Katholieke Hogeschool Limburg Industriële Wetenschappen en Technologie Faculteit Industrieel Ingenieur
Studiegids Industriële Wetenschappen Deel2 Vakfiches met o.m. inhouden en doelstellingen
MA-EL
Master Industriële Wetenschappen Energie afstudeerrichting Elektrotechniek Academiejaar 2012-2013
FI²
Identificatie opleiding Naam opleiding
Master in de Industriële Wetenschappen in Energie
Graad opleiding
Master
Kwalificatie opleiding
Academisch
Aantal studiepunten
60
Diploma’s die toegang verlenen tot opleiding
Voltijds of anders opgebouwd onderwijs Contact- en/of afstandsonderwijs
•
Academische Bachelor in de Industriële Wetenschappen in Elektromechanica, focus Automatisering en Energie; • Professionele Bachelor, aangevuld met het Schakelprogramma Elektromechanica, focus Automatisering; • Professionele Bachelor, aangevuld met het Schakelprogramma Elektromechanica, focus Elektrotechniek. Voltijds opgebouwd, maar kan deeltijds opgenomen worden Contactonderwijs •
Overzicht afstudeerrichtingen
•
Mogelijke vervolgopleidingen
/
Master in de Industriële Wetenschappen in Energie, afstudeerrichting Automatisering; Master in de Industriële Wetenschappen in Energie, afstudeerrichting Elektrotechniek.
KHLim IWT-FI² VakkenTabellen 2012-2013
BEDRB
Alg. Bedrijfsbeleid B Human Res. Management Management Accounting
4
Alg. Bedrijfsbeleid E Juridische Aspecten Quality Management
4
CSBM
Capita Selecta uit Bedrijfsmanag.
3
CSBM
EBS
Energie beheersystemen
3
EBS
ET&VA
Energietransformatie en vermogenaansturingen
4
ET&VA
ENERGP
Project Energie
6
GA_B
Geïnt.Automatisering B Ind. Automatisering 3 Ind. Automatisering 3L
6
Toeg. Elektrotechniek D Prod.Distr.Expl. Dist. Grid Prod.Distr.Expl. Power Quality Prod.Distr.Expl. Toepassingen
6
TTHE3
Toeg. Thermodynamica 3
4
MP_E
Masterproef MP - Communicatie MP - Ond.meth.&Realisatie1 MP - Ond.meth.&Realisatie2 MP - Presentatie
20
BEDRE
TELTD
Totaal Aantal Opleid.Ond./Examens Contacturen/Sem ECTS-punten/Sem Gemidd. contacturen/Jaar
Ex
Stp
T
S S
1 3
0,75 2
O
L
Ex
Stp
T
O
Punt./O.O.
Punt./Vak
Naam O.O./Vak
Semester 8
Stp. Vak
O.O.
Semester 7
Contract
MA-EL
Docent
Stp. O.O.
Code Vak
Master in de Industriële Wetenschappen in Energie, afstudeerrichting Elektrotechniek
e e
1 3
10 30
e e
2 2
20 20
c
3
30
30
c
3
30
30
c
4
40
40
c
6
60
60
c c
3 3
30 30
c c c
2 2 2
20 20 20
4
40
3 6 6 5
30 60 60 50
60
600
L 40
BEDR4 BEDR7
VpPa VaMy
BEDR3 BEDR8
HaMa CoMa
40 S
InLu/RoDi S/P
VaPa
M
3
2 1,25
2,25 1,5
3
VdsGe S/M 4
2 2
2 1
ENERGP
RoFr
P
1
GA3 GA3L
ClEr GeLe
M L
3 3
PDEG PDEQ PDET
VdsGe VdsGe VdsGe
TTHE3
RoFr
M
MPCOM MPOMR1 MPOMR2 MPPRES
LiJe
P
P
5
4
60 2 3,25
60 S/M 2 M 2 P/L 2 4
1,5 1,5 1,5
2,5
6
14 0,5
60
10
1
P
12,00
6,75
7
c 0,5
6,75
5,50
3 18,75 31
12,25 29 15,5
T: Theorie ; O: Oefeningen ; L : Lab --- Ex: P: permanente evaluatie ; L: lab-examen ; S: schriftelijk examen ; M: mondeling examen Contract: e: examencontract is mogelijk; c: geen examencontract mogelijk (creditcontract noodzakelijk) O.O.: Opleidingsonderdeel
40 200
600
BEDR3_1213_HaMa
Vakbenaming Vakcode
Juridische Aspecten BEDR3
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Marc Hansen (HaMa) Marc Hansen (HaMa) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO 2
Doelstellingen
Op basis van concrete problemen in de samenleving moet de student in staat zijn om: - het probleem te analyseren en te situeren in het kader van het toepasselijke recht. AC1 - vanuit deze analyse over te gaan tot het formuleren van een concrete oplossing. AC3/AC11 De student zal op die manier de vaardigheid verwerven om de juridische aspecten van de samenleving en van het bedrijfsleven genuanceerd te beoordelen en zo een juridisch verantwoorde beslissing te nemen. AWC3 (/BC7)
Inhoudsopgave
1.Indeling van het recht, elementen van geschiedenis en rechtsbronnen (handboek 34-51) 2.Belgische politieke en gerechtelijke instellingen (handboek 81-138) 3.Elementaria van gerechtelijk recht (141-177) en de strafprocedure 4 Begrippen van Burgerlijk recht (80-223) 5.Goederen en zekerheden (225-260) 6.Verbintenissen (261-286) en bijzondere overeenkomsten (301-320) 7.Onrechtmatige daad - schade en schadeloosstelling (287-296) 8.Arbeidsrecht : individueel en collectief, arbeidsbescherming 9.Ondernemingsrecht: Handelaar, Onderneming, Handelsactiviteit, Handelspraktijken, Mededinging 10.Vennootschappen : principes, soorten, minimumkapitaal, structuur, leiding... 11.Financiële technieken. betaalmiddelen, factuur, kredietvormen Faillissement en gerechtelijk akkoord 12.Intellectuele rechten 13. Overzicht van personen- en familierecht (323-391)
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Studiemateriaal
Cursus “Inleiding tot recht” van Marc Van Hoecke en Boudewijn Bouckaert ter beschikking gesteld van de studenten via de cursusdienst
Aanvullende leermiddelen
Syllabi voor Arbeidsrecht (vak 8), Handelsrecht (vakken 9 & 11), Vennootschapsrecht (vak 10) en Intellectuele rechten (vak 12), opgesteld door de docent en verspreid via de cursusdienst.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk Schriftelijk
BEDR3_1213_HaMa
Vakbenaming Vakcode
Juridische Aspecten BEDR3
Algemene Visie
Recht biedt de student de basiskennis om te kunnen omgaan met juridische vragen die zich in een organisatie of bedrijf stellen. Deze juridische basisvorming moet de student als toekomstig ingenieur in staat stellen om met juristen om te kunnen communiceren en om een juiste inschatting te maken van elementaire juridische aspecten bv in te schatten, of het inschakelen van een jurist al dan niet noodzakelijk is.
Relatie met onderzoek
Geen specifieke relatie
Situering van het vak in het curriculum
Recht maakt deel uit van de bedrijfsbeleid vakken, die de toekomstige ingenieur in staat stelt beter te functioneren en de juridische implicaties van zijn ‘handelen’ beter te plaatsen.
Instroom-Relatie met andere vakken
Geen specifieke relatie, buiten het kader van de bedrijfsbeleidvakken.
Relatie met het werkveld
/
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
/
BEDR4_1213_VpPa
Vakbenaming Vakcode
Human Resource Management BEDR4
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Patricia Van Pottelbergh (VpPa) Patricia Van Pottelbergh (VpPa) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO, MA-CE, MA-BIO 1
Doelstellingen
Het ontdekken van de toekomstige rol als werknemer en (eventueel) als leidinggevende. Bespreken van selectieprocedures. AC2 / AC5 Verschillende aspecten weergeven van een professioneel (HR) management. AC2/WC1 Analyseren van de persoonlijkheidskenmerken van zichzelf/anderen. AWC1 Evalueren van bedrijfs/organisatiecultuur. AWC1 / (BC7) Verbanden leggen tussen bedrijfscultuur en persoonlijkheid .AC2/ AWC1 De verschillende deelaspecten uitleggen van effectieve organisaties, illustreren door middel van voorbeelden uit de praktijk. AC2/WC1
Inhoudsopgave
Deel 1. Werving en Selectie Hoe kiest een bedrijf haar medewerkers? Hoe kies ik een geschikt bedrijf?Bedrijf: procedures voor werving en selectie: media, interviews, testen, assessment centers ... Medewerkers: waar moet ik op letten bij de keuze van mijn (eerste) werkgever: type bedrijf (familiebedrijf, multinational ...), type job, bedrijfscultuur, … ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deel 2. Samen werken. Zelfde diploma, toch uniek. Belang van persoonlijkheidskenmerken, enkele theorieën. Invloed van bedrijfscultuur, enkele theorieën. Generatieverschillen in organisaties. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deel 3. Effectieve organisaties 3.1. Leadership/coaching Verschillende types van leiderschap (relatie met persoonlijkheid). 3.2. De lerende organisatie Alles is continu in beweging. 3.3. Performance Management/appraisal/assessment. 3.4. Competentie(management) en training 3.5. Carrièrebegeleiding en retentie De “lifetime” van een medewerker in een organisatie. 3.6. Arbeidstevredenheid en stress Invloed van de kwaliteit van de arbeid op de gezondheid en het welzijn van de werknemer.
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Studiemateriaal
Cursus “Human Resource Management” via email of website docent.
Aanvullende leermiddelen
Copies slides + teksten uit kranten, tijdschriften, internet + artikels rond wetenschappelijk onderzoek …
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Gesloten boek Schriftelijk examen, deels open vragen, deels multiple choice. Schriftelijk examen, deels open vragen, deels multiple choice.
BEDR4_1213_VpPa
Vakbenaming Vakcode
Human Resource Management BEDR4
Algemene Visie
In de wereld van vandaag komt het nog maar zelden voor dat ingenieurs in puur technische functies terechtkomen. In de meeste jobs komt een zekere mate van people management voor. Bovendien wordt niet langer aanvaard dat een ingenieur niet over de nodige vaardigheden beschikt om samen te werken met anderen (multidisciplinair). Het vak beoogt: “Voldoende inzicht en vaardigheid verwerven om mensgericht en taakgericht te reflecteren over zichzelf en zijn omgeving, zelfstandig nieuwe informatie te verwerven, en erover te rapporteren en te overleggen.” “Kennis verwerven op het gebied van personeelsbeheer.” “Ontwikkeling van sociale vaardigheden en managementvaardigheden.”
Relatie met onderzoek
Het vak Human Resource Management bespreekt resultaten van onderzoek binnen het vakdomein.
Situering van het vak in het curriculum
De cursus laat de student nadenken over zijn eigen persoonlijkheid, en die van anderen. Dit kan hem helpen bij het omgaan met anderen. De link wordt eveneens gemaakt met bedrijfscultuur en cultuurverschillen tussen nationaliteiten (internationale bedrijven). Tijdens de lessen worden verbanden gelegd met de actualiteit uit het bedrijfsleven. In de cursus worden theorie (vb. personeelsbeoordelingssystemen) en praktijkvoorbeelden met elkaar verweven. De verschillende aspecten van personeelsbeheer komen aan bod zodat de student kan “proeven” van wat hij in het professionele leven zal tegenkomen.
Instroom-Relatie met andere vakken
*Wijsbegeerte: ook in dit vak wordt gedoceerd over de ingenieur als mens. *Welzijnsbeleid: hier komt stress(beheersing) aan bod. Binnen de cursus psychologie wordt stress in een brede context besproken (psychologische, fysische, mogelijke oorzaken …). *Recht: binnen het vak psychologie worden de verschillende vormen van arbeidsovereenkomst kort besproken: hoe kan men met een bedrijf verbonden worden, welke elementen zitten er in een contract (vb. groepsverzekering, maaltijdcheques …)?
Relatie met het werkveld
De ingenieur als medewerker en -op termijn- als leidinggevende/manager. Ruimer: de ingenieur als mens die zich bewust is van zijn sterktes/zwaktes, en in relatie kan treden met anderen, die “anders” zijn. Pas afgestudeerden zijn vaak wereld-/bedrijfsvreemd. Het besef ontbreekt vaak dat er grote verschillen bestaan tussen ondernemingen/organisaties en dat de jobinhoud maar een klein stukje uitmaakt van mogelijk succes. Grote bedrijven (multinationals met moederbedrijf in ander land …), kleine bedrijven (familiebedrijf …), overheidsinstellingen zijn zeer verschillend. Afhankelijk van de persoonlijkheid van de ingenieur vormen zij al dan niet een geschikt arbeidsmilieu. .
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De student maakt kennis met de verschillende domeinen van human resource management . De cursus probeert bruikbare theorieën te koppelen aan de dagdagelijkse praktijk in bedrijven/organisaties. Bedoeling is om de leerstof toegankelijk te houden voor nietpsychologen. Bij het examen wordt getoetst in welke mate de studenten de leerstof begrepen hebben, en of ze de relatie kunnen leggen tussen de verschillende deeldomeinen die in de cursus worden behandeld. Ze leren reflecteren over de impact van gebeurtenissen/situaties op zichzelf en anderen. AC1/AC2/AWC1
BEDR7_1213_VaMy
Vakbenaming Vakcode
Management Accounting BEDR7
Titularis Docenten Jaar/Optie Studiepunten
Myriam Vanbeuren (VaMy) Myriam Vanbeuren (VaMy) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO, MA-CE,MA-BIO 3
Doelstellingen
De studenten moeten na het volgen van de cursus en zonder enige voorkennis in staat zijn volgende doelstellingen te verwezenlijken: - Kunnen aangeven welke de relevante, niet-relevante en opportuniteitskosten zijn in een case-study, afhankelijk van de beslissing die genomen moet worden.(AC11). - begrippen vaste, variabele, directe en indirecte kosten gebruiken en toepassen in concrete voorbeelden (AC10). - break-even analyse kunnen toepassen en beoordelen (AC10). - beslissingen kunnen nemen over: * het gebruik van schaarse middelen (AC12). * het al dan niet aanvaarden van een opdracht / contract. (AC12) * het al dan niet sluiten van een afdeling (AC12) - overheadkosten kunnen beoordelen, berekenen, verdelen en aanrekenen naargelang de situatie voor kostprijsbepaling van een product. (AC11) - Prijszetting van een geproduceerd goed of een order kunnen berekenen a.d.h.v. de juiste methode. (AC11) - De 4 hoofdmethodes om een investering te beoordelen, evenals de methodes voor controle, kunnen gebruiken op casestudies (AC12) - Kunnen verklaren wat een budget is en afwijkingen in een budget kunnen berekenen en verklaren. (AC12)
Inhoudsopgave
1. Inleiding 2. Relevante kosten voor besluitvorming: diverse voorbeelden van beslissingssituaties waar relevante kostencalculatie gebruikt wordt zoals uitbesteding, speciale orders, uitbreiden of afbouwen,vervanging van machines,.... 3. Kosten-voulume-winstrelaties: kritische afzet, break-even analyse... 4. Bepalen van productkosten: allocatie problematiek van de indirecte kosten, full costing versus marginal costing,. 5. Kostencalculatie in een competitieve omgeving: prijsbeslissingen,... 6. Investeringsbeslissingen: ARR, NPV, PP, IRR 7. Budgetten, flexibele budgetten en standaardkosten om kosten te bewaken
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Studiemateriaal
De student beschikt over een syllabus die tijdens de colleges aangevuld wordt.
Aanvullende leermiddelen
De student kan beschikken over aanbevolen literatuur.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk Schriftelijk
BEDR7_1213_VaMy
Vakbenaming Vakcode
Management Accounting BEDR7
Algemene Visie
Vroeger werden financiële problemen binnen een bedrijf behandeld door economisch opgeleide personen. Intussen bestaat het kader van een bedrijf uit mensen van diverse disciplines, zoals o.a. industrieel ingenieurs, die samen (economische) beslissingen nemen. Het is dan ook belangrijk dat ‘alle’ kaderleden notie hebben van de economische consequenties die hun beslissingen kunnen teweegbrengen. ‘Management accounting’ geeft (financiële) informatie aan managers als ondersteuning bij hun besluitvorming binnen de organisatie. Alle (productie)bedrijven worden geconfronteerd met problemen zoals: prijsbepaling van hun product, al of niet sluiten van een afdeling, schaarse middelen zo optimaal mogelijk benutten. Maar daarnaast zijn ook investeringsbeslissingen en budgetafwijkingen een cruciaal probleem. Deze cursus heeft als doel de belangrijkste methodes van prijszetting aan te leren, waarbij gekeken wordt naar relevante en niet-relevante kosten. Daarnaast worden de 4 belangrijkste methodes aangeleerd om een investering te beoordelen en wordt aangeleerd hoe budgetafwijkingen moeten bestudeerd worden, om de oorzaken van de afwijkingen op te speuren en zo aan kostenbeheersing te doen binnen het bedrijf.
Relatie met onderzoek
Het vak management accounting stelt voor hoe een budget- /investeringsonderzoek moet opgezet worden. In het vak management accounting wordt besproken hoe gegevens van onderzoek moeten verwerkt en geanalyseerd worden, maar de student moet ook zelf d.m.v. cases de nodige gegevens verwerken en analyseren.
Situering van het vak in het curriculum
Gezien dit opleidingsonderdeel zich situeert in het laatste jaar van de opleiding is het noodzakelijk dat ook niet-economisten, die potentiële kaderleden zijn, voldoende notie hebben van bedrijfseconomische aspecten die betrekking hebben op productie, prijszetting,… Deze cursus is volledig bedrijfseconomisch gericht. In de colleges wordt de theorie aangebracht a.d.h.v. concrete voorbeelden van beslissingssituaties. Het is de bedoeling de student in contact te brengen met verschillende aspecten van het bedrijfsleven op het gebied van management en productie-, verkoop- en aankoopbeheer, investeringen.. In die zin zijn de vakken psychologie, logistiek, kwaliteitszorg onmiddellijk gelinkt met management accounting omdat al deze facetten deel uitmaken van efficiënt productiebeheer.
Instroom-Relatie met andere vakken
Van de studenten wordt eigenlijk geen bijzondere voorkennis verwacht. De relatie met andere vakken zoals kwaliteitszorg, logistiek, psychologie,…werd hierboven reeds aangehaald.
Relatie met het werkveld
Zoals reeds bij de Algemene visie werd aangehaald is dit vak zeer verwant met het werkveld van een kaderlid, waaronder ook industrieel ingenieurs.Er werd geopteerd om de voornaamste basismethodes m.b.t. kostprijsberekening, budgetanalyse en investeringsanalyse aan te leren die gebruikt worden in het bedrijfsleven, waarop ze later kunnen voortbouwen, indien ze in contact komen met deze materie.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Tijdens de hoorcolleges wordt gewerkt met een syllabus, waarbij bewust bepaalde dingen blanco werden gelaten om de studenten actief te laten meewerken. Op het einde van dit opleidingsonderdeel wordt de kennis van de student getoetst a.d.h.v. een schriftelijk examen. De theorie wordt getoetst d.m.v. meerkeuzevragen. Voor het overige bestaat het examen uit beknopte casestudies, om na te gaan of de student over de nodige vaardigheden beschikt om de aangeleerde methodes toe te passen.
BEDR8_1213_CoMa
Vakbenaming Vakcode
Quality Management (Kwaliteitszorg) BEDR8
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Marc Coninckx, Gastdocent (CoMa) Marc Coninckx, Gastdocent (CoMa) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO 2
Doelstellingen
De student heeft over- en inzicht op gebied van kwaliteit in organisaties, gezien vanuit internationale normen met tools en technieken die in de hedendaagse industrie onmisbaar zijn geworden. WC1 / AWC13 / AC11 / BC7
Inhoudsopgave
- Het gedachtengoed van IKZ. Waarom IKZ, wat is kwaliteit, de industriespiraal, het processchema, de leverancierklant relatie, het credo van ISHIKAWA, de goeroes : JURAN, DEMING, CROSBY, TAGUCHI. - De technieken van IKZ. Pareto-analyse, visgraatdiagram, statistische procesbeheersing, proefopzetten en variantie-analyse. - Geavanceerde technieken: FMEA: Failure Mode and Effect Analysis. - ISO 9000:2000 de Process benadering van kwaliteitssystemen.
Onderwijsvorm
Ex-Cathedra.
Studiemateriaal
Cursus; Kwaliteitszorg
Aanvullende leermiddelen
Pocket cards FMEA ( Design en Proces)
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk Schriftelijk
BEDR8_1213_CoMa
Vakbenaming Vakcode
Quality Management (Kwaliteitszorg) BEDR8
Algemene Visie
Inzichten verwerven in het brede woord “kwaliteit”: niet doemdenken over productkwaliteit, maar organisatie, systeem en proceskwaliteit .Bewustwording dat er tools en technieken bestaan om voornoemde te kunnen bereiken. Deze technieken zijn op bedrijfsvlak al gestandaardiseerd en zelfs verwerkt in internationale normen.
Relatie met onderzoek
1. 2.
Capibiliteits onderzoeken van manaufacturing processen in deel SPC volgens AIAG’s Statistical Process Control 2nd ed. Mogelijke risico’s onderzoeken voor zowel product- als procesontwikkeleing in het deel FMEA volgens structuur SAE J1739 en AIAG’s FMEA 3th ed.
Situering van het vak in het curriculum
Organisatie structuren en culturen volgens EFQM/INK model zijn basis als herkenningspunten voor nieuwe werknemers. Het specifiëren naar normen ( ISO, ISO/TS,…) geven middelen en mogelijkheden om modellen te begrijpen en te verwerken. Binnen deze normen zijn er dan de toegepaste technieken SPC/FMEA/ .. om modellen te integreren in de organisatie.
Instroom-Relatie met andere vakken
Projectmanagment, bedrijfsmanagement, kwaliteitsmanagement, arbeidsanalyse
Relatie met het werkveld
Als IRCA erkende auditor ( LA2/07/NL/16286)( Bureau Veritas) geeft de docent de belangrijkheid aan van het brede “kwaliteitsdenken” in organisaties. Het is de intentie om de praktische toepassingen in organisaties aan te tonen en herkenbaar te maken.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Bedoeling is structureel denken, werken zowel correctief als preventief ( FMEA) en besluiten baseren op feiten, door eerst feiten en data te analyseren ( SPC) gezien in het grotere geheel van progressief kwaliteitsdenken. De studenten die op tijdens de eerste examenkans een uitzonderlijk resultaat halen krijgen een extra-attest uitgereikt door MAC bvba.
CSBM_1213_InLu_RoDi
Vakbenaming Vakcode
Capita Selecta uit het bedrijfsmanagement CSBM
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Johan Baeten (BaJo) Luk Indesteege (InLu), Dirk Roelens (RoDi), Gastsprekers MA-EM, MA-AUT, MA-EL 3
Doelstellingen
Projectmanagement: De student zal kennismaken met het hoe en waarom van het projectmatig werken en het management (PM) van projecten AC12 / BC6. De bedoeling is de student het nut te doen inzien van PM in kleine en middelgrote ondernemingen, waarbij hen enkele basistechnieken worden bijgebracht , zoals oa. vaardigheden in de projectplanning en inzicht in de beheersaspecten van projecten AC12 / AC11. Lean en logistiek: De student krijgt een brede vorming en inzicht in de nieuwste evoluties in bedrijfsmanagementgerelateerde vakken aanvullend op de overige bedrijfsbeleid vakken. WC1/ AWC12/ AC12/ AWC13 /BC3 / BC6.
Inhoudsopgave
Projectmanagement: - Wat is project / projectmanagement ? Opstarten, methoden en instrumenten, - De projectleider, Samenwerking en communicatie (Teammanagement). - Gebruik van PC in de projectafwikkeling (MS-Project for Windows). Inleiding tot lean thinking: - Beknopte historiek - Wat is lean thinking? - Toepasbaarheid - Basistechnieken - Specifieke technieken Logistiek: - Voorraadbeheer - Wachtlijnen - MRP - Theory of Constraints - Lay out optimalisatie
Onderwijsvorm Studiemateriaal
Projectmanagement: Hoorcollege + Toepassing binnen opdracht Hoorcolleges rond Capita Selecta (o.a. Lean thinking en logistiek) Cursus PM + Lean thinking/logistiek & ondersteunende documenten van gastsprekers
Aanvullende leermiddelen
PC
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk + Projectwerk, 1/3 op PM en 2/3 op Lean+Logistiek. Het niet afleggen van 1 van deze delen resulteert in de vermelding niet afgelegd voor het geheel. Schriftelijk + Projectwerk, idem, Deelcijfers blijven behouden.
CSBM_1213_InLu_RoDi
Vakbenaming Vakcode
Capita Selecta uit het bedrijfsmanagement CSBM
Algemene Visie
Projectmatig werken is “in”. In steeds meer organisaties wordt het gezien als een middel om tegemoet te komen aan eisen waarin flexibiliteit, multidisciplinair en klantgericht werken een grote rol spelen. Nochtans lenen niet alle werkzaamheden zich tot een projectmatige aanpak en niet alles wat een project wordt genoemd, is projectmatig werken. “Lean” is een term die niet meer weg te denken is uit het dagelijkse economische leven. Het is dan ook essentieel dat de studenten tijdens hun opleiding met de filosofie en basistechnieken hiervan kennismaken. Ook logistiek is een uitermate belangrijk element van doeltreffend zaken doen. De belangrijkste basispijlers worden toegelicht.
Relatie met onderzoek
Projectmatig werken vormt een basismethodiek binnen onderzoek. In dit vak stellen een aantal gastsprekers de meest recente evolutie voor binnen hun specifiek vakdomein voor.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak is gesitueerd in het domein van de bedrijfsbeheervakken waar het de bedoeling is de student in contact te brengen met de verschillende facetten van het bedrijfsleven op het gebied van management en productiebeheer.
Instroom-Relatie met andere vakken
Van de studenten wordt eigenlijk geen bijzondere voorkennis verwacht. Dit vak geeft aanvullende inzichten tov de vakken psychologie, logistiek, kwaliteitszorg. Enige algemene begrippenkennis uit de statistiek zoals “steekproef” en hoe daar mee omgaan is aanbevolen.
Relatie met het werkveld
Projectmatig werken is van toepassing in alle types van organisaties en bedrijven. Veel ingenieurs vervullen in hun carrière de rol van projectleider gedurende korte of lange tijd. Velen zullen in hun loopbaan te maken hebben met de noodzaak om te werken aan productiviteitsverbetering, zowel in productie als in ondersteuning. De lean principes en logistieke kennis zullen ze dus zonder twijfel kunnen toepassen in hun verdere carrière.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en evaluatie van de Competenties
Belangrijke competenties van een projectleider zijn leiding geven en communicatievaardigheden. Deze kunnen enkel geëvalueerd worden in de praktijk, in een werkomgeving. De studenten zullen beoordeeld worden op een schriftelijke en mondelinge presentatie van een eigen projectplan. Rond lean en logistiek moeten de studenten bewijs leveren van hun inzicht in de materie, en het kunnen in de praktijk toepassen van enkele basistechnieken.
EBS_1213_VaPa
Vakbenaming Vakcode
Energie beheersystemen EBS
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Paul Valckenaers (VaPa) Paul Valckenaers (VaPa) MA-AUT, MA-EL 3
Doelstellingen
- Dit vak laat de studenten kennismaken met moderne concepten voor slimme elektriciteitsnetwerken (smart grids) en is meer specifiek gericht op de coordinatie en het beheer van slimme gebruikers, producenten alsook de tussenliggende schakels, zijnde transmissie, distributie, transformatie en (problematische) opslag van elektrische energie. Er gaat ook aandacht naar e-mobility. AC10/AC11/AWC12/AWC13 - De student maakt kennis met het onderzoeksresultaten in dit domein en leert deze resultaten kritisch te benaderen alsook te relativeren/plaatsen. AC10/AC11/AWC12 - De student heeft enkele nieuwe concepten voor de coordinatie geanalyseerd en toegepast in scenarios waarbij de student de ‘ontbrekende puzzeldelen’ aanbrengt (bv. hoe een wasmachine een bod berekent wanneer een marktmechanisme voor de coordinatie instaat). AC10/AC11/AWC11
Inhoudsopgave
- De studenten krijgen een presentatie van onderzoeksresultaten voor het beheer van slimme elektriciteitsnetwerken. Daarnaast krijgen de studenten verwijzingen naar bronnen voor bijkomende en meer gedetailleerde informatie (e.g. papers). - Ieder team ontwerpt oplossingen voor de ontbrekende elementen in het besproken concept (bv. het opstellen van een bod in een marktmechanisme-aanpak). - Deze oplossingen worden geevalueerd aan de hand van scenario’s. - Het team maakt een kritische analyse van de onderzoeksresultaten. - Deze procedure wordt herhaald voor twee of meer types van coordinatieconcepten. - Deze procedure wordt opgesplitst in stappen waarbij de concepten geleidelijk ingevoerd worden of geleidelijk meer aspecten van energiebeheer voor hun rekening nemen (indien het bestudeerde concept dit toelaat).
Onderwijsvorm
Projectwerk in kleine groepen (i.e. 2-3 personen).
Studiemateriaal
Eigen tekst en transparanten. De recentste versie is beschikbaar in elektronische vorm op: www.khlim.be/~pvalcken
Aanvullende leermiddelen
Personal computer met programmeeromgeving en internettoegang.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Individuele mondelinge verdediging van het eindrapport over het projectwerk. Individuele mondelinge verdediging van het eindrapport over het projectwerk.
EBS_1213_VaPa
Vakbenaming Vakcode
Energie beheersystemen EBS
Algemene Visie
De studenten verwerven een dieper inzicht te van de toepassing van computers in de industrie. Dit vak laat de studenten kennismaken met moderne concepten voor (product-driven) fabrieksbesturingen. Het vak is complementair aan het deelvak dat besturingen met PLCs behandelt en dat de gangbare praktijk weerspiegelt – PLC technologie heeft beperkingen heeft aangaande de schaal waarop de activiteiten in de fabriek kunnen gecoördineerd worden. Dit vak bereidt de studenten voor om een productiewerkplaats te beheren. Het vak bereidt de studenten voor op toekomstige evoluties in fabrieksbesturingen en aanverwante domeinen (zoals het beheer van bevoorradingsketens). De student maakt kennis met het inzetten van programmatuur op een grotere schaal in vergelijking met voorafgaande vakken en kan voor dergelijke systemen een nieuw onderdeel ontwikkelen. Dit vak brengt de studenten kennis en vaardigheden bij in verband met de toepassing van informatica in fabrieksautomatisering en -beheer.
Relatie met onderzoek
Dit vak sluit nauw aan bij ontwikkelingen in de industrie en de academische wereld. Productgedreven fabrieksbesturing en intelligente producten in de hele bevoorradingsketen/levenscyclus is een domein waarin vandaag een enorme vooruitgang geboekt wordt. Dit vak bereidt de studenten voor op de snelle veranderingen die in de nabije toekomst op dit domein verwacht worden. De relatie met onderzoek is dus zeer sterk. Daarnaast is de onderwijsvorm erop gericht de studenten te leren om zelfstandig kennis te verwerven. De materie wordt slechts voor een deel voorgekauwd en opgelegd. De studenten moeten zelf initiatief nemen aangaande het vinden van informatie en aangaande de ontwikkelingen waarop ze zich concentreren.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak is een eindpunt in de opleiding en heeft voornamelijk de industriële praktijk als doelwit. Er zijn geen opleidingsonderdelen waarvoor dit vak voorkennis levert.
Instroom-Relatie met andere vakken
Dit vak richt zich tot studenten die een programma in Java kunnen schrijven en dus programming-in-the-small beheersen.
Relatie met het werkveld Dit vak moet de evolutie in de praktijk volgen wanneer de concepten meer en meer gaan worden toegepast, gedreven door ontwikkelingen zoals RFID. Bovendien moet dit vak opportuniteiten benutten om meer nadruk te leggen op het fabrieksbesturingsaspect in ruil voor minder nadruk op softwareontwikkeling. Hiertoe is software benodigd die op een hoger niveau toelaat een gevallenstudie uit te werken. Dergelijke software is vandaag in beperkte mate beschikbaar en wordt verder ontwikkeld. Op het gepaste tijdstippen worden de accenten verschoven. Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De student kan inschatten en beredeneren hoe een product-driven besturingssysteem voor een fabriek functioneert. De student heeft enkele nieuwe onderdelen voor de besturing ontwikkeld en kan de werking ervan in het grotere geheel toelichten. Mondeling examen, “open boek”.
ENERGP_1213_RoFr
Vakbenaming Vakcode
Energie Project ENERGP
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Frederik Rogiers (RoFr) Frederik Rogiers (RoFr) MA-EL 6
Doelstellingen
1. 2. 3. 4.
Inhoudsopgave
Een eigen gefundeerde visie rond het gebruik van energie in een industriële omgeving kunnen opbouwen. AWC10/AC13 De parameters kennen die de energiestroom en energietransformatie in een industrieel proces beheersen. AWC11 De energiestromen in een industrieel proces kunnen berekenen en het energetisch en exergetisch rendement kunnen bepalen. AWC11/BC7 Gefundeerde suggesties kunnen doen om het energetisch en exergetisch rendement van een industriële installatie te verbeteren. AC12/AC7/BC3
Theorie Materiaal te gebruiken bij project : 1.
Energiebeheer van gebouwen a. verwarming i. ontwerp van verwarmingssystemen ii. warmtebehoefte van een gebouw, berekening iii. thermisch comfort b. ventilatie en vochthuishouding c. koeling en luchtbehandelingsystemen d. verlichting e. regelsystemen en computerondersteuning 2. Energievoorziening voor de industrie a. thermische energie i. ketels ii. stoom iii. thermische olie b. elektrische energie, problemen bij grote verbruikers c. warmtekrachtsystemen i. warmte – elektriciteit verhouding ii. rendabiliteit iii. gas- en dieselmotoren iv. gasturbines 3. Industriële processen a. energie analyse, methoden voor optimalisatie van het energieverbruik b. warmterecuperatie c. waterbeheer d. LCA (Life Cycle Assessement), hoeveel energie vraagt een product gedurende zijn ganse levenscyclus.
Project
In groepjes van 3 tot 6 studenten wordt gewerkt aan een concreet probleem rond energie dat vanuit de industrie gesteld en ondersteund wordt.
Onderwijsvorm
Projectwerk met ondersteuning theorie waar nodig
Studiemateriaal Aanvullende leermiddelen
tijdschriften in mediatheek
Examenvorm 1ste examenkans
Verdediging van groepswerk in overleg met bedrijf en docent
2de examenkans
Verdediging van deelopdracht uit groepswerk
ENERGP_1213_RoFr
Vakbenaming Vakcode
Energie Project ENERGP
Algemene Visie
Energie is niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. De ingenieur wordt hiermee in een bedrijf ook voortdurend geconfronteerd. Verantwoord omspringen met energie is een van de leidmotieven geworden in elk modern productiesysteem. Dit vereist een grondige kennis van de bestaande energie transformatiesystemen, hun rendementen, de kostprijs en hun invloed op het milieu. De ingenieur gaat voortdurend op zoek naar nieuwe mogelijkheden en zal dus een bevoorrechte positie innemen bij het omvormen van onze verspillingmaatschappij naar een duurzame ontwikkeling maatschappij. De student verwerft voldoende inzicht en vaardigheid en competenties: om de belangrijkste wiskundige, fysische en thermodynamische begrippen zelfstandig toe te passen op energetische problemen waarvan de behandeling tot de taak van een industrieel ingenieur behoort. om via een duurzame energiekeuze bij te kunnen dragen tot de verwezenlijking van maatschappelijk welzijn zowel binnen als buiten de onderneming (als technisch manager en als mens). Meer specifiek verwerft de student voldoende inzicht en vaardigheid en competenties in: de kennis van de toegepaste mechanica, toegepaste thermodynamica en energie omzetting. het aanwenden van de verworven kennis bij het realiseren van kwalitatieve energie projecten, rekening houdend met de vereisten van een economische, veilige en milieubewuste uitbating. het sturen, meten en regelen van systemen. het toepassen van kennis van systemen voor energiebeheersing, omvorming, distributie en aanwending van energie. het snel en doelmatig gebruiken van informatiebronnen. het systeemdenken en het leren om via analyse en synthese probleemoplossend te werken. het praktisch toepassen van de kennis op het gebied van productiebeheer en op het gebied van wetgeving en certificatie. de ontwikkeling van de sociale vaardigheden, de effectiviteitattitudes en de managementvaardigheden.
Relatie met Onderzoek
In het kader van het vak Energie nemen de studenten deel aan wetenschappelijke studiedagen of onderzoeksseminaries. In het vak Energie moeten de studenten actief : onderzoeksgegevens verzamelen onderzoeksgegevens verwerken en/of analyseren
Situering van het vak in het curriculum
Het keuzevak Energie gaat vooral over energiebeheer en is daarom verwant aan bedrijfsbeheer. Het richt zich vooral op de manier waarop binnen een bedrijf op een verantwoorde wijze met energie kan worden omgegaan om een productiesysteem optimaal te laten verlopen.
Instroom-Relatie met andere vakken
De student zal voldoende basiskennis hebben uit volgende vakgebieden: thermodynamica, fysica, fluïdomechanica wiskunde, informatica meet- en regeltechniek communicatietechnieken, bedrijfsbeheer kwaliteitszorg, veiligheid
Relatie met het werkveld
Via het project komt de student in onmiddellijk contact met een bedrijf dat een energieprobleem heeft. De wensen van het bedrijf situeren zich dikwijls op een veel praktischer vlak dan wat de student tijdens zijn studie gewoon is. De meeste contacten verlopen via oud-studenten van de school.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De evaluatie van het project gebeurt permanent tijdens het jaar en eindigt met het indienen van een schriftelijk rapport. Dit rapport wordt in groep mondeling verdedigd binnen het bedrijf in aanwezigheid van enkele mensen uit het bedrijf die bij het project betrokken waren.
ET&VA_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Energietransformatie en vermogenaansturingen + lab ET&VA
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Geert Vandensande (VdsGe) Geert Vandensande (VdsGe) MA-EM, MA-AUT, MA-EL 4
Doelstellingen
De student(e): 1. kan de kenmerken van de verschillende vermogenschakelaars verklaren en met elkaar vergelijken. AC10 2. kan de opbouw, werking en regelkringen van de verschillende soorten drives uitleggen en waar opportuun met elkaar vergelijken. AC10/ AWC13 3. kan de juiste motor met bijhorende drive kiezen i.f.v. de toepassing. AC11 4. kan de werking van de didactische modules uitleggen, de verschillende signalen nameten en hun verloop verklaren. AC10/AWC13 5. kan industriële sturingen in dienst nemen en configureren i.f.v. de toepassing. Dit houdt o.a. in: de juiste keuze, de praktische aansluiting met de nodige beveiligingen, de parameters instellen, de nodige metingen kunnen verrichten en het totale systeem kunnen evalueren. BC2/BC3/BC4/BC5 / AWC11
Inhoudsopgave
THEORIE: 1. Eigenschappen, sturing en beveiliging van de verschillende vermogenschakelaars: thyristor, triac, mosfet, IGBT, GTO… 2. Opbouw en werking van de verschillende omzetters: gelijkrichters, AC-controllers, hakkers, invertoren 3. DC en AC motorsturingen: vierkwadrantregelingen, frequentieregelaars, invertoren 4. Regelkringen in elektrische drives. LABO: onderzoek van stuureenheden voor thyristoren, triacs en IGBT’s / vierkwadrantenaandrijvingen / frequentieregelaars / hakkers 1. Sturing van een DC-motoren gevoed uit een driefasen net 2. motorsturing voor een inductiemotor. 3. motorsturing voor een permanent bekrachtigde synchroonmotor. 4. eenfasige wisselstroomsturing en gestuurde gelijkrichters.
Onderwijsvorm
hoorcollege en labozittingen
Studiemateriaal
Theoriecursus en labocursus Boek: "Elektronische vermogencontrole Deel 1 & 2”: J. Pollefliet Boek: "Power Electronics" : Mohan, Undeland and Robbins Boek: "Electrical Drives and Control Techniques" : Gerd Terörde
Aanvullende leermiddelen
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding over theorie en oefeningen. Labo-examen wordt afgenomen tijdens een bijkomende labozitting. De score voor het laboexamen wordt aangepast met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet tijdens de labozittingen. De eindscore van het labo-examen telt mee voor ¼ van het eindresultaat. Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding over theorie en oefeningen. Labo-examen wordt samen met het theorie-examen afgenomen. De score voor het laboexamen wordt aangepast met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet tijdens de labozittingen. De eindscore van het labo-examen telt mee voor ¼ van het eindresultaat.
ET&VA_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Energietransformatie en vermogenaansturingen + lab ET&VA
Algemene Visie
Dit opleidingsonderdeel probeert de verschillende disciplines nodig om een drive te ontwerpen bijeen te brengen. We behandelen niet alleen de vermogenelektronische componenten maar ook hun combinatie tot vermogenomvormers. De regelkringen om deze drives op gepaste wijze te laten werken en de programmatie van de aansturing van de verschillende vermogenelektronische schakelaars in de omzetters. De filosofieën die hier gebruikt worden zijn ook voor een groot stuk bruikbaar voor de invertoren die men gebruikt om kleinere gedistribueerde generatoren met het net te koppelen of actieve filters te bouwen. De toenemende automatisering brengt met zich mee dat het prestatievermogen van gereedschappen en aandrijfmachines steeds toenemen. Voor elektrische aandrijvingen betekent dit dat elektromotoren naargelang de toepassing al dan niet in toerental dienen geregeld te kunnen worden, dat eventueel de snelheid bij bepaalde belastingsvariaties dient constant te blijven en dat dikwijls de elektromotoren zeer snelle toerentalveranderingen moeten kunnen uitvoeren. Om een optimale aandrijving voor een bepaalde toepassing te kunnen installeren is het van belang hiervoor een verantwoorde keuze te kunnen maken van de meest geschikte motor, van een aangepaste vermogensturing en deze combinatie ook in bedrijf te kunnen stellen.
Relatie met onderzoek
Het vak ET&VA stelt resultaten van onderzoek ter beschikking zonder expliciet te verwijzen naar de onderzoeker en de onderzoekmethodes. Er worden onderzoeksgerelateerde opdrachten uitgevoerd. (uitvoeren + rapportering laboproeven / keuze en dimensionering reëel aandrijfsysteem) De studenten moeten primaire bronnen gebruiken.
Situering van het vak in het curriculum
Daar waar de inleidende cursus elektrische aandrijvingen (ELAAN) ging over de opbouw en dimensionering van eenvoudige aandrijvingen met asynchrone motor, gaat deze cursus dieper in op meer gespecialiseerde elektrische aandrijvingen. De cursus behandelt ook de regeltechnische aspecten en de aansturing van de individuele vermogenschakelaars van de vermogensturing. Dit opleidingsonderdeel steunt op voldoende basiskennis in uiteenlopende disciplines.
Instroom-Relatie met andere vakken
Er wordt voldoende basiskennis verwacht uit de volgende vakgebieden: elektriciteit en elektrische machines, meet- en regeltechniek, analoge elektronica, mechanica.
Relatie met het werkveld
Bij automatiseringsprojecten, gedistribueerde energieopwekking en UPS-systemen worden alsmaar meer vermogensturingen toegepast waardoor een fundamentele kennis hiervan onontbeerlijk is om geschikte keuzes te kunnen maken.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties.
De evaluatie wordt uitgevoerd a.d.h.v. een theoretisch examen en een bevraging van een praktische opstelling (labo-examen). Bij de bevraging van de praktische opstelling wordt geen praktische proef opgebouwd maar wordt gepeild naar de motivering en de kennis van het hoe en waarom van de opstelling. Door afweging van de verschillende gestelde eisen dient de student te komen tot de meest geschikte oplossing.
GA3_1213_ClEr
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering 3 GA3
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Eric Claesen (ClEr) Eric Claesen (ClEr) MA-EL, MA-AUT 3
Doelstellingen
De student kan : 1. schema’s van autonome besturingseenheden opbouwen waarbij ze gebruik maken van sensoren, kontaktors, hulprelais, timers, tellers, actuators. AC12/AWC11/BC4 2. een systeemontwerp van een geautomatiseerde installatie realiseren en analyseren, alsook de aansluitmethodes tekenen, gebruik makend van wisselstroomregelaars (frequentieregelaars, softstarter), gelijkstroomregelaar (thyristor- en transistorsturing), noodstroomaggregaten, niveauregelaars, temperatuurregelaars, positioneersystemen, snelheidsregelaars. AC12/BC2 3. de installaties, beschreven in voorgaande punten integreren met analoge/digitale interfacing, alsook met seriële- en netwerk-interfacing, het functionele onderscheid herkennen en gebruiken voor het ontwerpen van geautomatiseerde processturingen met behulp van in voorgaand punt beschreven besturingseenheden. AC12/AWC11/BC4 4. de gestructureerde en objectgeöriënteerde software definiëren, analyseren en ontwerpen voor een besturing met gedistribueerde intelligentie. De belangrijkste onderdelen die hierbij aan bod komen zijn SCADA (Supervisie, Controle And Data Aquisition), HMI (Human Machine Interface), centrale en decentrale besturingopbouw, netwerkconfiguratie en parametrage, sensor en actuator parametrage. AC12/AWC11/BC2 5. de opbouw en karakteristieken van procescomputers (PC’s) en programmeerbare automaten(PLC’s) beschrijven, specifiëren en gebruiken bij de opbouw van de hardware-configuratie van een geautomatiseerde industriële installatie. De belangrijkste externe elementen zijn: elektrische voedingen, inputs, outputs, aardingssystemen AC12/AWC10/BC2
Inhoudsopgave
Integratie van automatische installaties in een bestaande hardwareontwerp: elektrische schema’s, installatie-schema; Softwareontwerp; Optimalisatie en foutzoekmethodes voor geautomatiseerde industriële installaties; Verwerking van analoge signalen door een programmeerbare sturing; Sturingen met intelligente periferiesystemen, bv. snelle tellerkaarten, numerische assturingen; Installatietechniek in ontploffingsgevaarlijke zones (EXI/EXD); Communicatietechnologie voor Industriële sturingen met behulp van ASI/PROFIBUS/Industrial Ethernet PROFINET en I/O link; De Europese wetgeving: CE-markeringsrichtlijn / arbeidsmiddelenrichtlijn / machinerichtlijn / laagspanningsrichtlijn / EMC-richtlijn / normen / geharmoniseerde normen / notified of competent body’s / …; Veiligheidscategorie van stuurkringen / SIL-klassen / veiligheids-PLC en veiligheidsbussystemen.
Onderwijsvorm Studiemateriaal
Hoorcollege Cursus Geïntegreerde Automatisering (Claesen Eric), handleidingen apparatuur, normen in verband met geautomatiseerde installaties en netwerken, EACS handleiding
Aanvullende leermiddelen Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding. Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
GA3_1213_ClEr
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering 3 GA3
Algemene Visie
Het vakgebied “Geïntegreerde Automatisering” heeft tot doel om de kennis, nodig voor het ontwerpen, onderhouden en beheren van automatisch gestuurde processen te verwerven, verdiepen en verbreden. De automatiseringstechnieken duiken op alle mogelijke gebieden in onze maatschappij op. Ondanks het feit dat automatiseringstechnologie een typisch ingenieursvak is, zijn de toepassingen en kennisgebieden waarin deze technologie gebruikt wordt, vakoverschrijdend, zelfs discipline overschrijdend. Toepassingen vinden we terug in mechanische, elektronische , chemische, pneumatische, hydraulische en thermische systemen. Daarbij heeft de razendsnelle evolutie van al deze technologieën een enorme impact op het automatiseringsgebeuren, het is er zelfs onderdeel van geworden, zodat we de evolutiegedachte zelfs terugvinden in normen en systemen die gebruikt worden voor het realiseren van automatische besturingen. Voor het realiseren van een automatische sturing maken we gebruik van verschillende vakoverschrijdende disciplines: elektrische, hydraulische en pneumatische aandrijvingen, mechanische constructies, robots, handlingtechnologie, informatica-technologie, netwerktechnologie specifiek voor automatiseringstoepassingen, supervisiesystemen, sensortechnologie, regeltechnologie, computervisie met diepgaande beeldanalyse. Het realiseren van automatische systemen begint bij een gedegen projectplanning en management. Procesanalyse is hiervan een belangrijke stap, rekening houdend met de wetgeving zoals de vereisten voor de veiligheid en ergonomie van machines. MTBF, redundantie en failsafe zijn hier belangrijke aspecten, dit onder afweging van de economische aspecten. Dit vak beoogt ook het ingenieurs denken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen. Een automatiseringsontwerp vereist het afwegen tussen de verschillende gestelde eisen maar ook het afwegen van de meest geschikte ontwerptechniek.
Relatie met onderzoek
Het vak GA3 bespreekt resultaten van onderzoek binnen het vakdomein automatisering en meer bepaald betreffende netwerktechnologie, real-time sturingen, vision-technologie en gerobotiseerde installaties. Voor het vak GA3 moeten studenten primaire bronnen (vaktijdschriften, handleidingen en wettelijke normen) raadplegen voor het oplossen van automatiseringsopgaven. In het vak GA3 voeren studenten zelf een afgelijnd deel van een onderzoeksproject uit. In het kader van het vak GA3 nemen studenten deel aan een workshop geleid door ervaren gastsprekers uit het werkveld. Bijzonder voor het gebruiken van Vision-technologie en real-time netwerken is interpretatie van onderzoeksresultaten onontbeerlijk.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak integreert bijna alle vakken van de opleiding. De belangrijkste zijn elektrotechniek, vermogenelektronica/drives, industriële informatica; analoge elektronica (gebruik en mogelijkheden van sensoren); industriële communicatietechnologie: ontwerpen van elektrotechnische installaties; robotica; machine vision (beeldanalyse).
Instroom-Relatie met andere vakken
In het vak GA3 wordt de student met zeer diepgaande kennis voorbereid op het engineeren van geautomatiseerde systemen. Als instroomvereisten zijn de vakken basis elektronica, basis elektrotechniek, basis informatica technologie, basis communicatietechnologie, robotica en vooral GA2 te vermelden.
Relatie met het werkveld
Voor de werkveld gaan we volgende elementen zeer diepgaand bestuderen en gebruiken in een te realiseren automatiseringsproject: PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Acquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Robotsystemen en MotionControl; Veiligheidstechnologie.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
GA3L_1213_LeGe
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering - lab GA3L
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Eric Claesen (ClEr) Geert Leen (LeGe) MA-EL, MA-AUT 3
Doelstellingen
1. De studenten moeten de verschillende communicatiemogelijkheden van locale netwerken kunnen uitleggen.AC2/BC2 2. De studenten moeten de programmeerbare sturingen en procescomputers kunnen programmeren met behulp van logigram, grafset, ladderdiagram, aanwijzingslijst. Daarbij moeten zij de relaties kunnen aangeven tussen deze verschillende programmeermethoden. Zij moeten deze programmeermethoden ook kunnen gebruiken in functie van het soort automatiseringsopgaven.AC12/AWC11/BC2/BC4 3. De studenten moeten foutzoekmethodes kunnen omschrijven en gebruiken voor het oplossen van bedradingfouten en programmatiefouten.AC12/BC4/BC6 4. De studenten moeten analoge besturingssystemen kunnen gebruiken in een automatiseringsopgave. Daarbij moeten zij een beschrijving kunnen geven van afregelmethodes voor PID en Fuzzy regelaars en de parametrering en programmering kunnen gebruiken van deze regelkringen.AC10/AC12/AWC4/BC4 5. De studenten moeten LAN netwerken (PROFIBUS,ASI,Industrial Ethernet,PROFINET, e.a.) kunnen parametreren en gebruiken in een industriële applicatie zodat er een efficiënte gegevensuitwisseling is tussen de verschillende onderdelen van een installatie (Robots, PLC’s,SCADA systeem, remote I/O)AC2/AC12/AWC11/AC10/BC2/BC3/BC4/BC6 6. De studenten moeten een HMI (Human Machine Interface) kunnen ontwerpen, programmeren en parametreren zodat deze een veilige, ergonomische en efficiënte interface is tussen de operator en de geautomatiseerde installatie. AC2/AC12/AWC4/AC10/BC2/BC3/BC4 7. De studenten moeten een motor met frequentieregelaar kunnen aansturen met behulp van een PLC en een industrieel netwerk.AC11/AC12/BC2 8. De studenten moeten een Vision systeem kunnen opbouwen en programmeren en de resultaten kunnen doorsturen naar een PLC. AC2/AC12/AWC11/BC2/BC3/BC4/BC6 -
Inhoudsopgave
Programmeren van sturingen in STL – LAD – FBD – Graph – SCL. Foutdiagnose op Hardware en software van een programmeerbare sturing Realiseren van procesoptimalisatie-systemen door terugkoppeling van proces- en productiedata Verwerken van analoge waarden en gebruik van snelle tellers met interupt routines Communicatie via veldbussen PROFIBUS – PROFINET – ASI – IO Link Aansturen van een frequentieregelaar en motor door een PLC met veldbus. Aanmaken van een HMI met externe toegang Programmatie en parametrering van Machine Vision systemen
.Deze aspecten komen allen aan bod in de oefeningen op de didactische installaties in het lab.:
Onderwijsvorm
Lab
Studiemateriaal
Documentatie van apparatuur in lab + aanvullende labocursus + Documenten online (Toledo)
Aanvullende leermiddelen
Handleidingen en Productspecificaties via het Internet
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Permanente evaluatie tijdens academiejaar Schriftelijk oplossen van een automatiseringsopgave en uittesten in het lab.
GA3L_1213_LeGe
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering - lab GA3L
Algemene Visie
Het vakgebied “Geïntegreerde Automatisering” heeft tot doel om de kennis, nodig voor het ontwerpen, onderhouden en beheren van automatisch gestuurde processen te verwerven, verdiepen en verbreden. De automatiseringstechnieken duiken op alle mogelijke gebieden in onze maatschappij op. Ondanks het feit dat automatiseringstechnologie een typisch ingenieursvak is, zijn de toepassingen en kennisgebieden waarin deze technologie gebruikt wordt, vakoverschrijdend, zelfs disciplineoverschrijdend. Toepassingen vinden we terug in mechanische, elektronische , chemische, pneumatische, hydraulische en thermische systemen. Daarbij heeft de razendsnelle evolutie van al deze technologieën een enorme impact op het automatiseringsgebeuren, het is er zelfs onderdeel van geworden, zodat we de evolutiegedachte zelfs terugvinden in normen en systemen die gebruikt worden voor het realiseren van automatische besturingen. Voor het realiseren van een automatische sturing maken we gebruik van verschillende vakoverschrijdende disciplines: elektrische- ,hydraulische- en pneumatische aandrijvingen, mechanische constructies, robots, handelingtechnologie, informaticatechnologie, netwerktechnologie specifiek voor automatiseringstoepassingen, supervisiesystemen, sensortechnologie, regeltechnologie, computervisie met diepgaande beeldanalyse. Het realiseren van automatische systemen begint bij een gedegen projectplanning en management. Procesanalyse is hiervan een belangrijke stap, rekening houdend met de wetgeving zoals de vereisten voor de veiligheid en ergonomie van machines. MTBF, redundantie en failsafe zijn hier belangrijke aspecten, dit onder afweging van de economische aspecten. Dit vak beoogt ook het ingenieursdenken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen. Een automatiseringsontwerp vereist het afwegen tussen de verschillende gestelde eisen maar ook het afwegen van de meest geschikte ontwerptechniek
Relatie met onderzoek
Het vak GA3 bespreekt resultaten van onderzoek binnen het vakdomein automatisering en meer bepaalt betreffende netwerktechnologie, real-time sturingen, vision-technologie en gerobotiseerde installaties. Voor het vak GA3 moeten studenten primaire bronnen(vaktijdschriften, handleidingen en wettelijke normen) raadplegen voor het oplossen van automatiseringsopgaven. In het vak GA3 voeren studenten zelf een afgelijnd deel van een onderzoeksproject uit. In het kader van het vak GA3 nemen studenten deel aan een workshop geleid door ervaren gastsprekers uit het werkveld. Bijzonder voor het gebruiken van Vision-technologie en real-time netwerken is interpretatie van onderzoeksresultaten onontbeerlijk.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak integreert bijna alle vakken van de opleiding. De belangrijkste zijn elektrotechniek, vermogenelektronica/drives, industriële informatica; analoge elektronica (gebruik en mogelijkheden van sensoren); industriële communicatietechnologie: ontwerpen van elektrotechnische installaties; machine vision (beeldanalyse)
Instroom-Relatie met andere vakken
In het vak GA3 wordt de student met zeer diepgaande kennis voorbereid op het engineeren van geautomatiseerde systemen. Als instroomvereisten zijn de vakken basiselektronica, basis elektrotechniek, basis informatica technologie, basis communicatietechnologie, robotica en vooral GA2 te vermelden
Relatie met het werkveld
Voor de werkveld gaan we volgende elementen zeer diepgaand bestuderen en gebruiken in een te realiseren automatiseringsproject : PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en –Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Aquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Motion-Control; Veiligheidstechnologie.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De studenten moeten in staat zijn een Geïntegreerd Automatiseringsconcept. projectmatig (groepjes van 2 studenten) op te bouwen. Daarbij worden met de volgende technieken een reële geautomatiseerde industriële installatie gerealiseerd : PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en –Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Aquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Motion-Control;. Voor al deze technieken wordt er zeer diep gefocust op het concept, het gebruik en de mogelijkheden van toepassen in een geïntegreerd automatiseringsconcept.
PDEG_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Prod.Distr.Expl. Dist. Grid PDEG
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Geert Vandensande (VdsGe) Geert Vandensande (VdsGe) MA-EL 2
Doelstellingen
1. De opbouw, werking en beveiliging van zonnepanelen kunnen uitleggen. AC11/BC2/BC4 2. Verantwoorde keuze en dimensionering van noodgroep of UPS kunnen maken. AC11 3. Spanningregeling in de verschillende netten kunnen toelichten. AC10 4. Beveiliging tegen overspanningen en overstromen kunnen toelichten in de verschillende netten. AC10 5. Verantwoorde keuze van vermogenschakelaar en kabelsoort kunnen maken. AC11 6. Het concept en problemen van "distributed generation and MicroGrids" kunnen toelichten. AC10/AWC13
Inhoudsopgave
DEEL 1 : Productie 1. Zonne-energie werking/ opbouw/ dimensionering/ afzekering / netkoppeling 2. Wind-energie werking/ opbouw/ dimensionering/ afzekering / netkoppeling DEEL 2 : DISTRIBUTIE 1. Spanningsregeling in HS-, MS- en LS-netten. 2. Beveiliging van de netten tegen overstromen en overspanningen. 3. Vermogenschakelaars /Ondergrondse kabels Opbouw/ werking/ verantwoorde keuze en dimensionering 4. FACTS:flexible alternating current transport devices / HVDC: high voltage direct current DEEL3: DISTRIBUTED GENERATION/MICROGRIDS 1. Concept/problemen 2. Lastverdeling en stabiele werking tussen generatoren in eilandmode. 3. Noodgroepen en UPS’en werking/ opbouw/ dimensionering/ afzekering / netkoppeling 4. Power Quality problemen in MicroGrids
Onderwijsvorm
hoorcollege, zelfstudie.
Studiemateriaal
eigen cursus + aantal recente publicaties i.v.m bovenstaande items (hoofdzakelijk in het engels)
Aanvullende leermiddelen
Toledo
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
mondeling examen met schriftelijke voorbereiding. mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
PDEG_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Prod.Distr.Expl. Dist. Grid PDEG
Algemene Visie
De eindigheid van de fossiele brandstoffen , de milieuproblematiek en de liberalisering van de elektriciteitsmarkt dwingt ons tot kleinschalige en hernieuwbare energieopwekking die geplugd wordt op het MS-net en het LS-net. Het hele distributiesysteem zal anders gedimensioneerd en uitgebaat moeten worden omdat de energieflow nu in tegenstelling tot vroeger in 2 verschillende richtingen kan gaan. Ook de beveiligingen moeten veel intelligenter gemaakt worden. Voor de kwaliteit van de netspanning en de bestendigheid van de elektrische energie zal betaald moeten worden waardoor veel industrieën en KMO’s overgaan op het gebruik van noodgroepen met UPS-functionaliteiten. AC10/AC11/AWC13 BC2/BC4 Een master ENE moet een grondige kennis hebben van systemen voor energiebeheersing, omvorming, distributie en aanwending van energie en de bekwaamheid hebben om deze verworven kennis aan te wenden bij de keuze en het in bedrijf stellen van een elektrische installatie, rekening houdend met de vereisten van een economische, veilige en milieubewuste uitbating.
Relatie met onderzoek
Het vak PDEG stelt resultaten van onderzoek voor door expliciet te verwijzen naar de onderzoeker en de onderzoekmethodes. Gastsprekers komen over hun eigen onderzoek vertellen. Studenten nemen deel aan wetenschappelijke studiedagen en moeten primaire bronnen lezen en bespreken.
Situering van het vak in het curriculum
Een specialisatiecursus productie en distributie en exploitatie van elektrische energie is een specifiek kennisgebied van ingenieurs in de energietechnologie. Deze cursus veronderstelt een polyvalente algemene en technische basisvorming.
Instroom-Relatie met andere vakken
Kennis van basiselektrotechniek (ELT 1,2,3,4 en >ELIN) is een must. Het doorlopen van de module ET&VA strekt tot aanbeveling.
Relatie met het werkveld
Het veilig stellen van de elektrische energielevering is meer dan ooit van cruciaal belang in onze maatschappij. Voor deze uitdaging zal men blijvend beroep doen op goed opgeleide ingenieurs die voorbereid zijn op de grote uitdagingen van de veranderende energiemarkt. Door nauwe contacten met onderzoekers van de associatie KU-Leuven worden de ontwikkelingen op dit gebied op de voet gevolgd. Nieuwe ontwikkelingen en onderzoek worden nauw opgevolgd door het volgen van conferenties, publicaties en doctoraat-proefschriften.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
PDEQ_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Prod.Distr.Expl. Power Quality PDEQ
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Geert Vandensande (VdsGe) Geert Vandensande (VdsGe) MA-EL 2
Doelstellingen
Veel voorkomende EMC- en PQ-problemen herkennen en oplossen. AC10/AWC13/ BC2/BC3/BC7
Inhoudsopgave
1. Elektromagnetische compatibiliteit Inleidende begrippen / Gedrag van passieve componenten bij hogere frequenties / Stoormechanismen: geleiding, capacitieve inkoppeling, inductieve inkoppeling, straling / Stoorbronnen / Kabels / Aarding en referentie / Afscherming / Filters. 2. Power quality Inleidende begrippen / Overzicht van PQ fenomenen / Trage spanningsschommelingen / Overgangsverschijnselen / Frequentieschommelingen / Onevenwicht / Harmonischen / Spanningsdips / Flicker / Bliksembeveiliging Oorzaken en oplossingen. 3. Frequentieregelaars, EMC en PQ
Onderwijsvorm
hoorcollege + zelfstudie Bezoek aan labo KHBO in Oostende i.v.m. frequentieregelaars en EMC-problematiek.
Studiemateriaal
Theorie-cursus Elektrotechniek en Automatisering Capita Selecta Publicaties (Nederlands en/of Engels)
Aanvullende leermiddelen
Toledo Instructieboek power quality
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Mondeling examen met open boek. Bij een openboekexamen wordt een beroep gedaan op hogere-orde denkvaardigheden (toepassen, analyseren, synthetiseren, evalueren). Van de student wordt verwacht dat hij tijdens het examen demonstreert dat hij de via de cursus opgedane kennis begrijpt en kan toepassen. De vragen zijn vaak toepassingen op de theorie of kritische evaluaties. Een openboekexamen focust niet op reproductie: de student dient zich dus bij de persoonlijke verwerking van het studiemateriaal en bij de voorbereiding op het examen niet te richten op het uit het hoofd leren van de leerstof. Essentieel bij een openboekexamen is uiteraard dat de antwoorden op de vragen niet letterlijk in de cursustekst of bronnenmateriaal zijn terug te vinden en niet als dusdanig kunnen afgelezen worden. Mondeling examen met open boek Idem naar evaluatie en beoordeling.
PDEQ_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Prod.Distr.Expl. Power Quality PDEQ
Algemene Visie
Door het gebruik van niet lineaire belastingen ( voornamelijk verbruikers met schakelende vermogenelektronica, de niet te vermijden schakelverschijnselen (aan- en afschakelen van lasten, omschakelen van lijnen, werking van beveiligingen…) en weersinvloeden (blikseminslagen,… ) zullen de netspanning en netstroom niet meer sinusoïdale grootheden van 50 Hz zijn. Niet alleen de bestendigheid van de elektrische spanning maar vooral de kwaliteit (Power Quality!) zijn van cruciaal belang voor een goede werking van de aangesloten verbruikers. Deze cursus beoogt het aanbrengen van een kritische kijk op de oorzaken en gevolgen van mogelijke storingen maar ook de manier waarop dit kan voorkomen worden. Power Quality behandelt niet alleen storingen die via de voedingskabel komen, maar ook storingen die het gevolg zijn van elektromagnetische stralingsinkoppeling. Wat dit soort storingen betreft beperken we ons in deze cursus tot het voorkomen van problemen door afscherming, aarding en filtering. Dit omdat industriële ingenieurs meestal belast worden met het samenbouwen van de verschillende installaties en niet zo zeer met het ontwerp van de afzonderlijke onderdelen van de installatie.
Relatie onderzoek
Het vak PDEQ stelt resultaten van onderzoek voor door expliciet te verwijzen naar de onderzoeker en de onderzoekmethodes. Het bezoek van gespecialiseerde labo’s en de uitleg van de onderzoekers zorgt voor een praktische en realistische kijk op EMC en PQ-problemen. Introductie op gespecialiseerde onderzoek vormen een basis voor een houding van “Leven lang leren”.
Situering van het vak in het PQ en EMC (aarding, afscherming voeding- en signaalkabels) zijn specifieke curriculum kennisgebieden van ingenieurs in de energietechnologie. Instroom-Relatie met andere vakken
Veel PQ-problemen zoals spanningsdips, harmonischen en dergelijke kunnen door intelligente actieve filters aangepakt worden. Dit vereist o.a naast een voldoende basiskennis van elektriciteit, elektrische machines en installaties ook voldoende basiskennis van meet- en regeltechniek en vermogenelektronica.(ET&VA)
Relatie met het werkveld
PQ- en EMC-problemen kunnen aanleiding geven tot storingen of onderbrekingen van productieprocessen met de nodige financiële implicaties. Basiskennis van deze problematiek komt in ieder bedrijf van pas.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De evaluatie peilt voornamelijk naar inzicht en het vermogen om op doordachte wijze mogelijke oorzaken van een storingsprobleem te ontleden en een gepaste oplossing te formuleren.
PDET_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Prod.Distr.Expl. Toepassingen PDET
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Geert Vandensande (VdsGe) Geert Vandensande (VdsGe) MA-EL 2
Doelstellingen
Vorming tot beginnend onderzoeker in het domein van de elektrotechniek. AWC11/AWC13/AWC4/BC2/BC3/BC7
Inhoudsopgave
Project rond recente evoluties in toepassingen in de elektrotechniek, in het kader van of in samenwerking met de lopende proejcten in de onderzoeksgroep i-Net.
Onderwijsvorm
Gespecialiseerde labo’s: binnen de associatie KU-Leuven Project + zelfstudie De keuze van het project kan aansluiten bij een van de deelaspecten van de MP maar moet passen binnen de doelstellingen van de cursus PDEG of PDEQ. In het kader van het project gaat de student zelfstandig op zoek naar informatie, publicaties en artikels in verband met het gekozen onderwerp. Via tussentijdse evaluaties wordt het project opgevolgd. Op het einde van het project presenteert de student de resultaten van het project aan de medestudenten en de docent.
Studiemateriaal
Publicaties in verband met het onderzoeksproject
Aanvullende leermiddelen
Toledo
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Perm. Evaluatie voor de labo’s (50% van de punten) Beoordeling van het project: (50% van de punten) Het project wordt beoordeeld op basis van het eindresultaat: Inhoud en structuur van de presentatie Taalgebruik tijdens de presentatie Stijl en houding tijdens de presentatie Zelfreflectieverslag a.h.v.d. feedback van leerlingen en docent Beoordeling voor de labo’s uit de eerste examenkans wordt overgenomen. Mogelijk met bijkomende opdracht voor het project.
PDET_1213_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Prod.Distr.Expl. Toepassingen PDET
Algemene Visie
Zie Visie PDEQ en PDEG
Relatie onderzoek
De studenten voeren zelfstandig een beknopt onderzoek uit.
Situering van het vak in het De keuze van het project kan aansluiten bij een van de deelaspecten van de MP maar curriculum moet passen binnen de doelstellingen van de cursus PDEG of PDEQ. Instroom-Relatie met andere vakken
Het volgend van PDEQ en PDEG is een noodzakelijke voorwaarde voor het volgen van PDET.
Relatie met het werkveld
Zie PDEQ en PDEG
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
TTHE3_1213_RoFr
Vakbenaming Vakcode
Toegepaste Thermodynamica 3 TTHE3
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Frederik Rogiers (RoFr) Frederik Rogiers (RoFr) MA-EM, MA-EL 4
Doelstellingen
Deel 1 : Turbomachines 1. De werking van de belangrijkste typen van turbomachines kunnen uitleggen en de energiestroom kunnen bepalen. AWC10 2. Kunnen aangeven hoe het rendement van deze machines kan worden verbeterd. AWC11 3. Een model kunnen opstellen dat de werking van een turbomachine beschrijft. AWC11 Deel 2 : Warmteoverdracht 1. Een warmteverliesberekening kunnen maken voor courant gebruikte opstellingen in de industrie. AWC10 2. Een veel voorkomend type warmtewisselaar kunnen berekenen. AWC10 3. De opwarmtijd van een eenvoudig lichaam kunnen berekenen. AWC10 4. De belangrijkste middelen ter verhoging van het thermisch rendement van warmtewisselaars kunnen aangeven. AWC11 5. Voor een duidelijk omschreven warmtewisseling probleem een geschikte warmtewisselaar kunnen selecteren. AWC11/BC7 6. Een eenvoudig probleem van warmteoverdracht kunnen behandelen met numerieke berekeningssoftware.
Inhoudsopgave
Deel 1 : Turbomachines 1. Algemene vergelijking turbomachines, kengetallen. 2. Opstellen van een model dat de werking van een turbomachine beschrijft. 3. Snelheidsdriehoeken 4. Elementaire werking stoomturbines 5. Ventilatoren, waterturbines, compressoren, pompen Geleide oefeningen : toepassing van turbomachines in de industrie. Deel 2 : Warmteoverdracht 1. geleiding, convectie, straling 2. kengetallen bij warmteoverdracht 3. berekening convectiecoëfficiënt 4. berekening warmtewisselaar 5. niet stationaire warmteoverdracht 6. computerondersteuning bij warmteoverdracht berekening 7. typen van warmtewisselaars 8. constructie 9. uitvoering. Geleide oefeningen :praktische problemen van warmteoverdracht uit industrie.
Onderwijsvorm
Hoorcollege, oefenzitting
Studiemateriaal
Eigen cursusteksten A Heat Transfer Textbook – Lienhard and Lienhard
Aanvullende leermiddelen Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding
TTHE3_1213_RoFr
Vakbenaming Vakcode
Toegepaste Thermodynamica 3 TTHE3
Algemene Visie
Turbomachines en warmtewisselaars zijn toestellen die veel gebruikt worden in de industrie. Het is belangrijk dat de ingenieur de werking van deze toestellen begrijpt om ze beter te kunnen aanwenden in industriële processen. De ingenieur moet ook kennis maken met de manier waarop deze toestellen ontworpen worden. Vertrekkende van eenvoudige modellen zal een steeds verder gaande verfijning uitgewerkt worden om de werkelijke eigenschappen van turbomachines en warmtewisselaars op een zo goed mogelijke manier te kunnen voorspellen. In veel industriële toepassingen is warmteoverdracht een belangrijk aspect om processen op de gewenste wijze te laten verlopen. Zowel warmtetoevoer als warmteafvoer gebeurt heel dikwijls met behulp van warmtewisselaars. Deze toestellen hebben meestal een energetisch rendement dat groter is dan 95 % zodat men zich kan afvragen waarom zich zorgen maken om een apparaat dat zo goed presteert. Dan is het belangrijk te weten dat elke warmtewisseling de energie degradeert. Een goed ontwerp zal proberen deze degradatie zo klein mogelijk te maken of zo lang mogelijk uit te stellen. De student verwerft voldoende inzicht en vaardigheid en competenties: om de belangrijkste wiskundige, fysische en thermodynamische begrippen zelfstandig toe te passen op turbomachines en warmtewisselaars waarvan de aanwending tot de taak van een industrieel ingenieur behoort; om via een verantwoorde keuze van een turbomachine os een warmtewisselaar bij te kunnen dragen tot de verwezenlijking van maatschappelijk welzijn zowel binnen als buiten de onderneming (als technisch manager en als mens). Meer specifiek verwerft de student voldoende inzicht en vaardigheid en competenties in: de kennis van de toegepaste mechanica, toegepaste thermodynamica en energie omzetting. het aanwenden van de verworven kennis bij het ontwerpen van een turbomachine of een warmtewisselaar, rekening houdend met de vereisten van een economische, veilige en milieubewuste uitbating. het sturen, meten en regelen van systemen. het toepassen van kennis van systemen voor energiebeheersing, omvorming, distributie en aanwending van energie. het snel en doelmatig gebruiken van informatiebronnen. het systeemdenken en het leren om via analyse en synthese probleemoplossend te werken. het praktisch toepassen van de kennis op het gebied van productiebeheer en op het gebied van wetgeving en certificatie. de ontwikkeling van de sociale vaardigheden, de effectiviteitattitudes en de managementvaardigheden.
Relatie met Onderzoek
Het vak TTHE3 stelt resultaten van onderzoek voor, met een directe verwijzing naar de onderzoeksmethoden.
Situering van het vak in het curriculum
Turbomachines en warmtewisselaars situeren zich binnen de Toegepaste Mechanica en Thermodynamica . Deze richt zich vooral op de manier waarop binnen een bedrijf op een verantwoorde wijze kan gebruik gemaakt worden van apparaten zoals centrifugaalpompen, centrifugaal compressoren, warmtewisselaars, zodat een productiesysteem op een optimale manier kan verlopen.
Instroom-Relatie met andere vakken
De student zal voldoende basiskennis hebben uit volgende vakgebieden: thermodynamica, fysica, fluïdomechanica wiskunde, informatica meet- en regeltechniek
Relatie met het werkveld
Praktisch alle bedrijven gebruiken pompen, compressoren of ventilatoren en warmtewisselaars. Via eindwerken wordt veelvuldig beroep gedaan op de kennis die de studenten in deze cursus verwerven.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De theoretische competenties worden tijdens het examen geëvalueerd op basis van een mondeling examen met schriftelijke voorbereiding (wegingsfactor 10/20). De probleemoplossende en ontwerpende competenties worden tijdens het examen geëvalueerd op basis van schriftelijke oefeningen (wegingsfactor 10/20).
MP_E_1213_BaJo_LiJe
Vakbenaming Vakcode
Masterproef –EM/ENE/ELO MP-E
Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Johan Baeten (BaJo), Jeroen Lievens (LiJe) MA-EM, MA-EL, MA-AUT, MA-ELO 20
Doelstelling De student: - ontwikkelt een analytisch en een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau. AC10/AC11 De realisatie van dit vermogen wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende criteria AWC15: informatieverwerking: de student is in staat om informatie te verzamelen en om relevante informatie te selecteren en te synthetiseren; AC2/AWC13 onderzoeksopzet: de student kan het onderwerp (de opdracht) van zijn masterproef correct formuleren en vertalen in een reeks van technisch-wetenschappelijke eisen; de student kan probleemstelling, doelstellingen en methode onderscheiden en helder formuleren; AWC10/AC13 plan van aanpak: de student volgt een systematische aanpak om het probleem op te lossen; AWC4/BC6 creatieve inbreng: de student levert een persoonlijke creatieve inbreng bij de analyse of de realisatie. AWC11 -
-
maakt een scriptie die zijn kritisch-reflecterende ingesteldheid weerspiegelt. Hierin worden methode, resultaten en conclusies in logisch verband gebracht, verschillende standpunten en mogelijke alternatieven tegenover elkaar geplaatst en beargumenteerd en kritische bedenkingen geformuleerd. AC12/AC13 verbreedt, verdiept en past vaktechnische kennis toe. AWC13/BC2 ontwikkelt sociale en communicatieve vaardigheden, respecteert deadlines en leert werken in (multidisciplinair) teamverband buiten de vertrouwde omgeving. AWC12/AC13/BC1/BC5 toont belangstelling voor bedrijfseconomische, socio-economische en milieutechnische aspecten van het probleem. AWC3/BC4 heeft aandacht voor zorgsystemen i.v.m. veiligheid, hygiëne, kwaliteit en duurzaamheid. AWC3/BC7
Inhoud De masterproef is zelfstandig uitgevoerd onderzoek van academisch niveau. De masterproef beoogt de uitbreiding van bestaande technologieën en toepassingsgerichte ontwikkelingen waaronder - het formuleren en toetsen van innovatieve hypotheses, - het uitvoeren van innovatieve studies of ontwerpen, - het realiseren van vernieuwende oplossingen voor vakdomeinspecifieke problemen. De MP is op zich vernieuwend of bestaat uit een creatieve, originele synergie van gekende ingenieurstechnieken.
Onderwerpkeuze en –toekenning - Het onderwerp van de masterproef: - wordt geformuleerd door de onderzoeksgroepen van de hogeschool en/of universiteit vanuit eigen onderzoeksprojecten; - wordt geformuleerd door de industrie en onderzoeksinstellingen; - kan door de student zelf aangebracht worden. Dit onderwerp dient door een coördinator van de hogeschool goedgekeurd te worden. - De probleemstelling van de masterproef is gericht op de reële academische/professionele context. - Docenten en opleidingscoördinator maken met behulp van het document “voorwaarden_masterproefonderwerpen”, opgenomen in bijlage, een selectie uit de voorstellen op basis van de mogelijkheid om de academische competenties in de masterproef te realiseren. Bij aanvraag van opdrachten worden mogelijke externe partners (opdrachtgevers) ingelicht over onze zorg om academische competenties te realiseren. - Bij voorkeur omvat het onderwerp ook een extra inleidend praktisch gedeelte, uit te voeren tijdens of voor het masterjaar. - Het toekennen van een masterproef aan een student veronderstelt dat alle opleidingsonderdelen van de bachelor of van het schakelprogramma succesvol zijn afgewerkt.
MP_E_1213_BaJo_LiJe
Begeleiding -
-
-
De opleiding bepaalt de promotor van de hogeschool. Elke masterproef heeft minimum twee promotoren: de opdrachtgever (externe promotor) en de (interne) promotor van de KHLim. Interne masterproeven krijgen twee promotoren van de hogeschool toegewezen. Studenten en promotoren bakenen het onderwerp duidelijk af en maken gedetailleerde werkafspraken. Er bestaat een regelmatige mondelinge en schriftelijke rapportering over de vordering van de masterproef. Tijdens de geplande contactmomenten wordt de werkplanning en de vordering geëvalueerd en indien nodig gecorrigeerd. De docent communicatie geeft instructies en begeleiding bij de verwachte rapportering (opdracht, aanvaardingsbrief, onderzoeksopzet, plan van aanpak, voortgangsrapport, eindrapport) en bij de projectcommunicatie in het algemeen.
Scriptie -
-
De tekst bevat de vertaling van het probleem in technisch-wetenschappelijke eisen. De literatuurstudie met correcte bibliografie en systematische bronvermeldingen kaderen de opdracht binnen recente wetenschappelijke of technologische vooruitgang. De informatie is op een overzichtelijke wijze samengebracht. Uit de rapportering blijkt dat de student de informatie heeft geïnterpreteerd in functie van de probleemstelling. De gevolgde methodiek en gebruikte materialen worden beschreven zodat een controle van de resultaten mogelijk is. De resultaten van het onderzoekswerk worden op een klare manier gepresenteerd in tekst, figuren, tabellen en bijlagen, gebruikmakend van een correcte en wetenschappelijke taal en verwerkt op een statistisch verantwoorde wijze. Conclusies en aanbevelingen ronden de scriptie af. De uitwerking van tekst en presentatie gebeurt met eigentijdse hulpmiddelen.
Examenvorm Permanente evaluatie, schriftelijke rapportering en mondelinge verdediging. Voor de masterproef is geen tweede examenkans (waarbij hetzelfde onderwerp wordt voorgedragen) mogelijk. Evaluatie De masterproef wordt afgesloten met een schriftelijke eindverhandeling en een (openbare) verdediging. De evaluatie bestaat uit verschillende delen: - De docent communicatie beoordeelt via permanente evaluatie de (schriftelijke) communicatievaardigheden van de student. - De promotoren beoordelen het proces, de methodiek en de schriftelijke rapportering. Hiertoe leggen zowel de interne als externe promotor(en) elk hun oordeel vast over de verschillende deelcriteria: probleemstelling, aanpak, informatieverwerking, bewijs kritisch-reflecterende ingesteldheid of onderzoeksingesteldheid, helder rapport, behaald resultaat en eventuele extra competenties. Zij vertalen dit in een score op 20 op basis van een begeleidend document. Zie bijlagen. - De presentatie vindt plaats voor een jury die optreedt als onafhankelijk beoordelingsorgaan. De jury beoordeelt de presentatie en de mondelinge verdediging. De globale score wordt mathematisch berekend rekening houdend met de vooraf vastgelegde gewichtscoëfficiënten uit onderstaande tabel. Tabel masterproef evaluatie
Weging
15% Beoordeling door de docent communicatie 30% Onderz.meth.& Realisatie 1 – opdrachtgever, externe promotor 30% Onderz.meth.& Realisatie 2 - (interne) KHLim promotor 25% Presentatie en verdediging – Jury
3 6 6 5
Totaal (studiepunten)
20
MP_E_1213_BaJo_LiJe
Vakbenaming Vakcode
Masterproef – EM/ENE/ELO MP-E
Algemene visie
De masterproef vormt het sluitstuk van de masteropleiding. Zij omvat de toepassing van de meest recente technologieën en technieken, onderzoekt de nieuwste domeinspecifieke wetenschappelijke vindingen of past deze op creatieve wijze toe. Bovendien geeft de masterproef de student de kans te tonen dat hij deze technieken en technologieën niet enkel beheerst, maar dat hij ze ook kan concipiëren, plannen en uitvoeren als geïntegreerd deel van een methodologisch en projectmatig geordende reeks van handelingen.
Relatie met onderzoek
In de masterproef voert de student het volledig onderzoekstraject uit. De student toont aan dat hij/zij een onderzoeker kan zijn.
Situering van het vak in het curriculum
De masterproef vormt het eindpunt va de leerlijn onderzoek en communicatie en is het sluitstuk van de masteropleiding.
Instroom-Relatie met andere vakken
De masterproef bouwt voort op alle opleidingsonderdelen, met de nadruk op de domeinspecifieke en de technisch-wetenschappelijke. Voor communicatie is erg veel ruimte gecreëerd, maar ook socio-economische competenties zijn ingebouwd.
Relatie met het werkveld
Een masterproef in de industriële wetenschappen kent een sterke binding met het werkveld. Heel wat masterproeven lopen in een bedrijf.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De bijlagen “Evaluatieformulier masterproef” en “Toelichting beoordeling MP” geven verdere informatie over de te evalueren competenties en de werkwijze hierbij.
MP_E_1213_BaJo_LiJe
Eisen voor het onderwerp van de masterproef In het kader van de academisering van de opleiding tot master in de industriële wetenschappen gaat veel aandacht naar de verwevenheid van onderzoek en onderwijs. Een belangrijke component hierbij is de masterproef. Via de masterproef kan de student belangrijke aspecten rond onderzoeksmethodiek aan den lijve ondervinden, toepassen en hieruit leren. Hieruit volgt de vraag: Wanneer is een onderwerp masterproefwaardig? De beoordeling of een nieuw onderwerp masterproefwaardig is, kan gebeuren aan de hand van de volgende vragen: 1) Bevat het onderwerp/werk voor de beoogde masterproef voldoende componenten van onderzoeksmethodiek of projectmatig werken?
Komen de verschillende fasen aan bod? Initiatief – Definitie – Ontwerp – Voorbereiding – Uitvoering en verwerking – Rapportering. Is er ruimte voor de student om de globale probleemstelling te vertalen naar een concreet doel of onderzoeksvraag? Vraagt het onderwerp een voorstudie inclusief (verplichte) literatuurstudie, ‘state of the art’, … ? (Dit is de eerste stap van elk ontwerp)
De hoofdbrok ligt natuurlijk in elk eindwerk in een andere fase, doch elke fase moet aan bod komen. Enkel het initiatief kan komen van de opdrachtgever uit het bedrijf of binnen de Hogeschool. De correcte definitie (omkadering, afbakening) is een taak voor de student, natuurlijk in overleg met de opdrachtgever! 2) Is het onderwerp innovatief? Een masterproef moet ‘nieuw’ zijn door een aantal innovatieve aspecten (ideeën, verbeteringen of toevoegingen) te bevatten. Gekende technieken afwegen en toepassen in een nieuwe situatie is perfect masterproefwaardig. 3) Zijn er voldoende keuzemomenten voor de student? Stimuleert het onderwerp de student tot kritisch reflecteren en eigen creatieve inbreng? Een (gematigd) positief antwoord op elk van deze vragen is vereist. Beknopt kunnen we stellen dat het onderwerp niets minder dan ingenieurswaardig moet zijn. De oplossing mag niet op voorhand vastliggen. Een masterproef mag geen toepassing zijn van een kookboekrecept. Het rechtlijnig toepassen van voorschriften is niet ingenieurswaardig. Natuurlijk blijven ook een correcte uitvoering, inclusief een reflectie en correcte besluittrekking, en rapportering uiterst belangrijk. Maar deze thema’s zijn op zich niet specifiek afhankelijk van of bepalend voor de keuze van het onderwerp.
MP_E_1213_BaJo_LiJe
Evaluatieformulier masterproef
Naam student:
Betekenis afkortingen OV: Onvoldoende V: Voldoende G: Goed ZG: Zeer Goed U:Uitmuntend NVT: Niet van toepassing
Gelieve per competentie een kruisje te plaatsen in de juiste kolom Competenties van de student:
OV
V
G
ZG
Toont inzicht in de bedoeling en de aard van het onderwerp, en in de verwachtingen Kan het onderwerp situeren in een groter geheel Toont aandacht voor bedrijfseconomische aspecten Toont bekwaamheid in het verzamelen, selecteren en verwerken van informatie Toont theoretisch inzicht in verband met het onderwerp Geeft blijk van een kritische ingesteldheid Gebruikt een goede werkplanning en een systematische aanpak Is technisch vaardig en levert kwaliteitsvol praktisch werk Toont aandacht voor milieu- en veiligheidsaspecten Werkt zelfstandig Kan in team werken Toont initiatief Toont inzet Geeft blijk van een creatieve ingesteldheid Kan soepel omgaan en communiceren met collega's, begeleiders en leidinggevenden Levert kwaliteitsvolle tussentijdse rapporten af Levert een kwaliteitsvol eindrapport af
Levert een voor het bedrijf bruikbaar eindresultaat af
Uw totaalcijfer : / 20 Gelieve hierbij rekening te houden met de bijgevoegde verdelingscurve! Opmerkingen bij bovenstaande beoordelingen:
Naam promotor + handtekening:
U
NVT
MP_E_1213_BaJo_LiJe
Toelichting beoordeling MP Diepenbeek,
Beste promotor De beoordeling van de masterproef is elk jaar opnieuw een aandachtspunt. Wij wensen immers een eerlijke en gelijke beoordeling voor alle studenten. Omdat het steeds andere personen zijn die de masterproef mede beoordelen, is de toepassing van gelijke waarden en normen zeer moeilijk. De voorgaande jaren hebben we getracht om via een tabel, die de verschillende in de masterproef beoogde competenties oplijst, enige gelijkvormigheid in de beoordeling te brengen. We stellen echter vast dat deze beoordelingwijze nog steeds erg subjectief getint is. Wat de een goed vindt, is voor de ander uitstekend. Ook de omrekening van deze competentiebeoordeling naar een cijfer op 20, is een veeleer subjectieve interpretatie. Daarom stelde de Flexibele Werkgroep Masterproef het volgende voor. Indien we vertrekken van het standpunt dat een eerlijke beoordeling de studenten ten opzichte van elkaar ‘rangschikt’, dan moet de beoordeling een indicatie geven op de vraag: Waar bevindt de student zich als we alle studenten rangschikken? In een tweede stap vertalen we dan deze positie naar een score op 20 voor het te beoordelen onderdeel van de masterproef. De volgende stellingen helpen bij de bepaling van de ‘positie’. o De student hoort met het geleverde werk (= “gerealiseerde” competenties, methodiek, resultaten en rapport samen) thuis binnen de top 3 % van de studenten. Dit wil zeggen dat u, als promotor, slechts één maal in de dertig jaar een dergelijk niveau vaststelt indien u gemiddeld één eindwerk per jaar begeleidt. Zo’n masterproef verdient een score van 18 op 20, of -in uitzonderlijk geval - zelfs meer. o De student heeft over de volledige lijn een goede prestatie neergezet en hoort thuis binnen de top 20 %, maar net niet bij de top 3 %. Eén keer om de vijf jaar komt u deze kwaliteit bij een eindwerk tegen, bij gemiddeld één eindwerk per jaar. Zo’n masterproef verdient 16 à 17 op 20. o De student hoort bij de degelijke middenmoot. Ongeveer de helft van de masterproefstudenten voldoen hieraan, of 50 à 55% van de eindwerken bevinden zich binnen deze groep. De bijbehorende score varieert van 13 tot 15 op 20. Indien de masterproef zich duidelijk onderscheidt van andere, en bijgevolg beter is dan de middenmoot, is een 15 verantwoord. Indien de onderscheiding niet van toepassing is, is 13 het juiste cijfer. o De student heeft binnen het geleverde werk toch een paar belangrijke steken laten vallen en er zijn duidelijk nog een reeks verbeterpunten. Dit resulteert in een score van 11 à 12 op 20. 20 % van de studenten halen gemiddeld deze score.
MP_E_1213_BaJo_LiJe
o Het eindwerk voldoet net aan de minimumvereisten. De score is 10 op 20. Scores lager dan 10 houden in principe in dat de student wordt afgeraden om de masterproef voor te dragen. Samen met de scores van 10 maakt deze groep 5 à 10 % van de studenten uit. Onderstaande figuur geeft een grafische voorstelling van bovenstaande %-verdeling
% aantal studenten 30 25 20 15 10 5 0 <10 10
11
12
13
14
15
Score op 20
16
17 18 of meer
Grafische voorstelling van de vooropgestelde %-verdeling van de scores op de masterproef
Het blijft uiterst belangrijk om bij deze positie-inname en bijbehorende scoretoekenning te overleggen met de interne promotor, wat overigens niet wil zeggen dat beide promotoren een gelijke beoordeling moeten geven. Hopelijk biedt bovenstaand hulpmiddel voldoende ondersteuning bij de beoordeling van de masterstudent. Nogmaals bedankt voor jullie bereidwilligheid en inzet bij de begeleiding van de student(en). Met vriendelijke groeten, De opleidingscoördinatoren