Katholieke Hogeschool Limburg Industriële Wetenschappen en Technologie Faculteit Industrieel Ingenieur
Studiegids Industriële Wetenschappen Deel2 Vakfiches met o.m. inhouden en doelstellingen
MA-AUT
Master Industriële Wetenschappen Energie afstudeerrichting Automatisering Academiejaar 2011-2012
FI²
Identificatie opleiding Naam opleiding
Master in de Industriële Wetenschappen in Energie
Graad opleiding
Master
Kwalificatie opleiding
Academisch
Aantal studiepunten
60
Diploma’s die toegang verlenen tot opleiding
Voltijds of anders opgebouwd onderwijs Contact- en/of afstandsonderwijs
•
Academische Bachelor in de Industriële Wetenschappen in Elektromechanica, focus Automatisering en Energie; • Professionele Bachelor, aangevuld met het Schakelprogramma Elektromechanica, focus Automatisering; • Professionele Bachelor, aangevuld met het Schakelprogramma Elektromechanica, focus Elektrotechniek. Voltijds opgebouwd, maar kan deeltijds opgenomen worden Contactonderwijs •
Overzicht afstudeerrichtingen
•
Mogelijke vervolgopleidingen
/
Master in de Industriële Wetenschappen in Energie, afstudeerrichting Automatisering; Master in de Industriële Wetenschappen in Energie, afstudeerrichting Elektrotechniek.
KHLIM IWT-FI² VakkenTabellen 2011-2012
Stp. Vak
Punt./Vak
Stp
T
DmuMa BaJo
S M
2 2
1,75 1,75
c c
2 2
20 20
BEDR4 BEDR7
VpPa VaMy
S S
1 3
0,75 2
e e
1 3
10 30
BEDR3 BEDR8
HaMa CoMa
e e
2 2
20 20
3
CSBM
InLu/RoDi
S/P
3
c
3
30
30
Energie beheersystemen
3
EBS
VaPa
M
3
c
3
30
30
Energietransformatie en vermogenaansturingen
4
ET&VA
VdsGe
S/M
4
c
4
40
40
Geïnt.Automatisering B Ind. Automatisering 3 Ind. Automatisering 3L
6 c c
3 3
30 30
CSIA
Capita Selecta Ind. Automatisering
1,75
c
3
30
30
MTO
3
c
3
30
30
c
3
30
30
c
3
30
30
3 6 6 5
30 60 60 50
60
600
Stp. O.O.
MA-AUT O.O.
Naam O.O./Vak
AUT
Automatisering Hydraul.Systeemtechnieken Robotica + Visietechnologie
4
Alg. Bedrijfsbeleid B Human Res. Management Management Accounting
4
Alg. Bedrijfsbeleid E Juridische Aspecten Quality Management
4
CSBM
Capita Selecta uit bedrijfsmanag.
EBS ET&VA
BEDRB
BEDRE
GA_B
Docent
Ex
Code Vak
Contract
Punt./O.O.
Master in de Industriële Wetenschappen in Energie, afstudeerrichting Automatisering
Semester 7 O
Semester 8 L
Ex
Stp
T
L 40
HYD ROB
40
40 S
2 2
2 1,25
2,25 1,5 2 1
60 M L
3 3
2
GA3 GA3L
ClEr LeGe
3
CSIA
LeGe
P
3
Mechatronisch Ontwerpen
3
MTO
BaJo
P
3
TMEC
Mechanismen
3
TMEC
DmuMa
M
3
2
TRILL
Trillingsleer
3
TRILL
KeJu
S
3
1,25
MP_E
Masterproef MP - Communicatie MP - Ond.meth.&Realisatie1 MP - Ond.meth.&Realisatie2 MP - Presentatie
20 MPCOM MPOMR1 MPOMR2 MPPRES
LiJe
Totaal Aantal Opleid.Ond./Examens Contacturen/Sem ECTS-punten/Sem Gemidd. contacturen/Jaar
O
6
1
1,50
14 0,5
P
60
12
3,25
P
13,00
5,75
7
c 0,5
8,00
6,3
3 18,8 30
14,3 30 16,5
T: Theorie ; O: Oefeningen ; L : Lab --- Ex: P: permanente evaluatie ; L: lab-examen ; S: schriftelijk examen ; M: mondeling examen Contract: e: examencontract is mogelijk; c: geen examencontract mogelijk (creditcontract noodzakelijk) O.O.: Opleidingsonderdeel
200
600
BEDR3_1112_HaMa
Vakbenaming Vakcode
Juridische Aspecten BEDR3
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Marc Hansen (HaMa) Marc Hansen (HaMa) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO 2
Doelstellingen
Op basis van concrete problemen in de samenleving moet de student in staat zijn om: - het probleem te analyseren en te situeren in het kader van het toepasselijke recht. AC1 - vanuit deze analyse over te gaan tot het formuleren van een concrete oplossing. AC3/AC11 De student zal op die manier de vaardigheid verwerven om de juridische aspecten van de samenleving en van het bedrijfsleven genuanceerd te beoordelen en zo een juridisch verantwoorde beslissing te nemen. AWC3 (/BC7)
Inhoudsopgave
1.Indeling van het recht, elementen van geschiedenis en rechtsbronnen (handboek 34-51) 2.Belgische politieke en gerechtelijke instellingen (handboek 81-138) 3.Elementaria van gerechtelijk recht (141-177) en de strafprocedure 4 Begrippen van Burgerlijk recht (80-223) 5.Goederen en zekerheden (225-260) 6.Verbintenissen (261-286) en bijzondere overeenkomsten (301-320) 7.Onrechtmatige daad - schade en schadeloosstelling (287-296) 8.Arbeidsrecht : individueel en collectief, arbeidsbescherming 9.Ondernemingsrecht: Handelaar, Onderneming, Handelsactiviteit, Handelspraktijken, Mededinging 10.Vennootschappen : principes, soorten, minimumkapitaal, structuur, leiding... 11.Financiële technieken. betaalmiddelen, factuur, kredietvormen Faillissement en gerechtelijk akkoord 12.Intellectuele rechten 13. Overzicht van personen- en familierecht (323-391)
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Studiemateriaal
Cursus “Inleiding tot recht” van Marc Van Hoecke en Boudewijn Bouckaert ter beschikking gesteld van de studenten via de cursusdienst
Aanvullende leermiddelen
Syllabi voor Arbeidsrecht (vak 8), Handelsrecht (vakken 9 & 11), Vennootschapsrecht (vak 10) en Intellectuele rechten (vak 12), opgesteld door de docent en verspreid via de cursusdienst.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk Schriftelijk
BEDR3_1112_HaMa
Vakbenaming Vakcode
Juridische Aspecten BEDR3
Algemene Visie
Recht biedt de student de basiskennis om te kunnen omgaan met juridische vragen die zich in een organisatie of bedrijf stellen. Deze juridische basisvorming moet de student als toekomstig ingenieur in staat stellen om met juristen om te kunnen communiceren en om een juiste inschatting te maken van elementaire juridische aspecten bv in te schatten, of het inschakelen van een jurist al dan niet noodzakelijk is.
Relatie met onderzoek
Geen specifieke relatie
Situering van het vak in het curriculum
Recht maakt deel uit van de bedrijfsbeleid vakken, die de toekomstige ingenieur in staat stelt beter te functioneren en de juridische implicaties van zijn ‘handelen’ beter te plaatsen.
Instroom-Relatie met andere vakken
Geen specifieke relatie, buiten het kader van de bedrijfsbeleidvakken.
Relatie met het werkveld
/
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
/
BEDR4_1112_VpPa
Vakbenaming Vakcode
Human Resource Management BEDR4
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Patricia Van Pottelbergh (VpPa) Patricia Van Pottelbergh (VpPa) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO, MA-CE, MA-BIO 1
Doelstellingen
Het ontdekken van de toekomstige rol als werknemer en (eventueel) als leidinggevende. Bespreken van selectieprocedures. AC2 / AC5 Verschillende aspecten weergeven van een professioneel (HR) management. AC2/WC1 Analyseren van de persoonlijkheidskenmerken van zichzelf/anderen. AWC1 Evalueren van bedrijfs/organisatiecultuur. AWC1 / (BC7) Verbanden leggen tussen bedrijfscultuur en persoonlijkheid .AC2/ AWC1 De verschillende deelaspecten uitleggen van effectieve organisaties, illustreren door middel van voorbeelden uit de praktijk. AC2/WC1
Inhoudsopgave
Deel 1. Werving en Selectie Hoe kiest een bedrijf haar medewerkers? Hoe kies ik een geschikt bedrijf?Bedrijf: procedures voor werving en selectie: media, interviews, testen, assessment centers ... Medewerkers: waar moet ik op letten bij de keuze van mijn (eerste) werkgever: type bedrijf (familiebedrijf, multinational ...), type job, bedrijfscultuur, … ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deel 2. Samen werken. Zelfde diploma, toch uniek. Belang van persoonlijkheidskenmerken, enkele theorieën. Invloed van bedrijfscultuur, enkele theorieën. Generatieverschillen in organisaties. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deel 3. Effectieve organisaties 3.1. Leadership/coaching Verschillende types van leiderschap (relatie met persoonlijkheid). 3.2. De lerende organisatie Alles is continu in beweging. 3.3. Performance Management/appraisal/assessment. 3.4. Competentie(management) en training 3.5. Carrièrebegeleiding en retentie De “lifetime” van een medewerker in een organisatie. 3.6. Arbeidstevredenheid en stress Invloed van de kwaliteit van de arbeid op de gezondheid en het welzijn van de werknemer.
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Studiemateriaal
Cursus “Human Resource Management” via email of website docent.
Aanvullende leermiddelen
Copies slides + teksten uit kranten, tijdschriften, internet + artikels rond wetenschappelijk onderzoek …
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Gesloten boek Schriftelijk examen, deels open vragen, deels multiple choice. Schriftelijk examen, deels open vragen, deels multiple choice.
BEDR4_1112_VpPa
Vakbenaming Vakcode
Human Resource Management BEDR4
Algemene Visie
In de wereld van vandaag komt het nog maar zelden voor dat ingenieurs in puur technische functies terechtkomen. In de meeste jobs komt een zekere mate van people management voor. Bovendien wordt niet langer aanvaard dat een ingenieur niet over de nodige vaardigheden beschikt om samen te werken met anderen (multidisciplinair). Het vak beoogt: “Voldoende inzicht en vaardigheid verwerven om mensgericht en taakgericht te reflecteren over zichzelf en zijn omgeving, zelfstandig nieuwe informatie te verwerven, en erover te rapporteren en te overleggen.” “Kennis verwerven op het gebied van personeelsbeheer.” “Ontwikkeling van sociale vaardigheden en managementvaardigheden.”
Relatie met onderzoek
Het vak Human Resource Management bespreekt resultaten van onderzoek binnen het vakdomein.
Situering van het vak in het curriculum
De cursus laat de student nadenken over zijn eigen persoonlijkheid, en die van anderen. Dit kan hem helpen bij het omgaan met anderen. De link wordt eveneens gemaakt met bedrijfscultuur en cultuurverschillen tussen nationaliteiten (internationale bedrijven). Tijdens de lessen worden verbanden gelegd met de actualiteit uit het bedrijfsleven. In de cursus worden theorie (vb. personeelsbeoordelingssystemen) en praktijkvoorbeelden met elkaar verweven. De verschillende aspecten van personeelsbeheer komen aan bod zodat de student kan “proeven” van wat hij in het professionele leven zal tegenkomen.
Instroom-Relatie met andere vakken
*Wijsbegeerte: ook in dit vak wordt gedoceerd over de ingenieur als mens. *Welzijnsbeleid: hier komt stress(beheersing) aan bod. Binnen de cursus psychologie wordt stress in een brede context besproken (psychologische, fysische, mogelijke oorzaken …). *Recht: binnen het vak psychologie worden de verschillende vormen van arbeidsovereenkomst kort besproken: hoe kan men met een bedrijf verbonden worden, welke elementen zitten er in een contract (vb. groepsverzekering, maaltijdcheques …)?
Relatie met het werkveld
De ingenieur als medewerker en -op termijn- als leidinggevende/manager. Ruimer: de ingenieur als mens die zich bewust is van zijn sterktes/zwaktes, en in relatie kan treden met anderen, die “anders” zijn. Pas afgestudeerden zijn vaak wereld-/bedrijfsvreemd. Het besef ontbreekt vaak dat er grote verschillen bestaan tussen ondernemingen/organisaties en dat de jobinhoud maar een klein stukje uitmaakt van mogelijk succes. Grote bedrijven (multinationals met moederbedrijf in ander land …), kleine bedrijven (familiebedrijf …), overheidsinstellingen zijn zeer verschillend. Afhankelijk van de persoonlijkheid van de ingenieur vormen zij al dan niet een geschikt arbeidsmilieu. .
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De student maakt kennis met de verschillende domeinen van human resource management . De cursus probeert bruikbare theorieën te koppelen aan de dagdagelijkse praktijk in bedrijven/organisaties. Bedoeling is om de leerstof toegankelijk te houden voor nietpsychologen. Bij het examen wordt getoetst in welke mate de studenten de leerstof begrepen hebben, en of ze de relatie kunnen leggen tussen de verschillende deeldomeinen die in de cursus worden behandeld. Ze leren reflecteren over de impact van gebeurtenissen/situaties op zichzelf en anderen. AC1/AC2/AWC1
BEDR7_1112_VaMy
Vakbenaming Vakcode
Management Accounting BEDR7
Titularis Docenten Jaar/Optie Studiepunten
Myriam Vanbeuren (VaMy) Myriam Vanbeuren (VaMy) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO, MA-CE,MA-BIO 3
Doelstellingen
De studenten moeten na het volgen van de cursus en zonder enige voorkennis in staat zijn volgende doelstellingen te verwezenlijken: - Kunnen aangeven welke de relevante, niet-relevante en opportuniteitskosten zijn in een case-study, afhankelijk van de beslissing die genomen moet worden.(AC11). - begrippen vaste, variabele, directe en indirecte kosten gebruiken en toepassen in concrete voorbeelden (AC10). - break-even analyse kunnen toepassen en beoordelen (AC10). - beslissingen kunnen nemen over: * het gebruik van schaarse middelen (AC12). * het al dan niet aanvaarden van een opdracht / contract. (AC12) * het al dan niet sluiten van een afdeling (AC12) - overheadkosten kunnen beoordelen, berekenen, verdelen en aanrekenen naargelang de situatie voor kostprijsbepaling van een product. (AC11) - Prijszetting van een geproduceerd goed of een order kunnen berekenen a.d.h.v. de juiste methode. (AC11) - De 4 hoofdmethodes om een investering te beoordelen, evenals de methodes voor controle, kunnen gebruiken op casestudies (AC12) - Kunnen verklaren wat een budget is en afwijkingen in een budget kunnen berekenen en verklaren. (AC12)
Inhoudsopgave
1. Inleiding 2. Relevante kosten voor besluitvorming: diverse voorbeelden van beslissingssituaties waar relevante kostencalculatie gebruikt wordt zoals uitbesteding, speciale orders, uitbreiden of afbouwen,vervanging van machines,.... 3. Kosten-voulume-winstrelaties: kritische afzet, break-even analyse... 4. Bepalen van productkosten: allocatie problematiek van de indirecte kosten, full costing versus marginal costing,. 5. Kostencalculatie in een competitieve omgeving: prijsbeslissingen,... 6. Investeringsbeslissingen: ARR, NPV, PP, IRR 7. Budgetten, flexibele budgetten en standaardkosten om kosten te bewaken
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Studiemateriaal
De student beschikt over een syllabus die tijdens de colleges aangevuld wordt.
Aanvullende leermiddelen
De student kan beschikken over aanbevolen literatuur.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk Schriftelijk
BEDR7_1112_VaMy
Vakbenaming Vakcode
Management Accounting BEDR7
Algemene Visie
Vroeger werden financiële problemen binnen een bedrijf behandeld door economisch opgeleide personen. Intussen bestaat het kader van een bedrijf uit mensen van diverse disciplines, zoals o.a. industrieel ingenieurs, die samen (economische) beslissingen nemen. Het is dan ook belangrijk dat ‘alle’ kaderleden notie hebben van de economische consequenties die hun beslissingen kunnen teweegbrengen. ‘Management accounting’ geeft (financiële) informatie aan managers als ondersteuning bij hun besluitvorming binnen de organisatie. Alle (productie)bedrijven worden geconfronteerd met problemen zoals: prijsbepaling van hun product, al of niet sluiten van een afdeling, schaarse middelen zo optimaal mogelijk benutten. Maar daarnaast zijn ook investeringsbeslissingen en budgetafwijkingen een cruciaal probleem. Deze cursus heeft als doel de belangrijkste methodes van prijszetting aan te leren, waarbij gekeken wordt naar relevante en niet-relevante kosten. Daarnaast worden de 4 belangrijkste methodes aangeleerd om een investering te beoordelen en wordt aangeleerd hoe budgetafwijkingen moeten bestudeerd worden, om de oorzaken van de afwijkingen op te speuren en zo aan kostenbeheersing te doen binnen het bedrijf.
Relatie met onderzoek
Het vak management accounting stelt voor hoe een budget- /investeringsonderzoek moet opgezet worden. In het vak management accounting wordt besproken hoe gegevens van onderzoek moeten verwerkt en geanalyseerd worden, maar de student moet ook zelf d.m.v. cases de nodige gegevens verwerken en analyseren.
Situering van het vak in het curriculum
Gezien dit opleidingsonderdeel zich situeert in het laatste jaar van de opleiding is het noodzakelijk dat ook niet-economisten, die potentiële kaderleden zijn, voldoende notie hebben van bedrijfseconomische aspecten die betrekking hebben op productie, prijszetting,… Deze cursus is volledig bedrijfseconomisch gericht. In de colleges wordt de theorie aangebracht a.d.h.v. concrete voorbeelden van beslissingssituaties. Het is de bedoeling de student in contact te brengen met verschillende aspecten van het bedrijfsleven op het gebied van management en productie-, verkoop- en aankoopbeheer, investeringen.. In die zin zijn de vakken psychologie, logistiek, kwaliteitszorg onmiddellijk gelinkt met management accounting omdat al deze facetten deel uitmaken van efficiënt productiebeheer.
Instroom-Relatie met andere vakken
Van de studenten wordt eigenlijk geen bijzondere voorkennis verwacht. De relatie met andere vakken zoals kwaliteitszorg, logistiek, psychologie,…werd hierboven reeds aangehaald.
Relatie met het werkveld
Zoals reeds bij de Algemene visie werd aangehaald is dit vak zeer verwant met het werkveld van een kaderlid, waaronder ook industrieel ingenieurs.Er werd geopteerd om de voornaamste basismethodes m.b.t. kostprijsberekening, budgetanalyse en investeringsanalyse aan te leren die gebruikt worden in het bedrijfsleven, waarop ze later kunnen voortbouwen, indien ze in contact komen met deze materie.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Tijdens de hoorcolleges wordt gewerkt met een syllabus, waarbij bewust bepaalde dingen blanco werden gelaten om de studenten actief te laten meewerken. Op het einde van dit opleidingsonderdeel wordt de kennis van de student getoetst a.d.h.v. een schriftelijk examen. De theorie wordt getoetst d.m.v. meerkeuzevragen. Voor het overige bestaat het examen uit beknopte casestudies, om na te gaan of de student over de nodige vaardigheden beschikt om de aangeleerde methodes toe te passen.
BEDR8_1112_CoMa
Vakbenaming Vakcode
Quality Management (Kwaliteitszorg) BEDR8
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Marc Coninckx, Gastdocent (CoMa) Marc Coninckx, Gastdocent (CoMa) MA-EM, MA-AUT, MA-EL, MA-ELO 2
Doelstellingen
De student heeft over- en inzicht op gebied van kwaliteit in organisaties, gezien vanuit internationale normen met tools en technieken die in de hedendaagse industrie onmisbaar zijn geworden. WC1 / AWC13 / AC11 / BC7
Inhoudsopgave
- Het gedachtengoed van IKZ. Waarom IKZ, wat is kwaliteit, de industriespiraal, het processchema, de leverancierklant relatie, het credo van ISHIKAWA, de goeroes : JURAN, DEMING, CROSBY, TAGUCHI. - De technieken van IKZ. Pareto-analyse, visgraatdiagram, statistische procesbeheersing, proefopzetten en variantie-analyse. - Geavanceerde technieken: FMEA: Failure Mode and Effect Analysis. - ISO 9000:2000 de Process benadering van kwaliteitssystemen.
Onderwijsvorm
Ex-Cathedra.
Studiemateriaal
Cursus; Kwaliteitszorg
Aanvullende leermiddelen
Pocket cards FMEA ( Design en Proces)
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk Schriftelijk
BEDR8_1112_CoMa
Vakbenaming Vakcode
Quality Management (Kwaliteitszorg) BEDR8
Algemene Visie
Inzichten verwerven in het brede woord “kwaliteit”: niet doemdenken over productkwaliteit, maar organisatie, systeem en proceskwaliteit .Bewustwording dat er tools en technieken bestaan om voornoemde te kunnen bereiken. Deze technieken zijn op bedrijfsvlak al gestandaardiseerd en zelfs verwerkt in internationale normen.
Relatie met onderzoek
1. 2.
Capibiliteits onderzoeken van manaufacturing processen in deel SPC volgens AIAG’s Statistical Process Control 2nd ed. Mogelijke risico’s onderzoeken voor zowel product- als procesontwikkeleing in het deel FMEA volgens structuur SAE J1739 en AIAG’s FMEA 3th ed.
Situering van het vak in het curriculum
Organisatie structuren en culturen volgens EFQM/INK model zijn basis als herkenningspunten voor nieuwe werknemers. Het specifiëren naar normen ( ISO, ISO/TS,…) geven middelen en mogelijkheden om modellen te begrijpen en te verwerken. Binnen deze normen zijn er dan de toegepaste technieken SPC/FMEA/ .. om modellen te integreren in de organisatie.
Instroom-Relatie met andere vakken
Projectmanagment, bedrijfsmanagement, kwaliteitsmanagement, arbeidsanalyse
Relatie met het werkveld
Als IRCA erkende auditor ( LA2/07/NL/16286)( Bureau Veritas) geeft de docent de belangrijkheid aan van het brede “kwaliteitsdenken” in organisaties. Het is de intentie om de praktische toepassingen in organisaties aan te tonen en herkenbaar te maken.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Bedoeling is structureel denken, werken zowel correctief als preventief ( FMEA) en besluiten baseren op feiten, door eerst feiten en data te analyseren ( SPC) gezien in het grotere geheel van progressief kwaliteitsdenken. De studenten die op tijdens de eerste examenkans een uitzonderlijk resultaat halen krijgen een extra-attest uitgereikt door MAC bvba.
CSBM_1112_InLu_BaJo
Vakbenaming Vakcode
Capita Selecta uit het bedrijfsmanagement CSBM
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Johan Baeten (BaJo) Luk Indesteege (InLu), Dirk Roelens (RoDi), Gastsprekers MA-EM, MA-AUT, MA-EL 3
Doelstellingen
Projectmanagement: De student zal kennismaken met het hoe en waarom van het projectmatig werken en het management (PM) van projecten AC12 / BC6. De bedoeling is de student het nut te doen inzien van PM in kleine en middelgrote ondernemingen, waarbij hen enkele basistechnieken worden bijgebracht , zoals oa. vaardigheden in de projectplanning en inzicht in de beheersaspecten van projecten AC12 / AC11. Lean en logistiek: De student krijgt een brede vorming en inzicht in de nieuwste evoluties in bedrijfsmanagementgerelateerde vakken aanvullend op de overige bedrijfsbeleid vakken. WC1/ AWC12/ AC12/ AWC13 /BC3 / BC6.
Inhoudsopgave
Projectmanagement: - Wat is project / projectmanagement ? Opstarten, methoden en instrumenten, - De projectleider, Samenwerking en communicatie (Teammanagement). - Gebruik van PC in de projectafwikkeling (MS-Project for Windows). Inleiding tot lean thinking: - Beknopte historiek - Wat is lean thinking? - Toepasbaarheid - Basistechnieken - Specifieke technieken Logistiek: - Voorraadbeheer - Wachtlijnen - MRP - Theory of Constraints - Lay out optimalisatie
Studiemateriaal
Projectmanagement: Hoorcollege + Toepassing binnen opdracht Hoorcolleges rond Capita Selecta (o.a. Lean thinking en logistiek) Cursus PM + Lean thinking/logistiek & ondersteunende documenten van gastsprekers
Aanvullende leermiddelen
PC
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk + Projectwerk Schriftelijk + Projectwerk
Onderwijsvorm
CSBM_1112_InLu_BaJo
Vakbenaming Vakcode
Capita Selecta uit het bedrijfsmanagement CSBM
Algemene Visie
Projectmatig werken is “in”. In steeds meer organisaties wordt het gezien als een middel om tegemoet te komen aan eisen waarin flexibiliteit, multidisciplinair en klantgericht werken een grote rol spelen. Nochtans lenen niet alle werkzaamheden zich tot een projectmatige aanpak en niet alles wat een project wordt genoemd, is projectmatig werken. “Lean” is een term die niet meer weg te denken is uit het dagelijkse economische leven. Het is dan ook essentieel dat de studenten tijdens hun opleiding met de filosofie en basistechnieken hiervan kennismaken. Ook logistiek is een uitermate belangrijk element van doeltreffend zaken doen. De belangrijkste basispijlers worden toegelicht.
Relatie met onderzoek
Projectmatig werken vormt een basismethodiek binnen onderzoek. In dit vak stellen een aantal gastsprekers de meest recente evolutie voor binnen hun specifiek vakdomein voor.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak is gesitueerd in het domein van de bedrijfsbeheervakken waar het de bedoeling is de student in contact te brengen met de verschillende facetten van het bedrijfsleven op het gebied van management en productiebeheer.
Instroom-Relatie met andere vakken
Van de studenten wordt eigenlijk geen bijzondere voorkennis verwacht. Dit vak geeft aanvullende inzichten tov de vakken psychologie, logistiek, kwaliteitszorg. Enige algemene begrippenkennis uit de statistiek zoals “steekproef” en hoe daar mee omgaan is aanbevolen.
Relatie met het werkveld
Projectmatig werken is van toepassing in alle types van organisaties en bedrijven. Veel ingenieurs vervullen in hun carrière de rol van projectleider gedurende korte of lange tijd. Velen zullen in hun loopbaan te maken hebben met de noodzaak om te werken aan productiviteitsverbetering, zowel in productie als in ondersteuning. De lean principes en logistieke kennis zullen ze dus zonder twijfel kunnen toepassen in hun verdere carrière.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en evaluatie van de Competenties
Belangrijke competenties van een projectleider zijn leiding geven en communicatievaardigheden. Deze kunnen enkel geëvalueerd worden in de praktijk, in een werkomgeving. De studenten zullen beoordeeld worden op een schriftelijke en mondelinge presentatie van een eigen projectplan. Rond lean en logistiek moeten de studenten bewijs leveren van hun inzicht in de materie, en het kunnen in de praktijk toepassen van enkele basistechnieken.
CSIA_1112_LeGe
Vakbenaming Vakcode
Capita Selecta Industriële Automatisering CSIA
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Eric Claesen (ClEr), Geert Leen (LeGe) Geert Leen (LeGe), Eric Claesen (ClEr) MA-AUT 3
Doelstellingen
De studenten voeren in groepjes van 2 een compleet automatiseringsproject uit op een aanwezige opstelling of machine. Ze staan in voor de programmatie, visualisatie, beveiliging (Safety) en netwerkconfiguratie van de volledige automatische sturing. AC10 / AWC4 / AWC11 / AWC12 / BC1 / BC2 / BC4 / BC6 Het project wordt onderbouwd door een volledig uitgewerkt machinedossier waarin werkwijzen, handleidingen en ontwerpen terug te vinden zijn. AWC4 AC11 / AC12 / AC13 Om dit project te realiseren kunnen de studenten gebruik maken van hun kennis opgedaan in de vakken GA2, GA3, Robotica, elektrisch ontwerpen, … .
Inhoudsopgave
Projectwerk rond het operationeel maken van een praktische industriële opstelling. Dit kan zijn: Robotopstelling met machinevision, Robotsturing met bandsynchronisatie, Programmatie van een safetysysteem, Programmatie van een Cliënt –Server Scadasysteem …
Onderwijsvorm
Lab
Studiemateriaal
Documentatie van apparatuur in lab + aanvullende labocusrus
Aanvullende leermiddelen
Toledo ,Internet
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Permanente evaluatie tijdens academiejaar + Projectvoorstelling en beoordeling van het resultaat Projectvoorstelling en beoordeling van het resultaat
CSIA_1112_LeGe
Vakbenaming Vakcode
Capita Selecta Industriële Automatisering CSIA
Algemene Visie
Het vak CSIA bestaat uit het realiseren van een automatische sturing voor een praktische Industriële opstelling of machine. Voor het realiseren van zo’n automatische sturingen wordt gebruik gemaakt van verschillende vakoverschrijdende disciplines: elektrische- ,hydraulischeen pneumatische aandrijvingen, mechanische constructies, robots, handlingtechnologie, informatica-technologie, netwerktechnologie specifiek voor automatiseringstoepassingen, supervisiesystemen, sensortechnologie, regeltechnologie, computervisie met diepgaande beeldanalyse. Het realiseren van automatische systemen begint bij een gedegen projectplanning en management. Procesanalyse is hiervan een belangrijke stap, rekening houdend met de wetgeving zoals de vereisten voor de veiligheid en ergonomie van machines. MTBF, redundantie en failsafe zijn hier belangrijke aspecten, dit onder afweging van de economische aspecten. Dit vak beoogt ook het ingenieursdenken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen. Een automatiseringsontwerp vereist het afwegen tussen de verschillende gestelde eisen maar ook het afwegen van de meest geschikte ontwerptechniek
Relatie met onderzoek
De studenten voeren zelf een afgelijnd deel van een onderzoeksproject uit. Ze moeten hiervoor primaire bronnen(vaktijdschriften, handleidingen en wettelijke normen) raadplegen die kunnen helpen bij het oplossen van automatiseringsopgaven. Bijzonder voor het gebruiken van Vision-technologie en real-time netwerken is interpretatie van onderzoeksresultaten onontbeerlijk.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak integreert bijna alle vakken van de opleiding. De belangrijkste zijn elektrotechniek, vermogenelektronica/drives, industriële informatica; analoge elektronica (gebruik en mogelijkheden van sensoren); industriële communicatietechnologie: ontwerpen van elektrotechnische installaties; robotica; machine vision (beeldanalyse)
Instroom-Relatie met andere vakken
De student wordt met zeer diepgaande kennis voorbereid op het engineeren van geautomatiseerde systemen. Als instroomvereisten zijn de vakken basiselektronica, basis elektrotechniek, basis informatica technologie, basis communicatietechnologie, robotica en vooral GA2 en GA3 te vermelden
Relatie met het werkveld
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Voor de werkveld gaan we volgende elementen zeer diepgaand bestuderen en gebruiken in een te realiseren automatiseringsproject : PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en –Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Aquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Robotsystemen en Motion-Control; Veiligheidstechnologie. De studenten moeten in staat zijn een Geïntegreerd Automatiseringsconcept.projectmatig (groepjes van 2 studenten) op te bouwen. Daarbij worden met de volgende technieken een reële geautomatiseerde industriële installatie gerealiseerd : PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en –Harware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Aquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Robotsystemen en Motion-Control; Veiligheidstechnologie. Voor al deze technieken wordt er zeer diep gefocust op het concept, het gebruik en de mogelijkheden van toepassen in een geïntegreerd automatiseringsconcept.
EBS_1112_VaPa
Vakbenaming Vakcode
Energie beheersystemen EBS
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Paul Valckenaers (VaPa) Paul Valckenaers (VaPa) MA-AUT, MA-EL 3
Doelstellingen
- Dit vak laat de studenten kennismaken met moderne concepten voor (product-driven) fabrieksbesturingen. Dit vak bereidt de studenten voor op toekomstige evoluties in fabrieksbesturingen en aanverwante domeinen (zoals het beheer van bevoorradingsketens). AC10/AC11/AWC12/AWC13 - De student maakt kennis met het inzetten van programmatuur op een grotere schaal in vergelijking met voorafgaande vakken en kan voor dergelijke systemen een nieuw onderdeel ontwikkelen. De student kan inschatten en beredeneren hoe dergelijk product-driven besturingssysteem voor een fabriek functioneert. AC10/AC11/AWC12 - De student heeft enkele nieuwe onderdelen voor de besturing ontwikkeld en kan de werking ervan in het grotere geheel toelichten. AC10/AC11/AWC11
Inhoudsopgave
- Ieder team ontwerpt en implementeert een onderdeel van een fabrieksbesturing. - Nadruk ligt op eenvoud, correctheid, begrijpbaarheid en herbruikbaarheid. - De fabrieksonderdelen worden geëmuleerd.
Onderwijsvorm
Projectwerk in kleine groepen (i.e. 2 personen).
Studiemateriaal
Eigen tekst en transparanten. De recentste versie is beschikbaar in elektronische vorm op: www.khlim.be/~pvalcken Achtergrondmateriaal: The Goal van E. Goldratt (flessenhalstheorie). Web site: www.mech.kuleuven.be/benchmarking
Aanvullende leermiddelen
Personal computer met Java programmeeromgeving en internettoegang.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Individuele mondelinge verdediging van het eindrapport over het projectwerk. Individuele mondelinge verdediging van het eindrapport over het projectwerk.
EBS_1112_VaPa
Vakbenaming Vakcode
Energie beheersystemen EBS
Algemene Visie
De studenten verwerven een dieper inzicht te van de toepassing van computers in de industrie. Dit vak laat de studenten kennismaken met moderne concepten voor (product-driven) fabrieksbesturingen. Het vak is complementair aan het deelvak dat besturingen met PLCs behandelt en dat de gangbare praktijk weerspiegelt – PLC technologie heeft beperkingen heeft aangaande de schaal waarop de activiteiten in de fabriek kunnen gecoördineerd worden. Dit vak bereidt de studenten voor om een productiewerkplaats te beheren. Het vak bereidt de studenten voor op toekomstige evoluties in fabrieksbesturingen en aanverwante domeinen (zoals het beheer van bevoorradingsketens). De student maakt kennis met het inzetten van programmatuur op een grotere schaal in vergelijking met voorafgaande vakken en kan voor dergelijke systemen een nieuw onderdeel ontwikkelen. Dit vak brengt de studenten kennis en vaardigheden bij in verband met de toepassing van informatica in fabrieksautomatisering en -beheer.
Relatie met onderzoek
Dit vak sluit nauw aan bij ontwikkelingen in de industrie en de academische wereld. Productgedreven fabrieksbesturing en intelligente producten in de hele bevoorradingsketen/levenscyclus is een domein waarin vandaag een enorme vooruitgang geboekt wordt. Dit vak bereidt de studenten voor op de snelle veranderingen die in de nabije toekomst op dit domein verwacht worden. De relatie met onderzoek is dus zeer sterk. Daarnaast is de onderwijsvorm erop gericht de studenten te leren om zelfstandig kennis te verwerven. De materie wordt slechts voor een deel voorgekauwd en opgelegd. De studenten moeten zelf initiatief nemen aangaande het vinden van informatie en aangaande de ontwikkelingen waarop ze zich concentreren.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak is een eindpunt in de opleiding en heeft voornamelijk de industriële praktijk als doelwit. Er zijn geen opleidingsonderdelen waarvoor dit vak voorkennis levert.
Instroom-Relatie met andere vakken
Dit vak richt zich tot studenten die een programma in Java kunnen schrijven en dus programming-in-the-small beheersen.
Relatie met het werkveld Dit vak moet de evolutie in de praktijk volgen wanneer de concepten meer en meer gaan worden toegepast, gedreven door ontwikkelingen zoals RFID. Bovendien moet dit vak opportuniteiten benutten om meer nadruk te leggen op het fabrieksbesturingsaspect in ruil voor minder nadruk op softwareontwikkeling. Hiertoe is software benodigd die op een hoger niveau toelaat een gevallenstudie uit te werken. Dergelijke software is vandaag in beperkte mate beschikbaar en wordt verder ontwikkeld. Op het gepaste tijdstippen worden de accenten verschoven. Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De student kan inschatten en beredeneren hoe een product-driven besturingssysteem voor een fabriek functioneert. De student heeft enkele nieuwe onderdelen voor de besturing ontwikkeld en kan de werking ervan in het grotere geheel toelichten. Mondeling examen, “open boek”.
ET&VA_1112_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Energietransformatie en vermogenaansturingen + lab ET&VA
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Geert Vandensande (VdsGe) Geert Vandensande (VdsGe), Peter Kellens (KePe). 3ABA-ELO, MA-EM, MA-AUT, MA-ENE 4
Doelstellingen
De student(e): 1. kan de kenmerken van de verschillende vermogenschakelaars verklaren en met elkaar vergelijken. AC10 2. kan de opbouw, werking en regelkringen van de verschillende soorten drives uitleggen en waar opportuun met elkaar vergelijken. AC10/ AWC13 3. kan de juiste motor met bijhorende drive kiezen i.f.v. de toepassing. AC11 4. kan de werking van de didactische modules uitleggen, de verschillende signalen nameten en hun verloop verklaren. AC10/AWC13 5. kan industriële sturingen in dienst nemen en configureren i.f.v. de toepassing. Dit houdt o.a. in: de juiste keuze, de praktische aansluiting met de nodige beveiligingen, de parameters instellen, de nodige metingen kunnen verrichten en het totale systeem kunnen evalueren. BC2/BC3/BC4/BC5 / AWC11
Inhoudsopgave
THEORIE: 1. Eigenschappen, sturing en beveiliging van de verschillende vermogenschakelaars: thyristor, triac, mosfet, IGBT, GTO… 2. Opbouw en werking van de verschillende omzetters: gelijkrichters, AC-controllers, hakkers, invertoren 3. DC en AC motorsturingen : vierkwadrantregelingen, frequentieregelaars, invertoren 4. Regelkringen in elektrische drives. LABO: onderzoek van stuureenheden voor thyristoren, triacs en IGBT’s / vierkwadrantenaandrijvingen / frequentieregelaars / stappenmotors / hakkers 1. Sturing van een DC-motoren gevoed uit een driefasen net 2. motorsturing met frequentieregelaars van een inductiemotor. 3. motorsturing van een permanent bekrachtigde synchroonmotor. 4. eenfasige wisselstroomsturing en gestuurde gelijkrichters.
Onderwijsvorm
hoorcollege en labozittingen
Studiemateriaal
Theoriecursus en labocursus Boek: "Elektronische vermogencontrole Deel 1 & 2" : J. Pollefliet Boek: "Power Electronics" : Mohan, Undeland and Robbins Boek: "Electrical Drives and Control Techniques" : Gerd Terörde
Aanvullende leermiddelen
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding over theorie en oefeningen. Labo-examen wordt afgenomen tijdens een bijkomende labozitting. De score voor het laboexamen wordt aangepast met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet tijdens de labozittingen. De eindscore van het labo-examen telt mee voor ¼ van het eindresultaat. Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding over theorie en oefeningen. Labo-examen wordt samen met het theorie-examen afgenomen. De score voor het laboexamen wordt aangepast met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet tijdens de labozittingen. De eindscore van het labo-examen telt mee voor ¼ van het eindresultaat.
ET&VA_1112_VdsGe
Vakbenaming Vakcode
Energietransformatie en vermogenaansturingen + lab ET&VA
Algemene Visie
Dit opleidingsonderdeel probeert de verschillende disciplines nodig om een drive te ontwerpen bijeen te brengen. We behandelen niet alleen de vermogenelektronische componenten maar ook hun combinatie tot vermogenomvormers. De regelkringen om deze drives op gepaste wijze te laten werken en de programmatie van de aansturing van de verschillende vermogenelektronische schakelaars in de omzetters. De filosofieën die hier gebruikt worden zijn ook voor een groot stuk bruikbaar voor de invertoren die men gebruikt om kleinere gedistribueerde generatoren met het net te koppelen of actieve filters te bouwen. De toenemende automatisering brengt met zich mee dat het prestatievermogen van gereedschappen en aandrijfmachines steeds toenemen. Voor elektrische aandrijvingen betekent dit dat elektromotoren naargelang de toepassing al dan niet in toerental dienen geregeld te kunnen worden, dat eventueel de snelheid bij bepaalde belastingsvariaties dient constant te blijven en dat dikwijls de elektromotoren zeer snelle toerentalveranderingen moeten kunnen uitvoeren. Om een optimale aandrijving voor een bepaalde toepassing te kunnen installeren is het van belang hiervoor een verantwoorde keuze te kunnen maken van de meest geschikte motor, van een aangepaste vermogensturing en deze combinatie ook in bedrijf te kunnen stellen.
Relatie met onderzoek
Het vak ET&VA stelt resultaten van onderzoek zonder expliciet te verwijzen naar de onderzoeker en de onderzoekmethodes. Er worden onderzoeksgerelateerde opdrachten uitgevoerd. (uitvoeren + rapportering laboproeven / keuze en dimensionering reëel aandrijfsysteem) De studenten moeten primaire bronnen gebruiken.
Situering van het vak in het curriculum
Daar waar de inleidende cursus elektrische aandrijvingen (ELAAN) ging over de opbouw en dimensionering van eenvoudige aandrijvingen met asynchrone motor, gaat deze cursus dieper in op meer gespecialiseerde elektrische aandrijvingen. De cursus behandelt ook de regeltechnische aspecten en de aansturing van de individuele vermogenschakelaars van de vermogensturing. Dit opleidingsonderdeel steunt op voldoende basiskennis in uiteenlopende disciplines.
Instroom-Relatie met andere vakken
Er wordt voldoende basiskennis verwacht uit de volgende vakgebieden: elektriciteit en elektrische machines, meet- en regeltechniek, analoge elektronica, mechanica.
Relatie met het werkveld
Bij automatiseringsprojecten, gedistribueerde energieopwekking en UPS-systemen worden alsmaar meer vermogensturingen toegepast waardoor een fundamentele kennis hiervan onontbeerlijk is om geschikte keuzes te kunnen maken.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties.
De evaluatie wordt uitgevoerd a.d.h.v een theoretisch examen en een praktische proef. Bij de praktische proef kiest de student door lottrekking een bepaalde probleemstelling. Door afweging van de verschillende gestelde eisen dient de student te komen tot de meest geschikte oplossing.
GA3_1112_ClEr
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering 3 GA3
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Eric Claesen (ClEr) Eric Claesen (ClEr) MA-EL, MA-AUT 3
Doelstellingen
De student kan : 1. schema’s van autonome besturingseenheden opbouwen waarbij ze gebruik maken van sensoren, kontaktors, hulprelais, timers, tellers, actuators. AC12/AWC11/BC4 2. een systeemontwerp van een geautomatiseerde installatie realiseren en analyseren, alsook de aansluitmethodes tekenen, gebruik makend van wisselstroomregelaars (frequentieregelaars, softstarter), gelijkstroomregelaar (thyristor- en transistorsturing), noodstroomaggregaten, niveauregelaars, temperatuurregelaars, positioneersystemen, snelheidsregelaars. AC12/BC2 3. de installaties, beschreven in voorgaande punten integreren met analoge/digitale interfacing, alsook met seriële- en netwerk-interfacing, het functionele onderscheid herkennen en gebruiken voor het ontwerpen van geautomatiseerde processturingen met behulp van in voorgaand punt beschreven besturingseenheden. AC12/AWC11/BC4 4. de gestructureerde en objectgeöriënteerde software definiëren, analyseren en ontwerpen voor een besturing met gedistribueerde intelligentie. De belangrijkste onderdelen die hierbij aan bod komen zijn SCADA (Supervisie, Controle And Data Aquisition), HMI (Human Machine Interface), centrale en decentrale besturingopbouw, netwerkconfiguratie en parametrage, sensor en actuator parametrage. AC12/AWC11/BC2 5. de opbouw en karakteristieken van procescomputers (PC’s) en programmeerbare automaten(PLC’s) beschrijven, specifiëren en gebruiken bij de opbouw van de hardware-configuratie van een geautomatiseerde industriële installatie. De belangrijkste externe elementen zijn: elektrische voedingen, inputs, outputs, aardingssystemen AC12/AWC10/BC2
Inhoudsopgave
Integratie van automatische installaties in een bestaande hardwareontwerp: elektrische schema’s, installatie-schema; Softwareontwerp; Optimalisatie en foutzoekmethodes voor geautomatiseerde industriële installaties; Verwerking van analoge signalen door een programmeerbare sturing; Sturingen met intelligente periferiesystemen, bv. snelle tellerkaarten, numerische assturingen; Installatietechniek in ontploffingsgevaarlijke zones (EXI/EXD); Communicatietechnologie voor Industriële sturingen met behulp van ASI/PROFIBUS/Industrial Ethernet PROFINET en I/O link; De Europese wetgeving: CE-markeringsrichtlijn / arbeidsmiddelenrichtlijn / machinerichtlijn / laagspanningsrichtlijn / EMC-richtlijn / normen / geharmoniseerde normen / notified of competent body’s / …; Veiligheidscategorie van stuurkringen / SIL-klassen / veiligheids-PLC en veiligheidsbussystemen.
Onderwijsvorm Studiemateriaal
Hoorcollege Cursus Geïntegreerde Automatisering (Claesen Eric), handleidingen apparatuur, normen in verband met geautomatiseerde installaties en netwerken, EACS handleiding
Aanvullende leermiddelen Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding. Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
GA3_1112_ClEr
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering 3 GA3
Algemene Visie
Het vakgebied “Geïntegreerde Automatisering” heeft tot doel om de kennis, nodig voor het ontwerpen, onderhouden en beheren van automatisch gestuurde processen te verwerven, verdiepen en verbreden. De automatiseringstechnieken duiken op alle mogelijke gebieden in onze maatschappij op. Ondanks het feit dat automatiseringstechnologie een typisch ingenieursvak is, zijn de toepassingen en kennisgebieden waarin deze technologie gebruikt wordt, vakoverschrijdend, zelfs discipline overschrijdend. Toepassingen vinden we terug in mechanische, elektronische , chemische, pneumatische, hydraulische en thermische systemen. Daarbij heeft de razendsnelle evolutie van al deze technologieën een enorme impact op het automatiseringsgebeuren, het is er zelfs onderdeel van geworden, zodat we de evolutiegedachte zelfs terugvinden in normen en systemen die gebruikt worden voor het realiseren van automatische besturingen. Voor het realiseren van een automatische sturing maken we gebruik van verschillende vakoverschrijdende disciplines: elektrische, hydraulische en pneumatische aandrijvingen, mechanische constructies, robots, handlingtechnologie, informatica-technologie, netwerktechnologie specifiek voor automatiseringstoepassingen, supervisiesystemen, sensortechnologie, regeltechnologie, computervisie met diepgaande beeldanalyse. Het realiseren van automatische systemen begint bij een gedegen projectplanning en management. Procesanalyse is hiervan een belangrijke stap, rekening houdend met de wetgeving zoals de vereisten voor de veiligheid en ergonomie van machines. MTBF, redundantie en failsafe zijn hier belangrijke aspecten, dit onder afweging van de economische aspecten. Dit vak beoogt ook het ingenieurs denken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen. Een automatiseringsontwerp vereist het afwegen tussen de verschillende gestelde eisen maar ook het afwegen van de meest geschikte ontwerptechniek.
Relatie met onderzoek
Het vak GA3 bespreekt resultaten van onderzoek binnen het vakdomein automatisering en meer bepaald betreffende netwerktechnologie, real-time sturingen, vision-technologie en gerobotiseerde installaties. Voor het vak GA3 moeten studenten primaire bronnen (vaktijdschriften, handleidingen en wettelijke normen) raadplegen voor het oplossen van automatiseringsopgaven. In het vak GA3 voeren studenten zelf een afgelijnd deel van een onderzoeksproject uit. In het kader van het vak GA3 nemen studenten deel aan een workshop geleid door ervaren gastsprekers uit het werkveld. Bijzonder voor het gebruiken van Vision-technologie en real-time netwerken is interpretatie van onderzoeksresultaten onontbeerlijk.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak integreert bijna alle vakken van de opleiding. De belangrijkste zijn elektrotechniek, vermogenelektronica/drives, industriële informatica; analoge elektronica (gebruik en mogelijkheden van sensoren); industriële communicatietechnologie: ontwerpen van elektrotechnische installaties; robotica; machine vision (beeldanalyse).
Instroom-Relatie met andere vakken
In het vak GA3 wordt de student met zeer diepgaande kennis voorbereid op het engineeren van geautomatiseerde systemen. Als instroomvereisten zijn de vakken basis elektronica, basis elektrotechniek, basis informatica technologie, basis communicatietechnologie, robotica en vooral GA2 te vermelden.
Relatie met het werkveld
Voor de werkveld gaan we volgende elementen zeer diepgaand bestuderen en gebruiken in een te realiseren automatiseringsproject: PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Acquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Robotsystemen en MotionControl; Veiligheidstechnologie.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
GA3L_1112_ClEr
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering - lab GA3L
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Eric Claesen (ClEr) Geert Leen (LeGe) MA-EL, MA-AUT 3
Doelstellingen
1. De studenten moeten de verschillende communicatiemogelijkheden van locale netwerken kunnen uitleggen.AC2/BC2 2. De studenten moeten de programmeerbare sturingen en procescomputers kunnen programmeren met behulp van logigram, grafset, ladderdiagram, aanwijzingslijst. Daarbij moeten zij de relaties kunnen aangeven tussen deze verschillende programmeermethoden. Zij moeten deze programmeermethoden ook kunnen gebruiken in functie van het soort automatiseringsopgaven.AC12/AWC11/BC2/BC4 3. De studenten moeten foutzoekmethodes kunnen omschrijven en gebruiken voor het oplossen van bedradingfouten en programmatiefouten.AC12/BC4/BC6 4. De studenten moeten analoge besturingssystemen kunnen gebruiken in een automatiseringsopgave. Daarbij moeten zij een beschrijving kunnen geven van afregelmethodes voor PID en Fuzzy regelaars en de parametrering en programmering kunnen gebruiken van deze regelkringen.AC10/AC12/AWC4/BC4 5. De studenten moeten LAN netwerken (PROFIBUS,ASI,Industrial Ethernet,PROFINET, e.a.) kunnen parametreren en gebruiken in een industriële applicatie zodat er een efficiënte gegevensuitwisseling is tussen de verschillende onderdelen van een installatie (Robots, PLC’s,SCADA systeem, remote I/O)AC2/AC12/AWC11/AC10/BC2/BC3/BC4/BC6 6. De studenten moeten een HMI (Human Machine Interface) kunnen ontwerpen, programmeren en parametreren zodat deze een veilige, ergonomische en efficiënte interface is tussen de operator en de geautomatiseerde installatie. AC2/AC12/AWC4/AC10/BC2/BC3/BC4 7. De studenten moeten een motor met frequentieregelaar kunnen aansturen met behulp van een PLC en een industrieel netwerk.AC11/AC12/BC2 8. De studenten moeten een Vision systeem kunnen opbouwen en programmeren en de resultaten kunnen doorsturen naar een PLC. AC2/AC12/AWC11/BC2/BC3/BC4/BC6 -
Inhoudsopgave
Programmeren van sturingen in STL – LAD – FBD – Graph – SCL. Foutdiagnose op Hardware en software van een programmeerbare sturing Realiseren van procesoptimalisatie-systemen door terugkoppeling van proces- en productiedata Verwerken van analoge waarden en gebruik van snelle tellers met interupt routines Communicatie via veldbussen PROFIBUS – PROFINET – ASI – IO Link Aansturen van een frequentieregelaar en motor door een PLC met veldbus. Aanmaken van een HMI met externe toegang Programmatie en parametrering van Machine Vision systemen
.Deze aspecten komen allen aan bod in de oefeningen op de didactische installaties in het lab.:
Onderwijsvorm
Lab
Studiemateriaal
Documentatie van apparatuur in lab + aanvullende labocursus + Documenten online (Toledo)
Aanvullende leermiddelen
Handleidingen en Productspecificaties via het Internet
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Permanente evaluatie tijdens academiejaar Schriftelijk oplossen van een automatiseringsopgave en uittesten in het lab.
GA3L_1112_ClEr
Vakbenaming Vakcode
Industriële Automatisering - lab GA3L
Algemene Visie
Het vakgebied “Geïntegreerde Automatisering” heeft tot doel om de kennis, nodig voor het ontwerpen, onderhouden en beheren van automatisch gestuurde processen te verwerven, verdiepen en verbreden. De automatiseringstechnieken duiken op alle mogelijke gebieden in onze maatschappij op. Ondanks het feit dat automatiseringstechnologie een typisch ingenieursvak is, zijn de toepassingen en kennisgebieden waarin deze technologie gebruikt wordt, vakoverschrijdend, zelfs disciplineoverschrijdend. Toepassingen vinden we terug in mechanische, elektronische , chemische, pneumatische, hydraulische en thermische systemen. Daarbij heeft de razendsnelle evolutie van al deze technologieën een enorme impact op het automatiseringsgebeuren, het is er zelfs onderdeel van geworden, zodat we de evolutiegedachte zelfs terugvinden in normen en systemen die gebruikt worden voor het realiseren van automatische besturingen. Voor het realiseren van een automatische sturing maken we gebruik van verschillende vakoverschrijdende disciplines: elektrische- ,hydraulische- en pneumatische aandrijvingen, mechanische constructies, robots, handelingtechnologie, informaticatechnologie, netwerktechnologie specifiek voor automatiseringstoepassingen, supervisiesystemen, sensortechnologie, regeltechnologie, computervisie met diepgaande beeldanalyse. Het realiseren van automatische systemen begint bij een gedegen projectplanning en management. Procesanalyse is hiervan een belangrijke stap, rekening houdend met de wetgeving zoals de vereisten voor de veiligheid en ergonomie van machines. MTBF, redundantie en failsafe zijn hier belangrijke aspecten, dit onder afweging van de economische aspecten. Dit vak beoogt ook het ingenieursdenken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen. Een automatiseringsontwerp vereist het afwegen tussen de verschillende gestelde eisen maar ook het afwegen van de meest geschikte ontwerptechniek
Relatie met onderzoek
Het vak GA3 bespreekt resultaten van onderzoek binnen het vakdomein automatisering en meer bepaalt betreffende netwerktechnologie, real-time sturingen, vision-technologie en gerobotiseerde installaties. Voor het vak GA3 moeten studenten primaire bronnen(vaktijdschriften, handleidingen en wettelijke normen) raadplegen voor het oplossen van automatiseringsopgaven. In het vak GA3 voeren studenten zelf een afgelijnd deel van een onderzoeksproject uit. In het kader van het vak GA3 nemen studenten deel aan een workshop geleid door ervaren gastsprekers uit het werkveld. Bijzonder voor het gebruiken van Vision-technologie en real-time netwerken is interpretatie van onderzoeksresultaten onontbeerlijk.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak integreert bijna alle vakken van de opleiding. De belangrijkste zijn elektrotechniek, vermogenelektronica/drives, industriële informatica; analoge elektronica (gebruik en mogelijkheden van sensoren); industriële communicatietechnologie: ontwerpen van elektrotechnische installaties; machine vision (beeldanalyse)
Instroom-Relatie met andere vakken
In het vak GA3 wordt de student met zeer diepgaande kennis voorbereid op het engineeren van geautomatiseerde systemen. Als instroomvereisten zijn de vakken basiselektronica, basis elektrotechniek, basis informatica technologie, basis communicatietechnologie, robotica en vooral GA2 te vermelden
Relatie met het werkveld
Voor de werkveld gaan we volgende elementen zeer diepgaand bestuderen en gebruiken in een te realiseren automatiseringsproject : PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en –Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Aquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Motion-Control; Veiligheidstechnologie.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De studenten moeten in staat zijn een Geïntegreerd Automatiseringsconcept. projectmatig (groepjes van 2 studenten) op te bouwen. Daarbij worden met de volgende technieken een reële geautomatiseerde industriële installatie gerealiseerd : PLC- en PC (Proces Computer)-gebaseerde sturingen; Automatiseringsnetwerken met Gedistribueerde Intelligentie en –Hardware; Sensortechnologie; SCADA (Supervisie, Controle en Data-Aquisitie); HMI (Human Machine Interface); Netwerktechnologie; Machine-Vision; Motion-Control;. Voor al deze technieken wordt er zeer diep gefocust op het concept, het gebruik en de mogelijkheden van toepassen in een geïntegreerd automatiseringsconcept.
HYD_1112_DmuMa
Vakbenaming Vakcode
Hydraulische Systeemtechnieken HYD
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Maarten De Munck (DmuMa) Maarten De Munck (DmuMa) MA-EM, MA-AUT 2
Doelstellingen
De student: kan de belangrijkste hydraulische componenten benoemen en kan hun functie, werking en belangrijkste eigenschappen geven en verklaren WC1, AC1, AC2 herkent de meest voorkomende hydraulische schakelingen en kan de werking van de schakeling en de functie van de verschillende componenten in deze schakeling verklaren WC1, AC1, AC2, AC10, AC11 kent de functies en eigenschappen van hydraulische drukvloeistoffen WC1, AC1 kan de eigenschappen en voor- en nadelen van klassieke hydraulica, proportionaal- en servohydraulica beschrijven AC10 kan de werking van een hydraulische installatie rapporteren AC13, AWC13
Inhoudsopgave
Hydrodynamische grondprincipes Hydraulische vloeistoffen Overzicht en werking van hydraulische pompen en motoren Hydrostatische aandrijving, open en gesloten kringloop Filters Schakel- en sperventielen Cartridge-componenten Perifere apparatuur Basisschakelingen Proportionele ventielen – Toepassingsmogelijkheden Servoventielen – toepassingsmogelijkheden Regelventielen
Onderwijsvorm
Hoorcollege + Studieproject
Studiemateriaal
Cursus: Hydraulische Systemen (Nederlandstalig) Deel 1: Conventionele hydraulica Deel 2: Proportioneel- en Servohydraulica
Aanvullende leermiddelen
Vakliteratuur, tijdschriften, brochures (gedeeltelijk Duits- en Engelstalig)
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk examen (70%), studieproject (30%) Idem
HYD_1112_DmuMa
Vakbenaming Vakcode
Hydraulische Systeemtechnieken HYD
Algemene Visie
Als moderne en veelgebruikte vorm van energieoverdracht is de hydraulica op dit moment niet meer weg te denken. Hydraulische aandrijvingen en sturingen hebben in de loop van de jaren aan belang gewonnen. Een zeer groot deel van de moderne machines en installaties worden heden ten dage vol of gedeeltelijk hydraulisch aangedreven, onder andere door de integratie van elektrisch en elektronische regeltechniek in de elektro-hydraulische proportionaal- en servohydraulica.
Relatie met Onderzoek
Voor dit opleidingsonderdeel moet de student primaire bronnen zoals artikels uit vaktijdschriften (bv Olhydraulik) , voorbeelden van hydraulische systemen en installaties uit bedrijven enz. lezen en bespreken aan de hand van een zelfgekozen en goedgekeurd studieproject.
Situering van het vak in het curriculum
Dit opleidingsonderdeel hoort tot het domein van de aandrijftechniek en wordt in die zin in het masterjaar aangeboden parallel met elektrische aandrijftechniek (vermogenelektronica) .
Instroom-Relatie met andere vakken
Voorafgaand aan deze cursus wordt in 3ABA de pneumatische aandrijftechniek aangeboden die natuurlijk enige verwantheid vertoont met hydraulische systeemtechniek. De studenten hebben in 3ABA ook de nodige kennis verworven op het gebied van regeltechniek en elektronica. In deze cursus is het ook belangrijk dat de studenten een goede kennis hebben van de basisbegrippen uit de kinematika en dynamica die hun aangeboden wordt in 1ABA
Relatie met het werkveld
Dit vak situeert zich in de ontwerp- en onderhoudssfeer. Via het studieproject komt de student in contact met het werkveld.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en evaluatie van de Competenties
De cursus bestaat uit 2 delen waarvan het eerste deel de klassieke hydraulica en het tweede deel de proportionaal- en servohydraulica behandelt. Overkoepelend over hele cursus wordt de student gevraagd het grote domein van de aandrijfhydraulica te verkennen door middel van een studieproject. Enerzijds zal de zoektocht naar een geschikt studieproject de student zicht geven op de brede toepassing van hydraulische systemen; anderzijds zal de gedetailleerde studie van het gekozen systeem het inzicht in de werking, eigenschappen en voor- en nadelen van de hydraulische installatie en zijn componenten vergroten.
MTO_1112_BaJo
Vakbenaming Vakcode
Mechatronisch Ontwerpen MTO
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Johan Baeten (BaJo) Johan Baeten (BaJo) , Eelco Galestien (GaEe) MA-AUT 3
Doelstellingen
De kennis opgedaan in de vakken regeltechniek en aanverwante controle- en automatiseringsvakken, toepassen in een mechatronisch laboproject waarbij aspecten zoals ontwerp en implementatie van regelaar en proces binnen opgegeven specificaties aan bod komen. AC10 / AWC4 / AWC11 / AWC12 / BC1 / BC2 / BC4 / BC6 De student moet hierbij, per groep van 2 tot 4 studenten, een gegeven of te bouwen systeem modelleren en identificeren, een gepaste controle (analoog of digitaal, eventueel met meerdere in- of uitgangen, met klassieke regelaars of in toestandsruimte) uitwerken en implementeren, dit met inbegrip van de nodige interfacing. AC11 / AC12 / BC1 / BC2 Het geheel wordt onderbouwd met een degelijk verslag en uitgevoerd volgens een correcte methodiek van projectmatig werken. AWC4 / AC13
Inhoudsopgave
Projectwerk rond een praktisch concreet ontwerp van een regeltechnisch, mechatronisch systeem, zoals bijvoorbeeld: een motorregeling, een positieregeling, een mini-robot-ontwerp, visuele servo-controle toepassing.
Onderwijsvorm
Laboproject
Studiemateriaal Aanvullende leermiddelen
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Referentiewerk: Introduction to Mechatronic Design, JE Carryer, RM Ohline, TW Kenny, Pearson, ISBN-13: 978-0-13-609521-7 Toledo – Voorgaande projecten, Internet
Permanente evaluatie + Beoordeling realisatie en projectverslag Beoordeling realisatie en projectverslag
MTO_1112_BaJo
Vakbenaming Vakcode
Mechatronisch Ontwerpen MTO
Algemene Visie
Het labo Mechatronisch Ontwerpen bestaat uit een groepswerk, meer bepaald een mechatronisch project rond een regeltechnisch systeem. Dit project laat de student toe om de opgedane kennis uit de voorbij studiejaren te toetsten aan de praktijk. Naast het eigenlijk ontwerp maken ook het plannen en opvolgen van het project en de verdeling van de taken in groep (samenwerken) een belangrijk deel uit van dit Labo.
Relatie met onderzoek
In het vak MTO moeten de studenten zelf een volledig toegepast onderzoekstraject in de vorm van een project uitvoeren, enkel het kader en de globale probleemstelling liggen vast.
Situering van het vak in het curriculum
Het mechatronisch ontwerp beoogt duidelijk vakoverschrijdend te zijn. Kennis uit het vakgebied regeltechniek dient aangevuld te worden met kennis rond elektrische/ elektronische aandrijvingen en informatica. (Zonodig in zelfstudie te verwerven).
Instroom-Relatie met andere vakken
De vereiste voorkennis om het mechatronisch ontwerp aan te vatten is analoge en digitale regeltechniek alsook elementaire kennis uit elektronica en informatica.
Relatie met het werkveld
Het mechatronisch ontwerp stimuleert de student om op een projectmatige wijze en in teamverband technische oplossingen aan te brengen en te realiseren om zo goed mogelijk aan de opgegeven doelstellingen te voldoen. Dit vormt een aanzet naar gelijkaardige industriële praktijkproblemen.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De evaluatie beoordeelt naast de kwaliteit van het ontwerp en de realisatie in relatie tot de beoogde doelstellingen (AC10, AWC11, BC2, BC4) ook de aanpak (AC12, AWC4, BC6), de samenwerking (BC1) en verslaggeving (AC13).
ROB_1112_BaJo
Vakbenaming Vakcode
Robotica + Visietechnologie ROB
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Johan Baeten (BaJo) Johan Baeten (BaJo) MA-EM, MA-AUT 2
Doelstellingen
De student - heeft inzicht in de sleutelcomponenten van een robot(systeem) en van computervisie WC1; - kan een gemotiveerde keuze maken voor het robotsysteem in relatie met de taak AC10 / BC2; - kan een robot modelleren door middel van (positie- en snelheids-) coördinatentransformaties en kan elementaire visiealgoritmes toepassen AWC2; - is bewust van veiligheidsaspecten BC7; - kan de evoluties in robotica en visietechnologie in recent onderzoek opvolgen en in zelfstudie verwerven AC7 / AC10 / AWC3 / AWC13.
Inhoudsopgave
1. Robotica - Constructie: Kinematica, dynamica, vrijheidsgraden, coördinatentransformatie - Aandrijvingen: elektrisch, hydraulisch, pneumatisch - Besturingssystemen en programmering van industriële robots - Effectoren en sensoren - De industriële robot als component in een geautomatiseerd productieproces - Industriële toepassingen: booglassen, puntlassen, verfspuiten, montage - Veiligheidssystemen. - Mobiele robots: opbouw en vrijheidsgraden. 2. Visietechnologie - Sensoren, Beeldopname, Belichting, Beeldverwerking en -weergave.
Onderwijsvorm
Hoorcollege + Syntheseopdracht
Studiemateriaal
Boek: "Flexibele Produktie Automatisering, Industriële Robots", Prof. ir L.N.Reijers en ir H.J.L.M. de Haas, de vey mestdagh, ISBN 9063760531 Met eigen aanvullingen, ppt: ‘Visietechnologie’
Aanvullende leermiddelen
-
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Springer Handbook of Robotics”, Siciliano, Bruno; Khatib, Oussama (Eds.) on-line beschikbaar vanop de campus Artikels uit robotconferenties of –publicaties Uitgebreide achtergrondinformatie rond visietechnologie (toledo + website)
Schriftelijk examen / Mondelinge verdediging syntheseopdracht: Het examen bestaat uit twee delen. Het eerste deelt peilt in een schriftelijke proef naar de parate kennis over de eigenschappen van een robot (opstelling, besturing, periferie), de kunde tot modelvorming en de kennis (en inzicht) rond visietechnologie aan de hand van een 8-tal korte vragen. Het tweede deel bestaat uit een mondelinge verdediging van de syntheseopdracht van een 3-tal pagina’s over een door de student vrij te kiezen onderzoeksthema gerelateerd aan de cursusinhoud. Schriftelijk examen / Mondelinge verdediging syntheseopdracht: Idem.
ROB_1112_BaJo
Vakbenaming Vakcode
Robotica + Visietechnologie ROB
Algemene Visie
Robotica en visietechnologie is een finaal ingenieursvak in het domein van de mechatronica: integratie van mechanica, elektronica en informatica. Robotica en visietechnologie is in grote mate een beschrijvend vak over de actuele stand en de terminologie van de robottechnologie (opbouw, aandrijving, besturing, programmering, toepassingen). Niettemin komen een aantal specifieke technieken meer diepgaand aan bod zoals coördinatentransformaties en robotmodellering. Daarnaast worden ook visiesystemen toegelicht qua opbouw, componenten en beeldverwerking. Het deel visiesystemen komt tegemoet aan de recente opgang van de industriële camera voor een brede waaier aan automatiseringstoepassingen, ook buiten de robotica.
Relatie met onderzoek
Het vak robotica en visietechnologie bespreekt resultaten van (o.a eigen) onderzoek binnen het vakdomein. Voor het vak robotica en visietechnologie moeten de studenten primaire bronnen (vaktijdschriften) raadplegen en één welbepaald artikel analyseren en bespreken, naar vorm, methode en inhoud. Dit houdt o.a. een directe verwijzing naar de onderzoeker en onderzoeksmethode in. De review-opdracht geeft de student onrechtstreeks meer inzicht inzake opzet en uitvoeren van onderzoek.
Situering van het vak in het curriculum
Robotica bouwt verder op kennis uit wiskunde (matrixrekenen), regeltechniek (terugkoppeling, positie- en snelheidregeling) en meetsystemen (positiemeting, krachtsensoren) Verder kent robotica raakpunten met elektriciteit (elektrische motoren) hydraulica en pneumatica (aandrijvingen), sterkteleer en vermogenelektronica.
Instroom-Relatie met andere vakken
De vereiste voorkennis om robotica aan te vatten is meetsystemen en regeltechniek, naast een evidente basis bagage wiskunde (algebra, matrixrekenen).
Relatie met het werkveld
Robotica en visietechnologie vormt in zijn finaliteit een brede basis bij elk mogelijk automatiseringsproces of ingenieursontwerp in een heel gamma aan technische domeinen. Kennis uit het vak robotica en visietechnologie komt van pas in de automatiseringssector, in de producerende nijverheid en in elke toepassing met een visiesysteem of robot.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Het vakdomein robotica kent een constante evolutie. Naast de evidente basiskennis (WC1) en redeneervermogen in het vakdomein (AC10) wordt van de student gevraagd om de opgedane kennis te toetsen aan één specifiek internationaal gepubliceerd onderzoek. Dit zelf gekozen artikel (rond robotica of visie) dient de student op zelfstandige basis grondig te bestuderen om nadien bij de docent toe te lichten. (AC10, AWC3, AWC13). Dit moet de zelfstudie, de opzoekervaring en het analytisch vermogen van de studenten aanwakkeren hetgeen bevorderlijk zal zijn in hun latere loopbaan. (AC7)
TMEC_1112_DmuMa
Vakbenaming Vakcode
Mechanismen TMEC
Titularis Docenten Jaar/ASR Studiepunten
Maarten De Munck (DmuMa) Maarten De Munck (DmuMa) MA-EM, MA-AUT 3
Doelstellingen
•
•
De belangrijkste eigenschappen van de besproken mechanismen kennen en deze mechanismen kunnen toepassen en (gedeeltelijk) dimensioneren (AC10, AC11). Een geschikt mechanisme kiezen voor een gegeven overbrengingsprobleem (AC11, AC12). Technieken kennen om de invloed van onzekerheden op de dimensionering van een mechanisme te beoordelen (AC12, AWC13). De analyse van een mechanisme kunnen rapporteren (AC13).
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Inleiding & voorbeelden Stangenmechanismen Nokken Tandwielen Koppelingen Riemoverbrengingen Kettingoverbrengingen Technieken om de invloed van onzekerheden te modelleren
• •
Inhoudsopgave
Onderwijsvorm
Hoorcollege en oefenzitting
Studiemateriaal
Roloff/Matek, Machine-onderdelen Slides hoorcolleges (via Toledo) Aanvullende teksten over geselecteerde onderwerpen (via Toledo, gedeeltelijk Engelstalig)
Aanvullende leermiddelen Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Project kinematische analyse van een stangenmechanisme (30%) Mondeling examen over de andere onderdelen Idem
TMEC_1112_DmuMa
Vakbenaming Vakcode
Mechanismen TMEC
Algemene Visie
In de meeste machines en apparaten vormen mechanismen een onmisbare schakel tussen de aandrijving (kracht) en de last. Dit vak behandelt de eigenschappen en toepassingen van enkele veelvoorkomende mechanismen: stangenmechanismen, nokken, koppelingen, riemen kettingoverbrengingen en tandwieloverbrengingen en toont de relevantie van de besproken eigenschappen voor andere typen mechanismen.
Relatie met onderzoek
De student leert door het toepassen van de in dit vak aangereikte informatie zelfstandig een probleem waarvoor geen eenduidige oplossing bestaat oplossen en de eigen oplossing kritisch bekijken. In het hoofdstuk over het modelleren van onzekerheden worden de nieuwste technieken in dit vakgebied kort besproken en vergeleken.
Situering van het vak in het Mechanismen vormen de verbindingen tussen aandrijvingen en lasten die in andere curriculum opleidingsonderdelen aan bod komen. Bovendien zijn de besproken eigenschappen ook relevant voor andere typen aandrijvingen zoals bijvoorbeeld servomotoren. Instroom-Relatie met andere vakken
Basiskennis wiskunde, mechanica en machinecomponenten.
Relatie met het werkveld
De student leert in dit vak enkele veelvoorkomende mechanismen toepassen en dimensioneren.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Zie examenvorm. Voor de opdracht voor het deel stangenmechanismen maakt de student een kinematische analyse van een zelf gekozen stangenmechanisme. Hiervoor worden een aantal voorbeelden ter beschikking gesteld, maar de student is vrij de analyse te doen met een softwarepakket naar keuze, waarvoor in de mate van het mogelijke ook ondersteuning gegeven wordt.
TRILL_1112_KeJu
Vakbenaming Vakcode
Trillingsleer TRILL
Titularis Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Kenis Julien (KeJu) Kenis Julien (KeJu) MA-EM,MA-AUT 3
Doelstellingen
In eerste instantie worden de meest voorkomende begrippen van geluid bestudeerd. In het labo moet de student deze begrippen kunnen meten en interpreteren. Hij moet octaafmetingen kunnen uitvoeren en met behulp van een fourieranalyser de dominante frequenties van een signaal kunnen meten en interpreteren. Dezelfde filtertechnieken zal hij gebruiken om mechanische trillingen te analyseren en te interpreteren.AC2/AWC1 Aansluitend wordt in de theorie het dynamisch gedrag van structuren geanalyseerd. Hij kan met behulp van bovenvermelde competenties de resonantiefreqentie(s) van een eenvoudig systeem berekenen en nameten. Hij kan verklaren wat de invloed van demping zal zijn, in het bijzonder bij de isolatie van machines. Bovendien kan hij een rotor in één en twee vlakken uitbalanceren binnen de gestelde Isonorm. Van belang is dat de student hier vaststelt dat een meting niet altijd volledig overeenstemt met de theoretische voorspelling ,maar dat afwijkend gedrag eigen is aan de beperking van een praktische opstelling. Na deze opleiding is de student bekwaam om routinemetingen zelfstandig uit te voeren en te interpreteren. AC10/AWC1/AWC3 Meer complexe metingen zullen wel een extra opleiding vergen.
Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Geluidsmetingen Theoretische studie van systemen met 1 tot n vrijheidsgraden Balanceren Kritische snelheden van assen Trillingsopnemers en bijhorende meetapparatuur Toepassingen van trillingsmetingen in het onderhoud van een machinepark
Onderwijsvorm
Hoorcollege en labozitting
Studiemateriaal
Cursus Trillingen J.Kenis
Aanvullende leermiddelen
Informatiebrochures en softwaresimulaties op de L-schijf.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk examen met formularium Schriftelijk examen met formularium
TRILL_1112_KeJu
Vakbenaming Vakcode
Trillingsleer TRILL
Algemene Visie
De studie van mechanische trillingen in de opleiding van academische master is vooral toepassingsgericht . In dit vak worden de voornaamste begrippen uitgediept zodanig dat de toekomstige master in staat is later in het productieproces of in de ontwerpfase van nieuwe machines aan de meest voorkomende eisen rond machinebouw te voldoen. De master verwerft de noodzakelijke wetenschappelijke en technische kennis om machines op hun dynamisch gedrag kritisch te ontleden.
Relatie met onderzoek
De student leert modellen interpreteren op hun relevantie en is bekwaam afwijkingen die optreden in theoretische berekeningen te interpreteren. Dit laat hem toe later als “toekomstige” onderzoeker kritisch te reflecteren over onderzoeksresultaten.
Situering van het vak in het curriculum
Dit vak geeft de masterstudent een gedegen kennis van het dynamisch gedrag van mechanische structuren die later nog kunnen aangevuld worden met FEM berekeningen. Het laat de master toe deze berekeningen kritisch te interpreteren op hun juistheid en ze eventueel te controleren door een meting. In het labo zal hij kunnen vaststellen dat praktische meetopstellingen hun beperkingen hebben en dat meetresultaten vaak afwijken van theoretische voorspellingen.
Instroom-Relatie met andere vakken
Een grondige kennis van de wiskunde en de sterkteleer is noodzakelijk. Inzicht in het gedrag van elektrische ketens zijn een hulpmiddel om het dynamisch gedrag van mechanische systemen beter te begrijpen.
Relatie met het werkveld
Mechanische trillingen als bewaking van productieprocessen wordt alsmaar vaker toegepast. Veel chemische en andere productieplants gebruiken deze technologie om een beter inzicht te krijgen in de kwaliteit en de performantie van hun machinepark. In het labo krijgt de student de gelegenheid kennis te maken met analyseapparatuur die gangbaar is in de industrie. Ook in de ontwikkelingsfase van nieuwe onderdelen en machines is een doorgedreven kennis van hun dynamisch gedrag gewenst. Dit uit zich voornamelijk in samenwerking via eindwerken met diverse industrieën waar de studenten de opgedane kennis trachten toe te passen bij de ontwikkeling van nieuwe of de verbetering van bestaande mechanische systemen.Hier krijgt de student de gelegenheid om berekeningen uit te voeren met de allernieuwste computerpakketten ( abaqus, pro-engineer, …). Om de resultaten van dergelijke berekeningen op hun relevantie te beoordelen is echter een goede kennis van de basismodellen onmisbaar. Ook in een testfase die later hier op kan volgen is het noodzakelijk dat de master de beperkingen van proefopstellingen kan inschatten.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
Op het examen wordt de masterstudent vooral gevraagd zijn theoretisch opgedane kennis toe te passen in praktische berekeningen, eerder dan formules af te leiden of te reproduceren. Hij is in staat met een formularium een gefundeerde keuze te maken om een gesteld probleem te analyseren.
MP_E_1112_BaJo_LiJe
Vakbenaming Vakcode
Masterproef –EM/ENE/ELO MP-E
Docenten Jaar/ASR ECTS-punten
Johan Baeten (BaJo), Jeroen Lievens (LiJe) MA-EM, MA-EL, MA-AUT, MA-ELO 20
Doelstelling De student: - ontwikkelt een analytisch en een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau. AC10/AC11 De realisatie van dit vermogen wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende criteria AWC15: • informatieverwerking: de student is in staat om informatie te verzamelen en om relevante informatie te selecteren en te synthetiseren; AC2/AWC13 • onderzoeksopzet: de student kan het onderwerp (de opdracht) van zijn masterproef correct formuleren en vertalen in een reeks van technisch-wetenschappelijke eisen; de student kan probleemstelling, doelstellingen en methode onderscheiden en helder formuleren; AWC10/AC13 • plan van aanpak: de student volgt een systematische aanpak om het probleem op te lossen; AWC4/BC6 • creatieve inbreng: de student levert een persoonlijke creatieve inbreng bij de analyse of de realisatie. AWC11 -
-
maakt een scriptie die zijn kritisch-reflecterende ingesteldheid weerspiegelt. Hierin worden methode, resultaten en conclusies in logisch verband gebracht, verschillende standpunten en mogelijke alternatieven tegenover elkaar geplaatst en beargumenteerd en kritische bedenkingen geformuleerd. AC12/AC13 verbreedt, verdiept en past vaktechnische kennis toe. AWC13/BC2 ontwikkelt sociale en communicatieve vaardigheden, respecteert deadlines en leert werken in (multidisciplinair) teamverband buiten de vertrouwde omgeving. AWC12/AC13/BC1/BC5 toont belangstelling voor bedrijfseconomische, socio-economische en milieutechnische aspecten van het probleem. AWC3/BC4 heeft aandacht voor zorgsystemen i.v.m. veiligheid, hygiëne, kwaliteit en duurzaamheid. AWC3/BC7
Inhoud De masterproef is zelfstandig uitgevoerd onderzoek van academisch niveau. De masterproef beoogt de uitbreiding van bestaande technologieën en toepassingsgerichte ontwikkelingen waaronder - het formuleren en toetsen van innovatieve hypotheses, - het uitvoeren van innovatieve studies of ontwerpen, - het realiseren van vernieuwende oplossingen voor vakdomeinspecifieke problemen. De MP is op zich vernieuwend of bestaat uit een creatieve, originele synergie van gekende ingenieurstechnieken.
Onderwerpkeuze en –toekenning - Het onderwerp van de masterproef: - wordt geformuleerd door de onderzoeksgroepen van de hogeschool en/of universiteit vanuit eigen onderzoeksprojecten; - wordt geformuleerd door de industrie en onderzoeksinstellingen; - kan door de student zelf aangebracht worden. Dit onderwerp dient door een coördinator van de hogeschool goedgekeurd te worden. - De probleemstelling van de masterproef is gericht op de reële academische/professionele context. - Docenten en opleidingscoördinator maken met behulp van het document “voorwaarden_masterproefonderwerpen”, opgenomen in bijlage, een selectie uit de voorstellen op basis van de mogelijkheid om de academische competenties in de masterproef te realiseren. Bij aanvraag van opdrachten worden mogelijke externe partners (opdrachtgevers) ingelicht over onze zorg om academische competenties te realiseren. - Bij voorkeur omvat het onderwerp ook een extra inleidend praktisch gedeelte, uit te voeren tijdens of voor het masterjaar. - Het toekennen van een masterproef aan een student veronderstelt dat alle opleidingsonderdelen van de bachelor of van het schakelprogramma succesvol zijn afgewerkt.
MP_E_1112_BaJo_LiJe
Begeleiding -
-
-
De opleiding bepaalt de promotor van de hogeschool. Elke masterproef heeft minimum twee promotoren: de opdrachtgever (externe promotor) en de (interne) promotor van de KHLim. Interne masterproeven krijgen twee promotoren van de hogeschool toegewezen. Studenten en promotoren bakenen het onderwerp duidelijk af en maken gedetailleerde werkafspraken. Er bestaat een regelmatige mondelinge en schriftelijke rapportering over de vordering van de masterproef. Tijdens de geplande contactmomenten wordt de werkplanning en de vordering geëvalueerd en indien nodig gecorrigeerd. De docent communicatie geeft instructies en begeleiding bij de verwachte rapportering (opdracht, aanvaardingsbrief, onderzoeksopzet, plan van aanpak, voortgangsrapport, eindrapport) en bij de projectcommunicatie in het algemeen.
Scriptie -
-
De tekst bevat de vertaling van het probleem in technisch-wetenschappelijke eisen. De literatuurstudie met correcte bibliografie en systematische bronvermeldingen kaderen de opdracht binnen recente wetenschappelijke of technologische vooruitgang. De informatie is op een overzichtelijke wijze samengebracht. Uit de rapportering blijkt dat de student de informatie heeft geïnterpreteerd in functie van de probleemstelling. De gevolgde methodiek en gebruikte materialen worden beschreven zodat een controle van de resultaten mogelijk is. De resultaten van het onderzoekswerk worden op een klare manier gepresenteerd in tekst, figuren, tabellen en bijlagen, gebruikmakend van een correcte en wetenschappelijke taal en verwerkt op een statistisch verantwoorde wijze. Conclusies en aanbevelingen ronden de scriptie af. De uitwerking van tekst en presentatie gebeurt met eigentijdse hulpmiddelen.
Examenvorm Permanente evaluatie, schriftelijke rapportering en mondelinge verdediging. Voor de masterproef is geen tweede examenkans (waarbij hetzelfde onderwerp wordt voorgedragen) mogelijk. Evaluatie De masterproef wordt afgesloten met een schriftelijke eindverhandeling en een (openbare) verdediging. De evaluatie bestaat uit verschillende delen: - De docent communicatie beoordeelt via permanente evaluatie de (schriftelijke) communicatievaardigheden van de student. - De promotoren beoordelen het proces, de methodiek en de schriftelijke rapportering. Hiertoe leggen zowel de interne als externe promotor(en) elk hun oordeel vast over de verschillende deelcriteria: probleemstelling, aanpak, informatieverwerking, bewijs kritisch-reflecterende ingesteldheid of onderzoeksingesteldheid, helder rapport, behaald resultaat en eventuele extra competenties. Zij vertalen dit in een score op 20 op basis van een begeleidend document. Zie bijlagen. - De presentatie vindt plaats voor een jury die optreedt als onafhankelijk beoordelingsorgaan. De jury beoordeelt de presentatie en de mondelinge verdediging. De globale score wordt mathematisch berekend rekening houdend met de vooraf vastgelegde gewichtscoëfficiënten uit onderstaande tabel.
Tabel masterproef evaluatie
Weging
15% Beoordeling door de docent communicatie 30% Onderz.meth.& Realisatie 1 – opdrachtgever, externe promotor 30% Onderz.meth.& Realisatie 2 - (interne) KHLim promotor 25% Presentatie en verdediging – Jury
3 6 6 5
Totaal (studiepunten)
20
MP_E_1112_BaJo_LiJe
Vakbenaming Vakcode
Masterproef – EM/ENE/ELO MP-E
Algemene visie
De masterproef vormt het sluitstuk van de masteropleiding. Zij omvat de toepassing van de meest recente technologieën en technieken, onderzoekt de nieuwste domeinspecifieke wetenschappelijke vindingen of past deze op creatieve wijze toe. Bovendien geeft de masterproef de student de kans te tonen dat hij deze technieken en technologieën niet enkel beheerst, maar dat hij ze ook kan concipiëren, plannen en uitvoeren als geïntegreerd deel van een methodologisch en projectmatig geordende reeks van handelingen.
Relatie met onderzoek
In de masterproef voert de student het volledig onderzoekstraject uit. De student toont aan dat hij/zij een onderzoeker kan zijn.
Situering van het vak in het curriculum
De masterproef vormt het eindpunt va de leerlijn onderzoek en communicatie en is het sluitstuk van de masteropleiding.
Instroom-Relatie met andere vakken
De masterproef bouwt voort op alle opleidingsonderdelen, met de nadruk op de domeinspecifieke en de technisch-wetenschappelijke. Voor communicatie is erg veel ruimte gecreëerd, maar ook socio-economische competenties zijn ingebouwd.
Relatie met het werkveld
Een masterproef in de industriële wetenschappen kent een sterke binding met het werkveld. Heel wat masterproeven lopen in een bedrijf.
Aanvullende Informatie betreffende competenties en Evaluatie van de Competenties
De bijlagen “Evaluatieformulier masterproef” en “Toelichting beoordeling MP” geven verdere informatie over de te evalueren competenties en de werkwijze hierbij.
MP_E_1112_BaJo_LiJe
Eisen voor het onderwerp van de masterproef In het kader van de academisering van de opleiding tot master in de industriële wetenschappen gaat veel aandacht naar de verwevenheid van onderzoek en onderwijs. Een belangrijke component hierbij is de masterproef. Via de masterproef kan de student belangrijke aspecten rond onderzoeksmethodiek aan den lijve ondervinden, toepassen en hieruit leren. Hieruit volgt de vraag: Wanneer is een onderwerp masterproefwaardig? De beoordeling of een nieuw onderwerp masterproefwaardig is, kan gebeuren aan de hand van de volgende vragen: 1) Bevat het onderwerp/werk voor de beoogde masterproef voldoende componenten van onderzoeksmethodiek of projectmatig werken? • • •
Komen de verschillende fasen aan bod? Initiatief – Definitie – Ontwerp – Voorbereiding – Uitvoering en verwerking – Rapportering. Is er ruimte voor de student om de globale probleemstelling te vertalen naar een concreet doel of onderzoeksvraag? Vraagt het onderwerp een voorstudie inclusief (verplichte) literatuurstudie, ‘state of the art’, … ? (Dit is de eerste stap van elk ontwerp)
De hoofdbrok ligt natuurlijk in elk eindwerk in een andere fase, doch elke fase moet aan bod komen. Enkel het initiatief kan komen van de opdrachtgever uit het bedrijf of binnen de Hogeschool. De correcte definitie (omkadering, afbakening) is een taak voor de student, natuurlijk in overleg met de opdrachtgever! 2) Is het onderwerp innovatief? • Een masterproef moet ‘nieuw’ zijn door een aantal innovatieve aspecten (ideeën, verbeteringen of toevoegingen) te bevatten. Gekende technieken afwegen en toepassen in een nieuwe situatie is perfect masterproefwaardig. 3) Zijn er voldoende keuzemomenten voor de student? Stimuleert het onderwerp de student tot kritisch reflecteren en eigen creatieve inbreng? Een (gematigd) positief antwoord op elk van deze vragen is vereist. Beknopt kunnen we stellen dat het onderwerp niets minder dan ingenieurswaardig moet zijn. De oplossing mag niet op voorhand vastliggen. Een masterproef mag geen toepassing zijn van een kookboekrecept. Het rechtlijnig toepassen van voorschriften is niet ingenieurswaardig. Natuurlijk blijven ook een correcte uitvoering, inclusief een reflectie en correcte besluittrekking, en rapportering uiterst belangrijk. Maar deze thema’s zijn op zich niet specifiek afhankelijk van of bepalend voor de keuze van het onderwerp.
MP_E_1112_BaJo_LiJe
Evaluatieformulier masterproef
Naam student:
Betekenis afkortingen OV: Onvoldoende V: Voldoende G: Goed ZG: Zeer Goed U:Uitmuntend NVT: Niet van toepassing
Gelieve per competentie een kruisje te plaatsen in de juiste kolom Competenties van de student:
OV
V
G
ZG
Toont inzicht in de bedoeling en de aard van het onderwerp, en in de verwachtingen Kan het onderwerp situeren in een groter geheel Toont aandacht voor bedrijfseconomische aspecten Toont bekwaamheid in het verzamelen, selecteren en verwerken van informatie Toont theoretisch inzicht in verband met het onderwerp Geeft blijk van een kritische ingesteldheid Gebruikt een goede werkplanning en een systematische aanpak Is technisch vaardig en levert kwaliteitsvol praktisch werk Toont aandacht voor milieu- en veiligheidsaspecten Werkt zelfstandig Kan in team werken Toont initiatief Toont inzet Geeft blijk van een creatieve ingesteldheid Kan soepel omgaan en communiceren met collega's, begeleiders en leidinggevenden Levert kwaliteitsvolle tussentijdse rapporten af Levert een kwaliteitsvol eindrapport af
Levert een voor het bedrijf bruikbaar eindresultaat af
Uw totaalcijfer : / 20 Gelieve hierbij rekening te houden met de bijgevoegde verdelingscurve! Opmerkingen bij bovenstaande beoordelingen:
Naam promotor + handtekening:
U
NVT
MP_E_1112_BaJo_LiJe
Toelichting beoordeling MP Diepenbeek,
Beste promotor
De beoordeling van de masterproef is elk jaar opnieuw een aandachtspunt. Wij wensen immers een eerlijke en gelijke beoordeling voor alle studenten. Omdat het steeds andere personen zijn die de masterproef mede beoordelen, is de toepassing van gelijke waarden en normen zeer moeilijk. De voorgaande jaren hebben we getracht om via een tabel, die de verschillende in de masterproef beoogde competenties oplijst, enige gelijkvormigheid in de beoordeling te brengen. We stellen echter vast dat deze beoordelingwijze nog steeds erg subjectief getint is. Wat de een goed vindt, is voor de ander uitstekend. Ook de omrekening van deze competentiebeoordeling naar een cijfer op 20, is een veeleer subjectieve interpretatie. Daarom stelde de Flexibele Werkgroep Masterproef het volgende voor. Indien we vertrekken van het standpunt dat een eerlijke beoordeling de studenten ten opzichte van elkaar ‘rangschikt’, dan moet de beoordeling een indicatie geven op de vraag: Waar bevindt de student zich als we alle studenten rangschikken? In een tweede stap vertalen we dan deze positie naar een score op 20 voor het te beoordelen onderdeel van de masterproef. De volgende stellingen helpen bij de bepaling van de ‘positie’.
o De student hoort met het geleverde werk (= “gerealiseerde” competenties, methodiek, resultaten en rapport samen) thuis binnen de top 3 % van de studenten. Dit wil zeggen dat u, als promotor, slechts één maal in de dertig jaar een dergelijk niveau vaststelt indien u gemiddeld één eindwerk per jaar begeleidt. Zo’n masterproef verdient een score van 18 op 20, of -in uitzonderlijk geval - zelfs meer. o De student heeft over de volledige lijn een goede prestatie neergezet en hoort thuis binnen de top 20 %, maar net niet bij de top 3 %. Eén keer om de vijf jaar komt u deze kwaliteit bij een eindwerk tegen, bij gemiddeld één eindwerk per jaar. Zo’n masterproef verdient 16 à 17 op 20. o De student hoort bij de degelijke middenmoot. Ongeveer de helft van de masterproefstudenten voldoen hieraan, of 50 à 55% van de eindwerken bevinden zich binnen deze groep. De bijbehorende score varieert van 13 tot 15 op 20. Indien de masterproef zich duidelijk onderscheidt van andere, en bijgevolg beter is dan de middenmoot, is een 15 verantwoord. Indien de onderscheiding niet van toepassing is, is 13 het juiste cijfer. o De student heeft binnen het geleverde werk toch een paar belangrijke steken laten vallen en er zijn duidelijk nog een reeks verbeterpunten. Dit resulteert in een score van 11 à 12 op 20. 20 % van de studenten halen gemiddeld deze score.
MP_E_1112_BaJo_LiJe
o Het eindwerk voldoet net aan de minimumvereisten. De score is 10 op 20. Scores lager dan 10 houden in principe in dat de student wordt afgeraden om de masterproef voor te dragen. Samen met de scores van 10 maakt deze groep 5 à 10 % van de studenten uit.
Onderstaande figuur geeft een grafische voorstelling van bovenstaande %-verdeling
% aantal studenten 30 25 20 15 10 5 0 <10 10
11
12
13
14
15
Score op 20
16
17 18 of meer
Grafische voorstelling van de vooropgestelde %-verdeling van de scores op de masterproef
Het blijft uiterst belangrijk om bij deze positie-inname en bijbehorende scoretoekenning te overleggen met de interne promotor, wat overigens niet wil zeggen dat beide promotoren een gelijke beoordeling moeten geven. Hopelijk biedt bovenstaand hulpmiddel voldoende ondersteuning bij de beoordeling van de masterstudent.
Nogmaals bedankt voor jullie bereidwilligheid en inzet bij de begeleiding van de student(en).
Met vriendelijke groeten,
De opleidingscoördinatoren