Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen Jaarverslag 2006
April 2007
Inhoudsopgave 1. Onderwijs 1.1 Kengetallen Onderwijs Onderwijsinzet wp Onderwijsresultaten 1.2 Onderwijsaanbod 1.3 Kwaliteitszorg Onderwijs Onderwijsvisitaties en -accreditaties Onderwijskwaliteit Professionalisering docenten Actieplannen n.a.v. 100 over de RUG Studieadvies 1.4 Internationalisering
pagina
1 1 1 3 3 3 4 4 5 5 6
2. Onderzoek 2.1 Kengetallen Onderzoek 2.2 Bespreking onderzoekresultaten 2.3 Promotiebeleid & Implementatie Graduate School 2.4 Internationalisering 2.5 Personeelsopbouw 2.6 Kwaliteitszorg onderzoek 2.7 Onderzoekscholen 2.8 Tweede en derde geldstroom onderzoek
9 9 10 12 12 13 14 14
3. Deelrapportages 3.1 Besteding Fonds Strategisch Personeelsbeleid en Van Rijn middelen 3.2 Voortgang uitvoering facultair Strategisch Plan 3.3 Koppeling Beleid – Begroting 3.4 Omvang inzet OBP ‘meten is weten’
14 15 15 17
Hoofdstuk 1: Onderwijs 1.1 Kengetallen Onderwijs Onderwijsinzet wp De totale onderwijsinzet in 2006 bedroeg 16,9 fte. De faculteit heeft geen zelfstandige opleidingsinstituten zodat een verdere uitsplitsing alleen op programma niveau is te genereren. Onderwijsresultaten Onderwijsevaluaties per vak De faculteit kent een traditie van onderwijsevaluatie voor veel verschillende vakken. Ook in 2006 zijn weer praktisch alle vakken van de Bachelor- en Master-opleidingen geëvalueerd. De resultaten worden ter beschikking gesteld aan de PH onderwijs, de opleidingsdirecteuren, de opleidingscommissies, de studieadviseur en aan de studentenorganisatie ProGeo. De leidinggevende hoogleraren ontvangen eveneens de onderwijsevaluaties van hun medewerkers, opdat zij hiervan in de functioneringsgesprekken gebruik kunnen maken. Aan de hand van de resultaten worden daar waar nodig vervolgacties afgesproken. Instroom en rendementen Opmerking: V.w.b. aantallen instroom en rendementen werkt de faculteit met de groep studenten die instroomt in het eerste jaar, ongeacht hun vooropleiding. Daardoor wijken aantallen/rendementen af van de cijfers zoals gehanteerd bij CSA/AZ. Op dit moment is aansluiting bij de Kengetallen-module Progress.NET in ontwikkeling. Instroom: De stijgende lijn in de afgelopen jaren van de instroom van studenten in de propedeuse heeft zich in 2006 gehandhaafd. Vergeleken met 2004 (117 studenten) en 2005 (125 studenten) was er in 2006 sprake van een lichte stijging in het totaal, nl. 128 studenten. (zie tabel 1a) In tabel 1b wordt de instroom Sociale Geografie en Planologie op nationaal niveau vergeleken. Tabel 1a Instroom propedeuse Instroom in propedeuse: Sociale geografie en planologie Technische planologie Peildatum: 1 oktober (bron: cijfers FRW)
2002 59 29
2003 79 29
2004 82 35
2005 101 24
2006 99 29
1
Tabel 1b Marktaandeel instroom SG&P landelijk gezien Instelling 2002 2003 2004 2005 UU 98 176 151 223 RUG 38 71 87 113 UvA 44 49 49 RU Nijmegen 46 49 71 76 Totaal 340 358 461 Marktaandeel SGP FRW landelijk:
21%
24%
25%
2006 Totaal 196 844 116 425 40 182 63 305 415 1756
28%
(bron: cijfers CSA/AZ)
Het aantal bekostigde eerstejaars studenten voor Sociale Geografie en Planologie bedroeg 77, het aantal bekostigde eerstejaars studenten Technische Planologie: 28. De instroom vanuit het HBO (schakelstudenten) vertoonde voor de opleiding Sociale Geografie en Planologie wederom een stijging. Deze stijging was evenals het jaar daarvoor te danken aan de groei van het aantal schakelaars gericht op de Master Vastgoedkunde. De instroom van het aantal schakelaars voor de opleiding Technische Planologie bleef op hetzelfde niveau als 2005, en blijft dus op een duidelijk lager niveau steken dan in de jaren daarvoor. De master opleiding Technische Planologie had in 2006, naast de instroom van reguliere studenten, instroom van 16 studenten uit Bandung. In onderstaande tabel wordt de instroom van HBO-afgestudeerden (schakelstudenten) vergeleken over de jaren 2002-2006 weergegeven: Tabel 2 Instroom HBO in Bachelor Sociale Geografie en Planologie/Bachelor Technische Planologie (schakelstudenten) 2002 2003 2004 2005 B Sociale Geografie en Planologie 9 17 26 45 B Technische Planologie 1 35 15 8 Sociale Geografie en Planologie 15 Technische Planologie 14 Tot FRW 39 52 41 53 (bron: cijfers CSA/AZ/FRW)
2006 57 8
Totaal 154 67 15 14 250
65
Propedeuserendement: - Sociale Geografie en Planologie: het cohort 2005 heeft met een propedeuserendement van 27% lager gescored dan de twee voorgaande cohorten 2003 en 2004 (resp. 36% en 34% geslaagden). - Technische Planologie: het rendement van cohort 2005 heeft met een propedeuserendement van 33% het niveau van het jaar 2004 (32%) weten te handhaven. Ter vergelijking: In onderstaande tabellen staan per cohort aangegeven de percentages geslaagden (60 EC) en de percentages van het aantal studenten dat tussen de 45 en 60 EC heeft behaald, van de cohorten 2002 t/m 2005 na 1 jaar.
2
Tabel 3 Propedeuserendementen SG&P cohort'02 cohort'03 cohort'04 cohort'05 % 45-60 EC 1jr. 19% 30% 26% 24% % 60 EC 1 jr. 20% 36% 34% 27% aantal cohort n=59 n=81 n=80 n=95 TP cohort'02 cohort'03 cohort'04 cohort'05 % 45-60 EC 1 jr. 21% 39% 30% 29% % 60 EC 1 jr. 24% 25% 32% 33% aantal cohort n=29 n=28 n=37 n=24 N.B. Percentages zijn niet cumulatief. (bron: cijfers FRW) 1.2 Onderwijsaanbod De faculteit heeft twee bacheloropleidingen: Sociale Geografie & Planologie en Technische Planologie. Verder kent de faculteit zes éénjarige en twee twééjarige Masteropleidingen. Culturele Geografie, Economische Geografie, Planologie, Population Studies, Technische Planologie en Vastgoedkunde worden aangeboden als éénjarige master, terwijl de lerarenopleiding Aardrijkskunde en de Research Master Human Geography, Planning and Demography: Regional Studies een tweejarige masterprogramma hebben. Tevens is wegens de toestroom van buitenlandse studenten de Master Technische Planologie in het Engels aangeboden als Master Environmental and Infrastructure Planning. Ook de Master Population Studies wordt in het Engels aangeboden. 1.3 Kwaliteitszorg Onderwijs Onderwijsvisitaties en – accreditaties De onderwijsvisitatie van oktober 2002 leverde een aantal nuttige suggesties op ter verbetering van het onderwijs aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. De Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen heeft goede nota genomen van deze aanbevelingen met als resultaat dat bijna alle suggesties zijn overgenomen en in de onderwijsprogramma’s verwerkt. De twee belangrijkste aanbevelingen betroffen de opbouw van het programma en de inrichting, begeleiding en beoordeling van de eindscripties. De visitatiecommissie adviseerde om het bestaande ‘waaiermodel’ te vervangen door een model met een duidelijke spiraalwerking naar verdieping, vergroting van complexiteit en een hoger niveau. Bij de eindscriptie ging het voornamelijk om transparante en expliciete beoordeling aan de hand van vastgelegde criteria en het inschakelen van een tweede beoordelaar. In 2003 en 2004 zijn bovenstaande aanbevelingen onderwerp geweest van een groot aantal interne discussies over de inrichting van de Bachelor Master structuur aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. De opbouw van het huidige programma is op grond van deze discussies aangepast in de zin van de aanbevelingen van de
3
visitatiecommissie. Ook de inbedding van de eindscripties is verbeterd door het expliciteren van de criteria aan de hand van beoordelingsprotocollen en het inschakelen van een tweede beoordelaar. Indien een student een eindscriptie wil schrijven binnen een bedrijfsmatige context geldt eerst en vooral dat de wetenschappelijke kwaliteit van de scriptie gewaarborgd moet zijn. De ervaringen van het afgelopen jaar gaven geen aanleiding tot drastische bijstelling van het bestaande onderwijsprogramma. Wel zijn in de afzonderlijke opleidingen op aanpassingen van de onderwijskwaliteit gerichte verbeteringen aangebracht. Eind december 2006 werden de zelfevaluaties van de opleidingen Bacheloropleidingen Sociale Geografie en Planologie, de Bacheloropleiding Technische Planologie alsmede de masteropleidingen Culturele Geografie, Economische Geografie, Planologie, Vastgoedkunde, Population Studies en Environmental and Infrastructure Planning naar het College van Bestuur gestuurd. De onderwijsvisitatie van deze opleidingen zal naar het zich laat aanzien in september 2007 plaats vinden. Onderwijskwaliteit De in het voorgaande genoemde aanpassingen in de opbouw van het onderwijsprogramma en de inbedding en beoordeling van de eindscripties betekenen op zich al een verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. Het interne kwaliteitsbewakingssysteem werkt naar behoren, zodat bij eventuele problemen snel en adequaat kan worden opgetreden. Het -dank zij de BaMa- faculteitsbreed bespreken van de onderwijsprogramma’s bevordert de samenhang en de kwaliteit van de aangeboden onderwijsactiviteiten. Ook in de toekomst is door de samenstelling van de verschillende opleidings- en onderwijscommissies een kritisch platform gegarandeerd. Er is bovendien verder gewerkt aan het betrekken van alumni in het kritisch bekijken van het onderwijsaanbod. In de nabije toekomst zal zeer gericht ook naar inbreng van het beroepenveld gestreefd worden. In het verslagjaar is verder gewerkt aan een facultair onderwijskwaliteitbewakingssysteem. Aan dit systeem is ruime aandacht geschonken in het algemeen deel van de hiervoor genoemde zelfstudies. Professionalisering docenten Basisvorming docenten De faculteit stelt deelname aan deze leergang verplicht voor alle nieuwe docenten. Daar waar in eerdere functies buiten de RUG onderwijservaring is opgedaan wordt in overleg met het UOCG een aangepast programma samengesteld. Door de gemoduleerde opzet van de leergang is het goed mogelijk het programma toe te snijden op lacunes van individuele docenten. In 2006 is 1 docent begonnen met het opleidingstraject voor nieuwe docenten. Taalcursussen Tevens hebben een aantal docenten een cursus Spaans gevolgd en een aantal hebben de cursus Engels gevolgd. Een aantal promovendi hebben de cursus Publiceren in het Engels gevolgd.
4
Diverse trainingen Een promovendus heeft de cursus loopbaanontwikkeling voor Promovendi gevolgd. Een viertal promovendi hebben de training Reference Manager gevolgd. Een hoogleraar heeft de leergang onderzoeksmanagement bij Leeuwendaal advies gevolgd. Daarnaast hebben een aantal medewerkers deelgenomen aan diverse ICT-trainingen en de cursus time-management. Tevens hebben een aantal docenten gebruik gemaakt van een coachingstraject. Tenslotte heeft de faculteit in 2006 een aantal jonge ud’ ers intervisie aangeboden. Deze jonge wetenschappers hebben een aantal modellen aangereikt gekregen door een externe adviseur hoe ze elkaar kunnen bevragen over probleemsituaties in de werksfeer. De intervisie wordt voortgezet zonder begeleiding. Actieplannen n.a.v. 100 over de RUG Afgesproken is om ieder jaar één thema centraal te stellen. Doordat de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen over een actieve en zeer betrokken studentengemeenschap beschikt komen signalen over te verbeteren zaken snel bij het Faculteitsbestuur terecht. Het regelmatig informeel bestuurlijk overleg met de studentenvertegenwoordiging staat daarbij borg voor een adequate en efficiënte reactie. Studieadvies Beleid inzake studieadvies Het beleid inzake studieadviezen kent twee kanten. Ten eerste kan het initiatief tot een gesprek genomen worden door studieadviseur of docenten. De studieadviseur nodigt de meerdere onvoldoendes scorende eerstejaarsstudenten in december en in juni uit voor een gesprek. In het verslagjaar waren dit in december 20 en in juni 34 studenten. Deze gesprekken zijn oriënterend van aard en zijn er vooral op gericht de oorzaak van de opgetreden vertraging te zoeken en te bespreken. Aan het einde van het eerste jaar wordt het verplichte studieadvies over al dan niet voortzetten van de studie uitgebracht. Dit advies werd schriftelijk uitgebracht, en berust, zoals gebruikelijk, alleen op het behaalde aantal EC’s. In het verslagjaar kregen 90 studenten een (voorwaardelijk) positief advies en 32 studenten een negatief studieadvies. Van dit aantal van 32 blijken 26 studenten hun studie toch voortgezet te hebben. Eerstejaarsstudenten die aan het eind van hun eerste jaar een negatief studieadvies over de voortgang van hun studie krijgen, worden door de studieadviseur opgeroepen. Daarnaast werd eind november aan alle studenten, die in het voorgaande studiejaar om zeer uiteenlopende redenen geen punten hadden behaald, een uitnodiging voor een gesprek gestuurd. Een relatief klein aantal van hen reageerde op deze oproep.
5
Aan de studenten is door de onderwijsadministratie in 2006 één maal, aan het eind van het studiejaar, een overzicht van hun studieresultaten toegezonden. Meerdere malen per jaar is niet meer nodig, sinds de studenten hun studieresultaten op ieder gewenst moment op PROGRESSWWW kunnen inzien. Ten tweede kan het initiatief genomen worden door studenten. De studieadviseur heeft een open inloopspreekuur waar studenten met hun vragen langs kunnen komen. Daarnaast is het mogelijk een afspraak voor een langduriger gesprek te maken. Ook aan docenten worden incidenteel studieadviezen gevraagd. Verwijzing Verwijzing van studenten heeft plaats gevonden naar de Centrale Studentenbalie van het Studenten Service Centrum, de studentendecanen, de studentenarts, de studentenpsychologen en de dienst studieondersteuning welke diverse studeercursussen aanbiedt,. Van de studeercursussen worden: “Effectief Studeren”, “de Studieversnellingsgroep”, de scriptiecursus en de workshop “Studiekeuze” het meest bezocht. Begeleiding Aan de faculteit functioneert een door het student-lid van het faculteitsbestuur georganiseerd mentoraatsgroepsysteem voor eerstejaarsstudenten. De omgang met vertraging in het eerste jaar werd hierboven uiteengezet. In de studiegids wordt de toegang tot jaar twee en drie geregeld. Toelating van studenten tot de afstudeerrichtingen werd door de coördinatoren met de betrokken studenten individueel besproken. In geval van vertraging als gevolg van ziekte of overmacht werden passende, vertragingsbeperkende maatregelen getroffen. Gegeven adviezen Adviezen werden gegeven in persoonlijke gesprekken op de faculteit, telefonisch, schriftelijk, per e-mail – een sterk toegenomen vorm van communicatie! –, naar aanleiding van informatieformulieren op Internet, en op voorlichtingsevenementen. 1.4 Internationalisering Het verslagjaar werd in belangrijke mate gekenmerkt door het feit dat de eerste cohort buitenlandse studenten de double degree MSc “Environmental and Infrastructure Planning” (met de Technische Universiteit van Bandung, Indonesië) doorliep. Van deze cohort, gestart per september 2004, kon het grootste deel van de studenten in 2005 de opleiding succesvol afronden. De participatie van 20 Indonesische studenten in dit MSc programma was voor de Faculteit een geheel nieuwe ervaring – voor docenten, onderwijscoördinatoren, Nederlandse medestudenten en het ondersteunend personeel. Mede op grond van de opgedane ervaringen werd de selectie van Indonesische studenten aangescherpt; van de in september 2005 gearriveerde cohort van 20 studenten zal naar verwachting een groter deel het masterprogramma in 2005/2006 succesvol kunnen afronden. Al met al heeft het MSc programma “Environmental and Infrastructure Planning”, samen met de al langer bestaande MSc “Population Studies” en de eveneens in 2004/2005 van start gegaande research master “Regional Studies”, voor een sterk toegenomen internationaal karakter van het onderwijs aan de Faculteit gezorgd.
6
In september 2005 startten drie buitenlandse studenten in het MSc programma “Population Studies”. Per ultimo 2005 telde de Faculteit 10 buitenlandse promovendi. Werving en selectie van buitenlandse studenten Er is nog geen actief wervingsbeleid voor degree studenten voor de Masters Environmental and Infrastructure Planning, Population Studies en Regional Studies. Kandidaten melden zich spontaan, meestal op basis van informatie op de facultaire website. De kandidaten worden gescreend door de voor het betreffende onderwijsonderdeel verantwoordelijke personen. Zij stellen vast of een kandidaat toegelaten kan worden of niet. De kandidaten worden vervolgens op de hoogte gesteld van het oordeel en kunnen indien ze zijn toegelaten en over de vereiste financiële middelen beschikken hun studie aanvangen. Bij het Double Degree programma met Bandung (MSc Environmental and Infrastructure Planning) wordt de selectie gedaan door het Institut Teknologik Bandung, op basis van de studieresultaten in het eerste jaar. Vervolgens selecteert Stuned nog de studenten die een beurs krijgen. Uitwisselingsstudenten zijn in de regel afkomstig van buitenlandse partneruniversiteiten waarmee studentenuitwisselingscontracten tot stand zijn gebracht. De selectie vindt plaats door de buitenlandse partneruniversiteit en wordt dan aan de Faculteit voorgelegd. Slechts zelden blijkt een door de buitenlandse partner geselecteerde kandidaat niet te kunnen worden geaccepteerd door de Faculteit. Opmerkelijk in het verslagjaar is de toenemende belangstelling van buitenlandse studenten afkomstig van nietpartneruniversiteiten voor de cursus "Spatial Problems and Spatial Policies: The Dutch Experience", die tweemaal per jaar wordt aangeboden. Het gaat hier in de regel om MSc of PhD studenten, die na een selectieprocedure m.n. op basis van vooropleiding (minimaal één jaar aanslutiende studie), motivatie en aanbeveling door derden, in beperkte aantal worden geaccepteerd. Uitbreiding, kwaliteitsbevordering en marketing van het Engelstalig onderwijsaanbod Het Engelstalig onderwijsaanbod is onderworpen aan dezelfde kwaliteitsbevorderende maatregelen als het Nederlandstalige onderwijs. Marketing verloopt gerichter via onze partners en voorlopig vooral via de Websites. Internationalisering van de staf Daar waar mogelijk en gewenst wordt ook in het buitenland geworven. Bij functies waar kennis van het Nederlandse systeem en de Nederlandse universitaire verhoudingen vereist is wordt in eerste instantie toch gezocht naar Nederlandse kandidaten. In het algemeen zal internationalisering van de staf vooral in het onderzoekerskorps op treden. Uitwisselingsstudenten uitgaand Studenten van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen worden actief gestimuleerd een deel van het studieprogramma in het buitenland uit te voeren. Een recente trend is dat steeds meer studenten uit de bacheloropleidingen "Sociale Geografie en Planologie" en "Technische Planologie" voor een periode korter dan drie maanden naar het buitenland gaan in het kader van het facultaire "Challenge" programma voor excellente studenten.
7
Dit heeft consequenties voor de groep studenten die voor een periode van drie maanden of langer naar het buitenland gaat, waarvoor de rest van deze tekst handelt. In 2006 vertrokken 31 studenten van de Faculteit (11 als MSc student, 20 als BSc student) voor een buitenlands studieverblijf van drie maanden of meer naar het buitenland. Dit is een daling van 8 ten opzichte van het jaar 2005. Gerelateerd aan het aantal in 2006 uitgereikte BSc/MSc bullen (128) bedroeg de uitegaande studentenmobiliteit in 2006 24% (tegenover 37% in 2005, 43% in 2004, 82% in 2003). Onderscheiden naar opleidingsniveau bedroeg de uitgaande studentenmobiltieit circa 15% in de MSc opleidingen en circa 45% in de BSc opleidingen. Waar in de twee bachelorprogramma's expliciet ruimte is om in het buitenland te gaan studeren in het derde bachelorjaar, is het in veel van de acht masterprogramma's alleen mogelijk om door middel van speciale arrangementen voor een periode van drie maand of meer naar het buitenland te gaan. De verdeling van de 31 studenten over de bestemmingsregio's was als volgt: Europa: 17 studenten (waaronder 4 naar Hongarije, 3 naar Zweden; verder naar Verenigd Koninkrijk, Finland, Oostenrijk, Letland, Spanje en Duitsland); Verenigde Staten: 9 studenten Azië: 2 studenten Nieuw Zeeland: 2 studenten Afrika: 1 student De buitenlandse studieperiode is doorgaans kort: 3 maanden (15 studenten) of 4 maanden (9 studenten); 7 studenten verbleven 5 of 6 maanden in het buitenland. Ten opzichte van het jaar 2005 is de gemiddelde verblijfsduur in het buitenland iets afgenomen (3,9 maanden t.o.v. 4,3 maanden in 2005). Specifiek voor de Faculteit is de omstandigheid dat bijna de helft van de studenten in het buitenland werkte aan de BSc thesis danwel de MSc thesis, in een enkel geval naast het volgen van één of twee vakken. De in 2006 naar het buitenland vertrokken studenten haalden, niettegenstaande de iets afgenomen gemiddelde verblijfsduur, gemiddeld 18 studiepunten (EC's) in het buitenland (in 2005 17.5). Dit komt neer op ruim 3% van het totale aantal studiepunten dat in 2006 door alle bij de Faculteit ingeschreven studenten werd behaald. De verdeling van deze in het buitenland behaalde studiepunten over de diverse bestemmingsregio's was als volgt: Europa: 55% Verenigde Staten: 28% Azië: 5% Nieuw Zeeland: 10% Afrika: 2% De in het buitenland behaalde studiepunten worden, met uitzondering van taalcursussen, erkend. Voor het omzetten van buitenlandse studiepunten naar de aan de FRW c.q. RuG gebruikelijke studiepunten en –cijfers betsaan conversietabellen. Voor de Europese partneruniversiteiten wordt hierbij bijna zonder uitzondering gebruik gemaakt van het ECTS.
8
Uitwisselingsstudenten inkomend In 2006 bezochten 32 buitenlandse uitwisselingsstudenten de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. Zij behaalden gemiddeld 17,5 EC per student. Nagenoeg al dit onderwijs wordt verzorgd door de facultaire International School of Spatial Policy Studies (ISSPS) in de vorm van twee cursussen specifiek ontworpen voor de bezoekende buitenlandse studenten. Deze cursussen worden aangeboden op zowel BSc als MSc niveau, en worden tweemaal per studiejaar aangeboden. De verdeling van de 32 inkomende uitwisselingsstudenten over de herkomstregio's was als volgt: Europa: 27 studenten (waaronder 4 uit Letland, 4 uit België, 4 uit Spanje, 4 uit Duitsland en 3 uit Portugal, verder uit Zweden, Hongarije en Polen). Verenigde Staten: 5 studenten Docentenuitwisseling In 2006 werden vier docenten van de Faculteit uitgewisseld via het Socrates programma voor een zgn. onderwijsperiode van korte duur: naar Zweden, naar Hongarije, naar Letland en naar Spanje. Daarnaast verzorgden docenten van de Faculteit gastcolleges en seminars aan andere universiteiten. De Faculteit verwelkomde diverse buitenlandse docenten voor gastcolleges. Bijna zonder uitzondering worden deze gastcolleges ingebracht in bestaande cursussen. Vermeldenswaard is tenslotte dat de cursus “Verkeersmodellen” in het verslagjaar, als gevolg van ziekte van de facultaire docent, geheel werd verzorgd door twee buitenlandse docenten.
Hoofdstuk 2: Onderzoek 2.1 Kengetallen Onderzoek Personele inzet De totale inzet in 2006 voor onderzoek bedroeg 17.9 fte (per 1 januari 2007). Een kleine afname in vergelijking met vorig jaar. De 17.9 kan worden onderverdeeld in 10.9 fte van de wetenschappelijke staf en 7 fte van promovendi. Van de inzet van de wetenschappelijke staf komt 0.7 fte uit de tweede geldstroom (NWO) en 1.8 fte uit de derde geldstroom. De promovendi worden grotendeels gefinancierd uit de 1e geldstroom, 1.0 fte is afkomstig uit de 2e geldstroom (NWO), 2.0 fte uit 3e geldstroom. Daarnaast zijn er nog 12 fte aan bursalen. Output 2006 Het aantal promoties in 2006 was 5. Het aantal publicaties in 2006 (naar nieuwe maatstaven van de zelfstudie) bedroeg 131 waarvan 55 academisch (nationaal en internationaal) en 76 vakpublicaties. 2.2 Bespreking onderzoekresultaten De ontwikkeling van de aantallen promoties bij de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen staat weergegeven in de navolgende figuur. In 2006, vonden 5 promoties plaats, lager dan de geschatte gemiddelde 7 promoties per jaar.
9
Aantal promoties FRW 12 10 8 6 4 2 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Het aantal publicaties in 2006 (naar nieuwe maatstaven van de zelfstudie) bedroeg 131 waarvan 55 academisch (nationaal en internationaal) en 76 vakpublicaties. Bij de indeling van publicaties wordt vanaf 2005 de indeling gehanteerd van de zelfstudie. Deze indeling werd niet gebruikt in de jaren daarvoor waardoor vergelijkingen met vooraf gaande jaren niet mogelijk is. Het aantal academische publikaties is gelijk aan die van vorig jaar (55), beide op een niveau dat beduidend hoger is dan de jaren ervoor (rond 36). Het aantal professionele publikaties nam af (van 100 naar 76), hetgeen URSI’s beleid weerspiegelt om meer nadruk te leggen op het schrijven van academische publikaties, en minder op professionele. 2.3 Promotiebeleid & Implementatie Graduate School Promotiebeleid De promovendi van de faculteit namen in 2005 deel aan het onderwijs programma van de onderzoekschool NETHUR. Op facultair niveau wordt de begeleiding gebundeld in het facultaire onderzoeksinstituut URSI (Urban and Regional Studies Institute). Vanaf september 2006 participeren promovendi in de Graduate School Spatial Sciences van de FRW. De ontwikkeling van de Graduate School is in volle gang. Anno 2006, heeft de FRW rond de 50 promovendi. Hieronder vallen zowel AIOs, OIOs, als ook Ubbo Emmiusbursalen, Bernouilli-bursalen, WOTRO-bursalen, externe promovendi. In 2006 was er vooral een toename in promovendi die gefinancierd worden door 3e geldstroom (EU, Woningcooperatie Arnhem). Het aantal bursalen steeg wederom.
Implementatie Graduate School Op 1 september 2006 is de Graduate School for Spatial Sciences (GSSS) gestart. De GSSC verenigt de bestaande Research Master (MeMa) Regional Studies van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen FRW en de facultaire PhD opleiding. Deze laatste was tot die tijd ondergebracht bij het Urban and Regional Studies Institute URSI, als onderdeel
10
van de landelijke onderzoeksschool Nethur (Netherlands Graduate School for Urban and Regional Research). Directeur van de GSSS, tegvens coördinator van de PhD opleiding is Prof. dr. LJG van Wissen. Prof. dr. I. Hutter is de coördinator van de ReMa opleiding. De periode sinds 1 september is te kort om van duidelijke ontwikkelingslijnen te spreken. Per eind 2006 had de ReMa 7 studenten en waren 19 PhD’s betrokken bij de Graduate School. In lijn met de ontwikkelingen aan de FRW voor 1 september is er een toename te zien van studenten in deze opleidingen. De onderstaande tabel geeft enig inzicht in de ontwikkeling van het aantall PhD’s aan de faculteit FRW sinds 2000. Cijfers over aantallen instromers, uistromers en duur van de PhD zijn niet systematisch bijgehouden. Dat wordt wel gedaan sinds de start van de Graduate School, per 1 september 2006.
PhD students aantal promoties
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006 2007
10.95 10
13.5
16.65
16.35
12.85
12.9
15.75
4
4
4
5
8
18.05
5
Naast de reguliere PhD studenten die een vierjarig traject volgen kent de GSSS ook externe PhD’s. Ook zijn er een aantal onderzoekers die buiten de GSSS een promotietrtaject volgen aan de FRW. Binnen het kader van de GSSS wordt de PhD opleiding binnen de faculteit meer gestroomlijnd. Het PhD traject krijgt meer het karakter van een opleiding met duidelijke randvoorwaarden, begin- en eindtermen, en er wordt ook meer gemonitord. Er wordt gewerkt aan een eenduidig protocol voor de toelating tot de PhD opleiding, en ook de voortgang van het onderzoek en de begeleiding wordt meer gemonitord dan in de oude situatie. Er komt een PhD volgsysteem, waarbij problemen eerder worden onderkend en oplossingen kunnen worden aangedragen. Hoewel van dergelijke maatregelen ook weer geen wonderen moeten worden verwacht zou een en ander toch moeten resulteren in significant hogere successcores. In 2007 zal verder gewerkt worden aan het opzetten van dit PhD volgsysteem, en aan de stroomlijning van de instroom, monitoring en uitstroom van PhD’s. Eind 2006 bestaan nog diverse procedures en formulieren met een URSI of Nethur stempel. Eind 2007 moet de hele procedure rond aanstelling en monitoring van PhD’s simpel en eenduidig georganiseerd zijn. In 2007 moet ook de verdere integratie van ReMa en PhD opleiding verder worden ontwikkeld. Talentvolle ReMa studenten moeten al in een vroeg stadium op de hoogte zijn van een mogeljk PhD traject, waarop zij al een deel van hun keuzeprogramma kunnen afstemmen, en bijvoorbeeld betrokken kunnen worden bij het schrijven van een concreet PhD voorstel. Dit is ook van belang voor het tijdig vinden van mogelijke financiers van het PhD traject, zoals NWO.
11
2.4 Internationalisering In 2006 werden een aantal nieuwe internationale samenwerkingen in onderzoek gestart:
− − −
PRO-Land, over landrechten en het kadaster in China (Ho); Peri-urban relations, consortium binnen Plurel 6th EU framework (De Roo); Abortion and contraceptives in Kosovo, voor UNFPA-Kosovo (United Nations Population Fund) (Hutter);
Daarnaast werden reeds eerder gestarte internationale onderzoeksprojecten uitgevoerd: − Liveable Cities EU-consortium (De Roo); − Power (Pushing Offshore Wind Energy Regions), Interreg IIIb (Linden); − Environmental impact of biotechnology China (KNAW) (Ho); − Civil society and environmentalism China (Ho); − Reproductive health in India (IDPAD/WOTRO) (Hutter) FRW is begonnen met het opzetten van een double degree programma in Development studies / population and healh, in de Research Master Regional Studies, in samenwerking met Uppsala University. Daarnaast zijn een aantal nieuwe internationale PhD onderzoekers, met name uit Indonesia en China, begonnen met hun promotie-onderzoek. 2.5 Personeelsopbouw WP in aantallen en (fte’s) 2005 Man Hoogleraar 7 (6,50) UHD 8 (6,20) UD 6 (5,10) Promovendi 4 (4,00) Docent 6 (3,90) Onderzoeker 5 (3,40) Overig WP Totaal 36 (29,10)
Vrouw 1 (1,00) 6 (5,50) 3 (2,80) 4 (2,70) 14 (12,00)
2006 Man 7 (6,50) 6 (4,60) 6 (5,70) 6 (6,00) 7 (4,16) 3 (2,20) 3 38 (29,16)
Vrouw 1 (1,00) 5 (4,50) 2 (1,80) 3 (2,20) 11 (9,50)
Het totale WP bestand is in 2006 met 1 persoon afgenomen. De totale afname in fte is 2,44. Het aantal UHD’s is afgenomen met 2 personen (1,6 fte). Dit komt door pensionering van 1 UHD en de wijziging van de functie van 1 UHD in UD. Het aantal promovendi is met 1 (1,0 fte) toegenomen. Dit verschil in aantallen is niet groot, maar desalniettemin hebben zich binnen deze groep een aantal wijzigingen voorgedaan.
12
Een aantal promovendi is gepromoveerd, en in de zomer van 2006 is er een groep van 5 promovendi geworven, waarvan 4 in 2006 zijn begonnen aan hun nieuwe aanstelling. De vijfde promovendus start in februari 2007. Het aantal onderzoekers is met 3 (1,7 fte) afgenomen. 5 onderzoekers hebben de faculteit verlaten, 1 onderzoeker is promovendus geworden. Er zijn 2 nieuwe onderzoekers aangesteld. Onder het overig WP zijn 3 onbezoldigd hoogleraren opgenomen. OBP in aantallen en (fte’s)
Econ./administratief Algem. Ondersteuning Surveillanten Totaal
2005 Man 6 (3,30) 6 (3,30)
Vrouw 1 (0,90) 12 (8,80) 13 (9,70)
2006 Man 1 (0,50) 3 (1,60) 8 12 (2,10)
Vrouw 2 (1,00) 12 (8,80) 10 24 (9,80)
In 2006 is bij economisch/administratief één vrouw aangenomen om voor 0.1 fte financieel administratieve werkzaamheden uit te voeren. Een mannelijke financieel administrateur was in 2005 opgenomen in de categorie algemene ondersteuning, deze is nu opgenomen onder economisch/administratief. Voorts is het aantal mannen bij algemene ondersteuning met nog twee mannen in aantal gedaald. Één had een aflopend dienstverband, één mannelijke medewerker is overleden. De faculteit heeft in 2006 een groep surveillanten aangenomen, ter ondersteuning bij de tentamens. Deze surveillanten zijn op oproepbasis aangesteld, daarom is er geen omvang bij deze groep vermeld in de tabel. 2.6 Kwaliteitszorg onderzoek In de meest recente (2001) door de VSNU gepubliceerde onderzoeksvisitatie scoren de programma’s demografie en planning gemiddeld een vier en deze worden daarom op dezelfde voet voortgezet. Het derde heterogene programma scoort gemiddeld een drie, maar bij sommige onderdelen van dit programma bestaat bij de visitatiecommissie veel waardering. Van dit programma zijn in de afgelopen jaren de onderdelen bedrijvendemografie en regionale arbeidsmarktanalyse als kansrijke speerpunten gekozen. Voor beide vakken is een hoogleraar aangesteld. Herfst 2006 is begonnen met de voorbereidingen van de volgende onderzoeksvisitatie die in september 2007 zal plaatsvinden. Kwaliteitszorg onderzoek vindt plaats in URSI Board vergaderingen waar voortgang en strategie van het onderzoek op de faculteit wordt besproken. Najaar 2006 stond hierbij vooral de aankomende zelf-evaluatie onderzoek centraal. De kwaliteit van individuele onderzoekers wordt geëvalueerd door regelmatige toetsing aan de criteria voor onderzoeks-fellow van de onderzoeksschool Nethur. Het monitoring systeem voor PhD begeleiding en voortgang wordt met de komst van de Graduate School versterkt. Met name feedback vanuit de bestaande monitor-systemen zal zal worden verbeterd.
13
2.7 Onderzoekscholen Vanaf 2003 is al het facultaire onderzoek ondergebracht in de landelijke onderzoekschool NETHUR. NETHUR is hererkend in 2006.Vanaf september 2006 is ook de Graduate School Spatial Sciences van start gegaan. 2.8 Tweede en derde geldstroom onderzoek Tot eind 2006, loopt een VENI onderzoek getiteld “Imprisoned geographies – Contested Places of Longterm Confinement”. Drie promotieonderzoeken worden gefinancierd door NWO/WOTRO/KNAW. Om meer promoties te realiseren uit de 2e geldstroom zijn bij NWO wederom een aantal voorstellen voor promotieonderzoeken ingediend. Een van de voorstellen werd zeer goed beoordeeld, maar kreeg geen financiele ondersteuning. Het onderzoeksproject van Sahu werd toegekend door WOTRO. FRW, met name planologie, is in 2006 zeer succesvol geweest wat betreft het werven van promotieprojecten via 3e geldstroom (verschillende EU projecten, Ministerie van Economische Zaken Senternovem, Woningcooperatie Arnhem). Met dit laatste project begon FRW een samenwerking met het Maatschappelijk Top Instituut Integratie en Sociale Weerbaarheid. Op internationaal niveau wordt demografisch en planologisch (kadaster) getint 2e en 3e geldstroom onderzoek uitgevoerd in India (IDPAD/WOTRO) en China (KNAW, Ministerie Economische Zaken). Een kleinschalig in Kosovo werd in 2006 uitgevoerd in opdracht van UNFPA Kosova. De maatschappelijke relevantie van het facultaire onderzoek en de vakkennis van de medewerkers is groot. Deze maatschappelijke relevantie blijkt ondermeer uit - onderzoek in opdracht van derde partijen, hetzij beleidsmakers, profit- en non-profit organisaties; - onderzoek aangehaald in zowel regionale als nationale kranten en tijdschriften; - adviezen en presentaties, gebaseerd op onderzoek, in de regio, nationaal en internationaal; - opiniebijdragen en columns voor dagbladen en vakbladen; - regionale en nationale radio- en TV-programma’s; - participatie van onderzoekers in maatschappelijke relevante organisaties of besturen; - vertaling van onderzoek naar voorlichtingscampagnes in India.
Hoofdstuk 3: Deelrapportages 3.1 Besteding Fonds Strategisch Personeelsbeleid en Van Rijn middelen Besteding is conform afspraak (zie verslag 2004). De faculteit heeft in 2005 extra middelen gekregen uit de Van Rijnmiddelen. Het betreft de financiering van de leerstoel International Development Studies voor de periode 2005 t/m 2007. Omvang leerstoel is 60%. De promotiegelden 11.000 € zijn aangewend voor het opzetten van de Graduate School. De middelen zijn emt name aangewend voor secretariële ondersteuning.
14
3.2 Voortgang uitvoering facultair Strategisch Plan De uitvoering van het facultair strategisch plan ligt op schema. Grote aandacht wordt momenteel geschonken aan de kwaliteitsbewaking van onderwijs en aan de studierendementen. Mede op initiatief van de studentengeleding Pro Geo is een aantal maatregelen ontworpen, die de studierendementen zouden moeten vergroten. Naar het zich laat aanzien zullen deze maatregelen, na bespreking in de verschillende gremia worden aangenomen en ingevoerd. 3.3 Koppeling Beleid-Begroting Onderwijs In het facultair Strategisch Plan 2004-2010 streeft de faculteit naar een totaal van 1000 studenten in 2010. Uit de instroomcijfers van de laatste jaren blijkt dat Ruimtelijke Wetenschappen op schema ligt. Naast een instroom van Nederlandse studenten komen er op dit moment voornamelijk studenten uit niet-EU landen, zoals Indonesië, India, China en Pakistan. De faculteit streeft naar meer Europese samenwerkingsverbanden op het gebied van onderwijs. Momenteel wordt gewerkt aan samenwerking met Oldenburg, Hasselt en Uppsala. Daarnaast zal de samenwerking met China de komende jaren worden geintensiveerd. In de begroting zijn middelen vrijgemaakt om de doelstelling tot groei te ondersteunen. Het gaat hierbij vooral om het verbeteren van de website, aanwezigheid op beurzen en voorlichtingsdagen en het plaatsen van advertenties Rendementen De belangrijkste te nemen maatregelen om de studierendementen te verhogen zijn als volgt: 1.
2.
3.
Weghalen cultuur van vrijblijvendheid door de huidige organisatie van het onderwijs aan te passen: door de volgorde waarin vakken kunnen worden gevolgd, toestemming om aan een werkstuk c.q. scriptie te beginnen en om examen te doen aan strikte regels te verbinden. Zo zal in de toekomst de propedeuse selectiever zijn en zal een groter aantal ECs behaald dienen te worden alvorens aan vakken van een volgend jaar begonnen mag worden. De band tussen onderwijs en toetsing te versterken. Dat betekent onder andere een verbeterde organisatie van modules en tijdige informatie voor studenten over de kwaliteit van hun prestaties. De verbetering van de studiebegeleiding. Eerstejaars nemen nu al verplicht deel aan een mentorensysteem, terwijl bij sommige masteropleidingen eveneens een tutor-systeem is ` ingevoerd. Over individuele afspraken met de studenten in de vorm van een studiecontract wordt nog gedacht.
15
4.
5.
Professionalisering wetenschappelijke staf Er zal middels cursussen gewerkt worden aan bundeling van didactische kennis, toetsontwikkeling en didactische vaardigheden. Ook zal op professionele wijze getracht worden deze cultuuromslag te bewerkstelligen. Tot slot: het vergroten van de motivatie vooral bij eerstejaarsstudenten: Een nieuw initiatief is het vak “Werkvelden” (2 Ects) dat in het studiejaar 2007-2008 aan de eerste jaars bachelorstudenten SG&P en TP zal worden aangeboden. Het doel van het vak is kennismaken met de belangrijkste werkvelden van geografen, demografen en (technisch) planologen. In een tweetal practicumbijeenkomsten bereiden de studenten in drietallen een interview met een in de praktijk werkende FRW alumnus voor. Van het interview wordt een verslag gemaakt dat in een groepsbijeenkomst wordt gepresenteerd. De bij dit vak betrokken alumni zijn van te voren gevraagd om hun medewerking en vormen tezamen een zo gevarieerd mogelijke afspiegeling van het gehele werkveld.
In 2007 zal het onderwijs worden gevisiteerd. De faculteit heeft de zelfstudie ingediend. In de begroting zijn in 2007 middelen gereserveerd voor de zelfstudie.
Onderzoek De faculteit streeft ernaar om meer dan in het verleden onderzoeksubsidies te verwerven uit de tweede en derde geldstroom. In 2006 bedroeg het aandeel van de tweede geldstroominkomsten K€ 92,6 en van de derde geldstroominkomsten K€ 403,8. In 2006 is het EOS project (Senter Novem) van start gegaan. Ruimtelijke Wetenschappen is penvoerder van dit project waaraan verder de universiteiten van Wageningen, Delft en TNO deelnemen. Tevens is in 2006 bij NWO een aanvraag ingediend voor de nominatie vierde ronde EURYI –award 2006/2007 en separaat hieraan een VIDI-aanvraag. Een hoogleraar zal een VICI aanvraag indienen. De nucleus heeft een aanvraag ingediend in het 7de kaderprogramma. Verder is er nog een Rubicon aanvraag ingediend door een postdoc. In het kader van het Senter Novem-project en het MTI-project Vivare zijn al vier promovenditrajecten van start gegaan. Hiermee is in de begroting rekening gehouden. De faculteit stimuleert en faciliteert het schrijven van onderzoeksvoorstellen van jonge onderzoekers door het organiseren van workshopachtige interne bijeenkomsten en begeleiding door ervaren onderzoekers. Om meer tijd te creëren voor senioronderzoekers voor het schrijven van onderzoeksvoorstellen heeft de faculteit in de loop van 2006 een WP’er aangesteld voor het geven van onderwijs in de bachelorfase. In 2006 zal het onderzoek eveneens worden gevisiteerd. De faculteit is op dit moment bezig de zelfstudie op te stellen. De zelfstudie onderzoek geeft aan dat de verhouding tussen vaste en tijdelijke senior staf en PhD onderzoekers onevenwichtig is. De FRW zal daarom het schrijven van NWO voorstellen voor post-doc onderzoek stimuleren. Tevens heeft de faculteit het voornemen in 2007 twee jonge buitenlandse postdocs voor twee jaar aan te stellen.
16
Promovendi In het Strategisch Plan ging de faculteit nog uit van een jaarlijks aantal promoties van vier a vijf. In 2005 zijn er acht promoties gerealiseerd en in 2006 vijf . In de komende planperiode verwacht de faculteit jaarlijks gemiddeld zeven promoties. In de begroting is nog geen rekening gehouden met Nederlandse promotiestudenten. Het aantal promovendi uit de eerste geldstroom wordt gedurende de planperiode vrijwel constant gehouden. De faculteitsraad heeft inmiddels ingestemd met de Nederlandse promotiestudent, in de komende planperiode zal de faculteit hier in de begroting rekening mee houden. Bovendien is het aantal promovendi uit de tweede en derde geldstroom en het aantal bursalen toegenomen ten opzichte van 2005. In 2006 worden zes promovendi gefinancierd uit de tweede en derde geldstroom en de faculteit heeft 12 intern gefinancierde bursalen. In totaal heeft de faculteit op dit moment circa 50 promovendi. 3.4 Omvang inzet OBP ‘meten is weten’ Tijdens het bestuurlijk overleg van 28 oktober 2005 heeft het College van Bestuur met het bestuur van de faculteit afgesproken dat de faculteit wordt gehouden aan de 11,7 fte OBP in 2009 tenzij kan worden aangegeven dat op relevante gebieden additioneel personeel nodig is.
17