faculteit ruimtelijke wetenschappen
contactadres postbus 800 9700 AV Groningen
e-mail
[email protected]
faculteitsbl ad ruimtelijke wetenschappen
girugten
02
w w w . g i r u g t e n . n l
girugten
jaargang 44
De poolcirkel
girugten
girugten
02 / maart 2013 de poolcirkel redactie
02 / maart 2013 de poolcirkel inhoud
colofon
redactioneel
Eindredactie Thijs Fikken (hoofdredacteur) Sanne Feenstra (vormgeving)
Beste lezer,
Redactie Eva Bouw Robin Groenewold Jordy Janssen Wymer Praamstra Jorn van der Scheer Martinus Spoelstra Paul Steeneken Wessel van Vliet Steven Wester Wietske Wilts Saskia Zwiers Druk Drukkerij Veenstra, Groningen Oplage
900 stuks E-mail
Inhoud 4.
18.
Zwart goud in een witte wereld Wymer Praamstra
Met de laagste temperaturen van het jaar achter ons brengt Girugten je graag nog even terug in de wintersferen. In dit nummer, dat geheel in het teken staat van de meest noordelijke (én zuidelijke) plekken op onze aarde, komt de temperatuur nauwelijks boven het vriespunt uit. In deze barre wereld waarin maar weinig mensen wonen wordt een grote strijd gevoerd. Die van het leven met de kou. Deze strijd wordt voor jou beschreven in deze editie van Girugten! Alles boven, onder, en op de poolcirkels komt voorbij.
7.
Bij de kerstman thuis Saskia Zwiers
19.
Oorlogen en goelagkampen Steven Wester
Masterthesis - “Alsof je omarmd wordt door alles om je heen” Wietske Wilts
9.
22.
Column: de trein, de mandarijn en de Polen Martinus Spoelstra
Ben je geïnteresseerd in de Inuit, gefascineerd door Russische steden of geïntrigeerd door de oliestrijd om en nabij de Noordpool? Dan zit je goed met dit nummer. Zo wordt de ontwikkeling van noordelijke Russische steden na de val van de Sovjet-Unie besproken en de machtsstrijd om mineralen uitgelicht. Maar Girugten leidt je niet alleen maar noordwaarts. Antarctica, het enige onbewoonde continent op aarde, komt ook voorbij. Naast de berg artikelen over de polen is er ook een bijzonder boeiende editie van ‘Geografen aan het werk’ te lezen. Hierin vertelt oud-Girugtenredacteur Arvid Krechting over zijn werkzaamheden in Oekraïne.
10.
Arvid Krechting
23.
De aantrekkingskracht van Antarctica Thijs Fikken
12.
Geografen aan het werk
Uit het buitenland Titia Leutscher
Om de noord - Willem Barentsz
24.
Herta Machtscriptieprijs
25.
Ibn Battuta
26.
Pro Geo & Forum
Mar tinus Spoelstra Binnen de redactie hebben zich een hoop veranderingen afgespeeld. Na het behalen van haar diploma heeft Saskia Zwiers besloten om een punt achter haar Girugtencarrière te zetten. Saskia, bedankt voor de prachtige artikelen die jij elk nummer weer hebt afgeleverd! Gelukkig hebben we versterking gekregen van Nienke Harmelink, Wessel van Vliet en Paul Steeneken.
14.
Dompel jezelf onder in het ijskoude avontuur dat klaarligt in deze Girugten!
16.
Inuitgemeenschappen in Noord-Amerika Eva Bouw & Wietske Wilts
[email protected]
Raad de plaat
Contactadres
Postbus 800 9700 AV Groningen
Veel leesplezier,
19.
12.
Thijs Fikken hoofdredacteur Girugten is het onafhankelijk faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. Girugten functioneert als een zelfstandige redactie onder faculteitsvereniging Ibn Battuta.
Oplossing Raad de Plaat en logo’s bovenbalken Raad de Plaat: Midtown Madness 2, Red Alert 2, Roller Coaster Tycoon 1, Wolfenstein 3D Logo’s: Twitter, Skype, Google Earth, Dropbox, the Sims, Angry Birds, Pacman, Google Chrome, Myspace, Spotify, Windows Media Player, Limewire, Tetris, utorrent, X-Box (live), Mario/mushroom, MSN, Keen, Space Invadors, VLC Media Player
4.
De eindredactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen artikelen in te korten, dan wel te weigeren.
10.
4. 14.
6.
girugten
wymer praamstra
5.
4.
02 / maart 2013 de poolcirkel thema-artikel
Zwart goud in een witte wereld
van de vice-president van Shell dat er waarschijnlijk op een bepaald moment wel olie weg gaat lekken tijdens het boren bij de Noordpool zijn alles behalve goede reclame voor het Nederlandse-Britse bedrijf. Als dan in het achterhoofd wordt gehouden dat deze problemen optraden bij slechts twee proefboringen, in de Beaufort- en Tsjoektsjenzee, lijkt de kans op ongelukken als straks echt olie- en gasvelden worden aangeboord zeker aanwezig.
Dat de nieuwe boorplannen van Shell zoveel ophef veroorzaken komt met name omdat hun proefboringen veel verder van de kust gaan en daardoor mogelijk meer schade kunnen aanrichten. Ook de opeenstapeling van missers door Shell wordt door tegenstanders als Greenpeace uitvergroot met actiewebsites en een handtekeningenactie.
Het incident op 31 december met boorschip Kulluk, wat ‘donder’ in een lokaal Inuitdialect betekent, bracht de boringen van Shell in de zeeën rond de Noordpool opnieuw in beeld. Is het gedonder met de Kulluk de doodsteek voor de avonturen van de multinationals die op zoek zijn naar olie en gas? Of winnen geld en de honger naar olie van landen als Rusland en Amerika, maar ook West-Europa, het opnieuw van de natuur?
de jaren zeventig aan het boren in een baai in het noorden van Alaska. Naast de Verenigde Staten die Shell de benodigde vergunningen gaf, zijn ook Rusland, Noorwegen en Denemarken (via Groenland) bezig grote oliemaatschappijen toe te laten in hun wateren. Hoewel, ‘hun’ wateren? De maatschappijen die tot nu toe gerechtigd zijn te boren doen dit zonder uitzondering in de Exclusieve Economische Zones van het
Hoewel alleen de activiteiten van Shell veel in het nieuws kwamen de laatste tijd is het zeker niet het eerste en enige bedrijf dat in de barre omstandigheden boven de poolcirkel op zoek gaat naar nieuwe gas- en olievelden. BP is zelfs al sinds
De hoeveelheid aardolie in de Noordpoolregio wordt geschat op 90 miljard vaten, dat is met de huidige olieprijs goed voor ongeveer 10,44 biljoen (!) dollar. De hoeveelheid aardgas op 47 biljoen kubieke meter.
betreffende land. Deze zones zijn onderdeel van de internationale wateren en dus onafhankelijk grondgebied, maar door een EEZ in te stellen krijgt het betreffende land bepaalde rechten en verplichtingen in een gebied tot 200 zeemijl van de kust. Via deze regeling gaf Amerika BP al lang geleden toestemming om te boren in de daar aanwezig olie- en gasvelden. Alaska grenst immers aan de Poolzeeën. In samenwerking met Rosneft, een Russisch staatsbedrijf in de oliesector, zijn Exxonmobil (bij ons bekend als Esso) en het Italiaanse ENI bezig met boringen vlakbij Nova Zembla. De ontginningen in de Barentszzee zijn ook al gestart door het Noorse Statoil.
Greenpeace stipt de problemen natuurlijk gretig aan op hun speciale website. Feit blijft dat met name de veiligheidsmaatregelen die Shell heeft getroffen om in het geval van een incident bij de boringen adequaat op te kunnen treden niet bepaald waterdicht zijn. Gefaalde veiligheidstesten, problemen met de 22 schepen tellende vloot die in actie moet komen bij incidenten en een uitspraak
Het breken van de sleepkabels van de Kulluk tijdens Van wie zijn reis zijnnaar deSeattle (Ant)arcticsche blijkt in de rij gebieden? incidenten pas het topje van de ijsberg. Naast de stukken Exclusieve Economische Zone langs de randen van de omliggende landen is de Noordpool van niemand. Dit wil zeggen, er liggen wel claims van onder andere Rusland en Canada, maar officieel is het ‘niemandsland’. De door Rusland geplante vlag op de bodem van een oceaan bij de Noordpool is natuurlijk puur symbolisch. Momenteel lopen er onderzoeken door verschillende wetenschappers uit belanghebbende landen om te kijken of hun land op een of andere manier onder het water door verbonden is met de Noordpool. Op die manier hopen onder andere Rusland en Denemarken (Groenland) aanspraak te maken op de vele grondstoffen die in deze ijzige omgeving te vinden zijn. Op de Zuidpool is het een stuk overzichtelijker geregeld. Nouja, op papier in ieder geval. In het Antarctisch Verdrag dat in 1959 werd afgesloten werd de Zuidpool als een diepvriespizza opgedeeld in punten. Onder andere Argentinië, Australië, Nieuw Zeeland en Chili kregen een stukje toebedeeld, maar ook minder in de buurt liggende landen als Engeland en Noorwegen hebben er ‘grondbezit’. Juridisch gezien behoort de Zuidpool echter tot geen van deze landen. Wel is in het Antarctisch Verdrag vastgesteld dat geen van de landen militaire activiteit mag ontplooien op het continent en dat wetenschappelijk onderzoek de primaire aandacht heeft. In 1991 werd het Antarctisch Milieuprotocol toegevoegd aan het verdrag.
Voor de Amerikaanse overheid was het veiligheidsplan van Shell echter voldoende om de benodigde vergunningen uit te geven. De grote consumptie van olie en gas door dat land is algemeen bekend. Met de groeiende onrust in het Midden-Oosten is het voor de Amerikaanse overheid een logische keuze om hun afhankelijkheid te verkleinen. De economische belangen zijn inmiddels zo groot dat Shell niet meer kan stoppen met de projecten zonder grote verliezen te lijden. Van de nu al geïnvesteerde 5 miljard (!) dollar is nog geen cent terugverdiend. Maar worden door geld, zoals zo vaak, de risico’s voor de natuur én de mens uit het oog verloren? Feit is dat boren op en nabij de Noordpool veel meer risico’s met zich meebrengt dan in ‘normale’ oceanen. Grote massa’s
territoriale verdeling van antarctica
Dit protocol zorgt er voor dat er tot 2048 geen delfstoffen mogen worden gewonnen op de Zuidpool. Tenminste, in ieder geval niet door staten die het verdrag hebben ondertekend. Rusland gaf begin 2011 al aan dat ze gaan beginnen met verkennend onderzoek naar grondstoffen. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.
6.
girugten 02 / maart 2013 de poolcirkel thema-artikel
de bp-pijplijn in Alaska
ronddrijvend ijs zorgden er dit jaar al voor dat de proefboringen van Shell later dan gepland begonnen. Dat zelfs de dikste kabels niet zijn bestand tegen het extreme noodweer dat soms huishoudt in de Noordelijke zeeën werd pijnlijk duidelijk bij het transport van de Kulluk. Bovendien brengen de veranderende weersomstandigheden ook meer onvoorspelbaarheid. En als het misgaat, dan zit je in de afgelegen ijszee boven Alaska ook niet op een makkelijk bereikbare plek. Binnen een straal van 800 kilometer is er maar één grote haven. Met een paar landingsstrips en een zeer minimale infrastructuur loert er een gigantische ramp die moeilijk binnen de perken kan worden gehouden. Of de 22 boten tellende incidentenvloot van Shell dan snel de situatie onder controle krijgt valt nog maar te bezien. De gevolgen van een groot olielek zijn niet te overzien. Het opruimen van olie op ijs valt nog mee, maar als olie onder ijs gaat drijven is het zeer lastig weg te krijgen. De Nederlandse directeur van Shell geeft zelf toe dat zijn bedrijf hier nog geen ervaring mee heeft en laten we met hem hopen dat dit ook niet nodig zal zijn. Grootschalige vervuiling van de zeeën rond de Noordpool heeft enorme gevolgen. Niet alleen direct, maar ook indirect. Als plankton, de basis van veel voedselketens in die omgeving, vervuild raakt zullen alle dieren hoger in de keten daar grote last van ondervinden. Opgeteld bij de grote druk waaronder veel dierenpopulaties in dat gebied al staan, kan dit het einde voor sommige soorten
de Golf van Alaska. De hierbij vrijgekomen miljoenen liters olie hebben vandaag de dag nog steeds grote invloed op de ecosystemen in de 2000 kilometer lange kuststreek. Naar schatting zijn onder andere 500.000 vogels overleden als gevolg van dit olielek. Om dan in te schatten wat er bij een soortgelijke ramp bij de boringen van Shell kan gebeuren heb je weinig verbeeldingskracht nodig.
betekenen. De lokale Inuitbevolking leeft grotendeels van de visvangst dus zullen dan ook zwaar getroffen worden. In maart 1989 liep olietanker Exxon Valdez aan de grond in
7.
steven wester
Oorlogen en Goelagkampen Russische steden ten noorden van de poolcirkel
de haven van moermansk
Gezien de gigantische investeringen die onder andere Shell al heeft gedaan in de voorbereidende fase en het feit dat vergunningen al zijn verstrekt door verschillende overheden zal het boren in de zeeën rond de Noordpool hoogtswaarschijnlijk gewoon doorgaan. De huidige economische motor draait nou eenmaal op olie en gas en de toenemende schaarste maakt voorheen minder gunstige ontginningen opeens aantrekkelijk. Laten we samen met de ijsberen, walvissen, vogelkoloniën en Inuitstammen hopen dat hun leefgebieden geen olieramp hoeven te verwerken. g
olie- en gasboringen in het noordpoolgebied
Wanneer je aan de poolcirkel denkt, denk je in eerste instantie zeker niet aan grote steden. Het overgrote deel van de gebieden ten noorden van de Noordpoolcirkel is ook onbewoond. Toch is er een aantal uitzonderingen. Wat ten eerste opvalt als je kijkt naar steden ten noorden van de
poolcirkel, is dat veruit het grootste deel hiervan in Rusland ligt. Sterker nog, buiten Rusland is er maar één stad op aarde binnen de poolcirkel met meer dan 50.000 inwoners: Tromsø in Noorwegen. Ondanks dat deze stad zo noordelijk ligt heeft het een vrij mild klimaat. Tromsø ligt namelijk aan de
Atlantische oceaan en wordt sterk beïnvloed door de warme golfstroom langs de Noorse kust. In Rusland is dat wel anders met de gevreesde Siberische winters. Er zijn op dit moment nog zes Russische steden met meer dan 50.000 inwoners. Dit waren er in het communistische tijdperk nog meer, maar sinds de val van de Sovjet-Unie is er sprake van een bevolkingskrimp in bijna alle Russische steden ten noorden van de poolcirkel. Moermansk Moermansk is de grootste stad boven de poolcirkel ter wereld met ruim 300.000 inwoners. Het ligt in het dichtstbevolkte gebied ten noorden van de poolcirkel, namelijk de gelijknamige Oblast Moermansk in het uiterste noordwesten van Rusland. Dit gebied, dat ongeveer drie keer zo groot is als Nederland, heeft een kleine 900.000 inwoners. Dit is naar schatting een derde van de gehele bevolking ten noorden van
8.
de poolcirkel. Dit geeft alvast aan hoe weinig mensen er relatief gezien boven de poolcirkel wonen. Moermansk is de laatste stad die in het Russische tsarentijdperk gesticht is. Om precies te zijn in 1915. Uit strategisch oogpunt werd er tijdens de Eerste Wereldoorlog een spoorlijn vanaf de stad Petrozavodsk naar het noorden richting de Barentszzee gebouwd. Aan het eind van deze spoorlijn van bijna 1000 kilometer, werd Moermansk gesticht. Het was een strategische post tijdens de Eerste Wereldoorlog. Er konden vanaf het Russische vasteland allerlei militaire goederen richting de stad vervoerd worden, en vanaf daar worden verscheept. Hierbij was het zeer belangrijk dat Moermansk ook tijdens de winter een ijsvrije haven had. Door de gunstig gelegen positie kon de nederzetting snel groeien en kreeg het in een jaar tijd al de status van ‘stad’. Moermansk speelde ook een belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers probeerden in 1941 met de hulp van het Finse leger om de stad in handen te krijgen onder de naam ‘Operatie Silverfox’. Het Russische leger verloor al snel een groot deel van haar manschappen, hierdoor werd Moermansk na Stalingrad en Leningrad de stad die de meeste schade leed door de Tweede Wereldoorlog. In tegenstelling tot andere Russische steden in deze tijd van de oorlog wist het wel stand te houden, mede door de winterse omstandigheden waar de Duitsers niet tegen opgewassen waren. Door de grote strijd die in en rond Moermansk werd geleverd en het grote strategische belang ervan, werd Moermansk uitgeroepen tot ‘heldenstad’. Na de oorlog werd de Sovjet-Unie terughoudender tegenover het buitenland, zeker met het uitbreken van de Koude Oorlog. Moermansk werd net als vele andere Russische steden een ‘verboden stad’ voor buitenlanders. Vanuit Moermansk werden onder andere expedities ondernomen met onderzeeërs om ze klaar te stomen voor een eventuele oorlog. Naast de strategische oorlogspositie, is het voorkomen van natuurlijke hulpbronnen in de directe omgeving ook een belangrijke reden waarom er verhoudingsgewijs veel mensen in Oblast Moermansk wonen. Zo zijn er meer dan 700 verschillende mineralen in de buurt van Moermansk. Een groot gedeelte van de arbeidsmarkt is dan ook afgestemd op deze natuurlijke
hulpbronnen en mineralen. De grootste arbeidssectoren zijn de metaalindustrie en de elektriciteitsproductie. Verder heeft de visserij ook nog een belangrijk aandeel in de economie van Moermansk. De bevolking van Moermansk is na de val van de Sovjet -Unie snel gekrompen. Twintig jaar geleden woonde er nog een kleine 500.000 mensen in de stad, tegenwoordig dus nog maar 300.000. Het is inmiddels officieel geen verboden stad meer, maar toch is het lastig voor buitenlanders om de stad binnen te komen. Wel is Moermansk sinds 1989 partnerstad van Groningen. De Goelag van Vorkuta en Norilsk Vorkuta ligt in het uiterste noorden van het vasteland van Rusland, een paar honderd kilometer ten zuiden van Nova Zembla. In de zomer van 1930 werd er in de buurt van Vorkuta steenkool gevonden. Dit kwam goed van pas voor het uitvoeren van de pas ingevoerde vijfjarenplannen onder leiding van Josef Stalin. Voor de industrialisatie van Rusland was deze steenkoolvoorraad essentieel. Vandaar dat de nederzetting Vorkuta in 1931 gesticht is. Vanaf 1932 werden er in de buurt van Vorkuta meerdere werkkampen van de Goelag gesticht. De mensen die in deze strafkampen gingen werken hadden veel verschillende achtergronden. Naar deze kampen werden bijvoorbeeld politieke tegenstanders, geestelijken, gehandicapten en sommige bevolkingsgroepen gestuurd.
Uiteindelijk werden al deze groepen mensen samengevat onder de naam ‘Vijand van het volk’. Omdat Stalin deze term nogal subjectief interpreteerde werden er miljoenen onschuldige burgers verbannen. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van de Goelag in een stroomversnelling terecht. Vorkuta werd in 1941 door een spoorlijn verbonden met de rest van Rusland, waardoor de steenkool sneller vervoerd kon worden. Deze spoorlijn werd echter door het uitbreken van de oorlog veel sneller afgemaakt dan eigenlijk kon, het kostte in de kampen dan ook duizenden levens. Tijdens de oorlog werd vanuit Vorkuta meer dan 7 miljoen ton steenkool vervoerd richting Leningrad en de Oeral. Vlak na de dood van Stalin ontstond de grootste opstand tegen de Goelag ooit in de werkkampen van Vorkuta. Hieraan deden ongeveer 100.000 kampbewoners aan mee. Het kostte het Rode Leger erg veel moeite om deze opstand neer te slaan. Uiteindelijk zorgde dit ervoor dat de Russische regering onder leiding van Chroesjtsjov de meeste Goelagkampen liet sluiten in de jaren ’50. De mijnen werden nog wel in stand gehouden tot het eind van de Koude Oorlog. Rond 1990 woonden er nog 120.000 mensen in de stad. Een groot deel van de bevolking is vertrokken toen het grootste deel van de mijnen werd gesloten, nadat deze onrendabel waren geworden door de val van de Sovjet-Unie.
Tiksi
g
9.
De burgemeester van Vorkuta maakte in 2006 een plan om toeristen naar Vorkuta te lokken. Hij wilde een nieuw Goelagkamp geheel in traditionele stijl in Vorkuta laten bouwen waar je als toerist jezelf drie dagen lang kon laten opsluiten voor een kleine 450 euro. Dit plan stuitte echter op veel kritiek, niet alleen omdat Vorkuta zo afgelegen ligt, maar ook vanwege de nagedachtenis aan slachtoffers van de Goelag. Norilsk ligt in het noorden van Siberië en is volgens sommige bronnen de koudste stad op aarde. Ook is het de noordelijkste stad met meer dan 100.000 inwoners. Norilsk is net als Vorkuta zwaar getekend door haar Goelaghistorie. In de jaren ’20 werden in Norilsk talloze delfstoffen gevonden, waaronder goud en nikkel. In 1935 werd in een klap door 365.000 dwangarbeiders de stad uit de grond gestampt. Een groot deel van de arbeiders moest in de beginjaren in tenten slapen in de Siberische kou, waarbij vele duizenden doden vielen. Door de schaarste aan voedsel kwam een groot deel van de 400.000 dwangarbeiders om tijdens de oorlog. De opstand in de kampen van Vorkuta in 1953 sloeg over richting Norilsk, waardoor ook hier de Goelagkampen in de jaren ’50 werden gesloten. De productie van met name nikkel is gewoon doorgegaan in Norilsk. De stad heeft de twijfelachtige eer de meest vervuilende fabriek van Rusland te bezitten, ‘Norilsk Nikkel’. Volgens de BBC is dit de grootste producent van zure regen ter wereld. Net als in Moermansk en Vorkuta is ook in Norilsk bijna de helft van de bevolking weggetrokken sinds de val van de Sovjet-Unie. Tiksi, een godvergeten oord De hiervoor besproken steden hebben allemaal nog de mogelijkheid om de komende decennia in ieder geval een stad te blijven, maar dat is lang niet overal het geval. Een goed voorbeeld hiervan is Tiksi. Dit was met name in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke havenstad aan de Noordelijke Ijszee in Noordoost-Siberië. In de Koude Oorlog werden er hier twee grote vliegvelden aangelegd om bommenwerpers vanaf te kunnen positioneren. Het is echter nooit zover gekomen dat ze ook daadwerkelijk gebruikt werden. Na de val van de Sovjet -Unie is de haven in Tiksi in vervallen staat terecht gekomen, waardoor er nauwelijks meer schepen komen. Doordat het zo afgelegen ligt, is er ook geen weg richting Tiksi en zijn de kosten voor levensonderhoud buitenproportioneel hoog. Alcoholisme
vormt hier ook een probleem, maar alcohol is aan de andere kant zo duur dat het nauwelijks betaalbaar is. Tegenwoordig wonen er nog maar een paar duizend mensen in de stad, en daardoor is een paar maanden geleden ook het vliegveld gesloten. Hierdoor is de nederzetting alleen nog bereikbaar per helikopter. Het einde lijkt dan ook nabij voor Tiksi. g
/// meer weten? http://www.uitzendinggemist.nl/programmas/7385-van-moskou-tot-moermansk - Aflevering: Soldatenoffer http://www.uitzendinggemist.nl/programmas/5919-van-moskou-tot-magadan - Aflevering: Magadan, een vergeten verleden
g
c o l u m n
Martinus Spoelstra
De trein, de mandarijn en de Polen Eigenlijk kan ik nooit goed lezen in de trein. Niet omdat de boeken die ik in de tas heb per definitie saai zijn, maar juist omdat er buiten zoveel te zien is. Of het nou ‘The Oxford Handbook of Economic Geography’ of ‘Asterix en de knallende ketel’ is, na enkele bladzijden ben ik automatisch naar buiten aan het turen. Er valt aan de andere kant van het raam ook zoveel te zien: het landschap, de gebouwen, de infrastructuur, de ruimtelijke ordening. In principe is het één grote speelfilm die aan je voorbij gaat, en je kunt gewoon met een kop koffie in je stoel blijven zitten, alsof je je nooit hebt verplaatst. Behalve de stationsnamen komt er geen woord aan te pas. Wonder boven wonder kom je uiteindelijk ook nog eens op de gewenste plek van bestemming aan. Maar wellicht dat alleen mensen met een planologen- of geografenhart het op die manier beleven. Samen met mijn vriendin ben ik onderweg naar Praag. Een stad in Centraal-Europa waar ik nog nooit ben geweest. We hebben een overstap in Dresden, een stad waar ik ook nog nooit ben geweest. Het ligt momenteel in Duitsland, maar nog niet zo lang geleden lag het in een ander land, waarvan ik de naam even kwijt ben. We hebben samen besloten om deze keer niet te vliegen. Dit heeft niks te maken met het milieubewust of ‘groen’ reizen, maar meer met de vliegangst van één van ons. Per vliegtuig samen naar Londen ging nog wel, maar door een gunstig ‘Angebot’ van Die Bahn en de vrouwelijke stem die voor twee telt waren de treintickets snel geboekt. Nog voor ik terug was met de koffie. Ze vraagt of ik ook een mandarijntje wil. Eigenlijk is een mandarijntje de slimmere versie van de sinaasappel. Het is kleiner, dus handiger mee te nemen, makkelijker te pellen, minder sappig, dus geen kleverige handen, en bovendien kun je de partjes beter van elkaar scheiden. Dus om te eten gebruiksvriendelijker, maar een glas mandarijnensap is weer omslachtiger te produceren. Het is maar net wat je wil. Eigenlijk hetzelfde idee bij het kiezen tussen reizen per trein of vliegtuig. Overigens gaat het vergelijken van vervoersmiddelen met fruit misschien iets te ver. Het doet me denken aan de treinreis die ik vijf jaar geleden maakte naar een EGEAcongres in het zuiden van Polen. Je vindt eerst dat de omgeving voor een gast of toerist niet aantrekkelijk aandoet, maar als je je realiseert waar je bent en wat het voor plek is, wordt het des te interessanter. Het was m’n eerste EGEA-congres, later kwamen er nog acht en onderhand ken ik vooraf het programma van a tot z. Maar daar in Ustron maakte ik het dus voor het eerst mee. De zondagavond; een openingsceremonie met enkele prominente sprekers en een optreden van een traditionele, in de regio wereldberoemde folkloredansgroep. Een kleurrijke mix van trotse jonge mannen en vrouwen die gezamenlijk in de rondte dansen. De Poolcirkel, fantastisch! Terug in mijn boek over Praag. Ik zit ergens rond het jaar 1918 toen Praag de Hoofdstad werd van een zelfstandig Tsjecho-Slowakije. Snel blader ik door. Nog even wat belangrijke punten van de stad opzoeken aan de hand van een bijgeleverde kaart en het boek kan dicht. Ik zie g het daar wel.
girugten 02 / maart 2013 de poolcirkel thema-artikel
11.
10.
Thijs Fikken
De aantrekkingskracht van Antarctica de Zuidpool als toeristische trekpleister
Eeuwenlang heeft de westerse beschaving gefilosofeerd over het bestaan van een mystiek zuidelijk continent. ‘Terra Australis Incognita’, ‘het onbekende zuidelijke land’, werd al beschreven door denkers als Aristoteles en Ptolemaeus, die geloofden dat het noordelijke land in evenwicht gehouden werd door een groot zuidelijk continent. Door de vele ontdekkingsreizen werd duidelijk dat het continent niet vastzat aan Afrika of Zuid-Amerika. Even werd zelfs gedacht dat het continent niet zou bestaan en dat Australië (waar zou die naam toch vandaan komen?) het zuidelijkste continent was. Na de officiële ontdekking
van Antarctica in 1820 en de beroemde expedities naar de geografische Zuidpool van Scott en Amundsen is de interesse echter weer aangewakkerd. Nadat de Noor Amundsen als eerste de geografische Zuidpool had bereikt in 1920, begon de Amerikaan Byrd met het verkennen van het continent vanuit de lucht. Deze nieuwe informatie werd gebruikt om in 1957 het eerste permanente zuidpoolstation te bouwen, het ‘Amundsen-Scott South Pole Station’. Dit station is vanaf de oplevering permanent bewoond geweest. De groei aan kennis over het continent, in combinatie
Een van de leden van de expeditie van Amundsen naast de Noorse vlag op de geografische zuidpool
met de altijd aanwezige ontdekkingsdrang van de mens, zorgde voor een nieuwe ontwikkeling: toerisme. Op dit moment bieden vele reisorganisaties tochten naar Antarctica aan. Hoe gaan die organisaties te werk? Is toerisme naar dit continent van extremen wel verantwoord? De eerste toeristische expedities naar Antarctica vonden in de jaren zestig plaats. Deze reizen werden gemaakt met grote onderzoeksschepen. Naast het uitgebreide onderzoek dat op deze schepen plaatsvond was er beperkt ruimte voor een aantal toeristen, die uiteraard goed moesten betalen. Tegen het einde van de jaren zestig verschenen de eerste cruiseschepen, die toerisme als enige doel hadden. Met de komst van deze schepen steeg het aantal toeristen met het ‘einde van de wereld’ als bestemming aanzienlijk. Op dit moment ontvangt Antarctica zo’n 30,000 toeristen per jaar.
Antarctische vliegindustrie om het leven. Tegenwoordig kan het continent wel weer via de lucht bezocht worden. Vanwege de prijs en logistieke problemen gebeurt dit echter zelden met toeristen.
Antarctische cruiseschepen vertrekken vanaf een aantal plaatsen. Ushuaia, in Argentinië, is een van de belangrijkste steden. Deze stad, de meest zuidelijke op de wereld, draait voor een groot deel op de inkomsten van toeristische tochten naar Antarctica en het Sub-Antarctisch gebied. Vanaf Ushuaia vertrekken de meeste schepen richting het Antarctisch Schiereiland. Dit gebied heeft een milder klimaat dan de rest van het continent. In de zomermaanden liggen de temperaturen net onder het vriespunt. Na de tocht door de verraderlijke Straat Drake verzorgen de meeste reisorganisaties een landing op het vasteland van Antarctica. Met behulp van Zodiacs, kleine opblaasbootjes waarin ongeveer twintig man vervoerd kunnen worden, komen de toeristen aan land.
Al deze mogelijkheden, samen met een groeiende portemonnee van de gemiddelde toerist, hebben in de tweede helft van de twintigste eeuw voor een stevige groei van het toerisme gezorgd. Deze groei brengt ook zorgen met zich mee. Antarctica heeft geen inheemse bevolking en dus ook geen regering. Hoe zorg je er dan voor dat het toerisme naar het continent duurzaam en verantwoord verloopt? Gelukkig is in 1959 het Antarctisch Verdrag tot leven geroepen. In dit verdrag, waarover je ook kunt lezen in het artikel van Wymer, staan een aantal belangrijke regels opgesteld. Zo is Antarctica verboden gebied voor militaire activiteiten, het dumpen van radioactief materiaal en nucleaire proeven. Met de komst van het Antarctisch Milieuprotocol in 1991 is de bescherming van het gebied verder verscherpt. Zo mogen mineralen alleen nog voor wetenschappelijke doeleinden gewonnen worden. Ook is het vanaf dit moment verplicht om een milieueffectrapportage op te stellen voor elke activiteit die ondernomen wordt, dus ook voor toerisme.
Antarctica kan ook via de lucht bereikt worden. Eind jaren zeventig vertrokken er vliegtuigen vanuit Australië en NieuwZeeland om de sneeuwvlaktes vanuit de lucht te bezichtigen. Japanse touroperators verkochten reizen waarop Antarctica in vogelvlucht bekeken kon worden. De interesse was groot, totdat een van de vliegtuigen in 1979 verongelukte. Bij de crash kwamen alle inzittenden én de
Prachtig, zo’n protocol dat strijdt voor vrede en milieubewustheid, maar moeilijk te reguleren. Omdat Antarctica aan niemand toebehoort, is het ook lastig om organisaties te bestraffen. De toeristische sector is door dit probleem op zichzelf aangewezen, met zelfregulatie als gevolg. Om er voor te zorgen dat de reizen naar Antarctica veilig, duurzaam en verantwoord verlopen is de ‘International Association of Antarctica
Tour Operators’ (IAATO) opgericht. Deze organisatie strijdt graag voor wat volgens hun ‘de meest indrukwekkende vertoning van internationale vrede en samenwerking’ is. Vrijwel elke reisorganisatie die ten zuiden van de poolcirkel te werk gaat is verbonden aan de IAATO. Dankzij de IAATO is de impact van toerisme op het Antarctisch continent nauwelijks waarneembaar. Nieuwe regelingen, zoals het verbod op zware brandstoffen, worden bijna jaarlijks ingevoerd. Het aantal toeristen is, zeker in verhouding tot de omvang van het gebied, met gemiddeld 30,000 per jaar nog relatief laag. Ter vergelijking: Amsterdam ontvangt zo’n 100,000 recreatieve bezoekers per dág. Sinds 2008 stijgt het aantal toeristen niet meer. De economische crisis eist ook voor het Antarctisch toerisme zijn tol. Veel van de schepen zijn oud en versleten en er is geen geld om nieuwe vaartuigen te bouwen. Toch blijft de IAATO alert. Op dit moment wordt een nieuw vijfjarenplan gemaakt om met de toekomstige groei van de sector om te gaan. Het beschermen van de witte wildernis lijkt in goede handen te zijn. Het Antarctisch continent. Het Antarctisch Schiereiland of Graham Land is duidelijk zichtbaar.
Naast de introductie van nieuwe regels die Antarctica moeten beschermen heeft de IAATO een ander doel: onderwijs. De IAATO vreest niet voor toeristen. Integendeel, door de komst van toeristen hoopt de organisatie het continent nog effectiever te beschermen. Tijdens de reis laten de touroperators zo veel mogelijk van het continent zien om de toeristen met open mond achter te laten. Door het zien van de schoonheid van het pinguïncontinent worden de reizigers zich bewust van de waarde van het gebied. De hoop van de IAATO is dat de toeristen bij terugkomst hun mond nog steeds niet dicht kunnen houden over het uitzicht. De reis zorgt op die manier voor een beschermingsdrang bij alle bezoekers. Als je immers hebt meegemaakt hoe uniek het landschap is, zal je het belang van Antarctica voor de wereld inzien. Velen vrezen dat het Antarctisch toerisme de ondergang zal betekenen voor het laatste stukje wildernis op onze aarde. In zekere zin is deze angst terecht. Massatoerisme naar het continent zal de sneeuwvlakte vervuilen als spaghettivlekken op een wit laken. Zolang het Antarctisch Verdrag economische uitbuiting van het continent voorkomt, kunnen de pinguïns rustig blijven zitten. Maar ook dit verdrag zal ooit eindigen. Toerisme kan veel mensen helpen om de waarde van Antarctica in te zien. De verantwoording zit hem in het leerproces. Zoals de IAATO zegt: ‘bezoekers komen terug als ambassadeurs van vrede en bescherming voor dit unieke landschap’. Het is aan deze ambassadeurs om de rest van de wereld van hun gelijk te overtuigen. g /// meer weten? www.iaato.org
girugten
martinus spoelstra
13.
12.
02 / maart 2013 de poolcirkel thema-artikel
‘Om de Noord’
over de ontberingen van een zeeheld die zijn doel nooit heeft bereikt eerste; enorme ijsvlaktes hielden de vloot al in een vroeg stadium van de tocht tegen. Tevergeefs keerden de schepen terug naar de Nederlanden.
kaart van de noordpool door g. mercator m.b.v. bevindingen van barentsz
Wie wel eens per trein door het noorden van Nederland reist, kan in de ‘Willem Barentsz’ rijden. Vervoersbedrijf Arriva vernoemde enkele jaren terug een trein naar deze Nederlandse zeeheld. Ook ontlenen een eiland, een zee, een maritiem instituut, een veerboot en enkele schepen uit de moderne walvisvaart hun naam aan Willem Barentsz. Ondanks zijn heldenstatus heeft hij zijn doel en droom helaas nooit kunnen waarmaken. Barentsz is geboren halverwege de zestiende eeuw in Formerum op Terschelling. Behalve zijn laatste levensjaren is er weinig bekend over z’n levensloop. Van beroep was Barentsz zeeman en cartograaf. Zo bracht hij bijvoorbeeld een atlas uit van de Middellandse zee. Volgens deskundigen bleek deze zo gedetailleerd, ondanks de beperkte middelen van die tijd, dat Barentsz op dat gebied zijn tijd ver vooruit was. Het was de tijd van de Tachtigjarige Oorlog die de Nederlanden voerden tegen het Spaanse Rijk. Daarnaast bezaten de Portugezen als enigen de strategische handelsroute naar
Indië en China via Kaap de Goede Hoop. De Hollanders wilden juist onafhankelijk handel kunnen drijven met het Verre Oosten en bedachten daarom een alternatief: een nieuwe handelsroute via de Poolzee. Omdat men destijds geen idee had hoe dit deel van de wereld eruit zag en of de route überhaupt bevaarbaar was, werd er in 1594 een expeditie georganiseerd. Willem Barentsz was stuurman op één van de vier uitvarende schepen van de expeditie, die begin juni 1594 vertrokken. Een geheel nieuwe route werd niet gevonden; het langgerekte Nova Zembla en het uitstrekkende pakijs bleken een grote hindernis te vormen. Wel bereikte één van de schepen de Karische Zee via de Straat van Waygats, ten zuiden van Nova Zembla. Bij terugkomst werd de reis daarom toch een succes genoemd. Het optimisme leidde tot een tweede poging. Deze expeditie vertrok een jaar later en omvatte twee keer zoveel schepen en bemanning. Maar deze reis verliep eigenlijk nog veel slechter dan de
De Amsterdamse dominee Plancius, die ook meewerkte aan het plannen van de eerste expeditie, was de enige die na de twee mislukkingen op rij nog geloofde in een route om de Noord. Hij meende namelijk dat tot nu toe Nova Zembla alleen nog maar via het zuiden was getracht te omzeilen, maar dat Nova Zembla juist via de noordzijde moest worden gepasseerd. Omdat eerder de expeditie gefinancierd werd door de Zeeuwen en de Hollanders samen, maar de Zeeuwen dit maal van de financiering afzagen, vertrokken op 10 mei 1596 twee kleinere Amsterdamse schepen met Willem Barentsz aan de leiding. Het wetenschappelijke deel van de expeditie viel onder Barentsz’ verantwoordelijkheid, de overige zaken aan boord werden aangestuurd door Jacob van Heemskerck en Jan Cornelisz Rijp. Ondanks deze heldere taakverdeling en verantwoordelijkheden ontstond er al snel een conflict tussen Barentsz en Rijp over de te bevaren koers van de vloot. Na bijna een maand te hebben gevaren passeerden de schepen de eerste kleine ijsschotsen. Echter, het bereiken van Nova Zembla had nogal wat voeten in de aarde. Ten eerste meerden de schepen af bij een eiland vol meeuwennesten, omsloten door
steile kusten. Na een gevecht met een uit de kluiten gewassen ijsbeer koos de bemanning weer voor het ruime sop. Het eiland lieten ze achter zich en noemden het Bereneiland (tussen Noorwegen en het huidige Spitsbergen). Met de kennis van nu weten we dat de ijsbeer eigenlijk niet eens een permanente bewoner van dit eiland is, maar vaak de oversteek maakt vanaf de eilanden die dichter bij Spitsbergen liggen. Vervolgens bereikte de expeditie opnieuw land. De bemanning dacht eerst te zijn afgemeerd aan de Groenlandse kust, maar het ‘Nieuwe Land’ bleek een grote eilandengroep te zijn en werd na de expeditie Spitsbergen genoemd. Later zou dit een strategische uitvalsbasis blijken voor de Nederlandse walvisvaart van de zeventiende eeuw. De oplopende onenigheid tussen Barentsz en Rijp over waar open zee was en waar het ijs een gevaar kon vormen, leidde tot een opsplitsing van de expeditie; Rijp ging met zijn schip in noordwestelijke richting, Barentsz en Van Heemskerck zetten de koers juist uit in noordoostelijke richting. Het was midden juli toen het schip van Willem Barentsz Nova Zembla bereikte. Vanaf dat moment voer het schip langs de kust in noordelijke richting met de hoop op open zee voorbij het noordelijkste punt van Nova Zembla, precies zoals Plancius thuis in Amsterdam had voorspeld. Helaas stuitten Barentsz en zijn bemanning opnieuw op steeds beklemmender wordende ijsschotsen. Uiteindelijk was er geen weg meer vooruit, maar ook geen weg meer terug. Gestrand in een baai, IJshaven genaamd, zag de bemanning hoe het schip door het oprukkende ijs omhoog geduwd werd. Langzaam maar zeker realiseerden de zeemannen zich dat ze midden op Nova Zembla moesten overwinteren. Gelukkig vonden ze niet ver van de baai een stroompje met zoetwater. In de baai lagen her en der aangespoelde stukken drijfhout en boomstammen. Ze begonnen aan de bouw van een onderkomen, maar de dagen werden korter en de poolnacht lag op de loer. Ondanks het overlijden van de scheepstimmerman tijdens de bouw werd het skelet van het huis begin oktober voltooid. Er was meer hout nodig en daarom moest het schip eraan geloven. Ook werd vanuit het schip het onderkomen bevoorraad met het resterende proviand. Het gebouw kreeg de naam ‘’t Behouden Huys’.
als twee anderen van de bemanning. De overgebleven mannen roeiden nog twee maanden via de westkust van Nova Zembla en kwamen aan in Kola, in het noordelijke Russische vasteland. Hier ontmoetten ze Cornelisz de Rijp. Met zijn schip kwamen ze wonder boven wonder op 29 oktober 1597 weer aan in de Nederlanden.
‘t behouden huys
De poolnacht deed z’n intrede en het werd overdag niet meer licht. Dit maakte het snel een stuk kouder. De hongerige ijsberen bleven door de winterslaap ook weg, maar de bemanning jaagde nog wel op poolvossen. Door het verse vlees sterkten de verzwakte mannen aan en van de pels werden mutsen gemaakt. Toch stierf één van de mannen vanwege de ijzige kou. Halverwege januari namen Barentsz en zijn mannen weer schemer waar en langzamerhand kwam de zon weer tevoorschijn. Een nadeel was echter dat de ijsberen ook ontwaakten en het Behouden Huys zo nu en dan aanvielen. Gedurende het voorjaar probeerde de bemanning IJshaven te verlaten. Van het overgebleven hout werden open roeiboten getimmerd en deze moesten eerst een heel eind over het ijs gesleept worden. Deze zware klus werd ook nog eens bemoeilijkt door nieuwsgierige ijsberen. Midden juni 1597 verlieten de mannen eindelijk roeiend Nova Zembla. Willem Barentsz zelf stierf al na een kleine week op zee, net
Door de expedities van Willem Barentsz werd er geen noordelijke zeevaartroute gevonden. Wel werd een groot deel van het poolgebied en de kusten van Spitsbergen en Nova Zembla in kaart gebracht. Ook waren hij en z’n bemanning de eerste Europeanen ooit die in het poolgebied hebben overwinterd. Aan boord van de laatste expeditie van Willem Barentsz was ook schrijver Gerrit de Veer. Hij behorende tot de twaalf overlevenden die heelhuids de Nederlanden weer bereikten. Zijn taak was om alles wat er op het schip werd gedaan, afgesproken en beleefd op te schrijven. Zijn reisverslag lag halverwege 1598 in de boekhandel met de titel ‘Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien ter werelt noyt soo vreemt ghehoort’. Het werd Nederlands eerste bestseller. Het boek werd in 2012 herdrukt. In 2011 werd de laatste expeditie van Willem Barentsz verfilmd. Deze gaat de boeken in als Nederlands eerste 3D-film. Een nalatenschap waar Willem Barentsz waarschijnlijk niet van heeft durven dromen tijdens de ontberingen in de koude poolnacht op Nova Zembla. g
de dood van willem barentsz - c.j.l. portman
g
girugten 02 / maart 2013 de poolcirkel thema-artikel
eva bouw & wietske wilts
14.
Inuitgemeenschappen in Noord-Amerika
15.
Ruimtelijke oriëntatie bij de Inuits Inuits wonen in uitgestrekte toendravlaktes, die er voor een buitenstaander erg monotoon uitzien. Het landschap verandert continu door bewegend zee-ijs. Toch kunnen de Inuitjagers zich er perfect oriënteren, zonder kaarten of andere navigatieinstrumenten. Hoe doen zij dat, in een landschap waar plekken voor een buitenstaander nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn? Inuits oriënteren zich op andere manieren dan wij. Oorspronkelijk maakten zij geen gebruik van kaarten of andere navigatieinstrumenten, maar oriënteerden zij zich direct via de zintuigen. Inuits oriënteren zich voornamelijk via de wind. Ze identificeren vier verschillende soorten winden, die hen de weg wijzen: Uangnaq (WNW), Kanangnaq (NNO), Nigiq (OZO) en Akinnaq (ZZW). Die winden vormen bepaalde vormen in de sneeuw, waardoor Inuits zich kunnen oriënteren in het landschap. Voor de Inuits is storm bijvoorbeeld
Het is moeilijk voor te stellen dat er mensen wonen in barre omstandigheden van sneeuw en ijs. Toch hebben 6000 jaar geleden de eerste Inuitculturen (Eskimo’s) zich in Alaska gevestigd, waarna de stammen zich verspreidde naar Groenland en het noorden van Canada. Oorspronkelijk komt het volk uit Azië. De Inuits zijn vanuit het oosten van Siberië de Beringstraat overgestoken toen deze bevroren was. Ze hebben zich aangepast aan de barre omstandigheden van het hoge noorden en op die manier een bijzondere cultuur ontwikkeld. In de loop der tijd zijn de leefomstandigheden voor de Inuits erg veranderd en de integratie in de moderne wereld zou een bedreiging kunnen vormen voor het voortbestaan van hun cultuur. Hoe leven de Inuits nu? En weten ze hun cultuur ondanks deze veranderingen in stand te houden? De Canadese Inuits leven hoofdzakelijk in Inuvialuit, Nunavut, Nunavik (een regio in het noorden van Quebeq) en in Nunatsiavut (een regio in Labrador). De leefgebieden van de Inuits bevinden zich dus grotendeels binnen de poolcirkel. In Canada leven Inuits in verschillende groepen en leefomgevingen, waardoor er niet echt één homogene cultuur is in Noord-Amerika. Er zijn daardoor veel verschillende talen. Ook zijn er veel plekken met Inuitnamen. Vaak worden deze plekken gezien als niemandsland in onze ogen, omdat er ‘niks’ is, maar voor de Inuits zijn deze plekken erg belangrijk, omdat ze een verhaal hebben. De Inuitcultuur is van oudsher overgedragen door het vertellen van verhalen en legendes. In deze verhalen spelen plekken altijd een belangrijke rol. Doordat Inuits leefden als nomaden/jagers
verzamelaars, hebben ze een bijzondere relatie met hun omgeving. Ze emigreerden mee met de dieren, om zichzelf van voedsel te kunnen voorzien. Daarnaast wordt land niet gezien als een bezitting (wat bij ons wel het geval is), juist doordat ze geen vaste woonplek hadden. Ze zien het land meer als verstrekker van voedsel. Wel was er onder de verschillende gemeenschappen bekend welk gebied tot bepaalde groeperingen behoorde. Doordat plekken zo belangrijk zijn voor Inuits, identificeren ze zich ook met de plek waar ze vandaan komen; als ze zich voorstellen noemen ze altijd de plek van herkomst. Verder kunnen Inuits gemakkelijk hun weg vinden in het Arctisch gebied. Een voorbeeld hiervan is het oriënteren door middel van opgestapelde stenen, de zogenaamde ‘inuksuk’. Deze markeringen geven aan waar bijvoorbeeld een jachtgebied is, hoe reizigers de weg kunnen vinden, ze kunnen een waarschuwing zijn voor gevaarlijke plekken of ze markeren juist een plek die ze respecteren. De manier waarop de stenen zijn opgestapeld geven de betekenis weer en de ‘armen’ of ‘ benen’ geven de richting aan waar reizigers naar toe kunnen gaan. Inuits behandelden mensen, dieren en planten allemaal met evenveel respect. Nog steeds is het erg van belang dat er voorzichtig omgegaan wordt met de grondstoffen die het land en de zee verstrekken. Er wordt bijvoorbeeld niet gejaagd voor het plezier en in Nunatsiavut is het verboden om in het paarseizoen op dieren te jagen. Verder is het gebruikelijk dat het eten gedeeld wordt met de gemeenschap en om elk deel van een dier te gebruiken, voor bijvoorbeeld eten, kleding en zelfs speelgoed. Ook is er vaak een hele andere belevenis van tijd. Voor
de Inuit is tijd circulair en wordt er vooral gekeken naar de standen van de zon en de maan. Ze zijn in de winter ook minder actief dan in de zomer. Daarnaast hebben de Inuits in Ammitturmiut (Nunavut) een ‘kalender’ met acht seizoenen in plaats van de vier seizoenen die wij kennen. Deze kalender is gebaseerd op het nomadenleven en geeft bijvoorbeeld aan wanneer het ijs bevroren is en de Inuits het ijs op kunnen. Inuits hebben duizenden jaren op deze manier geleefd, totdat Europese ontdekkingsreizigers, walvisjagers, handelaren en andere culturen naar Canada kwamen. Tegenwoordig leven de gemeenschappen wel in dorpen. In Canada zijn er 55.700 Inuits die in 53 dorpen leven. Je zou het misschien niet verwachten, maar de Inuitgemeenschappen zijn in de loop der jaren erg gegroeid. Dit komt vooral door de betere gezondheidszorg en scholing. Ondanks dat de leefomstandigheden erg zijn veranderd, hebben de Inuits nog steeds een eigen taal, religie, kennis en cultuur.
Ze leven bijvoorbeeld nog steeds van het jagen, ook al is dit in veel gevallen niet nodig. Veel ouderen zijn wel bang dat de cultuur en de kennis van de verschillende plekken verloren gaat, omdat de jongeren minder in contact zijn met het landschap en zo de verhalen niet overgedragen worden. Desondanks is het nog wel gebruikelijk dat de jongeren ook leren jagen en periodes doorbrengen buiten het dorp. Dit gebeurt vaak in de zomer, wanneer de hele familie erop uit trekt. Binnen de Inuitgemeenschappen zijn helaas veel problemen: doordat ze in dorpen moesten leven (grotendeels gedwongen door de Canadese overheid) en steeds meer in de moderne economie geïntegreerd raakten, veranderde de manier van leven voor de Inuits drastisch. Er zijn daarnaast weinig goed betaalde banen voor deze mensen, waardoor veel van hen een uitkering krijgen. Een ander groot probleem binnen de Inuitcultuur is het hoge zelfmoordaantal onder jonge mensen. Jongeren die in een Inuitregio wonen lopen 30 keer meer het risico om zelfmoord te plegen dan jongeren in de rest van Canada. Het zelfmoordaantal onder Inuits is daarmee het hoogste in heel Noord-Amerika. Ook is het leven in deze gemeenschappen vaak heel geïsoleerd, waardoor er erg veel sociale controle is. Voor veel jongeren is er nauwelijks goed onderwijs. Vooral studeren is lastig, omdat ze dan moeten verhuizen. Een ander fenomeen dat een bedreiging vormt voor de Inuitgemeenschappen, is het steeds verder smelten van het ijs, dankzij - de misschien iets te vaak genoemde - ‘klimaatverandering’. Het ijs wordt namelijk gebruikt als bouwgrond, weg en jachtveld. Vooral het jagen wordt door het veranderende klimaat bemoeilijkt, omdat
een ideale weersomstandigheid. Een zwakke wind bemoeilijkt de navigatie. Als er weinig wind is, zit er voor Inuitjagers soms niets anders op dan de tocht te staken en weer verder te gaan als de wind weer opsteekt. Plaatsen worden beschreven als vergezichten. Voor Inuits is kennis van de horizon dus essentieel om hun plek te bepalen in het landschap en te reizen. Plaatsen worden ook niet als entiteiten op zich herinnerd, maar in termen van relaties. Voor de Inuits is het daarom een belangrijke taak om een diepgaande betrokkenheid met het landschap te ontwikkelen. Voor deze diepgaande betrokkenheid is alleen kennis van het landschap niet genoeg. Slechts via een directe relatie met de omgeving, een emotionele binding en herinneringen aan bepaalde plaatsen kan deze diepgaande betrokkenheid ontstaan. Plaatsen worden bijvoorbeeld onthouden aan de hand van herinneringen.
het de jachtperiode verkort en het jagen op het ijs gevaarlijker wordt. Ondanks deze problemen, kan de komst van bijvoorbeeld andere vis- en vogelsoorten ook een voordeel zijn. Daarnaast blijven veel Inuits toch in het gebied wonen, vooral vanwege hun familie. Het is lastig om te voorspellen of de Inuitcultuur lang stand kan houden. Er wordt namelijk al heel lang gedacht dat de Inuitcultuur op het punt van uitsterven staat. Het kan voor de Inuits lastig zijn om hun cultuur te behouden, omdat ze niet meer op dezelfde manier kunnen leven als
vroeger. Toch hebben ze zich al duizenden jaren weten aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dus, waarom zouden ze dat nu dan niet kunnen? Ondanks de veranderende leefomstandigheden voelen veel Inuits zich nog steeds erg verbonden met hun omgeving. Dit belangrijk voor het behoud van hun cultuur, omdat dit ook de essentie is van hun cultuur. Daarnaast hechten ze veel waarde aan de aanwezigheid van familie. Doordat hier veel waarde aan wordt gehecht en het feit dat ze zich hebben weten aan te passen aan de moderne omstandigheden, is de Inuitcultuur grotendeels in tact gebleven. Hopelijk blijft dit zo. g /// meer weten? https://www.itk.ca, A place called Nunavut, multiple identities for a new region - Proefschrift door Kim van Dam
girugten
16.
17.
02 / maart 2013 de poolcirkel raad de plaat
Raad de Plaat
Waar is deze foto genomen? Dit bouwwerk ligt op een ijslaag van bijna 3000 meter dik en de gemiddelde temperatuur is hier -49 °c. Weet je wat dit is? Mail je antwoord naar
[email protected] en maak kans op een prachtige prijs!
Oplossing vorige keer: zie redactioneel (p.2) Winnaar: Jorren Westra
g
girugten
saskia zwiers
02 / maart 2013 de poolcirkel thema-artikel
18.
19.
02 / maart 2013 de poolcirkel masterthesis
een cultureelgeografisch onderzoek naar de beleving van de natuurlijke tuin
De link tussen het thema Poolcirkel en de Kerstman is snel gelegd. Misschien heb je vroeger wel eens een brief geschreven aan de Kerstman, per adres ‘Rendierenstraat, Noordpool’. Maar is deze link wel zo logisch? Komt de Kerstman wel van de Noordpool? Met de kerstgedachte nog in het achterhoofd onderzoek ik op een koude januari-avond de historie van deze geliefde rode, bolle pakjesbezorger.
Anders dan bij Sinterklaas is over de woonplaats van de Kerstman meer bekend. Sinterklaas woont ergens in Spanje maar niemand heeft ooit zijn kasteel of pietenhuis gezien. In veel gevallen is van de Kerstman bekend dat hij diep in het donkere bos woont, in een geheimzinnig klein huisje met een werkplaats en ruimte voor zijn arrenslee. Maar het kan ook anders. In de Amerikaanse staat Indiana kent de Kerstman geen geheimen; er is zelfs een dorp naar hem vernoemd. Het dorp Santa Claus, gelegen aan Christmas Lake, telt 2.400 inwoners die allen wonen in straten als North Pole Lane, Jingle Bell Lane en Mistletoe Drive. De naam van het dorp werd op kerstavond 1881 door een kind bedacht, dat een vergadering over de nieuwe dorpsnaam verstoorde omdat het de Kerstman zag lopen. De Amerikaanse Kerstman ontvangt zijn post grotendeels in het kleine postkantoortje van Santa Claus. De kleine gemeenschap van Santa Claus is actief betrokken bij haar bijzondere
wietske wilts
“Alsof je omarmd wordt door alles om je heen’’
Bij de kerstman thuis
Tijdens mijn digitale zoektocht naar de woonplaats van de Kerstman stuit ik al snel op het eerste probleem: welke Kerstman is de echte? Vele culturen kennen ieder hun eigen kerstrituelen en legendes. Zo beweren de Amerikaanse vertellingen dat de Kerstman op de Noordpool woont, terwijl in Europa de plaats Rovaniemi in Fins Lapland vaak wordt aangedragen. De Denen beweren dat Julemanden (de Kerstman) nabij Uummannaq in Groenland woont, terwijl de woonplaats van ‘Grootvader Vorst’ (Ded Moroz) volgens de Russen in de bossen bij Veliki Oestjoeg ligt. Volgens Bulgaarse traditie woont Grootvader Vorst diep in het bos samen met Snezhanka, een ijsprinses die ondanks de commerciële hedendaagse vertoning nog altijd het knappe hulpje van de Kerstman is en hem vergezelt tijdens publieke vertoningen. Dit wijkt af van de westerse opvatting waarbij de Kerstman elfjes heeft die onzichtbaar druk werken.
girugten
“… cultural geographers have found their way (back) to the material in very different ways that variously resonate with what I take to be amongst the most enduring of geographical concerns – the vital connections between the geo (earth) and the bio (life)” – Sarah Whatmore*
dorpsgeschiedenis en helpt vrijwillig om brieven van kinderen te beantwoorden. In Europa is de stad Rovaniemi, de hoofdstad van Lapland, het meest bekend als woonplaats van de Kerstman. Net boven de poolcirkel, 8 kilometer buiten de stad, bevindt zich ‘The Santa Claus Village’. Het park is volledig opgebouwd in kerstsferen en iedere dag klinken er kerstliedjes in de verschillende winkeltjes. Op dit park is de Kerstman iedere dag van het jaar te vinden in zijn kantoortje, zelfs in de zomer staan er rijen voor zijn deur. Het gehele jaar door stromen brieven binnen van kinderen die om Lego of een Xbox vragen. In totaal ontving de Kerstman in Finland al 13 miljoen brieven uit 197 verschillende landen. Er worden brieven tentoongesteld en enveloppen met het adres van de Kerstman erop geschreven. De adressen variëren enorm maar desondanks ontvangt iedere brief een persoonlijk antwoord van de Kerstman. Hoewel de exacte woonplaats van de echte Kerstman altijd een raadsel zal blijven, zijn de postbodes erg goed op de hoogte. Een brief met de adressering ‘Kerstman, Poolcirkel, Finland’ ontvangt altijd een antwoord.
Naast deze twee voorbeelden zijn er nog talloze andere locaties waar de Kerstman te vinden is. In Lapland is het een erg populaire toeristische attractie om met een rendierenslee door de sneeuw te reizen. Met dit bijzondere vervoersmiddel reis je naar een klein hutje diep in het bos, alwaar je bij rond een kampvuur warme chocolademelk kunt drinken. Als je geluk hebt mag je bij de Kerstman op schoot zitten en vertellen dat je braaf geweest bent. Op deze manier wordt er ingegaan op de ‘kerstervaring’ en het sprookje dat rond de Kerstman gecreëerd is de afgelopen decennia. De naaldbomen, de rendieren, een dikke man met baard in een rood pak hebben in werkelijkheid weinig met elkaar te maken. We weten allemaal dat de Coca-Cola Company de Kerstman rood kleedde, dat rendieren niet kunnen vliegen en Rudolf geen rode neus heeft. Bovendien stamt onze kerstboom af van een heidense midwinterviering dat niets met het christelijke kerstfeest te maken heeft. Toch vallen deze onderdelen gemakkelijk samen te voegen in Lapland en creëren zij gezamenlijk een sprookjesachtige omgeving waar je gemakkelijk bij weg kan dromen.
Mensen maken zichzelf een thuis op de wereld. In dit zogeheten ‘home-makingproces’ maken mensen zich een aangename plek in huis, maar ook in de tuin, die in mijn afstudeeronderzoek en in dit artikel centraal staat. Een thuis wordt (in de westerse wereld) opgevat als een plek die voor en door mensen gemaakt wordt, als een plek waar (wilde) natuur buitengesloten wordt. Vanuit dit traditionele perspectief wordt de tuin dan ook opgevat als een reflectie van de cultuur van de tuinier, met natuur (dieren en planten) als passieve objecten. Als echter vanuit het dwelling-perspectief gekeken wordt, maken mensen zich een thuis op een plek samen met al het andere op die plek, dus ook samen met de aanwezige natuur. Omdat ‘thuis’ en ‘natuur’ traditioneel als gescheiden worden gezien, is het interessant om te kijken hoe mensen het contact met natuur in hun tuin ervaren. Bovendien is de tuin een plek die mensen (menselijke actoren) naar hun eigen smaak in willen richten. Maar tegelijk oefenen er ook planten en dieren (niet-menselijke actoren) invloed uit in de tuin… De vraag is welke rol de interactie met deze niet-menselijke actoren in de beleving van de tuin speelt, en wat dit betekent voor het home-making-proces van de tuinier. Wat is een tuin? Het woord ‘tuin’ is verwant aan het Engelse woord ‘town’, dat omheinen betekent. Dit suggereert dat de tuin iets is dat omheind wordt, een afscheiding vormt van de omgeving. Ook Van Dale spreekt van een ‘omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een huis en daaraan sluitende, of het omgevende, waar bloemen gekweekt of groenten enz. geteeld worden’. In deze definities staat de activiteit van de mens centraal. Alsof de tuin een blank doek is waarop de tuinier de planten van zijn keuze kan telen. Toch weet iedereen die wel eens in de tuin bezig is dat planten en
foto 1 vrijheid dieren niet altijd doen wat de mens wil. Zij oefenen hun eigen invloed uit. Sinds een aantal jaar wordt de tuin dan ook breder opgevat: als een hybride netwerk waarin mensen, planten en dieren samenleven. En zo beleven mensen hun tuin ook. Thuis Als mensen over hun thuis vertellen, komt ook vaak hun tuin ter sprake. De tuin speelt dus een belangrijke rol in hoe mensen zich thuis voelen op hun woonplek. ‘Home’ wordt geassocieerd met een gevoel van veiligheid, zekerheid, vrijheid en controle. Door middel van home-making-praktijken maken mensen zich een aangename plek. Via heel gewone dagelijkse routines, zoals koken, afwassen, theedrinken, ontstaat een thuisgevoel, een gevoel van vertrouwdheid met de omgeving. Home-making-praktijken vinden ook in de tuin plaats: ook dat wordt voor mensen een vertrouwde plek. De tuin is onder andere belangrijk voor het thuisgevoel vanwege de privacy die in de tuin wordt ervaren en de betoverende ervaringen die de tuin biedt. Dwelling Als vanuit het dwelling-perspectief naar het thuisgevoel wordt gekeken, wordt duidelijk hoe mensen zich een thuis maken samen met al het andere op de plek. Het dwellingperspectief ziet de relatie tussen mensen
en hun omgeving als een relatie waarin mensen in wat ze bouwen, hoe ze leven en denken gevormd worden door hun essentiële inbedding in de wereld. Dwelling is de vertaling van Dasein, een begrip van de Duitse filosoof Martin Heidegger. Dwelling betekent dus simpelweg ‘er zijn’. En ‘er zijn’ betekent samenzijn met al het andere dat ‘er is’. Een thuis is dus niet enkel een afscheiding, maar er is altijd contact met al het andere dat aanwezig is. Multizintuiglijke, belichaamde ervaring Mensen staan in de tuin voortdurend in contact met (niet-menselijke) natuur. Dit contact gebeurt op een multizintuiglijk, belichaamde manier. Multizintuiglijk betekent dat mensen via alle zintuigen contact maken met de planten en dieren in hun tuin: ze zien de bloemen bloeien, ze horen de vogels zingen, ze ruiken de geur van rozen, ze proeven de groenten en kruiden uit de moestuin en voelen boomblaadjes, de aarde en de wind. Zoals het citaat boven dit artikel laat zien, wordt het contact met al het andere in de tuin op een materiële manier ervaren: via het lichaam. Door in de tuin te zijn, pikken de zintuigen allerlei prikkels op. De aanwezigheid van deze prikkels (geluiden, geuren) benadrukken het zijn-in-de-tuin. Zo raken mensen op een hele directe manier, via de zintuigen, verbonden met hun tuin
20.
Actor-netwerktheorie Door via actor-netwerktheorie naar de tuin te kijken, is de tuin niet alleen maar een plek van de mensen, maar ook van de aanwezige dieren en planten. Actor-netwerktheorie is een benadering die fenomenen bestudeert in termen van hun interacties met andere actoren en met een groter geheel. In de tuin interacteren de menselijke actoren met de niet-menselijke actoren en in deze interactie wordt het netwerk ‘tuin’ gevormd. Op deze manier ontstaat ook het besef dat mensen ingebed zijn in een groter geheel. Hun thuis wordt dus niet alleen door henzelf gevormd, maar ook door niet-menselijke actoren. En dit besef kan ervoor zorgen dat mensen respectvol omgaan met de natuur in hun omgeving (en op de aarde, want: waar houdt je omgeving op?). Methoden Voor dit onderzoek heb ik de tuinbeleving van negen mensen met een natuurlijke tuin in de provincie Groningen onderzocht. Er zijn drie verschillende onderzoekmethoden gebruikt: ten eerste hebben de respondenten zelf foto’s gemaakt van belangrijke dingen in hun tuin, ten tweede hebben de respondenten mij een rondleiding gegeven door hun tuin en ten derde heb ik de respondenten over hun tuinbeleving laten vertellen tijdens een diepte-interview. Tijdens dit diepteinterview heb ik de respondenten ook over de gemaakte foto’s laten vertellen. Op deze manier heb ik een goed beeld gekregen van de tuinbeleving van de respondenten. De foto’s zijn hierin heel waardevol, omdat hierop te zien is wat voor de respondenten belangrijk is. Thuis in de tuin Uit dit onderzoek blijkt dat de tuin een belangrijke bijdrage levert aan het thuisgevoel van de respondenten. Zo vertelt Bodhi:
21.
Interactie met niet-menselijke actoren In de tuin interacteren mensen continu met de niet-menselijke actoren. In deze interactie krijgt de tuin vorm. In de beleving van de tuin spelen deze niet-menselijke actoren een grote rol. Dit blijkt uit het onderstaande citaat van vogelaar Michiel: “Dit is de houtduif op haar nest. Die zat in de vlier bij de achterdeur te broeden en toen hebben we wel vier weken de achterdeur niet gebruikt, maar de voordeur, omdat we haar telkens zo verstoorden op het nest. Die heeft dus nogal een grote impact gehad, dat we vier weken de achterdeur niet hebben gebruikt.”
foto 2 groentetuin mogelijk om in alle vrijheid rond te reizen in haar eigen tuin. In dit reizen ontmoet en vormt zij continu haar eigen woonomgeving samen met de aanwezige natuur. Door deze routines wordt de plek haar vertrouwd en raakt zij geworteld op deze plek. Verbondenheid met al het andere Het zijn-in-de-tuin is een bijzonder rijke belevenis, waarbij alle zintuigen geprikkeld worden. Zien, horen en ruiken gebeuren vanzelf, maar voor proeven moet je zelf kiezen. Franziska, bijvoorbeeld, raakt via het smaakzintuig verbonden met haar tuin en met de aarde. Zij zegt: “Als je wil eten, ga je gewoon naar buiten en je kijkt wat er is. Je neemt een courgette mee en een paar peultjes. Dan neem je een beetje kruiden mee wat er net goed bij staat.” Uit dit citaat blijkt ook dat de tuin een heel concrete bijdrage levert aan het thuisgevoel. In de dagelijks routine van het eten en koken levert de tuin een essentiële bijdrage. Hierin wordt ook duidelijk dat niet alleen de tuinier kiest hoe zij de tuin
gebruikt, maar dat zij zich ook laat leiden door hoe de planten er bij staan. In wat ze eet, laat ze zich leiden door wat de tuin voor haar in de aanbieding heeft. Door voedsel uit eigen tuin te eten (zie foto 2), raakt de tuinier op een intieme manier verweven met de plek. Proeven brengt de tuinier in een vitale verbinding met de aarde en het leven. Voelen kan betekenen dat de planten en dieren in de tuin aangeraakt worden, maar sommige tuiniers kunnen ook voelen hoe het is om omringd te worden door planten. Zo vertelt Jan over zijn tuinbeleving: “Het geeft iets. Niet alleen rust, maar planten geven je wat. Ze omhullen je ook. Je voelt het gewoon, als je ergens loopt. Alsof je omarmd wordt door alles om je heen. Dat heb ik nu ook, waar we nu zitten. Dat voel je. Maar wat het precies is, zou ik niet uit kunnen leggen.”
De houtduif (zie foto 3) oefent enorm veel invloed uit op hoe de tuinier zijn tuin beleeft en gebruikt. Deze houtduif ‘verstoort’ de dagelijkse gang van Michiel om via de achterdeur naar binnen te gaan. Hieruit wordt ook weer duidelijk hoe de niet-menselijke actoren een rol spelen in het menselijke home-making-proces. In de interactie met de duif laat de tuinier zich leiden door de wensen van de duif. Hiermee wordt de tuin een dynamisch netwerk waarin mensen en duiven met elkaar interacteren. Een ethische houding tegenover natuur “Het klinkt eigenlijk heel menselijk, ik wil alles (de planten en dieren in de tuin, red. WW) tot z’n recht laten komen, zoals je zou willen dat ook ieder mens tot z’n recht komt.” Met dit citaat maakt Greetje duidelijk hoe haar tuin een plek is waar het voor planten
en dieren goed toeven is. Het is duidelijk dat zij een ethische houding inneemt tegenover de natuur in haar tuin en daarbuiten. Door bijvoorbeeld bessenstruiken te planten, hebben vogels goed te eten (en mensen ook!). Henks ethische houding tegenover dieren in zijn omgeving wordt duidelijk in het volgende citaat: “Je hebt een verbinding tussen het ene stukje natuur en het andere stukje natuur. Ik beschouw dit als een doorgangshuis voor dieren. Jij bent onderdeel van die wereld en ik vind dat je je zo moet gedragen. Maar wij zijn de enige. De buren zetten een schutting, dat betekent: hier niet verder, egel.” Henk beseft duidelijk dat hij ingebed is in de natuur die hem omringt. En daar gedraagt hij zich ook naar. Hij richt daartoe zijn tuin in als een doorgangshuis voor dieren. Met oud hout en waterpartijen voor vogels, egels en andere dieren, en bloeiende bloemen voor vlinders en bijen zorgt hij voor een fijne verblijfplaats voor dieren. Zodoende treft hij in zijn tuin veel vogels, egels, vlinders, bijen en andere dieren aan. En dat maakt dat hij zich thuis voelt op zijn woonplek. Slot Dit onderzoek laat zien dat de interactie met niet-menselijke actoren op een dagelijkse basis een grote rol speelt in de beleving van de tuin, omdat tuiniers gefascineerd zijn door de groeikracht van planten (zie foto 4) en de schoonheid van dieren, óók als deze iets anders doen dan wat de tuinier
In het omarmd worden door alles om hem heen, bevestigt hij niet alleen dat de natuur ‘in here’ is, maar ook dat hij zelf fysiek is ingebed ín de natuur.
“Ik merk ook dat ik veel minder de behoefte heb aan vakantie enzo. Ik hoef niet meer zo weg. Ik zeg ook altijd tegen anderen: ik kampeer het hele jaar. En zo voelt het ook. Het is een vrijheid die ik van kamperen en reizen en dat soort dingen ken. Ik ga wel eens weg, maar ik merk dat die behoefte steeds meer afneemt. Dus ik voel me hier echt thuis.” Uit dit citaat blijkt dat Bodhi sterk geworteld is op haar thuisplek. Zij woont in een woonwagen en heeft een grote tuin waarin zij dagelijks rondscharrelt en geniet (zie foto 1). Haar tuin maakt het voor haar
foto 3 houtduif
foto 4 opkomende varens
wil. Dit is interessant, omdat in zijn/haar home-making-proces, de tuinier dus iets in zijn thuissfeer tegenkomt wat níet zijn bedoelingen reflecteert, maar een eigen leven leidt. Uit dit onderzoek blijkt dat juist de ontmoeting met de niet-menselijke ander en het in contact staan met al het andere op de plek maakt dat de tuinier een positief thuisgevoel ontwikkelt op zijn/haar woonplek. De niet-menselijke natuur biedt de tuinier iets wat hij/zij zelf niet heeft: de natuur geeft hem/haar rust en betovert. Dit betekent dat het home-making-proces van de mens moet worden gezien als een proces dat continu gevormd wordt door de niet-menselijke natuur, en dat een thuis iets is dat continu gevormd wordt door de nietmenselijke natuur. In het citaat aan het begin van dit artikel constateert Sarah Whatmore dat cultureelgeografen zijn teruggekeerd naar het bestuderen van het materiële en dat zij zich hierin bezighouden met de verbinding tussen aarde en leven. Uit dit onderzoek blijkt dat het bestuderen van de verbinding tussen de aarde en het leven van mensen, dieren en planten op een materiële manier bijzonder rijke en intieme informatie oplevert over hoe mensen deze verbinding ervaren in de tuin: “alsof je omarmd wordt door alles om je heen”… Bronnen - Blunt, A. (2005) Cultural geography: cultural geographies of home, in: Progress in Human Geography, 29, vol. 4, pp. 505-515 - Cloke, P. & O. Jones (2003) Grounding ethical mindfulness for/in Nature: Trees in Their Places, in: Ethics, Place and Environment 6, pp. 195-214 - Hitchings, R. (2003) People, plants and performance: on actor network theory and the material pleasures of the private garden, in: Social and Cultural Geography 4, pp. 99112 - Power, E.R. (2005) Human-nature relations in suburban gardens, in: Australian Geographer 36, no. 1, pp. 39-52 - Whatmore, S. (2006) Materialist returns: practising cultural geography in and for a more-than-human world, in: Cultural Geographies 13, pp. 600-609 * - Wilts, W. (2012) “Alsof je omarmd wordt door alles om je heen” – een cultureelgeografisch onderzoek naar de beleving van de natuurlijke tuin, Groningen: RUG, via http://scripties.frw.eldoc.ub.rug. nl/root/ma/CG/2012/wwilts/
girugten
Arvid krechting
02 / maart 2013 de poolcirkel geografen aan het werk
22.
Ik werk als projectmanager voor Multi Development Ukraine, de Oekraïense tak van het pan-Europese Multi Corporation uit Gouda, dat in 15 landen actief is met het ontwikkelen en beheren van winkelvastgoed. Dat houdt in dat ik me bezig houd met het ontwikkelen van grootschalige winkelcentra in een land dat dat soort complexen nauwelijks kent. Er zijn (slechte) winkelcentra, geüpgradede sovjetwarenhuizen, markten, van alles eigenlijk, maar nog niet het soort gebouwen en locaties waar Multi groot en succesvol mee is geworden. We zijn bezig om dat in Lviv en in Kharkov (op twee locaties) te realiseren. Afgezien van projectmanagement houd ik me bezig met acquisitie en marktonderzoek, en dat lijkt regelmatig op pure geografie. De crisis heeft een aardige deuk in onze expansiedrift geslagen, maar nog steeds komt het voor dat ik naar een stad reis om een locatie te bekijken. Dat is fantastisch om te doen. Oekraïne is, ondanks het EK, voor veel mensen nog steeds een blinde vlek. Weinig mensen weten dat het qua oppervlak het grootste land is dat geheel in Europa ligt, dat er 45 miljoen mensen wonen, dat er 5 miljoenensteden zijn, en dat een stad als Zaporozje, waar overigens ook de grootste kerncentrale van Europa staat (ja, van hetzelfde type als Tsjernobyl, maar vast veilig), meer inwoners heeft dan Amsterdam. Het is mijn taak om zo’n stad in kaart te brengen. Dat betekent door een stad lopen, kijken waar gewinkeld wordt, wat de concurrentie is, waar mensen wonen, waar de koopkracht geconcentreerd is, wat de belangrijke transportassen en knooppunten zijn, en waar gebouwd wordt. Veel informatie ontbreekt in Oekraïne. Zo wordt bijvoorbeeld de zwarte economie op ongeveer 50% van de reële economie geschat. Dat vraagt om creatieve methoden om bijvoorbeeld koopkracht te meten:
kijken waar duurdere auto’s staan, waar al nieuwe kozijnen in de grauwe sovjetflats zitten, hoeveel schotels er aan de gevel hangen, enzovoorts. Dat vraagt een open blik, oog voor detail, en bereidheid om atlassen en Wikipedia uit te pluizen. Een betere beschrijving van een geograaf kun je bijna niet maken! Daar komt nog bij dat het fascinerend is om Oekraïne in haar context te zien. Het land bestaat uit twee delen: een deel dat sterk op Rusland gericht is en een deel dat op Europa gericht is (Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië). En Kiev ligt keurig in het midden. Er zijn heel veel overeenkomsten met beide blokken te vinden, maar de verschillen zijn minstens zo interessant. Geen kwaad woord over de EU hier, de enorme voorsprong van Polen op Oekraïne, die in 1989 qua ontwikkelingsniveau vrijwel afwezig was, is vrijwel geheel ontstaan door het Europese ontwikkeltraject van Polen. En ondanks dat Rusland Oekraïne vaak nog als een soort provincie beschouwt, een historische anomalie, is Oekraïne echt een ander land, met een andere geschiedenis, en inmiddels een behoorlijk andere economie. Het gebrek aan natuurlijke grondstoffen (met name olie; gas is er wel, net als steenkool en ijzererts) maakt dat Oekraïne gedwongen is te diversifiëren, door bijvoorbeeld het enorme landbouwpotentieel beter te benutten.
23.
Titia Leutscher
02 / maart 2013 de poolcirkel uit het buitenland
Geografen aan het werk In deze rubriek beschrijft een alumnus van de FRW recente belangrijke ontwikkelingen in het werkveld van geografen. Deze rubriek wordt gemaakt in samenwerking met de Professor Keuning Vereniging, de alumnivereniging voor alle afgestudeerden van de faculteit.
girugten
Sky-station Ook in de retailmarkt is dat te zien. Een stad als Kiev doet in veel opzichten aan als een Moskou in pocketformaat, maar qua ontwikkeling volgt het ook netjes de curves van Warschau en Boedapest. Die combinatie maakt het zo interessant, nog afgezien van het hedonisme in Odessa, dat tot de feesthoofdstad van Europa kan uitgroeien, Lviv als Europese cultuurstad, met zijn UNESCO-beschermde binnenstad, en de industriële grootmachten Kharkov (machinebouw, atoomindustrie), Donetsk (mijnbouw, staal) en Dnepropetrovsk (ruimtevaart, meer staal). Inmiddels woon ik in meer dan drie jaar in Kiev. Er is ongelofelijk veel veranderd, helemaal sinds de eerste keer dat ik het land bezocht, met de buitenlandse excursie van Ibn Battuta in 2005. Er is veel gebouwd, er zijn talloze buitenlandse merken bijgekomen, de straatnamen en metrostations zijn inmiddels ook in Latijnse letters te lezen en het land is meer en meer westers aan het worden. Dat lokale politici dat niet begrijpen zal uiteindelijk hun probleem zijn. Het gaat met vallen en opstaan, er moet nog steeds waanzinnig veel gebeuren, maar het gáát wel. Dat ik in een samenleving kan wonen en werken waar de verandering zo tastbaar is is een groot genoegen. Dat ik in de tussentijd ook nog zoveel met mijn studie doe is een geweldige bonus. g
Arvid Krechting (1983) Gestudeerd 2001-2007 Bachelor Technische Planologie Master Economische Geografie Werkzaam voor Multi Development Ukraine in Kiev www.multi.eu
g
De 26-urige treinreis van Noord naar ZuidZweden geeft mij tijd om na te denken over de afgelopen vijf maanden als uitwisselingsstudent in dit lang uitgestrekte land, met vele verschillende gezichten, dat bekend is van Pippi Langkous. 20 augustus begon het allemaal, ik stond vol zenuwen op het vliegveld. Na mijn kortste vliegreis ooit stond ik opeens met al mijn bagage in een land waar ik nog nooit eerder was geweest. Vanaf het begin voelde het gelijk al vertrouwd: Lund is net als Groningen een echte studentenstad. Ook hier is het favoriete vervoermiddel een mooie felgekleurde fiets.
Al snel merkte ik typische Zweedse gewoontes op. Een voorbeeld hiervan is fika; dit is koffie of thee drinken met iets lekkers erbij. Als student wordt er natuurlijk ook gedronken in de avonduren. Alcohol boven de 3,5% is hier alleen verkrijgbaar in de systembolaget, die beperkte openingstijden heeft. Dit om het drankgebruik van de Zweden enigszins onder controle te houden. Over het algemeen zijn Zweden erg beleefd en netjes, ze volgen het begrip ‘lagom’. Dit betekent: niet te veel, niet te weinig, precies genoeg. Ze zullen nooit snel het laatste stukje eten, of snel een laatste slok van hun drinken nemen. ‘S nachts wijken de studenten met het drankgebruik wel vaak
van dit begrip af. 4 oktober is het dierendag in Nederland, alle uitwisselingsstudenten in Lund kijken raar van deze feestdag op. De Zweden hebben op 4 oktober ook een feestdag, namelijk kanelbullar-dag. Echte Zweden vinden dit een overdreven feestdag, het is meer commercieel gericht. Maar als uitwisselingsstudent heb ik wel mijn record kanelbullar op één dag gegeten. In Lund woon ik in een internationale corridor, heel dicht bij het station en het centrum, perfect dus. Als student ga je uit bij nations, dit zijn een soort van studentenverenigingen. Ze kennen geen Groningse sluitingstijden tot de zon weer
opkomt. Het voordeel is dat het eerder begint en dat je de volgende dag lekker fit bent om van alles te ondernemen. Maar als je wel de zon wilt zien opkomen, wees niet getreurd, afterparty’s, huisparty’s en preparty’s zijn hier niet onbekend. De Zweedse taal lijkt veel op het Nederlands. Zweden spreken echter ook uitstekend Engels. Al mijn colleges waren natuurlijk in het Engels. Het onderwijs is hier erg informeel; je spreekt je docent altijd met zijn of haar voornaam aan en je hebt vaak in kleine groepen college en ook veel discussies.
Vanuit en in Zweden heb ik tripjes gemaakt naar Oslo, Copenhagen, Malmo, Gothenborg, Stockholm en Ystad. Daarnaast heb ik een autotrip naar Helsingborg en een natuurpark gemaakt. Verder heb ik in het begin toen het nog zonnig weer was, veel gewandeld en gekampeerd in de natuur. Met kerst ben ik naar een cottage in de buurt van Jönköping gegaan. Oud & Nieuw heb ik in Kopenhagen gevierd. Als klapper op de vuurpijl heb ik ook nog een trip boven de poolcirkel gemaakt; naar Lapland. Over 15 uur ben ik weer thuis, in Lund. Ik heb me net een week lang boven de poolcirkel begeven. De zon is al die dagen niet opgekomen in Abisko. Wel was het een paar uur per dag licht met vaak enorm mooie luchten. Het oneindige sneeuwlandschap heb ik op verschillende manieren ontdekt; wandelen, crosscountryskiën, sleeën, huskysleeën en het bezoeken van een Saami-tent (de oorspronkelijke bewoners van Lapland). De plaats Abisko is 195 kilometer ten noorden van de poolcirkel, 1343 km van Lund en 1804 km van Groningen vandaan. Het is één van de beste plaatsen om de Aurora Borealis te spotten. Elke dag heb ik dit bijzondere licht mogen aanschouwen. Één keer ben ik met de langste skilift in Zweden naar het skystation gegaan, ingepakt in een heel dik pak. Onderweg dachten we telkens dat we er waren, vooral toen we in de verte twee gestalten op de grond zagen staan. Maar we waren er nog niet. Een dag later raakten we in gesprek met vier jongens, ze vertelden dat twee van hen gisteravond per ongeluk al op het middelstation waren uitgestapt, wat wel vaker voorkomt. En iedereen houdt er zijn eigen manier op na om weer in een karretje te komen; er is zelfs een keer iemand plat bovenop twee mensen in een stoeltjes lift gedoken. Eenmaal boven op de top van de berg, lijkt het net alsof ik mij op een andere planeet bevind: ik zie ontelbaar veel sterren en prachtig groenachtig beweegbaar licht. Daar gaat een vallende ster, ik doe een wens. Lapland heeft uitgestrekte en bijzondere landschappen, en ik ervaar rust en stilte. Lund is mijn studentenstad in Zweden, waar ik nog een kleine twee weken ben en waarvan de afgelopen vijf maanden voorbij zijn gevlogen. Vi ses, Titia
g
girugten 02 / maart 2013 de poolcirkel facultaire berichten
faculteit ruimtelijke wetenschappen
herta machtscriptieprijs 2013 Bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen wordt in 2013 voor de achtste maal de Herta MachtScriptieprijs uitgereikt. De prijs, een geldbedrag van €1000.- en een aandenken wordt naar verwachting op 1 juli 2013 uitgereikt in Groningen. De deadline voor het inleveren van scripties is 11 maart 2013.
In 2012 is de prijs gewonnen door Jeroen Beekmans (UvA). Een opmerking uit het juryrapport: “Hij heeft een hoog innovatieve en vooruitkijkende karakter van zijn methodische aanpak, en ook van de daarmee gepaard gaande opvatting over “stedelijkheid” en “gentrification”. Hiermee kunnen echt nieuwe inzichten worden verkregen en zijn methodiek biedt naar mijn mening ook een aantal zinvolle aanknopingspunten met het momenteel in de stadsgeografie zeer actuele begrip van “urban assemblages”, waarin ook fysieke omstandigheden, technologieën en nieuwe media evenzeer een rol spelen als keuzes en gedrag van mensen”. In 2011 is de prijs gewonnen door Marloes van Houten (UvA) Een opmerking uit het juryrapport: “Ik heb veel ontzag voor haar veldwerk, de persoonlijke groei die zij en de zorgvuldigheid waarmee zij te werk is gegaan en daarvan verslag doet. Het is een prachtige bijdrage aan Conflict Studies, met belangwekkende bevindingen en nieuwe en gedetailleerde informatie over een gebied waarover weinig kennis voor handen was.” In 2010 is de prijs gewonnen door Michiel van den Bergh (UvA) met zijn masterthesis over zijn onderzoek naar het dreigende verdwijnen van een van de meest bijzondere paradijsvogels in Papua New Guinea. Enkele opmerkingen uit de juryrapporten: Destructive attraction. Blue Bids-of-paradise and local inhabitants: an equilibrium? “Een prachtig, zelfstandig veldwerk in een moeilijke omgeving. Het verbindt de oude en de nieuwe geografie.” …geheel in de traditie van de Royal Geographical Society en, inderdaad, de National Geographic “ “…aangezien het toch een enorme belevenis moet zijn geweest dit onderzoek te doen“ “Dankzij zijn veldwerk heeft hij belangrijke, nieuwe informatie boven water gekregen over de kennis en de visie van de lokale bosbewoners uit verschillende etnische groepen in verschillende locaties. Ik vind de scriptie ook erg prijswaardig voor de zorgvuldige ethische reflectie over het eigen handelen en invloed
van het veldwerk, erg anders dan de ontdekkingsreizigers waar zijn begeleider in de aanbevelingsbrief refereert!” In 2009 is de prijs gewonnen door Anu Kõu met haar Engelstalige masterthesis over naar Nederland gemigreerde Esten, “ Perceived consequences of migration on the social networks and adaptation of long-term migrants, Estonians in Netherlands”. Kõu is inmiddels PhD-student bij het Population Research Centre waar ze werkt aan haar onderzoek: “Brain gain: Migrant biographies of highly skilled South Asians in the Netherlands and United Kingdom”. In 2008 won Denise Kroes (Universiteit Utrecht, Internationale Ontwikkelingsstudies) de prijs met haar scriptie: Community Based Tourism: A way out of Poverty? De scriptie werd beoordeeld als “...een geslaagde weerslag van een zeer gedegen stuk (veld)werk. Het onderzoek is een mooi voorbeeld van maatschappelijk relevant onderzoek”. Bermmonumenten : Plekken om bij stil te staan van Vincent Breen (RUG) was de winnende scriptie in 2007. De jury meende o.m. dat “...Vincent Breen koos voor een origineel onderwerp, en de vasthoudendheid waarmee hij heeft geprobeerd zoveel mogelijk moeilijk vindbare betrokkenen op te sporen en vervolgens mee te spreken, verdient zeer grote waardering”. Marieke van der Sloot (UvA) won in 2006 voor de eerste keer de scriptieprijs met haar scriptie over jonge Tibetanen in India (I-Eye Tibet. Autovideographies depicting ethno-national identity in daily lives of young Tibetans in Dharamsala, India). Zij liet de jonge mensen zelf hun leven filmen en leverde een omvangrijk boekwerk incl. CD-rom af. De jury merkte o.m. op dat “...Haar manier van dataverzameling (het geven van een videorecorder aan Tibetanen met het verzoek om een compleet verhaal te maken over zichzelf en hun persoonlijk leven) is origineel - een methodologisch experiment waarvoor zij lof verdient”. De UK plaatste een interview met Van der Sloot.
De Scriptieprijs is bedoeld voor jong talent in de Ruimtelijke Wetenschappen en heeft als doel het bevorderen van culturele aspecten in en maatschappelijke relevantie van de Ruimtelijke Wetenschappen. In aanmerking komen scripties die niet ouder zijn dan 2 jaar en zijn beoordeeld met het cijfer 8 of hoger. Aanmelden? Surf naar http://www.rug.nl/frw/onderwijs/scriptieprijs voor het aanmeldingsformulier en het reglement. De deadline voor het inleveren van scripties is 11 maart 2013. g
24.
girugten
ibn battuta
25.
02 / maart 2013 de poolcirkel studentenorganisaties
Ibn Battuta Het is inmiddels al weer 2013. Het jaar begon gelijk goed met een onvergetelijk leuke wintersport. Er werd geskied, geboard en gefeest. Het weer zat mee, waardoor we zelfs in staat waren om lekker buiten op het terras te genieten van een gekoeld pilsje en de verse berglucht. Wel is er dit jaar helaas weer iemand het slachtoffer geworden van een gladde piste. Wij willen Jorren Westra dan ook veel sterkte toewensen met het revalideren van zijn driedubbele polsbreuk. Kort na de wintersport werd de Almanak uitgereikt. Het thema van dit mooie boek is dit jaar ‘Bazen’ . Hij is op te halen in de koffiekamer op het Zernike. Verder heeft de Lezingencommissie een zeer interessante weerlezing georganiseerd. Deze kwam zeer goed van pas om de fysische kant van de geografie onder de aandacht van onze leden te brengen. Hiernaast verzorgde
de Eerstejaarscommissie een gezellige filmavond waar gelachen werd om de komedie ’Ted’. Naast deze bijzondere activiteiten was er op 15 januari ook weer een ouderwets gezellige borrel. Van tevoren organiseerden de vertrouwenspersonen van Ibn Battuta een zogenaamde groepstherapie, waarbij de deelnemers hun diepste gevoelens kenbaar konden maken onder het genot van een koud drankje. Helemaal gereinigd van depressiviteit gingen deze dappere mensen vervolgens de borrel vergezellen met frisse moed en een goede lach. Ten slotte konden ook de zakelijk ingestelde leden van Ibn Battuta aan hun trekken komen met het bedrijfsbezoek aan Weusthuis & Partners. Het was een interessante middag waarin onze leden in aanraking konden
komen met mensen uit het bedrijfsleven in ons vakgebied. Inmiddels zijn de tentamens ook weer geweest en ziet het er naar uit dat 2013 wederom een fantastisch jaar vol leuke activiteiten gaat worden. Zo komen er nog enkele bedrijfsbezoeken, lezingen, excursies en natuurlijk ook genoeg borrels aan. Daarnaast is onze merchandise-lijn nu ook geopend. Dit jaar kun je voor zeer schappelijke prijzen in het bezit komen van echte Ibn Battuta koffiemokken, T-shirts en petten. Ben je geïnteresseerd in deze producten of wil je een keer aan een van onze leuke activiteiten meedoen, houd dan onze site (www.ibnbattuta.nl) in de gaten of kom een keer gezellig langs in de koffiekamer! g
26.
girugten
27.
02 / maart 2013 de poolcirkel studentenorganisaties
Dit keer in het forum een discussie over het element Technisch in de naam ‘Technische Planologie.’ Dekt de naam Technische Planologie de inhoud van de studie eigenlijk wel? De nadruk van deze stelling ligt vooral op het woord Technisch, is dat wel op zijn plaats? Is de studie niet té technisch, of juist te mild? Terry van Dijk licht toe hoe hij de Technisch Planoloog plaatst tussen andere technici. Daarna belicht Niels het onderwerp vanuit zijn ervaringen aan de TU Delft. Tot slot gaat Jesper dieper in op de naam en of er een geschikt alternatief is.
Nieuws van Pro Geo In het vorige nummer van Girugten hebben we beloofd om verder in te gaan op ons beleidsplan. We hebben hier sinds onze aanstelling hard aan gewerkt! Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste punten uit ons beleidsplan. Het volledige beleidsplan kan gelezen worden op www.progeo.nl. Ook zijn wij altijd benieuwd naar wat jullie van de opleiding vinden. Door jullie input kunnen we het onderwijs verbeteren! Spreek ons dus aan of stuur een mailtje met vragen, ideeën over en kritiek op het onderwijs. We horen graag van jullie!
Stelling: De naam Technische Planologie dekt de inhoud van de studie. Vanouds betekent het Griekse ‘techne’ zowel het fysiek ‘maken’ van dingen als het strategisch ‘voorbereiden’ van dat fysieke ‘maken’. Het is dus zowel het werkelijke bouwen als het beredeneren, ontwerpen en onderhandelen over wat en waarom gebouwd moet worden. Daarom is onze opleiding wel degelijk technisch te noemen. Niet in de Delftse zin van het woord, waarbij berekeningen en natuurkundige principes centraal staan. Maar wel in de planologische zin. Technisch betekent doelgericht sleutelen aan de wereld om ons heen. Hoe en waarom zullen we de wereld veranderen, zodat het geschikter zal zijn voor de activiteiten die wij als samenleving willen ontplooien? Dat is het complexe proces dat we willen leren begrijpen, zodat onze afgestudeerden, opererend binnen dat proces, het verschil kunnen maken. Dit gebeurt vaak in directe samenwerking met andere soorten technici. Terry van Dijk, docent Technische Planologie
In 2009 begon ik met de studie ‘Lucht- en Ruimtevaarttechniek’ aan de TU Delft, maar deze studie bleek te ingewikkeld voor mij. Daarom ben ik gaan zoeken naar een andere opleiding en ben uiteindelijk bij Technische Planologie uitgekomen. Planologie leek me erg interessant en in combinatie met techniek was het voor mij de perfecte opleiding. Na de eerste colleges vond ik de studie al erg leuk maar ik vroeg me wel af wanneer de exacte vakken precies kwamen. Ik had zin om een vak te krijgen waar weer echt rekenwerk nodig was. Helaas werd dit vak pas in 2a gegeven en de inhoud was vrij algemeen. Het is zonde dat bij het vak Ruimtelijk Ontwerpen 2 eigenlijk twee verschillende onderdelen worden behandeld, namelijk ‘Sterkteleer’ en ‘Bouwrijp maken’. Ik denk dat het terug moet naar twee verschillende vakken zodat er dieper op de stof kan worden ingegaan. Het zou de studie ten goede komen om het technische aspect te benadrukken. Ik denk echter dat er vrij veel mensen tegen zouden zijn, omdat technische vakken vaak als moeilijk worden beschouwd. Om dat te veranderen zou er bijvoorbeeld een toelatingsnatuurkundetoets gemaakt moeten worden voordat je Technische Planologie mag doen. Uiteindelijk zijn de technische vakken het belangrijkste van deze opleiding, omdat hierdoor de studie zich onderscheidt en het technische gedeelte nieuwe studenten aantrekt. Mocht het technische aspect vrouwen afschrikken, dan is er altijd nog een andere bachelor. Niels van den Brink, derdejaars Technische Planologie
Om antwoord te kunnen geven op de stelling is het verstandig om na te gaan of alleen de naam ‘Planologie’ de inhoud van de studie zou dekken. Planologie is een wetenschappelijke discipline waarin wordt gereflecteerd op onder andere de doelmatigheid, maatschappelijke en milieutechnische invloed en methoden van ruimtelijke planning. Deze reflectie wordt vanuit veel verschillende perspectieven uitgevoerd: voornamelijk geografische, economische, verkeerskundige, psychologische en sociologische. In de bachelorstudie Technische Planologie komen alle laatstgenoemde perspectieven in de studieonderdelen aan bod. Maar er komen ook studieonderdelen in voor, die niet voornaam zijn in de Planologische discipline. De naam ‘Planologie’ zou dus tekort doen aan de inhoud van de studie. Deze ´andere´ studieonderdelen zijn vakken met als kern ‘Ruimtelijk Ontwerpen’. Studenten passen in deze vakken onder meer hun communicatie-, presentatie- en samenwerkingsvaardigheden toe ten behoeve van een planmatig proces. Ook wordt het begrip van de toegepaste mechanica bij studenten verhoogd. Kortom, studenten worden opgeleid om hun vaardigheden studiegerelateerd toe te passen en uiteindelijk te beheersen. Dan nu de definitie van techniek: techniek is het beheersen van de niet-levende natuur, bijvoorbeeld een planmatig proces, door de mens. De studieonderdelen van Ruimtelijk Ontwerpen in de opleiding ‘Technische Planologie’ zijn dus van technische aard. Deze technische onderdelen lopen als een rode draad door de bachelorstudie. Omdat de technische studieonderdelen van de opleiding niet direct in het planologische rijtje passen is het noodzaak dit ook in de naam van de studie te vermelden. Het aandeel van technische vakken is echter niet groter dan de planologische vakken samen. Als de studie overduidelijk technisch was, dan heette het wel ‘Planologische Techniek’. Jesper Betsman, tweedejaars Technische Planologie
Bestuur Pro Geo 2012-2013 (v.l.n.r.) Martine Mollema, vice-voorzitter Anne Boer, secretaris Roselinde van der Wiel, penningmeester Loes Kerkdijk, voorzitter Berber Oosterhagen, commissaris OC’s
[email protected]/www.progeo.nl Het zijn momenteel spannende en turbulente jaren voor alle universiteiten in Nederland, ook voor de Rijksuniversiteit Groningen en onze faculteit. Sinds de prestatieafspraken die zijn opgelegd door het kabinet moeten de studierendementen fors omhoog. Om dit te bewerkstelligen, ondernemen de RUG en de FRW verschillende maatregelen, zoals de invoering en de ophoging van het BSA en de herstructurering van beide bachelors. Als Pro Geo zijn wij in sterke mate betrokken bij de ingrijpende veranderingen in het onderwijs en denken wij mee over hoe onze faculteit het beste met deze veranderingen kan omgaan. Dit zie je terug in ons beleidsplan, naast andere concrete verbeterpunten. Een paar van de punten waar wij voor pleiten, worden hieronder besproken. Ons volledige beleidsplan kun je lezen op onze website. Learning communities Eén van de wegen waarlangs de RUG hoopt een hoger rendement te behalen, is het experimenteren met learning communities: vaste jaargroepen van studenten die samen studeren, waardoor het groepsgevoel en betrokkenheid bij de opleiding vergroot worden. Hoe deze learning communities aan de FRW vormgegeven worden is echter nog niet duidelijk. Ter oriëntatie op de mogelijkheden hebben wij samen met de student-leden van de opleidingscommissies gebrainstormd. Vervolgens hebben we om
mail doet. Hiernaast zul je ook je tentamen bij het BOE kunnen inzien.
de tafel gezeten met een aantal studenten, docenten en leden van het faculteitsbestuur. Hieruit zijn veel goede ideeën gekomen. Als jullie zelf suggesties hebben en willen meedenken, is dit zeer welkom! Vaardigheden Momenteel wordt de bachelor Sociale Geografie & Planologie geherstructureerd. Dit biedt mogelijkheden om belangrijke vaardigheden beter in het onderwijsprogramma te verwerken, zoals schrijven, presenteren en werken met SPSS/GIS. Deze vaardigheden zouden herhaaldelijk terug moeten komen in het studieprogramma, zodat je er met meer vanzelfsprekendheid mee om kunt gaan, zowel tijdens je studie als daarna. Tentameninzage Stichting Pro Geo wil toe naar één centraal, ingeroosterd tentameninzagemoment in groepsverband, waarbij het tentamen in zijn geheel wordt besproken met de docent, zodat de docent meer context kan geven bij de antwoorden. Daarna kun je aan de docent vragen stellen (ook over puntentelling bijvoorbeeld), in plaats van dat je dit via de
De achterliggende gedachte is dat het voor docenten makkelijker en minder tijdrovend wordt om op vragen in te gaan, nu ze niet langer overladen worden met mail na bekendmaking van de tentamencijfers. Voor de studenten is het leerzaam om te zien wat ze fout hebben gedaan en de stof nogmaals te herhalen. Over dit onderwerp hebben wij onlangs ook een poll geplaatst op onze Facebookpagina, waarop veel gereageerd is. De overgrote meerderheid gaf aan zich te kunnen vinden in het idee van één centraal tentameninzagemoment. We hopen ook in de toekomst zoveel nuttige reacties van jullie via Facebook te krijgen! Met alumni rond de tafel Volgend studiejaar willen wij een activiteit organiseren in het kader van Career Services, om studenten een goed beeld te geven van hun mogelijkheden na de studie. Deze dag biedt de kans om ‘rond de tafel’ te zitten met alumni in het werkveld. Hierover zullen jullie later nog meer horen! Op 11 december hebben wij de tweede vergadering van de faculteitsraad gehad, waarin onder andere een notitie van ons over de learning communities besproken is. Wordt vervolgd. g