Studiegids 2013-2014 – Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen www.rug.nl/frw/studiegids 0-versie d.d. 11-09-2013
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Studiegids Onderwijsvisie Onderwijsprogramma Roosters en jaarplanning Inschrijven voor vakken en tentamens Keuzevakken en minoren Afstuderen Studiebegeleiding Honours College Studeren in het buitenland Evaluaties en inspraak Scripties online Student-assistent worden Wie, wat, waar Studentenstatuut Onderwijs- en Examenregelingen 1. Sociale geografie en planologie 2. Technische planologie 3. Culturele geografie 4. Economische geografie 5. Environmental and Infrastructure Planning 6. Population Studies 7. Real Estate Studies 8. Researchmaster in Regional Studies 9. Sociale planologie 10. Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Aardrijkskunde 11. Educatieve masteropleiding Aardrijkskunde 12. Regels en richtlijnen
1
p. 1 p. 2 p. 2 p. 3 p. 4 p. 5 p. 5 p. 6 p. 7 p. 7 p. 8 p. 9 p. 9 p. 10 p. 11 p. 14 p. 14 p. 32 p. 53 p. 63 p. 74 p. 85 p. 95 p.106 p.117 p.128 p.143 p.159
1 Studiegids In het menu links vind je uitleg over veel praktische onderwijszaken. Mocht het onderwerp waar je naar zoekt er niet bij staan, dan kun je gebruik maken van de FRW Student Support Desk Online. Je kunt uiteraard ook langskomen bij de FRW Student Support Desk in kamer 0024 op de begane grond van Mercator, Landleven 1 in Groningen (Zernike complex). Openingstijden FRW Student Support Desk: Maandag t/m donderdag: 12.00 - 14.00 uur Vrijdag: gesloten
2 Onderwijsvisie De onderwijsvisie van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen is vanzelfsprekend geënt op die van de RUG. De aandacht is vooral gericht op de volgende vier thema’s: 1.
De relatie tussen onderwijs en onderzoek. Onderzoek en onderwijs zijn in de faculteit nauw met elkaar verweven. Het onderzoek is ondergebracht in het Urban and Regional Studies Institute (URSI) en richt zich op het facultaire onderzoeksprogramma tWIST (‘towards Wellbeing, Innovation and Spatial Transformation’). In tWIST werken onderzoekers van de verschillende disciplines van geografie, planologie en demografie samen.
2.
Een leercultuur met een basis in betrokkenheid bij de opleiding en het vakgebied; met ambities gericht op niveau en studiesucces.
3.
Internationalisering, met name gericht op de international classroom.
4.
Talent(h)erkenning en waardering voor excellentie en ambitie.
3 Onderwijsprogramma De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen biedt de volgende twee bacheloropleidingen aan: Sociale geografie en planologie en Technische planologie. Daarnaast worden de volgende masteropleidingen aangeboden: Culturele geografie (Cultural Geography), Economische geografie, Environmental and Infrastructure Planning, Lerarenopleiding Aardrijskunde (1- en 2-jarig), Population Studies, Real Estate Studies (Vastgoedkunde), Researchmaster in Regional Studies en Sociale planologie. Elk studiejaar wordt het onderwijsprogramma van deze opleidingen vastgesteld. Het actuele onderwijsprogramma met de bijbehorende vakbeschrijvingen en gebruikte literatuur is te vinden in Ocasys ( www.rug.nl/ocasys ). Let goed op het genoemde studiejaar boven in het scherm. Een algemene beschrijving van de verschillende bachelor- en masteropleidingen is te vinden op de algemene RUG website onder het kopje Onderwijs. Een student volgt altijd het examenprogramma van het studiejaar waarin de student gestart is met de opleiding. Bekijk de examenprogramma’s van de afgelopen jaren van de bacheloropleidingen / masteropleidingen. Voor oudere programma’s en met vragen over de examenprogramma’s kunnen studenten terecht bij de studieadviseur. Overgangsregeling en aanpassing onderwijsprogramma Wanneer er grote veranderingen in het programma hebben plaatsgevonden, wordt er een overgangsregeling vastgesteld. De afgelopen vijf jaar hebben er geen grote veranderingen plaats gevonden. Kleine aanpassingen in het programma worden weergegeven in het overzicht gewijzigde vakken/vakcodes. Vrijstellingen en aanpassingen Wanneer een student meent recht te hebben op een vrijstelling of een aanpassing in het programma, dan dient de student daarvoor een verzoek in te dienen bij de examencommissie. Een verzoek aan de examencommissie dient in ieder geval naam en studentnummer van de student en de achterliggende bewijsstukken te bevatten. Verzoeken kunnen per e-mail gericht worden aan de secretaris van de
2
examencommissie, dhr. prof. dr. D. Strijker (
[email protected] ) of op papier worden ingeleverd in het postvak van prof.dr. Strijker op de 2e verdieping van het Mercator.
4 Roosters en jaarplanning 2013-2014 >>>> Roosters 2013-2014 <<<< Jaarindeling Het studiejaar bestaat uit twee semesters en elk semester is verdeeld in twee periodes. Voor studiejaar 2013-2014 gelden de volgende data: Semester 1A: Collegeperiode: start maandag 2 september 2013, eindigt vrijdag 25 oktober 2013. Tentamenperiode: start maandag 28 oktober 2013, eindigt vrijdag 8 november 2013. Semester 1B: Collegeperiode: start maandag 11 november 2013, eindigt vrijdag 17 januari 2014. Tentamenperiode: start maandag 20 januari 2014, eindigt vrijdag 31 januari 2014. Semester 2A: Collegeperiode: start maandag 3 februari 2014, eindigt vrijdag 28 maart 2014. Tentamenperiode: start maandag 31 maart 2014, eindigt vrijdag 11 april 2014. Semester 2B: Collegeperiode: start maandag 14 april 2014, eindigt vrijdag 6 juni 2014. Tentamenperiode: start dinsdag 10 juni 2014, eindigt vrijdag 11 juli 2014. De periode 23 december 2013 tot en met 3 januari 2014 en de periode 14 juli 2014 tot en met 29 augustus 2014 zijn collegevrije periodes. Daarnaast zijn de universitaire voorzieningen en de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen in het studiejaar 2013-2014 op de volgende dagen gesloten:
• • • • • • •
Tussen Kerst en Nieuwjaar: 25 december 2013 t/m 1 januari 2014 Goede Vrijdag: 18 april 2014 Tweede Paasdag: 21 april 2014 Bevrijdingsdag: 5 mei 2014 Hemelvaartsdag: 29 mei 2014 Tweede Pinksterdag: 9 juni 2014 Gronings Ontzet: 28 augustus 2014 Zie ook de schematische weergave Roosters Het college- en tentamenrooster wordt uitgegeven door Bureau Onderwijs. De roosters zijn onder voorbehoud, wijzigingen zijn altijd mogelijk. Wijzigingen in het college- en tentamenrooster worden bekendgemaakt in het rooster, onder het betreffende vak op Nestor en/of per e-mail. Niet-FRW vakken zijn niet in dit digitale rooster opgenomen. Raadpleeg hiervoor de informatie bij de betreffende faculteit (www.rug.nl/ocasys/). Collegezalen zijn te vinden in de volgende gebouwen op het Zernike (zie plattegrond): Gebouw C: Gebouwnummer 5256: Blauwborgje 10; Gebouw F: Mercator (Gebouwnummers 5416, 5417): Landleven 1; Gebouw H: Duisenberg Gebouw (Gebouwnummers 5411, 5412, 5414, 5415 en 5433): Nettelbosje 2; Gebouw J: Kapteynborg (Gebouwnummer 5419): Landleven 12.
3
5 Inschrijven voor vakken en tentamens Het intekenen voor alle vakken en alle tentamens via ProgressWWW is verplicht. De intekening staat open 4 weken voor de betreffende college- of tentamenperiode tot 5 werkdagen voor deze periode (zie voor een schematische weergave). Er vindt geen na-intekening plaats. Voor een beperkt aantal mastervakken binnen de masteropleidingen Sociale planologie, EIP en Economische geografie krijgen deze masterstudenten voorrang op de intekening. Deze intekening staat dan alleen voor deze masterstudenten 1 week eerder open. Voor elk tentamen geldt dat er elk studiejaar twee tentamengelegenheden zijn. De tweede tentamengelegenheid (herkansing) vindt meestal plaats halverwege de opvolgende periode, met uitzondering van periode 2B; in 2B vindt de tweede tentamengelegenheid plaats aan het einde van de tentamenperiode. De aanmeldingstermijnen voor de studieonderdelen zijn als volgt: - semester 1a: 5 augustus 2013 t/m 6 september 2013; - semester 1b: 14 oktober 2013 t/m 3 november 2013; - semester 2a: 6 januari 2014 t/m 26 januari 2014; - semester 2b: 17 maart 2013 t/m 6 april 2014. De aanmeldingstermijnen voor de tentamens in reguliere tentamenperiodes zijn als volgt: - tentamenperiode semester 1a: 30 september 2013 t/m 20 oktober 2013; - tentamenperiode semester 1b: 16 december 2013 t/m 12 januari 2014; - tentamenperiode semester 2a: 3 maart 2014 t/m 23 maart 2014; - tentamenperiode semester 2b: 12 mei 2014 t/m 1 juni 2014. Voor hertentamens en tussentoetsen (die gedurende een semester plaatsvinden) geldt dat de inschrijving geopend is vanaf 2 weken voor het tentamen of tussentoets tot 5 werkdagen voor het betreffende tentamen of tussentoets. NB: Let op wanneer je een vak volgt bij een andere faculteit. Andere faculteiten kunnen andere aanmeldingstermijnen en procedures hanteren!
Ingangseisen Voor sommige studieonderdelen gelden ingangseisen. Je kunt alleen voor deze vakken intekenen als je voldoet aan de geldende ingangseisen:
• • • •
Ruimtelijke informatiekunde 2: Geografische informatiesystemen ná behalen van Ruimtelijke informatiekunde 1: data en cartografie Methoden van wetenschappelijk onderzoek ná behalen van Inleiding wetenschappelijk onderzoek Statistiek 2 ná behalen Statistiek 1 Bachelorproject ná behalen Propedeuse én Ruimtelijke informatiekunde 2: geografische informatiesystemen én Methoden van wetenschappelijk onderzoek én Statistiek 2
•
Veldwerk buitenland ná behalen Propedeuse
Toelating tot de master (harde knip) Op basis van zowel een afgeronde bacheloropleiding Sociale geografie en planologie als Technische planologie ben je toelaatbaar tot de masteropleidingen van FRW. De enige uitzondering is de Lerarenopleiding Aardrijkskunde; daarvoor ben je alleen met een bachelor SG&P toelaatbaar. Met een bachelor TP zul je eerst een kort schakelprogramma moeten volgen, die je ook kunt inpassen in je vrije ruimte in het derde jaar. Let op dat je alleen toelaatbaar bent tot de masteropleiding met een volledig afgeronde bacheloropleiding (of schakelprogramma). De masteropleidingen van FRW hebben twee instroommomenten: 1 september en 1 februari en inschrijven in de masteropleiding kan ook alleen per 1 september en per 1 februari. Alleen in bijzondere gevallen kun je ook op een ander moment inschrijven in de masteropleiding; neem daarvoor contact op met de studieadviseur.
4
6 Keuzevakken en minoren In het derde jaar van je bacheloropleiding heb je de mogelijkheid om keuzevakken of een minor te volgen. Je kunt hierdoor kennis maken met een andere denkwijze door vakken uit een andere discipline te volgen of je kunt je verder verdiepen en je goed voorbereiden op je masteropleiding. Ook in de masteropleiding is er de mogelijkheid om keuzevakken te volgen. Je kunt uiteraard ook keuzevakken in het buitenland volgen (Zie daarvoor Studeren in het buitenland). Keuzevakken Een overzicht van de aangeboden keuzevakken binnen en buiten FRW kun je vinden in Ocasys. De binnen FRW aangeboden keuzevakken vind je onder het overzicht van het bachelor- en masterprogramma in Ocasys. Voor keuzevakken in de bachelor geldt dat je vakken op universitair niveau (dus geen HBO-vakken) moet volgen. Je kunt ook een deel van een minor volgen als keuzevakken. Het ligt voor de hand om keuzevakken te kiezen die aansluiten bij je interesse en/of je masteropleiding. Voor keuzevakken in de master geldt dat je vakken op masterniveau moet volgen. FRW mastervakken mogen altijd als keuzevak gevolgd worden. Voor vakken buiten FRW geldt dat toestemming nodig is van de mastercoördinator. NB: Let op afwijkende data en afwijkende procedures rondom inschrijving voor vakken en tentamens als je vakken bij een andere faculteit of universiteit volgt! Minoren Een overzicht van de binnen de bacheloropleiding te volgen minoren binnen de RUG kun je vinden op www.rug.nl/minor . Voor studenten Sociale geografie en planologie is er de mogelijkheid om een Educatieve minor te volgen, die na het behalen van de bachelorbul een beperkte tweedegraads lesbevoegdheid oplevert (zie hier voor meer informatie). Landelijk wordt de Geoinformatieminor aangeboden . Je mag uiteraard ook een minor aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit volgen. Een volledige afgeronde minor kan op het diplomasupplement bij je bul vermeld worden, mits je dit zelf aanvraagt bij je bulaanvraag. NB: Let op afwijkende data en afwijkende procedures rondom inschrijving voor vakken en tentamens als je minoren bij een andere faculteit of universiteit volgt! NB: Neem het vak Inleiding recht voor niet-juristen (semester 1A) op als keuzevak in je vrije ruimte als je interesse hebt in de master vastgoedkunde, omdat je dit vak nodig hebt als basiskennis voor het verplichte mastervak Bouwrecht. NB: Om ook in het tweede semester keuzevakken te kunnen volgen, kun je ervoor kiezen om het Bachelorproject in het eerste semester te volgen. Je hebt dan als je nominaal studeert in 1A ruimte voor 2 keuzevakken (10 EC), in 1B 1 keuzevak (5 EC), in 2A 1 keuzevak (5 EC) en in 2B 2 keuzevakken (10 EC).
7 Afstuderen Propedeuse Als alle resultaten bij het Bureau Onderwijs binnen zijn, wordt de propedeusebul klaargemaakt. Eén keer in het jaar, in oktober, vindt een propedeusebuluitreiking plaats. Je ontvangt hier ongeveer 3 weken voor deze datum een uitnodiging voor. Als je geen bericht ontvangt maar wel aan alle eisen voor het behalen van de propedeuse hebt voldaan, kun je je melden bij Didy Nauta (kamer 0028,
[email protected] ) Bachelor en Master Stap 1: aanvragen goedkeuring programma via ProgressWWW Je mag pas aan je Bachelorproject of aan je Masterthesis beginnen als je bachelor- of masterprogramma is goedgekeurd. Het is dus belangrijk dat je die goedkeuring tijdig aanvraagt. Je bent verplicht uiterlijk 4 weken vóór je met je Bachelorproject of Masterthesis denkt te beginnen een aanvraag voor goedkeuring van je vakkenpakket in te dienen bij de Examencommissie. Je kunt dit doen via ProgressWWW. Instructies daarvoor vind je hier: bachelorstudenten /masterstudenten. Stap 2: uploaden bachelorproject of masterthesis in Nestor Je hebt voldaan aan de eisen voor het verkrijgen van een bachelor- of masterbul als
•
je bachelor- of masterprogramma is goedgekeurd door de Examencommissie;
5
• • • •
je alle onderdelen van je programma met een voldoende hebt afgerond; alle studieresultaten in ProgressWWW staan geregistreerd; je Bachelorproject of Masterthesis is geüpload in Nestor (ga naar Nestor: onder “My Organizations”: FRW Evaluation and Archiving) je staat ingeschreven voor de juiste bachelor- of masteropleiding (controleer dit in Studielink) Stap 3: aanvragen bachelor- of masterbull Als aan alle bovenstaande eisen is voldaan kan de bachelor- of masterbul aangevraagd worden door middel van het formulier 'aanvraagformulier bachelor- of masterbul'. Dit formulier krijg je bij de e-mail die je ontvangt na het afronden van je goedgekeurde programma of kun je hier downloaden (bachelor / master). De bachelor- of masterbul wordt gedateerd op de laatste werkdag van de maand waarin het laatste studieresultaat is behaald. S tap 4: uitreiking bachelor- of masterbul Bachelorbuluitreikingen vinden twee keer per jaar groepsgewijs plaats in de Senaatskamer van het Academiegebouw. Masterbuluitreikingen vinden drie keer per jaar individueel in een faculteitskamer in het Academiegebouw plaats. Zie dedata en uiterste inleverdata van het aanvraagformulier. Op de uitreikingsdatum hoef je niet meer ingeschreven te staan voor de opleiding. NB: Na afronding van je studie word je niet automatisch uitgeschreven als student. Dit dien je zelf te regelen via Studielink. Ook het eventuele aanvragen van restitutie collegegeld bij de universiteit en het stopzetten van je studiefinanciering/lening bij DUO dien je zelf te regelen. (Summa) cum laude Raadpleeg de Onderwijs- en examenregeling van het jaar waarin je gestart bent met de opleiding voor de voor jou geldende regels voor het (summa) cum laude kunnen behalen van je diploma.
8 Studiebegeleiding Voor vragen over studieplanning, studiekeuze en bij bijzondere omstandigheden kunnen studenten gedurende de gehele studie terecht bij de studieadviseur, drs. N.I.C. (Niels) Rambags. De studieadviseur is te vinden in kamer 0018 van het Mercator en te bereiken via
[email protected] en 050-3633906. Voor korte vragen en antwoorden is er het inloopspreekuur maandag en donderdag van 13.00 tot 14.00 uur. Voor wat uitgebreidere vragen graag eerst (per e-mail) een afspraak maken. Bindend Studie Advies (BSA) Studenten in de propedeuse hebben te maken met het Bindend Studie Advies. Dit houdt in dat studenten in het eerste studiejaar minimaal 45 EC (van de 60 EC) moeten behalen en binnen twee jaar de propedeuse behaald moeten hebben om een negatief bindend studieadvies te voorkomen. Een negatief bindend studieadvies houdt in dat een student zich twee jaar lang niet meer kan inschrijven voor dezelfde opleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen. Alle informatie rondom BSA vind je hier. Eerstejaars studenten worden in het begin van het jaar ingedeeld in mentorgroepen onder begeleiding van een ouderejaars student, de mentor. De mentor zal de eerstejaars student wegwijs maken in de faculteit en tips geven over effectief studeren. Elke eerstejaars student heeft ook een tutor, een docent, waarmee een intakegesprek in het eerste semester en een volggesprek in het tweede semester gehouden wordt. Minder goed presterende studenten zullen na elke periode door de studieadviseur worden opgeroepen voor een gesprek over de studievoortgang.
Bijzondere omstandigheden Loop je door ziekte, overmacht of andere bijzondere omstandigheden studievertraging op of loop je tegen praktische problemen aan, meld dat dan onmiddellijk bij je studieadviseur. Samen met de studieadviseur kijk je dan naar mogelijkheden voor voorzieningen en eventuele financiële compensatie van het Profileringsfonds van de universiteit voor opgelopen studievertraging (mits binnen een maand gemeld). Zie ook www.rug.nl/hoehetanderskan . Het profileringsfonds biedt ook bestuursbeurzen en topsportbeurzen.
6
Voorzieningen De universiteit biedt allerlei voorzieningen voor tijdens je studie op het gebied van effectief studeren, persoonlijke ontwikkeling en loopbaanoriëntatie. Maak gebruik van het aanbod van cursussen, workshops, studentendecanen en studentenpsychologen van het Studenten Service Centrum en kijk voor een actueel aanbod aan activiteiten op het gebied van studieloopbaanoriëntatie op www.rug.nl/next .
9 Honours College Wat is het? Het honours college geeft studenten die ambitieus zijn en graag uitgedaagd willen worden de kans om zijn of haar studieprogramma te verdiepen en verbreden. Elke faculteit biedt hiervoor een verdiepend programma (25 ects) aan voor studenten van de eigen faculteit. Daarnaast is er een verbredend programma (20 ects) waarbij je modules bij andere faculteiten volgt en er is aandacht voor je persoonlijke ontwikkeling en je academische vaardigheden. Het onderwijs is kleinschalig en interactief, waardoor een actieve deelname wordt gestimuleerd. Meer informatie over het Honours programma kan je vinden op de speciale website: http://www.rug.nl/honours Waar gaat het over? De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen verzorgd in het verdiepende deel in het eerste jaar een cursus ‘Baanbrekende Ideeën’, waarin je sleutelpublicaties uit de verschillende disciplines binnen de faculteit bespreekt. In het tweede jaar wordt er een module uit het reguliere programma verdiept. Dit jaar zal de module Vastgoedkunde worden verdiept. Een derde module is ‘Planningsproject Analyse’, waarin een tot de verbeelding sprekend ruimtelijk planningsproject in het buitenland geobserveerd en geanalyseerd wordt. Vorig jaar hebben de studenten visies over ruimtelijke planning in New Orleans bestudeerd. In het laatste jaar worden er twee modules verzorgd: ‘Analyse van onderzoeksprocessen’ en ‘Perspectieven voor het vakgebied’. Naast het verdiepende programma wordt de verbredende module ‘Dealing with Environmental Heritage’ aangeboden voor studenten van andere faculteiten. Studenten van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen kunnen bij de andere faculteiten verbredende modules kiezen. Hoe kan ik deelnemen? Om in aanmerking te komen voor het honours college staat voorop dat je gedreven bent om je talent te goed te benutten binnen je studie. De studenten met de beste resultaten krijgen een uitnodiging om te solliciteren, maar ook als je geen persoonlijke uitnodiging hebt ontvangen is het mogelijk om te solliciteren. Na semester 1b worden de uitnodigingsbrieven verstuurd. Alle informatie over de selectieprocedure is te vinden op de website van het honours college:http://www.rug.nl/honours/Selectieprocedure/ Meer weten? Wil je meer informatie over het honours programma? Neem contact op met Gerd Weitkamp, de coördinator van het honours programma van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Mail:
[email protected] tel: 050 363 9740
10 Studeren in het buitenland Elk studiejaar verblijven tientallen studenten van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen als "uitwisselingsstudent" bij een buitenlandse universiteit. Studenten van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen die overwegen een deel van hun studietijd in het buitenland te verblijven, wordt aangeraden eerst de brochure “Studeren in het buitenland: een eerste wegwijzer voor studenten Ruimtelijke Wetenschappen” te lezen. Deze brochure is af te halen bij het Bureau Onderwijs en Examens. De brochure wordt elk najaar
7
geactualiseerd. Naast een orientatie op mogelijke buitenlandse bestemmingen (en het aldaar te volgen onderwijs), is ook een goede orientatie op het eigen studieprogramma en de voortgang in dat studieprogramma van belang.
Studeren in het buitenland in 2013/2014 (of een later studiejaar) Op woensdag 28 november 2012 (13-15 uur, zaal 5412.0020) vond een informatie- en voorlichtingsbijeenkomstplaats voor studenten Ruimtelijke Wetenschappen, over studeren in het buitenland in 2013/2014 (of een later studiejaar). Inschrijfformulieren voor een buitenlands studieverblijf in 2013/2014 zijn verkrijgbaar zijn bij het Student Support Desk (begane grond, kamer 0024). Deadline inschrijving voor facultaire uitwisselingsprogramma's: 1 februari 2013. UPDATE: inschrijfformulieren kunnen tot en met dinsdag 5 februari 2013 worden ingeleverd. Via het open inloopspreekuur van Paul van Steen, de facultaire coordinator internationale uitwisselingsprogramma's, is er de mogelijkheid om een persoonlijk adviesgesprek te hebben.
Informatiebronnen •
brochure "Student exchange options for students of Spatial Sciences" bevat o.a. adressen van websites van partners (verkrijgbaar bij Student Support Desk, begane grond FRW, kamer 0024).
• •
informatiemappen, per bestemmingsmogelijkheid, waarin geprinte informatiebronnen worden bewaard (Student Support Desk). studentverslagen van FRW studenten die al eerder bij de buitenlandse partners hebben gestudeerd (te vinden in de informatiemappen op Student Support Desk)
•
Universitaire Studenten Desk, Academiegebouw, met veel documentatiemateriaal
11 Evaluaties en inspraak De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is voortdurend bezig met het verder verbeteren van het onderwijs. De inbreng van studenten wordt hierbij als zeer waardevol ervaren. Zij hebben inspraak in het onderwijs via evaluaties, opleidingscommissies en Pro Geo. Evaluaties Studenten krijgen na afloop van elke cursus (cursusevaluatie) en na afloop van een opleiding (curriculumevaluatie) de gelegenheid om anoniem te laten weten wat zij vinden van de cursus en de opleiding. De uitkomsten van de evaluaties worden via Nestor bekendgemaakt en worden besproken door de betreffende docent(en), de opleidingsdirecteur en de opleidingscommissies. Er wordt ook daadwerkelijk wat met de uitkomsten van de evaluaties gedaan. Het is dan ook erg nuttig om de evaluaties in te vullen en gebruik te maken van de mogelijkheid tot het maken van open opmerkingen. Indien studenten vragen of opmerkingen hebt over de evaluaties, dan kunnen zij contact opnemen met de Beleidsmedewerker Onderwijs:
[email protected] . Opleidingscommissies Elke opleiding heeft een opleidingscommissie die bestaat uit docenten en studenten. Alle evaluaties en andere onderwijszaken worden in de opleidingscommissies besproken. De opleidingscommissie kan naar aanleiding van uitkomsten met betrekking tot een cursus of een opleiding het Faculteitsbestuur advies geven. Studenten die iets kwijt willen over een cursus of een opleiding kunnen hierover contact opnemen met de studentleden van de betreffende opleidingscommissie. Een belangrijke taak van de opleidingscommissies is de bewaking van de kwaliteit van de opleiding en het signaleren van problemen en het suggereren van mogelijke verbeteringen. Pro Geo Pro Geo is een studentenorganisatie die zich inzet voor de belangen van de studenten op de FRW. Pro Geo zorgt ook voor de werving
8
van nieuwe studentleden voor de verschillende opleidingscommissies. Voor vragen over of kritiek op onderwijs of voorzieningen kunnen studenten contact opnemen met Pro Geo. Dit kan (eventueel anoniem) door middel van het digitale klachtenformulier. Klachten Als studenten het niet eens zijn met beslissingen, is er een aantal mogelijkheden. Het wordt gestimuleerd om te proberen het meningsverschil met de ander (bijvoorbeeld de docent) informeel op te lossen, eventueel met advies van de studieadviseur. Als een student er met de docent niet uitkomt kan deze, indien de klacht betrekking heeft op een beoordeling, contact opnemen met de secretaris van de Examencommissie (
[email protected] ). Indien de klacht ergens anders betrekking op heeft, kan contact worden opgenomen met de coördinator van de opleiding of de opleidingsdirecteur of met Pro Geo. Mocht ook dit niet afdoende zijn, dan kan een student een formele klacht indienen via het Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten.
12 Scripties online Ga je bijna beginnen met je afstudeerscriptie en wil je zien hoe zoiets er eigenlijk uit ziet? Ben je op zoek naar informatie over een bepaald onderwerp? De scripties van de FRW-studenten zijn online beschikbaar via onderstaande link
•
Scripties Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
13 Student-assistent worden Jaarlijks is voor een beperkt aantal studenten van de faculteit een student-assistentschap beschikbaar, meestal betreft dat een aanstelling van een dag per week, voor een periode van enkele weken of maanden of zelfs een heel jaar. De meeste student-assistenten worden ingezet in ondersteunende onderwijstaken, maar soms betreft het ook assistentie ten behoeve van onderzoek of andere speciale projecten. Individuele stafleden hebben soms een persoonlijke student-assistent in verband met hun senioriteit. Er is geen vast format voor de werving en selectie. In veel gevallen selecteert een medewerker, gelet op de vereiste kwalificaties, een kandidaat uit een groep studenten die een bepaald programma of programma onderdeel volgt of gevolgd heeft. Soms wordt er aan zo’n groep als geheel een gerichte oproep tot sollicitatie gedaan. In enkele gevallen wordt een vacature algemeen bekend gemaakt, via publicatieborden of een enkele maal via een oproep in de Universiteitskrant, of via Nestor. Studenten die belangstelling hebben voor een student-assistentschap doen er het beste aan hiernaar zelf gericht te informeren, via de docenten waarvan bekend is dat die regelmatig student-assistentie inzetten bij hun onderwijs of onderzoek. Ook kan men desgewenst informatie inwinnen bij de voorzitters van de basiseenheden, die in het algemeen het beste overzicht hebben van alle in hun eenheid te verrichten taken. Belangrijk om te weten is dat elk jaar een aantal student-assistentenplaatsen ter beschikking worden gesteld aan studenten die het Research Master programma Regional Studies volgen.Dit betreft vooral student assistentie ten behoeve van de methodologische vakken in de Bachelorprogramma’s Sociale Geografie en Planologie en Technische Planologie. Ook voor andere cursussen wordt studentassistentie bij voorkeur uit de Research Master studenten gerekruteerd. Tenslotte gelden er een aantal belangrijke basis-eisen waaraan iedere student moet voldoen die een student-assistentschap wil vervullen. Men moet (1) als student ingeschreven staan aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, (2) de propedeuse behaald hebben, en (3) de inwoner zijn van de EU.
9
14 Wie, wat, waar FRW Student support desk Mercator, 5417-0024 Maandag t/m donderdag 12.00-14.00 uur
voor algemene vragen over intekenen voor vakken en tentamens, resultaten, afstuderen, tentameninzage
Studieadviseur drs. N.I.C. (Niels) Rambags Mercator, 5417-0018 Inloopspreekuur maandag en donderdag 13.0014.00 uur
voor vragen over studiebegeleiding, Bindend Studie Advies (BSA), keuzevakken, masterkeuze, persoonlijke omstandigheden, toelating tot de bacheloropleiding, algemene vragen over toelating tot masteropleiding
Mastercoördinator Culturele geografie: dr. T. (Tialda) Haartsen Economische geografie: dr. W.J. (Wim) Meester Environmental and Infrastructure Planning: prof.dr. J. (Johan) Woltjer Lerarenopleiding Aardrijkskunde: drs. H.C. (Chris) Diederiks Population Studies: dr. F. (Fanny) Janssen Real Estate Studies (Vastgoedkunde): prof.dr.ir. A.J. (Arno) van der Vlist Researchmaster in Regional Studies: prof.dr. P.(Philip) McCann, gesteund door dr. L.B. (Louise) Meijering, dr. B. (Bettina) van Hoven en dr. C. (Christian) Zuidema Sociale planologie: dr.ir. T. (Terry) van Dijk
voor specifieke vragen over inhoud masteropleiding, toewijzing masterthesis begeleider, toestemming volgen keuzevakken buiten FRW, specifieke vragen over toelating tot de masteropleiding
Examencommissie Secretaris: prof.dr. D. Strijker:
[email protected]
voor verzoeken tot vrijstelling, klachten over beoordelingen, aanpassingen onderwijsprogramma, sanctiebepaling bij meldingen van fraude, verzoeken voor extra tentamengelegenheid (mits er sprake is van persoonlijke omstandigheden die tijdig bij de studieadviseur gemeld zijn)
Faculteitsvereniging Ibn Battuta Duisenberggebouw, 5414-0025 www.ibnbattuta.nl
voor boeken en studiegerelateerde activiteiten
Stichting Pro Geo Duisenberggebouw, 5414-0023 www.progeo.nl
voor opmerkingen en klachten over onderwijs gerelateerde zaken
10
Faculteitsblad Girugten www.girugten.nl
voor artikelen en interviews voor extra achtergrond in je studie
Congres stichting Geo Promotion www.geopromotion.nl
jaarlijkse organisatie van een congres met een ruimtelijk thema
RUG University Student Desk www.rug.nl/hoezithet; 050-3638004
voor vragen over in- en uitschrijving, collegegeld, collegekaart
Studenten Service Centrum Uurwerkersgang 10 www.rug.nl/ssc
voor studentendecanen, studentenpsychologen, cursussen en workshops voor effectief studeren en ondersteuning bij studie
Vertrouwenspersoon drs. J.M. (Marijke) Dam www.rug.nl/vertrouwenspersoon
Voor onafhankelijk advies, ondersteuning en bemiddeling bij ongewenst gedrag en voor het melden van misstanden met betrekking tot de universiteit
CIT Servicedesk Zernike (Centrum voor informatie Technologie) Mercator, 5415-0052 www.rug.nl/servicedesk
ICT-vragen, inlogproblemen
15 Studentenstatuut Het Studentenstatuut is een overzicht van de rechten en plichten van zowel studenten als de universiteit. Het is gebaseerd op landelijke wet- en regelgeving (vooral de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, de WHW) en aangevuld met regelingen die specifiek van de RUG afkomstig zijn. Deze laatste regelingen zijn opgenomen in de bijlagen bij het instellingsdeel van het Studentenstatuut. Het Studentenstatuut bestaat uit twee delen. In het instellingsspecifiekdeel worden de algemene rechten en plichten genoemd voor de gehele universitaire organisatie, zoals inschrijving en rechtsbescherming. Het instellingsdeel is te vinden op de website van de RUG (www.rug.nl/studenten/ > rechtspositie > studentenstatuut). In het instellingsdeel van het Studentenstatuut worden de artikelen van wetten en regelingen niet letterlijk geciteerd, maar zo leesbaar mogelijk weergegeven. Bij de verschillende onderwerpen zijn links opgenomen naar de betreffende artikelen van de wet of regeling. Het opleidingsspecifiekdeel beschrijft de rechten en plichten die specifiek gelden voor een opleiding, zoals examens en studiepunten. Deze verschillen per opleiding en faculteit. Je kunt het opleidingsdeel raadplegen bij de facultaire onderwijs- en examenadministratie en in de facultaire studiegidsen. Geldigheid Het Studentenstatuut geldt voor het studiejaar 2013-2014. Het instellingsdeel van het Studentenstatuut wordt jaarlijks, met instemming van de Universiteitsraad, door het College van Bestuur vastgesteld. Als het Statuut in strijd of tegenspraak is met wettelijke regels, dan gaan de wettelijke regels voor. Bekendmaking
11
Alle studenten ontvangen aan het begin van het studiejaar een mail van het College van Bestuur met de vermelding waar zij het Studentenstatuut op de website van de RUG kunnen vinden en waar zij binnen de universiteit het statuut kunnen inzien. Het belang van het Studentenstatuut Alle studenten worden geacht op de hoogte te zijn van de inhoud van het Studentenstatuut. Als je je niet houdt aan de plichten die uit het statuut voortvloeien, heeft dat mogelijk consequenties voor je rechten, bijvoorbeeld op financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Een wet of regeling heeft per definitie een algemeen karakter. Dat geldt ook voor het Studentenstatuut. Dit betekent dat het effect in een concrete situatie en in een individueel geval niet altijd eenduidig en voorspelbaar is. Ten slotte is ‘recht’ nooit statisch, maar voortdurend in ontwikkeling. Studenten die dit studiejaar begonnen zijn, krijgen te maken met andere regelingen dan ouderejaars. Zorg er dus altijd voor dat je je goed laat informeren door jouw faculteit en/of het Studenten Service Centrum (SSC) en lees het Studentenstatuut goed door. Onderwerpen in het Studentenstatuut Het centrale deel van het Studentenstatuut bevat nadere informatie over de rechten en plichten van de student met betrekking tot de volgende onderwerpen:
• • • • • • • •
toegang en toelating tot universitaire opleidingen inschrijving en beëindiging inschrijving, betaling collegegeld het onderwijs, inclusief het bindend studieadvies de tentamens en examens financiële ondersteuning in geval van overmacht of bijzondere omstandigheden medezeggenschap gedragsregels rechtsbescherming Adressen Centrale instanties Rijksuniversiteit Groningen ALGEMENE ADRESSEN College van Bestuur (CvB) P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
T:
(050) 363 5285
Universiteitsraad (U-raad) P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
T:
(050) 363 8535
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/uraad
Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ) P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
T:
(050) 363 5440
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/bureau/expertisecentra/abjz
Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (CIT) B:
Zernikeborg, Nettelbosje 1
P:
Postbus 11044, 9700 CA Groningen
T:
(050) 363 9200
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/cit
Helpdesk CIT T:
(050) 363 3232
E:
[email protected]
Arbo- en Milieudienst (AMD)
12
B+P: Visserstraat 49, 9712 CT Groningen T:
(050) 363 5551
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/amd
Bureau Vertrouwenspersoon Marijke Dam, Vertrouwenspersoon B+P: Visserstraat 47, 9712 CT Groningen T:
(050) 363 5435
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/vertrouwenspersoon
Klachtencommissie (Seksuele) Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie P:
Antwoordnummer 172, 9700 AB Groningen
ADRESSEN VOOR STUDENTEN University Student Desk (USD) B:
Broerstraat 5
P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
T:
(050) 363 8004
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/hoezithet
International Service Desk (ISD) B:
Broerstraat 5
P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
T:
(050) 363 8181
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/isd
Studenten Service Centrum (SSC) B:
Uurwerkersgang 10
P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
T:
(050) 363 8066
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/ssc
NEXT Careers Advice B: P:
Uurwerkersgang 10 Postbus 72, 9700 AB Groningen
E:
[email protected]
I:
www.rug.nl/next
Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten (CLRS) P:
postbus 72, 9700 AB Groningen
I/E: www.rug.nl/studenten of www.rug.nl/hoezithet Universitaire Fondsen Commissie (UFC) P:
Postbus 72, 9700 AB Groningen
E:
[email protected]
De RUG kent een prijsbeleid studiekosten. Deze regeling beoogt beheersing van de studiekosten, zodat de component ‘studiekosten’ in het budget van de studiefinanciering niet te boven wordt gegaan. Men is dus niet meer geld aan studiemateriaal kwijt dan de Minister ter beschikking stelt. Voor 2013-2014 is het normbedrag € 700,-. Per opleidingsfase geldt een plafondbedrag van het normbedrag x de cursusduur.
13
Soms is het onvermijdelijk dat de kosten hoger zijn dan het plafondbedrag. In dat geval kan de helft van het bedrag dat men meer kwijt is bij het faculteitsbestuur worden teruggevraagd d.m.v. het overleggen van aankoopbewijzen, of is een andere regeling getroffen. Studenten kunnen informatie over het prijsbeleid studiekosten krijgen via www.rug.nl/hoezithet. Zij kunnen zich tevens wenden tot de University Student Desk of de studieadviseur.
16 Onderwijs- en Examenregelingen (OER) 16.1 Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling 1.
2. 3.
4.
5.
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (hierna te noemen: de opleiding) en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van een van de opleidingen of de door de faculteit aangeboden minoren volgen. Voor de onderdelen die studenten van de eigen opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen geldt de OER van de desbetreffende opleiding, faculteit of instelling en is de desbetreffende Examencommissie bevoegd. Op studenten die een schakelprogramma volgen, zijn uitsluitend de volgende bepalingen in deze OER van toepassing: art. 1.1 lid 1, lid 4 en lid 5, art. 1.2 tot en met 1.6, art. 2.2a lid 3, art. 2.3, art. 8.1, art. 8.3 tot en met 8.9, art. 10 en art. 11.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; e. EC: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC staat gelijk aan 28 uur studeren;
14
f.
propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; g. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; h. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met daarbij behorende EC, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd. i. voorlopig studieadvies: een schriftelijk resultatenoverzicht met daaraan verbonden een voorlopig studieadvies, dat per e-mail wordt verstuurd halverwege het studiejaar. j. definitief studieadvies: voor de student bindend studieadvies (BSA), dat gegeven wordt aan het einde van het studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorlopig positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b van de wet; k. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en postpropedeutische fase; l. major gebonden minor: het geheel van onderwijseenheden samenhangend met en deel uitmakend van de major; m. vrije minor: het geheel van algemene, faculteitsbrede of disciplinaire (keuze-) onderwijseenheden in de postpropedeutische fase; n. toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; o. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; p. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; q. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; r. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding De eindkwalificaties zijn in overeenstemming met het referentiekader zoals dat opgesteld is door de opleidingen Sociale Geografie en Planologie in Nederland. Daarbij zijn de eindkwalificaties gegroepeerd met behulp van de zogeheten Dublindescriptoren. Kennis en inzicht De student heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; de student functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist zijn.
15
• • • •
• • •
De student kent op basisniveau de historische en actuele inzichten in de sociale geografie, planologie en demografie en kan hier een overzicht van geven. De student kent de voornaamste actuele maatschappelijke thema’s, onderzoeksthema’s en beleidsrichtingen op het gebied van de sociale geografie, planologie en demografie. De student kent de voornaamste theoretische, methodologische en ethische grondslagen van de sociale geografie, planologie en demografie. De student heeft op basisniveau kennis van de centrale methoden en onderzoektechnieken (zowel kwantitatieve als kwalitatieve benaderingen inclusief GIS) die bij probleemanalyse voorhanden zijn. De student heeft inzicht in de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen en van hun interacties met omgevingsstructuren en -processen. De student heeft inzicht in de fysieke kenmerken van het (cultuur)landschap en de ondergrond in hun samenhang met sociaal-geografische en planologische processen. De student heeft kennis van voor sociaal geografen, planologen en demografen relevante carrièreperspectieven, zowel op de arbeidsmarkt als bij vervolgstudies.
Toepassen kennis en inzicht De student is in staat kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. • •
•
De student heeft het vermogen om onder begeleiding geografisch, planologisch, demografisch onderzoek op te zetten en uit te voeren. De student kan een zelfstandige bijdrage leveren aan de formulering, analyse en oplossing van problemen die zich voordoen op het werkterrein van de sociale geografie, planologie en demografie. Daarbij heeft de student oog voor de tijdruimtecontext waarin en de ruimtelijke schaal waarop het probleem zich voordoet en kunnen ze geïnformeerde keuzes maken en uitvoeren met betrekking tot de te volgen methode, de theoretische positionering en het betrekken van eerder gedaan empirisch onderzoek. De student kan belangrijke onderzoeksthema’s, bijvoorbeeld zoals die in het facultaire onderzoeksprogramma tWIST zijn beschreven, in hun samenhang plaatsen in maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen.
Oordeelsvorming De student is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. •
• • •
De student kan effectief data verzamelen gebruikmakend van primaire bronnen (veldwerk, observatie, interviews, enquêtes) en secundaire bronnen (beschikbare kwantitatieve en kwalitatieve data). De student kan onderzoeksresultaten op een wetenschappelijk verantwoorde manier interpreteren en hebben oog voor eventuele alternatieve interpretaties. De student heeft het vermogen tot het evalueren van de (ruimtelijke) consequenties van interventies. De student is zich bewust van het interdisciplinaire karakter van ruimtelijk onderzoek en zij zijn in staat om inzichten vanuit de verschillende thema’s (oa. sociale, culturele,
16
• •
economische, planologische, demografische en fysisch geografische) te integreren en in samenhang te analyseren. De student kan het vakgebied van de sociale geografie, planologie en demografie positioneren ten opzichte van andere vakgebieden. De student kan kritisch reflecteren op het eigen wetenschappelijk handelen, onder andere op de gevolgde methodologische benadering, maar ook de ethische implicaties van een onderzoek.
Communicatie De student is in staat informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. • • • •
De student kan opgedane kennis en inzichten in woord en geschrift overdragen op specialisten en niet-specialisten. De student kan gegevens op een heldere manier presenteren en visualiseren, onder andere met gebruik van GIS. De student kan op een constructieve manier samenwerken in teamverband. De student is in staat input van anderen en de uitkomsten van debat met anderen op te nemen en te integreren in het eigen werk.
Leervaardigheden De student bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. • • •
De student bezit leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. De student bezit vaardigheden (zoals computergebruik, verslaglegging, presenteren) die nodig zijn om adequaat in maatschappelijke functies te kunnen optreden. De student bezit de vaardigheid om, binnen verschillende tijdruimtecontexten, zelfstandig relevante informatie te verzamelen bij het oplossen van een onderzoeksprobleem.
Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5- Taal van de opleiding 1.
De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.
2.
In afwijking van het eerste lid worden de volgende onderdelen van de opleiding in het Engels verzorgd conform de Gedragscode Voertalen van de RUG: • Population Dynamics • Ruimtelijke Planning 2: The Urban Challenge • Migration • People and Place • Philosophy of Social Science, Human Geography and Planning
17
Artikel 1.6 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
PARAGRAAF 2 - OPBOUW VAN DE OPLEIDING Artikel 2.1 - Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelor examen.
2.
a. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een post-propedeutische fase. b. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een vrije minor of keuzevakken.
Artikel 2.2a - Studielast 1.
De opleiding heeft een studielast van 180 EC.
2.
De propedeutische fase heeft een studielast van 60 EC.
3.
De studielast wordt uitgedrukt in hele EC.
Artikel 2.2b - Contacturen 1.
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar.
2.
De aard van de contacturen voldoet aan de voorwaarden als gesteld door het College van Bestuur en opgenomen in de bijlage van deze OER.
18
Artikel 2.3 – Schakelprogramma 1.
Aanspraak op toelating tot een masteropleiding heeft de bezitter van een toelatingsbewijs, dat na afronding van het door de Toelatingscommissie van de betreffende masteropleiding opgestelde schakelprogramma kan worden verkregen.
2.
Het schakelprogramma bestaat uit onderdelen van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie.
3.
Het schakelprogramma heeft een studielast van ten hoogste 60 EC.
Artikel 2.4 – Honoursprogramma bacheloropleiding 1.
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
2.
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 EC, verdeeld over de 3 bachelorjaren. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding.
4.
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de bacheloropleiding waar de student een graad voor behaalt.
PARAGRAAF 3 - DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 - Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Cursus Denken over Geografie en Planologie Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s Culturele Geografie Population Dynamics Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek Ruimtelijke Planning 2: The Urban Challenge Fysische Geografie van de Wereld Statistiek 1 Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie Regio in Kwestie: China Geografie & Planologie van Nederland
19
Semester 1a 1a 1a 1b 1b 1b 2a 2a 2a 2b 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Economie
PARAGRAAF 4 -
2b
5
STUDIEVOORTGANG, INCLUSIEF STUDIEADVIES
Artikel 4.1 - Studievoortgangsoverzicht In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Artikel 4.2 - Voorlopig studieadvies 1
Na het eerste semester ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies.
2
Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren.
3
Wanneer de studievoortgang zodanig is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4.3. lid 2 zal gaan voldoen, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding.
Artikel 4.3 - Definitief studieadvies 1
Het definitieve studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar houdt het volgende in: a) positief, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; b) voorlopig positief, indien de student tenminste 45 EC aan studiepunten heeft behaald; c) negatief, indien de student minder dan 45 EC aan studiepunten van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student.
2.
Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan het eind van het eerste studiejaar te voldoen aan de norm van 45 EC, kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopig studieadvies, conform artikel 4.2, een bindend studieadvies uitgebracht. Dit wordt uitgebracht volgens de procedure als beschreven in artikel 4.5.
3.
a. Studenten met een voorlopig positief studieadvies ontvangen ook in hun tweede jaar van inschrijving voor de opleiding een schriftelijk studieadvies, en wel na de hertentamens van het tweede semester, doch vóór 31 juli. In dit advies wordt het voorlopig positief studieadvies omgezet in:
20
1) 2)
een positief studieadvies, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; een negatief studieadvies (BSA), indien de student niet heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse.
b. Bij de bepaling van het aantal behaalde studiepunten tellen resultaten van onderdelen van tentamens (toetsen, deeltentamens en opdrachten) niet mee. 4.
a. Indien de student de norm als bedoeld in artikel 4.3, lid 2 niet heeft behaald doch deze norm in hetzelfde studiejaar wel heeft behaald bij een opleiding van de RUG waarvoor deze OER niet geldt, wordt voor de opleiding van deze OER geen bindend studieadvies afgegeven. b. Indien een student voor een WO-opleiding waarvoor deze OER niet geldt, van de RUG of een andere universiteit in Nederland, het propedeutisch examen reeds heeft behaald dan wel de propedeutische fase heeft afgerond, wordt voor de opleiding van de onderhavige OER geen bindend studieadvies afgegeven.
5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4.6 genoemde persoonlijke omstandigheden of een erkende bestuursfunctie in tweede jaar van inschrijving, wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden, het zogenaamde bindend studieadvies, indien de student: a. minder dan 45 EC heeft behaald in het eerste jaar van zijn inschrijving; dan wel b. aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving zijn propedeutisch examen niet heeft behaald.
6.
De afwijzing voor de opleiding door middel van een bindend studieadvies geldt gedurende een termijn van 2 volgende studiejaren en heeft betrekking op de CROHO-opleiding van inschrijving, alsmede op de door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHOopleidingen als genoemd in de bijlage bij deze regeling, alsmede de daarin te onderscheiden tracks.
7.
Bij het vaststellen van het aantal behaalde EC tellen alleen de EC van de vakken als bedoeld in paragraaf 3.
Artikel 4.4 - Afwijkingen definitief studieadvies 1. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar de procedure als genoemd onder artikel 4.2 opnieuw van toepassing zijn. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft. 2. De student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, krijgt een bindend 21
studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 EC van deze opleiding heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 4.3 van overeenkomstige toepassing. Artikel 4.5 - Procedure uitreiken definitief studieadvies / bindend studieadvies 1.
Het definitief studieadvies / bindend studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het Faculteitsbestuur.
2.
Alvorens een bindend studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het Faculteitsbestuur.
Artikel 4.6 - Persoonlijke omstandigheden 1.
a. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het Faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. b. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door het Faculteitsbestuur betrokken in zijn afweging. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student en de tussen de student en studieadviseur gemaakte afspraken, c.q. planning.
2.
Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van een bindend studieadvies wordt afgezien, wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in art 4.3 uitgebracht.
3.
Omstandigheden als bedoeld in het eerste lid leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
Artikel 4.7 – Beroepsbepaling In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
PARAGRAAF 5
TOELATING TOT HET TWEEDE STUDIEJAAR VAN DE OPLEIDING, DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE
Artikel 5.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1.
Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift.
22
2.
In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die tenminste 45 EC in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorlopig positief studieadvies als bedoeld in art. 4.
Artikel 5.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase 1. In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Examencommissie afwijken van het in artikel 5.1 bepaalde. 2. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke persoonlijke omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 5.3 - Studieplanning 1.
Elke student die een voorlopig positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in artikel 4.3, lid 1, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die tenminste behelst: a. de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad; b. de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
PARAGRAAF 6
DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 6.1 - Samenstelling postpropedeutische fase 1.
De postpropedeutische fase omvat de verplichte volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
Jaar 2: Cursus Economische Geografie 2: Globalisering van de Regio Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen Migration Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamiek Gebonden keuze: Economische Geografie 3: Ruimtelijke Innovatie of Vastgoedkunde People and Place Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek Ruimtelijke Planning 4: Culturen van Planning Toerisme Statistiek 2 23
Semester 1a 1a 1a 1b 1b
EC 5 5 5 5 5
1b 2a 2a 2a 2b
5 5 5 5 5
Bodem en Landschap van Nederland Plattelandsgeografie
2b 2b
5 5
Semester 1 2a 2a 2a 2b 2b
EC 30 5 5 5 5 10
Jaar 3: Cursus Minor of keuzevakken Philosophy of Social Science, Human Geography and Planning Geografie & Planologie van Europa Bachelorproject SG&P (totaal 15 EC) Veldwerk Buitenland Bachelorproject SG&P
PARAGRAAF 7
MINOREN
Artikel 7 - Minoren 1.
De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen biedt een drietal minoren aan. De toelatingseisen tot de minor staan vermeld in paragraaf 5. Het betreft de volgende minoren: a. Minor Cultuur en Ruimte
Cursus Atelier Culturele Geografie Culturele Geografie Ruimtelijk Ontwerpen 1: Regionale Strategieën* People and Place Ruimtelijke Planning 2: The Urban Challenge Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamiek* Fysische Geografie van de Wereld* Toerisme* Plattelandsgeografie*
Semester 1 1a 1a 1b 1b 1b 2a 2a 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Semester 1a 1a 1a 1b 1b 1b
EC 5 5 5 5 5 5
Semester 1a 1a
EC 5 5
* twee van deze vijf keuzevakken b. Minor Population Studies Cursus Migration Population, Health and Place Social and Institutional Change (GMW) Healthy Ageing: a Socio-Demographic Perspective Population & Development Population Dynamics
c. Minor Ruimtelijke Economische Ontwikkeling Cursus Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s Economische Geografie 2: Globalisering van de Regio 24
Mobiliteit en Verkeer* Inleiding Recht voor Niet-Juristen (Faculteit Rechtsgeleerdheid)* Migration* Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamiek Economische Geografie 3: Ruimtelijke Innovatie Vastgoedkunde
1a 1a 1a 1b 1b 1b
5 5 5 5 5 5
* een van deze drie keuzevakken 2.
De bevoegdheid van de Opleidingscommissie van de opleiding Sociale Geografie en Planologie strekt zich tevens uit tot deze minoren en/of de onderdelen hiervan, behalve tot de onderdelen die door een andere faculteit worden verzorgd.
3.
De bevoegdheid van de Examencommissie van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen strekt zich tevens uit tot deze minoren en/of de onderdelen hiervan.
4.
De onderhavige OER is onverkort van toepassing op de minoren en/of de onderdelen hiervan.
PARAGRAAF 8
TENTAMENS EN EXAMENS VAN DE OPLEIDING
Artikel 8.1 - Algemeen 1. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. 2. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers of hoger, respectievelijk 5 of lager. Voor de Bachelorthesis geldt een uitzondering, de beoordeling hiervan geschiedt in halve cijfers.
uitgedrukt: 6
3. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen. Artikel 8.2 - Verplichte volgorde Aan de tentamens van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: • Statistiek 2 na Statistiek 1 • Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek na Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek • Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen na Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie • Bachelorproject SG&P na Statistiek 2, Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek en Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen.
25
De Examencommissie kan afwijken van de regels genoemd in onderhavig artikel 8.2 als door de toepassing ervan de voortgang van de studie in voorkomende gevallen in ernstige mate wordt geschaad. Artikel 8.3 - Tijdvakken en frequentie tentamens Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikel 3.1. en artikel 6.1. genoemde onderdelen worden twee gelegenheden per studiejaar aangeboden. Artikel 8.4 - Vorm van de tentamens 1.
Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan vermeld op Ocasys.
2.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
Artikel 8.5 - Mondelinge tentamens 1. Mondelinge tentamens zijn alleen geldig als hiervoor toestemming is gegeven door de Examencommissie. 2. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 3. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. 4. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit. Artikel 8.6 - Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens of een verzoek voor een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
2.
Voor het afleggen van tentamen door studenten met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding als bedoeld in lid 1 zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 8.7 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
26
1.
De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag. De uitslag dient tenminste zes werkdagen voor de datum van de herkansing bekend te zijn.
2.
De beoordeling van een studieonderdeel wordt via ProgressWWW bekend gemaakt. Beoordelingen van deeltoetsen worden door de examinator via de Nestoromgeving bekend gemaakt.
3.
Er wordt een eindcijfer toegekend wanneer aan een van de deeltoetsen van een studieonderdeel is deelgenomen.
4.
Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen.
Artikel 8.8 - Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
Artikel 8.9 - Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De docent kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 8.10 - Vrijstelling 1. De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;
27
b.
hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
De Examencommissie heeft deze bevoegdheid gedelegeerd aan de opleidingscoördinator. Artikel 8.11 - Examen 1.
De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit.
2.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
3.
De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd.
4.
Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
5.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
Artikel 8.12 - Graad 1.
Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Science” verleend.
2.
De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Artikel 8.13 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor het Bachelorproject moet voldoen aan de volgende minima: ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; i. ii. ‘Summa cum laude’: het cijfer voor het Bachelorproject is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief het Bachelorproject, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is: i. groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; 28
ii.
groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3.
Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt.
4.
Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn.
5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel.
7.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 8.14 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindkwalificaties van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
PARAGRAAF 9VOOROPLEIDING Artikel 9.1 - Toelating tot de opleiding. Toelating tot de opleiding geeft een VWO-diploma, een HBO-diploma of een HBO-propedeuse. Voor bovengenoemde diploma’s die geen profielvermelding dragen, geldt dat Wiskunde A, B of C op VWO-niveau afgesloten dient te zijn. Artikel 9.2 - Gelijkwaardige vooropleiding De Toelatingscommissie onderzoekt, naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van de bezitter van een buitenlands diploma van secundair c.q. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, in hoeverre sprake is van een equivalente vooropleiding.
29
Artikel 9.3 - Taaleis bij buitenlandse diploma’s Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor de niet-Nederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 9.4 - Colloquium doctum 1.
De uitvoering van het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 7.29 WHW (colloquium doctum) is opgedragen aan de Toelatingscommissie.
2.
Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma dat buiten Nederland is afgegeven, bezit. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen.
3.
Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: > Wiskunde: VWO-niveau > Nederlands: VWO-niveau > Engels: VWO-niveau > Aardrijkskunde: VWO-niveau > Algemene ontwikkeling: VWO-niveau
4.
Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende twee studiejaren na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
PARAGRAAF 10
STUDIEBEGELEIDING
Artikel 10.1 - Studievoortgangsadministratie De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 10.2 - Studiebegeleiding Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
30
PARAGRAAF 11
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 11.1 - Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, gehoord de Opleidingscommissie en na overleg met de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 11.2 - Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 11.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur op 7 juli 2013. Met instemming van de Faculteitsraad, op 26 augustus 2013.
Bijlage Model OER ABJZ 2013 Ingevolge de prestatieafspraken bestaat het academisch jaar aan de RUG vanaf collegejaar 2013-2014 uit 40 onderwijsweken. Faculteiten dienen zich hieraan te conformeren. Uit deze afspraak volgt dat in de propedeuse 12 contacturen per week geprogrammeerd moeten zijn (480 in totaal). Daartoe is onderstaand schema gemaakt, dat uitgaat van 40 weken onderwijsactiviteit per jaar. Hieronder vallen ook tentamen/examenperiodes. De afspraken zijn verder uitgewerkt als volgt: 1. 2.
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de
31
3.
4.
5. 6.
onderwijsinstelling (inclusief studentassistenten en tutoren). Onder contacttijd vallen onder meer hoor‐ en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, practica, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd Overige gestructureerde uren zijn alle overige uren die door de instelling zijn geprogrammeerd, waarbij er of a) sprake is van contact tussen studenten onderling, of b) sprake is van fysieke aanwezigheid van een docent, of c) sprake is van virtueel contact met een docent Zelfstudie of het alleen bekijken van (virtueel) beeldmateriaal, behoren dus niet tot de overige gestructureerde uren of de contacturen. Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt.
Bachelor jaar 1 Contacttijd Hoorcolleges
Aantal contacturen per jaar 398
Werkcolleges
90
Studiebegeleiding
8
Stagebegeleiding
0
Tentamens/examens
36
Studieloopbaanbegeleiding (ingeprogrammeerd voor alle studenten) Overige gestructureerde uren
0
Totaal
532
0
16.2 Bacheloropleiding Technische Planologie PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling 1.
2.
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleiding Technische Planologie (hierna te noemen: de opleiding) en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. 32
3.
4.
5.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van een van de opleidingen of de door de faculteit aangeboden minoren volgen. Voor de onderdelen die studenten van de eigen opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen geldt de OER van de desbetreffende opleiding, faculteit of instelling en is de desbetreffende Examencommissie bevoegd. Op studenten die een schakelprogramma volgen, zijn uitsluitend de volgende bepalingen in deze OER van toepassing: art. 1.1 lid 1, lid 4 en lid 5, art. 1.2 tot en met 1.6, art. 2.2a lid 3, art. 2.3, art. 8.1, art. 8.3 tot en met 8.9, art. 10 en art. 11.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: s. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); t. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; u. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; v. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; w. EC: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC staat gelijk aan 28 uur studeren; x. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; y. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; z. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met daarbij behorende EC, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd. aa. voorlopig studieadvies: een schriftelijk resultatenoverzicht met daaraan verbonden een voorlopig studieadvies, dat per e-mail wordt verstuurd halverwege het studiejaar. bb. definitief studieadvies: voor de student bindend studieadvies (BSA), dat gegeven wordt aan het einde van het studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorlopig positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b van de wet; cc. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en postpropedeutische fase; dd. major gebonden minor: het geheel van onderwijseenheden samenhangend met en deel uitmakend van de major; ee. vrije minor: het geheel van algemene, faculteitsbrede of disciplinaire (keuze-) onderwijseenheden in de postpropedeutische fase; ff. toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; gg. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; hh. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; ii. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; jj. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; 33
-
het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; het deelnemen aan veldwerk of een excursie; het doorlopen van een stage; het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: › dat studenten zich alle verwoorde eindtermen hebben eigen kunnen maken; › dat studenten op de hoogte zijn van de voornaamste nationale en internationale ontwikkelingen in het wetenschapsgebied van de technische planologie (interne oriëntatie); › dat studenten begrip hebben van het belang van kennis in aan de ruimtelijke wetenschappen grenzende wetenschapsgebieden (externe oriëntatie); › dat studenten kunnen samenwerken in teamverband; › dat studenten kennis hebben gemaakt met de praktijk van het werk op het vakgebied van de technische planologie (gastdocenten, excursies, enz.) en daarop kunnen reflecteren; › dat studenten leervaardigheden bezitten die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. Na de studie kan de student…. Wetenschappelijke houding: › de werkelijkheid, waarin planologisch handelen plaatsvindt, beschrijven en uitleggen als een te objectiveren werkelijkheid en als een werkelijkheid gebaseerd op afspraken › planologische vraagstukken omschrijven en analyseren vanuit een oriëntatie op het object van planning (realisme) › planologische vraagstukken omschrijven en analyseren vanuit een oriëntatie op de intersubjectieve context waarin betekenissen worden toegekend aan deze vraagstukken en besluitvorming over deze vraagstukken tot stand komt (relativisme) › aan de hand van het filosofische onderscheid tussen realisme en relativisme, verschillende planologische benaderingen ten opzichte van elkaar positioneren (relationisme) › beargumenteren welke planologische benadering meer of minder geschikt is om toe te passen onder uiteenlopende omstandigheden › het verschil tussen een lineair en non-lineair werkelijkheidsbeeld uitleggen en uitleggen waarom beide belangrijk zijn voor planologisch handelen › de voornaamste theoretische ontwikkelingen binnen de planologie en aanverwante 34
wetenschappen beschrijven en, op basis van conceptuele en empirische ondersteuning, de voor deze ontwikkelingen aangevoerde argumenten uitleggen Kennis, begrip en inzicht: › ruimtelijke vraagstukken en hun maatschappelijke betekenis analyseren door te kijken naar hun generieke en specifieke eigenschappen, hun diversiteit, hun complexiteit en de verschillende ruimtelijke schaalniveaus waarop deze vraagstukken spelen (materieel object van studie) › de wederkerige relatie tussen planologische vraagstukken en de maatschappelijke context beschrijven en uitleggen, met aandacht voor de relatie tussen deze vraagstukken en het maatschappelijk welbevinden (maatschappelijk object van studie) › bij ruimtelijke planprocessen betrokken instituties beschrijven, uitleggen hoe zij komen tot besluitvorming over planologische vraagstukken en tot de organisatie van de aanpak van deze vraagstukken, en uitleggen hoe deze besluitvorming en aanpak zich verhouden tot bestuurlijkeen sociale trends en processen (institutioneel object van studie) › de democratische, politieke en beleidsmatige processen die van belang zijn bij het komen tot besluitvorming gericht op planologische vraagstukken beschrijven en uitleggen hoe deze processen zich verhouden tot het maatschappelijk debat en daarin opererende actoren (beleidsobject van studie) › de voornaamste fysieke grootheden en natuurlijke wetten die van belang zijn voor het planologisch ingrijpen in de fysieke ruimte beschrijven en de daarmee samenhangende basale formules en modellen toepassen, met vooral aandacht voor de ondergrond, bouwen, water, infrastructuur en milieu (fysiek object van studie) › oplossingen voor planologische vraagstukken weergeven in zowel een ruimtelijk ontwerp als in een institutioneel of besluitvormend ontwerp (technisch of ontwerpend object van studie) › gangbare planologische methoden en technieken uitleggen en toepassen › gangbare theorieën over planologische processen uitleggen en herkennen in planningspraktijken (theoretisch object van studie) › historische en actuele ontwikkelingen van planologische vraagstukken en daarmee gepaard gaande institutionele kaders en ruimtelijk beleid verklaren Toepassen kennis en inzicht: › planologische situaties beschrijven en van elkaar onderscheiden op basis van hun omgevingskenmerken, aanwezige ruimtelijke verbanden en hun maatschappelijke betekenis (situationeel) › planologische vraagstukken afleiden uit praktijksituaties, mede door verbindingen te leggen tussen hun fysieke, maatschappelijke en institutionele oorzaken en gevolgen (vraagstukgericht)
35
› oplossingen voor planologische vraagstukken ontwerpen met aandacht voor zowel fysieke, maatschappelijke als institutionele ingrepen, en deze oplossingen onderbouwen op basis van een eigen argumentatie (oplossingsgericht) › een realistisch besluitvormingsproces en uitvoeringstraject ontwerpen en met argumenten onderbouwen, en uitleggen hoe dit ontwerp zich verhoudt tot bestaande politiek-bestuurlijke processen en kaders (actiegericht) › mogelijke of waarschijnlijke consequenties van een besluitvormings- en uitvoeringstraject uitleggen (gevolgtrekken) Leervaardigheid: › eigen werk en argumentaties kritisch evalueren › gericht relevante informatie afleiden uit een grote hoeveelheid aan bronnen met een grote diversiteit aan bedoelingen › actuele maatschappelijke ontwikkelingen herkennen en positioneren ten opzichte van bestaande planologische kennis en theorieën en de planologische praktijk › innovaties in het planologisch debat herkennen, positioneren binnen dit debat en toepassen op praktijksituaties › over disciplinegrenzen heen kijken en innovaties binnen andere disciplines die relevant zijn voor de planologie positioneren in het planologische debat › associaties maken tussen verschillende planologische situaties, vraagstukken en oplossingsstrategieën en op basis daarvan komen tot nieuwe oplossingsstrategieën (associatief denken) › planologische situaties en vraagstukken uitleggen en analyseren op basis van een eigen perspectief en op basis daarvan komen tot resultaatgerichte oplossingsstrategieën (creatief denken) › planologische situaties, de daaruit afgeleide vraagstukken, de daarop gerichte besluitvorming, de daarvoor voorgestelde acties en de mogelijk daaruit voortvloeiende consequenties in begrijpelijke taal uitleggen aan anderen, en kan als mediator tussen verschillende partijen optreden (communicatiegericht) › conceptueel denken en praktische situaties uitleggen aan de hand van abstracties (conceptuele oriëntatie) › pragmatisch denken en op een praktische wijze planologische theorieën toepassen in het ontwikkelen van oplossingsstrategieën (empirische oriëntatie) › onder begeleiding onderzoek doen naar planologische vraagstukken, de daarvoor ontworpen oplossingen, oplossingsstrategieën en plannen van aanpak, de daarbij betrokken processen van besluitvorming, de daaruit voortvloeiende acties en handelingen, en de mogelijke consequenties van deze acties en handelingen (onderzoeksoriëntatie). › methoden van sociaal en ruimtelijk onderzoek toepassen (methodologische oriëntatie). › met analyse, ontwerp en communicatie bijdragen aan het bereiken van maatschappelijke doelen 36
als leefbaarheid, duurzame ontwikkeling, ‘capacity building’ en ‘resilience’ (maatschappelijke relevantie) Oordeelsvorming: › kritisch reflecteren op planologische vraagstukken, mede door deze te abstraheren als uitdrukking van een pluriforme en multipliciete werkelijkheid (deductief en inductief) › verschillende perspectieven op de werkelijkheid herkennen en uitleggen en kan op basis daarvan de verschillende perspectieven die actoren construeren herkennen, uitleggen, ten opzichte van elkaar positioneren en kritisch bespreken (inlevingsvermogen) › op constructieve wijze kritisch feedback geven op analyses, syntheses, ontwerpen en oplossingen van ruimtelijke vraagstukken (respons) › evaluatietechnieken voor vraagstukken en de daarop gerichte aanpakken toepassen, en op basis daarvan mogelijke (ex ante) dan wel de uiteindelijke (ex post) consequenties van alternatieve keuzes beoordelen, in zowel kwantitatieve als kwalitatieve termen (evaluatie) › reflecteren op rationele, ethische, esthetische, normatieve en emotionele aspecten van ruimtelijke vraagstukken, oplossingen, acties en handelingen en de daaruit mogelijk voortvloeiende consequenties › een oordeel vormen over de relevantie en toepasbaarheid van wetenschappelijke kennis bij het begrijpen en aanpakken van planologische vraagstukken, en dit oordeel met argumenten verdedigen Communicatie: › in interdisciplinair teamverband samenwerken bij het analyseren van planologische vraagstukken en het ontwikkelen van strategieën voor de aanpak hiervan (samenwerking) › een duidelijke eigen visie ontwikkelen en deze op overtuigende wijze verwoorden (visie) › conceptueel denken en voorstellen doen voor strategisch handelen (abstractie) › luisterend, assertief, tactvol, gefundeerd, gemotiveerd en met respect interacteren met uiteenlopende actoren (bijvoorbeeld stakeholders, bestuurders, burgers, opdrachtgevers en informanten) en daarbij hen informeren, adviseren, confronteren, met elkaar verbinden en uitnodigen tot gesprek en debat, en tenslotte gesprekken en taken tussen hen verdelen (interactie) › argumentatief communiceren en op basis daarvan deelnemen aan wetenschappelijke en inhoudelijke discussies en debatten (argumentatie) › door middel van o.a. beeld, geschreven teksten en mondelinge presentaties voorstellen, analyses, ontwerpen, strategieën e.d. op een overtuigende en onderbouwde wijze uitdragen (presentatie). 37
Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5- Taal van de opleiding 1.
De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.
2.
In afwijking van het eerste lid worden de volgende onderdelen van de opleiding in het Engels verzorgd conform de Gedragscode Voertalen van de RUG: • Population Dynamics • Ruimtelijke Planning 2: The Urban Challenge • Philosophy of Social Science, Human Geography and Planning • Ruimtelijk Ontwerpen 5: Stedenbouw
Artikel 1.6 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
PARAGRAAF 2 - OPBOUW VAN DE OPLEIDING Artikel 2.1 - Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelor examen.
2.
a. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een post-propedeutische fase. b. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een vrije minor of keuzevakken. 38
Artikel 2.2a - Studielast 4.
De opleiding heeft een studielast van 180 EC.
5.
De propedeutische fase heeft een studielast van 60 EC.
6.
De studielast wordt uitgedrukt in hele EC.
Artikel 2.2b - Contacturen 1.
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar.
2.
De aard van de contacturen voldoet aan de voorwaarden als gesteld door het College van Bestuur en opgenomen in de bijlage van deze OER.
Artikel 2.3 – Schakelprogramma 1.
Aanspraak op toelating tot een masteropleiding heeft de bezitter van een toelatingsbewijs, dat na afronding van het door de Toelatingscommissie van de betreffende masteropleiding opgestelde schakelprogramma kan worden verkregen.
2.
Het schakelprogramma bestaat uit onderdelen van de bacheloropleiding Technische Planologie.
3.
Het schakelprogramma heeft een studielast van ten hoogste 60 EC.
Artikel 2.4 – Honoursprogramma bacheloropleiding 1.
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
2.
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 EC, verdeeld over de 3 bachelorjaren. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding.
4.
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de bacheloropleiding waar de student een graad voor behaalt.
39
PARAGRAAF 3 - DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 - Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Cursus Ruimtelijke Planning 1: Structuren en Functies Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s Ruimtelijk Ontwerpen 1: Regionale Strategieën Population Dynamics Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek Ruimtelijke Planning 2: The Urban Challenge Fysische Geografie van de Wereld Statistiek 1 Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie Ruimtelijk Ontwerpen 2: Bouwen Ruimtelijk Ontwerpen 3: Ontwerpatelier Ruimtelijk Ontwerpen 4: Innovatief Denken
PARAGRAAF 4 -
Semester 1a 1a 1a 1b 1b 1b 2a 2a 2a 2b 2b 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
STUDIEVOORTGANG, INCLUSIEF STUDIEADVIES
Artikel 4.1 - Studievoortgangsoverzicht In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Artikel 4.2 - Voorlopig studieadvies 1
Na het eerste semester ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies.
2
Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren.
3
Wanneer de studievoortgang zodanig is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4.3. lid 2 zal gaan voldoen, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding.
40
Artikel 4.3 - Definitief studieadvies 1
Het definitieve studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar houdt het volgende in: a) positief, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; b) voorlopig positief, indien de student tenminste 45 EC aan studiepunten heeft behaald; c) negatief, indien de student minder dan 45 EC aan studiepunten van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student.
2.
Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan het eind van het eerste studiejaar te voldoen aan de norm van 45 EC, kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopig studieadvies, conform artikel 4.2, een bindend studieadvies uitgebracht. Dit wordt uitgebracht volgens de procedure als beschreven in artikel 4.5.
3.
a. Studenten met een voorlopig positief studieadvies ontvangen ook in hun tweede jaar van inschrijving voor de opleiding een schriftelijk studieadvies, en wel na de hertentamens van het tweede semester, doch vóór 31 juli. In dit advies wordt het voorlopig positief studieadvies omgezet in: 1) een positief studieadvies, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; 2) een negatief studieadvies (BSA), indien de student niet heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse. b. Bij de bepaling van het aantal behaalde studiepunten tellen resultaten van onderdelen van tentamens (toetsen, deeltentamens en opdrachten) niet mee.
4.
a. Indien de student de norm als bedoeld in artikel 4.3, lid 2 niet heeft behaald doch deze norm in hetzelfde studiejaar wel heeft behaald bij een opleiding van de RUG waarvoor deze OER niet geldt, wordt voor de opleiding van deze OER geen bindend studieadvies afgegeven. b. Indien een student voor een WO-opleiding waarvoor deze OER niet geldt, van de RUG of een andere universiteit in Nederland, het propedeutisch examen reeds heeft behaald dan wel de propedeutische fase heeft afgerond, wordt voor de opleiding van de onderhavige OER geen bindend studieadvies afgegeven.
5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4.6 genoemde persoonlijke omstandigheden of een erkende bestuursfunctie in tweede jaar van inschrijving, wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden, het zogenaamde bindend studieadvies, indien de student: a. minder dan 45 EC heeft behaald in het eerste jaar van zijn inschrijving; dan wel b. aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving zijn propedeutisch examen niet heeft behaald.
41
6.
De afwijzing voor de opleiding door middel van een bindend studieadvies geldt gedurende een termijn van 2 volgende studiejaren en heeft betrekking op de CROHO-opleiding van inschrijving, alsmede op de door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHOopleidingen als genoemd in de bijlage bij deze regeling, alsmede de daarin te onderscheiden tracks.
7.
Bij het vaststellen van het aantal behaalde EC tellen alleen de EC van de vakken als bedoeld in paragraaf 3.
Artikel 4.4 - Afwijkingen definitief studieadvies 3. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar de procedure als genoemd onder artikel 4.2 opnieuw van toepassing zijn. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft. 4. De student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 EC van deze opleiding heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 4.3 van overeenkomstige toepassing. Artikel 4.5 - Procedure uitreiken definitief studieadvies / bindend studieadvies 1.
Het definitief studieadvies / bindend studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het Faculteitsbestuur.
2.
Alvorens een bindend studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het Faculteitsbestuur.
Artikel 4.6 - Persoonlijke omstandigheden 4.
a. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het Faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. b. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door het Faculteitsbestuur betrokken in zijn afweging. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student en de tussen de student en studieadviseur gemaakte afspraken, c.q. planning.
42
5.
Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van een bindend studieadvies wordt afgezien, wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in art 4.3 uitgebracht.
6.
Omstandigheden als bedoeld in het eerste lid leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
Artikel 4.7 – Beroepsbepaling In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
PARAGRAAF 5
TOELATING TOT HET TWEEDE STUDIEJAAR VAN DE OPLEIDING, DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE
Artikel 5.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1.
Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift.
2.
In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die tenminste 45 EC in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorlopig positief studieadvies als bedoeld in art. 4.
Artikel 5.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Examencommissie afwijken van het in artikel 5.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke persoonlijke omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 5.3 - Studieplanning 1.
Elke student die een voorlopig positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in artikel 4.3, lid 1, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die tenminste behelst: a. de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad; b. de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
43
PARAGRAAF 6
DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 6.1 - Samenstelling postpropedeutische fase 1.
De postpropedeutische fase omvat de verplichte volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
Jaar 2: Cursus Economische Geografie 2: Globalisering van de Regio Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen Mobiliteit en Verkeer Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamiek Ruimtelijk Ontwerpen 5: Stedenbouw Watertechniek Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek Ruimtelijke Planning 4: Culturen van Planning Planning & Infrastructuur Statistiek 2 Bodem en Landschap van Nederland Planning en Water
Semester 1a 1a
EC 5 5
1a 1b 1b 1b 2a 2a 2a 2b 2b 2b
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Semester 1 2a 2a 2a 2b 2b
EC 30 5 5 5 5 10
Jaar 3: Cursus Minor of keuzevakken Philosophy of Social Science, Human Geography and Planning Milieu en Techniek Bachelorproject TP (totaal 15 EC) Planning & Milieu Bachelorproject TP
PARAGRAAF 7
MINOREN
Artikel 7 - Minoren 1.
De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen biedt een drietal minoren aan. De toelatingseisen tot de minor staan vermeld in paragraaf 5. Het betreft de volgende minoren:
44
Minor Cultuur en Ruimte Cursus Atelier Culturele Geografie Culturele Geografie Ruimtelijk Ontwerpen 1: Regionale Strategieën* People and Place Ruimtelijke Planning 2: The Urban Challenge Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamiek* Fysische Geografie van de Wereld* Toerisme* Plattelandsgeografie* * twee van deze vijf keuzevakken
Semester 1 1a 1a 1b 1b 1b 2a 2a 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Semester 1a 1a 1a 1b 1b 1b
EC 5 5 5 5 5 5
Semester 1a 1a 1a 1a 1a 1b 1b 1b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5
d. Minor Population Studies Cursus Migration Population, Health and Place Social and Institutional Change (GMW) Healthy Ageing: a Socio-Demographic Perspective Population & Development Population Dynamics e. Minor Ruimtelijke Economische Ontwikkeling Cursus Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s Economische Geografie 2: Globalisering van de Regio Mobiliteit en Verkeer* Inleiding Recht voor Niet-Juristen (Faculteit Rechtsgeleerdheid)* Migration* Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamiek Economische Geografie 3: Ruimtelijke Innovatie Vastgoedkunde * een van deze drie keuzevakken 2.
De bevoegdheid van de Opleidingscommissie van de opleiding Sociale Geografie en Planologie strekt zich tevens uit tot deze minoren en/of de onderdelen hiervan, behalve tot de onderdelen die door een andere faculteit worden verzorgd.
3.
De bevoegdheid van de Examencommissie van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen strekt zich tevens uit tot deze minoren en/of de onderdelen hiervan.
4.
De onderhavige OER is onverkort van toepassing op de minoren en/of de onderdelen hiervan.
45
PARAGRAAF 8
TENTAMENS EN EXAMENS VAN DE OPLEIDING
Artikel 8.1 - Algemeen 4. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. 5. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers of hoger, respectievelijk 5 of lager.
uitgedrukt: 6
6. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen. Artikel 8.2 - Verplichte volgorde Aan de tentamens van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: • Statistiek 2 na Statistiek 1 • Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek na Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek • Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen na Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie • Bachelorproject TP na Statistiek 2, Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek en Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen. De Examencommissie kan afwijken van de regels genoemd in onderhavig artikel 8.2 als door de toepassing ervan de voortgang van de studie in voorkomende gevallen in ernstige mate wordt geschaad. Artikel 8.3 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1.
Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikel 3.1. en artikel 6.1. genoemde onderdelen worden twee gelegenheden per studiejaar aangeboden.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven: • Practicum van Ruimtelijk Ontwerpen 3: Ontwerpatelier • Workshop van Ruimtelijk Ontwerpen 5: Stedenbouw
Artikel 8.4 - Vorm van de tentamens 1.
Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan vermeld op Ocasys.
46
2.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
Artikel 8.5 - Mondelinge tentamens 1. Mondelinge tentamens zijn alleen geldig als hiervoor toestemming is gegeven door de Examencommissie. 2. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 3. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. 4. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit. Artikel 8.6 - Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens of een verzoek voor een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
2.
Voor het afleggen van tentamen door studenten met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding als bedoeld in lid 1 zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 8.7 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 5.
De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag. De uitslag dient tenminste zes werkdagen voor de datum van de herkansing bekend te zijn.
6.
De beoordeling van een studieonderdeel wordt via ProgressWWW bekend gemaakt. Beoordelingen van deeltoetsen worden door de examinator via de Nestoromgeving bekend gemaakt.
7.
Er wordt een eindcijfer toegekend wanneer aan een van de deeltoetsen van een studieonderdeel is deelgenomen.
8.
Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. 47
Artikel 8.8 - Geldigheidsduur 3.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
4.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
Artikel 8.9 - Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De docent kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 8.10 - Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: c. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden d. te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. De Examencommissie heeft deze bevoegdheid gedelegeerd aan de opleidingscoördinator. Artikel 8.11 - Examen 6.
De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit.
7.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
8.
De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is
48
de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 9.
Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
10.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
Artikel 8.12 - Graad 3.
Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Science” verleend.
4.
De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Artikel 8.13 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor het Bachelorproject moet voldoen aan de volgende minima: iii. ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; iv. ‘Summa cum laude’: het cijfer voor het Bachelorproject is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief het Bachelorproject, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is: groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; ii. ii. groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3.
Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt.
4.
Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn.
5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel.
7.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010. 49
Artikel 8.14 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 7. de eindkwalificaties van de opleiding; 8. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 9. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; 10. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 11. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 12. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
PARAGRAAF 9VOOROPLEIDING Artikel 9.1 - Toelating tot de opleiding. Toelating tot de opleiding geeft een VWO-diploma, een HBO-diploma of een HBO-propedeuse. Voor bovengenoemde diploma’s die geen profielvermelding dragen, geldt dat Wiskunde A, B of C op VWO-niveau afgesloten dient te zijn. De Toelatingscommissie onderzoekt, naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van de bezitter van een buitenlands diploma van secundair c.q. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, in hoeverre sprake is van een equivalente vooropleiding. Artikel 9.3 - Taaleis bij buitenlandse diploma’s Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor de niet-Nederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 9.4 - Colloquium doctum 1.
De uitvoering van het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 7.29 WHW (colloquium doctum) is opgedragen aan de Toelatingscommissie.
2.
Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma dat buiten Nederland is afgegeven, bezit. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen.
3.
Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau:
50
> Wiskunde: VWO-niveau > Nederlands: VWO-niveau > Engels: VWO-niveau > Algemene ontwikkeling: VWO-niveau 4.
Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende twee studiejaren na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
PARAGRAAF 10
STUDIEBEGELEIDING
Artikel 10.1 - Studievoortgangsadministratie De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 10.2 - Studiebegeleiding Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
PARAGRAAF 11
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 11.1 - Wijzigingen 4. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, gehoord de Opleidingscommissie en na overleg met de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 5. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 6. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 11.2 - Bekendmaking 3. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 4. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
51
Artikel 11.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur op 7 juli 2013. Met instemming van de Faculteitsraad, op 26 augustus 2013.
Bijlage Model OER ABJZ 2013 Ingevolge de prestatieafspraken bestaat het academisch jaar aan de RUG vanaf collegejaar 2013-2014 uit 40 onderwijsweken. Faculteiten dienen zich hieraan te conformeren. Uit deze afspraak volgt dat in de propedeuse 12 contacturen per week geprogrammeerd moeten zijn (480 in totaal). Daartoe is onderstaand schema gemaakt, dat uitgaat van 40 weken onderwijsactiviteit per jaar. Hieronder vallen ook tentamen/examenperiodes. De afspraken zijn verder uitgewerkt als volgt: 1. 2. 3.
4.
5. 6.
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief studentassistenten en tutoren). Onder contacttijd vallen onder meer hoor‐ en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, practica, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd Overige gestructureerde uren zijn alle overige uren die door de instelling zijn geprogrammeerd, waarbij er of a) sprake is van contact tussen studenten onderling, of b) sprake is van fysieke aanwezigheid van een docent, of c) sprake is van virtueel contact met een docent Zelfstudie of het alleen bekijken van (virtueel) beeldmateriaal, behoren dus niet tot de overige gestructureerde uren of de contacturen. Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt.
Bachelor jaar 1 Contacttijd Hoorcolleges
Aantal contacturen per jaar 282
Werkcolleges
260
Studiebegeleiding
8
Stagebegeleiding
0
Tentamens/examens
36
52
Studieloopbaanbegeleiding (ingeprogrammeerd voor alle studenten) Overige gestructureerde uren
0
Totaal
586
0
16.3 Culturele Geografie Paragraaf 1 - Algemene Bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de masteropleiding Culturele Geografie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Artikel 1.2 – Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: kk. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; ll. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; mm. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; nn. EC: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC staat gelijk aan 28 uur studeren; oo. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; pp. doorstroommaster-opleiding: de opleiding waarvoor van rechtswege toegang wordt verleend op grond van een daartoe aangewezen bachelor-opleiding; qq. examen: het master-examen van de opleiding; rr. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 – Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd:
53
Kennis en inzicht • dat de student een zodanige kennis heeft van en zodanig inzicht verwerft in het vakgebied van de culturele geografie dat de student substantiële en originele bijdragen kan leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; • dat de student beschikt over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de culturele geografie; • dat de student het vermogen ontwikkelt om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; • dat de student in staat is om een kritisch oordeel te vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties op het gebied van culturele geografie; • dat de student in staat is zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van culturele geografie; • dat de student een zelfstandige bijdrage kan leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van culturele geografie; • dat de student paradigma’s binnen het vakgebied kan herkennen alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; Toepassen kennis en inzicht • dat de student in staat is de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van culturele geografie; • dat de student in staat is om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; • dat de student ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de culturele geografie in het wetenschappelijke denken kan integreren; • dat de student inzicht heeft in en visie heeft op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van culturele geografie in het bijzonder; • dat de student in staat is om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; • dat de student in staat is om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; • dat de student in staat is om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van culturele geografie; • dat de student het vermogen ontwikkelt tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kan vertalen naar andere disciplines; • dat de student logisch kan redeneren en zelfstandig een probleem kan formuleren en analyseren en in staat is om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; • dat de student kan reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; • dat de student kan debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; Oordeelsvorming • dat de student in staat is oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; • dat de student bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geeft van originaliteit; • dat de student in staat is tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; 54
• dat de student het vermogen ontwikkelt tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; • dat de student een open en kritische houding heeft ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van culturele geografie; Communicatie • dat de student in staat is om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weet over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift; Leervaardigheden • dat de student leervaardigheden bezit die hen in staat stelt een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; • dat de student het vermogen ontwikkelt om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; Attitude • dat de student een onderzoekende en kritische houding ontwikkelt ten aanzien van de inhoud en nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van culturele geografie; • dat de student hieromtrent een standpunt kan innemen; • dat de student een wetenschappelijke attitude ontwikkelt om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; • dat de student zich een attitude eigen maakt om zich op het vakgebied van de culturele geografie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5 – Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door de student gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2 - Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 – Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 EC. 55
2. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC. Artikel 2.2 – Programma’s De opleiding kent één programma. Artikel 2.3 – Samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast Cursus Place & Identities Fieldwork Cultural Geography Qualitative Data Collection and Analysis Landscape and Heritage Identities Wellbeing and Liveability Social Impact Assessment Masterthesis Culture Geografie
Semester 1a 1a 1b 2a 2a 2b
EC 5 5 5 5 5 5 20
2. Op Ocasys worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 – Keuzeonderdelen 1. De student kiest onder goedkeuring van de Examencommissie een of meer onderdelen met een totale studielast, die gelijk is aan het verschil tussen de studielast van de opleiding en het totaal van de volgens art. 2.3 verplichte onderdelen van het door hem gekozen programma, dat wil zeggen 10 EC. 2. Voor keuze komen in aanmerking mastercursussen. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie, op advies van de mastercoördinator, toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma’s worden gekozen. De coördinator kan ook toestemming geven om bovenop het programma extra cursussen te volgen op masterniveau. Artikel 2.5 – Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken.
56
4. Als er volgens onder artikel 2.5.2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de Examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de tweede master is: • Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; • Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; • Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 – Taal van de opleiding 1. De cursussen worden in het Engels verzorgd. 2. De tentamens worden in het Engels of Nederlands afgenomen. 3. Practica, zoals de masterthesis mogen in het Engels of Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst. Artikel 2.7 – Honoursprogramma masteropleiding 1. De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt. 2. Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 15 EC. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing. 3. Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere mastercurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de masteropleiding. 4. De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de masteropleiding waar de student een graad voor behaalt.
Paragraaf 3 - Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 – Algemeen 7. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of de student de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. 8. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 5,5 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Resultaten worden gegeven in hele cijfers. Alleen de Masterthesis wordt op halve cijfers beoordeeld.
57
Artikel 3.2 – Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de docent van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 3.3 – Tijdvakken en frequentie tentamens Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt elk collegejaar tweemaal de gelegenheid gegeven. Artikel 3.4 – Vorm van de tentamens 1. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan vermeld op Ocasys. 2. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.5 – Mondelinge tentamens 5. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 6. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.6 – Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Zulks geldt niet voor het indienen van een verzoek om een afwijkende tentamenregeling.
2.
Voor het afleggen van tentamen door studenten met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding als bedoeld in lid 1 zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 3.7 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 9. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 10. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie de nodige gegevens. 11. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.
58
Artikel 3.8 – Geldigheidsduur 5. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 – Inzagerecht 4. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. 5. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 6. De docent kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 – Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: e. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; f. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 – Examen 1. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee de student tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 3. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
59
5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient de student de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.12 – Graad 5. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 6. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.13 – Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: • ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; • ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is • groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; • groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. 3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. 7.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 3.14 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindkwalificaties van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 60
7. de wijze van periodieke evaluatie.
Paragraaf 4 - Toelating Artikel 4.1 – Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de opleiding. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt welgeadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaalgeografische vakken. DeMinor Cultuur en Ruimte strekt hierbij tot aanbeveling. 2. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de Toelatingscommissie. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 3. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, dat na afronding van een door de Toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBO-opleidingen), kan de Toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 4. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 3 geeft recht op inschrijving voor de opleiding. 5. Voorde toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar. Artikel 4.2 – Toelatingscommissie 1. De toelating tot de opleiding alsmede de toelating tot de onderscheidene programma’s is opgedragen aan de Toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - de coördinator van de opleiding - een lid aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 2. Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. 3. De aanwijzing geschiedt door het Faculteitsbestuur, dat tevens het toelatingsreglement vaststelt. Artikel 4.3.A – Toelatingsonderzoek (doorstroom-)masteropleidingen: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie 61
bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.3.B – Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.4 – Toelatingsonderzoek: hardheidsclausule In situaties dat het achterwege laten van de toelating jegens de betrokkene aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Toelatingscommissie afwijken van het in artikel 4.3.A bepaalde. Daarbij moet de omstandigheid individueel bepaald zijn. Artikel 4.5 – Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 juni respectievelijk 1 december ingediend bij de Toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de Toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De Toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.1 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 4.6 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor de niet-Nederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Paragraaf 5 – Studiebegeleiding Artikel 5.1 – Studievoortgangsadministratie
62
1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Het Faculteitsbestuur verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 – Studiebegeleiding Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 – Wijziging 7. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur en na overleg met de Faculteitsraad of Opleidingscommissie, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 8. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 9. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 – Bekendmaking 5. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 6. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 – Inwerkingtreding Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur op 7 juli 2013. Met instemming van de Faculteitsraad, op 26 augustus 2013.
16.4 Economische Geografie Paragraaf 1 – Algemene Bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling
63
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de masteropleiding Economische Geografie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Artikel 1.2 – Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: ss. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; tt. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; uu. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; vv. EC: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC staat gelijk aan 28 uur studeren; practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de ww. volgende vormen: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; xx. doorstroommaster-opleiding: de opleiding waarvoor van rechtswege toegang wordt verleend op grond van een daartoe aangewezen bachelor-opleiding; yy. examen: het master-examen van de opleiding; zz. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 – Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: Kennis en inzicht: • dat de student een zodanige kennis en zodanig inzicht verwerft op het vakgebied zodat de student substantiële en originele bijdragen kan leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; • dat de student beschikt over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en - publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de economische geografie; • dat de student het vermogen ontwikkelt om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; • dat de student in staat is om een kritisch oordeel te kunnen vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en – publicaties op het gebied van de economische geografie; • dat de student in staat is zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van de economische geografie; • dat de student een zelfstandige bijdrage kan leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van de economische geografie; 64
• dat de student paradigma’s binnen het vakgebied kan herkennen, alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; Toepassen kennis en inzicht • dat de student in staat is de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van de economische geografie; • dat de student in staat is om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; • dat de student ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de economische geografie in het wetenschappelijke denken kan integreren; • dat de student inzicht heeft in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van economische geografie in het bijzonder; • dat de student in staat is om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; • dat de student in staat is om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; • dat de student in staat is om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van de economische geografie; • dat de student het vermogen ontwikkelt tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kan vertalen naar andere disciplines; • dat de student logisch kan redeneren en zelfstandig een probleem kan formuleren en analyseren en in staat is om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; • dat de studenten kan reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; • dat de student kan debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; Oordeelsvorming • dat de student in staat is oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; • dat de student bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geeft van originaliteit; • dat de student in staat is tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; • dat de student het vermogen ontwikkelt tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; • dat de student een open en kritische houding heeft ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de economische geografie; Communicatie • dat de student in staat is om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weet over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift; Leervaardigheden • dat de student leervaardigheden bezit die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; • dat de student het vermogen ontwikkelt om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen;
65
Attitude • dat de student een onderzoekende en kritische houding ontwikkelt ten aanzien van de inhoud en ten aanzien van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de economische geografie; • dat de student hieromtrent een standpunt kan innemen; • dat de student een wetenschappelijke attitude ontwikkelt om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; • dat de student zich een attitude eigen maakt om zich op het vakgebied van de economische geografie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5 – Iudicium Abeundi 3. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 4. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door de student gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2 – Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 – Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 EC. 2. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC. Artikel 2.2 – Programma’s De opleiding kent één programma. Artikel 2.3 – Samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast
66
Cursus Semester EC Economic Geography: Theory and Application 1a 5 City- & Regiomarketing* 1a 5 Spatial Economics 1b 5 Regional Labour Market Analysis* 1b 5 Demography of Firms & Entrepreneurship 2a 5 Infrastructure, Economy & Space* 2b 5 Masterthesis Economische Geografie 20 * Maximaal een van deze drie cursussen kan vervangen worden door een andere cursus 3. Op Ocasys worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 – Keuzeonderdelen 1. De student kiest onder goedkeuring van de Examencommissie een of meer onderdelen met een totale studielast, die gelijk is aan het verschil tussen de studielast van de opleiding en het totaal van de volgens art. 2.3 verplichte onderdelen van het door hem gekozen programma, dat wil zeggen 5, 10 of 15 EC. 2. Voor keuze komen in aanmerking mastercursussen. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie, op advies van de mastercoördinator, toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma’s worden gekozen. De coördinator kan ook toestemming geven om bovenop het programma extra cursussen te volgen op masterniveau. Artikel 2.5 – Vrijstellingen tweede master 7. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 8. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 9. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 10. Als er volgens onder artikel 2.5.2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de Examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 11. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de tweede master is: • Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; • Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; • Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master.
67
12. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 – Taal van de opleiding 1. De cursussen worden in het Engels of het Nederlands verzorgd. 2. De tentamens worden in het Engels of Nederlands afgenomen. 3. Practica, zoals de Masterthesis mogen in het Engels of Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst. Artikel 2.7 – Honoursprogramma masteropleiding 1.
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
2.
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 15 EC. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere mastercurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de masteropleiding.
4.
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de masteropleiding waar de student een graad voor behaalt.
Paragraaf 3 – Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 – Algemeen 9. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of de student de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. 10. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 5,5 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Resultaten worden gegeven in hele cijfers. Alleen de Masterthesis wordt op halve cijfers beoordeeld. Artikel 3.2 – Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de docent van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 3.3 – Tijdvakken en frequentie tentamens
68
Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt elk collegejaar tweemaal de gelegenheid gegeven. Artikel 3.4 – Vorm van de tentamens 3. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan vermeld op Ocasys. 4. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.5 – Mondelinge tentamens 7. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 8. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.6 – Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Zulks geldt niet voor het indienen van een verzoek om een afwijkende tentamenregeling.
2.
Voor het afleggen van tentamen door studenten met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding als bedoeld in lid 1 zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 3.7 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 12. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 13. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie de nodige gegevens. 14. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Artikel 3.8 – Geldigheidsduur 7. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 8. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel
69
vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 – Inzagerecht 7. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. 8. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 9. De docent kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 – Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: g. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; h. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 – Examen 6. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee de student tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 7. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 8. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 9. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 10. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient de student de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.12 – Graad
70
7. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 8. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.13 – Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: • ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; • ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is • groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; • groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. 3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. 7.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 3.14 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 7. de eindkwalificaties van de opleiding; 8. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 9. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; 10. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 11. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 12. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
Paragraaf 4 – Toelating Artikel 4.1 – Vooropleiding 71
1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de opleiding. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt wel geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaalgeografische vakken. De Minor Ruimtelijke Economische Ontwikkeling strekt hierbij tot aanbeveling. 2. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de Toelatingscommissie. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 3. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, dat na afronding van een door de Toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBO-opleidingen), kan de Toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 4. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 3 geeft recht op inschrijving voor de opleiding. 5. Voorde toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar. Artikel 4.2 – Toelatingscommissie 4. De toelating tot de opleiding alsmede de toelating tot de onderscheidene programma’s is opgedragen aan de Toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - de coördinator van de opleiding - een lid aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 5. Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. 6. De aanwijzing geschiedt door het Faculteitsbestuur, dat tevens het toelatingsreglement vaststelt. Artikel 4.3.A – Toelatingsonderzoek (doorstroom-)masteropleidingen: criteria 3. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit.
72
4. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.3.B – Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.4 – Toelatingsonderzoek: hardheidsclausule In situaties dat het achterwege laten van de toelating jegens de betrokkene aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Toelatingscommissie afwijken van het in artikel 4.3.A bepaalde. Daarbij moet de omstandigheid individueel bepaald zijn. Artikel 4.5 – Toelatingsonderzoek: tijdstippen 5. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 6. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 juni respectievelijk 1 december ingediend bij de Toelatingscommissie. 7. In bijzondere gevallen kan de Toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 8. De Toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 4.6 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor de nietNederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Paragraaf 5
Studiebegeleiding
Artikel 5.1 – Studievoortgangsadministratie 3. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten.
73
4. Het Faculteitsbestuur verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 – Studiebegeleiding Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 – Wijziging 10. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur en na overleg met de Faculteitsraad of Opleidingscommissie, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 11. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 12. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 – Bekendmaking 7. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 8. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 – Inwerkingtreding Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur op 7 juli 2013. Met instemming van de Faculteitsraad, op 26 augustus 2013.
16.5 Environmental and Infrastructure Planning Section 1 – General provisions
74
Article 1.1 – Applicability These Regulations apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme in Environmental and Infrastructure Planning, hereinafter referred to as ‘the degree programme’. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: aaa.Act: the Higher Education and Research Act (WHW; Wet op het Hoger Onderwijs en
Wetenschappelijk Onderzoek) Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations and a final assessment leading to the conferral of a university degree ccc. Course unit: a teaching unit of the degree programme within the meaning of the Act ddd. EC: standard for comparing the study attainment and performance of students; 1 EC corresponds to 28 hours of study eee. Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written paper or draft - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement/internship - participation in another educational activity designed to teach certain skills fff. Follow-on Master’s degree programme (doorstroommaster): a Master’s degree programme to which access is guaranteed on the basis of a specified Bachelor’s degree programme ggg.Final assessment: the final assessment of the Master’s degree programme hhh. Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University on or around 31 January, or starting on the aforementioned date determined by the Board of the University and ending on 31 August. The other definitions shall have the meaning that the Act ascribes to them. bbb.
Article 1.3 – Aim of the degree programme The degree programme is designed to: Impart knowledge and understanding - such that the student acquires sufficient knowledge and understanding in the field so that the student can make a substantial and original contribution to the development and/or implementation of ideas, particularly with regard to research - such that the student has knowledge at the level of international academic publications of the theories, methodologies and techniques, and ethical foundations of the field of environmental and infrastructure planning, and that the student develops the capacity to interpret this knowledge in context - such that the student is able to form a critical assessment of the relationships between theoretical concepts, research methods and empirical findings in international academic publications in the field of environmental and infrastructure planning - such that the student is independently able to employ specific research and analysis methods within the field of environmental and infrastructure planning 75
- such that the student explains the characteristics and role of water, environmental and infrastructure planning in light of international academic views and debate - such that the student is proficient in arguing how a geographical and societal context produces policy choice - such that the student adequately describes current transitions in the planning of our environment. Applying knowledge and understanding - The student is able to apply the knowledge and understanding and problem-solving abilities the student has gained in new or unknown situations within wider contexts related to the field of environmental and infrastructure planning - The student is able to integrate knowledge and understanding and apply them to complex problems - The student is able to integrate ethical, normative and expressive ways of thinking in environmental and infrastructure planning into their academic approach - The student is able independently to direct and perform research, whether or not in an interdisciplinary context - The student is able to initiate a relevant angle of research - The student is able to apply theoretical insights within the field to the analysis of concrete issues in the field of environmental and infrastructure planning - The student is able to work across disciplines and thereby translate the contribution of his or her own discipline to other disciplines - The student is able to reason logically and independently formulate and analyse a problem and create a solution-driven synthesis - The students is able to reflect on the diversity and complexity of social structures and processes, as well as on interactions with environmental structures and processes - The student is able to debate the latest developments within the field and the consequences thereof for society - The student is capable of designing concrete policy solutions for problems in the field of environment, water, and infrastructure - The student applies appropriate methods for planning practice, including problem structuring, policy transfer and evaluation. Judgement - The student is able to make judgements based on incomplete or limited information, bearing in mind social and ethical responsibilities - The student demonstrates originality when critically reflecting on their personal academic conduct - The student is able to critically reflect on ways of reasoning, arguments and points of view - The student learns to evaluate and critically assess the scope of spatial impacts from planning intervention - The student develops an open and critical attitude to new ideas and developments within the field of environmental and infrastructure planning - The student is attentive to how planning intervention affects the interests, well-being and safety of people - The student considers planning problems in view of their physical and institutional context. Communication - The student is able to clearly and straightforwardly present conclusions as well as the knowledge and motives behind them to specialist and non-specialist audiences, both in oral and written form 76
- The student demonstrates a critical understanding of issues relevant to water, environment and infrastructure through convincing and captivating presentation - The student communicates a balanced view to the planning of these issues - The student reports credibly both on planning theory and on cases from international planning practice. Learning skills - The student develops the learning skills to allow them to continue to study in a manner that may be largely self-directed or autonomous - The student learns to independently and critically continue to follow the relevant developments within their field after graduation - The students applies international comparative learning to identify and suggest useful planning strategies and designs from abroad - The student generates institutional and policy innovation through collaborative reflection and evaluation - The student positions their own work within the current planning debate. Attitudes - The student develops an investigative and critical attitude to content and to new ideas and developments within the field of environmental and infrastructure planning, i.e. the student will be able to take a stand - The student develops an academic attitude in order to be able to work professionally in relevant social and academic positions - The students handles sensitive planning issues with academic authority and appropriate skills - The student uses theoretical knowledge and comparative insight as a basis for leadership in the field. Article 1.4 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 1.5 – Refusal of registration (Iudicium Abeundi) 1. In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration. 2. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 1.5.1 until after the student in question has been heard about the proposed decision, any interests of the student and the institution have been carefully assessed and it has been proven reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove the student to be unsuitable for one or more of the professions which the student is being trained for in his/her degree programme of for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for refusal of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
Section 2 – Structure of the degree programme
77
Article 2.1 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 60 EC. 2. The student workload is expressed in whole EC. Article 2.2 – Programme There is one programme without specializations. Article 2.3 – Content of the programme 1. The programme consist of the following course units with their related student workload: Course Planning Theory EIP: Interactive Workshop Dilemmas in Infrastructure Planning IPD1: Planning Methods and Evaluation* IPD3: Programmamanagement in Theorie en Praktijk* Comparative Research and Planning Practice Transitions in Water Management IPD4: Coalition Planning** IPD5: Adaptive Governance** Master’s Thesis Environmental and Infrastructure Planning * One of the two courses or another course ** One of the two courses or another course
Semester 1a 1a 1a 1b 1b 2a 2a 2b 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5 20
4. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 2.4 – Optional course units 3. With the approval of the Board of Examiners, a student may choose one or more course
units with a total student workload that is equal to the difference between the student workload of the degree programme and the total student workload of the compulsory course units of his/her programme, listed in Art. 2.3: 10 EC. 4. Optional course units are all master courses. In exceptional cases, the Board of Examiners, advised by the Master coordinator, may permit students to select one or more course units from the Master’s degree programme of another university. With the approval of the coordinator, a student may also choose extra modules at Master’s level. Article 2.5 – Exemptions for a second Master’s Degree 1. If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 EC credits. 2. It is not permitted to take any compulsory or optional modules from the first Master’s degree as optional modules in the second. Only those modules which were compulsory or 78
optional modules in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 EC credits per Master’s degree. 3. Linked optional modules count as compulsory modules. 4. If more than 10 EC credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or modules will be granted exemption. 5. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: • First the compulsory modules from the first Master’s degree • Then the regular optional modules approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme • In third place are extra optional modules from the first Master’s degree. 6. Modules followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 EC credits will in principle be considered for exemption, but these extra modules from the first Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional modules for a second time. Article 2.6 – Language of the programme The official language of the courses and examinations is English. Exceptions may apply for specific elective course units. The Master’s Thesis may be written in English or in Dutch. Article 2.7 – Honours programme master 1.
The student may be invited to participate in an Honours programme offered by the Honours College of the University.
2.
The study load of the Honours programme is 15 EC. The OER of the Honours College is applicable to this programme.
3.
The Honours programme is not part of the regular curriculum. The results do not count towards the award of the cum laude or summa cum laude.
4.
The results of the Honours programme are listed on the diploma supplement to the diploma of the master's degree.
Section 3 – Examinations and final assessment Article 3.1 – General 11. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to
assess whether they have achieved or will achieve the required learning objectives. 12. The results of an examination are given as pass or fail, in numbers on a scale of 1 to 10,
expressed as 5,5 or more for a pass and 5 or less for a fail. Courses are graded in round numbers. Only the Master’s Thesis is graded in half numbers. 79
Article 3.2 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by a member of the teaching staff of the Faculty of Spatial Sciences. Article 3.3 – Examination frequency and periods There will be an opportunity to sit the examinations for the course units listed in Article 2.3 twice each year. Article 3.4 – Form of examinations 3. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in the description on Ocasys. 4. Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice on this matter. Article 3.5 – Oral examinations 9. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 10. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. Article 3.6 – Authority of the Board of Examiners regarding optional course units 1. The Board of Examiners for the degree programme setting the examination is authorized to assess the examinations and deal with any complaints. This does not apply to a request for an alternative examination regulation. 2. With regard to examinations for students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme referred to in Article 3.6.1 shall comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student has registered. Article 3.7 – Determining the examination results and publication thereof 15. After an oral examination, the examiner will announce the grade to the student immediately and provide the student with the relevant signed exam slip. 16. The examiner will mark a written examination within 10 working days of the day on which it was taken, and will provide the administration department with the necessary details for written confirmation of the result to be sent to the student. 17. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result.
80
Article 3.8 – Validity 9. Completed course units remain valid indefinitely.
10. Contrary to the provisions of Article 3.8.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a module taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. Article 3.9 – Right of inspection 10. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. 11. Within the timeframe stipulated in Article 3.9.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria. 12. The lecturer can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 3.9.1. Article 3.10 – Exemptions At the student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: i. has completed part of a university or higher vocational degree that is equivalent in content and level j. or can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question. Article 3.11 – Final assessment 11. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and to that end issues a certificate. 12. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for these course units provide a reason for doing so. 13. The exam date on the degree certificate specified by the Board of Examiners is the day the final examination component has been successfully taken. 14. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony. 15. If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time.
81
Article 3.12 – Degree
9. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 10. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 3.13 – Honours (Judicium) 1.
The Board of Examiners shall determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: • Cum laude: the mark for the thesis must be at least 8.0 • Summa cum laude: the mark for the thesis must be at least 9.0 b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners is • greater than or equal to 8.0 for Cum laude • greater than or equal to 9.0 for Summa cum laude 3. No honours are awarded if the study load of the exemptions in EC credit points is more than half the total number of EC credit points for the degree programme. 4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5. Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0. 6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 3.13.2-5. 7.
Students who started the degree programme before 1 September 2010 continue to fall under the honours regulations that applied to them on 31 August 2010.
Article 3.14 – Assessment plan An assessment plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 13. the learning outcomes of the degree programme 14. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 15. the relationship between course units and learning outcomes 16. the assessment method to be used and the test moments for each course unit 17. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 18. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 19. the method of regular evaluation.
Section 4 – Admission Article 4.1 – Entry requirements 82
1. Students with a Bachelor’s degree in Environmental and Infrastructure Planning (Technische Planologie) from the University of Groningen will be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning in accordance with Article 7.30.a of the Act. Holders of a Bachelor’s degree in Human Geography & Planning (SG&P) from a Dutch university are assumed to have sufficient knowledge and skills and will also be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning on that basis. All candidates must speak English to at least VWO level. See Article 4.3. 2. Holders of a Dutch or foreign Bachelor’s or Master’s degree with learning outcomes equivalent to the Bachelor’s degree programmes set out in Article 4.1.1 will also be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning, subject to the assessment of the Admissions Board. 3. Holders of a proof of admission, issued after the successful completion of a transfer programme designed by the Admissions Board, will also be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning. If a candidate does not satisfy the conditions of Article 4.1.2 with regard to the learning outcomes (for example, HBO programmes), the Admissions Board may design a transfer programme that must first be completed. 4. Admission within the meaning of Article 4.1.1-3 entitles students to register for the degree programme. 5. There are two starting dates for admission during the year. Article 4.2 – Admissions Board 7.
Admission to the degree programme is at the discretion of the Admissions Board of the degree programme. This Board consists of: - the coordinator of the programme - one member selected from the other academic staff who teach the degree programme.
8. The study advisor for the degree programme will be an advisory member. 9. The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure. Article 4.3.A – Entrance examination for Master’s degree programmes and followon Master’s degree programmes: criteria 5. Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board shall examine the knowledge and skills of the candidate. In addition to the written proofs of degree programme(s) already followed, the Board may ask experts from within or outside the university to test given areas of knowledge and skills. 6. Bearing in mind the admissions procedure for a degree programme, the Admissions Board will examine whether the candidate has satisfied or will satisfy the relevant requirements as set out in Article 4.2 in good time. The Board will bear in mind the motivation and ambition
83
of the candidate to complete the relevant degree programme, as well as the proficiency level of the candidate in the language of instruction for that specialization. 7. All candidates must speak English. To this end, they must satisfy one of the following conditions: - Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C) - Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C) - A score of 6.0 or higher in the complete International English Language Testing System (Academic version) - A score of at least 550 on the paper version of the Test of English as a Foreign Language - A score of at least 213 on the interactive version of the Test of English as a Foreign Language - English to VWO level Article 4.3.B – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 4.4 – Entrance examination: hardship clause In situations where non-admission of a student would demonstrably lead to a situation of unfairness of an overriding nature, the Admissions Board may deviate from the provisions of Article 4.3A. Whether or not such a situation applies shall be determined on a case-by-case basis. Article 4.5 – Entrance examination: times 9. The entrance examination will be held twice a year for the degree programme, which commences in the first and second semesters. 10. Applications for admission to the degree programme and given course units must be
submitted to the Admissions Board before June 1st or December 1st respectively. 11. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 4.5.2. 12. The Admissions Board will make a decision before July 1st , respectively January 1st.
Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 4.4 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
Section 5 – Study progress supervision 84
Article 5.1 – Study progress administration 5. The Faculty Board is responsible for installing an adequate system for both monitoring the individual results of students and for ensuring that students can be addressed in a timely fashion regarding their progress and results. 6. The Faculty Board will provide each student with an overview of his/her results at least once a year. Article 5.2 – Tutoring The Faculty Board will organize the introduction and the tutoring of students enrolled in the degree programme, partly to promote their progress and also with a view to potential study options within and outside the degree programme.
Section 6 – Transitional and final provisions Article 6.1 – Amendments 13. Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the Faculty Council or degree programme advisory committee, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree. 14. An amendment to these Regulations shall not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment will not harm the interests of students. 15. In addition, an amendment may not influence the following to the detriment of students: - an approval granted within the meaning of Article 2.3 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 6.2 – Publication 9. The Faculty Board shall duly publish these Regulations, any rules and regulations formulated by the Board of Examiners, and any amendments to these documents. 10. Copies of the documents referred to in Article 6.2.1 are available from the Faculty Office. Article 6.3 – Date of commencement These regulations shall take effect on September 1st 2013 As decreed by the Faculty Board on July 9 2013.
85
16.6 Population Studies Section 1 – General provisions Article 1.1 – Applicability These Regulations apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme in Population Studies, hereinafter referred to as ‘the degree programme’. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: iii. Act: the Higher Education and Research Act (WHW; Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) jjj. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations and a final assessment leading to the conferral of a university degree kkk. Course unit: a teaching unit of the degree programme within the meaning of the Act lll. EC: standard for comparing the study attainment and performance of students; 1 EC corresponds to 28 hours of study mmm. Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written paper or draft - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement/internship - participation in another educational activity designed to teach certain skills nnn. Follow-on Master’s degree programme (doorstroommaster): a Master’s degree programme to which access is guaranteed on the basis of a specified Bachelor’s degree programme ooo. Final assessment: the final assessment of the Master’s degree programme ppp. Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University on or around 31 January, or starting on the aforementioned date determined by the Board of the University and ending on 31 August. The other definitions shall have the meaning that the Act ascribes to them. Article 1.3 – Aim of the degree programme The degree programme is designed to impart knowledge on the theories, methods and skills required to comprehend population dynamics in its context. More specifically, the degree programme is designed to: •
Impart advanced knowledge on: o important demographic concepts and measures of fertility, mortality, migration and (reproductive) health 86
o
o o o o
o
the most important theories in the field of Population Studies and in the discipline of Demography on how demographic behaviour is embedded within the historical, economic, social, cultural, gender, (bio)medical, institutional and geographical context in which people live the research process in all its facets the use of qualitative research methods the ways of obtaining demographic data, either through existing demographic data sources or through own data collection, taking into account quality issues the most important analytical demographic methods and techniques for the analysis of demographic data at the macro and micro level, including advanced survey analysis how research is embedded in policy and can be used to design, monitor and evaluate (intervention) programs
•
Impart advanced knowledge, insight and skills in the field of Population Studies and Demography, in such a way that the graduate is capable of o performing independent scientific research, consisting of the formulation of the research proposal, the formulation of theoretical frameworks, the collection of data, the application of different quantitative and qualitative methods for the analysis of the data, the interpretation of the results, and the formulation of recommendations for further research and/or action, while being aware of ethical considerations o presenting and writing papers and thesis on topics and research in Population Studies and Demography
•
Prepare for: o the profession of researcher in Population Studies and in Demography o participation in the international field of Population Studies and Demography o the contribution to capacity building in Population Studies and Demography, nationally and/or internationally
Article 1.4 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 1.5 – Refusal of registration (Iudicium Abeundi) 3. In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration. 4. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 1.5.1 until after the student in question has been heard about the proposed decision, any interests of the student and the institution have been carefully assessed and it has been proven reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove the student to be unsuitable for one or more of the professions which the student is being trained for in his/her degree programme of for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for refusal of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
87
Section 2 – Structure of the degree programme Article 2.1 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 60 EC. 2. The student workload is expressed in whole EC. Article 2.2 – Programme There is one programme without specializations. Article 2.3 – Content of the programme 1. The programme consist of the following course units with their related student workload: Course Semester EC Theories of Demographic Bahaviour* 1a 5 Research Process & Qualitative Research* 1a 5 Demographic Data, Measures and Methods 1b 5 Life Tables and Population Projections 1b 5 Advanced Survey Analysis 2a 5 Population Policies and Interventions 2b 5 Master’s Thesis Population Studies 20 * Students who start in semester 2a follow these courses in semester 2a by self-tuition 5. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 2.4 – Optional course units 5.
With the approval of the Board of Examiners, a student may choose one or more course units with a total student workload that is equal to the difference between the student workload of the degree programme and the total student workload of the compulsory course units of his/her programme, listed in Art. 2.3: 10 EC.
6. Optional course units are all master courses. In exceptional cases, the Board of Examiners, advised by the Master coordinator, may permit students to select one or more course units from the Master’s degree programme of another university. With the approval of the coordinator, a student may also choose extra modules at Master’s level. Article 2.5 – Exemptions for a second Master’s Degree 7. If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 EC credits. 8. It is not permitted to take any compulsory or optional modules from the first Master’s degree as optional modules in the second. Only those modules which were compulsory or optional modules in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s 88
degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 EC credits per Master’s degree. 9. Linked optional modules count as compulsory modules. 10. If more than 10 EC credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or modules will be granted exemption. 11. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: • First the compulsory modules from the first Master’s degree • Then the regular optional modules approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme • In third place are extra optional modules from the first Master’s degree. 12. Modules followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 EC credits will in principle be considered for exemption, but these extra modules from the first Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional modules for a second time. Article 2.6 – Language of the programme The official language of the courses and examinations is English. Exceptions may apply for specific elective course units. The Master’s Thesis may be written in English or in Dutch. Article 2.7 – Honours programme master 1.
The student may be invited to participate in an Honours programme offered by the Honours College of the University.
2.
The study load of the Honours programme is 15 EC. The OER of the Honours College is applicable to this programme.
3.
The Honours programme is not part of the regular curriculum. The results do not count towards the award of the cum laude or summa cum laude.
4.
The results of the Honours programme are listed on the diploma supplement to the diploma of the master's degree.
Section 3 – Examinations and final assessment Article 3.1 – General 13. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to
assess whether they have achieved or will achieve the required learning objectives. 14. The results of an examination are given as pass or fail, in numbers on a scale of 1 to 10,
expressed as 5,5 or more for a pass and 5 or less for a fail. Courses are graded in round numbers. Only the Master’s Thesis is graded in half numbers. 89
Article 3.2 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by a member of the teaching staff of the Faculty of Spatial Sciences. Article 3.3 – Examination frequency and periods There will be an opportunity to sit the examinations for the course units listed in Article 2.3 twice each year. Article 3.4 – Form of examinations 5. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in the description on Ocasys. 6. Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice on this matter. Article 3.5 – Oral examinations 11. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 12. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. Article 3.6 – Authority of the Board of Examiners regarding optional course units 3. The Board of Examiners for the degree programme setting the examination is authorized to assess the examinations and deal with any complaints. This does not apply to a request for an alternative examination regulation. 4. With regard to examinations for students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme referred to in Article 3.6.1 shall comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student has registered. Article 3.7 – Determining the examination results and publication thereof 18. After an oral examination, the examiner will announce the grade to the student immediately and provide the student with the relevant signed exam slip. 19. The examiner will mark a written examination within 10 working days of the day on which it was taken, and will provide the administration department with the necessary details for written confirmation of the result to be sent to the student. 20. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result.
90
Article 3.8 – Validity 11. Completed course units remain valid indefinitely.
12. Contrary to the provisions of Article 3.8.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a module taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. Article 3.9 – Right of inspection 13. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. 14. Within the timeframe stipulated in Article 3.9.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria. 15. The lecturer can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 3.9.1. Article 3.10 – Exemptions At the student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: k. has completed part of a university or higher vocational degree that is equivalent in content and level l. or can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question. Article 3.11 – Final assessment 16. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and to that end issues a certificate. 17. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for these course units provide a reason for doing so. 18. The exam date on the degree certificate specified by the Board of Examiners is the day the final examination component has been successfully taken. 19. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony. 20. If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time.
91
Article 3.12 – Degree
11. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 12. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 3.13 – Honours (Judicium) 1.
The Board of Examiners shall determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: • Cum laude: the mark for the thesis must be at least 8.0 • Summa cum laude: the mark for the thesis must be at least 9.0 b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners is • greater than or equal to 8.0 for Cum laude • greater than or equal to 9.0 for Summa cum laude 3. No honours are awarded if the study load of the exemptions in EC credit points is more than half the total number of EC credit points for the degree programme. 4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5. Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0. 6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 3.13.2-5. 7.
Students who started the degree programme before 1 September 2010 continue to fall under the honours regulations that applied to them on 31 August 2010.
Article 3.14 – Assessment plan An assessment plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 20. the learning outcomes of the degree programme 21. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 22. the relationship between course units and learning outcomes 23. the assessment method to be used and the test moments for each course unit 24. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 25. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 26. the method of regular evaluation.
Section 4 – Admission Article 4.1 – Entry requirements 92
1. Students should have a Bachelor’s degree in a discipline related to population studies, should have successfully concluded at least two courses in statistics and should have an interest in research. Knowledge of mathematics (differentiation, integration, matrix calculation) and SPSS and EXCEL is essential and assumed to be active. 2. Applicants should be fluent in English and meet one of the following conditions: - Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C). - Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C). - A minimum of 6.0 for the IELTS (Academic version). - A minimum of 550 for the written version of the TOEFL. - A minimum of 213 for the computer version of the TOEFL. - A minimum of 79 for the internet version of the TOEFL. - Or a written proof off sufficient proficiency in the English language, for instance a Dutch VWO-diploma. 3. The holder of a certificate from the Bachelor’s degree programme ‘Sociale Geografie & Planologie’ or ‘Technische Planologie’ or ‘Sociology’ of the University of Groningen or equivalent programmes (inter)nationally is expected to have the knowledge and skills required to start the degree programme, and is admitted to the degree programme on that basis. They are advised to follow (courses of) the Minor programme in Population Studies that is offered at the faculty, before entering the Master programme. 4. The Admissions Board may require students with Bachelor degrees other than ‘Sociale Geografie & Planologie’ or ‘Technische Planologie’ or ‘Sociology’ to follow additional courses, before being allowed to enter the degree programme. This ‘transitional programme’ will be assessed individually. 5. In applications from foreign students special focus will be – in addition – on whether the students have a sufficient demographic background. 6. There are two starting dates for admission during the year. Article 4.2 – Admissions Board 10. Admission to the degree programme is at the discretion of the Admissions Board of the
degree programme. This Board consists of: - the coordinator of the programme - one member selected from the other academic staff who teach the degree programme. 11. The study advisor for the degree programme will be an advisory member. 12. The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure. Article 4.3.A – Entrance examination for Master’s degree programmes and followon Master’s degree programmes: criteria 8. Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board shall examine the knowledge and skills of the candidate. In
93
addition to the written proofs of degree programme(s) already followed, the Board may ask experts from within or outside the university to test given areas of knowledge and skills. 9. Bearing in mind the admissions procedure for a degree programme, the Admissions Board
will examine whether the candidate has satisfied or will satisfy the relevant requirements as set out in Article 4.2 in good time. The Board will bear in mind the motivation and ambition of the candidate to complete the relevant degree programme, as well as the proficiency level of the candidate in the language of instruction for that specialization. Article 4.3.B – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 4.4 – Entrance examination: hardship clause In situations where non-admission of a student would demonstrably lead to a situation of unfairness of an overriding nature, the Admissions Board may deviate from the provisions of Article 4.3A. Whether or not such a situation applies shall be determined on a case-by-case basis. Article 4.5 – Entrance examination: times 13. The entrance examination will be held twice a year for the degree programme, which commences in the first and second semesters. 14. Applications for admission to the degree programme and given course units must be
submitted to the Admissions Board before June 1st or December 1st respectively. 15. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 4.5.2. 16. The Admissions Board will make a decision before July 1st , respectively January 1st.
Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 4.4 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
Section 5 – Study progress supervision Article 5.1 – Study progress administration 7. The Faculty Board is responsible for installing an adequate system for both monitoring the individual results of students and for ensuring that students can be addressed in a timely fashion regarding their progress and results. 94
8. The Faculty Board will provide each student with an overview of his/her or her results at least once a year. Article 5.2 – Tutoring The Faculty Board will organize the introduction and the tutoring of students enrolled in the degree programme, partly to promote their progress and also with a view to potential study options within and outside the degree programme.
Section 6 – Transitional and final provisions Article 6.1 – Amendments 16. Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the Faculty Council or degree programme advisory committee, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree. 17. An amendment to these Regulations shall not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment will not harm the interests of students. 18. In addition, an amendment may not influence the following to the detriment of students: - an approval granted within the meaning of Article 2.3 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 6.2 – Publication 11. The Faculty Board shall duly publish these Regulations, any rules and regulations formulated by the Board of Examiners, and any amendments to these documents. 12. Copies of the documents referred to in Article 6.2.1 are available from the Faculty Office. Article 6.3 – Date of commencement These regulations shall take effect on September 1st 2013 As decreed by the Faculty Board on July 9 2013.
16.7 Real Estate Studies (Vastgoedkunde)
Section 1 – General provisions
95
Article 1.1 – Applicability These Regulations apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme in Real Estate Studies, hereinafter referred to as ‘the degree programme’. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: qqq. Act: the Higher Education and Research Act (WHW; Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) rrr. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations and a final assessment leading to the conferral of a university degree sss. Course unit: a teaching unit of the degree programme within the meaning of the Act ttt. EC: standard for comparing the study attainment and performance of students; 1 EC corresponds to 28 hours of study uuu. Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written paper or draft - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement/internship - participation in another educational activity designed to teach certain skills vvv. Follow-on Master’s degree programme (doorstroommaster): a Master’s degree programme to which access is guaranteed on the basis of a specified Bachelor’s degree programme www. Final assessment: the final assessment of the Master’s degree programme xxx.Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University on or around 31 January, or starting on the aforementioned date determined by the Board of the University and ending on 31 August. The other definitions shall have the meaning that the Act ascribes to them. Article 1.3 – Aim of the degree programme The degree programme is designed to ensure the student: Knowledge and understanding 1. acquires sufficient knowledge and understanding in the field or subject matter so that the student can make a substantial and original contribution to the development and/or implementation of ideas, particularly with regard to research. 2. has knowledge at the level of international academic publications of the theories, methods and techniques, and ethical foundations of the field of geography and spatial planning, and spatial and financial economics within the domain of Real Estate Studies, and the student develops the capacity to interpret this knowledge in context. 3. acquires knowledge and understanding of the application possibilities and limitations of the discipline in general and Real Estate Studies in particular. 96
Application of knowledge and understanding 1. The student is able to apply the knowledge and understanding and problem-solving abilities the student has gained and to integrate them into new or unknown situations within wider contexts related to the field of Real Estate Studies. 2. The student is able to reason logically, to independently formulate and analyse a problem, and on the basis of theoretical insights from inside and outside the field to use appropriate methods and techniques in an ethical manner in order to arrive at a solution-driven synthesis in concrete issues in the field of Real Estate Studies. 3. The student is able to state in specific situations the application possibilities and limitations of the discipline in general and of Real Estate Studies in particular and to integrate them into proposed and applied theories, methods and techniques, and ethical foundations. Judgement 1. The student can reflect and formulate judgements on the diversity and complexity of societal structures and processes, as well as interactions with environmental structures and processes within Real Estate Studies. 2. The student is able to form a critical judgement on the relationships between theoretical concepts, research methods and empirical findings in academic publications by themselves or others in the field of Real Estate Studies. 3. The student is able to reflect critically on his/her own academic behaviour and that of others based on incomplete or limited information, bearing in mind social and ethical responsibilities. Communication 1. The student is able to debate the latest developments in the field and their implications for society. 2. The student is able to clearly and straightforwardly present conclusions as well as the knowledge and motives behind them to specialist and non-specialist audiences, both in oral and written form. 3. The student is able to communicate their assessment of their own academic behaviour and that of others. Learning skills 1. The student has developed the ability to independently and critically continue to follow the relevant developments within their field after graduation. 2. The student has developed the learning skills to allow him/her to continue to study in a manner that is largely self-directed or autonomous in an area of academic research within but not confined to the discipline. 3. The student has developed the ability to follow and assess independently the application possibilities and limitations of the discipline and of academic behaviour in new situations after graduation. Attitudes 1. The student has developed an investigative and critical attitude to content and to new ideas and developments within the field of Real Estate Studies, i.e. they will be able to take a stand.
97
2. The student has developed an attitude towards relationships, proposed by themselves or others, between theoretical concepts, research methods and empirical findings in specific social or academic situations in the field of Real Estate Studies. 3. The student has developed an academic attitude in order to be able to work professionally in relevant social and academic positions. Article 1.4 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 1.5 – Refusal of registration (Iudicium Abeundi) 5. In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration. 6. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 1.5.1 until after the student in question has been heard about the proposed decision, any interests of the student and the institution have been carefully assessed and it has been proven reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove the student to be unsuitable for one or more of the professions which the student is being trained for in his/her degree programme of for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for refusal of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
Section 2 – Structure of the degree programme Article 2.1 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 60 EC. 2. The student workload is expressed in whole EC. Article 2.2 – Programme There is one programme without specializations. Article 2.3 – Content of the programme 1. The programme consist of the following course units with their related student workload:
98
Course Real Estate & Land Supply Finance Construction Law in Comparative Perspective* Vastgoedbelegging* Real Estate Research International Real Estate Markets Real Estate Development Master’s Thesis Real Estate Studies * One of the two courses
Semester 1a 1a 1b 1b 2a 2a 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 20
6. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 2.4 – Optional course units 7.
With the approval of the Board of Examiners, a student may choose one or more course units with a total student workload that is equal to the difference between the student workload of the degree programme and the total student workload of the compulsory course units of his/her programme, listed in Art. 2.3: 10 EC.
8. Optional course units are all master courses. In exceptional cases, the Board of Examiners, advised by the Master coordinator, may permit students to select one or more course units from the Master’s degree programme of another university. With the approval of the coordinator, a student may also choose extra modules at Master’s level. Article 2.5 – Exemptions for a second Master’s Degree 13. 1 If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 EC credits. 14. It is not permitted to take any compulsory or optional modules from the first Master’s degree as optional modules in the second. Only those modules which were compulsory or optional modules in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 EC credits per Master’s degree. 15. Linked optional modules count as compulsory modules. 16. If more than 10 EC credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or modules will be granted exemption. 17. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: • First the compulsory modules from the first Master’s degree • Then the regular optional modules approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme • In third place are extra optional modules from the first Master’s degree. 18. Modules followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 EC credits will in principle be considered for exemption, but these extra modules from the first 99
Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional modules for a second time. Article 2.6 – Language of the programme The official language of the courses and examinations is English. Exceptions may apply for specific elective course units. The Master’s Thesis may be written in English or in Dutch. Article 2.7 – Honours programme master 1.
The student may be invited to participate in an Honours programme offered by the Honours College of the University.
2.
The study load of the Honours programme is 15 EC. The OER of the Honours College is applicable to this programme.
3.
The Honours programme is not part of the regular curriculum. The results do not count towards the award of the cum laude or summa cum laude.
4.
The results of the Honours programme are listed on the diploma supplement to the diploma of the master's degree.
Section 3 – Examinations and final assessment Article 3.1 – General 15. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to
assess whether they have achieved or will achieve the required learning objectives. 16. The results of an examination are given as pass or fail, in numbers on a scale of 1 to 10,
expressed as 5,5 or more for a pass and 5 or less for a fail. Courses are graded in round numbers. Only the Master’s Thesis is graded in half numbers. Article 3.2 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by a member of the teaching staff of the Faculty of Spatial Sciences. Article 3.3 – Examination frequency and periods There will be an opportunity to sit the examinations for the course units listed in Article 2.3 at least twice each year. Article 3.4 – Form of examinations 7. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in the description on Ocasys.
100
8. Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice on this matter. Article 3.5 – Oral examinations 13. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 14. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. Article 3.6 – Authority of the Board of Examiners regarding optional course units 1. The Board of Examiners for the degree programme setting the examination is authorized to assess the examinations and deal with any complaints. This does not apply to a request for an alternative examination regulation. 2. With regard to examinations for students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme referred to in Article 3.6.1 shall comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student has registered. Article 3.7 – Determining the examination results and publication thereof 21. After an oral examination, the examiner will announce the grade to the student immediately and provide the student with the relevant signed exam slip. 22. The examiner will mark a written examination within 10 working days of the day on which it was taken, and will provide the administration department with the necessary details for written confirmation of the result to be sent to the student. 23. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result. Article 3.8 – Validity 13. Completed course units remain valid indefinitely.
14. Contrary to the provisions of Article 3.8.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a module taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. Article 3.9 – Right of inspection 16. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. 17. Within the timeframe stipulated in Article 3.9.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria.
101
18. The lecturer can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 3.9.1. Article 3.10 – Exemptions At the student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: m. has completed part of a university or higher vocational degree that is equivalent in content and level n. or can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question. Article 3.11 – Final assessment 21. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and to that end issues a certificate. 22. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for these course units provide a reason for doing so. 23. The exam date on the degree certificate specified by the Board of Examiners is the day the final examination component has been successfully taken. 24. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony. 25. If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time. Article 3.12 – Degree
13. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 14. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 3.13 – Honours (Judicium) 1.
The Board of Examiners shall determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: • Cum laude: the mark for the thesis must be at least 8.0 • Summa cum laude: the mark for the thesis must be at least 9.0
102
b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners is • greater than or equal to 8.0 for Cum laude • greater than or equal to 9.0 for Summa cum laude 3. No honours are awarded if the study load of the exemptions in EC credit points is more than half the total number of EC credit points for the degree programme. 4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5. Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0. 6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 3.13.2-5. 7.
Students who started the degree programme before 1 September 2010 continue to fall under the honours regulations that applied to them on 31 August 2010.
Article 3.14 – Assessment plan An assessment plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 27. the learning outcomes of the degree programme 28. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 29. the relationship between course units and learning outcomes 30. the assessment method to be used and the test moments for each course unit 31. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 32. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 33. the method of regular evaluation.
Section 4 – Admission Article 4.1 – Entry requirements 1
The holder of a certificate from the Bachelor’s degree programme ‘Sociale Geografie & Planologie’ or ‘Technische Planologie’ of the University of Groningen or equivalent programmes (inter)nationally is expected to have the knowledge and skills required to start the degree programme, and is admitted to the degree programme on that basis. They are advised to follow (courses of) the Minor programme in ‘Ruimtelijke Economische Ontwikkeling’ that is offered at the faculty, before entering the Master programme.
2
Applicants should be fluent in English and meet one of the following conditions: • Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C). • Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C). • A minimum of 6.0 for the IELTS (Academic version). • A minimum of 550 for the written version of the TOEFL. • A minimum of 213 for the computer version of the TOEFL. • A minimum of 79 for the internet version of the TOEFL. • Or a written proof of sufficient proficiency in the English language, for instance a 103
Dutch VWO-diploma. 3
The Admissions Board may require students with Bachelor degrees other than ‘Sociale Geografie & Planologie’ or ‘Technische Planologie’ to follow additional courses, before being allowed to enter the degree programme. This ‘transitional programme’ will be assessed individually.
4
There are two starting dates for admission during the year.
Article 4.2 – Admissions Board 13. Admission to the degree programme is at the discretion of the Admissions Board of the
degree programme. This Board consists of: - the coordinator of the programme - one member selected from the other academic staff who teach the degree programme. 14. The study advisor for the degree programme will be an advisory member. 15. The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure. Article 4.3.A – Entrance examination for Master’s degree programmes and followon Master’s degree programmes: criteria 10. Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board shall examine the knowledge and skills of the candidate. In addition to the written proofs of degree programme(s) already followed, the Board may ask experts from within or outside the university to test given areas of knowledge and skills. 11. Bearing in mind the admissions procedure for a degree programme, the Admissions Board
will examine whether the candidate has satisfied or will satisfy the relevant requirements as set out in Article 4.2 in good time. The Board will bear in mind the motivation and ambition of the candidate to complete the relevant degree programme, as well as the proficiency level of the candidate in the language of instruction for that specialization. Article 4.3.B – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 4.4 – Entrance examination: hardship clause In situations where non-admission of a student would demonstrably lead to a situation of unfairness of an overriding nature, the Admissions Board may deviate from the provisions of Article 4.3A. Whether or not such a situation applies shall be determined on a case-by-case basis. 104
Article 4.5 – Entrance examination: times 17. The entrance examination will be held twice a year for the degree programme, which commences in the first and second semesters. 18. Applications for admission to the degree programme and given course units must be
submitted to the Admissions Board before June 1st or December 1st respectively. 19. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 4.5.2. 20. The Admissions Board will make a decision before July 1st , respectively January 1st.
Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 4.4 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
Section 5 – Study progress supervision Article 5.1 – Study progress administration 9. The Faculty Board is responsible for installing an adequate system for both monitoring the individual results of students and for ensuring that students can be addressed in a timely fashion regarding their progress and results. 10. The Faculty Board will provide each student with an overview of his/her results at least once a year. Article 5.2 – Tutoring The Faculty Board will organize the introduction and the tutoring of students enrolled in the degree programme, partly to promote their progress and also with a view to potential study options within and outside the degree programme.
Section 6 – Transitional and final provisions Article 6.1 – Amendments 19. Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the Faculty Council or degree programme advisory committee, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree. 20. An amendment to these Regulations shall not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment will not harm the interests of students. 21. In addition, an amendment may not influence the following to the detriment of students: - an approval granted within the meaning of Article 2.3 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. 105
Article 6.2 – Publication 13. The Faculty Board shall duly publish these Regulations, any rules and regulations formulated by the Board of Examiners, and any amendments to these documents. 14. Copies of the documents referred to in Article 6.2.1 are available from the Faculty Office. Article 6.3 – Date of commencement These regulations shall take effect on September 1st 2013 As decreed by the Faculty Board on July 9 2013.
16.8 Regional Studies; Spaces and Places, Analysis and Intervention Section 1 – General provisions Article 1.1 – Applicability These Regulations apply to the teaching, examinations and final assessment of the Research Master’s degree programme in Regional Studies; Spaces and Places, Analysis and Intervention, hereinafter referred to as ‘the degree programme’. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: yyy. Act: the Higher Education and Research Act (WHW; Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) zzz. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations and a final assessment leading to the conferral of a university degree aaaa. Course unit: a teaching unit of the degree programme within the meaning of the Act bbbb. EC: standard for comparing the study attainment and performance of students; 1 EC corresponds to 28 hours of study cccc. Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written paper or draft 106
a research assignment participation in a field trip or excursion completion of a placement/internship participation in another educational activity designed to teach certain skills dddd. Follow-on Master’s degree programme (doorstroommaster): a Master’s degree programme to which access is guaranteed on the basis of a specified Bachelor’s degree programme eeee. Final assessment: the final assessment of the Master’s degree programme ffff. Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University on or around 31 January, or starting on the aforementioned date determined by the Board of the University and ending on 31 August. The other definitions shall have the meaning that the Act ascribes to them. -
Article 1.3 – Aim of the degree programme The Research Master is part of the Graduate School of Spatial Sciences which encompasses research and capacity building at international level. The objective of the Graduate School, and thus the Research Master, is to provide high quality education to students who want to be trained as a researcher in Spatial Sciences. The Research Master programme prepares for: - further study and training, resulting in a PhD thesis and an academic career - employment in public or private organizations, such as research-oriented government departments and consultancy firms, i.e. in work geared to pure or applied independent scientific research. The programme is especially suited for students with a theoretical or methodological orientation. Students are expected to undergo a broad multi-disciplinary and multi-method research training, while eventually specializing in: - economic geography, - cultural geography, - population studies, or - spatial planning. The overall goal of the programme is to deliver the graduate with the following qualifications: 1. Theoretical attitudes and understanding, research skills - Sound knowledge and thorough understanding of important contemporary, interdisciplinary issues and theories in spatial sciences, and a detailed knowledge of important issues in the area of specialization, including relevant theories and subjects in disciplines related to tWIST. - Sound knowledge and understanding of theoretical models that help explain the spatial behaviour of individuals and organizations (especially firms), and expertise and experience in linking research questions with theories on spatial and human behaviour. - The ability to apply the body of knowledge to the understanding of concrete sociospatial, physical-spatial, developmental, regional or demographic phenomena and problems. - Expertise and experience in the formulation and implementation of a research project, i.e. a clearly formulated research problem that is innovative, while building on the state of the art in the field and related academic disciplines, and that is firmly 107
supported by the relevant literature in the field. - A helicopter view of suitable and feasible research designs and methods of data collection in different types of research, such as field, survey and/or experimental research, as well as expertise and experience in the adequacy, applicability and factual application of such research designs and methods of data collection. Awareness of ethical issues involved. - The ability to choose and apply appropriate research methodology, methods and techniques, and to critically evaluate the resulting research outcomes. - Expertise and experience in the integration of theory and qualitative and quantitative empirical research (‘theory-guided empirical research’) and; data-guided and theoryguided theory-building; experience in the full process of research, including reporting on the research results. - The ability to apply theories and results in spatial sciences and related disciplines in an original way to policy and scientific research issues in the context of both disciplinary and societal frameworks. 2. General academic skills - The ability to reflect on the social and ethical responsibilities linked to the application of knowledge and judgements. - The ability to present work to specialist and non-specialist audiences and to communicate the underpinnings as well as limitations of the conclusions. - Developing a scientific, creative and critical mind. - The ability to write scientifically - Information search and retrieval, data documentation and archiving according to general academic standards. - The ability and skills to write a Master’s thesis in a largely self-directed or autonomous manner. - The ability to formulate the policy implications of scientific research, taking into account the limitations of the information and scientific insight on which practical recommendations are based. 3. General work orientation - A critical and reflective attitude and analytical and research skills needed to qualify for a PhD programme after graduation, or to function on a professional level in research and policy departments of governmental/non-governmental organizations and enterprises. - A general work orientation and ability to be a productive and respected member of a research team by contributing to collective efforts, time management, and by participating in a network in the research domain of spatial sciences. Article 1.4 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 1.5 – Refusal of registration (Iudicium Abeundi) 7. In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration. 8. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 1.5.1 until after the student in question has been heard about the proposed decision, any interests of the 108
student and the institution have been carefully assessed and it has been proven reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove the student to be unsuitable for one or more of the professions which the student is being trained for in his/her degree programme of for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for refusal of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
Section 2 – Structure of the degree programme Article 2.1 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 120 EC. 2. The student workload is expressed in whole EC. Article 2.2 – Programme The degree programme has 6 specializations. See Article 2.3 Article 2.3 – Content of the programme 1. The programme consists of the following course units with their related student workload: Course Semester EC Year 1 Research Process Research Master 1a 5 Scientific Reading, Debating and Reflection 1 5 Individual Research Training 2 10 Thematic Theoretical Specialization* 1 and 2 20 Advanced and Specialized Research Methods and Techniques in 1 and 2 10 the Social, Economic and Spatial Sciences* Research Frontiers 1 and 2 5 Research Management, Scientific and Personal Competences 2 5 Year 2 Scientific Writing 1a 5 Philosophical and Methodological Issues in Spatial Sciences 1b 5 Research Thematic Theoretical Specialization* 1 and 2 10 Advanced and Specialized Research Methods and Techniques in 1 and 2 5 the Social, Economic and Spatial Sciences* Research in a Foreign Context 1 or 2 5 Individual Master’s Thesis 2 30 * For these courses there is a list of theoretical/thematic specialization modules and a list of methodology modules List of theoretical/thematic specialization modules for the Research Master Module
Semester EC 109
Economic Geography Economic Geography: Theory & Application* Spatial Economics Firm Demography and Entrepreneurship
1a 1b 2a
5 5 5
Environmental and Infrastructure Planning Planning Theory* Dilemmas in Infrastructure Planning Reinventing Environmental Planning Transitions in Water Management IPD5: Adaptive Governance
1a 1a 2a 2a 2b
5 5 5 5 5
Real Estate Studies Real Estate and Land Supply
1a
5
Socio Spatial Planning City Matters Planning for Quality
2a 2a
5 5
Population Studies Theories of Demographic Behaviour* Population Policies and Interventions
1a 2b
5 5
1a 2a 2a 2b
5 5 5 5
Semester 2a 1a 2a 1b 1b 2a 1a 1b 1b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Cultural Geography Place and Identities* Landscape and Heritage Identities Wellbeing and Liveability Social Impact Assessment * compulsory for chosen specialization List of methodology modules for the Research Master Module Real Estate Research EIP: Interactive Workshop Comparative Research and Planning Practice Demographic Data, Measures and Methods Life Table and Population Projections Advanced Survey Analysis Fieldwork Cultural Geography Qualitative Data Collection and Analysis Spatial Analysis with GIS
7. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 2.4 – Optional course units
110
A student may choose course units from the lists of theoretical/thematic specialization modules and methodology modules in Article 2.3. Students are allowed to choose course units that are not in the course unit list, after approval of the ReMa coordination team. Courses should be master courses taught by a lecturer with a PhD and is active in doing scientific research. Article 2.5 – Language of the programme The official language of the courses and examinations is English. Article 2.6 – Honours programme master 1.
The student may be invited to participate in an Honours programme offered by the Honours College of the University.
2.
The study load of the Honours programme is 15 EC. The OER of the Honours College is applicable to this programme.
3.
The Honours programme is not part of the regular curriculum. The results do not count towards the award of the cum laude or summa cum laude.
4.
The results of the Honours programme are listed on the diploma supplement to the diploma of the master's degree.
Section 3 – Examinations and final assessment Article 3.1 – General 17. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to
assess whether they have achieved or will achieve the required learning objectives. 18. The results of an examination are given as pass or fail, in numbers on a scale of 1 to 10,
expressed as 5,5 or more for a pass and 5 or less for a fail. Courses are graded in round numbers. Only the Master’s Thesis is graded in half numbers. Article 3.2 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by a member of the teaching staff of the Faculty of Spatial Sciences. Article 3.3 – Examination frequency and periods There will be an opportunity to sit the examinations for the course units listed in Article 2.3 twice each year. Article 3.4 – Form of examinations 9. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in the description on Ocasys.
111
10. Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice on this matter. Article 3.5 – Oral examinations 15. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 16. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. Article 3.6 – Authority of the Board of Examiners regarding optional course units 1. The Board of Examiners for the degree programme setting the examination is authorized to assess the examinations and deal with any complaints. This does not apply to a request for an alternative examination regulation. 2. With regard to examinations for students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme referred to in Article 3.6.1 shall comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student has registered. Article 3.7 – Determining the examination results and publication thereof 24. After an oral examination, the examiner will announce the grade to the student immediately and provide the student with the relevant signed exam slip. 25. The examiner will mark a written examination within 10 working days of the day on which it was taken, and will provide the administration department with the necessary details for written confirmation of the result to be sent to the student. 26. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result. Article 3.8 – Validity 15. Completed course units remain valid indefinitely.
16. Contrary to the provisions of Article 3.8.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a module taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. Article 3.9 – Right of inspection 19. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. 20. Within the timeframe stipulated in Article 3.9.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria.
112
21. The lecturer can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 3.9.1. Article 3.10 – Exemptions At the student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: o. has completed part of a university or higher vocational degree that is equivalent in content and level p. or can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question. Article 3.11 – Final assessment 26. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and to that end issues a certificate. 27. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for these course units provide a reason for doing so. 28. The exam date on the degree certificate specified by the Board of Examiners is the day the final examination component has been successfully taken. 29. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony. 30. If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time. Article 3.12 – Degree
15. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 16. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 3.13 – Honours (Judicium) 1.
The Board of Examiners shall determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: • Cum laude: the mark for the thesis must be at least 8.0 • Summa cum laude: the mark for the thesis must be at least 9.0
113
b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners is • greater than or equal to 8.0 for Cum laude • greater than or equal to 9.0 for Summa cum laude 3. No honours are awarded if the study load of the exemptions in EC credit points is more than half the total number of EC credit points for the degree programme. 4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5. Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0. 6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 3.13.2-5. 7.
Students who started the degree programme before 1 September 2010 continue to fall under the honours regulations that applied to them on 31 August 2010.
Article 3.14 – Assessment plan An assessment plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 34. the learning outcomes of the degree programme 35. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 36. the relationship between course units and learning outcomes 37. the assessment method to be used and the test moments for each course unit 38. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 39. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 40. the method of regular evaluation.
Section 4 – Admission Article 4.1 – Entry requirements Subsection 1 1. Admission to the Research Master in Regional Studies requires either: - a Bachelor’s degree in human geography and/or urban and regional planning - a Bachelor’s degree in another spatial, social or economic science discipline with preferably a Minor worth 30 EC in human geography and/or urban and regional planning and/or demography and / or development studies; for those with a different Bachelor degree, the possibilities for admission are discussed with the coordinator - a Master’s degree in human geography or planning. Students with a Master’s degree who are admitted to the Research Master programme in Regional Studies, will be granted exemptions for a number of modules with a maximum of 20EC. Depending on that Master’s programme, this may result in a reduction in length of the Research Master programme in Regional Studies - a Master’s degree in another social or economic science field with substantial social and spatial and research content - a ‘HBO’ professional Master’s degree with substantial spatial and research content; 114
and additionally following the general rules regarding admission to a Master course at the University (bridging programme) - a foreign educational degree comparable to the Dutch degrees listed above. 2. In addition, the entrance requirements are as follows: - Students must have completed their Bachelor or Master’s degrees with an average grade of at least 7,5 (on a 10 point scale) and with a grade for their Bachelor research work of at least 7 or an equivalent grade based on other international grading systems. - Basic knowledge of statistical methods, at least two statistical modules - Good knowledge of and practical experience in using English. Non-native speakers and students who have not followed English language courses for at least two years are required to provide proof of their English proficiency. Examples of accepted minimum English language test scores are: - TOEFL paper: 580 - TOEFL computer:237 - TOEFL Internet-based test: 92-93 - IELTS: 6.5 (and 6.0 for written part) - APIEL: AP4 - Cambridge EFL Advanced English: B - Cambridge EFL Proficiency in English: C 3. The decision for admission will be based on: - The overall CV of the candidate - A clearly motivated request for admission, including ideas for a major research project - proof of compliance with the requirements regarding previous education - submission of research output produced so far by the applicant - proficiency in English - an interview with the applicant in which attitude, motivation, orientation and competence for a career in scientific research are evaluated - reference letters for students outside of the Netherlands. An interview will take place with one of the coordinators. Eagerness to conduct research and motivation in the research-oriented modules in the Bachelor’s phase are among the aspects evaluated. The coordinator in turn also acquires information from research staff teaching on the Bachelor’s programmes about the quality of the student’s work. Students from outside the Netherlands have to provide two reference letters. Subsection 2 There are two starting dates for the admission during the year. Article 4.2 – Admissions Board 16. Admission to the degree programme is at the discretion of the Admissions Board of the
degree programme. This Board consists of: - the coordinator of the programme - one member selected from the other academic staff who teach the degree programme. 17. The study advisor for the degree programme will be an advisory member.
115
18. The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure. Article 4.3.A – Entrance examination for Master’s degree programmes and followon Master’s degree programmes: criteria 12. Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board shall examine the knowledge and skills of the candidate. In addition to the written proofs of degree programme(s) already followed, the Board may ask experts from within or outside the university to test given areas of knowledge and skills. 13. Bearing in mind the admissions procedure for a degree programme, the Admissions Board will examine whether the candidate has satisfied or will satisfy the relevant requirements as set out in Article 4.2 in good time. The Board will bear in mind the motivation and ambition of the candidate to complete the relevant degree programme, as well as the proficiency level of the candidate in the language of instruction for that specialization. 14. Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the decision for admission will be based on: - a motivated request for admission, including ideas for a major research project - proof of compliance with the requirements regarding previous education - submission of research output produced so far by the applicant - proficiency in English - an interview with the applicant in which attitude, motivation, orientation and competences of the applicant for a career in scientific research will be evaluated. Article 4.3.B – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria Bearing in mind the admissions procedure for the degree programme within the meaning of Article 4.1, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 4.4 – Entrance examination: hardship clause In situations where non-admission of a student would demonstrably lead to a situation of unfairness of an overriding nature, the Admissions Board may deviate from the provisions of Article 4.3A. Whether or not such a situation applies shall be determined on a case-by-case basis. Article 4.5 – Entrance examination: times 21. The entrance examination will be held twice a year for the degree programme, which commences in the first and second semesters. 22. Applications for admission to the degree programme and given course units must be
submitted to the Admissions Board before June 1st or December 1st respectively.
116
23. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 4.5.2. 24. The Admissions Board will make a decision before July 1st , respectively January 1st.
Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 4.4 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
Section 5 – Study progress supervision Article 5.1 – Study progress administration 11. The Faculty Board is responsible for installing an adequate system for both monitoring the individual results of students and for ensuring that students can be addressed in a timely fashion regarding their progress and results. 12. The Faculty Board will provide each student with an overview of his/her results at least once a year. Article 5.2 – Tutoring The Faculty Board will organize the introduction and the tutoring of students enrolled in the degree programme, partly to promote their progress and also with a view to potential study options within and outside the degree programme.
Section 6 – Transitional and final provisions Article 6.1 – Amendments 22. Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the Faculty Council or degree programme advisory committee, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree. 23. An amendment to these Regulations shall not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment will not harm the interests of students. 24. In addition, an amendment may not influence the following to the detriment of students: - an approval granted within the meaning of Article 2.3 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 6.2 – Publication 15. The Faculty Board shall duly publish these Regulations, any rules and regulations formulated by the Board of Examiners, and any amendments to these documents. 16. Copies of the documents referred to in Article 6.2.1 are available from the Faculty Office.
117
Article 6.3 – Date of commencement These regulations shall take effect on September 1st 2013 As decreed by the Faculty Board on July 9 2013.
16.9 Sociale Planologie Paragraaf 1 – Algemene Bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de masteropleiding Sociale Planologie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Artikel 1.2 – Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: gggg. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; hhhh. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; iiii. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; jjjj. EC: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC staat gelijk aan 28 uur studeren; kkkk. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; llll. doorstroommaster-opleiding: de opleiding waarvoor van rechtswege toegang wordt verleend op grond van een daartoe aangewezen bachelor-opleiding; mmmm. examen: het master-examen van de opleiding; nnnn. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 – Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student het volgende kan: Kennis en inzicht › vraagstukken aangaande ruimtelijke veranderingen in wijken en steden, en de sociale 118
betekenis daarvan, doorgronden in hun specifieke bestuurlijke en sociale context (plekanalyse) › instituties en processen van besluitvorming over ruimtelijke veranderingen beschrijven en plaatsen in grotere bestuurlijke en sociale trends en processen (actoranalyse) › onderkennen dat, gegeven de diversiteit en complexiteit van de relatie tussen ruimtelijke inrichting en samenleving, planologie gepaard gaat met politiek en spanning (beleidsanalyse) › relevante theorieën over sociale implicaties van ruimtelijke veranderingen uitleggen, herkennen in de maatschappelijke realiteit en gebruiken voor het doen van onderzoek › zich een kritisch oordeel vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke literatuur › een zelfstandige bijdrage leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van planologie; Toepassen kennis en inzicht › zelfstandig onderzoek verrichten naar ruimtelijke vraagstukken, processen van besluitvorming en sociale consequenties van oplossingen › zelfstandig een vraagstelling formuleren, een onderzoeksontwerp maken, methoden van onderzoek selecteren en toepassen, en daarover helder en volledig rapporteren › creatief en intelligent oplossingen ontwerpen voor ruimtelijke vraagstukken die werken, doordat ze realistisch zijn gegeven sociaal-planologische theorieën, en die ook kunnen landen, doordat ze sociaal en bestuurlijk wervend en doordacht zijn › praktisch en pragmatisch denken, maar op conceptueel niveau een duidelijke afweging maken dat leidt tot een beargumenteerd advies Oordeelsvorming › kritisch reflecteren op ethische en normatieve aspecten van ruimtelijke problemen en oplossingen › constructief-kritische feedback geven op analyses en oplossingen gemaakt door anderen › ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in het wetenschappelijke denken integreren › reflecteren op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van planologie in het bijzonder › een open en kritische houding aannemen ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van planologie; Communicatie › in interdisciplinair teamverband samenwerken voor het analyseren van complexe ruimtelijke vraagstukken › met gevoel voor tact en respect omgaan met maatschappelijke gevoelens onder opdrachtgevers, respondenten en informanten › debatteren over ontwikkelingen binnen het vakgebied en de maatschappij › in beeld, geschreven tekst en mondelinge presentaties een probleemanalyse op een overtuigende manier kunnen uitdragen Leervaardigheden › gericht relevante informatie af leiden uit grote hoeveelheden tekst met een grote diversiteit aan bedoelingen › snel kennis verwerven over specifieke vakgebieden en daarbij hoofd- en bijzaken scheiden › na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; Attitude 119
› onderzoekend en kritisch omgaan met nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de planologie › met een wetenschappelijke attitude in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam zijn; Artikel 1.4 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5 – Iudicium Abeundi 5. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 6. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door de student gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2 – Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 – Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 EC. 2. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC. Artikel 2.2 – Programma’s De opleiding kent één programma. Artikel 2.3 – Samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast
120
Cursus Planning Theory Interactie, Samenleving en Ruimte Revitalisatie van de Wijk IPD1: Planning Methods and Evaluation* IPD3: Programmamanagement in Theorie en Praktijk* City Matters Planning for Quality IPD4: Coalition Planning** IPD5: Adaptive Governance** Masterthesis Sociale Planologie * Keuze tussen beide cursussen of een cursus naar keuze ** Keuze tussen beide cursussen of een cursus naar keuze
Semester 1a 1a 1a 1b 1b 2a 2a 2b 2b
EC 5 5 5 5 5 5 5 5 5 20
8. Op Ocasys worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 – Keuzeonderdelen 9. De student kiest onder goedkeuring van de Examencommissie een of meer onderdelen met een totale studielast, die gelijk is aan het verschil tussen de studielast van de opleiding en het totaal van de volgens art. 2.3 verplichte onderdelen van het door hem gekozen programma, dat wil zeggen 5, 10 of 15 EC. 10. Voor keuze komen in aanmerking mastercursussen. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie, op advies van de mastercoördinator, toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma’s worden gekozen. De coördinator kan ook toestemming geven om bovenop het programma extra cursussen te volgen op masterniveau. Artikel 2.5 – Vrijstellingen tweede master 13. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 14. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 15. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 16. Als er volgens onder artikel 2.5.2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de Examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 17. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de tweede master is: • Eerst de verplichte vakken uit de eerste master;
121
• Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; • Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 18. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 – Taal van de opleiding 4. De cursussen worden in het Engels of het Nederlands verzorgd. 5. De tentamens worden in het Engels of Nederlands afgenomen. 6. Practica, zoals de Masterthesis mogen in het Engels of Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst. Artikel 2.7 – Honoursprogramma masteropleiding 1.
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
2.
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 15 EC. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere mastercurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de masteropleiding.
4.
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de masteropleiding waar de student een graad voor behaalt.
Paragraaf 3 - Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 – Algemeen 19. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of de student de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. 20. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 5,5 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Resultaten worden gegeven in hele cijfers. Alleen de Masterthesis wordt op halve cijfers beoordeeld. Artikel 3.2 – Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de docent van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. 122
Artikel 3.3 – Tijdvakken en frequentie tentamens Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt elk collegejaar tweemaal de gelegenheid gegeven. Artikel 3.4 – Vorm van de tentamens 5. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan vermeld op Ocasys. 6. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.5 – Mondelinge tentamens 17. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 18. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.6 – Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Zulks geldt niet voor het indienen van een verzoek om een afwijkende tentamenregeling.
2.
Voor het afleggen van tentamen door studenten met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding als bedoeld in lid 1 zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 3.7 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 27. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 28. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie de nodige gegevens. 29. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Artikel 3.8 – Geldigheidsduur 17. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
123
18. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 – Inzagerecht 22. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. 23. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 24. De docent kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 – Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: q. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; r. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 – Examen 11. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee de student tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 12. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 13. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 14. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 15. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient de student de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. 124
Artikel 3.12 – Graad
17. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 18. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.13 – Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: • ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; • ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is • groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; • groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. 3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. 7.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 3.14 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 41. de eindkwalificaties van de opleiding; 42. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 43. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; 44. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 45. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 46. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
125
Paragraaf 4 – Toelating Artikel 4.1 – Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de opleiding. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. 2. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de Toelatingscommissie. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 3. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, dat na afronding van een door de Toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBO-opleidingen), kan de Toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 4. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 3 geeft recht op inschrijving voor de opleiding. 5. Voorde toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar. Artikel 4.2 – Toelatingscommissie 19. De toelating tot de opleiding alsmede de toelating tot de onderscheidene programma’s is opgedragen aan de Toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - de coördinator van de opleiding - een lid aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 20. Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. 21. De aanwijzing geschiedt door het Faculteitsbestuur, dat tevens het toelatingsreglement vaststelt. Artikel 4.3.A – Toelatingsonderzoek (doorstroom-)masteropleidingen: criteria 15. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit.
126
16. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.3.B – Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.3 – Toelatingsonderzoek: hardheidsclausule In situaties dat het achterwege laten van de toelating jegens de betrokkene aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Toelatingscommissie afwijken van het in artikel 4.3.A bepaalde. Daarbij moet de omstandigheid individueel bepaald zijn. Artikel 4.5 – Toelatingsonderzoek: tijdstippen 25. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 26. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 juni respectievelijk 1 december ingediend bij de Toelatingscommissie. 27. In bijzondere gevallen kan de Toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 28. De Toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 4.6 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor de nietNederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Paragraaf 5 – Studiebegeleiding Artikel 5.1 – Studievoortgangsadministratie 13. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten.
127
14. Het Faculteitsbestuur verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 – Studiebegeleiding Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 – Wijziging 25. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur en na overleg met de Faculteitsraad of Opleidingscommissie, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 26. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 27. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 – Bekendmaking 17. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 18. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 – Inwerkingtreding Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur op 7 juli 2013. Met instemming van de Faculteitsraad, op 26 augustus 2013.
16.10 Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Aardrijkskunde van de RUG Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling
128
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en het examen van de Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs van de van de faculteiten GMW, FEB, Letteren, Economie en Bedrijfskunde, Ruimtelijke Wetenschappen en Wijsbegeerte, en Wis- en Natuurwetenschappen, en op alle studenten1 die voor de opleiding staan ingeschreven. De Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs wordt verzorgd door de Universitaire Lerarenopleiding Groningen, een afdeling van de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. De Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Aardrijkskunde (CROHO 68500) wordt aangeboden door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: oooo. De wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (zoals deze geldt op 21 juli 2011); pppp. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; qqqq. Opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, die voorbereidt op het behalen van een eerstegraads leraarbevoegdheid voor een bepaald schoolvak, bestaande uit een samenhangend geheel van 60 EC onderwijseenheden die worden verzorgd door de Universitaire Lerarenopleiding Groningen. rrrr. Facultaire toelatings- en examencommissies: de toelatings- en examencommissies van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen ssss. Toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen: de toelatings- en examencommissie van de masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs, en het lerarenopleidingstraject als onderdeel van de educatieve masteropleidingen en de masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen, en de Educatieve Minor van de RUG. Deze toelatings- en examencommissie fungeert als subcommissie van de Facultaire toelatings- en examencommissies. De toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding is onder andere verantwoordelijk voor de toelating tot de verschillende programma’s van het lerarenopleidingstraject. De school: de school voor voortgezet onderwijs die fungeert als stageverlenende tttt. instelling voor de student. uuuu. Tutor: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die verantwoordelijk is voor de bewaking en ondersteuning van de studievoortgang van de student, en die de examinator is van Masterstage 1, 2 en 3 Leraar Aardrijkskunde. vvvv. Vakdidacticus: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke en vakdidactische ondersteuning van de student, en die examinator is van Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde, Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde en Onderzoek Master Lerarenopleiding. wwww. Onderwijskundige: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die verantwoordelijk is voor de onderwijskundige ondersteuning van de student, en die examinator is van Onderwijskunde VO en Onderzoek Master Lerarenopleiding. xxxx. Schoolopleider: een docent van de school die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling. yyyy. Vakcoach: een docent van de school die les geeft in het schoolvak waarvoor de student wordt opgeleid en die belast is met de directe stage- en werkbegeleiding van de student 1
In deze tekst wordt ter wille van de leesbaarheid de mannelijke persoonsvorm gehanteerd. Daar waar ‘hij’ staat dient ‘hij/zij’ te worden gelezen.
129
zzzz. Mentor: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling in situaties waarin de school niet beschikt over een schoolopleider. aaaaa. JoMiTE: netwerk van Europese universiteiten die afspraken hebben gemaakt die het mogelijk maken voor studenten van lerarenopleidingen om een deel van hun lerarenopleidingstraject in het buitenland te vervullen. bbbbb. Studiepunt: eenheid uitgedrukt in EC, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren; ccccc. Examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; ddddd. Examinator: opleiders verbonden aan de universitaire lerarenopleiding die door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding zijn aangewezen om tentamens af te nemen en de uitslag ervan vast te stellen. eeeee. Examen: het masterexamen van de opleiding; fffff. Tentamen: Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Tentamen omvat zowel schriftelijke als mondelinge toetsen als practica. ggggg. Toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; hhhhh. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een (onderzoek)opdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals het bijhouden van een bekwaamheidsdossier; Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het iiiii. daaropvolgende jaar; Semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door jjjjj. het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van het opleidingstraject Met de opleiding wordt beoogd: - voor te bereiden op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak. De universitaire eerstegraads lerarenopleidingen kennen een gezamenlijk uitstroomprofiel dat is vastgelegd in ICL-verband 2. De ICL is de onder de VSNU ressorterende Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen. Dit profiel is voor wat betreft het wetenschappelijk gehalte van de opleiding gebaseerd op de Dublindescriptoren voor WO-onderwijs. Voor wat betreft het beroepsvoorbereidende deel van de opleiding stoelt het profiel op de in het kader van de Wet Beroepen in het Onderwijs (BIO) door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) geformuleerde bekwaamheideisen voor eerstegraads leraren. 2
Competentieprofiel van leraren die aan een ULO zijn opgeleid. 2007. Den Haag, VSNU. 130
De lerarenopleiding van de RUG hanteert het bewuste uitstroomprofiel als uitgangspunt bij de omschrijving van de algemene opleidingsdoelen en eindtermen van de opleiding. De eerstegraads leraar wordt primair opgeleid voor het 'eerstegraads gebied': de bovenbouw van havo en vwo. De eerstegraads bevoegdheid is echter inclusief: dit betekent dat eerstegraads leraren bevoegd zijn les te geven in het schoolvak waarvoor ze zijn opgeleid in zowel onderbouw als de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO en VWO). In het universitaire lerarenopleidingstraject wordt het accent gelegd op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw zoals geformuleerd in de Wet BiO. In het lerarenopleidingstraject wordt bekwaamheid (competentie) nagestreefd op een zevental samenhangende terreinen die daar van belang zijn en de daaraan verbonden beroepsvereisten. In de studiegids wordt deze algemene doelstelling nader geconcretiseerd. Het lerarenopleidingstraject heeft als taak eerstegraads leraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Aanstaande leraren doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoeksmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. Dit betekent dat de afgestudeerde: •
Beschikt over vakdidactische en onderwijskundige kennis op academisch niveau en in staat is deze kennis toe te passen in de onderwijspraktijk. Het gaat hierbij vooral om de kennis die nodig is in het voorbereidend hoger onderwijs (bovenbouw havo/vwo).
•
Beschikt over de vaardigheid om als teamlid ook vakoverstijgend te werken in de klas en in de school. Hij is in staat om gewenste samenhang tussen schoolvakken te bevorderen en draagt bij aan het leren van leerlingen in de schoolorganisatie als geheel.
•
Op de hoogte is van (inter)nationaal onderzoek en curriculumontwikkeling. Hij is bereid en in staat om aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deel te nemen en kan in de eigen onderwijspraktijk leersituaties scheppen en daar lering uit trekken
•
Hij heeft een positieve houding ten opzichte van adolescente leerlingen en beschikt over de vaardigheid hen zowel individueel als in groepen te begeleiden. Hij is in staat ze uit te dagen zich tot verantwoordelijke en zelfstandige individuen te ontplooien, waarbij hij rekening houdt met culturele en individuele verschillen.
•
Hij heeft de kennis en vaardigheden om vanuit een eigen pedagogisch-didactische visie op onderwijs, met respect voor de in onze pluriforme samenleving aanvaarde normen en waarden, te functioneren in het onderwijs, de school en het onderwijsbeleid.
De algemene doelen van de opleiding zijn vertaald in de hierna compact omschreven eindtermen: 1 Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan.
131
2 Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. 3 Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving. 4 Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas. 5 Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele bijdrage leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6 Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen. 7 Een goede leraar is competent in reflectie, ontwikkeling en onderzoek. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden. Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding kan zowel voltijds als deeltijds gevolgd worden. Artikel 1.5 - Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde studie opleidt, danwel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding
Artikel 2.1 - Studielast De opleiding heeft een studielast van 60 EC. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC. Indien onvoldoende fysische geografie gevolgd is in de vooropleiding dienen bovendien de cursussen Geografie van de Natuurlijke Omgeving (5 EC) en Landscape and Heritage Identities (5 EC) gevolgd te worden om de eerstegraads lesbevoegdheid aardrijkskunde te behalen. 132
Artikel 2.2 - Programma’s De opleiding kent de volgende programma’s: a) Het programma A dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak. Ten behoeve van de overzichtelijkheid wordt in de beschrijving van de programma’s geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende schoolvakken. b) Het programma B dat studenten met een afgeronde Educatieve Minor en bachelor voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak. c) Het programma C dat Nederlandse studenten uit het JoMiTE-project voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak en waarin studenten een deel van hun opleiding in het buitenland vervullen. Erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen aantoont dat hij/zij gedurende de opleiding op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden kan verkrijgen of heeft verkregen waarmee hij aan de eisen van een examenonderdeel kan voldoen, kan de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen besluiten alternatieve invullingen van dat examenonderdeel te erkennen in het perspectief van de examinering. In 2.3. wordt aangegeven welke vakken binnen de programma’s gevolgd kunnen worden. In 2.4 wordt aangegeven welke vakken buitenlandse studenten die in het kader van JoMiTE een deel van hun lerarenopleiding aan de RUG vervullen, kunnen volgen, en wat de keuzeruimte is binnen het vak Verdieping voor Minoren in programma B. Artikel 2.3 - Samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde Studielast Programma A 1. Basiscursus Master Lerarenopleiding 2. Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Het werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde Onderwijskunde VO Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde Onderzoek Master Lerarenopleiding
Programma B 1. Verdieping voor Minoren
133
ULOM1005 ULOM1105
(5 EC) (5 EC)
ULOM1215 ULOM1305 ULOM1405 ULOM1505 ULOM1610 ULOM1710
(15 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (10 EC) (10 EC)
ULOM1810
(10 EC)
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Het Werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde ULOM1305 Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde ULOM1405 Onderwijskunde VO ULOM1505 Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde ULOM1610 Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
Programma C 1. Basiscursus Master Lerarenopleiding 2. Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde 3. 4. 5. 6.
ULOM1005 ULOM1105
Het werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar JoMiTE Aardrijkskunde ULOM1910 Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde ULOM1305 Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde ULOM1405 Buitenlandprogramma volgens JoMiTE-framework
(15 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (10 EC) (10 EC) (5 EC) (5 EC) (10 EC) (5 EC) (5 EC) (30 EC)
Artikel 2.4 - Keuzeonderdelen Alleen binnen programma B zijn keuze-onderdelen aangewezen. Het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ binnen programma B kan op twee manieren worden ingevuld: 1. De student volgt bij zijn eigen faculteit een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de opleiding van de faculteit in kwestie. 2. De student kiest uit het aanbod van de Universitaire Lerarenopleiding en vult daarmee het vak Verdieping voor Minoren in. De studielast bedraagt minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Bij studenten die kiezen voor de tweede invulling, zal op het diplomasupplement ‘Verdieping voor Minoren’ komen te staan. Indien een student de eerste mogelijkheid kiest, zal de betreffende vakcode en vakomschrijving op het diplomasupplement komen te staan. De buitenlandse student die in het kader van JoMiTE een deel van zijn lerarenopleiding aan de RUG vervult maakt onder goedkeuring van de toelatings- en examencommissie een keuze uit een of meer van de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Dutch Educational Practice 1 Dutch Educational Practice 2 Educational Science Subject Methodology 1 Subject Methodology 2 Research Teacher Education 1 Research Teacher Education 2
ULOJ0105 ULOJ0205 (5 EC) ULOJ0305 ULOJ0405 ULOJ0505 ULOJ0605 ULOJ0705
Artikel 2.5 - Practica
134
(5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC)
1. De volgende onderdelen, als genoemd in art. 2.3 betreffen een practicum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang: Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 Vorm: • Stage op school voor voortgezet onderwijs. • Minimaal 10 uren observeren. • Minimaal 20 (deel)uren lesgeven, waarvan minimaal 10 in de bovenbouw, en 1 serie van minimaal 6 aaneengesloten lessen zelfstandig in één klas. Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 Vorm: • Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. • Minimaal 3 lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. • Minimaal 10 lessen observeren. • Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor op het instituut. • Deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen. • Overleg met coach. • Contact met ouders. • Deelnemen aan rapportvergaderingen. Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde ULOM1610 Vorm: • Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. • Minimaal 3 lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. • Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor op het instituut. • Deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen. • Overleg met coach. • Contact met ouders. • Deelnemen aan rapportvergaderingen. Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en
donderdag.
2. Om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen dienen studenten tijdens masterstage 2 en 3 in totaal zelfstandig minimaal 120 lesuren van 50 minuten te verzorgen, waarvan 60 lesuren in de bovenbouw. Studenten met een eerstegraadsbevoegdheid in een ander schoolvak of een tweedegraadsbevoegdheid in hetzelfde schoolvak dienen minimaal 60 lesuren in de bovenbouw te verzorgen om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen. De minimumeis van 120 lesuren van 50 minuten geldt niet voor hen.
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding 135
Artikel 3.1 - Algemeen
21. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 22. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. 23. De beoordeling van de tentamens vindt plaats in hele of halve cijfers groter of gelijk aan 1 en kleiner of gelijk aan 10. De student is geslaagd voor een tentamen indien het cijfer 6,0 of hoger is behaald. 24. Beoordeling van de tentamens vindt plaats conform de regels en richtlijnen 2012-2012 vastgesteld door de examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen. 25. Indien alle tentamens uit het programma met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen voor de Master LVHO afgelegd, voor zover de examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3.2 - Verplichte volgorde 3.2.1 De student kan niet eerder deelnemen aan het werken-lerentraject dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 • Basiscursus Master Lerarenopleiding. ULOM1005 • Door de voor de opleiding verantwoordelijke Faculteit als voorwaardelijk aangemerkte onderdelen 3.2.2 •
Aan het tentamen van: Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde
ULOM1610
kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 3.2.3 •
Aan het tentamen van: Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde ULOM1305 • Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde ULOM1405 Artikel 3.3 - Beoordeling stage 1. De beoordeling van de Masterstages 1, 2 en 3 wordt verricht door de tutor, aan de hand van een bekwaamheidsdossier en een gesprek hierover.
136
Artikel 3.4 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt in elk semester tenminste eenmaal de gelegenheid gegeven. Dit geldt niet voor de masterstages. Voor de masterstages geldt dat de student per stage maximaal eenmaal in de gelegenheid wordt gesteld nogmaals een tentamen af te leggen, onder de voorwaarde dat de beoordelaar van de stage voldoende perspectief ziet voor het met succes afsluiten van het bewuste onderdeel. Artikel 3.5 - Vorm van de tentamens 11. Op verzoek van de student kan de toelatings- en examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 12. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De toelatingsen examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 - Mondelinge tentamens 19. Indien op grond van 3.5.2 toegestaan wordt dat een student een mondeling tentamen wordt afgenomen, geldt dat bij dat mondeling tentamen niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 20. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7 - Bevoegdheid toelatings- en examencommissies bij keuzeonderdelen 1. Alleen binnen programma B zijn keuze-onderdelen aangewezen. Het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ binnen programma B kan op twee manieren worden ingevuld: a) De student volgt bij zijn eigen faculteit een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de voor de opleiding verantwoordelijke Faculteit. b) De student kiest uit het aanbod van de Universitaire Lerarenopleiding. De studielast bedraagt minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Artikel 3.8 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 30. De examinator stelt de uitslag van een tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd. 31. De student heeft inzagerecht, beschreven in artikel 3.9 eerste lid, alsmede een mogelijkheid om onderbouwd bezwaar in te dienen tegen de vaststelling van de tentamenuitslag bij de examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Tegen de beslissing van de examencommissie staat beroep open bij het College van Beroep voor de examens zoals bedoeld in art 7.60 WHW. 137
Artikel 3.9 - Geldigheidsduur 19. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is vijf jaar, tenzij overgangsbepalingen anders aangeven. 20. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de toelatings- en examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan drie jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.10 - Inzagerecht 1. Gedurende maximaal zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.11 - Vrijstelling 1. Vrijstelling De examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: s. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; t. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.12 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 3. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
138
5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.13 Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science in Education’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.14 Judicium 1. De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding(judicium) wordt toegekend. 2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie [Onderzoek Master Lerarenopleiding] moet voldoen aan de volgende minima: a. ‘Cum laude’: het cijfer is tenminste 8,0; b. ‘Summa cum laude’: het cijfer is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is c. groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; d. groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. 3. Geen Cum laude of Summa cum laude wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. Artikel 3.15 – Toetsplan 1. Er is een door het faculteitsbestuur van GMW vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, beoordelingscriteria en de cesuurbepaling; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
Paragraaf 4 Artikel 4.1
Toelating
Vooropleiding
Toelaatbaar tot de opleiding zijn zij die voldoen aan voorwaarden 1 en 2: 1. In het bezit van het bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie of een buitenlands 139
equivalent of een bachelordiploma Technische Planologie gecombineerd met een geografisch schakelprogramma. 2. In het bezit van een van de volgende masterdiploma’s of een binnen- of buitenlands equivalent: a. Culturele Geografie b. Economische Geografie c. Environmental and Infrastructure Planning d. Population Studies e. Sociale Planologie f. Vastgoedkunde De door de faculteit aangestelde toelatingscommissie beoordeelt de toelaatbaarheid van studenten met een andere bachelor- en/of masteropleiding. Als resultaat van een afspraak tussen verschillende Nederlandse universiteiten waar de eerstegraads lerarenopleiding aardrijkskunde wordt aangeboden is er een afspraak dat sociaalgeografen voldoende fysische geografie in hun opleiding gehad moeten hebben voordat zij hun eerstegraads lesbevoegdheid kunnen ontvangen. Hiervoor wordt door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen een tweetal cursussen aangeboden. Artikel 4.2 - Toelating programma’s Toegelaten tot de opleiding worden die kandidaten die beschikken over een voor het schoolvak relevante afgeronde vakmaster of doctoraalopeiding. Voor andere programma’s van de opleiding gelden de volgende toelatingsvoorwaarden: - programma (B): - een afgeronde, aan het schoolvak verwante bacheloropleiding , - een afgeronde Educatieve Minor in het schoolvak -
programma (C): - een afgeronde Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 en een afgeronde Basiscursus Master Lerarenopleiding ULOM1005; of een afgeronde Educatieve Minor. - doorlopen van Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 vanaf het begin van het eerste semester tot aan het buitenlandprogramma van 30 EC.
Artikel 4.3 - Toelatingscommissie 22. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de Facultaire toelatingscommissies. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. - Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen.
140
23. De toelating tot programma’s van het lerarenopleidingstraject binnen de Educatieve Master is gemandateerd aan de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Artikel 4.4A Toelatingsonderzoek (doorstroom) masteropleidingen: criteria 17. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 18. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.4B Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.5 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 29. Het toelatingsonderzoek m.b.t. de toelating tot de opleiding vindt twee maal per jaar plaats: tussen 15 mei en 10 juni voor studenten die in het eerste semester willen beginnen met de Master LVHO, en tussen 15 november en 10 december voor studenten die in het tweede semester willen beginnen met de Master LVHO. Deze laatste mogelijkheid staat alleen open voor studenten die vrijgesteld worden van Masterstage 1 en de Basiscursus Lerarenopleiding, op grond van eerder verworven competenties, of die aan programma B mogen deelnemen. 30. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 15 mei / 15 november ingediend bij de Facultaire Toelatings- en examencommissiecommissie. 31. De toelating tot de opleiding wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding (1 september / 1 februari) zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 32. De facultaire toelatings- en examencommissie beslist voor 10 juni / 10 december over het verzoek tot toelating tot de opleiding. 33. In bijzondere gevallen kan de facultaire toelatings- en examencommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
141
34. Een verzoek te worden toegelaten tot programma B of een vrijstellingsverzoek m.b.t. Masterstage 1 en Basiscursus Lerarenopleiding wordt voor 15 mei / 15 november ingediend bij de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. 35. De toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding beslist voor 30 juni / 31 december over het verzoek tot toelating tot programma B of over het vrijstellingsverzoek. 36. In bijzondere gevallen kan de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding een na de in het vijfde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Studiebegeleiding Artikel 5.1 - Studievoortgangsadministratie 1. De Universitaire Lerarenopleiding draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten voor zover het het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master betreft. 2. Het Faculteitsbestuur FRW draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten. 3. Het Faculteitsbestuur FRW verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 - Studiebegeleiding 1. De Universitaire Lerarenopleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 - Wijziging 28. Wijzigingen van de OER-tekst betreffende de opleiding wordt door de decaan van de Faculteit GMW, gehoord de opleidingscommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen, vastgesteld. 29. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 30. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 - Overgangsbepaling
142
1. Voor studenten die programma B willen volgen is het niet meer mogelijk om het onderdeel 'Verdieping voor Minoren’ zoals beschreven in de OER laatstelijk vastgesteld op 3 juni 2011, in te vullen met: a) Basiscursus Master Lerarenopleiding ULOM1005 en Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 tezamen. b) Mastervak bij een andere Faculteit (10 EC of twee maal 5 EC). c) Vrije, onderwijsgerelateerde invulling (10 EC). In het nieuwe programma B kan het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ binnen programma B op twee manieren worden ingevuld: a) De student volgt bij zijn eigen faculteit een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. b) De student kiest uit het aanbod van de Universitaire Lerarenopleiding. De studielast bedraagt minimaal 10 EC. De overgangsbepaling is als volgt: voor de studenten, die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling ononderbroken waren ingeschreven voor de Educatieve Master of de LVHO geldt: a) Een invulling van de ‘Verdieping voor Minoren’ met Basiscursus Master Lerarenopleiding ULOM1005 en Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 tezamen is vanaf 1 september 2013 niet meer mogelijk. b) Het volgen van een mastervak bij een andere Faculteit (mogelijkheid b) of de vrije, onderwijsgerelateerde invulling (mogelijkheid c) is mogelijk, mits de student daar al voor september 2012 mee begonnen is. De student krijgt dan tot 1 september 2013 de gelegenheid dit onderdeel volgens het oude programma af te ronden. Deze studenten mogen er ook voor kiezen om het nieuwe programma te volgen. Voor alle overige studenten geldt het nieuwe programma zoals beschreven bij 2.3. Artikel 6.3 - Bekendmaking 19. De decaan van de Faculteit GMW draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 20. Elke belangstellende kan op het bureau van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.4 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit FRW op 9 juli 2013
143
16.11 Educatieve Masteropleiding Aardrijkskunde van de RUG Paragraaf 1
Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en het examen van het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Masteropleidingen van de faculteiten GMW, FEB, Letteren, Economie en Bedrijfskunde, Ruimtelijke Wetenschappen en Wijsbegeerte, en van de masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen van de RUG3 (hierna te noemen het lerarenopleidingstraject), en op alle studenten1 die voor de opleiding staan ingeschreven. Het lerarenopleidingstraject wordt verzorgd door de Universitaire Lerarenopleiding Groningen, een afdeling van de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. De Educatieve Masteropleiding Aardrijkskunde (CROHO 60204) wordt aangeboden door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: kkkkk. De wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (zoals deze geldt op 21 juli 2011); lllll. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; mmmmm. Opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, die voorbereidt op het behalen van een eerstegraads leraarbevoegdheid voor een bepaald schoolvak, bestaande uit een samenhangend geheel van 60 EC onderwijseenheden die worden verzorgd door de Universitaire Lerarenopleiding Groningen, en 60 EC vakinhoud, verzorgd door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen nnnnn. Facultaire toelatings- en examencommissies: de toelatings- en examencommissies van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen ooooo. Toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen: de toelatings- en examencommissie van de masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs, en het lerarenopleidingstraject als onderdeel van de educatieve masteropleidingen en de masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen, en de Educatieve Minor van de RUG. Deze toelatings- en examencommissie fungeert als subcommissie van de Facultaire toelatings- en examencommissies. De toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding is onder andere verantwoordelijk voor de toelating tot de verschillende programma’s van het lerarenopleidingstraject. ppppp. De school: de school voor voortgezet onderwijs die fungeert als stageverlenende instelling voor de student. qqqqq. Tutor: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die verantwoordelijk is voor de bewaking en ondersteuning van de studievoortgang van de student, en die de examinator is van Masterstage 1, 2 en 3 Leraar Aardrijkskunde. 1
In deze tekst wordt ter wille van de leesbaarheid de mannelijke persoonsvorm gehanteerd. Daar waar ‘hij’ staat dient ‘hij/zij’ te worden gelezen. 144
rrrrr. Vakdidacticus: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke en vakdidactische ondersteuning van de student, en die examinator is van Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde, Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde en Onderzoek Master Lerarenopleiding. sssss. Onderwijskundige: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die verantwoordelijk is voor de onderwijskundige ondersteuning van de student, en die examinator is van Onderwijskunde VO en Onderzoek Master Lerarenopleiding. ttttt. Schoolopleider: een docent van de school die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling. uuuuu. Vakcoach: een docent van de school die les geeft in het schoolvak waarvoor de student wordt opgeleid en die belast is met de directe stage- en werkbegeleiding van de student vvvvv. Mentor: een docent van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling in situaties waarin de school niet beschikt over een schoolopleider. wwwww. JoMiTE: netwerk van Europese universiteiten die afspraken hebben gemaakt die het mogelijk maken voor studenten van lerarenopleidingen om een deel van hun lerarenopleidingstraject in het buitenland te vervullen. xxxxx. Studiepunt: eenheid uitgedrukt in EC, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren; yyyyy. Examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; zzzzz. Examinator: opleiders verbonden aan de universitaire lerarenopleiding die door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding zijn aangewezen om tentamens af te nemen en de uitslag ervan vast te stellen. Examen: het masterexamen van de opleiding; aaaaaa. bbbbbb. Tentamen: Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Tentamen omvat zowel schriftelijke als mondelinge toetsen als practica. cccccc. Toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; dddddd. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een (onderzoek)opdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals het bijhouden van een bekwaamheidsdossier; eeeeee. Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; ffffff. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van het opleidingstraject Met de opleiding wordt beoogd: - voor te bereiden op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak.
145
De universitaire eerstegraads lerarenopleidingen kennen een gezamenlijk uitstroomprofiel dat is vastgelegd in ICL-verband 4. De ICL is de onder de VSNU ressorterende Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen. Dit profiel is voor wat betreft het wetenschappelijk gehalte van de opleiding gebaseerd op de Dublindescriptoren voor WO-onderwijs. Voor wat betreft het beroepsvoorbereidende deel van de opleiding stoelt het profiel op de in het kader van de Wet Beroepen in het Onderwijs (BIO) door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) geformuleerde bekwaamheidseisen voor eerstegraads leraren. De lerarenopleiding van de RUG hanteert het bewuste uitstroomprofiel als uitgangspunt bij de omschrijving van de algemene opleidingsdoelen en eindtermen van de opleiding. De eerstegraads leraar wordt primair opgeleid voor het 'eerstegraads gebied': de bovenbouw van havo en vwo. De eerstegraads bevoegdheid is echter inclusief: dit betekent dat eerstegraads leraren bevoegd zijn les te geven in het schoolvak waarvoor ze zijn opgeleid in zowel onderbouw als de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO en VWO). In het universitaire lerarenopleidingstraject wordt het accent gelegd op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw zoals geformuleerd in de Wet BiO. In het lerarenopleidingstraject wordt bekwaamheid (competentie) nagestreefd op een zevental samenhangende terreinen die daar van belang zijn en de daaraan verbonden beroepsvereisten. In de studiegids wordt deze algemene doelstelling nader geconcretiseerd. Het lerarenopleidingstraject heeft als taak eerstegraads leraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Aanstaande leraren doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoeksmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. Dit betekent dat de afgestudeerde:
4
•
Beschikt over vakdidactische en onderwijskundige kennis op academisch niveau en in staat is deze kennis toe te passen in de onderwijspraktijk. Het gaat hierbij vooral om de kennis die nodig is in het voorbereidend hoger onderwijs (bovenbouw havo/vwo).
•
Beschikt over de vaardigheid om als teamlid ook vakoverstijgend te werken in de klas en in de school. Hij is in staat om gewenste samenhang tussen schoolvakken te bevorderen en draagt bij aan het leren van leerlingen in de schoolorganisatie als geheel.
•
Op de hoogte is van (inter)nationaal onderzoek en curriculumontwikkeling. Hij is bereid en in staat om aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deel te nemen en kan in de eigen onderwijspraktijk leersituaties scheppen en daar lering uit trekken
•
Hij heeft een positieve houding ten opzichte van adolescente leerlingen en beschikt over de vaardigheid hen zowel individueel als in groepen te begeleiden. Hij is in staat ze uit te dagen zich tot verantwoordelijke en zelfstandige individuen te ontplooien, waarbij hij rekening houdt met culturele en individuele verschillen.
Competentieprofiel van leraren die aan een ULO zijn opgeleid. 2007. Den Haag, VSNU. 146
•
Hij heeft de kennis en vaardigheden om vanuit een eigen pedagogisch-didactische visie op onderwijs, met respect voor de in onze pluriforme samenleving aanvaarde normen en waarden, te functioneren in het onderwijs, de school en het onderwijsbeleid.
De algemene doelen van de opleiding zijn vertaald in de hierna compact omschreven eindtermen: 1 Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan. 2 Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. 3 Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving. 4 Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas. 5 Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele bijdrage leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6 Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen. 7 Een goede leraar is competent in reflectie, ontwikkeling en onderzoek. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden. Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding kan zowel voltijds als deeltijds gevolgd worden. Artikel 1.5 - Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Toelatings- en examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
147
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedragingen en /of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde studie opleidt, danwel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de toelatings- en examencommissie en het College aan Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding
Artikel 2.1 - Studielast De opleiding heeft een studielast van 120 EC. Het lerarenopleidingstraject van de opleiding heeft een studielast van 60 EC. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC. Artikel 2.2 - Programma’s 1. Het eerste jaar van de opleiding wordt ingevuld met een van volgende masteropleidingen die worden aangeboden door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen: - Culturele Geografie - Economische Geografie - Environmental and Infrastructure Planning - Population Studies - Sociale Planologie - Real Estate Studies In de keuzeruimte worden de studieonderdelen Masterstage 1 (5 EC) en Basiscursus (5 EC) gevolgd, behalve indien de Educatieve Minor gevolgd is (programma B). 2. Afhankelijk van de in de Educatieve Master opgenomen masteropleidingen zal in overleg met de betreffende coördinator een ‘programma op maat’ worden samengesteld. 3. Doorstroom naar het tweede jaar van de Educatieve Master is mogelijk indien de masterthesis is afgerond. 4. In het studieprogramma van het tweede jaar is 10 EC beschikbaar voor vakinhoudelijke cursussen die worden aangeboden door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Voor aardrijkskunde wordt deze ruimte gebruikt voor de cursussen Geografie van de Natuurlijke Omgeving (5 EC) en Landscape and Heritage Identities (5 EC). Indien Landscape and Heritage Identities onderdeel uitmaakt van het verplichte masterprogramma in het eerste jaar dient een extra keuzevak van 5 EC gekozen te worden in het eerste of tweede jaar van de opleiding. Het tweede jaar van de opleiding kent de volgende programma’s: d) Het programma A dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak. Ten behoeve van de overzichtelijkheid wordt in de
148
beschrijving van de programma’s geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende schoolvakken. e) Het programma B dat studenten met een afgeronde Educatieve Minor en bachelor voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak. f) Het programma C dat Nederlandse studenten uit het JoMiTE-project voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraads bevoegdheid voor een bepaald schoolvak en waarin studenten een deel van hun opleiding in het buitenland vervullen. Erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen aantoont dat hij/zij gedurende de opleiding op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden kan verkrijgen of heeft verkregen waarmee hij aan de eisen van een examenonderdeel kan voldoen, kan de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen besluiten alternatieve invullingen van dat examenonderdeel te erkennen in het perspectief van de examinering. In 2.3. wordt aangegeven welke vakken binnen de programma’s gevolgd kunnen worden. In 2.4 wordt aangegeven welke vakken buitenlandse studenten die in het kader van JoMiTE een deel van hun lerarenopleiding aan de RUG vervullen, kunnen volgen, en wat de keuzeruimte is binnen het vak Verdieping voor Minoren in programma B. Artikel 2.3 - Samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast Programma A 9. Basiscursus Master Lerarenopleiding 10. Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde 11. 12. 13. 14. 15. 16.
ULOM1005 ULOM1105
(5 EC) (5 EC)
ULOM1215 ULOM1305 ULOM1405 ULOM1505 ULOM1610 ULOM1710
(15 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (10 EC) (10 EC)
ULOM1810
(10 EC)
Het Werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde ULOM1305 Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde ULOM1405 Onderwijskunde VO ULOM1505 Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde ULOM1610 Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
(15 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (10 EC) (10 EC)
Het werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde Onderwijskunde VO Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde Onderzoek Master Lerarenopleiding
Programma B 8. Verdieping voor Minoren 9. 10. 11. 12. 13. 14.
149
Programma C 7. Basiscursus Master Lerarenopleiding 8. Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde 9. 10. 11. 12.
ULOM1005 ULOM1105
Het werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar JoMiTE Aardrijkskunde ULOM1910 Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde ULOM1305 Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde ULOM1405 Buitenlandprogramma volgens JoMiTE-framework
(5 EC) (5 EC) (10 EC) (5 EC) (5 EC) (30 EC)
Artikel 2.4 - Keuzeonderdelen Alleen binnen programma B zijn keuze-onderdelen aangewezen. Het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ binnen programma B kan op twee manieren worden ingevuld: 3. De student volgt bij zijn eigen faculteit een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de opleiding van de faculteit in kwestie. 4. De student kiest uit het aanbod van de Universitaire Lerarenopleiding en vult daarmee het vak Verdieping voor Minoren in. De studielast bedraagt minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Bij studenten die kiezen voor de tweede invulling, zal op het diplomasupplement ‘Verdieping voor Minoren’ komen te staan. Indien een student de eerste mogelijkheid kiest, zal de betreffende vakcode en vakomschrijving op het diplomasupplement komen te staan. De buitenlandse student die in het kader van JoMiTE een deel van zijn lerarenopleiding aan de RUG vervult maakt onder goedkeuring van de toelatings- en examencommissie een keuze uit een of meer van de volgende onderdelen: 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Dutch Educational Practice 1 Dutch Educational Practice 2 Educational Science Subject Methodology 1 Subject Methodology 2 Research Teacher Education 1 Research Teacher Education 2
ULOJ0105 ULOJ0205 (5 EC) ULOJ0305 ULOJ0405 ULOJ0505 ULOJ0605 ULOJ0705
(5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC)
Artikel 2.5 - Practica 1. De volgende onderdelen, als genoemd in art. 2.3 betreffen een practicum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang: Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 Vorm: • Stage op school voor voortgezet onderwijs. • Minimaal 10 uren observeren. • Minimaal 20 (deel)uren lesgeven, waarvan minimaal 10 in de bovenbouw, en 1 serie van minimaal 6 aaneengesloten lessen zelfstandig in één klas.
150
Omvang: gemiddeld 2 dagdelen per week Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 Vorm: • Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. • Minimaal 3 lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. • Minimaal 10 lessen observeren. • Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor op het instituut. • Deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen. • Overleg met coach. • Contact met ouders. • Deelnemen aan rapportvergaderingen. Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde ULOM1610 Vorm: • Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. • Minimaal 3 lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. • Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor op het instituut. • Deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen. • Overleg met coach. • Contact met ouders. • Deelnemen aan rapportvergaderingen. Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. 2. Om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen dienen studenten tijdens masterstage 2 en 3 in totaal zelfstandig minimaal 120 lesuren van 50 minuten te verzorgen, waarvan 60 lesuren in de bovenbouw. Studenten met een eerstegraadsbevoegdheid in een ander schoolvak of een tweedegraadsbevoegdheid in hetzelfde schoolvak dienen minimaal 60 lesuren in de bovenbouw te verzorgen om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen. De minimumeis van 120 lesuren van 50 minuten geldt niet voor hen.
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding
Artikel 3.1 - Algemeen
26. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 27. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt.
151
28. De beoordeling van de tentamens vindt plaats in hele of halve cijfers groter of gelijk aan 1 en kleiner of gelijk aan 10. De student is geslaagd voor een tentamen indien het cijfer 6,0 of hoger is behaald. 29. Beoordeling van de tentamens vindt plaats conform de regels en richtlijnen 2012-2013, vastgesteld door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen. 30. De tentamens van het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master vormen, samen met de tentamens van het vakinhoudelijke deel van de Educatieve Master, het examen van de Educatieve Master. Indien alle tentamens uit het programma met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen voor de Educatieve Master afgelegd, voor zover de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haarzelf te verrichten onderzoek op het gebied van het lerarenopleidingstraject, en voor zover de voor de opleiding verantwoordelijke Facultaire toelatings- en examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haarzelf te verrichten onderzoek op het gebied van het vakinhoudelijke deel van de Educatieve Master, als bedoeld in het eerste lid. Artikel 3.2 - Verplichte volgorde 3.2.1 De student kan niet eerder deelnemen aan het werken-lerentraject dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 • Basiscursus Master Lerarenopleiding. ULOM1005 • Door de voor de opleiding verantwoordelijke Faculteit als voorwaardelijk aangemerkte onderdelen 3.2.2 De in 3.2.1 genoemde verplichte volgorde geldt niet voor de student die de Educatieve Minor met goed gevolg heeft afgelegd; deze student kan niet eerder deelnemen aan het Werkenlerentraject dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Door de voor de opleiding verantwoordelijke Faculteit als voorwaardelijk aangemerkte onderdelen 3.2.3 •
Aan het tentamen van: Masterstage 3 leraar Aardrijkskunde
ULOM1610
kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 3.2.4 •
Aan het tentamen van: Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: • Vakdidactiek 1 Aardrijkskunde ULOM1305 • Vakdidactiek 2 Aardrijkskunde ULOM1405 Artikel 3.3 - Beoordeling stage 152
2. De beoordeling van de Masterstages 1, 2 en 3 wordt verricht door de tutor, aan de hand van een bekwaamheidsdossier en een gesprek hierover. Artikel 3.4 - Tijdvakken en frequentie tentamens 2. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt in elk semester tenminste eenmaal de gelegenheid gegeven. Dit geldt niet voor de masterstages. Voor de masterstages geldt dat de student per stage maximaal eenmaal in de gelegenheid wordt gesteld nogmaals een tentamen af te leggen, onder de voorwaarde dat de beoordelaar van de stage voldoende perspectief ziet voor het met succes afsluiten van het bewuste onderdeel. Artikel 3.5 - Vorm van de tentamens 13. Op verzoek van de student kan de toelatings- en examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 14. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De toelatingsen examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 - Mondelinge tentamens 21. Indien op grond van 3.5.2 toegestaan wordt dat een student een mondeling tentamen wordt afgenomen, geldt dat bij dat mondeling tentamen niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt, tenzij de toelatings- en examencommissie anders heeft bepaald. 22. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de toelatings- en examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7. - Bevoegdheid toelatings- en examencommissies bij keuzeonderdelen 1. Alleen binnen programma B zijn keuze-onderdelen aangewezen. Het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ binnen programma B kan op twee manieren worden ingevuld: a) De student volgt bij zijn eigen faculteit een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de voor de opleiding verantwoordelijke Faculteit. b) De student kiest uit het aanbod van de Universitaire Lerarenopleiding. De studielast bedraagt minimaal 10 EC. Het masterniveau wordt gewaarborgd door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Artikel 3.8 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 32. De examinator stelt de uitslag van een tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd.
153
33. De student heeft inzagerecht, beschreven in artikel 3.10 eerste lid, alsmede een mogelijkheid om onderbouwd bezwaar in te dienen tegen de vaststelling van de tentamenuitslag bij de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Tegen de beslissing van de toelatings- en examencommissie staat beroep open bij het College van Beroep voor de examens zoals bedoeld in art 7.60 WHW. Artikel 3.9 - Geldigheidsduur 21. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is vijf jaar, tenzij overgangsbepalingen anders aangeven. 22. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de toelatings- en examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan drie jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.10 - Inzagerecht 1. Gedurende maximaal zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.11 - Vrijstelling 2. Vrijstelling De toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: u. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; v. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.12 Examen 6. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 7. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
154
8. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 9. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 10. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.13 Graad 6. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science in Education’ verleend. 7. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.14 Judicium 2. De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding(judicium) wordt toegekend. 2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie van de vakmaster moet voldoen aan de volgende minima: a. ‘Cum laude’: het cijfer is tenminste 8,0; b. ‘Summa cum laude’: het cijfer is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is c. groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; d. groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. 8. Geen Cum laude of Summa cum laude wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 9. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 10. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. Artikel 3.15 – Toetsplan 2. Er is een door het faculteitsbestuur van GMW vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, beoordelingscriteria en de cesuurbepaling; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
Paragraaf 4 Artikel 4.1
Toelating
Vooropleiding 155
1. Toelaatbaar tot de Educatieve Master zijn studenten met een bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Studenten met een bachelordiploma Technische Planologie dienen een schakelprogramma van geografische studieonderdelen met succes te hebben afgerond alvorens toegelaten te kunnen worden. 3. Toelaatbaar tot de Educatieve Master zijn studenten met een Nederlands of een buitenlands bachelordiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de toelatingscommissie. 4. Studenten met een relevant HBO-diploma, zulks ter beoordeling aan de toelatingscommissie, dienen een schakelprogramma succesvol te hebben afgesloten alvorens toegang tot de lerarenopleiding wordt verkregen. Dit schakelprogramma wordt door de toelatingscommissie opgesteld. Artikel 4.2 - Toelating programma’s Studenten die toegelaten worden tot de Educatieve Master zijn automatisch toegelaten tot programma A van het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master. Voor andere programma’s van de opleiding gelden de volgende toelatingsvoorwaarden: - programma (B): - een afgeronde, aan het schoolvak verwante bacheloropleiding , - een afgeronde Educatieve Minor in het schoolvak -
programma (C): - een afgeronde Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 en een afgeronde Basiscursus Master Lerarenopleiding ULOM1005; of een afgeronde Educatieve Minor. - doorlopen van Masterstage 2 leraar Aardrijkskunde ULOM1215 vanaf het begin van het eerste semester tot aan het buitenlandprogramma van 30 EC.
Artikel 4.3 - Toelatingscommissie 24. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de Facultaire toelatingscommissies. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. - Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. 25. De toelating tot programma’s van het lerarenopleidingstraject binnen de Educatieve Master is gemandateerd aan de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Artikel 4.4A Toelatingsonderzoek (doorstroom) masteropleidingen: criteria 19. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie 156
bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 20. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.4B Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.5 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Instroom in de Educatieve Master is mogelijk aan het begin van het eerste semester en aan het begin van het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de Educatieve Master dient voor 1 juni respectievelijk 1 december te worden ingediend bij de toelatingscommissie. 3. Het toelatingsonderzoek vindt twee keer per jaar plaats. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde (voor)opleidingen. 5. Het toelatingsonderzoek m.b.t. het werken-lerentraject van de Educatieve Master vindt twee maal per jaar plaats: tussen 15 mei en 10 juni voor studenten die in het eerste semester willen beginnen met het werken-lerentraject, en tussen 15 november en 10 december voor studenten die in het tweede semester willen beginnen met het werken-lerentraject. 6. Een verzoek te worden toegelaten tot het werken-lerentraject van de Educatieve Master, programma B, of een vrijstellingsverzoek m.b.t. Masterstage 1 en Basiscursus Lerarenopleiding wordt voor 15 mei / 15 november ingediend bij de Toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding. Het verzoek tot toelating tot het werken-lerentraject gebeurt automatisch bij de aanvraag voor een opleidingsplaats voor het werken-lerentraject. De andere twee verzoeken dienen separaat bij de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding te worden ingediend. 7. De toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding beslist voor 30 juni / 31 december over de verzoeken genoemd in lid 6.
157
8. In bijzondere gevallen kan de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding een na de in het zesde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Studiebegeleiding Artikel 5.1 - Studievoortgangsadministratie 4. De Universitaire Lerarenopleiding draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten voor zover het het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master betreft. 5. Het Faculteitsbestuur FRW draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten. 6. Het Faculteitsbestuur FRW verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 - Studiebegeleiding 1. De Universitaire Lerarenopleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, voorzover het gaat om het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 - Wijziging 31. Wijzigingen van de OER-tekst betreffende de opleiding wordt door de decaan van de Faculteit GMW, gehoord de opleidingscommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen, vastgesteld. 32. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 33. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 - Overgangsbepaling 2. Voor studenten die programma B willen volgen is het niet meer mogelijk om het onderdeel 'Verdieping voor Minoren’ zoals beschreven in de OER laatstelijk vastgesteld op 3 juni 2011, in te vullen met: d) Basiscursus Master Lerarenopleiding ULOM1005 en Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 tezamen. e) Mastervak bij een andere Faculteit (10 EC of twee maal 5 EC). f) Vrije, onderwijsgerelateerde invulling (10 EC). In het nieuwe programma B kan het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ binnen programma B op twee manieren worden ingevuld: 158
c) De student volgt bij zijn eigen faculteit een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. d) De student kiest uit het aanbod van de Universitaire Lerarenopleiding. De studielast bedraagt minimaal 10 EC. De overgangsbepaling is als volgt: voor de studenten, die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling ononderbroken waren ingeschreven voor de Educatieve Master of de LVHO geldt: c) Een invulling van de ‘Verdieping voor Minoren’ met Basiscursus Master Lerarenopleiding ULOM1005 en Masterstage 1 leraar Aardrijkskunde ULOM1105 tezamen is vanaf 1 september 2013 niet meer mogelijk. d) Het volgen van een mastervak bij een andere Faculteit (mogelijkheid b) of de vrije, onderwijsgerelateerde invulling (mogelijkheid c) is mogelijk, mits de student daar al voor september 2012 mee begonnen is. De student krijgt dan tot 1 september 2013 de gelegenheid dit onderdeel volgens het oude programma af te ronden. Deze studenten mogen er ook voor kiezen om het nieuwe programma te volgen. Voor alle overige studenten geldt het nieuwe programma zoals beschreven bij 2.3. Artikel 6.3 - Bekendmaking 21. De decaan van de Faculteit GMW draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de toelatings- en examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 22. Elke belangstellende kan op het bureau van de Universitaire Lerarenopleiding Groningen een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.4 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit FRW op 9 juli 2013
159
16.12 Regels & richtlijnen voor de examinering in de opleidingen van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Artikel 1 Toepassingsgebied Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens in de Bacheloropleidingen Sociale Geografie & Planologie, en Technische Planologie, en voor de Masteropleidingen Culturele Geografie, Economische Geografie, Vastgoedkunde, Sociale Planologie, Lerarenopleiding (1- en 2 jarig), Population Studies, Environmental and Infrastructure Planning en Research Master Regional Studies. Artikel 2 Begripsomschrijving In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: 1. Examenregeling: de onderwijs- en examenregelingen voor de in art. 1 genoemde opleidingen. 2. Examencommissie: de facultaire examencommissie. 3. Examen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. (een bepaald onderdeel van) de opleiding, t.w. het propedeuseprogramma, het na de propedeuse resterende Bachelorprogramma of het Masterprogramma. 4. Tentamen: beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een afzonderlijk onderdeel van het opleidingsprogramma. 5. Student: degene die is ingeschreven voor de opleiding. Artikel 3 Dagelijkse gang van zaken examencommissie De examencommissie wijst uit haar midden een voorzitter en een secretaris aan, die belast zijn met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Artikel 5 Vaststelling uitslag examen De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast bij gewone meerderheid van stemmen. 1. Staken de stemmen, dan is de examinandus afgewezen. 2. Aan het vaststellen van de uitslag dienen tenminste drie leden van de examencommissie deel te nemen, waaronder in ieder geval de voorzitter en de secretaris van de commissie. Artikel 6 Cum laude De Examencommissie verleent het judicium volgens de regels zoals vermeld in de OER van de betreffende opleiding. Artikel 7 Tijdstippen 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die tenminste twee maanden voor de aanvang van het betreffende cursusjaar door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. 3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte. 4. Mondelinge tentamens worden op een door de desbetreffende examinator dan wel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen. Artikel 8 Aanmelding 1. Deelneming aan een schriftelijk tentamen vindt niet plaats dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie (via ProgressWWW).
160
2.
3.
4.
Als tijdige aanmelding geldt een opgave via de computer tenminste vijf werkdagen voor de tentamenperiode waarin het desbetreffende tentamen zal worden afgenomen. De examencommissie kan in bijzondere gevallen toestaan dat een latere aanmelding niettemin als tijdig wordt aangemerkt. Deelneming aan een examen vindt niet plaats dan na deugdelijke schriftelijke aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie tenminste twintig werkdagen voor de desbetreffende zitting van de examencommissie. Het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Op het moment dat de examinandus voldaan heeft aan het laatste verplichte studieonderdeel van de opleiding wordt het examen afgelegd. De buldatering wordt vastgesteld op de dag waarop de examinandus het laatste tentamen heeft afgelegd. De examinandus kan indien hij/zij daartoe een bijzondere reden heeft de examencommissie verzoeken tot uitstel van het afleggen van het bachelor examen. De examencommissie verleent uitstel van het afleggen van het bachelor examen voor de duur van maximaal één inschrijfjaar. Indien de examencommissie uitstel verleent dan wordt de buldatering vastgesteld op de dag waarop de examinandus bij de examencommissie een verzoek indient om het bachelor examen te mogen afleggen.
Artikel 9 Vrijstellingsverzoek 1. Een verzoek om vrijstelling van een studieonderdeel wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie hoort de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek. 3. Een besluit tot het geheel of gedeeltelijk niet verlenen van de vrijstelling wordt door de examencommissie niet genomen dan nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 4. De examencommissie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing. Artikel 10 De orde tijdens een tentamen 1. De examencommissie zorgt, dat ten behoeve van de schriftelijke examinering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. De examencommissie draagt deze zorg op aan de desbetreffende examinator die voor voldoende surveillance zorgt. 2. De examinandus is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren door middel van zijn collegekaart. 3. De examinandus is verplicht de aanwijzingen van de examencommissie c.q. de examinator, die voor de aanvang van het examen of tentamen zijn gepubliceerd, alsmede aanwijzingen die tijdens het examen of tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan worden gegeven, op te volgen. 4. Volgt de examinandus een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. de examinator worden uitgesloten van de verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. De uitsluiting heeft tot gevolg dat het resultaat voor het tentamen een 1 zal zijn. Voordat de examencommissie c.q. de examinator een besluit tot uitsluiting neemt, stelt zij de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 5. De duur van elk tentamen is zodanig dat de examinandus redelijkerwijs voldoende tijd heeft om de vragen te beantwoorden. 6. De opgaven mogen door de examinandus na afloop van het tentamen niet worden meegenomen, tenzij door of namens de examencommissie anders is bepaald. 7. Mobiele telefoons moeten uitgeschakeld zijn en mogen niet op tafel liggen. 8. Het gebruik van grafische rekenmachines is tijdens de tentamens niet toegestaan. Tijdens de tentamens mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de volgende typen rekenmachines: Casio fx82 MS, Casio fx-82 ES of Casio fx-85 ES (met zonnecel). 9. Alle ingeleverde tentamens worden nagekeken en beoordeeld. Verzoeken tot ‘niet-nakijken’ worden niet gehonoreerd. 10. Alle studenten die de tentamenzaal betreden worden geregistreerd. 11. Een student die tijdens de tentamenzitting niets inlevert, wordt geregistreerd als zijnde een student die het tentamen heeft afgelegd. Het tentamen wordt vervolgens beoordeeld met het cijfer 1 (één). 12. Een half uur na de aanvang van het tentamen is het niet meer toegestaan om de zaal te betreden. 161
13. Tijdens het eerste half uur van het tentamen is het niet toegestaan de zaal te verlaten. Artikel 11 Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan het tijdens het afleggen van een tentamen of het uitvoeren van een opdracht handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. In geval van fraude wordt de student door de examinator uitgesloten van verdere deelname aan het tentamen c.q. van verdere uitvoering van de opdracht, alsmede van verdere deelname aan het betreffende onderwijsonderdeel (inclusief herkansingen behorende bij het betreffende onderwijsonderdeel). 3. De behaalde (eind)resultaten van het betreffende onderwijsonderdeel c.q. de betreffende cursus worden in geval van fraude ongeldig verklaard. 4. De beslissing inzake uitsluiting wordt door de opleidingsdirecteur genomen naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant c.q. docent van de door hem geconstateerde of vermoede fraude. In spoedeisende gevallen kan de examinator een voorlopige beslissing tot uitsluiting nemen op grond van een mondeling verslag van de surveillant c.q. docent. Hij draagt zorg dat dit verslag terstond na afloop van het tentamen c.q. de opdracht op schrift wordt gesteld en in afschrift aan de student wordt verstrekt. 5. De student kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het vierde lid, en desgewenst zijn schriftelijk commentaar daarop. 6. Voordat de opleidingsdirecteur een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het vijfde lid, stelt zij de student en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. 7. In het geval het de eerste keer betreft dat een student fraude pleegt, volgt een gesprek met de opleidingsdirecteur. In het onderwijsdossier van de betreffende student wordt opgenomen dat fraude is gepleegd. Dit wordt verder niet bekend gemaakt. 8. Indien een student een tweede en/of volgende keer fraude pleegt, wordt dit in zijn/haar onderwijsdossier opgenomen. De opleidingsdirecteur draagt er vervolgens zorg voor dat iedere docent waarmee de betreffende student te maken krijgt wordt ingelicht over het feit dat de betreffende student tenminste twee keer gefraudeerd heeft. 9. Plagiaat is het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding. Voorbeelden van plagiaat en aanverwant ongeoorloofd gebruik van teksten zijn: het gebruik maken van andermans teksten, het overnemen van andermans structuur van een tekst en het overnemen van andermans ideeën zonder vermelding van de bron, het uitsluitend of overvloedig gebruik maken van andermans teksten, het niet duidelijk aangeven in de tekst dat letterlijke of bijna letterlijke citaten zijn overgenomen, het indienen van een zelfde of vergelijkbare tekst voor verschillende opdrachten. Opgeleverde producten of delen ervan kunnen slechts voor één studieonderdeel gelden, tenzij uitdrukkelijk vooraf met de docent is afgesproken dat het wel gebruikt mag worden. 10. De maximale strafmaat voor het plegen van plagiaat zoals bedoeld in artikel 11.9 en aanverwant ongeoorloofd gebruik van teksten is ontneming van het recht gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar om één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen. 11. Indien een werkstuk in groepsverband is geschreven, zijn alle leden van de groep in geval van plagiaat aansprakelijk, totdat het tegendeel is bewezen. 12. Indien plagiaat wordt ontdekt nadat het (eind)cijfer is vastgesteld, is de examencommissie bevoegd dit (eind)cijfer te vernietigen. Deze bevoegdheid verjaart één jaar na ontdekking, maar uiterlijk bij de uitreiking van het diploma. Artikel 12 Vragen en opgaven 1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk twintig werkdagen voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt. 2. Het tentamen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. 162
3. 4.
5.
De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk, en bevatten voldoende aanwijzingen voor de vereiste detaillering van de antwoorden. Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen maakt de examinator bekend op welke manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling m.b.t. de wijze waarop het tentamen wordt afgenomen. Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen stelt de examinator de examinandi zo mogelijk in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen alsmede van de model-beantwoording en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Artikel 13 Beoordeling 1. Men is geslaagd voor het propedeutisch examen indien alle onderdelen uit het examen-programma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 2. Men is geslaagd voor het Bachelorexamen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 3. Men is geslaagd voor het Masterexamen indien alle onderdelen uit het examen- programma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 4. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde normen. 5. De wijze van beoordeling is zodanig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. 6. Indien meerdere malen aan het (deel-)tentamen van een vak wordt deelgenomen geldt het resultaat van het laatst gemaakte (deel-)tentamen. Artikel 14 Nabespreking 1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de geëxamineerde. Dan wordt de gegeven uitslag toegelicht. 2. Gedurende een termijn van tien werkdagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling tentamen kan de geëxamineerde aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. Indien door of vanwege de examencommissie een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, die tenminste een week van tevoren is aangekondigd, kan de geëxamineerde een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn. 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie dan wel de examinator aan de geëxamineerde de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met model antwoorden. 5. De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en het derde lid. Artikel 15 Maatstaven 1. De examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: 2. Het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen. 3. Doelmatigheidseisen, onder meer gericht op: het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie; het tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen. 4. Bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen. 5. Mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld, studievertraging hebben ondervonden.
163
Artikel 16 Wijziging regels en richtlijnen Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
Artikel 17 Inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld op 1 juli 2013 door de examencommissie.
164