocedures, examencommissie en beroepsprocedure.
De belangrijkste regels uit de OERsamengevat: •
Deelname aan tentamens staat open voor alle ingeschreven studenten van het betreffende studiejaar.
•
De student dient zich volgens de door de opleiding gestelde termijn in te schrijven voor een tentamen. Terugtrekking kan uiterlijk 24 uur vóór het begin van het tentamen plaatsvinden. Indien de kandidaat zich niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft teruggetrokken, wordt hij geacht aan het tentamen te hebben deelgenomen. Indien de kandidaat zich heeft ingeschreven en niet aan het tentamen deelneemt, wordt hem het cijfer 1 (een) toegekend voor het betreffende tentamen. Het is VERPLICHT voor de studenten om zich elektronisch in te schrijven voor hun tentamens. Dat inschrijven doen zij in Progress WWW, een programma dat te vinden is via www.una.an en dan doorklikken naar Progress.WWW.
•
Elke kandidaat dient een kwartier vóór aanvang van het tentamen aanwezig te zijn.
•
Controleer of je in het juiste lokaal zit. Wanneer je voor een toets in een bepaaldlokaal bent ingedeeld, mag je alleen in dat lokaal je toets maken. Je kunt die zien op je rooster of navragen bij de surveillant.
•
Legitimering: Iedere deelnemer aan een tentamen moet de presentielijst bij binnenkomst en vertrek tekenen en een geldige collegekaart kunnen overleggen. Als de kandidaat geen geldige collegekaart kan tonen, wordt deze uitgesloten van deelname aan het tentamen. Het collegekaartnummer dient ook vermeld te worden rechtsboven op de eerste pagina van het tentamen of de in te leveren opdracht.
•
De kandidaat mag de zaal niet verlaten voordat het tentamenwerk is ingeleverd. Gedurende een half uur volgend op de mededeling van de surveillant, dat het tentamen officieel is begonnen, mogen de kandidaten de examenzaal niet verlaten. Indien medische redenen worden ingeroepen, dient een doktersbriefje te worden getoond. Tijdens de toets is toiletbezoek niet toegestaan.
•
Een kandidaat die te laat komt, wordt tot uiterlijk 20 minuten na aanvang van het tentamen toegelaten. Inleveren geschiedt echter op hetzelfde tijdstip als de anderen. Na 20 minuten wordt geen deelname aan het tentamen meer verleend
•
Elke kandidaat is verplicht al zijn tentamenwerk in te leveren. Hij parafeert voor de afgifte op de presentielijst. De kandidaat mag de tentamenopgaven alleen meenemen, indien de betrokken docent/surveillant dit uitdrukkelijk toelaat. Het overtollige tentamen- en kladpapier dient in het tentamenlokaal achtergelaten te worden.
•
Tassen dienen vooraan in het tentamenlokaal te worden geplaatst.
•
Mobiele telefoons en eventuele andere communicatiemiddelen (pda’s, laptops) moeten worden uitgezet en
•
Er mag geen eten op tafel staan.
weggeborgen. Deze mogen niet op tafel liggen.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
37
•
Een kandidaat mag alleen de toegestane boeken, hulpmiddelen en dergelijke zoals op het voorblad van de tentamenopgaven is aangegeven, bij zich op de tafel hebben.
•
Elke kandidaat dient voordat hij met het tentamen begint, te controleren of de tentamenopgave compleet is.
•
Tentamenwerk mag niet met potlood of rode pen worden gemaakt. Dergelijke tentamens worden niet nagekeken.
•
De toetsen duren 1 uur en 30 minuten. Voor dyslexiestudenten 30 minuten langer.
Dyslexie Studenten met dyslexie komen in aanmerking voor een voorziening bij schriftelijke toetsen. Zij die in aanmerking willen komen voor deze voorziening dienen te beschikken over een officiële dyslexieverklaring en deze te overleggen aan hun studieloopbaanbegeleider. Dit is een verklaring opgesteld door een daartoe bevoegde psycholoog of arts waarin wordt verklaard dat de student dyslexie heeft. De studieloopbaanbegeleider informeert de studenten bij het begin van de studie over deze voorziening. Zij draagt ook zorg voor het informeren van de decaan, docenten en het Officemanagement. Op basis van de dyslexieverklaring kunnen de volgende faciliteiten verstrekt worden: ■ een half uur extra tijd bij het afleggen van schriftelijke toetsen ■ het ter beschikking stellen van een groot formaat (A3) van de toetsvragen/opdrachten. ■ het uitsluiten van taalkundige fouten bij de beoordeling van werkstukken en scripties, wanneer deze aannemelijk het gevolg zijn van dyslexie. Deze regeling geldt voor de student voor de duur van de hele opleiding. 8.2.
Geldigheidsduur van studieresultaten
Conform het examenreglement, art. 5.12 geldt het volgende voor de geldigheidsduur van studieresultaten: De resultaten van met goed gevolg afgelegde onderwijseenheden en van verleende vrijstellingen zijn niet gebonden aan een beperkte geldigheidsduur, behoudens het bepaalde in het volgende lid of indien sprake is van een onderbroken studie, zulks ter beoordeling van de examencommissie; De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderwijseenheden en van verleende vrijstellingen wordt voor de hierna genoemde onderwijseenheden beperkt tot genoemde termijn: Onderdelen van het propedeutisch examen zijn twee (2) jaar geldig, gerekend vanaf de toetsdatum. Reden hiervoor is de selecterende functie van de propedeuse; Onderdelen van het afsluitend examen zijn vijf (5) jaar geldig, gerekend vanaf de toetsdatum. Reden hiervoor is de noodzaak van voortdurende aanpassing van de inhoud van de opleiding aan wat de beroepspraktijk vraagt; De rector magnificus kan op verzoek van de student de geldigheidsduur verlengen. Dit verzoek dient door de decaan te worden ondersteund. 8.3.
Examencommissie
De opleiding BSW heeft een examencommissie benoemd. De examencommissie is conform art. 7.1 van de OER beslast met de volgende taken: 1. a.
De examencommissie is in ieder geval belast met: het afnemen van de toetsen en het vaststellen van de uitslag ervan;
b.
de zorg voor de organisatie van de toetsen en voor de goede gang van zaken tijdens de toetsen;
c.
het afhandelen van aanvragen om toestemming voor het volgen van een minor;
d.
het vaststellen van de uitslag van de examens;
e.
het uitreiken van getuigschriften en verklaringen;
f.
het afhandelen van verzoekschriften;
Studiegids BSW – 2011 – 2012
38
g. 2.
het verlenen van vrijstellingen; De examencommissie is bevoegd om beschikkingen en incidentele regelingen te treffen die afwijken van het in deze regeling bepaalde:
a.
indien ten gevolge van bijzondere omstandigheden toepassing van deze regeling tot ernstige onbillijkheden of tot onzorgvuldige behandeling zou leiden;
b.
of indien de belangen van een student of een groep studenten ten gevolge van door de instelling gemaakte fouten geschaad dreigen te worden;
c.
of indien de examencommissie besluit een verzoek van een individuele student in te willigen;
3.
Een beschikking of regeling als hierboven bedoeld wordt terstond aan de betrokken student(en) bekend gemaakt;
4.
De examencommissie bepaalt in overleg met de decaan de data en tijdstippen voor het afleggen van de toetsen en maakt deze uiterlijk één maand na aanvang van het studiejaar bekend;
5.
De voorzitter van de examencommissie of zijn plaatsvervanger is bevoegd zaken die de examencommissie aangaan en die naar zijn oordeel geen uitstel kunnen verdragen, in overleg met de decaan af te handelen. Hij legt hiervan op de eerstvolgende vergadering van de examencommissie verantwoording af aan de examencommissie;
6.
De examencommissie neemt binnen een termijn van vier weken een besluit op een aan haar gericht verzoek. Op grond van zwaarwegende omstandigheden kan de examencommissie afwijken van deze termijn. In dit laatste geval wordt betrokkene hierover geïnformeerd.
8.4.
Indienen verzoekschriften voor extra herkansing of vrijstellingen
Voor een extra herkansing of vrijstelling kan schriftelijk een verzoek ingediend worden bij de examencommissie. Voor een extra herkansing schrijft de student een getypt verzoek met een uitgebreide motivatie en ondersteund door een onderbouwing door de SLB’er. De SLB’er ondertekent ook het formulier. NB: Een extra herkansing is geen recht! Voor de aanvraag van vrijstelling voor één of meer vakken wordt een schriftelijk getypt verzoek ingediend, ondersteund door bewijslast van gevolgd onderwijs in betreffend studieonderdeel waarvoor een vrijstelling wordt aangevraagd. Bewijslast kan bestaan uit: cijferoverzicht, geschreven producten, portfolio, inhoudsoverzicht van het gevolgde programma. Verzoekschriften dienen voorzien te zijn van: naam, achternaam, studentnummer, adres, telefoonnummer, groep, naam SLB’er. Verzoekschriften zonder deze gegevens worden niet in behandeling genomen. 8.5.
Fraude
Bij fraude dient er gedacht te worden aan het op een oneigenlijke manier aantonen van de verworven competenties, voorafgaande, tijdens of na afloop van de tentamenafname. Ook plagiaat (het bewust overnemen van bronnen, zonder bronvermelding en daarbij doen alsof het authentiek werk is) valt onder fraude. De belangrijkste regels: Indien een student zich schuldig maakt of heeft gemaakt aan frauduleuze praktijken bij een toets, ontvangt de student geen beoordeling van de toets; Als de fraude wordt bemerkt tijdens het afleggen van de toets, kan de examinator c.q. de surveillant de student van verdere deelname aan de toets uitsluiten; De examinator of de surveillant die de fraude heeft bemerkt, stelt de examencommissie daarvan ten spoedigste op de hoogte;
Studiegids BSW – 2011 – 2012
39
De examencommissie is bevoegd aan de student die zich schuldig heeft gemaakt aan fraude, het recht te ontnemen één of meer nader aan te geven toetsen van de opleiding af te leggen voor een termijn van ten hoogste één jaar; In de Tentamen- en Frauderegeling van de UNA is het fraudebeleid nader uitgewerkt (zie blackboard in BSWalgemene informatie: “Regulations Governing Exams, Cheating and Plagiarism UNA 2006”). U wordt verwacht u hiervan op de hoogte te zijn. 8.6.
Beroepscommissie
Op de UNA is een beroepscommissie, conform de Landsverordening UNA.. Een student die zich in zijn belang geschaad acht door een besluit, als bedoel in het 1e lid van art. 23 van de Landverordening UNA, dan wel door het lang uitblijven daarvan kan een beroep instellen bij de Commissie van Beroep. Het 1e lid van art. 23 luidt: 1. De student, die rechtstreeks in zijn belang is geschaad door een besluit waarbij de uitslag van een examen of een onderdeel daarvan is vastgesteld, dan wel door de wijze waarop een examen of onderdeel daarvan is afgenomen, kan bij een met redenen omkleed beroepschrift beroep instellen bij een door de rector magnificus ingestelde commissie van beroep. De regeling is verder te vinden op het blackboard, onder “REGLEMENT VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP EX ARTIKEL 23 VAN DE LANDSVERORDENING UNA”, in de course “BSW – algemene informatie”. 8.7.
Suggesties en klachten
Eerste aanspreekpunt voor suggesties en klachten ten aanzien van de gang van zaken binnen een bepaald vak en/of de afsluiting daarvan, is de betreffende docent. In tweede instantie en indien noodzakelijk kun je je wenden tot je studieloopbaanbegeleider, vervolgens tot de programmanager van de opleiding en tenslotte bij de decaan van de faculteit. Voor zaken en problemen van meer persoonlijke aard is het studentendecanaat van Student Affairs de aangewezen instantie. 8.8.
Faculteitsraad
Er is een Faculteitsraad, bestaande uit docenten, studenten en ondersteunend personeel. De leden van de Faculteitsraad praten mee over zaken die de faculteit aangaan en zij adviseren de decaan dienaangaande. De decaan overlegt iedere onderwijsperiode (elk blok) met de Faculteitsraad over de organisatie en de uitvoering van het onderwijs. 8.9.
Studentenraad
Het medezeggenschapsorgaan door middel waarvan studenten hun visie, meningen enz. officieel kenbaar kunnen maken, is de studentenraad. De studentenraad bestaat uit maximaal drie vertegenwoordigers van de studenten per faculteit. Zij adviseert met betrekking tot de studentenvoorzieningen, de kwaliteitszorg van het onderwijs, in het bijzonder de studeerbaarheid van de programma’s en het beroepsreglement. De vergaderingen van de studentenraad met de rector magnificus zijn openbaar. Voor verdere inlichtingen over de studentenraad en de verkiezingsprocedure kan men zich wenden tot de studentendecaan. Nadere informatie is te vinden op het blackboard.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
40
9.
Praktische informatie
9.1. Kantoor BSW Het kantoor van BSW bevindt zich in het donker blauwe ‘noodkantoor’, links van het hoofdgebouw. Studenten kunnen te nallet tijde vrij inlopen, maar we rekenen wel op omgangsnormen, zoals we deze in de opleiding ontwikkelen (niet roken, niet eten, gepaste kleding, gepast taalgebruik). 9.2. Officemanagement FMG Voor praktische informatie en informatie over Progress en cijfers, kan de student zich in eerste instantie wenden tot het Officemanagement, tel. 844-2213, sra. Ichel Roojer. Email:
[email protected]. Openingstijden zijn: Maandag t/m donderdag: 8.00 – 16.00 uur Vrijdag: 8.00 – 12.00 uur 9.3. Stagecoördinator BSW Studenten die hun stage moeten gaan regelen, kunnen daartoe contact opnemen bij hun SLB’er of bij de stagecoördinator, de heer S. Justiana. Voor een afspraak kan contact opgenomen via het. 9.4. Programmanager BSW Voor vragen betreffende programmadeelname, blackboard, roostering, of opleiding algemeen kan de student zich wenden tot de Programmanager, tel. 844-2201, Britta Behrendt, MA. Email:
[email protected] 9.5. Decaan van de Faculteit De decaan is belast met de volgende taken: de interne kwaliteitszorg voor onderwijs en onderzoek in de faculteit; het vaststellen van het onderwijsprogramma en de examenregeling van de faculteit alsmede de regelmatige beoordeling daarvan; het vaststellen van algemene richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening van de faculteit; het vaststellen van het jaarlijks onderzoekprogramma van de faculteit; het houden van toezicht op de uitvoering van het onderwijsprogramma en de examenregeling en op het jaarlijks onderzoekprogramma, alsmede het uitbrengen van regelmatig verslag hieromtrent aan de rector magnificus en het instellen van de facultaire examencommissies alsmede de benoeming van de leden van die commissies. Een gesprek met de decaan kan via het Officemanagement aangevraagd worden.
9.6. Team BSW Per 1 september 2011 wordt het team van BSW gevormd door een viertal vaste medewerkers en een vijftal SLB’ers/docenten. Daarnaast worden er voor verschillende vakken gastdocenten ingezet. Gastdocenten zijn werkzaam in de praktijk en geven alleen les in het betreffende vak. Vaste staf
Functie
(vacature)
Decaan
Studiegids BSW – 2011 – 2012
Email
41
Jeanne de Bruijn
Hoogleraar Sociologie
[email protected]
Britta Behrendt
Programmanager
[email protected]
Odette van Brummen
Wetenschappelijk medewerkster
[email protected]
Studieloopbaanbegeleider (SLB) Docent Ontwikkelingspsychologie Docent Cobeva/projectbegeleiding Mevr. Dayanara Fanny
Assitant Officemanager MSW
[email protected]
Mevr. Ichel Roojer
Officemanager BSW
[email protected]
Esther Reijn
SLB
[email protected]
Nina Hansen
SLB
Marieke Daemen
SLB
Kernteam Coördinator/docent profiel MW
[email protected]
Coördinator/docent profiel PH
[email protected]
Coördinator/docent profiel HRM Feedra Pichardo
SLB
[email protected]
Docent Cobeva/projectbegeleiding Docent profiel PH Gastdocenten Anton Samson
Docent Psychopathologie
[email protected]
Arthur Nivillac
Docent Geschiedenis Welzijnswerk,
[email protected]
Interculturele Sensitiviteit Chris Palm
Docent Agogiek, profiel HRM
[email protected]
Debora Slijters
Docent profiel MW
[email protected]
Eugene Maduro
Docent Papiamentu
[email protected]
Giselle Tomsjansen
Docent Profiel PH
[email protected]
Hubert Valentina
Docent Profiel MW
Kimberley de L’Isle
Docent Arbeidsrecht
[email protected]
Marco Meuleman
Docent Organisatiekunde
[email protected]
Mikel Mattheeuw
Docent profiel HRM
[email protected]
Milushka Birge
Docent community Art
[email protected]
Louise Hoogerwoord
Docent cobeva, projectbegeleiding
[email protected]
Ontwikkelingspsychologie, Managementskills
[email protected]
Raymond Gericho
Docent pedagogiek, supervisor
[email protected]
Robert Baank
Docent ethiek/filosfie
[email protected]
Rose Mary Allen
Docent onderzoeksvaardigheden
[email protected]
Marelva Jansen-Liberia
Eilandgebied Curaçao
[email protected]
Arthur Nivillac
Arbo-consult
[email protected]
Opleidingsadviesraad
Studiegids BSW – 2011 – 2012
42
Jeannette Juliet-Pablo
Bureau Vrouwenzaken
[email protected]
Carla Balentina-Martina
Manager HRM Aqualectra
[email protected]
9.7. Bereikbaarheid docenten De docenten zijn bereikbaar via Blackboard, hun e-mail of via hun postvakken bij de opleiding. Kerndocenten van de opleiding zijn veelal ook telefonisch bereikbaar.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
43
10.
Faciliteiten en diensten
10.1. Student Affairs Student Affairs staat onder leiding van mw. Elica Ras-Fullinck. Contactgegevens:
e-mail
:
[email protected]
tel
:
844 2142
Bij Student Affairs kun je bij de informatiebalie o.a. terecht: Voor het verkrijgen van algemene informatie over de UNA Om je in en uit te schrijven bij een faculteit van de UNA Voor het aanvragen van verklaringen (voor cijferlijsten kan de student terecht op ProgRESS.www) Openingstijden:
Contactgegevens:
ma
8.00 – 17.00 uur
di
8.00 – 17.00 uur
wo
8.00 – 17.00 uur
do
8.00 – 17.00 uur
vr
8.00 – 16.30 uur
e-mail
:
[email protected]
tel
:
844 2144
Bij Student Affairs kun je bij de verkoopbalie o.a: Kantoorartikelen kopen UNA-publicaties kopen Kopieerwerk laten doen van 1 velletje tot een compleet verslag Verslagen laten inbinden Openingstijden:
ma t/m do
8.30-16.30 uur
vr
8.30-16.00 uur
Contactgegevens:
e-mail:
[email protected] tel
: 844 2145 / 2146 / 2147
10.2. Studentendecanaat Bij Student Affairs is ook het studentendecanaat gevestigd. Het studentendecanaat staat onder leiding van mw. Elica Ras-Fullink. Zij wordt bijgestaan door mw. Christina Daniel. Zit u met vragen, twijfels of moeilijkheden op het gebied van studiekeuze en –loopbaan; persoonlijke problemen; angstgevoelens (tentamens / presentaties); leerkrachten, studenten en anderen; studiefinanciering; studieproblemen en/of –vaardigheden, dan kunt u terecht bij het studentendecanaat. Samen wordt de situatie in kaart gebracht en gezocht naar mogelijke oplossingen. Gegevens worden vertrouwelijk behandeld. U kunt een afspraak maken of even binnen lopen. Contactgegevens:
e-mail:
[email protected] [email protected]
10.3. Bestelmogelijkheden van literatuur Met ingang van het studiejaar 2007 – 2008 dienen de studenten zelf hun studieboeken aan te schaffen via internet, de boekhandels en/of de boekimporteur. Adresgegevens volgen hierna. Bij de inschrijving ontvangt de student een literatuurlijst van de Faculteit; deze literatuurlijst verschijnt ook op Blackboard. De in de literatuurlijst vermelde syllabi zijn wel via de verkoopbalie van Student Affairs te koop. Via internet
www.bol.com www.amazon.com
Studiegids BSW – 2011 – 2012
44
www.jongbloed.nl www.intertaal.nl Via de boekhandels
Boek Plus, Kaya Salas 48 (voorheen Fokkerweg), 461 0492 Mensing’s Caminada, Schottegatweg Oost z/n,
737 0222
Samson Curaçao N.V., Schottegatweg Oost 215, 465 4677 Kaminda Elektrishen,
461 1522
Vandorp-Eddine N.V., Promenade Shopping C
737 0545
Mailadres:
[email protected] (Levertijd Vandorp-Eddine is 7 – 10 dagen na betalingsafspraak; boeken kunnen in termijnen betaald worden; boekbestellingen kunnen ook op UNA worden ingeleverd.) Via de boekimporteur
British American Books Ltd, Roodeweg 100,
462 4600
10.4. Bibliotheek De bibliotheek van de UNA verzorgt voor de hele universiteit de dienstverlening ten behoeve van onderwijs, onderzoek, bestuur en algemene vorming. De bibliotheek onderhoudt contacten met bibliotheken en informatiecentra in binnen- en buitenland. De toegang tot de bibliotheek is vrij. Voor het lenen van boeken moet u echter wel een pasje hebben. De contactpersoon voor studenten van de faculteit is mw. Lisette Meulens. Studenten van de UNA gebruiken hiervoor hun collegekaart. De bibliotheek heeft de volgende afdelingen en openingstijden. De catalogus is ook toegankelijk via www.una.an. Uitleen maandag
12.00 - 17.00 uur
dinsdag t/m donderdag
8.00 - 17.00 uur
vrijdag
8.00 - 16.00 uur
Antiana / Arubana Zelfde openingstijden als bij uitleen en volgens afspraak. Deze collectie is alleen ter inzage. Studiezaal maandag t/m zondag
8.00 – 22.30 uur
10.5. Campus Tot de campus worden toegelaten studenten die zijn ingeschreven aan de UNA. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan studenten die niet afkomstig zijn van Curaçao. De verblijfkosten bedragen ANG 735,- per maand inclusief maaltijden (te betalen gedurende 10 maanden; inclusief OB). Beursstudenten krijgen hierop reductie. De campus heeft tot doel het verschaffen van een rustige studiesfeer aan de studenten en biedt de volgende mogelijkheden. •
rustige studieruimte
•
eigen kamer, met telefoon- en internetaansluiting (campus)
•
drie maaltijden per dag
•
sportfaciliteiten
Verdere informatie en inschrijfformulieren zijn beschikbaar bij de Campusmanager, de heer De Palm in zijn kantoor op de Campus. Je kunt telefonisch inlichtingen krijgen op nummer 844 2217 en 2218 of via e-mail
[email protected]
Studiegids BSW – 2011 – 2012
45
10.6. Computercentrum (CCUNA) Een zeer belangrijke afdeling binnen de UNA is het computercentrum (CCUNA). Deze afdeling is niet alleen ondersteunend, maar begeleidt en stimuleert ook het gebruik van Blackboard. CCUNA heeft de beschikking over verschillende computerlabs en biedt cursussen aan. Studenten van de UNA genieten extra kortingen bij het volgen van cursussen. Voor meer informatie kun je contact opnemen met de CCUNA administratie onder telefoonnummer 844 2250 / 2251 of via e-mail
[email protected] 10.7. Communicatie binnen de opleiding Via het prikbord en/of Blackboard (het intranetsysteem van UNA) word je op de hoogte gehouden van onder meer roostering, uitslagen, groepsindeling en mededelingen over aan te schaffen materialen. Daarnaast kun je er ook informatie over roosterwijzigingen, ziekte van docenten, activiteiten, conferenties etc. vinden. Het is dus van belang dat je regelmatig (liefst dagelijks!!) deze communicatiekanalen raadpleegt. Bij inschrijving als student ontvang je een mailadres van UNA en de inloggegevens voor Blackboard. Nieuwe inschrijvingen volgen in onderwijsperiode 1 tijdens de ICT-module, waarin de werking van Blackboard wordt uiteengezet. Voor tentameninschrijving en het vastleggen en bijhouden van studieresultaten hanteert de faculteit ProgRESS www. Ook hiervoor ontvang je bij inschrijving je inloggegevens. Blackboard en ProgRESS www zijn 2 verschillende systemen met ieder hun eigen inlogprocedure. Standaard gelden de volgende inlogprocedures: Blackboard:
Username: studentnummer (bv. 9012345) Password: tst123
Progress:
studentnummer
Email:
username: voornaam.achternaam (bv. milushka.siliee)
Password: geboortedatum: dd-mm-jjj (bv. 01-08-1980) Password: test123 Indien er van een una-emailadres gebruikt gemaakt dient er elke 3 maanden direct via de una-website ingelogd te worden. Zo dit niet gebeurd, dan wordt het emailadres afgesloten. 10.8. Bereikbaarheid studenten Elke student krijgt een eigen Blackboard-adres. In een beperkt aantal gevallen zal informatie per post worden verzonden. Je wordt daarom dringend verzocht een adreswijziging niet alleen door te geven aan de studentenadministratie, maar ook aan de programmanager en aan je studieloopbaanbegeleider. Het Blackboardadres geeft u toegang tot studentenmail van de UNA. Je kunt gebruik maken van een computer in de bibliotheek, bij CCUNA, een computer thuis of, als je die hebt, van je laptop. In de eerste onderwijsperiode wordt een cursus werken met Blackboard aangeboden. 10.9. Roostering Het aantal colleges kan van periode tot periode verschillend zijn, maar er zijn niet de hele week ingeroosterde lesactiviteiten. Wij gaan ervan uit, dat iedereen de niet-ingeroosterde tijd besteedt aan opdrachten, voorbereiding, activiteiten, zelfstudie, en dergelijke. Bij de 42 weken zijn ook de afsluitings- en herkansingsweken meegerekend; ook in deze weken word je geacht te studeren, net als in de inhaalweken. Alleen de weken die in het jaarrooster opgenomen zijn als vakantieweken tellen niet mee.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
46
Per periode wordt er een weekrooster vastgesteld. Het weekrooster vind je op Blackboard. Het weekrooster wisselt per periode. Het nieuwe rooster is uiterlijk een week voordat het ingaat, bekend. Het merendeel van de onderwijsactiviteiten (contacttijd) is geprogrammeerd van maandag t/m donderdag maximaal 8 blokken van 2 college-uren (45 minuten). Er zijn collegetijden voor middaggroepen met collegetijden van 13.45 - 17.00 uur of 15.30 – 19.00 uur en voor avondgroepen met collegetijden van 17.30 - 20.45 uur.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
47
Bijlagen
Studiegids BSW – 2011 – 2012
48
Bijlage 1 – COMPETENTIES UITGEWERKT NAAR LEERRESULTATEN
Toelichting bij de competentieniveaus De competentieniveaus zijn aanvullend en opvolgend. Om te borgen dat de bouwstenen van de competenties - kennis, vaardigheden en houding - in het onderwijs- en toetsprogramma herleidbaar zijn tot de competenties zijn ze in de niveaus 1 en 2 apart uitgewerkt. Voor niveau 3 zijn de leerresultaten op het niveau van de competenties beschreven. Indicatoren niveau 1 Cluster 1. Verkennen, analyseren, definiëren Toelichting: De professional is in staat om – samen met doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenen – de kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving betrokken zijn te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. De ontwikkeling van deze competentie beoogt een professional die gericht is op het bijdragen aan de realisatie van een menswaardig bestaan en die in staat is daar rekenschap van af te leggen in zijn of haar professioneel handelen. Kennis: De student heeft kennis van samenlevingsverbanden en achtergronden en levensovertuigingen van diverse klantgroepen en individuen. De student heeft kennis van het welzijnswerk op de Antillen vanuit historisch perspectief. Vaardigheden: De student kan vanuit kennis over diversiteit aan achtergronden en levensovertuigingen benoemen wat de invloed daarvan is op individuen, groepen en organisaties. Attitude: De student reflecteert op de eigen achtergrond en positie in relatie tot de positie en achtergrond van anderen. De student gaat relaties aan vanuit erkenning en respect van de leefwereld en identiteit van betrokkenen. Cluster 2. Sociaal agogisch handelen Toelichting: Sociaal-agogen zijn in staat tot methodisch handelen in sociaal-agogische contexten binnen de werkvelden MW, PH en HRM en tot het verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaal-agogische contexten binnen de werkvelden MW, PH en HRM wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling (empowerment) van cliënt, werknemer, groep en organisatie. Kennis: De student heeft kennis van de belangrijkste sociaal agogische methodieken. Hij is in staat deze in verband te brengen met kenmerkende doelgroepen en contexten. Vaardigheden: De student beheerst de basisvaardigheden van de agogische professional, zoals doorvragen, feedback geven en ontvangen, vergaderen en afspraken maken en nakomen. De student analyseert op methodische wijze de startsituatie van cliënten/werknemers en formuleert op basis daarvan haalbare doelen. Attitude: De student is zich bewust van de invloed van de eigen normen en waarden op zijn denken en handelen. Hij verhoudt zich hiermee tot anderen. Cluster 3. Werken in en vanuit een bedrijf of organisatie Toelichting: De organisatorische context van waaruit de sociaal-agoog opereert kan sterk verschillen: van een zelfstandige kleine onderneming tot een grote organisatie met honderden medewerkers. Dát van de sociaal agoog op een bepaalde wijze functioneren in die context wordt vereist, is evident. Wij geven hier de voornaamste kwaliteiten. De professional kan zich staande houden in een organisatie Kennis: De student heeft kennis van de structuren en culturen van verschillende typen organisaties. De student heeft kennis van de positionering van de social work professional tussen organisatie en cliënt/werknemer. Vaardigheden: De student kan het eigen werk organiseren binnen de gegeven randvoorwaarden van een organisatie. De student toont dat hij in staat is om informatie te presenteren en te delen met anderen. Attitude: De student is dienstverlenend en coöperatief. Hij toont initiatief in de samenwerking met anderen. De student is bereid om samen te werken en informatie te delen met collega’s. De student durft de eigen grenzen te verleggen. Cluster 4. De persoon van de professional als instrument Toelichting: In het sociaal-agogisch handelen is steeds een aantal meer persoonlijke kwaliteiten van de
Studiegids BSW – 2011 – 2012
49
werker méé in het geding ten behoeve van de versterking van het zelfregulatieve vermogen van de cliënt, 3 werknemer, groep en/of organisatie. Dat brengt met zich mee dat de sociaal agoog in staat is een aantal aan de eigen persoonlijkheid verbonden vermogens professioneel in te zetten (nabijheid) op zodanige wijze dat afstand en nabijheid, presentie en interventie worden gecombineerd. Kennis: De student heeft kennis van het belang van taal voor effectief sociaal agogisch handelen. De student heeft kennis van communicatieprocessen in groepen en tussen individuen. Hij heeft kennis van de invloed van culturele factoren en interculturele communicatie. Vaardigheden: De student beheerst voldoende mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden in Nederlands en Papiamento, nodig voor effectieve communicatie in de context van de opleiding. De student kan samenwerkingsrelaties in groepen aangaan en ontwikkelen. Hij kan zijn eigen rol binnen samenwerking te benoemen en te hanteren. Hij reflecteert op de eigen rol en het eigen aandeel in communicatieprocessen. Hij betrekt daarbij de kennis over interculturele communicatie. Hij is in staat om duidelijk onder woorden te brengen wat hij bedoelt. Attitude: De student toont respect voor anderen. De student kan agogische relaties aangaan en onderhouden. Hij staat open voor samenwerking. De student is bereid om te leren van successen en fouten van zichzelf en anderen. Cluster 5. Onderzoek ontwikkelen Toelichting: De sociaal-agoog kan sociaal-agogisch onderzoek verrichten, gericht op planontwikkeling, bedrijfsstrategie en beroepsontwikkeling. Kennis: De student heeft kennis van de basisbegrippen en theorieën van verschillende vormen en opvattingen over kennisontwikkeling en onderzoek. Vaardigheden: Student is in staat om bronnen te gebruiken en systematisch gegevens te verzamelen en te rapporteren. De student past basistechnieken van onderzoek toe en is in staat om een onderzoeksplan te maken. Attitude: De student is nieuwsgierig en onderzoekend. Cluster 6. Lerende Professional Toelichting: De sociaal-agoog is in staat tot leven lang leren en het onderhouden van de eigen beroepscompetenties. Blijft zich gedurende zijn loopbaan professioneel ontwikkelen. Aandachtspunt: kennisontwikkeling, vakliteratuur en andere bronnen. Zelf kennis ontwikkelen. Systematisch werken, rapporteren. Bijdragen aan gemeenschappelijke visie op beroep. Kennis: Vanuit literatuur en praktijk geeft de student blijk van besef van het bestaan van de kwaliteitsnormen en standaarden van het beroep. De student heeft kennis van verschillende leerstrategieën en hun effectiviteit voor het behalen van verschillende soorten leerdoelen. Vaardigheden: De student is in staat om te reflecteren op de eigen professionele kennis, vaardigheden en houding. Hij is in staat om eigen ontwikkelingsmogelijkheden te herkennen en te benoemen. De student is in staat om voor hem relevante leerdoelen te benoemen en operationeel te formuleren. De student is in staat om inbreng van anderen te verkrijgen bij het formuleren en realiseren van zijn leerdoelen. Attitude: De student toont dat hij gemotiveerd is om zich te blijven ontwikkelen, binnen en buiten de opleiding. De student staat open voor feedback van anderen en voor het toepassen van verschillende leerstrategieën. De student ontwikkelt een eigen visie op het beroep en de bijdrage die het levert aan de samenleving.
3
Deze vermogens vragen verdere uitwerking en argumentatie. Voorlopig sluiten we op dit punt grotendeels aan bij de persoonlijke en zogenoemde ‘generieke vermogens zorg & welzijn’, zoals verzameld in Klaar voor de Toekomst.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
50
NIVEAU 2 Stagebekwaam Cluster 1. Verkennen, analyseren, definiëren Toelichting: De professional is in staat om – samen met doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenen – de kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving betrokken zijn te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. De ontwikkeling van deze competentie beoogt een professional die gericht is op het bijdragen aan de realisatie van een menswaardig bestaan en die in staat is daar rekenschap van af te leggen in zijn of haar professioneel handelen. Kennis: De student is in staat om de kenmerkende problematieken van de Antillen te benoemen en vanuit filosofische, religieuze en interculturele invalshoeken te analyseren. Hij weet dit te vertalen naar zijn professionele handelen als social worker en vanuit het gekozen uitstroomprofiel. Hij is in staat om beroepsdilemma’s te benoemen. Vaardigheden: De student is in staat tot het verzamelen van cliëntgegevens /organisatiekenmerken en het analyseren van cliëntsituaties/organisatiekenmerken vanuit meerdere perspectieven. Met behulp daarvan stelt hij een ontwikkelingsgericht hulpverlenings- c.q. behandelplan of beleidsplan op. De cliënt kan een individu, werknemer, gezin of maatschappelijk systeem zijn. Attitude: De student heeft een visie op de sociale invalshoeken en culturele waarden in de aangetroffen situaties, kan deze verwoorden en beargumenteren op basis van theorie en belanghebbenden. De student betrekt hierbij ethische afwegingen. Cluster 2 Sociaal agogisch handelen Toelichting: Sociaal-agogen zijn in staat tot methodisch handelen in sociaal-agogische contexten binnen de werkvelden MW, PH en HRM en tot het verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaal-agogische contexten binnen de werkvelden MW, PH en HRM wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling (empowerment) van cliënt, werknemer, groep en organisatie. Kennis: De student heeft kennis van de belangrijkste sociaal agogische methodieken en past ze toe op verschillende doelgroepen in eenvoudige beroepscontexten. De student heeft inzicht in het beroepsdilemma afstand en nabijheid. Vaardigheden: De student past de gespreksvaardigheden van het gekozen profiel, zoals leiden en volgen, toe in eenvoudige beroepscontexten. De student analyseert op methodische wijze de startsituatie van cliënten/werknemers en formuleert op basis daarvan haalbare doelen. Hij richt zich daarbij op zowel doelen als proces en werkt daarbij planmatig. Hij is in staat tot het verantwoorden van zijn methodisch handelen. Attitude: De student richt zich bij het sociaal agogisch handelen steeds op het individu, de omgeving, het systeem en hun wederzijdse samenhang en beïnvloeding. Hij houdt daarbij rekening met normatieve perspectieven. Cluster 3 Werken in en vanuit een bedrijf of organisatie Toelichting: De organisatorische context van waaruit de sociaal-agoog opereert kan sterk verschillen: van een zelfstandige kleine onderneming tot een grote organisatie met honderden medewerkers. Dát van de sociaal agoog op een bepaalde wijze functioneren in die context wordt vereist, is evident. Wij geven hier de voornaamste kwaliteiten. De professional kan zich staande houden in een organisatie Kennis: De student heeft inzicht in beleidsmatige en organisatorische aspecten van social work. De student heeft kennis van verschillende managementstijlen en/of HRM instrumenten. De student heeft kennis van de dynamiek en de schaalgrootte van het werkveld en de diverse organisaties. Vaardigheden: De student is in staat om samen te werken met andere medewerkers, zowel vakgenoten als andere beroepsbeoefenaars, zowel professionals als vrijwilligers. De student is in staat om beleid van een organisatie te analyseren en te vertalen naar een management aanpak. De student is in staat om het eigen werk te organiseren en toont initiatief in eenvoudige praktijksituaties. De student is in staat een projectplan met een realistische begroting te maken. Attitude: De student is in staat als medewerker of vrijwilliger loyaal en assertief te functioneren vanuit de doelstellingen en het beleid van de organisatie. De student heeft een ondernemende houding. Cluster 4 De persoon van de professional als instrument Toelichting: In het sociaal-agogisch handelen is steeds een aantal meer persoonlijke kwaliteiten van de werker méé in het geding ten behoeve van de versterking van het zelfregulatieve vermogen van de cliënt, 4 werknemer, groep en/of organisatie. Dat brengt met zich mee dat de sociaal agoog in staat is een aantal aan de eigen persoonlijkheid verbonden vermogens professioneel in te zetten (nabijheid) op zodanige wijze dat afstand en nabijheid, presentie en interventie worden gecombineerd. Kennis: De student heeft kennis over hoe hij de eigen kwaliteiten professioneel in kan zetten bij beroepssituaties en beroepsdilemma’s, die zich kunnen voordoen in de context van het gekozen uitstroomprofiel. 4
Deze vermogens vragen verdere uitwerking en argumentatie. Voorlopig sluiten we op dit punt grotendeels aan bij de persoonlijke en zogenoemde ‘generieke vermogens zorg & welzijn’, zoals verzameld in Klaar voor de Toekomst.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
51
Vaardigheden: De student kan professionele samenwerkingsrelaties in groepen aangaan en ontwikkelen. Hij kan zijn professionele rol in deze samenwerking benoemen, hanteren en verantwoorden. Hij reflecteert op zijn professionele rol en het eigen aandeel in communicatieprocessen. Hij toont interculturele sensitiviteit aangaande de cliënt/werknemer. Attitude: Hij brengt vanuit de eigen functie en positie kennis, inzicht en een mening in. Hij heeft zicht op de kwaliteiten van teamleden/werknemers en stimuleert anderen om gebruik te maken van hun kwaliteiten, benoemt synergie en is resultaatgericht. Cluster 5 Onderzoek ontwikkelen Toelichting: De sociaal-agoog kan sociaal-agogisch onderzoek verrichten, gericht op planontwikkeling, bedrijfsstrategie en beroepsontwikkeling. Kennis: De student heeft kennis van de basisbegrippen, theorieën en opvattingen over kwalitatief onderzoek en kan deze toe passen in eenvoudige social work contexten. De student is in staat om resultaten van kwantitatief onderzoek te analyseren en te vertalen naar de betekenis voor de praktijk van social work. Vaardigheden: De student is in staat om ontwikkelingen in een wijk/organisatie te signaleren en deze te vertalen naar een projectplan. De student is in staat om eigen onderzoek te presenteren aan vakgenoten en belanghebbenden. Hij toont daarbij inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van het eigen onderzoek en dat van anderen. Attitude: De student heeft een objectieve en kritische houding ten opzichte van het eigen onderzoek en dat van anderen. De student is ondernemend en pro-actief. Cluster 6 Lerende Professional Toelichting: De sociaal-agoog is in staat tot leven lang leren en het onderhouden van de eigen beroepscompetenties. Blijft zich gedurende zijn loopbaan professioneel ontwikkelen. Aandachtspunt: kennisontwikkeling, vakliteratuur en andere bronnen. Zelf kennis ontwikkelen. Systematisch werken, rapporteren. Bijdragen aan gemeenschappelijke visie op beroep. Kennis: De student is actief op zoek naar concepten en theorieën die relevant zijn voor het gekozen profiel en die te vertalen naar zijn professie en zijn professionele ontwikkeling. De student toont aan op de hoogte te zijn van relevante en actuele vakliteratuur. Vaardigheden: De student heeft zicht op zijn sterke en zwakke kanten die hij in zijn professie kan ontwikkelen en inzetten. De student is in staat om te reflecteren op de eigen professionele kennis, vaardigheden en houding. Hij is in staat om eigen (professionele) ontwikkeling te benoemen en te sturen. De student is in staat om door middel van intervisie te leren van de inbreng van anderen. Hij vertaalt dit naar leerdoelen en concreet handelen. Attitude: De student toont dat hij gemotiveerd is om zich te ontwikkelen binnen en buiten de opleiding en zich te verdiepen in het gekozen profiel. De student ontwikkelt een eigen visie op het beroep binnen het gekozen profiel en de bijdrage die hij kan leveren aan de samenleving/de organisatie.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
52
NIVEAU 3 Startbekwaam Cluster 1 Verkennen, analyseren, definiëren Toelichting: De professional is in staat om – samen met doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenen – de kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving betrokken zijn te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. De ontwikkeling van deze competentie beoogt een professional die gericht is op het bijdragen aan de realisatie van een menswaardig bestaan en die in staat is daar rekenschap van af te leggen in zijn of haar professioneel handelen. • De startbekwame professional is in staat tot het opsporen van in concrete situaties benodigde kennis, informatie, objectieve en subjectieve gegevens. • Hij kan deze gegevens verwerken tot een ontwikkelingsperspectief. Het gaat hierbij om de verwerving van zowel feitelijke gegevens als bewust maken van beleving, behoeften, vermogens en mogelijkheden tot participatie van individuen en groepen. • Hij gebruikt hierbij maatschappelijke en politieke kansen en mogelijkheden. De startbekwame professional kan zodanig handelen dat ontwikkelingsmogelijkheden van cliënten, werknemers, groepen en organisaties binnen maatschappelijke mogelijkheden in de verschillende dimensies worden aangesproken. Hij is in staat zich bewust te maken van zijn eigen sociale en culturele waarden en die van anderen en betrekt deze in overwegingen in verschillende beroepssituaties. De startbekwame professional heeft een beargumenteerde, breed reikende visie op de sociale invalshoeken en culturele waarden in de aangetroffen situaties. Hij is in staat om deze visie verder te ontwikkelen in samenwerking met doelgroep en opdrachtgever. De student maakt ethische afwegingen en verantwoordt deze in situaties waarin het sociale onder druk staat. Cluster 2 Sociaal agogisch handelen Toelichting: Sociaal-agogen zijn in staat tot methodisch handelen in sociaal-agogische contexten binnen de werkvelden MW, PH en HRM en tot het verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaal-agogische contexten binnen de werkvelden MW, PH en HRM wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling (empowerment) van cliënt, werknemer, groep en organisatie. • De startbekwame professional is in staat om het sociaal-agogisch perspectief, zoals in de toelichting hierboven genoemd, optimaal te realiseren, ook juist in situaties / contexten waar dit perspectief onder druk staat. • Hij is in staat zich te richten op culturele en maatschappelijke participatie en op identiteitsvorming/vorming van beroepsperspectief. • De startbekwame professional is in staat tot het dialogisch en wederkerig benaderen van de doelgroep in zijn of haar context. • Hij is in staat tot methodisch handelen binnen het spectrum van voor het uitstroomprofiel relevante sociaalagogische handelingsvormen. • Hij is pro-actief, doelgericht en planmatig en richt zich zowel op proces als resultaat. • Hij is in staat om zijn handelen methodisch te verantwoorden. Cluster 3 Werken in en vanuit een bedrijf of organisatie Toelichting: De organisatorische context van waaruit de sociaal-agoog opereert kan sterk verschillen: van een zelfstandige kleine onderneming tot een grote organisatie met honderden medewerkers. Dàt van de sociaal agoog op een bepaalde wijze functioneren in die context wordt vereist, is evident. Wij geven hier de voornaamste kwaliteiten. De professional kan zich staande houden in een organisatie • De startbekwame professional is in staat vanuit sociaalagogisch perspectief kritisch beleidsmatig te opereren binnen de doelen en strategie van organisatie of bedrijf. • Hij levert een bijdrage aan het beleid. • Hij is in staat in mondelinge en schriftelijke rapportages verantwoording af te leggen. • Hij is in staat bedrijfsmatig te handelen met betrekking tot de inzet van middelen (materiele voorzieningen). • Hij is in staat een bijdrage te leveren aan de kwaliteitszorg van de organisatie of bedrijf. • De startbekwame professional is in staat multidisciplinair samen te werken met anderen, zowel vakgenoten, beroepsbeoefenaars uit andere disciplines als vrijwilligers. • Hij is in staat (bege)leiding te geven aan anderen, zowel medewerkers als vrijwilligers. • Hij is in staat formele relaties met derden op een transparante wijze te ontwikkelen en te onderhouden. • Hij is in staat een (professioneel) netwerk te ontwikkelen en te onderhouden. • De startbekwame professional is in staat ondernemend te denken en te handelen binnen een organisatie of bedrijf. Cluster 4 De persoon van de professional als instrument Toelichting: In het sociaal-agogisch handelen is steeds een aantal meer persoonlijke kwaliteiten van de werker méé in het geding ten behoeve van de versterking van het zelfregulatieve vermogen van de cliënt,
Studiegids BSW – 2011 – 2012
53
werknemer, groep en/of organisatie. Dat brengt met zich mee dat de sociaal agoog in staat is een aantal aan de eigen persoonlijkheid verbonden vermogens professioneel in te zetten (nabijheid) op zodanige wijze dat afstand en nabijheid, presentie en interventie worden gecombineerd. • De startbekwame professional is in staat de eigen kwaliteiten en valkuilen te hanteren en deze door middel van reflectie verder te ontwikkelen. • Hij verbindt dit aan geschiktheid en ambities voor het gekozen uitstroomprofiel. •
De startbekwame professional is betrokken, empatisch, assertief, representatief, integer en in staat professionele macht en verantwoordelijkheid te hanteren.
Cluster 5 Onderzoek ontwikkelen Toelichting: De sociaal-agoog kan sociaal-agogisch onderzoek verrichten, gericht op planontwikkeling, bedrijfsstrategie en beroepsontwikkeling. De startbekwame professional is in staat veranderingen in de samenleving te signaleren, deze te relateren aan de Caribische regio en deze te vertalen in consequenties voor het professioneel handelen. De startbekwame professional is in staat onderzoek te doen naar de beroepsuitoefening en de uitkomsten te vertalen naar consequenties voor het beroepshandelen. Hij is in staat eigen onderzoek op passende wijze te presenteren en te representeren voor lokale en regionale stakeholders. De startbekwame professional is in staat om te reflecteren op de gekozen theoretische en normatieve kaders van waaruit hij zijn onderzoek verricht. Cluster 6 Lerende Professional Toelichting: De sociaal-agoog is in staat tot leven lang leren en het onderhouden van de eigen beroepscompetenties. Blijft zich gedurende zijn loopbaan professioneel ontwikkelen. Aandachtspunt: kennisontwikkeling, vakliteratuur en andere bronnen. Zelf kennis ontwikkelen. Systematisch werken, rapporteren. Bijdragen aan gemeenschappelijke visie op beroep. • De startbekwame professional is in staat vanuit de eigen professionaliteit een bijdrage te leveren aan de verdere kennisontwikkeling van de professie in de lokale en regionale context. • De startbekwame professional is in staat de eigen professionaliteit te ontwikkelen aan de hand van concepten, theorieën en praktijken van het gekozen uitstroomprofiel. • De startbekwame professional is in staat te handelen vanuit een eigen beroepsidentiteit.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
54
Bijlage 2 Beschrijving Studieonderdelen
Studiegids BSW – 2011 – 2012
55
Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-SLB1, M-SLB2, M-SLB3, M-SLB4 :6 :1 : 1-4
Leerdoel / te verwerven competenties Sociaal agogisch handelen Attitude: De student is zich bewust van de invloed van de eigen normen en waarden op zijn denken en handelen. Hij verhoudt zich hiermee tot anderen. Lerende Professional Kennis: • Vanuit literatuur en praktijk geeft de student blijk van besef van het bestaan van de kwaliteitsnormen en standaarden van het beroep. • De student heeft kennis van verschillende leerstrategieën en hun effectiviteit voor het behalen van verschillende soorten leerdoelen. Vaardigheden: • De student is in staat om te reflecteren op de eigen professionele kennis, vaardigheden en houding. Hij is in staat om eigen ontwikkelingsmogelijkheden te herkennen en te benoemen. • De student is in staat om voor hem relevante leerdoelen te benoemen en operationeel te formuleren. • De student is in staat om inbreng van anderen te verkrijgen bij het formuleren en realiseren van zijn leerdoelen. Attitude: • De student toont dat hij gemotiveerd is om zich te blijven ontwikkelen, binnen en buiten de opleiding. • De student staat open voor feedback van anderen en voor het toepassen van verschillende leerstrategieën. • De student ontwikkelt een eigen visie op het beroep en de bijdrage die het levert aan de samenleving. Taakgebied: Eigen professionalisering Inhoud: Onder studieloopbaanbegeleiding wordt verstaan het leren doelgericht en procesmatig om te gaan met leerervaringen. Door onder andere het schrijven en regelmatig bijstellen van een studieplan houdt de student greep op het eigen leerproces en leert de student werken aan sterke en zwakke punten met betrekking tot het studeren en het ontwikkelen van een beroepsidentiteit. De begeleiding is gericht op ondersteuning bij: • het integreren van levens- en leerervaringen bij het schrijven van het zelfportret en het opstellen van een studieplan. • Het beschrijven van leerdoelen in samenhang met het opstellen van een studieplan (en het regelmatig bijstellen hiervan). - Ontwikkelen en verwerven van HBO- en (beginnende) beroepscompetenties • Reflectie op motivatie en vaardigheden voor studie en beroep en oriëntatie op de beroepsrol. • Het leren functioneren in een groep en het leveren van een individueel herkenbare bijdrage aan het groepsproces. • Het verwerven van houdingsaspecten behorend bij de beroepsrol van de agogisch werk(st)er. Om bovenstaande mogelijk te maken wordt er een persoonlijk portfolio aangelegd. Daarin worden de verslagen van de gesprekken met de studieloopbaanbegeleider, het zelfportret, de resultaten van spiegel en het studieplan, de reflectieverslagen en dergelijke bewaard. De studente neemt het portfolio mee naar volgende studiejaren en kan zo de eigen ontwikkeling leren kennen en sturen. Aan het eind van het leerjaar vindt het gesprek plaats over het eventueel bindend afwijzend studieadvies. Onderwijsvormen: groepsbijeenkomsten, individuele coachingsgesprekken Studiemateriaal: Groen, M. Reflecteren de Basis, 2006, 1e druk, ISBN: 90 017 0000 4 Toetsvormen: zelfassessment, ontwikkelingsassessment, eindassessment ahv Portfolio Toetsperioden: periode 2 en periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
56
Taalontwikkeling Nederlands Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-TAAL :2 :1 :1-4
Leerdoelen / te verwerven competenties Vaardigheden: de student beheerst voldoende mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden in Nederlands en Papiamentu, nodig voor effectieve communicatie in de context van de opleiding. De student reflecteert op de eigen rol en het eigen aandeel in communicatieprocessen. Hij is in staat om duidelijk onder woorden te brengen wat hij bedoelt. Taakgebieden: De persoon van de professional als instrument Inhoud: Je begint nu met de opleiding Bachelor Social Work aan de UNA. Je kunt je voorstellen dat er in het sociaal werk veel en vaak gerapporteerd moet worden. Je zult dus bedreven moeten zijn in het schrijven van de Nederlandse taal. De module taalvaardigheid wordt geboden als ondersteuning bij het verhogen van je niveau van de Nederlandse taal tot hbo-niveau. Er wordt van jou verwacht dat je de taal op niveau spreekt en schrijft. Natuurlijk heb je je hele leven Nederlandse taal gehad op school. Waarom nu weer? De praktijk wijst uit dat de student vaak moeite heeft met zich uitdrukken in deze taal. Deze ondersteuning is dan ook bedoeld om je taalvaardigheid op hbo-niveau te brengen en te houden. Reden om een mediadossier aan te leggen, die je aan het eind van elk blok dient in te leveren, voor feedback en goedkeuring. Luisteren: De student luistert naar diverse radio en tv-programma’s en werkt alles uit in een verslag. Lezen: De student besteedt tijd aan het lezen van een gevarieerde reeks teksten waarbij er o.a. stilgestaan wordt bij de kunst van het samenvatten en hoofdgedachtes samenstellen, die via verwerkingsopdrachten worden aangeboden. Woordenschat: Een student moet aan het eind van het 3e blok, minimaal 100 nieuwe woorden hebben geleerd. Door het opbouwen van een woord file, leert de student om woorden altijd in de juiste context te gebruiken. Onderwijsvorm: training Studiemateriaal: divers Toetsvormen: mondelinge discussieopdracht Toetsperioden: periode 1 - 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
57
Communicatieve Beroepsvaardigheden (Cobeva) Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-CBV1, M-CBV2, M-CBV3, M-CBV4 :8 :1 :1-4
Leerdoelen / te verwerven competenties Sociaal agogisch handelen: Vaardigheden • De student beheerst de basisvaardigheden van de agogische professional, zoals doorvragen, feedback geven en ontvangen, vergaderen en afspraken maken en nakomen. • De student analyseert op methodische wijze de startsituatie van cliënten en formuleert op basis daarvan haalbare doelen. Attitude: • De student is zich bewust van de invloed van de eigen normen en waarden op zijn denken en handelen. Hij verhoudt zich hiermee tot anderen. De persoon van de professional als instrument Kennis: • De student heeft kennis van het belang van taal voor effectief sociaal agogisch handelen. • De student heeft kennis van communicatieprocessen in groepen en tussen individuen. • Hij heeft kennis van de invloed van culturele factoren en interculturele communicatie. Vaardigheden • De student beheerst voldoende mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden in Nederlands en Papiamentu, nodig voor effectieve communicatie in de context van de opleiding. • De student kan samenwerkingsrelaties in groepen aangaan en ontwikkelen. Hij kan zijn eigen rol binnen samenwerking te benoemen en te hanteren. • Hij reflecteert op de eigen rol en het eigen aandeel in communicatieprocessen. Hij betrekt daarbij de kennis over interculturele communicatie. Hij is in staat om duidelijk onder woorden te brengen wat hij bedoelt. Attitude • De student toont respect voor anderen. De student kan agogische relaties aangaan en onderhouden. Hij staat open voor samenwerking. • De student is bereid om te leren van successen en fouten van zichzelf en anderen. Taakgebieden: Agogisch-vakmatige taken, Eigen professionalisering Inhoud: In het programma Communicatieve Beroepsvaardigheden ontwikkelt de student verschillende communicatieve vaardigheden die centraal staan in het werk als Social Worker. De communicatieve beroepsvaardigheden zijn het instrument van de Social Worker, zowel in contact met cliënten, werknemers of met collega’s. Binnen de trainingen reflecteert de student op zijn communicatieve vaardigheden en ontwikkelt zij deze via de trainingsactiviteiten. Per kwartaal staan de volgende communicatie onderwerpen centraal: CBV 1: Communicatie: communicatiemodel, actief luisteren, feedback, presenteren CBV 2: Gespreksvaardigheden: gesprekstypen, gespreksvaardigheden CBV 3: Presenteren: presentatievaardigheden CBV 4: Gesprekstypen: slecht nieuws gesprek, onderhandelen, hulpverleningsgesprekken Onderwijsvorm: trainingen, werkbijeenkomsten Studiemateriaal: Studiehandleidingen Cobeva 1 - 4 Readers Cobeva 1-4 K. Wiertzema, Doelmatig communiceren, 1994, 1e druk 90 557 45111 Toetsvormen: vaardigheidstoetsen Toetsperioden: na afloop van elke periode.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
58
Project ‘Werkveldoriëntatie’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: MPR1VW :5 :1 :1
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van het project • Heb je met je projectteam twee organisaties in het werkveld bezocht; • Kun je uitleggen wat je moet kunnen om als social worker binnen die organisatie aan de slag te kunnen; • Kun je een medestudent, kennis of docent in hoofdlijnen vertellen hoe het werkveld van social worker eruit ziet; • Heb je je verdiept in literatuur over het beroep van de social worker; • Heb je vaardigheden laten zien die verbonden zijn met projectmatig werken; • Heb je vaardigheden laten zien die je nodig hebt om functioneel samen te werken in een team. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, eigen professionalisering, Inhoud Het doel van het project in het eerste kwartaal is een brede oriëntatie op social work. Wat verstaan we onder social work, welke geschiedenis hebben we, welke werkvelden zijn er, wat kan een social work professional daar doen en welke competenties heb je daarvoor nodig. Dit zijn onder andere de vragen waar je je in dit project op richt. Daarnaast is de projectgroep een minilaboratorium waarin je je eigen sociale vaardigheden onder de loep neemt en nieuw gedrag uitprobeert. Het doel van de projectlijn binnen de propedeuse is: de integratie van kennis en vaardigheden mogelijk te maken, en op een zo natuurlijke mogelijke manier inzicht te verschaffen in de manier waarop je theorie kunt gebruiken in een praktische toepassing. Daarnaast is het werken binnen een projectgroep ook vaak de ‘experimentele ruimte’ waar je kunt oefenen met nieuwe sociale vaardigheden die je tijdens de propedeuse krijgt aangereikt in de verschillende programma’s. Onderwijsvorm Vergaderingen met de projectgroep, Begeleidingsmomenten in de projectgroep door de docent. Studie-materiaal • Studiehandleiding: Project ‘Werkveldverkenning’, kwartaal 1, propedeuse; • Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 1, kwartaal 1, propedeuse” • Studiehandleiding college ‘Geschiedenis van het welzijnswerk,’ collegestof en aantekeningen. • Zelf gezocht materiaal. Toetsvorm Presentatie en het onderzoeksverslag van het projectteam; Het individuele procesverslag Toetsperiode: periode 1
Studiegids BSW – 2011 – 2012
59
Flankerend College ‘Geschiedenis van het welzijnswerk Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR1VW : (onderdeel van het Project 1) :1 :1
Leerdoelen / te verwerven competenties Taakgebieden: agogisch vakmatige taken Inhoud: Historische ontwikkeling van het welzijnswerk op Curaçao. Begint vanaf, de komst van de Spanjaarden in 1499, de komst van de West Indische Compagnie, de slavenperiode en het ontstaan van de Nederlandse Antillen. De focus van dit college ligt op het ontstaan van het welzijnswerk op Curaçao in handen van de fraters en zusters uit Nederland. Zij hebben vanaf het begin een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van ons hedendaagse welzijnswerk. Van waar zijn wij gekomen, hoe staan we nu, en hoe gaan we verder met het welzijnswerk op Curaçao. Onderwerpen: • Geschiedenis van het welzijnswerk, eerste fase • Geschiedenis van het welzijnswerk, tweede fase • Historische ontwikkeling van het welzijnswerk op Curaçao; • De actualiteit van het welzijnswerk op Curaçao; • De karakteristieken van het welzijnswerk op Curaçao; • De ethiek van het welzijnswerk op Curaçao; • Het beroepsprofiel van het welzijnswerk op Curaçao. Onderwijsvorm : Hoorcollege Studiemateriaal: Hand-outs over de verschillende episodes uit de geschiedenis. Toetsvormen: Opdracht Toetsperiode: periode 1
Studiegids BSW – 2011 – 2012
60
Project ‘Jeugd & Jongeren’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR2JO :6 :1 :2
Leerdoelen / te verwerven competenties Het project ‘Jeugd in ontwikkeling’ heeft de volgende specifieke leerdoelen: Aan het einde van het project • Heb je een analyse van een bepaalde doelgroep uitgevoerd; • Heb je een analyse van de problemen van die specifieke doelgroep uitgevoerd; • Heb je een programma met betrekking tot die specifieke doelgroep met die specifieke problemen opgesteld; • Heb je je verdiept in literatuur over ontwikkelingspsychologie; • Heb je vaardigheden laten zien die verbonden zijn met projectmatig werken; • Heb je vaardigheden laten zien die om functioneel samen te werken in een team. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, eigen professionalisering Inhoud Het doel van het project in het tweede kwartaal is een brede oriëntatie op social work, en met name de pedagogogische hulpverlening. Welke krachten en bewegingen zijn van invloed op de ontwikkeling van jeugdigen, wat kan een social work professional daar positief aan bijdragen en welke interventie of programma is het meest geschikt om in te zetten bij de door jullie gekozen doelgroep en hun ‘probleem’. Dit zijn onder andere de vragen waar je je in dit project op richt. Daarnaast is de projectgroep een minilaboratorium waarin je je eigen sociale vaardigheden onder de loep neemt en nieuw gedrag uitprobeert. Onderwijsvorm Vergaderingen met de projectgroep, Begeleidingsmomenten in de projectgroep door de docent. Studiemateriaal Studiehandleiding: Project ‘Jeugd in ontwikkeling’, kwartaal 2, propedeuse; “Hubentut den desaroyo, Jeugdbeleidsplan Curaçao 2006-2009”, Dienst Cultuur en Educatie, Federatie Antilliaanse Jeugdzorg. Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden, kwartaal 2, propedeuse” Collegestof Pedagogiek en Ontwikkelingspsychologie Zelf gezocht materiaal. Toetsvormen Presentatie en het onderzoeksverslag van het projectteam; Het individuele procesverslag Toetsperiode: periode 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
61
Flankerend College ‘Pedagogiek Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR2JO : (onderdeel van het Project 2) :1 :2
Leerdoelen / te verwerven competenties Het flankerend College heeft de volgende specifieke leerdoelen: • De student kent de pedagogische principes,waaronder de opvoedingsdoelen voorwaarden en middelen. • De student kent het effect dat opvoeding heeft op de persoonlijke ontwikkeling van de jeugd/jongere. • De student begrijpt dat opvoeding plaatsvindt binnen een cultureel maatschappelijke context. • De student kan een koppeling maken tussen ontwikkelingspsychologie en opvoedingstaken. • De student kan kritisch bijdragen aan inhoudelijke discussies op het terrein van opvoedingstukken. • De student heeft aantoonbare kennis en inzicht in de risicofactoren binnen de opvoedingssituatie, die de persoonlijke ontwikkeling van jeugdigen belemmeren. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken Inhoud Ouders en kinderen De relatie tussen ouders en kinderen Gezin en andere categorieën Dynamiek van de persoonlijkheid Groei van de persoonlijkheid Rijpen en Leren Fasen in de ontwikkelingspsychologie Beschrijving ontwikkelingsfasen Leefvormen Project gericht leren Onderwijsvorm: Hoor- en werkcollege Studiemateriaal Huub Angement, Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling, Baarn, HBuitgevers, 2003, ISBN: 90 557 4449 2 Syllabus Toetsvormen Kennis-casustoets Presentatie Toetsperiode: Periode 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
62
Project ‘Werken met gezinnen / gezinsproblematiek’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR3EG :5 :1 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van het project • Heb je een onderzoek naar een bepaalde doelgroep uitgevoerd; • Heb je een analyse van de problemen van die specifieke doelgroep uitgevoerd; • Heb je kennis over kwalitatieve onderzoeksmethodieken en kan je de keuze van je methodieken beargumenteren. • Heb je een onderzoeksopzet met betrekking tot die specifieke doelgroep met die specifieke problemen opgesteld; • Heb je je verdiept in literatuur over eenoudergezinnen op Curaçao en Nederland; • Heb je vaardigheden laten zien die verbonden zijn met een onderzoeksvoorstel schrijven en onderzoeksmatig te werk gaan; • Heb je vaardigheden laten zien die om functioneel samen te werken in een team. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, eigen professionalisering, Inhoud Het doel van het project in het derde kwartaal is een brede oriëntatie op social work, en met name de onderzoeksvaardigheden en de sociaalhistorische, sociaal-econonomische en politieke context van de gemeenschap. Welke krachten en bewegingen zijn van invloed op de ontwikkeling van éénoudergezinnen en in het bijzonder die van alleenstaande moeders op Curaçao. Welke krachten en bewegingen of factoren zijn van invloed op de ondersteuning van eenoudergezinnen of female headed households, wat kan een social work professional daar positief aan bijdragen en welke interventie of programma is het meest geschikt om in te zetten bij de door jullie gekozen doelgroep en hun ‘probleem’? Dit zijn onder andere de vragen waar je je in dit project op richt. Daarnaast is de projectgroep een minilaboratorium waarin je je eigen sociale vaardigheden onder de loep neemt en nieuw gedrag uitprobeert. Onderwijsvorm Vergaderingen met de projectgroep, Begeleidingsmomenten in de projectgroep door de docent. Studiemateriaal • Reader éénoudergezinnen • Collegestof Sociologie, • Zelf gezocht materiaal Toetsvormen Presentatie en het onderzoeksverslag van het projectteam; Het individuele procesverslag Toetsperiode: periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
63
Flankerend College ‘ Éénoudergezinnen’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR3EG : (onderdeel van project 3) :1 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van dit programma is de student in staat: • De student kent een aantal essentiële factoren die een rol gespeeld hebben in de ontwikkeling van de Curaçaose man-vrouw verhouding en gezinsstructuur • De student kan de invloed van deze factoren herkennen op de huidige problematieken binnen de Curaçaose samenleving • De student kan deze kennis toepassen binnen een onderzoek, gericht op een specifieke doelgroep • De student kan vanuit het onderzoek komen met toepasselijke methodieken om aan de vermindering van de problematiek te werken. • De student kan methodieken ontwikkelen, die een bijdrage leveren aan verbetering van deze Curaçaose samenlevingsstructuren. • De student kan vanuit deze kennis een persoonlijke visie ontwikkelen op de toekomst en behoeften van de Curaçaose gezinsstructuur. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken Inhoud • De Curaçaose (caribisiche) man-vrouw verhouding en de invloed hiervan op het gezinsleven • Macho-gender problematiek • De Curaçaose man • De rol van de vader vroeger en nu (invloed van slavernij, kolonialisme) • De vroegere en huidige gezinssituatie • Sterke vrouwen • The boys problem Onderwijsvorm: hoorcollege Studiemateriaal: Reader ‘Éénoudergezinnen’ Toetsvormen: literatuurverwerking in projectverslag Toetsperiode: Periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
64
Project ‘De werknemer’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR4WE :6 :1 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van het project: • Heb je een organisatie bezocht en daar met de HRM’er gesproken; • Heb je met behulp van een organogram beschreven hoe die organisatie er uitziet; • Heb je beschreven hoe de afdeling Human Resource Management in de organisatie is ingebed; • Heb je aan de hand van een schriftelijke vragenlijst antwoorden gekregen op je vragen over het personeelsbeleid in het algemeen en over deelonderwerpen als functionerings- en beoordelingsgesprekken, verzuimbeleid, scholingsbeleid, promotiebeleid, seniorenbeleid, verlofregelingen, soorten arbeidscontracten etc. Deze opsomming is niet uitputtend, maar is bedoeld om je op weg te helpen bij je onderzoek; • Heb je je verdiept in literatuur over HRM, arbeidsrecht en organisatiekunde; • Heb je actief deelgenomen aan de intervisiegroep; • Heb je aangetoond te beschikken over vaardigheden op het gebied van schriftelijk rapporteren. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, eigen professionalisering Inhoud Het doel van het project in het vierde kwartaal is een nadere oriëntatie op het werk van de human resource manager. In het eerste kwartaal heb je je daar al enigszins mee bezig gehouden. Nu komt het erop aan je nader te verdiepen in de plaats die de HRM’er binnen een organisatie inneemt. Wat zijn de aandachtsgebieden, wat de voorwaarden voor succesvol Human Resource Management. Je gaat je verdiepen in organisatiestructuren en culturen. Hoe de uitgangspunten van HRM-beleid worden uitgewerkt in verschillende organisaties. Wat doet de HRM’er, wie bepaalt welk beleid wordt uitgevoerd, wat is de bewegingsruimte voor de HRM’er, wat heeft hij nodig om zijn werk goed uit te kunnen voeren. Welke competenties heeft hij daarbij nodig. Je gaat zelf op zoek naar een bedrijf of instelling om het HRM-beleid dat daar bestaat aan een onderzoek te onderwerpen. Je neemt deel aan een intervisiegroep met medestudenten. In deze intervisiegroep bespreek je elkaars onderzoeksresultaten en maak je een vergelijking met je eigen onderzoek. Onderwijsvorm Vergaderingen met de projectgroep; Begeleidingsmomenten in de projectgroep door de docent; Intervisie. Studiemateriaal • Studiehandleiding: Project “Human Resource Management”, kwartaal 4, propedeuse • Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 4, kwartaal 4, propedeuse” • Studiehandleiding college Organisatiekunde, collegestof en aantekeningen • Studiehandleiding inleiding Arbeidsrecht, collegestof en aantekeningen • Studiehandleiding Schriftelijk Rapporteren • Zelf gezocht materiaal. Toetsvormen Presentatie en het onderzoeksverslag van het projectteam; Het individuele procesverslag Peerassessment Toetsperiode: periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
65
Flankerend College ‘Organisatiekunde’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR4WE :3 :1 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van dit programma is de student in staat: • Organisaties te analyseren en problemen te onderkennen • Een oplossingsrichting voor deze problemen te formuleren Taakgebieden: werken in bedrijf en organisatie Inhoud • wat is een organisatie • typen organisatie • organisatiecultuur • metaforen van organisaties • HRM in organisaties • The Corporation Onderwijsvorm: hoorcollege Studiemateriaal • Reader • Hand-outs Toetsvormen: opdrachten, literatuurverwerking in projectverslag. toetsperiode: periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
66
Agogiek Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-AGO :3 :1 :1
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van dit programma is de student in staat: • om diverse mogelijkheden van het vak social worker als agogische medewerker te overzien • te handelen vanuit het concept ‘sociaal systeem’ als breed kader • agogische kernbegrippen te kennen en te gebruiken • sociale conflicten te relativeren en te denken in termen van conflicttransformatie • meer oplossingsgericht te denken en handelen in uitzichtloze situaties Taakgebieden: agogisch-vakmatig handelen Inhoud • Wat is agogiek en waarvoor dient het? • Het kan anders • Conflicten van de postmoderne samenleving • Oplossingsgerichte hulpverlening en bemiddeling • Narratieve hulpverlening en bemiddeling • Herhaling en synthese Onderwijsvorm: Hoorcollege Studiemateriaal Reader Toetsvormen 1. Aanwezigheid en materiaalstudie 2. Persoonlijke toetsing van theorie en groepsparticipatie 3. Eindbeoordeling Toetsperiode: Periode 1
Studiegids BSW – 2011 – 2012
67
Ontwikkelingspsychologie Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-ONPSY :3 :1 :2
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van dit programma: • Heeft de student kennis van de basisbegrippen uit de psychologie wat de behandelde onderwerpen betreft • Kan de student de relatie leggen tussen de behandelde theorie en de praktijk • Is de student in staat en gemotiveerd eigen informatiebronnen te zoeken om eigen kennis daar waar nodig verder te verdiepen Taakgebieden: agogisch-vakmatig handelen Inhoud • Erfelijkheid en Prenatale ontwikkeling • Fysieke ontwikkeling, Taalontwikkeling en Cognitieve ontwikkeling • Temperament en Hechtingsgedrag • Zelfconcept, Identiteit en Morele ontwikkeling • Sociaal gedrag • Kind en gezin, school en peer-groep Onderwijsvorm: hoor- en werkcollege Studiemateriaal Boek: Liesbeth van Beemen, Ontwikkelingspsychologie (derde druk), ISBN: 9001066291 Toetsvormen Tussentoets (multiple choice) hoofdstuk 1-5. (bepaalt 1/3 van eindcijfer). Schriftelijk eindtentamen over de gehele stof, 80% aanwezigheidsplicht geeft recht tot het maken van het examen. Toetsperiode: periode 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
68
Sociologie Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-SOC :3 :1 :3
Te verwerven competenties • De student heeft kennis van samenlevingsverbanden en achtergronden en levensovertuigingen van diverse klantengroepen en individuen met wie zij/hij te maken krijgt in het maatschappelijk veld. • De student heeft kennis van het welzijnwerk op de Antillen vanuit historisch perspectief. • De student kan vanuit kennis over diversiteit aan achtergronden en levensovertuigingen benoemen wat de invloed daarvan is op individuen, groepen en organisaties. Leerdoelen • Studenten vertrouwd maken grondbegrippen van de sociologie en leren deze toe te passen. • Studenten verkrijgen sociologische kennis en inzicht in hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor de Nederlandse Antillen en haar positie in de wereld. • De bredere sociale context van maatschappelijke vraagstukken inzichtelijk maken voor studenten; aansluiten bij bestaande kennis en inzichten van studenten dmv dialoog. Taakgebieden: agogisch-vakmatig handelen Inhoud De cursus biedt gebruik van sociologische begrippen en theorieën om een moderne samenleving als de Curaçaose te kunnen analyseren inzake voor haar relevante sociale vraagstukken zoals demografische ontwikkelingen en religie, jeugd en opvoedingsstijlen, gezin en gezinsrelaties, onderwijs en arbeidsmarkt, werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsethos, veranderingen door de netwerksamenleving, veranderingen in politieke cultuur en machtsverhoudingen, sociale cohesie en anomie, e.d. Door vergelijkingen met andere landen worden veel overeenkomsten in sociale problematiek op Curaçao en elders gepresenteerd en ook relevante verschillen. Onderwijsvorm: Hoorcollege met wekelijkse hulpvragen bij de stof. Dialoog in de colleges Studiemateriaal • studiehandleiding op Blackboard • N.Wilterdink & B.van Heerikhuizen (red), Samenlevingen. Inleiding in de sociologie. Wolters-Noordhof, Groningen, 2007. • Handouts Toetsvormen: Tentamen toetsperiode: periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
69
Arbeidsrecht Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-REC :3 :1 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Verkennen, analyseren, definiëren • De professional is in staat om – samen met doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenen – de kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving betrokken zijn te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. De ontwikkeling van deze competentie beoogt een professional die gericht is op het bijdragen aan de realisatie van een menswaardig bestaan en die in staat is daar rekenschap van af te leggen in zijn of haar professioneel handelen. Taakgebieden: agogisch-vakmatig handelen Inhoud • arbeidsovereenkomst, historisch perspectief • arbeidsovereenkomst • flexibele arbeidsrelaties • wettelijke verplichtingen werkgever, werknemer • beeindiging arbeidsovereenkomst • verschillende arbeidsrechterlijke procedures Onderwijsvorm: hoorcollege Studiemateriaal: reader Toetsvormen: tentamen Toetsperiode: periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
70
Onderzoeksvaardigheden Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-ONVAAR1, M-ONVA2 :4 :1 : 2 en 3
Leerdoelen / te verwerven competenties Competentie: Onderzoek ontwikkelen Kennis: • De student heeft kennis van de basisbegrippen en theorieën van verschillende vormen en opvattingen over kennisontwikkeling en onderzoek. Vaardigheden: • De student is in staat om bronnen te gebruiken en systematisch gegevens te verzamelen en te rapporteren. • De student past basistechnieken van onderzoek toe en is in staat om een onderzoeksplan te maken. Attitude: • De student is nieuwsgierig en onderzoekend. Leerdoelen • De student herkent de verschillende vormen van onderzoek • De student is in staat een eenvoudige probleemstelling te formuleren • De student kent verschillende begrippen met betrekking tot onderzoek • De student is in staat om basistechnieken van onderzoek toe te passen • De student is in staat om een eenvoudig onderzoeksplan te maken en kan hierdoor gestructureerd werken • De student beheerst de basisvaardigheden om op systematische wijze informatie te verzamelen en te gebruiken • De student beheerst de basisvaardigheden om deze gegevens te rapporteren, zowel mondeling als schriftelijk • De student is zich bewust van een onderzoekende houding. Dit houdt in dat de student wil weten, wil delen en kritisch wil zijn • De student toont zich gemotiveerd om zich te blijven ontwikkelen op onderzoeksgebied, zowel binnen en buiten de opleiding. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, eigen professionalisering, Inhoud Een goed onderzoek moet aan bepaalde eisen met betrekking tot de opzet, methode en rapporteren voldoen. Deze onderzoeksvaardigheden vergen eenduidigheid in de gehanteerde begrippen. Een goed onderzoek begint met het goed afbakenen hiervan. Het formuleren en uitwerken van een probleemstelling is het belangrijkste onderdeel van een onderzoek. Het onderzoek wordt nader uitgewerkt in de vorm van meerdere vraagstellingen. Op basis hiervan wordt besloten: bij wie, waar, en wanneer de gegevens zullen (moeten) worden verzameld. De theoretische opzet van het onderzoek dient vertaald te worden naar het onderzoek in de praktijk. Begrippen worden omgezet in meetbare instrumenten. Onderzoek moet in principe een duidelijke conclusie opleveren. Onderzoekers staan dan ook vaak voor de noodzaak, de onderzoeksuitkomsten te interpreteren in goed geschreven onderzoeksrapporten. Onderwijsvorm: training, projectbegeleiding Studiemateriaal Heerink, Pinkster, Bratti- van der Wef. Onderzoek in zorg en welzijn. Een praktische inleiding, 2009, 1e druk. ISBN: 978 90 430 1670 4 Hand-outs Toetsvormen: opdrachten, eindtoets toetsperiode: periode 1
Studiegids BSW – 2011 – 2012
71
Drama Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-DRAMA :2 :1 :1
Leerdoelen / te verwerven competenties • Aan het eind van dit programma is de student in staat: • Naar zichzelf te kijken zowel fysiek als emotioneel • Over zijn eigen emotie te praten • Doormiddel van spel ervaring opdoen in het inleven in de gevoelswereld van anderen • Doormiddel van spel vormgeven aan eigen emoties en gedachten opdat de ander het kan begrijpen • Structuur aan te brengen in het verhaal van de cliënt op basis van de 7 elementen van drama • In groepsverband vorm te geven aan een dramatische situatie Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken, eigen professionalisering, Inhoud Om anderen ten diensten te zijn, ben je als hulpverlener verplicht jezelf zoveel mogelijk kennis en vaardigheden eigen te maken ten einde een optimale dienst te verlenen. Als sociaal/agogisch werker heb je een pallet aan instrumenten om jezelf te ontplooien wat een vereiste is wil je met groepen en of individuen werken. Tevens dien je met je kennis en vaardigheden een hulpmiddel te zijn opdat de andere zich kan ontwikkelen. Het eerste instrument dat je ter beschikking hebt om jezelf en anderen ten dienste te zijn dat ben jezelf. Daarom dien je jezelf optimaal te ontwikkelen. Drama biedt deze mogelijkheden. Dramatische vorming betekent jezelf ontwikkelen door middel van drama. Het is van die instrumenten die je als agogisch werker in je koffer moet hebben. Je dient ook te weten welk instrument wanneer en hoe te gebruiken en wat er allemaal mee kunt doen. Onderwerpen die aanbod komen zijn: • Wat is drama • Wat is dramatische vorming • Wie ben ik • Waar sta ik nu • Waar wil ik naar toe • Dramafilosofie • Dramaspelen Onderwijsvorm: praktische werkcolleges Studiemateriaal Sjaak Vane, Drama activiteiten, Nelissen B.V. Soest, ISBN: 90 244 2547 6, 2de druk 2003 Toetsvormen: spelopdracht in groep Toetsperiode: 1
Studiegids BSW – 2011 – 2012
72
Schriftelijk Rapporteren Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-SCRA :2 :1 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Vaardigheden: de student beheerst voldoende mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden in Nederlands en Papiamento, nodig voor effectieve communicatie in de context van de opleiding. De student reflecteert op de eigen rol en het eigen aandeel in communicatieprocessen. Hij is in staat om duidelijk onder woorden te brengen wat hij bedoelt. Taakgebieden: De persoon van de professional als instrument Inhoud In de module schriftelijk rapporten wordt aandacht besteed aan communicatie en schrijfdoelen. Praktisch betekent dit dat de student tijdens deze module haar eigen schrijfstijl gaat ontwikkelen c.q. ontdekken en verfijnen. Hiervoor oefent ze wekelijks met schrijfopdrachten. Er zijn verschillende aspecten waarbij een mens rekening moet houden bij het schrijven. Één daarvan is dat mensen een krant of boek anders lezen dan een website. Wanneer je, tijdens het schrijven, met zulke informatie rekening houdt, kun je meer effect bereiken met je tekst. Maar waar moet je op letten bij het schrijven van de verschillende soorten teksten? Hoe kun je klantgericht schrijven? En welke vuistregels kun je gebruiken bij rapporten of notulen? In deze module, leer je met minder moeite en meer plezier schrijven. Je leert niet alleen je eigen schrijfstijl en – techniek ontwikkelen, maar ook wordt er samen gekeken naar je (schrijf)gedrag. Voorafgaand aan de training Schriftelijk Rapporteren lever je een zelfgeschreven tekst in. De teksten van de medecursisten worden gebruikt om verbeterpunten aan te geven. De training is praktijkgericht: je oefent veel en je krijgt handige en praktische technieken om je teksten beter te structureren en te formuleren. • • •
inzicht krijgen in het schrijfproces structuur aanbrengen in diverse soorten teksten; alinea’s opbouwen; helder formuleren inzicht krijgen in zinsbouw en woordkeus
Onderwijsvorm: training Studiemateriaal: divers Toetsvormen Toetsperiode: periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
73
Extra curriculaire activiteiten Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-ECASC : afhankelijk van de activiteit : 1 en 2 : hele jaar
Te verwerven competenties Lerende Professional: • De sociaal-agoog is in staat tot leven lang leren en het onderhouden van de eigen beroepscompetenties. Blijft zich gedurende zijn loopbaan professioneel ontwikkelen. Aandachtspunt: kennisontwikkeling, vakliteratuur en andere bronnen. Zelf kennis ontwikkelen. Systematisch werken, rapporteren. Bijdragen aan gemeenschappelijke visie op beroep. • De student toont dat hij gemotiveerd is om zich te blijven ontwikkelen, binnen en buiten de opleiding. De student staat open voor feedback van anderen en voor het toepassen van verschillende leerstrategieën. De student ontwikkelt een eigen visie op het beroep en de bijdrage die het levert aan de samenleving. Taakgebieden: eigen ontwikkeling Inhoud Gedurende een onderwijsjaar worden er allerlei activiteiten georganiseerd, die niet binnen het verplichtte curriculum vallen. Dit zijn o.a. conferenties, seminars, speciale trainingen, deelname aan raden, speciale projecten etc. Een student kan naar eigen keuze deelnemen aan een activiteit. Op basis van een leerplan/leercontract en verslag kan de student ECTS krijgen, die als extra op het programma worden toegevoegd. Onderwijsvorm: buiten onderwijs Studiemateriaal: niet bepaald Toetsvormen: geen Toetsperiode: hele jaar
Studiegids BSW – 2011 – 2012
74
Jaar 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
75
Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-SLB5, M-SLB6 :6 :2 : 1- 4
Leerdoelen / te verwerven competenties: Sociaal agogisch handelen Attitude: • De student is zich bewust van de invloed van de eigen normen en waarden op zijn denken en handelen. Hij verhoudt zich hiermee tot anderen. Lerende Professional Kennis: • Vanuit literatuur en praktijk geeft de student blijk van besef van het bestaan van de kwaliteitsnormen en standaarden van het beroep. • De student heeft kennis van verschillende leerstrategieën en hun effectiviteit voor het behalen van verschillende soorten leerdoelen. Vaardigheden: • De student is in staat om te reflecteren op de eigen professionele kennis, vaardigheden en houding. Hij is in staat om eigen ontwikkelingsmogelijkheden te herkennen en te benoemen. • De student is in staat om voor hem relevante leerdoelen te benoemen en operationeel te formuleren. • De student is in staat om inbreng van anderen te verkrijgen bij het formuleren en realiseren van zijn leerdoelen. Attitude: • De student toont dat hij gemotiveerd is om zich te blijven ontwikkelen, binnen en buiten de opleiding. • De student staat open voor feedback van anderen en voor het toepassen van verschillende leerstrategieën. • De student ontwikkelt een eigen visie op het beroep en de bijdrage die het levert aan de samenleving. Taakgebied: Werken aan eigen ontwikkeling Inhoud voorbereiden op snuffelstage loopbaanplanning, profielkeuze voorbereiding op stagejaar – practische zaken verdieping en reflectie: persoonlijke voorbereiding Onderwijsvorm: werkbijeenkomsten, individuele begeleiding Studiemateriaal Groen, M. Reflecteren de Basis, 2006, 1e druk, ISBN: 90 017 0000 4 Toetsvormen: Portfolio assesment Toetsperiode: periode 2 en 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
76
Taalontwikkeling - Papiamentu Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PAP :2 :2 : 1- 4
Leerdoelen / te verwerven competenties Vaardigheden: De student beheerst voldoende mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden in Nederlands en Papiamentu, nodig voor effectieve communicatie in de context van de opleiding. Taakgebieden: werken aan persoonlijke ontwikkeling Inhoud • orthografie • communicatieve vaardigheden • Kennis en gebruik van de taal 1, 2 Onderwijsvorm: werkcollege Studiemateriaal Divers Toetsvormen: tentamen en opdrachten Toetsperiode: periode 1 - 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
77
Interculturele Sensitiviteit Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-ICS :3 :1 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Taakgebieden: agogisch vakmatige taken Inhoud: Cultuur beïnvloedt de manier waarop we denken, voelen en ons gedragen. Cultuur vormt zelfs onze waarneming en vervormt ons oordeel voor anderen. Het is de bedoeling de studenten bewust te maken van hun eigen cultuur, en laten inzien hoe deze onze communicatie beïnvloedt en hoe we met deze bewustwording en inzichten beter intercultureel kunnen communiceren. Werken als social worker met andere culturen is belangrijk te weten waarom andere culturen anders zijn dan wat zij gewend zijn. Ondwerpen: • Wat is cultuur en wat is interculturele communicatie • Intercultureel communiceren met zes basiswaarden van Hall • Intercultureel werken met de zes basiswaarden van Kluckhohn • Werken met de culturele dimensies van Hofstede • Van vulturele aanvaarding tot culturele synergie • Interculturele sensitiviteit als groeiproces • Wonen, studeren en werken in het buitenland: Cultuurshock en thuiskeershock. Onderwijsvorm: van hoorcollege, opdrachten en rollenspelen Studiemateriaal: Boek: Ir Carlos Nuñez, drs.Raya Nuñez Mahdi en drs. Laura Popma. Interculturele communicatie. Van ontkenning tot wederzijdse integratie, 2007 Toetsvormen: opdracht en tentamen Toetsperiode: periode 1
Studiegids BSW – 2011 – 2012
78
Ethiek / Filosofie Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-FRS :3 :2 :2
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van dit programma: • weet de student wat er onder filosofie wordt verstaan en kent het verschil met wetenschap en religie • Kan de student de verschillende filosofische disciplines omschrijven • Kent hij de belangrijkste vraagstukken in de geschiedenis van de filosofie met betrekking tot de wijsgerige ethiek • Kent hij de belangrijkste ethische begrippen, en heeft vaardigheden om deze toe te passen • Kan hij een mening formuleren over verschillende ethische vraagstukken en die mening onderbouwen met argumenten • Kan hij het nut aangeven van ethiek voor de diverse sociale werkgebieden en deze kennis in verband brengen met de pedagogische en hulpverleningspraktijk. Taakgebieden: agogisch-vakmatige taken Inhoud In deze cursus worden de studenten ingeleid in de filosofie, maken ze kennis met de diverse filosofische specialisaties en met één van de centrale vraagstukken uit de filosofie, namelijk: Wat moet ik doen? Dit thema valt onder de filosofische specialisatie: wijsgerige ethiek. Ingegaan wordt op de oplossingen die verschillende filosofen voor dit vraagstuk hebben aangedragen. De verschillende ethische benaderingen worden in een actuele hulpverlenings beroepscontext geplaatst. Hierdoor wordt, vooral in de laatste drie colleges, de nadruk gelegd op de toegepaste ethiek. In de werkcolleges wordt actief geoefend met de diverse ethische benaderingswijzen, hetgeen resulteert in reflectie en bezinning op veel als vanzelfsprekend aangenomen opvattingen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: • inleiding in de filosofie, wat is wetenschap, • wat is religie, • het verschijnsel moraal, • morele normen en waarden, • gevolgenethiek, plichtenethiek, deugdethiek, rechtenethiek, zorgethiek, beroepsethiek, • moraal en levensbeschouwing, • pluralisme en relativisme in de moraal, • zorgvuldig omgaan met mensen van andere culturen en godsdienstige overtuigingen. Onderwijsvorm: hoor en werkcollege Studiemateriaal Reader ‘Filosofie en ethiek’ Concept beroepscode jeugdwelzijnswerker Beroepscode voor de maatschappelijk werker Toetsvormen: aanwezigheid, schriftelijke take-home opdrachten, schriftelijke eindtoets Toetsperiode: periode 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
79
Psychopathologie Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PSY :3 :2 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van dit programma is de student in staat: • het begrip psychopathologie te definiëren • argumenten aan te dragen waarom het vak psychopathologie belangrijk is voor zijn/haar beroepsuitoefening • gezondheid te definiëren volgens de WHO definitie en deze kritisch te analyseren • geestelijke gezondheid te omschrijven volgens de aangegeven werkdefinitie en kritisch te analyseren • de begrippen “ongewenst gedrag, psychisch probleem, psychische stoornis, psychiatrisch ziektebeeld te omschrijven, kritisch te analyseren en aan te geven in welk kader ze gebruikt kunnen worden; • aan te geven het nut van het classificeren van stoornissen en de uitgangspunten voor de classificatie van de ICD-10 en DSM-4 • de hoofdcategorieën van stoornissen bij volwassenen en in de psychische ontwikkeling volgens ICD-10 c.q. DSM-IV op te noemen en de in cursus behandelde veelvoorkomende categorieën elk met minimaal 3 kenmerkende symptomen kunnen verduidelijken • enkele belangrijke factoren op te noemen die stress kunnen veroorzaken in de gezins- en de werksituatie en de mogelijke psychopathologische verschijnselen die hierdoor kunnen ontstaan. Burnout als proces en eindfase kunnen omschrijven. • bekende vragenlijsten om gedrags- en emotionele problemen te meten bij kinderen/jongeren en volwassenen op te noemen; met name de Achenbach vragenlijsten die in het Papiamentu toepasbaar zijn gemaakt voor de Curaçaosche samenleving in een epidemiologisch onderzoek verricht door drs. A.M. Samson en drs. D.H. Jackson op Curaçao. • veel voorkomende problemen bij jongeren en volwassenen kunnen signaleren en bij ernstige gevallen kunnen aangeven waar naar toe te verwijzen Taakgebieden: agogisch- vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, eigen professionalisering Inhoud In het studieprogramma zullen de verschillende definiëringen en modellen/classificatiebronnen voor definiëring van psychopathologie aan de orde komen. Daarnaast zullen er verschillende psychopathologieën behandeld worden, zoals - stoornissen in de psychische ontwikkeling volgens ICD-10 - onderzoek naar prevalentie van psychopathologie op Curaçao: onderzoeken van de GGD en de vroegere afdeling Geestelijke Volksgezondheid - seksuele stoornissen en gender identiteitsstoornissen - aan een middel gebonden stoornissen - schizofrenie en andere psychotische stoornissen - stemmingsstoornissen - angststoornissen, somatoforme, nagebootste en dissociatieve stoornissen. Onderwijsvorm: hoorcolleges en groepsdiscussies Studiemateriaal Davis Holmes 'Kleine psychopathologie', Nederlandse bewerking door Hans Geluk. HBuitgevers; ISBN 978 90 55742325 1e druk derde oplage 2009 Toetsvormen: tentamen Toetsperiode: periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
80
Managementskills Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-MASK :6 :1 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties • De student heeft inzicht in beleidsmatige en organisatorische aspecten van social work. De student heeft kennis van verschillende managementstijlen. De student heeft kennis van de dynamiek en de schaalgrootte van het werkveld en de diverse organisaties. • De student is in staat om samen te werken met andere medewerkers, zowel vakgenoten als andere beroepsbeoefenaars, zowel professionals als vrijwilligers. • De student is in staat om beleid van een organisatie te analyseren en te vertalen naar een management aanpak. De student is in staat om het eigen werk te organiseren en toont initiatief in eenvoudige praktijksituaties. De student is in staat een projectplan met een realistische begroting te maken. • De student is in staat als medewerker of vrijwilliger loyaal en assertief te functioneren vanuit de doelstellingen en het beleid van de organisatie. De student heeft een ondernemende houding. Taakgebieden: werken in bedrijf en organisatie Inhoud Wat is management? Wat is de functie van management? Rollen van de manager doelstellingen analyseren Projectplan maken en realistische begroting opstellen Organisatieverandering Samenwerken Onderwijsvorm: hoor- en werkcollege Studiemateriaal: Reader ‘Managementskills’ Toetsvormen: tussentoets en eindtoets Toetsperiode: Periode 4.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
81
Community Development - Flankerend College Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-CD1 EN M-CD2 :2x2 :2 : 1 en 2
Leerdoelen / te verwerven competenties Verkennen, analyseren, definiëren Kennis: • De student is in staat om de kenmerkende problematieken van de Antillen te benoemen en vanuit filosofische, religieuze en interculturele invalshoeken te analyseren. Hij weet dit te vertalen naar zijn professionele handelen als social worker en vanuit het gekozen uitstroomprofiel. Hij is in staat om beroepsdilemma’s te benoemen. Onderzoek ontwikkelen Vaardigheden: • De student is in staat om ontwikkelingen in een wijk te signaleren en deze te vertalen naar een projectplan. Taakgebieden: agogisch vakmatige taken Inhoud De belangrijkste doelstelling van het flankerend college is dat de studenten de theoretische basis leren van wat community development is. Kennis maken met de belangrijkste termen en begrippen uit dit vakgebied. Daarbi j is het belangrijk dat het ‘ bottom-up’ denken in zijn algemeenheid begrepen wordt en ook op verschillende situaties toegepast kan worden. Dus niet alleen op de wijk, maar ook bijvoorbeeld op een organisatie of in de maatschappij als geheel. De hoofdzaak van het boek van Staples is danook hoe groepen mensen die over weinig macht beschikken te empoweren. Onderwijsvorm: hoorcolleges Studiemateriaal: Staples, L. (2004) Roots to Power, a Manual for Grassroots Organizing Willemse: Anders kijken Toetsvormen: verwerkingsopdracht Toetsperiode: 1 en 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
82
Community Development – Vaardigheden: Community Art Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-VCD1, M-VACODEAL :2x2 :2 : 1 en 2
Leerdoelen / te verwerven competenties Kennis: • De student verwerft nieuwe inzichten door maatschappelijke vraagstukken door middel van kunst aan de orde te stellen. • De student ontwikkelt inzichten om kunst en cultuur in te zetten om sociale problemen aan de orde te brengen binnen buurten en wijken. • De student formuleert op basis van voorbeelden een eigen plan om een sociaal artistiek project voor een doelgroep in een wijk te ontwikkelen. De student reflecteert op de eigen houding en keuzes met betrekking tot de opdracht in relatie tot de opdrachtgever. Attitude • de student is zich meer bewust van de rol van kunst en culturele aanpak bij sociale vraagstukken. Taakgebieden: agogisch-vakmatig handelen Inhoud Community art gaat over het inzetten van kunst en cultuur in een gemeenschap met een artistiek en sociaal doel. De sociaal artistieke projecten zijn in vier artistieke arena’s te (sociaal artistieke productie, s.a.-educatie, s.a.zelforganisatie en s.a.-coach/facilitator) te verdelen waar de deelnemers van de activiteiten een podium vinden voor maatschappelijk en culturele participatie. Kunst en cultuurparticipatie wordt ingezet als middel bij het oplossen van diverse problemen in de maatschappij, verschaft werk en empowert achterstandsgroepen door te participeren. In de Engels sprekende landen is dus een sterk bewustzijn van de bijdrage van kunst en cultuur aan de economische en sociologische problemen in een stad. Onderwijsvorm • colleges • Werkbijeenkomsten • Ontwikkelen artistiek aanbod Studiemateriaal Film : The stage is a Village: Eugene van Erven Film : Zulaika: Milushka Birge Film: We are together: Paul Taylor Film : The great debaters: Denzel Washington Literatuur reader thema: Beslismodel, uit de kunst in de wijk, door Sikko Cleveringa (Kunstenaar& Co/landelijk centrum Opbouwwerk,2005 (readerHVA) Toetsvormen: opdrachten, presentatie, individueel procesverslag Toetsperiode: periode 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
83
Community Development – Methodiek: Actieonderzoek Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-MCD1, M-MCD2 :2x2 :2 : 1 en 2
Leerdoelen / te verwerven competenties Onderzoekontwikkelen Vaardigheden: • De student is in staat om ontwikkelingen in een wijk te signaleren en deze te vertalen naar een projectplan. • De student is in staat om eigen onderzoek te presenteren aan vakgenoten en belanghebbenden. Hij toont daarbij inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van het eigen onderzoek en dat van anderen. Attitude: • De student heeft een objectieve en kritische houding ten opzichte van het eigen onderzoek en dat van anderen. De student is ondernemend en pro-actief. Taakgebieden: werken aan persoonlijke ontwikkeling Inhoud • wat is actieonderzoek – theoretische concepten • rol van de onderzoeker • verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens • Oriëntatie op de leefwereld • Contact leggen • Actoren en netwerken • Relatieopbouw • Reflectie met betrokkenen • Presentatie adviesrapport Onderwijsvorm Studiemateriaal: Migchelbrink, F.(2007) Actieonderzoek voor professionals in de zorg en welzijn, Uitgeverij SWP, Amsterdam Toetsvormen De beoordeling zal gebaseerd zijn op twee elementen, namelijk: 1) aanwezigheid en actieve deelname; 2) kwaliteit van alle schriftelijke opdrachten. Toetsperiode: periode 1 en 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
84
Project 5 en project 6 ‘Community Development’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PR5CD, M-PR6CD :2x5 :2 : 1 en 2
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van het project: • Ben je in staat leefwerelden methodisch te verkennen • Ben je in staat de kansen en mogelijkheden van Actieonderzoek te benutten • Ben je in staat een analyse te maken van socialisatie- en/of interactieprocessen binnen een community • Ben je in staat een analyse te maken van formele en informele netwerken binnen een community • Ben je in staat een maatschappelijke vraagstuk te formuleren vanuit de beleveniswereld van de community • Ben in staat met een community handelingsmogelijkheden te verkennen en draagvlak te creeeren voor sociale interventies • Ben je in staat om in samenwerking met betrokkenen, betekenis en bruikbaarheid van verzamelde informatie, helder en navolgbaar te verantwoorden in een reflectief proces. Taakgebieden: werken in bedrijf en organisatie Inhoud Het doel van de projectlijn is de integratie van kennis en vaardigheden mogelijk te maken en op een zo natuurgetrouw mogelijke manier inzicht verschaffen in de manier waarop je theorie kunt gebruiken in een praktisch toepassing. Het doel van het project is in dit semester een orientatie op community development, en met name gericht op leefwereldverkening en sociale interventie. Leefwereldonderzoek geeft inzicht in socialisatie- en interactieprocessen van groepen en gemeenschappen. Centraal staat hierbij hoe leden van groepen en gemeenschappen het ingroeiproces beleven, welke moeilijkheden en welke ondersteuning zij als groepslid daarbij ondervinden en welke de relatie is tussen hun ervaringen, hun positie en de concrete maatschappelijke context waarin zij opgroeien. Daarnaast is dit project een kennismaking met de onderzoeksmethodiek; Actieonderzoek. Bij actieonderzoek gaat het om ervaringskennis die collectief wordt verworven en veranderingen worden samen met betrokkenen op gang gebracht. Onderwijsvorm: projectgroepbegeleiding Studiemateriaal Migchelbrink, F.(2007) Actieonderzoek voor professionals in de zorg en welzijn, Uitgeverij SWP, Amsterdam, Toetsvormen: projectverslag projectpresentatie procesverslag toetsperiode: periode 1 en 2
Studiegids BSW – 2011 – 2012
85
Profiel MW – Gespreksvaardigheden Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-M-VA1 :2 :2 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van de training kan de student: • Het doel en de werkwijze van de hulpverlening aan de cliënt omschrijven en verantwoorden; • Een intakegesprek voeren aan de hand van verschillende werkmodellen; • Verschillende gesprekstechnieken inzetten en verantwoorden; • Aan de hand van de verkregen informatie een analyse maken; • Hypotheses opstellen en toetsen. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken Inhoud Binnen het Maatschappelijk Werk staan er grofweg vier stadia centraal: 1. Het verzamelen van informatie, het analyseren van de informatie; 2. Het opstellen van doelen en het maken van een plan van aanpak; 3. Het uitvoeren van het plan van aanpak; 4. Evalueren, eventueel bijstellen of beëindigen. In dit kwartaal wordt er aandacht besteed aan het eerste stadium. In het laatste kwartaal wordt er voortgeborduurd op dit kwartaal en wordt de aandacht gericht op stadium 2 en een klein deel op stadium 3. Onderwijsvorm: trainingen Studiemateriaal Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 2.3 hoofdfase”; Boek: De gereedschapskist van de Maatschappelijk Werker, van Herman de Monnink, 2009, Euro 30,Toetsvorm De beoordeling zal gebaseerd zijn op de kwaliteit van twee schriftelijke opdrachten en actieve deelname aan de trainingen. Toetsperiode: Periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
86
Profiel MW – Methodiek en vaardigheden “De gereedschapskist” Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-M-MEVA2 :2 :2 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van de training kan de student: • Doelen en middelen formuleren • Een begeleidingsplan opstellen • Aan de hand van een analyse een passende methode toepassen • Verantwoorden waarom hij heeft gekozen voor een methodiek op basis van de indicaties en contraindicaties Werken met technieken die passen bij een bepaalde methode Taakgebieden: agogisch vakmatige taken Inhoud Social Workers zijn voortdurend bezig om problemen te analyseren en vervolgens te begeleiden en te behandelen. Ze gaan daarbij op zoek naar spanningsbronnen om ze vervolgens te neutraliseren. Tegelijkertijd is het belangrijk om op zoek te gaan naar energiebronnen vanuit de persoon zelf en zijn omgeving (sociale steun). In dat proces maak je gebruik van methoden en technieken. Per knelpunt bekijk je welke methode en techniek passend zijn om te gebruiken. Door bewust een keuze hierin te maken, kun jij je naar de cliënt en de organisatie verantwoorden. Je kunt op grond van theoretische argumenteren uitleggen waarom je op basis van je analyse de keus hebt gemaakt voor een bepaalde techniek, je had daar namelijk een doel bij voor ogen. Het kunnen verantwoorden van je handelen is belangrijk als professional omdat je daarmee jezelf en je beroepsgroep kunt profileren. In de samenwerking met andere professionals is het soms noodzakelijk om je helder te kunnen onderscheiden. De helderheid die deze verantwoording kan geven, zorgt mogelijk voor meer waardering van het beroep. Onderwijsvorm: werkcollege Studiemateriaal Boek: De gereedschapskist van de Maatschappelijk Werker, van Herman de Monnink, 2009, Euro 30,Toetsvormen 6 toetsopdrachten. Toetsperiode: Periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
87
Profiel MW – Methodiek “De gereedschapskist” Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-M-MET1 :2 :2 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van collegereeks: • Heeft de student kennis van de 1-2-3 aanpak van het maatschappelijk werk (PAK – PSA – PSB). Hij kan voor een fictieve cliëntsituatie een: • Persoonlijke archiefkast opstellen (PAK) • Een Psychosociale Stress Analyse maken (PSA) • Een voorstel doen voor de Psychosociale Stress Begeleiding (PSB) • Heeft kennis van de Integrale Stressreductie en empowermenttheorie (iSET) • Kan de student een analyse maken van de copingstrategie van de cliënt. Taakgebieden: Agogisch vakmatige taken Inhoud Binnen het Maatschappelijk en Sociaal Juridisch Werk staan er grofweg vier stadia centraal: 1. Het verzamelen van informatie, het analyseren van de informatie; 2. Het opstellen van doelen en het maken van een plan van aanpak; 3. Het uitvoeren van het plan van aanpak; 4. Evalueren, eventueel bijstellen of beëindigen. Tijdens de methodieklessen van kwartaal 3 zal aandacht besteed worden aan stadia 1, het verzamelen van informatie en het analyseren van de informatie. De student leert op basis van het multimethodische maatschappelijk werk model van de Monnink op basis van verschillende theorieën stapsgewijs een analyse te maken van een cliëntsituatie. In de methodieklessen staat de theoretische achtergrond en de analyse centraal, in de vaardigheden lessen zal geoefend worden met de gesprekstechnieken om de benodigde informatie te verzamelen. Onderwijsvorm: theoriecollege Studiemateriaal Boek: De gereedschapskist van de Maatschappelijk Werker, van Herman de Monnink, 2009, Euro 30,Toetsvormen: 6 toetsopdrachten Toetsperiode: Periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
88
Profiel MW – Project ‘De cliënt’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-M-GP :5 :2 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van het project “De Casus” kan de student: • Een analyse maken van een cliënt waarbij hij zicht heeft op; • Het gedrag van de cliënt; • Het individu; • Het systeem; • De wederzijdse beïnvloeding daarvan. Taakgebieden: Agogisch-vakmatige taken, werken in organisatie en bedrijf, werken aan eigen functioneren Inhoud Het doel van de projectlijn binnen de hoofdfase is de integratie van kennis en vaardigheden mogelijk te maken en op een zo natuurgetrouw mogelijke manier inzicht te verschaffen in de manier waarop je theorie kunt gebruiken in een praktische toepassing. In dit project staat het maken van een gezinscasus centraal. Het betreft een gezin met meervoudige problematiek. Jullie mogen zelf bedenken welke problemen aan de orde zijn binnen het gezin. Het gaat om complexe problematiek op verschillende niveaus. Bijvoorbeeld: armoede, alleenstaand ouderschap, gehandicapt kind, verlies / afwezigheid ouder, etcetera. Het doel van dit project is: Het kunnen maken van een analyse van een client als individu en in relatie tot zijn omgeving, in dit geval het gezin. Werkvorm Projectbegeleiding met inhoudelijke ondersteuning. Flankerende Colleges systeemtheorie. Studiemateriaal • Studiehandleiding project “De cliënt”, kwartaal 3, hoofdfase; • Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 2.3 hoofdfase”; • Boek: De gereedschapskist van de Maatschappelijk Werker, van Herman de Monnink; • Reader Flankerend College systeemtheorie met daarin onder andere: Anders kijken, een breder zicht op menselijk gedrag, van Joop Willemse • Zelfgezocht materiaal. Toetsvorm Het projectverslag Het procesverslag Presentatie, Individuele opdrachten Toetsperiode:Periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
89
Profiel MW – Project ‘De hulpverlener’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-M-INPR :5 :2 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van dit project kan de student: • Een begeleidingsplan opstellen met daarbij gebruikmakend van doelen, middelen en kennis. • Een analyse maken van eigen sterke en minder sterke kanten en een verbinding leggen met hoe deze mogelijk een rol spelen binnen cliëntcontacten. Taakgebieden: Agogisch-vakmatige taken, werken aan eigen functioneren Inhoud Het doel van de projectlijn binnen de hoofdfase is de integratie van kennis en vaardigheden mogelijk te maken en op een zo natuurgetrouw mogelijke manier inzicht te verschaffen in de manier waarop je theorie kunt gebruiken in een praktische toepassing. Het product bestaat uit twee delen. In deel 1 staat het maken van een begeleidingsplan centraal en oefen je met het formuleren van begeleidingsdoelen. Deze kennis en vaardigheden heb je nodig om doelgericht te kunnen werken (doel van dit deelproduct van het project). In deel 2 sta jij, als hulpverlener centraal. Het is nodig zicht te hebben op je eigen rol als toekomstig hulpverlener in relatie tot het werken met cliënten (doel van dit deelproduct van het project). Werkvorm Projectbegeleiding met inhoudelijke ondersteuning en flankerende colleges juridische hulpverlening. Studiemateriaal • Studiehandleiding project “Het begeleidingsplan en de hulpverlener”, kwartaal 4, hoofdfase; • Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 2.4 hoofdfase”; • Boek: De gereedschapskist van de Maatschappelijk Werker van Herman de Monnink; • Reader voor het flankerend college juridische hulpverlening. • Zelfgezocht materiaal. Toetsvorm Het projectverslag deel 1 en 2 Opdrachten flankerend college Toetsperiode: Periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
90
Profiel PH – Methodiek 1 Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-P-MET1 :2 :2 :3
Leerdoelen / te verwerven competenties • De student heeft kennis van de belangrijkste sociaal agogische methodieken en past ze toe op verschillende doelgroepen in eenvoudige beroepscontexten. De student heeft inzicht in het beroepsdilemma afstand en nabijheid. • De student richt zich bij het sociaal agogisch handelen steeds op het individu, de omgeving, het systeem en hun wederzijdse samenhang en beïnvloeding. Hij houdt daarbij rekening met normatieve perspectieven. • De student heeft kennis over hoe hij de eigen kwaliteiten professioneel in kan zetten bij beroepssituaties en beroepsdilemma’s, die zich kunnen voordoen in de context van het gekozen uitstroomprofiel. Taakgebieden: Agogisch- vakmatig handelen, Persoon van de professional als instrument Inhoud Onderwijsvorm: projectbegeleiding Studiemateriaal: Methodiek Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Raymond Kloppenburg/Mathieu Heemelaar, Bohn Stafleu Van Loghum, 1999 Toetsvormen: Tentamen Toetsperiode: Periode 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
91
Profiel PH – Methodiek 2 Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-P-MET2 :2 :2 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties • De student is in staat tot het verzamelen van cliëntgegevens en het analyseren van cliëntsituaties vanuit meerdere perspectieven. Met behulp daarvan stelt hij een ontwikkelingsgericht hulpverlenings- c.q. behandelplan op. De cliënt kan een individu, gezin of maatschappelijk systeem zijn. • De student heeft een visie op de sociale invalshoeken en culturele waarden in de aangetroffen situaties, kan deze verwoorden en beargumenteren op basis van theorie en belanghebbenden. De student betrekt hierbij ethische afwegingen. • De student heeft kennis van de belangrijkste sociaal agogische methodieken en past ze toe op verschillende doelgroepen in eenvoudige beroepscontexten. De student heeft inzicht in het beroepsdilemma afstand en nabijheid. • De student heeft kennis over hoe hij de eigen kwaliteiten professioneel in kan zetten bij beroepssituaties en beroepsdilemma’s, die zich kunnen voordoen in de context van het gekozen uitstroomprofiel. • Hij brengt vanuit de eigen functie en positie kennis, inzicht en een mening in. Hij heeft zicht op de kwaliteiten van de teamleden en stimuleert anderen om gebruik te maken van hun kwaliteiten, benoemt synergie en is resultaatgericht. Taakgebieden: Agogisch- vakmatig handelen, Persoon van de professional als instrument Inhoud Onderwijsvorm: projectbegeleiding Studiemateriaal: Methodiek Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Raymond Kloppenburg/Mathieu Heemelaar, Bohn Stafleu Van Loghum, 1999 Toetsvormen: rollenspel Toetsperiode: Periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
92
Profiel PH – Project 2.3 ‘De instelling’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-P-GP :5 :2 :
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van de project ben je in staat om... • een instelling te analyseren vanuit hun visie, doelgroep en toegepaste methodieken • de verkregen kennis op het gebied van de methodieken binnen Pedagoische Hulpverlening mee te nemen in je analyse; • aan te geven wat de specifieke behoeften zijn van de doelgroep waarmee de gekozen instelling werkt; • een analyse te maken van de aansluiting van de visie en toegepaste methodieken van de instelling op de doelgroep; • de taken van een Pedagoische Hulpverlener binnen de gekozen instelling te benoemen; • aandachtspunten binnen het bestaande beleid van de instelling te herkennen en deze aan te kaarten; • aan de hand van de aandachtspunten een adviezen formuleren met de betrokken binnen de instelling en deze presenteren aan belanghebbenden. Taakgebieden: Agogisch- vakmatig handelen, werken binnen bedrijf en organisatie, Persoon van de professional als instrument Inhoud In het project “De Instelling” dienen studenten een bestaande instelling te analyseren aan de hand van de visie van waaruit de instelling werkt en gebruikte methodiek voor de doelgroep. Tevens dient men de speciefieke taken van de Pedagogische Hulpverlener binnen de setting te benoemen en deze vergelijken met de huidige takenpakket van de PH’er binnen de instelling. Aan de hand hiervan dient men aandachtspunten te formuleren en deze als adviezen te presenteren aan de belanghebbenden. Het project bestaat uit drie delen: Deel 1: benaderingen uit de methodieklijn binnen de instelling: systeemtheorie, creatief-agogische benadering, gedragsmatig-cognitieve benadering; Deel 2: beroepsspecifieke taken binnen de instelling: de orienterende, ontwerpende, intervenierende, evaluerende, organisatiesgebonden en professiegebonden taken Deel 3: verbeterplan t.b. de instelling. Onderwijsvorm: Projectbegeleiding, vergaderingen met de projectgroep Studiemateriaal: • Studiehandleiding project “De Instelling”, kwartaal 3, hoofdfase; • Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 2.3 hoofdfase”; • Studiehandleiding + literatuur college psychologie; • Studiehandleiding methodiek : • Boek: R. Kloppenburg en M. Heemelaar, Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening, Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 1999 Toetsvormen: Project- en procesverslag Toetsperiode: Periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
93
Profiel PH – Project 2.4 ‘De leefgroep’ Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-P-INPR :5 :2 :4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van dit project kan de student: • Een behandelplan opstellen met daarbij gebruikmakend van doelen, middelen en kennis. • Een analyse maken van eigen sterke en minder sterke kanten en een verbinding leggen met hoe dit mogelijk een rol speelt binnen cliëntcontacten. Taakgebieden: Agogisch- vakmatig handelen, Persoon van de professional als instrument Inhoud Het product bestaat uit twee delen. In deel 1 staat het maken van een behandelingsplan centraal en oefen je met het formuleren van (hulpverlenings)doelen. Deze kennis en vaardigheden heb je nodig om doelgericht te kunnen werken (doel van het project). Voor een van de cliënten in de instelling ga je een behandelingsplan opstellen en formuleer je hulpverleningsdoelen. Hierbij is het van belang dat je rekening houdt met aspecten als visie van de instelling, gehanteerde methodiek op de instelling/leefgroep en beïnvloeding van de leefgroep op de cliënt. In deel 2 sta jij, als hulpverlener centraal. Het is nodig zicht te hebben op je eigen rol als toekomstig hulpverlener in relatie tot het werken met cliënten (doel van het project). Het wordt vaak gezegd binnen de hulpverlening: “je bent zelf het instrument”. Jij, als persoon, in de functie van PH-er, bent een onderdeel van- en hebt invloed op het hulpverleningsproces. Je neemt jezelf altijd mee. Zelfkennis is daarbij onmisbaar. Hoe beter je jezelf kent, met je sterke en zwakke punten, hoe beter je jezelf als gereedschap in kunt zetten. In het komen tot zelfkennis is reflectie daarom onmisbaar. Binnen dit beroep moet je altijd bereid zijn om naar jezelf te blijven kijken en bezien wat je moet afleren en bijleren. Onderwijsvorm: Projectbegeleiding met inhoudelijke ondersteuning. Intervisie met medestudenten Studiemateriaal: • Studiehandleiding project “Het behandelingsplan”, kwartaal 4, hoofdfase; • Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 2.4 hoofdfase”; • Studiehandleiding methodiek Pedagogische Hulpverlening • Boek: F.Brinkman, individuele gespreksvoering, Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 2000 • Zelfgezocht materiaal. Toetsvormen: projectverslag Toetsperiode: Periode 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
94
Profiel PH – Gespreksvaardigheden 2.3 & 2.4 Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-P-VA1, M-P-VA2 :2x2 :2 : 3, 4
Leerdoelen / te verwerven competenties Na afloop van het programma heeft de student een systematische oefening gehad in het aanleren en versterken van zijn basisvaardigheden t.a.v. het voeren van gesprekken in de pedagogische hulpverlening en het analyseren van gespreks- en groepssituaties. Het programma sluit aan bij de lessen gespreksvoering, zoals behandeld in het eerste jaar. Taakgebieden: Agogisch- vakmatig handelen, Persoon van de professional als instrument Inhoud • tweegesprekken • slechtnieuwsgesprekken • groepsgesprekken • teamvergaderingen Onderwijsvorm: Training Studiemateriaal: Studiehandleiding “Communicatieve beroepsvaardigheden 2.3 + 2.4 hoofdfase”; Boek: F.Brinkman, individuele gespreksvoering, Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 2000 Toetsvormen: opdrachten en aanwezigheid Toetsperiode: Periode 3 en 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
95
HRM Projectbegeleiding Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-H-GP :5 :2 : 3 en 4
Leerdoelen Inzicht verkrijgen in de verschillende belangen die spelen binnen organisaties tussen management en personeel en deze positief benutten ter bereik van HRM-doelen; Inzicht verkrijgen in de wijze waarop HRM via HRM-visie en –instrumentaria kan helpen bij de realisatie van organisatiedoelen en organisatiestrategie; Inzicht verkrijgen hoe de ontwikkeling van HRM binnen organisaties samenhangt met maatschappelijke ontwikkelingen; Diverse HRM instrumenten leren gebruiken en kunnen beargumenteren waarom welk instrument in welke situatie op een bepaalde wijze wordt gehanteerd (met name ten aanzien van werving & selectie, scholingsbeleid, conflicttransformatie, beoordelingssysteem en ziekteverzuim); Oefenen met verschillende beroepshoudingen en inzicht verkrijgen op de impact van deze houdingen; Beleidsplannen leren interpreteren en zelf leren schrijven vanuit HR perspectief; Inzicht verkrijgen in de tactieken waarmee de HRM professional de organisatiecultuur en competentie kan beïnvloeden. Zicht krijgen op sterkten en zwakten ten aanzien van de HRM professie en middels leerdoelen werken aan de eigen professionaliteit. Taakgebieden: Werken in organisatie en bedrijf, professionaliseringstaken Inhoud In kwartaal 3 creëren de projectgroepen zelf een fictieve organisatie waar zij recent als HRM professional zijn aangesteld. De organisatie is jong en de zaken voorlopen voorspoedig. De projectgroepen schrijven een HRM beleidsplan waarin de volgende aspecten aan de orde komen: organisatieanalyse, werving- & selectieprocedures, opleidingsbeleid. Uit het HRM beleidsplan moet inzicht in HRM strategieën blijken uit de argumentatie van de gekozen procedures. In kwartaal 4 maken we een sprong in de tijd: de fictieve organisatie is nu 5 jaar ouder en de situatie is minder rooskleurig. Er zijn conflicten ontstaan en er is behoefte aan positieve conflicttransformatie, een ‘fair’ beoordelingssysteem en aan binding, professioneel motivatiebeleid en kundig verzuimbeleid. De projectgroepen schrijven een aanvulling op het HRM beleidsplan uit kwartaal 3, waarin de wijze waarop de conflicten moeten worden aangepakt wordt uitgelegd. Tevens wordt in dit plan een beoordelingssysteem en een verzuimbeleid beschreven en beargumenteerd. Onderwijsvorm: werkcollege Studiemateriaal Projecthandleiding HRM Om het project goed in elkaar te zetten zullen studenten zelf een keuze moeten maken uit de literatuur die tijdens HRM Methodiek en HRM Flankerende Colleges wordt gebruikt. Toetsvorm : 2x Product projectgroep: HRM beleidsplan Toetsperiode: periode 3 en 4.
Studiegids BSW – 2011 – 2012
96
HRM Flankerende colleges Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-H-GP : (Onderdeel van het project) :2 : 3 en 4
Competenties: Cluster 1 t/m 6 Leerdoel (beschrijving van de concrete leerdoelen) • Leren interpreteren van de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt en -beleid vanuit de bril van de HRfunctionaris; • Leren analyseren van processen van arbeidsparticipatie, prestatie, motivatie, binding en competentie binnen werkorganisaties; • Problemen van werkorganisaties leren systematisch te analyseren, w.o. deze binnen een sociaal verband te interpreteren en hierin te adviseren; • Leren organiseren van praktische reflectie- en leerprocessen, o.a. ten behoeve van planning, beoordeling en ter preventie en transformatie van conflicten; • Leren analyseren van falend prestatiemanagement en deze kunnen veranderen in succesvol prestatie- en competentiegericht management; • Organisatieleren leren koppelen aan strategisch personeelsmanagement. Taakgebieden: werken in bedrijf en organisatie Inhoud De flankerende colleges zijn ondersteunend bij het project HRM en voeden vanuit de zijlijn het materiaal van de methodieklijn. Vanuit een contextuele benadering wordt uitleg gegeven aan begrippen en dilemma’s, onder andere op het terrein van genderemancipatie, stimulerende arbeidsparticipatie, Curaçaose arbeidscompetenties, strategisch management, organisatie-inrichting, het systeemdenken, organisatieleren, motivatietheorieën, participatie in organisatiebeleid en ontwikkelingsconcepten. De colleges zijn doorgaans gericht op ontwikkeling. Hierbij kan ook gedacht worden aan de ontwikkeling van HRM instrumenten op het terrein van functievorming, werving & selectie, functieplanning, beoordeling en conflictoplossing. Door de praktijkfilosofische invalshoek, leert de student relativeren en haar blikveld te verruimen, waardoor zij een creatieve en flexibele bijdrage kunnen leveren aan relevante discussiethema’s. Onderwijsvorm Discussie en reflecterende colleges, mede aan de hand van eigen studie. Studiemateriaal • Studiehandleiding Flankerende Colleges HRM • Kluytmans, F (redactie), Leerboek Personeelsmanagement, Noordhoff uitgeverij 2005, laatste druk • Bröcker, T. en L. van den Broek, Sturen op resultaten en ontwikkeling, van Gorcum, Assen 2009. Toetsvorm Eén of meerdere individuele opdrachten die tijdens de colleges wordt/worden verstrekt door de docent. Toetsperiode: periode 3 en 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
97
HRM Vaardigheden Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-H-VA1 en M-H-VA2 :4 :2 : 3 en 4
Leerdoelen • Beleidsteksten leren begrijpen en uitleggen; • Inzicht verkrijgen in de wijzen waarop HRM kan helpen de organisatiedoelen en –strategie te realiseren; • Effectief leren werken met en integreren van de verschillende HRM instrumenten; • De rol van de HR professional leren beschrijven en de meerwaarde van deze functie in een organisatie leren beschrijven vanuit professionele inzichten; • Vaardigheden ontwikkelen die nodig zijn tijdens typische HR aangelegenheden zoals sollicitatieprocedures, beoordelingsgesprekken, conflictoplossing en organisatieontwikkeling; • Inzicht verkrijgen in verschillende HRM dilemma’s zoals tegengestelde belangen in de organisatie en de invloed van de externe cultuur Taakgebieden: Werken in organisatie en bedrijf, professionaliseringstaken Inhoud Tijdens HRM Vaardigheden wordt geoefend met methodieken die tijdens HRM Methodiek zijn besproken. Onderwerpen in het derde kwartaal zijn: • missie, doel, strategie, visie, competentieprofiel, functieprofiel, sollicitatiegesprek, analyseren van sollicitatiegesprekken, opleiding & ontwikkeling. • Onderwerpen in het vierde kwartaal zijn: conflictanalyse, conflictbemiddeling, SWOT-analyse, prestatiemanagement, prestatie-indicatoren, verzuimbeleid, coaching, uitstroom, slecht nieuwsgesprekken. Onderwijsvorm Praktische vaardigheidstraining (rollenspel, discussie, schriftelijke analyse, etc.). Studiemateriaal Studiehandleiding Vaardigheden HRM Toetsvorm: 2x presentatie van het HRM beleidsplan Toetsperiode: periode 3 en 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
98
HRM Methodiek Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-H-METH1, M-H-METH2 :4 :2 : 3 en 4
Leerdoelen • Leren vertalen van HRM-concepten en –instrumenten naar de dagelijkse praktijk in organisaties (w.o. Curaçaose organisaties); • Leren analyseren, selecteren en verfijnen van HRM-instrumenten in de diverse ontwikkelingsfasen van organisaties; • Zelf leren beoordelen van wel of minder (of niet) effectieve HRM-instrumenten; • Leren managen (o.a. constructief transformeren) van conflicten en productief leren omgaan met spanningsvelden tussen management en personeel (w.o. vakbonden); • Leren verschillende coachingsstijlen situationeel te ontwikkelen en te gebruiken. Taakgebieden: Werken in organisatie en bedrijf, Inhoud De student krijgt praktijktheorie (waaronder een flinke dosis HR-instrumenten). De student leert deze op effectiviteit en bruikbaarheid te analyseren en in te zetten om die bedrijfsdoelstellingen (via het personeel) te realiseren. Onderwerpen: praktijkfilosofie van het HRM, de ontwikkeling van medewerkers, strategische organisatieontwikkeling (HRM), omgaan met de bijna vanzelfsprekende spanning tussen personeel en organisatie. De methodieklijn verschaft de basisstructuur die nodig is om het HRM project, de vaardighedenlijn en de flankerende colleges zo goed mogelijk te kunnen begrijpen. In het derde kwartaal ligt de nadruk op instroom van personeel en beginnende organisaties. In het vierde kwartaal verschuift de focus naar organisatie-problemen, doorstroom en uitstroom. Onderwijsvorm Werkcollege Studiemateriaal • Studiehandleiding Methodiek HRM • Kluytmans, F. (red)., Leerboek Personeelsmanagement, vijfde druk (of latere druk), Noordhoff Uitgeverij B.V, Groningen, 2005 • Aanvullende artikelen • Hand-outs en eigen aantekeningen Toetsvorm en toetsperiode Periode 3: open boek tentamen Periode 4: gesloten boek tentamen
Studiegids BSW – 2011 – 2012
99
Snuffelstage Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PRAK :4 :2 : 1- 4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het eind van de korte stage ben je in staat om: • Een korte beschrijving te geven van de organisatie waar je snuffelstage hebt gelopen. • Kun je de belangrijkste kerntaken aangeven van de werknemers, waarmee je hebt gesproken binnen de organisatie. • Kun je uitleggen wat je moet kunnen om als Social Worker binnen die organisatie aan de slag te kunnen. • Ben je in staat om je persoonlijke leerdoelen te evalueren. • Ben je in staat een onderbouwde keuze te maken uit één van de drie uitstroomprofielen. Taakgebieden: werken aan persoonlijke ontwikkeling Inhoud De snuffelstage is bedoeld om je nader kennis te laten maken met het werkveld. De kennis en vaardigheden die je tijdens het eerste jaar hebt geleerd, kunnen tijdens deze snuffelstage getest worden in een bredere context. Je gaat stage lopen voor minimaal 80 uren in een bedrijf of organisatie op Curaçao. Deze snuffelstages kunnen plaatsvinden in verschillende settings zoals op de werkplek waar je al zit, mits het werk tot een setting van Social Work behoort. Het kan tevens een vrijwillige baan betreffen. Het doel van de snuffelstage is tevens je te oriënteren op de drie uitstroomprofielen waaruit je halverwege het tweede jaar een keuze moet maken. Onderwijsvorm Snuffelstage van minimaal 80 uren. Voorbereiding 16 uren. Rapportage 16 uren. Studiemateriaal Studiehandleiding: Snuffelstage, jaar 2 Zelf gezocht materiaal. Toetsvormen Een positieve beoordeling van je stageverslag Toetsperiode: Na beoordeling stageverslag
Studiegids BSW – 2011 – 2012
100
Jaar 3
Studiegids BSW – 2011 – 2012
101
Praktijkstage Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PRSTA1, M-M-PRSTA2 : 26, 25 :3 : 1- 4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van de stage is de student in staat om: • Enkelvoudige en complexe hulpverlenende activiteiten die passen binnen de doelstelling van de praktijkinstelling voor te bereiden en uit te voeren • Procesmatig en (Multi)methodisch te handelen ten behoeve van diverse clienten(groepen) • Beroepsmatig te werken vanuit een organisatie • Adequaat te werken aan signalering, preventie en belangenbehartiging ten behoeve van clienten(groepen) • Bij te dragen aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep Taakgebieden: Agogisch- vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, werken aan persoonelijke ontwikkeling Inhoud De praktijkstage is bedoeld om je theoretische kennis om te zetten in praktijk, waarbij je kunt laten zien dat je zelfstandig kunt functioneren. Bij aanvang van de stage dien je de kerncompetenties op niveau 2 behaald te hebben en ga je tijdens de stage aan de slag met de competenties op niveau 3. Je gaat stage lopen voor minimaal 1036 uren in een instantie/ organisatie op Curaçao of in het buitenland. Daarnaast wordt van je verwacht dat je deelneemt aan supervisie en terugkomdagen. Deze praktijkstage dient plaats te vinden binnen je gekozen uitstroomprofiel, namelijk Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk of Human Resource Management. Het doel van deze praktijkstage is dan ook om je verder te verbreden in je uitstroomprofiel. Onderwijsvorm: werken in de praktijk, terugkomdagen, trainingen Studiemateriaal Toetsvormen Beroepsproducten Verslagen Toetsperiode: 2 en 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
102
Supervisie Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-SUPERV :4 :3 : 1- 4
Leerdoelen / te verwerven competenties Doelstelling van de supervisie is • het vermogen te ontwikkelen om kennis en inzicht, vaardigheden, visie en emoties creatief te integreren in het uitoefenen van het beroep door het werken aan geformuleerde leerdoelen • studenten zelfstandiger, doelgericht en integratief te laten functioneren in een dienstverlenend en hulpverlenend beroep Taakgebieden: werken aan eigen ontwikkeling Inhoud In de supervisie gaat het vooral om het persoonlijk functioneren van de supervisant in de praktijk van het Maatschappelijk-, Sociaal Pedagogische werk en (HRM)Personeel werkers. In supervisie kan de student eigen vragen met betrekking tot zichzelf, het beroep, mens en maatschappij aan de orde stellen. Supervisie biedt de gelegenheid om onder begeleiding van de supervisor zicht te krijgen op het effect van het eigen handelen op anderen, op de wisselwerking met de omgeving en op de invloeden van de eigen socialisatie in het gezin van herkomst. Het persoonlijke beroepsfunctioneren van de stagiaire staat centraal bij supervisie . Dit is het grote verschil met praktijkbegeleiding, waar de cliënt en het werk centraal staan. Onderwijsvorm: groepsgesprekken Studiemateriaal Studiehandleiding ‘Beroepspraktijkvorming’ Regouin, W. (2005) Supervisie: gids voor supervisanten, De Vries, Geervliet, voorbereiden op supervisie, 2001 Toetsvormen: eindassessment ahv indicatorenlijst Toetsperiode: 2e en 4e kwartaal
Studiegids BSW – 2011 – 2012
103
Jaar 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
104
Praktijkstage Vakcode Studiepunten Studiejaar Periode(n)
: M-PRSTA1, M-M-PRSTA2 : 26, 25 :3 : 1- 4
Leerdoelen / te verwerven competenties Aan het einde van de stage is de student in staat om: • Enkelvoudige en complexe hulpverlenende activiteiten die passen binnen de doelstelling van de praktijkinstelling voor te bereiden en uit te voeren • Procesmatig en (Multi)methodisch te handelen ten behoeve van diverse clienten(groepen) • Beroepsmatig te werken vanuit een organisatie • Adequaat te werken aan signalering, preventie en belangenbehartiging ten behoeve van clienten(groepen) • Bij te dragen aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep Taakgebieden: Agogisch- vakmatige taken, werken in bedrijf en organisatie, werken aan persoonelijke ontwikkeling Inhoud De praktijkstage is bedoeld om je theoretische kennis om te zetten in praktijk, waarbij je kunt laten zien dat je zelfstandig kunt functioneren. Bij aanvang van de stage dien je de kerncompetenties op niveau 2 behaald te hebben en ga je tijdens de stage aan de slag met de competenties op niveau 3. Je gaat stage lopen voor minimaal 1036 uren in een instantie/ organisatie op Curaçao of in het buitenland. Daarnaast wordt van je verwacht dat je deelneemt aan supervisie en terugkomdagen. Deze praktijkstage dient plaats te vinden binnen je gekozen uitstroomprofiel, namelijk Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk of Human Resource Management. Het doel van deze praktijkstage is dan ook om je verder te verbreden in je uitstroomprofiel. Onderwijsvorm: werken in de praktijk, terugkomdagen, trainingen Studiemateriaal Toetsvormen Beroepsproducten Verslagen Toetsperiode: 2 en 4
Studiegids BSW – 2011 – 2012
105
Studiegids BSW – 2011 – 2012
106