faculteit ruimtelijke wetenschappen
contactadres postbus 800 9700 AV Groningen
e-mail
[email protected]
faculteitsbl ad ruimtelijke wetenschappen
girugten
03
w w w . g i r u g t e n . n l
jaargang 44
girugten Niemandsland
girugten
girugten
03 / juni 2013 niemandsland redactie
03 / juni 2013 niemandsland inhoud
colofon
redactioneel
Inhoud
Eindredactie Thijs Fikken (hoofdredacteur) Sanne Feenstra (vormgeving)
4.
18.
Zwart goud in een witte wereld Wymer Praamstra
Redactie Eva Bouw Robin Groenewold Wieke IJbema Jordy Janssen Wymer Praamstra Jorn van der Scheer Martinus Spoelstra Paul Steeneken Wessel van Vliet Steven Wester Wietske Wilts
7.
Bij de kerstman thuis Saskia Zwiers
19.
Oorlogen en goelagkampen Steven Wester
Masterthesis - “Alsof je omarmd wordt door alles om je heen” Wietske Wilts
9.
22.
Column: de trein, de mandarijn en de Polen Martinus Spoelstra
10.
Arvid Krechting
23.
De aantrekkingskracht van Antarctica Thijs Fikken
12.
Druk Drukkerij Veenstra, Groningen
Geografen aan het werk
Uit het buitenland Titia Leutscher
Om de noord - Willem Barentsz
24.
Herta Machtscriptieprijs
25.
Ibn Battuta
26.
Pro Geo & Forum
Mar tinus Spoelstra
Oplage
14.
900 stuks
Inuitgemeenschappen in Noord-Amerika Eva Bouw & Wietske Wilts
E-mail
[email protected]
16.
Raad de plaat
Contactadres
Postbus 800 9700 AV Groningen
19.
12.
Girugten is het onafhankelijk faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen.
4.
Girugten functioneert als een zelfstandige redactie onder faculteitsvereniging Ibn Battuta. De eindredactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen artikelen in te korten, dan wel te weigeren.
10.
4. 14.
6.
girugten
nienke harmelink
4.
5.
03 / juni 2013 niemandsland thema-artikel
Niemandsland langs de snelweg
Maar de berm biedt meer boeiends. Zo komen er allerlei vormen van flora en fauna voor. Er wordt door Rijkswaterstaat aan ecologisch bermbeheer gedaan. Dit betekent dat in tegenstelling tot vóór de jaren ’70 de berm niet zo’n zes tot zeven keer per jaar gemaaid wordt, maar slecht één à twee keer per jaar. Het minder frequente maaien heeft ervoor gezorgd dat de natuur hier zoveel mogelijk de kans krijgt zich te ontwikkelen met als resultaat dat zeldzame planten- en dierensoorten (met name insecten en kleine dieren) hun leefomgeving langs de weg vinden. Voor vogels en grotere dieren vormt de natuurlijke wegberm een verbinding tussen hun leefgebieden. Ook kan er hierbij worden gedacht aan de Ecologische Hoofdstructuur en haar ecoducten.
Neem een willekeurige snelweg in Nederland. Asfalt, verkeers- en matrixborden, hectometerpaaltjes en ga zo maar even door. De auto’s razen voorbij met als voornaamste doel verplaatsing van A naar B. Zo’n 50 jaar geleden trok men eropuit en ging als bermtoerist al picknickend kijken naar verkeer dat voorbij kwam. Ook de eerste file in 1955 (knooppunt Ouderijn) was een bezienswaardigheid op zich. But times have changed. Langs de snelweg is het niet langer een gemeenschapsplek, maar een plek waar men veelal in eenzaamheid aan voorbij gaat. Ook de bebouwing parallel aan de snelweg is over het algemeen weinigzeggend. Het snelweglandschap wordt dan ook door menig automobilist ervaren, maar ontsnapt aan bewuste opmerkzaamheid. De Franse antropoloog Marc Augé beschrijft dit door
nog een stapje verder te gaan. Hij vat de plaatsen parallel aan de snelweg onder de noemer non-places. Dit houdt in dat ze veel op elkaar lijken en geen onderlinge relatie met de verdere omgeving hebben. Daarnaast geldt dat de plaatsen geen sociale binding met zich meebrengen. Je zou dan ook kunnen stellen dat zodra bestuurders en bijrijders zich op of langs de snelweg begeven, zij zich bevinden in een stukje niemandsland. De weg is van iedereen en behoort tegelijkertijd aan niemand toe. Maar is de weg en directe omgeving wel echt van niemand? Bermen De Nederlandse snelwegen zijn eigendom van het Rijk. Het beheer hiervan is in handen van Rijkswaterstaat. Hieronder vallen ook de vele hectares aan wegbermen. In het ‘niemandsland’ van de berm bevinden zich
tal van kabels en leidingen. Je kunt zoal denken aan bedrading voor de matrixborden en wegverlichting. Deze worden beheerd door Rijkswaterstaat. Ook andere partijen (overwegend met commerciële doeleinden) kunnen dit realiseren. Hiervoor geldt dat zij een vergunning op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) nodig hebben. Verder kan een weggebruiker met pech in de berm, veilig achter de vangrail, gebruik maken van de ANWB praatpalen. Hoewel de naam anders doet vermoeden, geldt dat ze het eigendom zijn van Rijkswaterstaat. De dienstverlening valt echter wel toe aan de ANWB-meldkamer. Rijkswaterstaat plaatst de praatpalen en verzorgd de bekabeling. Het communicatienetwerk waarop de praatpalen zijn aangesloten wordt van de KPN gehuurd. Hieruit blijkt ook dat er wel degelijk een aantal partijen een rol spelen omtrent het beheer in het gebied.
Anonimiteit Iets wat in eerste instantie betrekking lijkt te hebben op het ontbreken van wetgeving zoals een echt ‘niemandsland’ doet vermoeden, is de criminaliteit langs de snelweg. Wegrestaurants en parkeeren verzorgingsplaatsen vormen hiervoor een geschikt decor vanwege het gebrek aan sociale controle. Men kan hier relatief anoniem samenkomen om een misdaad voor te bereiden of af te handelen. Ook handel in drugs en andere waren, het plegen van overvallen of tanken zonder te betalen zijn vormen van criminaliteit die langs snelwegen plaatsvinden. Toch zijn er wel degelijk verschillende instanties actief met het najagen van de wetgeving om zodoende de criminaliteit te doen verminderen. Dit zijn ondermeer het Korps Landelijke Politiediensten, de Rijksdienst voor Wegverkeer, recherche, douane, vreemdelingenpolitie en belastingdienst. Ook zijn de bewaakte parkeerplaatsen voor vrachtwagens een toenemend fenomeen dat criminaliteit tracht te beperken.
In tegenstelling tot de eenzaamheid van de mensen op de snelweg, valt de eenzaamheid langs de snelweg in sommige gevallen te betwijfelen. Zo kunnen automobilisten bij de wegrestaurants een maaltijd nuttigen of er wordt een kop koffie gehaald bij het tankstation. Hierdoor ontstaan er allerlei gesprekken tussen mensen. Naast deze vormen van sociaal contact kunnen er ook andere vormen van contact langs de snelweg plaatsvinden, zoals de tippelzones en homo-ontmoetingsplekken. Een ander punt van anonimiteit is zwerfafval. Mede vanwege de perceptie van het niemandsland hebben sommige automobilisten geen verantwoordelijkheidsgevoel en deponeren hun afval niet netjes in de vuilnisbakken.
Bouwwerken Om terug te keren op Augé’s concept van non-places, kan worden gesteld dat de open gebieden langs de snelweg die voorheen ogenschijnlijk aan niemand leken toe te behoren nu steeds meer zijn volgebouwd met identiteitsloze bouwwerken. Voor de realisatie van deze bebouwing (denk aan tankstations, wegrestaurants et cetera) geldt ook hier dat een vergunning op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken moet worden aangevraagd. Naast de vergunning is voor het gebruik van staatsgrond ook toestemming nodig van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. Maar de bebouwing omvat meer dan enkel voorzieningen voor de weggebruikers. Het betreft ook woonvoorzieningen (bijvoorbeeld de A13 bij Overschie) en kantorencomplexen. Echter, deze directe ligging aan de weg brengt wel problemen als fijnstof (met als versterkende factor de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/uur op sommige plekken) en geluidsoverlast met zich mee. Kortom, er kan wisselend worden gedacht of er langs de snelweg sprake is van een niemandsland. /// Meer weten over de criminaliteitsbestrijding op de snelweg? http://www.inspectieloket.nl/domeinen/ weg ver voer/toez icht ac t iv iteiten/w ie _ doet_wat/
girugten
wietske wilts
7.
6.
03 / juni 2013 niemandsland thema-artikel
Niemandsland?
nog niet gekoloniseerd door de mens. En of je dit nu niemandsland zou noemen, of niet, de vulkaankrater Mount Bosavi biedt net als het Sperrgebiet bij de Berlijnse Muur, Tsjernobyl en de verlaten gebouwen in Detroit ruim baan voor natuur.
over de plek van mensen op de aarde Niemandsland wordt gedefinieerd als een soort neutrale zone tussen verschillende landen. Een stuk land dat van niemand is. Daarnaast heeft ‘niemandsland’ een meer poëtische betekenis, als een plek waar geen mensen zijn, als een plek die niemand toebehoort. In dit artikel verken ik deze betekenis van niemandsland en filosofeer ik over het perspectief dat ten grondslag ligt aan het bestempelen van plekken als ‘niemandsland’. Wat is er in niemandsland? Bij niemandsland denk ik al gauw aan uitgestrekt landschap met daarin één eenzaam boerderijtje nabij het Groninger Wad. Ver verwijderd van de bewoonde wereld. Of aan de Plattenbau-wijk Neuberesinchen in Frankfurt an der Oder in de voormalige DDR, waar vervlogen tijden worden geïllustreerd door troosteloos lege betonnen flats en een door ‘onkruid’ overwoekerde Cindy’s Bierstube… Ook denk ik aan het ‘Sperrgebiet’ tussen de beide delen van de Berlijnse Muur (ja, die bestond uit twee parallelle muren met een tussenzone). In ieder geval gaat het om een plek waar geen mensen meer zijn, of waar geen mensen mogen komen. Dat zijn interessante plekken, want er gebeuren wonderlijke dingen. Zo woonde er bij de Berlijnse Muur bijvoorbeeld en enorme konijnenpopulatie. De nadruk bij niemandsland ligt op dat de plek verlaten is, dat er geen mensen meer zijn. Niemandsland is dus een plek die wordt gedefinieerd door wie er niet is: de mens.
Een verlaten school in Detroit
Zo’n plek wordt dus niet gezien vanuit wat er wel aanwezig is. Dat is ook logisch, want voor datgene wat er wél aanwezig is op die plek, is het natuurlijk geen niemandsland. Om nog maar te zwijgen over het feit dat dieren geen namen kunnen geven aan plekken. Niemandsland wordt dus bekeken vanuit een menselijk perspectief. Een voorbeeld dat dit duidelijk maakt is het postapocalyptische landschap dat in Tsjernobyl ontstaan is als gevolg van de kernramp van 1986. Een stad waar straten nog te herkennen zijn, gebouwen nog staan, de stoeltjes nog in de klaslokalen staan, maar waar geen mens meer te bekennen is, dát is niemandsland. Want daar zie je de sporen van de mensen die er niet meer wonen. Om een ‘echt niemandsland’ te zijn, moet een plek dus ooit van mensen
Cindy’s Bierstube - een verlaten café in een Plattenbau-wijk in Frankfurt an der Oder
zijn geweest en later weer teruggevonden worden. Overal ter wereld zijn plaatsen te vinden die sporen van mensen laten zien, maar in de loop der tijd verlaten zijn. Er hoeft niet altijd een natuurramp of een kernramp te zijn gebeurd om een plek te verlaten. Economische problemen of een gebrek aan werk kunnen ook een reden zijn. Dit zie je bijvoorbeeld in Detroit. In deze stad worden verlaten fabriekshallen, waar vroeger industrie plaatsvond, nu compleet overgenomen door bomen, planten en dieren. (Deze plekken zijn overigens geen echt niemandsland, omdat toeristen en kunstenaars de plek opnieuw koloniseren als een artefact van desolaatheid.) Ook veel Oostbloksteden lopen leeg doordat er geen werk meer is en veranderen daardoor in een verlaten betonnen niemandsland. Fysiek gezien is er in niemandsland niemand meer aanwezig, maar in het bestempelen van een plek als niemandsland is de menselijke aanwezigheid juist nodig. De fotografen, die gefascineerd de door bomen en struiken overwoekerde gebouwen fotograferen, spelen dus een cruciale rol. Want iemand moet het zien, om het niemandsland te laten zijn. Maar hoe zit het met de plekken waar nog nooit een mens is geweest? Zijn de diepste bossen in Canada te betitelen als niemandsland? En hoe zit het met Mount Bosavi in Papoea-Nieuw-Guinea, waar tot voorkort nog geen mens was geweest? Deze plekken zijn niet verlaten, maar simpelweg
The Lost Land? Mount Bosavi is een unieke habitat die vele bijzondere planten en dieren herbergt. In 2009 is er een bijzondere expeditie van een team wetenschappers de zeer moeilijk toegankelijke (voor mensen dan!) oerwoudachtige vulkaankrater in gegaan, op zoek naar nieuwe soorten in dit stukje land dat de mens tot nog toe niet had geannexeerd. Hier zijn maar liefst veertig ‘nieuwe’ soorten kikkers, rupsen en vogels ontdekt. Ook zijn er zoogdieren ontdekt, waaronder een speciaal soort boomkangoeroe. Het interessante hieraan is dat deze beesten helemaal niet gewend waren aan mensen. Ze waren dus ook niet bang en lieten zich gerust door de wetenschappers bekijken, filmen en knuffelen. Waar de mensen geen vernietigende sporen achterlaten, zijn de dieren hen blijkbaar goedgezind. De BBC-documentaire die gemaakt is over de expeditie in Mount Bosavi heet ‘The Lost Land of the Volcano’. Over deze titel valt genoeg te filosoferen. The Lost Land? Hebben we dit land verloren? Dat is een interessant perspectief, omdat de documentaire juist een gewonnen gebied laat zien, een aanwinst van nieuwe diersoorten. Daarnaast laat de documentaire zien dat het unieke landschap juist niet verloren moet gaan, als gevolg van de dreigende ontbossing om meer landbouwgrond beschikbaar te maken. In die zin kan de documentaire een bijdrage leveren aan het behoud van dit gebied, daar deze de natuurwonderen van de vulkaankrater in beeld brengt. Gaat het verloren land dan misschien over een verlangen naar een verleden waarin er nog meer van dergelijke stukjes ‘onbemenst’ land op de aarde te vinden waren? Ruimte voor natuur? De rol van natuur in niemandsland moge duidelijk zijn. In gebieden waar geen mensen (meer) komen, heeft de natuur vrij spel. Dit laat een regelrechte scheiding zien tussen mens en natuur. Een land waar dit fenomeen goed te zien is, is Nederland. In ons land is simpelweg geen ruimte voor niemandsland. En als er ergens een verlaten schuurtje staat, wordt dit opgeruimd. De grond kan wel beter gebruikt worden. En dat
De pas ontdekte boomkangoeroe in Mount Bosavi vindt het zo te zien prima dat de onderzoekers dichtbij komen
is trouwens ook niet zo gek als je bedenkt dat wij met ruim 16 miljoen mensen op zo’n klein stukje aarde wonen. Zoals steden, wijken, en straten gepland worden, wordt ook de natuur in ons land gepland. We zetten er een hek omheen, zodat het duidelijk is dat we de natuur niet mogen storen. Het liefst komt er een bordje bij, zodat we snappen dat dit natuur is. In Nederland is er geen niemandsland, alleen maar ‘iemandsland’. Ook de natuur is van de mensen, want zij bepalen wie er mogen komen en wie niet. Het liefst bepalen ze ook welke dieren in welk gebied grazen. En waar welke planten moeten groeien... De Piccardthofplas in het zuidwesten van de stad Groningen is hier een mooi voorbeeld van. Aan de randen van de plas moest riet groeien. Er mochten geen bomen komen.
Alleen maar riet. Maar die bomen groeiden daar wel. En het riet niet. De gemeente heeft er alles aan gedaan om daar riet te laten groeien, maar dit is niet gelukt. Nu worden de als vanzelf opkomende bomen ‘gedoogd’. Eigenlijk te gek voor woorden, maar zo zijn er in Nederland vast nog talloze andere voorbeelden te vinden van een distantie van natuur. We willen dus alles onder controle houden. Dat gaat zo ver, dat we ertoe over moesten gaan om stukjes afgebakend niemandsland te creëren waarover wij zogenaamd geen controle hebben. Hier is dan ruimte voor natuur, maar nog wel steeds duidelijk omkaderd, vanuit een antropocentrisch perspectief, vanuit het idee van een maakbaar land. Wij zien onszelf hierin duidelijk los van natuur, want waarom Artist impression van de woontorens in Milaan
8.
girugten
jorn van der scheer
9.
03 / juni 2013 niemandsland thema-artikel
De Rua Gonçalo de Carvalho in Porto Alegre
zouden we dat natuurgebied anders dáár plannen en niet hier??
en niet hier, kunnen we er juist mee samen zijn. We zíjn ten slotte ook gewoon natuur.
Naar een nieuw, inclusief perspectief Mijn conclusie is dat het idee ´niemandsland´ twee dingen duidelijk maakt. Ten eerste verraadt het een antropocentrisch perspectief op het leven op aarde. Sommige delen van de aarde zien we als niemandsland, de rest is ´iemandsland´. De mens staat centraal en de aarde kan worden vormgegeven naar de wensen van de mens. En niet alleen het ´iemandsland´ is van ons, maar ook het niemandsland. De mens is bovendien ook maar een mens, die vaak alleen vanuit zijn eigen behoeften denkt. Ten tweede laten concrete stukken niemandsland zien wat er van nature aanwezig is op plekken. Het laat zien dat er veel natuur uitgebannen moe(s)t worden om er een ‘iemandsland’ van te maken. Want die uitgebannen natuur komt terug op plekken die de mens gelaten heeft voor wat het is.
Allicht kunnen we de aarde dus beter als een niemandsland beschouwen. Als een ruimte die niet ván ons is, maar als een ruimte waarin we aanwezig zijn, samen met al het andere dat er is. Ik bedoel niet dat we onmiddellijk met zijn allen in zogenaamde ‘earthships’ moeten gaan wonen, maar onszelf omringen met bomen, planten en dieren die ook op de aarde zijn, kan al een stap in de goede richting zijn.
Het is tijd om ‘niemandsland’ in een nieuw daglicht te plaatsen. We kunnen het gebruiken om een antropocentrisch perspectief te verlaten en ruimte te maken voor een nieuw, inclusief perspectief. Weliswaar een menselijk perspectief, maar eentje dat rekening houdt met alles wat er op aarde aanwezig is, en niet alleen met de mensen. Wij zijn maar voorbijgangers op de aarde, samen met alle bomen, planten, dieren, micro-organismen. Wij moeten onszelf niet los zien van natuur. Waar we onszelf in de planning van gebieden van natuur scheiden door het daar te plannen,
“The Crater of Mount Bosavi really is the lost world” is wat één van de wetenschappers naar aanleiding van de expeditie de vulkaankrater in zei. Wat is die ‘lost world’? Het staat vast
terugdringen van de soortenrijkdom op aarde, maar om er naar terug te verlangen heeft geen zin. Willen mensen terug naar de natuur? En waarom terug naar de natuur? Dat suggereert dat natuur niet hier is, dat we ver van die verloren wereld af staan. We kunnen ons beter richten op het ‘hier’ en ‘nu’. We hebben ten slotte alleen maar het ‘nu’. We kunnen alleen maar nú de keuze maken om in en met natuur te leven, als natuurlijke wezens. Want als we blijven terugverlangen naar een verloren wereld, praten we onszelf een schuldgevoel aan en zien we onszelf bovendien nog steeds los van natuur. Om als mensen een goede plek op de aarde te vinden, ligt de oplossing er volgens mij niet in om onszelf van natuur te distantiëren. Als we zo goed voor de flora en fauna op aarde zouden zorgen die van belang is voor het behoud van al het leven op aarde (ook dat van ons!), zouden we helemaal geen natuurgebieden meer nodig hebben die verboden zijn voor mensen. Dan konden we natuur toelaten in de plekken waar we wonen. Of beter gezegd: onszelf zien als voorbijgangers op de aarde, om er met en in natuur te leven. En om te beginnen met de planning van steden, nemen we wat mij betreft een voorbeeld aan de prachtige Rua Gonçalo de Carvalho in Porto Alegre, Brazilië, een straat waarin eeuwenoude bomen voor een paradijselijke plek zorgen voor mensen, vogels en andere dieren. Of aan de architecten in Milaan, die in het kader van het project ‘Bosco Verticale’ twee woontorens ontworpen hebben die niet alleen aan mensen een plek bieden, maar ook aan honderden bomen en planten…
Bovenaanzicht van de Rua Gonçalo de Carvalho
dat de mens verantwoordelijk is voor het
Niemandsinfrastructuur in ruwbouw aanwezig en is aangelegd voor de nooit gebouwde Oost-Westlijn. Als je nu met de Hanzelijn van Zwolle naar Lelystad reist kom je ook een in ruwbouw aanwezig station tegen, station Lelystad Zuid. Met de aanleg van dit station is geanticipeerd op de geplande groei van Lelystad, helaas is Lelystad nooit groot genoeg geworden om Lelystad Zuid te kunnen openen.
De term ‘Niemandsland’ is net als vele andere termen multi-interpretabel. Tijdens de afgelopen Girugtenvergaderingen ging het regelmatig over wat Niemandsland nou eigenlijk is.. Wat is Niemandsland? Hoe pas je deze term toe? Uiteindelijk kwamen we er niet uit, wat heeft geleid tot zeer diverse artikelen over dit onderwerp. Vanuit mijn planologische insteek ben ik op zoek gegaan naar wat Niemandsland voor mij betekent. Niemandsland ben ik hierdoor op een infrastructurele manier gaan benaderen, die ik ‘niemandsinfrastructuur’ en ‘vergeten infrastructuur’ ben gaan noemen. California City Theorie leert ons dat infrastructuur sturend en volgend kan werken. Sturende infrastructuur betekent dat het aanleggen van infrastructuur leidt tot economische groei en bebouwing rondom deze infrastructuur. Dit dacht Nat Mendelsohn ook. Hij kocht in de jaren ‘50 een stuk grond van meer dan 320 vierkante kilometer en wilde daar een stad opbouwen die uiteindelijk de grootte van Los Angeles zou krijgen. De stad die hij daar wilde laten ontstaan noemde hij California City. Hij anticipeerde hierop door alvast de infrastructuur aan te leggen over deze hele oppervlakte, waarbij de infrastructuur sturend zou moeten werken. Hiermee werd de stad, qua oppervlakte en weginfrastructuur, in een klap de op twee na grootste stad van Californië. Nu, ruim 50 jaar later, heeft de stad ongeveer vijftienduizend inwoners. Er is een centraal park, een vliegveld, een testcomplex van Honda en een golfbaanmaar vooral heel veel infrastructuur. Een infrastructuur voorbereid op miljoenen inwoners. Nu ligt er midden in de woestijn een perfect dambordpatroon aan wegen. Deze infrastructuur wacht om aan gebouwd te worden en de sturende functie te hebben die
voor de infrastructuur bedoeld is. Hier komt de term ‘Niemandsinfrastructuur’ in beeld. Het centrum van de stad wordt bewoond, waar de bijbehorende infrastructuur ook wordt gebruikt. Maar buiten dit centrum ligt al die infrastructuur maar te zijn. Ooit gebouwd, maar niemand gebruikt het en ‘is’ daardoor ook van niemand. Moederziel alleen in de woestijn van Californië… België In België zijn diverse voorbeelden van Niemandsinfrastructuur. Zo zijn er viaducten gebouwd zonder dat er ooit een weg op aangesloten. Ook zijn er diverse stukken infrastructuur voor metro’s aangelegd, maar nooit in gebruik genomen. Opmerkelijk is wel dat sommige stukken Niemandsinfrastructuur nu een andere, weliswaar minder geschikte, functie hebben gekregen. Er is nabij Luik een brug aangelegd voor een vierbaans weg, waar de weg nooit op is aangesloten. Nu is de brug deels in gebruik als fietsbrug. Duur grapje… In Charleroi zijn ze al sinds 1976 bezig met het aanleggen van een metro- en tramstelsel. Diverse delen zijn al in gebruik, maar bepaalde metrolijnen zijn alleen in ruwbouw aanwezig. Metrolijn Châtelet is er daar een van. Diverse tunnels zijn gegraven, viaducten en stations zijn gebouwd. Door de te hoog oplopende prijs is de metrolijn nooit in gebruik genomen. Deze in ruwbouw aanwezige kunstwerken zijn geliefd bij graffitiartiesten, die gretig gebruik maken van het beton. Dichtbij? Sommige infrastructuur is niet of niet meer in gebruik, maar wel erg dichtbij. Net zoals de metro in Charleroi heb je in Amsterdam een tweede station Weesperplein, dat onder het huidige station ligt. Dit station is
Natuur Wat er bij Niemandsinfrastructuur altijd gebeurt, is dat de infrastructuur verlaten is of nooit is gebruikt door mensen. Je zou kunnen stellen dat we deze ruimte dan teruggeven aan de natuur, alleen hebben we er in de jaren daarvoor infrastructuur aan toegevoegd. Natuur en Niemandsinfrastructuur is een nieuwe en bijzondere combinatie. Door de toegevoegde infrastructuur, maar zonder de controle van de mens, kunnen er bijzondere nieuwe fenomenen ontstaan. In Polen, bij het plaatsje Glucholazy, ligt in het bos een verlaten spoorlijn. De spoorbrug die aangelegd is in dit bos, ligt er nog steeds en is ‘ingenomen’ door de natuur. De brug vormt voor dieren een unieke route deze beek te passeren. Voor de planten is de brug een nieuwe plek om op te groeien. Vergeten infrastructuur? Wanneer de infrastructuur opgeslokt is door de natuur en de ruimte daarmee helemaal is teruggegeven aan de natuur zou je kunnen spreken van ‘vergeten infrastructuur’. De infrastructuur die er lag is vergeten en teruggegeven aan de natuur. Daarmee zou je een verschil aan kunnen duiden tussen beide termen. Niemandsinfrastructuur wordt niet meer gebruikt maar is te revitaliseren, vergeten infrastructuur is vergeten en vergeven.
girugten
steven wester & eva bouw
03 / juni 2013 niemandsland thema-artikel
Van wie is het land? Het is een veelvoorkomend verschijnsel dat landen samengevoegd worden of zich afscheiden. De gemeenschappelijke identiteit van bevolkingsgroepen is vaak een belangrijke voorwaarde voor het bepalen van landsgrenzen. Echter kan verschil in identiteit en het niet harmonieus met elkaar kunnen samenleven, ervoor zorgen dat bepaalde groepen mensen zich af willen scheiden en een nieuwe staat willen vormen. Dit is vaak het geval bij etnische minderheden. Etnische minderheden komen overal op de wereld voor. In de meeste gevallen kunnen zij vreedzaam samenleven met de etnische meerderheid in het land. Toch zijn er ook genoeg voorbeelden op te noemen waarbij er wel conflicten optreden en die ervoor zorgen dat landsgrenzen in twijfel worden getrokken. In het tweede deel zullen een aantal van deze regio’s worden besproken, eerst wordt ingegaan op wat algemene processen van etnische conflicten en de effecten hiervan. Van wie is het land? Een belangrijke vraag dat bij elk etnisch conflict speelt, is de vraag: van wie is het land? Er zijn vaak meerdere etnische groepen die hetzelfde stuk land willen claimen. Die groepen zijn allemaal van mening dat dit gebied van hun is, maar vaak is er geen overkoepelende organisatie die het land toewijst. De Verenigde Naties proberen deze rol op zich te nemen, maar zij hebben geen autoriteit om elk stuk land zo maar toe te kennen. In de gebieden waar dit niet gebeurt en wat toch geclaimd wordt door meerdere etnische groepen, is dus sprake van niemandsland. Er is immers niemand die werkelijk bepaald van wie het gebied is. Het gebied wordt alleen geclaimd door middel van landsgrenzen, maar deze landsgrenzen zijn vaak vastgesteld op basis van de wil van de grootste etnische groep binnen een land. Deze meerderheid heeft in het land zelf vaak de macht om haar eigen cultuur en tradities in het gehele land te introduceren. Etnische minderheden hebben vaak weinig tegen deze verdeling van landsgrenzen en tradities in te brengen. Vooral als het gaat om minderheidsgroepen die al eeuwenlang in hetzelfde gebied wonen. Zij pikken het niet als een andere bevolkingsgroep wetten of zelfs godsdiensten oplegt, terwijl zij soms al eeuwenlang op deze plek wonen. Dit kan in allerlei verschillende situaties
voorkomen. In het verleden is dit onder andere voorgekomen in koloniale gebieden en in landen die door (wereld)oorlogen uit elkaar zijn gevallen of zijn bezet. Een ander voorbeeld hiervan zijn landen die geclaimd zijn door de Sovjet-Unie na de Tweede Wereldoorlog, wat dus eigenlijk ook kolonisatie is. Het doel van een land of staat is om een nationale identiteit te creëren waar de hele bevolking van een land zich in kan vinden. Deze nationale identiteit is de identiteit waarmee iedereen die in een bepaalde (natie)staat woont zich identificeert. De overheid wil dus een nationale eenheid creëren waarbij iedereen de idealen van de grootste etnische groep aanhangt. In praktijk is dit vaak meer een utopie dan waarheid. Veel etnische minderheden houden vast aan hun eigen tradities en sommigen proberen zich zelfs af te scheiden van het land waarin ze wonen. Overheden in westerse landen zijn in de meeste gevallen bereid etnische minderheden een bepaalde vrijheid te geven waarbinnen zij hun eigen tradities en cultuur kunnen behouden. Soms willen etnische groepen meer dan alleen deze vrijheid, namelijk een eigen land. Dit is vaak het geval bij landen waar een etnische groep onderdrukt wordt. Het komt ook voor dat een bevolkingsgroep wordt verdreven door een andere bevolkingsgroep, waarbij de oorspronkelijke bevolkingsgroep haar eigen gebied verliest. Andreas Wimmer uit Zwitserland beargumenteert dat etnische conflicten niet slecht hoeven te zijn voor een land. Hij vindt dat etnische conflicten kunnen worden geïnterpreteerd als een poging om uiteindelijk een collectieve nationale identiteit te bereiken. Door een opeenvolging van etnische conflicten is er vaak één etnische groep die de absolute macht krijgt in een land. Zo’n etnisch conflict kan er ook toe leiden dat een land gesplitst wordt, doordat een etnische minderheid haar onafhankelijkheid heeft geclaimd. Deze situatie is in de meeste gevallen harmonieuzer dan de situatie voor het etnische conflict. Denk bijvoorbeeld aan Indonesië, dat zich kon ontwikkelen nadat het onafhankelijk werd van Nederland. Als een staat onafhankelijk is geworden is er geen conflict meer binnen de staat.
11.
10.
Het kan wel voorkomen dat een land niet zomaar accepteert dat een staat de onafhankelijkheid uitroept. Voorbeelden hiervan zijn Kosovo, dat niet wordt erkend door Servië en Transnistrië, dat niet wordt erkend door Moldavië. Link tussen staatsvorming en een etnisch conflict Moderne democratieën hebben vaak een overheid die een soort van nationale soevereiniteit uitroept. De overheid wil dat mensen op een bepaalde manier werken, spreken en leven. Deze ideeën zijn in de tijd van kolonisatie aan het eind van de 19e eeuw ook in westerse landen zelf ontwikkeld. Nieuwkomers moesten zich aanpassen aan de levenswijze van het dominante volk. Doordat sommige bevolkingsgroepen hier niet klakkeloos mee akkoord gaan is er kans op een conflict. Ten slotte is er ook nog verschil tussen verschillende soorten staten. Er zijn staten die op basis van etnische kenmerken een staat vormen en landen die op basis van burgerkenmerken een staat vormen. Landen die op basis van etnische kenmerken een staat vormen hebben dus in principe als doel om een natiestaat te worden, waarbij slechts één etnische groep de overheersing heeft. De meeste landen in Oost-Europa hebben zo’n soort instelling, vooral de Balkanlanden. Met deze instelling bleek het ook moeilijk om gezamenlijk te leven in het voormalige Joegoslavië, waar een mix van bevolkingsgroepen samenwoonde. Vroeg of laat zou hier een conflict gaan optreden, wat uiteindelijk ook gebeurd is. Een land als de Verenigde Staten is een land dat op basis van burgerkenmerken een eenheid vormt. Er is historisch gezien geen dominante bevolkingsgroep aanwezig, behalve de indianen, maar dat is weer een verhaal apart. Als in een land geen dominante bevolkingsgroep aanwezig is, maar als men juist door de manier van leven en dezelfde taal een eenheid vormt, is er sprake van burgerstaatsvorming. In deze landen is over het algemeen minder vaak sprake van etnische conflicten. Tot slot Naast de voorbeelden die in dit artikel zijn gegeven zijn er nog talloze voorbeelden op te noemen van etnische conflicten.
Zoals gebleken is, heeft elk conflict zijn specifieke kenmerken. Dit maakt het lastig voor internationale organisaties om een standpunt te kiezen in deze conflicten. De etnische conflicten liggen bij veel mensen gevoelig, waardoor een vreedzame oplossing lastig te vinden is. Ondanks inspanningen van vredesorganisaties zoals de Verenigde Naties, is een oplossing voor de meeste conflicten dus ver te zoeken. Bij sommige conflicten zijn staten al onafhankelijk, bij andere conflicten hebben staten zich wel onafhankelijk verklaard, maar worden zij nog niet internationaal erkend. Dan zijn er ook nog situaties waarbij etnische groepen een bepaalde vorm van autonomie binnen een land willen. Ook zijn er nog gevallen waarbij gebieden als een condominium worden geregeerd. Kortom, doordat er nog zoveel etnische conflicten zijn met elk hun eigen kenmerken, verwachten we dat een wereld zonder etnische conflicten nog te ver te zoeken is.
Voorbeelden (deze kunnen eventueel in kadertjes)
Balkanlanden Hierboven is al naar voren gekomen dat in de Balkanlanden in Europa veel etnische conflicten hebben plaatsgevonden. De Balkanoorlog begon in 1912, waarbij Albanië en Kosovo werden veroverd door Servië. Albanië werd in 1913 weer onafhankelijk, maar Kosovo werd nog steeds als onderdeel van Servië gezien. Servië, Montenegro, Slovenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina en Macedonië zijn na de Eerste Wereldoorlog samengevoegd tot een staat: Joegoslavië. Doordat de Serviërs al van begin af aan een sterke positie innamen, zorgde dit voor veel ophef bij andere bevolkingsgroepen. Dit wakkerde een sterk verlangen aan naar zelfstandigheid en meer vrijheid. Naast het feit dat de Serviërs politiek en economisch sterk stonden, waren zij als orthodoxen ook in de meerderheid tegenover de moslimminderheid in Bosnië en de Albanezen in Kosovo. De regering van Servië stimuleerde ook dat Serviërs zich in Kosovo zouden moeten vestigen. Het logische gevolg is natuurlijk dat de bevolking van Kosovo door de onderdrukking een sterk verlangen naar onafhankelijkheid ontwikkelde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de etnische minderheden het zwaar te verduren gehad,
omdat het Duitsgezinde Kroatische leger alleen Kroaten en katholieken accepteerde. Veel mensen zijn hierbij omgekomen. Later is Kosovo ook nog bezet door de Italianen via Albanië. Door alle onderlinge conflicten, lag het gebied na de Tweede Wereldoorlog helemaal in puin. In 1945 kwam Josip Brotz Tito aan de macht. Hij had als doel de verschillende bevolkingsgroepen tot een hechte eenheid te vormen. Een voorwaarde die belangrijk wordt geacht voor een goed functionerende natiestaat. Dit deed hij onder een communistisch bewind, waarbij Kosovo een autonome provincie werd binnen Servië en ook de Albanezen met rust gelaten werden. Na zijn dood ontstonden er echter weer etnische spanningen en hebben er nog verschillende oorlogen plaatsgevonden zoals de Kosovo- oorlog en de Bosnische burgeroorlog. De conflicten zijn nog niet helemaal de wereld uit, want nog steeds wordt Kosovo door Servië en een aantal andere landen als onderdeel van Servië gezien. Terwijl het door veel landen binnen de Verenigde Naties wél als zelfstandige republiek wordt erkend. Tibet Een ander voorbeeld van een gebied waar zich al geruime tijd conflicten voordoen is Tibet. Volgens China is Tibet onderdeel van China en moet dit ook zo blijven. Volgens de Tibetanen is Tibet vanuit de geschiedenis gezien een onafhankelijk gebied. Daarnaast zijn de Tibetanen van mening dat ze verschillen van de Chinese bevolking, omdat ze een eigen taal, cultuur en religie hebben. Het Tibet-conflict wordt vaak als een etnisch of religieus conflict afgedaan. Dit is deels waar, omdat er conflicten zijn als gevolg van etnische en religieuze verschillen zijn tussen de Tibetanen en de Han-Chinezen. Toch is het probleem in essentie gebaseerd op geschiedenis en geografie. Beide partijen claimen dat het gebied hen al decennia toebehoort. Volgens de Tibetanen was Tibet de laatste eeuwen een onafhankelijk land en tot de Chinese invasie in 1950 onafhankelijk van China. Volgens de Chinezen werd het Tibetaanse rijk al sinds de 9e eeuw steeds minder machtig en werd het later onderdeel van het Mongoolse rijk. Vanaf de 18e eeuw hoorde het bij China tot eind 19e eeuw, toen Groot-Brittannië het gebied binnenviel. Daarna is het gebied weer teruggegeven aan China. De etnische conflicten die zich nu voordoen zijn een gevolg van verschillen in interpretatie van deze geschiedenis. Een
belangrijk punt is dat Tibet door weinig landen erkend wordt als zelfstandige natie. Toch is er wel veel kritiek op China, omdat de Tibetanen door de Chinezen worden onderdrukt en er sprake is van mensenrechtenschending. gebieden met een Condominium Naast landen die zich willen afscheiden, zijn er ook gebieden die geregeerd worden door twee landen. Dit wordt een condominium genoemd. Deze staatsvorm is heel zeldzaam, omdat het makkelijk voor conflicten kan zorgen en daardoor een instabiele staatsvorm is. Een voorbeeld hiervan is het Fazanteneiland in de rivier Bidasoa op de grens van Frankrijk en Spanje. Dit gebied staat zes maanden per jaar onder Franse jurisdictie en zes maanden onder Spaanse jurisdictie. In de 17e eeuw werden er op dit eiland veel conferenties gehouden en verdragen gesloten. Dit gebied is echter zo klein, dat hier nauwelijks problemen te verwachten zijn. Een voorbeeld van een condominium dat het resultaat is van grensconflicten is de Kaspische Zee, waarbij Iran het hele gebied claimt in plaats van te erkennen dat het verdeeld is tussen de vijf omringende landen. Ook Antarctica zou je een condominium kunnen noemen, aangezien verschillende stukken van Antarctica opgeëist zijn door verschillende landen. Meer weten? http://books.google.nl/books: Ethnic groups in conflict http://books.google.nl/books: National Exclusion and Ethnic Conflict http://onlinelibrary.wiley.com: Who owns the state? Understanding ethnic conflict in post-colonial societies http://books.google.nl/books: National identity and foreign policy http://oxfordscholarship.com: The Balkans: Revolution, War, and Political Violence since 1878 – Mark Biondich http://www.eastwestcenter.org: The TibetChina Conflict: History and Polemics -Elliot Sperling De Chinese economie staat nu al jaren bekend als een ongekend hard groeiende economie waarin miljoenen mensen zich uit abjecte armoede hebben kunnen vechten. De Chinese economie staat naast de grote groei ook bekend om haar grote uitbreidingen en investeringen in infrastructuur en vastgoed. Van duizenden kilometers aan nieuwe HSL-verbindingen tot de immense wolkenkrabbers die in zoveel
girugten 03 / juni 2013 niemandsland thema-artikel
wessel van vliet
13.
12.
Büch en niemands-eilanden Op 2000 kilometer afstand van zowel het Afrikaanse als Antarctische vasteland ligt Bouvet. Een boven de zeespiegel uitstekende vulkaantop midden in de Zuid-Atlantische oceaan. Qua oppervlakte vergelijkbaar met Ameland, bedekt met een permanente ijskap en in de winter door ijsschotsen omgeven. De staat die het eiland begin jaren ’30 annexeerde ligt eveneens in ijzige streken, zij het aan de andere kant van de globe: Bouvet valt onder de Noorse kroon. De enige zielen die ooit voet zetten op de vulkaanrots zijn een handjevol bergbeklimmers, tezamen met enkele ijverige meteorologen die het eiland geschikt zagen als locatie voor een weerstation. Het had een schoolvoorbeeld kunnen zijn van een eenzaam, levenloos (want onbevolkt) en tot de reizigersverbeelding sprekend eiland. En dat is precies de reden dat Boudewijn Büch er in Eilanden (1981) een heel hoofdstuk aan wijdde. Het eerste deel van Büchs vijfdelige eilandreeks omvat beschrijvingen van een scala aan eenzame eilanden waarvan zelfs de gemiddelde sociaal-geograaf nog nooit heeft gehoord. Büch leed aan zelfverklaarde nesofilie (eilandliefde) of zelfs nesofolie (eilandgekte). Gek en verliefd op de meest onbenullig ogende stukjes door zee omgeven land: van Clipperton tot St. Helena en van Das tot Bikini.
De eilanden in Büchs boeken delen hun eenzaamheid en onbekendheid. Daarmee zijn ze zonder meer te scharen onder het thema Niemandsland. Grote kans dus dat de in 2002 overleden Büch deze Girugten geweldig zou hebben gevonden. Niet alle door Büch beschreven eilanden zijn daadwerkelijk onbewoond, maar het begrip niemandsland gaat veel verder dan het wel of niet aanwezig zijn van de menselijke soort. Veelzeggender is dat ze in de menselijke geschiedenis, waarin landbouw, visserij en handel duizenden jaren de klok sloegen, simpelweg geen functie hadden. Op een met ijs bedekte rotspunt als Bouvet of een door vogels ondergescheten atol als Clipperton valt nou eenmaal geen gewin of roem te behalen. Bovenstaande neigt naar fysisch determinisme. Zijn Büchs eilanden voorbestemd tot nutteloosheid? Alles behalve. Een mooi voorbeeld is Bikini, een van de vele atollen die de Marshalleilandengroep rijk is. Het vredige leven van de ruim 160 inwoners werd vlak na de Tweede Wereldoorlog ruw verstoord toen de Amerikaanse overheid ze op transport stelde naar een nabijgelegen en veel kleiner eiland. In 1946 werd Bikini omgetoverd – of eerder onttoverd – tot nucleair testeiland. Het in de Arabische Golf gelegen Das kwam in hetzelfde tijdvak eveneens in de
belangstelling te staan. Niet als atoomeiland, maar als booreiland: Das ‘drijft’ op olie. Geen natuurlijke determinatie dus. De natuur vraagt niet om menselijke bemoeienis, de natuur biedt slechts aan. Het is de mens – de cultuur – die vraagt. Ruimte of geografie in dienst van de menselijk machtsvertoon: het is de essentie van het door Kjellén en Ratzel gepostuleerde Geopolitik-concept. Wanneer politieke of economische belangen in het spel zijn kan zelfs het ogenschijnlijk onzinnigste rotspuntje in korte tijd wereldberoemd worden. Een van de bekendere eilanden die Büch beschrijft is Sint-Helena. Ooit een Nederlands buitengewest dat haar bekendheid dankt aan haar afgezonderde positie. Dat is in heel veel opzichten ongunstig, maar het maakt Sint-Helena net als Bikini uitermate geschikt voor het bergen van zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Op Sint-Helena geen gifgas of radioactiviteit, maar niemand minder dan de Franse keizer Napoleon. Vanaf Elba was ontsnappen een koud kunstje, maar 2000 kilometer verwijderd van het vasteland had Bonaparte geen schijn van kans. Een eenzame ligging in een wereldzee heeft in meer gevallen dodelijke consequenties. In het begin van de 20e eeuw werd de eerder aangehaalde atol Clipperton slechts bevolkt door enkele fosfaatwinners (lees: strontscheppers). Daar kwamen
boudewijn büch (1948-2002)
das, een ruim twee en een halve vierkante kilometer groot eiland behorend tot de verenigde arabische emiraten
later nog honderden soldaten bij: Mexico dacht tussen de conflicterende claims van Frankrijk en Engeland in de lachende derde te zijn en belegerde het eiland. Maar wanneer er op het vasteland belangrijkere zaken spelen (Eerste Wereldoorlog) raken overzeese snippertjes land als eerste in de vergetelheid. Aan bevoorrading werd niet gedacht waardoor de honderden ‘bewoners’ door de honger omkwamen. En zo zijn er vele fascinerende en triviale verhalen over geïsoleerde ‘niemandseilanden’ met bijzondere geopolitieke grondslagen. Eilanden omgeven met water, veel water, en een Crusoe-achtige mystiek die niet alleen Büch raakt, maar de interesse wekt van duizenden landrotten. Op de vraag ‘waarom?’ heb ik tot de dag van vandaag nog geen bevredigend antwoord gehoord. Eén verklaring is de overzichtelijkheid en beheersbaarheid die mensen op een eiland ervaren. Vanuit een evolutionair perspectief kan dit worden aangevuld met veiligheid, ver verwijderd van de kwade buitenwereld en met zichtlijnen die tot de horizon
reiken. Büch gooit het op de eenzaamheid, onbereikbaarheid en het gevoel van opsluiting (‘eilanddetentie’). Samenvattend gebruikt hij de term die vakantievierende Nederlanders gebruiken wanneer je ze op de veerboot naar Vlieland vraagt wat ze naar de Wadden trekt: ‘het eilandgevoel’. Terug naar het Noorse Bouvet. Een niemands-eiland dat tot op heden nog niet, zoals Sint Helena of Das, door geopolitieke belangen wordt geteisterd. In ieder geval niet als we Büch mogen geloven: ‘Misschien bestaat Bouvet wel niet. En áls het bestaat is het het eenzaamste plekje op deze aardbol. Men kan er geen post heen sturen, het heeft geen telefoonnummer, het ligt op alle moderne kaarten steeds ergens anders. Het is dus één groot vraagteken.’ Sinds Büch dit in 1981 schreef ziet de wereld er anders uit. Zo bestaat sinds 1997 het weliswaar ongebruikte internet-topleveldomein .bv. Ook geopolitiek zou Bouvet in de nabije toekomst op de kaart kunnen komen te staan. Namelijk om de Noorse claim op Antarctica kracht bij te zetten wanneer
winning van bijvoorbeeld delfstoffen daar lucratief wordt. En tot slot zijn dankzij Büchs eilandbegeerte honderden mensen geestelijk aanwezig op Bouvet. Misschien ben jij er inmiddels één van. g /// Meer weten? Boudewijn Büch publiceerde vijf boeken over triviale eilanden: Eilanden (1981), Eenzaam (1992), Het ijspaleis (1993), Blauwzee (1994) en Leeg en kaal (1995).
girugten
14.
15.
03 / juni 2013 niemandsland raad de plaat
Raad de Plaat
Waar is deze foto genomen? Mail je antwoord naar
[email protected] en maak kans op een prachtige prijs!
Oplossing vorige keer: Amundsen-Scott Zuidpoolstation g
Winnaar:
girugten 03 / juni 2013 niemandsland
jordy janssen
16.
girugten
martinus spoelstra
17.
03 / juni 2013 niemandsland masterthesis
artikel jordy
Dynamisch kustbeheer - verstandig of verzandig?
Ten einde van mijn masterstudie ‘Environmental and Infrastructure Planning’ studeerde ik af op het onderwerp ‘dynamisch kustbeheer’. Het is een heel interessant en actueel thema en als kers op de taart mocht ik het grootste deel van het onderzoek doen op de plek waar ik ben opgegroeid: Ameland. In één zin samengevat betreft het onderzoek een studie naar de wenselijke beheermaatregelen omtrent kustbeheer op Ameland.
Het beeld van het kustbeheer is gedurende de laatste decennia sterk veranderd. Het traditioneel kustbeheer staat vooral bekend om het planten van zandvasthoudende schermen en helmgras. Later kwamen de zandsuppleties, waarbij zand met schepen wordt gewonnen op zee en aangevoerd op het strand of aan de vooroever. De meest moderne vorm van kustbeheer betreft projecten en experimenten waarbij natuurlijke processen worden gebruikt om
traditioneel kustbeheer; het plaatsen van takkenschermen aan de voet van de zeereep.
g
de kuststrook te versterken tegen eventuele bedreigingen van de zee. Deze laatste strategie staat in principe voor ‘dynamisch kustbeheer’. Hierbij wordt geprobeerd om met behulp van de natuur het zand op de juiste plaats te laten sedimenteren. Dergelijke strategieën worden voornamelijk ontwikkeld vanuit het oogpunt van lagere beraamde kosten ten opzichte van oudere technieken (traditioneel kustbeheer) en vanuit het idee van duurzaamheid. Ondanks dat de Nederlandse kust relatief kort is, verschillen de kustgebieden in ons land veel van elkaar. Niet alleen vanuit natuurlijk perspectief en biodiversiteit, maar ook qua functies van de kustgebieden in het algemeen. Zo ziet de kust in Zeeland of Noord-Holland er heel anders uit dan de Waddenkust en kennen deze gebieden heel andere lokale culturele en infrastructurele kenmerken en functies. In deze masterscriptie is het onderzoek echter vooral gericht op de situatie van de Waddenkust, met in het bijzonder het dynamisch kustbeheer op Ameland.
18.
zandsuppleties: het schip spuit het zand op de vooroever, ook wel ‘rainbowing’ genoemd de
Dynamisch kustbeheer kan gezien worden als een nieuwe strategie die een transitie in het kustbeheer op gang heeft gebracht. De ontwikkeling van dynamisch kustbeheer in deze transitie bevindt zich op moment nog op de grens tussen de startfase en de acceleratiefase. Dit betekent dat de ontwikkeling redelijk goed op gang is gekomen, maar de grootste stappen van de verdere invoering nog gemaakt moeten worden. Hier komen een aantal theoretische elementen bij kijken, die wellicht in de praktijk de verdere ontwikkeling van de acceleratiefase en de daaropvolgende stabilisatiefase van de transitie ten goede kunnen komen. Allereerst moet opgemerkt worden dat dynamisch kustbeheer zeker enige overeenkomst heeft met ‘integraal kustbeheer’. Verschillende sectoren, zoals natuur en kustveiligheid, moeten immers hand in hand gaan om de benodigde natuurlijke processen op gang te brengen. Ten tweede is het belangrijk dat er langetermijnvisies worden opgesteld die enerzijds positief beïnvloed worden door kortetermijnbeleid en anderzijds richtlijnen bieden voor het beleid op de korte termijn. Duidelijk is dus dat er een wisselwerking gerealiseerd moet worden tussen korteen langetermijnbeleid. Met een bottom-up benadering moet lokale kennis en ervaring gekoppeld worden aan wetenschappelijke expertise en met top-down beleid moet gewerkt worden aan beleidsvoering van bovenaf met lokale betrokkenheid. Om het leervermogen op peil te houden is regelmatig monitoren bij projecten van belang om te zien wat de effecten zijn van
ingrepen in een bepaald gebied. Met behulp van zogenaamd scenarioplanning kan er vervolgens rekening worden gehouden met het optreden van autonome veranderingen en andere onzekere factoren. De transitie van het kustbeheer is tot zo ver in theoretische zin geschetst. Om te bepalen hoe de verdere ontwikkeling van dynamisch kustbeheer in het transitieproces vervolgens zou moeten verlopen, is het belangrijk te weten wat verschillende belanghebbenden of actoren ervan vinden, en waarin de zienswijzen van elkaar verschillen. Aan de hand van interviews heb ik gekeken hoe personen van zes verschillende soorten actoren denken over de invoering van de strategie dynamisch kustbeheer en hoe de strategie verder moet worden ontwikkeld. Voor het verwerken van de gegevens heb ik het ‘adaptive capacity wheel’ als onderzoeksmodel gehanteerd. In de wetenschap wordt dit model gebruikt om de sterke en zwakke punten van een project of strategie overzichtelijk te kunnen visualiseren. Hierbij wordt de gevonden data bondig samengevat, overzichtelijk gemaakt en wordt met een wielmodel snel duidelijk hoe door betrokkene actoren het project of de strategie is beoordeeld, dus, wat de zienswijze van een betrokkenen is. De beoordeling van de actoren van dezelfde groep vormen samen één wielmodel dat uiteindelijk de beoordeling aangeeft van één soort actor. Opvallend is dat de actoren die relatief dichter bij het beleid staan positiever tegen
huidige gang van zaken omtrent dynamisch kustbeheer aankijken dan andere actoren. Zo zijn beleidsmedewerkers en bestuurders zeer positief, deskundigen positief, beheerders neutraal en verenigingen en ondernemers negatief. Argumenten die de actoren geven en als verklaring dienen voor de beoordeling vormen samen met de theoretische elementen een aantal wenselijke beheermaatregelen voor de verdere invoering en hantering van dynamisch kustbeheer op Ameland. Uit het onderzoek komen een aantal uitkomsten met bijbehorende aanbevelingen naar voren. Ten eerste blijkt een gebiedsgerichte, integrale benadering voor het verder ontwikkeling van de strategie beter geschikt dan een sectorale aanpak. Er moet dan dus samenhang zijn tussen projecten en plannen in hetzelfde gebied. Ook komt naar voren dat lokale betrokkenheid een belangrijk element is voor het verkrijgen van lokale, ongeschreven kennis en ervaringen. Deze kennisbron zou dan goed kunnen bijdragen aan een kennisplatform waar wetenschappelijke kennis, lokale kennis, beleid en belangen samenkomen. Een derde uitkomst is dat er niet genoeg kennis is over de (natuurlijke) verplaatsing of beweging van het zand. Meer onderzoek naar hoe zand zich beweegt onder invloed van sedimentatie en erosie zou hiervoor een goede uitkomst kunnen zijn. Op gebied van besluitvorming en het beheer van financiën middelen blijkt dat deze
19.
het uitgegraven kerf in de zeereep. de wind blaast het zand vanaf het strand door de kerf richting het achterliggende duingebied. hier heeft niet alleen de kalkarme natuur baat bij, ook wordt het duinmassief groter en sterker
zaken het best centraal beheerd kunnen worden. Gevonden redenen hiervoor zijn dat op lokale schaal er onvoldoende kennis is en er lokaal een grotere kans bestaat dat emoties bepalen wat er wordt besloten en wat er gebeurt met beschikbare middelen. Een ander belangrijk punt is het opstellen van een langetermijnvisie met een flexibel karakter. Dit zou mogelijk de doelen en richtlijnen van de strategie en bijbehorend beleid duidelijker maken. Daarnaast biedt dit ook meer ruimte voor nieuwe ideeën en autonome veranderingen. De langetermijnvisie dient dan als richtlijn voor lokaal beheer en beleid. Het element communicatie blijkt ook een relevant onderdeel te zijn voor de verdere ontwikkeling van dynamisch kustbeheer en de transitie van het kustbeheer. Naar aanleiding van het onderzoek blijkt dat er voldoende overleg plaatsvindt. Dit moet ook zo blijven. Wel vinden veel actoren dat ervoor gewaakt moet worden voor te veel betrokkenheid van te veel partijen. Dit zou namelijk kunnen leiden tot onoverzichtelijkheid, hindermacht en vermindering van het realisatievermogen. Ook is gebleken dat er binnen het dynamisch kustbeheer veel focus is op de natuurlijke waarden van het eiland, maar er gebrek is aan een koppeling met de recreatieve sector. Er kan bijvoorbeeld meer worden uitgelegd wat dynamisch kustbeheer oplevert voor de kustveiligheid en het toerisme (de lokale economische motor). Opmerkelijk is dat bijna alle actoren aangegeven hebben dat de lokale aanwezigheid van een instantie
aftoppen van de duinen in de zeereep. hierdoor blaast de wind het zand makkelijker over de duinen heen waardoor zand achter de zeereep terecht komt
als Rijkswaterstaat op het eiland een goede zaak is. Dit zou zorgen voor een goede koppeling tussen centrale overheid en lokale kennis, maar lokaal ook voor snelle communicatie, meer vertrouwen en draagvlak. Om het beleid in een uitvoerende fase te krijgen lijkt het aan te bevelen dat op bestuurlijk gebied de verschillende taken en verantwoordelijkheden van de verschillende overheden en instanties duidelijker en beter worden vermeld. Dit geldt juist nu in de tijd van takenoverdrachten tussen verschillende partijen. Wat uit dit onderzoek blijkt is dat het voor de uitvoeringsfase aan te bevelen is om de realisatie van projecten langzamerhand een rigoureuzere vorm te geven en het minder experimenteel te laten zijn. Het is aan te raden om de monitoring juist wel in de huidige vorm voort te zetten, omdat er nog veel nieuwe kennis verkregen kan worden. Zoals eerder vermeld is er veel
kennis, maar weet men ook nog heel veel niet. Op Ameland leeft onder de bevolking bijvoorbeeld het idee dat de zandsuppletie aan de Noordzeekust één van de grote oorzaken is van het dichtslibben van de vaargeulen op het Wad. Wetenschappelijk is dit niet bewezen, terwijl het als een emotie de lokale politiek en beleid stuurt. Hier zien we dat het belangrijk is een juiste wisselwerking tussen het ervaren lokale oog en het ‘meten is weten’ van wetenschappers te bereiken. Gezien de uitkomsten van de literatuur die ik tijdens het onderzoek heb bestudeerd en de 28 interviews met veel verschillende belanghebbenden zie ik een positieve ontwikkeling (transitie) van het kustbeheer. De verdere invoering van het dynamisch kustbeheer lijkt tot zover dus ‘verstandig’, maar moet er goed voor gewaakt worden dat het niet overslaat naar ‘verzandig’. g
het transitiemodel. de stip geeft de huidige positie aan van waar de ontwikkeling van het dynamisch kustbeheer zich momenteel bevindt
girugten
robin groenewold
20.
03 / juni 2013 niemandsland thema-artikel
03 / juni 2013 niemandsland geografen aan het werk
Niemandsland in een Chinese megastad steden als paddenstoelen uit de grond lijken te rijzen. Maar heden ten dage gaan er stemmen op dat China wel eens voor problemen kan gaan zorgen voor de wereldeconomie. Er zou namelijk de laatste jaren een grote vastgoed bel zijn ontstaan die, als we sommige critici mogen geloven, de Amerikaanse vastgoedcrash in 2007 zal doen verbleken. Wanneer we praten over deze vastgoed bel dan gaat het voornamelijk om geplande steden die gestuurd worden door de overheid en ontwikkelaars. Vaak zijn dit steden die een inwonersaantal moeten gaan krijgen van in de miljoenen inwoners. Dit was tot halverwege het eerste decennium van de 21e eeuw een belangrijke manier om de bijna onstuitbare drang van het Chinese volk om richting de stad te verhuizen op te vangen. Echter begint nu duidelijk te worden dat zowel de overheid als ontwikkelaars zich flink hebben verkeken op de uiteindelijke vraag naar dit soort geplande megasteden. Sterker nog, er zijn inmiddels verschillende steden gebouwd waar slechts een fractie is neergestreken van wat er aan geplande inwoners voor stond. Maar wat heeft tot deze wildgroei aan complete nieuwe steden geleid? Dat is iets waar op dit moment druk over gespeculeerd wordt en er blijken verschillende factoren ten grondslag aan te liggen. De eerste reden is de kunstmatige economische groei. Geen enkele burgemeester in China wil bekend staan als een burgervader die niet in staat is om zijn stad economische onder te laten doen ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Daarom geven lokale besturen vaak ontwikkelaars de vrije keus in het ontwikkelen van nieuwbouw. Deze ontwikkelaar focussen zich graag op Chinesen met een gemiddeld hoger dan modaal inkomen. Omdat deze specifieke doelgroep zich graag vestigt in het oosten langs de kust en de grote van deze doelgroep is overschat blijven deze potentiële bewoners weg. Daarnaast wordt deze vrije wetgeving voor ontwikkelaars gecombineerd met de meerjaren plannen van de centrale overheid en de Communistische Partij en daarmee wordt het al snel duidelijk dat er vanuit politieke kringen flink wordt aangestuurd op continue eenzijdige groei in de bouwsector. Ten tweede speelt de
girugten
eerder genoemde ontwikkelaar ook nog een andere grote rol. Deze wordt zoals eerder genoemd gestimuleerd om zoveel mogelijk door te bouwen door zowel de overheid als de verschillende markt invloeden waarbij de drang van de Chinese inwoners om naar de steden te willen verhuizen centraal staat. Echter zorgt deze potentiële vraag er eigenlijk voor dat er steden worden ontwikkelt op plekken waar de burgers niet heen willen of omdat de klasse vastgoed wat is gebouwd niet aansluit op de financiële situatie van de gemiddelde Chinees. Het gevolg is uiteindelijk dat er inmiddels een overschot is van naar schatting 64 miljoen woningen in China als geheel! Een voorbeeld van zo’n lege nieuwe spookstad kwam recentelijk nog aan bod in het programma Nieuwsuur op Nederland 2. Hierin was duidelijk te zien hoe de weinige bewoners van de mega-stad Chengdu een bestaan moest vinden. Winkelcentra welke geschikt zijn voor honderden winkels die slecht daadwerkelijk een handvol verhuurde ruimtes hebben en complete wijken waar niemand woont. Wat de toekomst van deze steden wordt is nog onduidelijk. De Chinezen laten zich maar moeilijk lokken naar zulke steden in het binnenland en geven tot nu toe nog duidelijk de voorkeur voor de steden aan de kust. Tot die tijd hangt een mogelijk ineenstorting van de vastgoedmarkt in China als een zwaar van Damocles boven de Chinese en uiteindelijk de gehele wereldeconomie.
g
21.
karen haandrikman
Een bevolkingsgeograaf in Zweden Als 18-jarige kwam ik ooit naar Groningen om demografie te studeren. Destijds was demografie een bovenbouwopleiding en omdat ik ook best geïnteresseerd was in geografie begon ik in 1995 eerst aan Sociale Geografie. Ik heb nooit spijt van deze keuze gehad en combineer in mijn werk beide disciplines met veel plezier. Sinds een paar jaar woon ik in Zweden en werk daar bij “Kulturgeografiska Institutionen”, ofwel het Sociaal Geografisch Instituut. Ik heb een onderzoeksbaan en daarnaast geef ik een beetje onderwijs en begeleid ik studenten. De redenen om naar Zweden te gaan waren in eerste instantie het land en de mensen, maar ook de geweldige data die hier beschikbaar is voor onderzoek. Tel daarbij op dat wetenschappers hier in hoog aanzien staan, de zeer ruime regelingen voor jonge ouders, en de keuze was snel gemaakt. In mijn proefschrift onderzocht ik de geografische afstand tussen partners voordat ze gingen samenwonen in Nederland. Uit mijn onderzoek bleek dat de meeste mensen hun partner dichtbij huis tegen komen. Zweden is tien keer zo groot als Nederland, maar ook hier komen partners elkaar dichtbij huis tegen. De grootste uitschieters verschillen natuurlijk wel: voor Nederland vond ik een maximum afstand tussen partners van rond de 300 km (hemelsbreed van Groningen tot Zeeland), terwijl deze voor Zweden rond de 1400 km was (van Skåne in het zuiden tot Lapland). Aan de andere kant kiezen mensen in toenemende mate voor een partner uit het buitenland. Deze trend gaat ook op voor Zweden. Hierbij kijk ik ook naar de geografische dimensie; in een recente studie vond ik dat Finse vrouwen niet langer op nummer één staan bij Zweedse mannen, maar dat Thaise vrouwen hun plek hebben ingenomen. Deze Thais-Zweedse koppels heb ik met een collega nader bestudeerd, met als aanleiding dat beide partners in deze relaties op een negatieve manier in de media worden besproken. Het stereotype beeld gaat uit van ongelijke machtsrelaties, sekstoerisme en andere sociale problemen. Hierbij wordt de man gezien als rijk en machtig en de vrouw zou op zoek zijn naar een beter leven, waarbij zij genoegen neemt met een “afgewezen” man uit het westen.
Met een combinatie van etnografisch en demografisch onderzoek gebaseerd op interviews en Zweedse registerdata, kwamen we tot de conclusie dat het beeld complexer en genuanceerder is. Hoewel het leeftijdverschil bij deze koppels aanzienlijk is en de vrouwen laag opgeleid zijn, kennen Thaise vrouwen een hoge mate van arbeidsparticipatie en hebben ze actieve transnationale netwerken opgebouwd. Veel vrouwen vinden het leeftijdsverschil geen probleem en zien het als een voordeel omdat ze relatief snel naar Thailand terug kunnen keren als hun man met pensioen gaat. In de demografie-opleiding in Groningen leer je zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden. Ik probeer beide methoden in mijn onderzoek te gebruiken. Door te kijken naar demografische en sociaal-economische patronen van een bepaald fenomeen in een bevolking enerzijds en het verhaal achter de cijfers anderzijds, leer je veel meer over complexe onderwerpen. Ik ben net terug van een groot demografiecongres in New Orleans, waar ook veel werd gesproken over deze zogenaamde “mixed methods”. De demografie is van oudsher een vrij statistische studie, maar er komen steeds meer studies gebaseerd op bijvoorbeeld interviews of focusgroepdiscussies. Zo presenteerde ik op het congres een onderzoek naar wie bij wie intrekt als mensen voor het eerst gaan samenwonen. We ontdekten dat vrouwen vaker bij mannen intrekken dan andersom, gebruik makend van registerdata over de hele Zweedse bevolking. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn deels te verklaren doordat mannen gemiddeld gezien iets ouder zijn dan vrouwen, en daardoor iets meer gesetteld zijn op de arbeids- en woningmarkt. Het feit dat mannen vaker dichtbij hun ouders wonen, en dat vrouwen iets makkelijker op een andere plek een baan kunnen vinden omdat ze vaker in de gezondheidszorg of het onderwijs werken verklaart een ander deel van de verschillen. Tenslotte speelt het een rol dat vrouwen minder verdienen dan mannen en dus in een ondergeschikte onderhandelingspositie verkeren. We zullen kwalitatief onderzoek moeten doen om meer te weten te komen over het resterende deel van de verklaring, zoals
gender rollen en het besluitvormingsproces bij de migratie. Als ik op de nieuwste onderzoeken zoals gepresenteerd op het New Orleans congres af ga, ligt de toekomst bij “big data”: het gebruik van enorme databestanden die niet voor onderzoeksdoeleinden zijn gemaakt, maar waar we wel veel van kunnen leren, zoals sociale media. Zo was er een onderzoeker van Facebook die de afstand tussen vrienden onderzocht. Er lijkt geen enkele sprake te zijn van de “death of distance” zoals ooit gepropageerd, want “geography matters as much as ever” volgens The Economist: geografie heeft tegen de verwachtingen in nog weinig van zijn belang verloren. g
g
g
22.
girugten
23
03 / juni 2013 niemandsland uit het buitenland
Uit het buitenland: Riga Inmiddels wonen wij ruim een maand in Riga. ‘Wij’ zijn Jorne, Jorren, Steven, Stefan en Wymer. We zijn naar Riga gekomen om onze bachelorscriptie te schrijven over de ‘Rail Baltica’. Dit is een geplande hogesnelheidslijn die van Warschau naar Helsinki zal lopen en onderweg ook Riga aandoet. Dit onderwerp hebben we ruim voor ons vertrek naar Riga bepaald. Het onderwerp sprak ons vooral aan, omdat dit thema veel vrijheid biedt om onderzoek te doen naar de aspecten die je zelf interessant vindt. Binnen de ‘Rail Baltica’ hebben we dan ook allemaal ons eigen specifieke onderwerp uitgekozen. Jorne doet onderzoek naar de invloed van de ‘Rail Baltica’ op het toerisme in Riga. Jorren doet zijn bachelorscriptie over de processen en de besluitvorming achter de ‘Rail Baltica’. Stevens onderzoek gaat over het economisch belang van een mogelijke spoorwegtunnel tussen Tallinn en Helsinki, die aansluiting biedt op de hogesnelheidslijn. Stefan kijkt naar de vestigingsplaatskeuze van bedrijven door de komst van de nieuwe hogesnelheidslijn. Wymer doet onderzoek naar de ‘Rail Baltica’ in Riga en kijkt vooral naar hoe de spoorlijn het best door de stad en langs het station kan lopen. Studeren in Letland gaat er toch wel anders aan toe dan bij ons thuis in Nederland. Waar in Groningen studenten zich in de UB al druk maken als medestudenten een blikje drinken openen, staan de Letse studenten rustig een goed telefoongesprek midden in de bieb te houden. Wat nog meer opvalt op de “University of Latvia” is de kantine. Hier zitten veel studenten en docenten voor 12 uur ’s middags al een bord pasta met een kop soep weg te werken alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Sterker nog, een normale sandwich is er haast niet te krijgen. Inmiddels hebben de meesten van ons deze traditie van tweemaal warm eten per dag wel leren waarderen. Bijgeloof speelt in Riga ook nog een rol. Zo is er geen enkele student die bij de ingang van de universiteit de hoofdtrap neemt. Wanneer je dat doet zul je namelijk nooit afstuderen. Iedereen loopt hier liever elke dag met een kleine omweg via de zijtrap.
Het feit dat wij in Riga geen colleges volgen heeft zijn voor- en nadelen. Zo hoeven we ’s ochtends nooit vroeg op te staan om een college van 9 of 11 uur te halen. Aan de andere kant is het onderwijssysteem in Letland van een lager niveau dan bij ons. Je hoeft hier namelijk maar een 4 te scoren om een vak te halen. Een Erasmusstudent vertelde ons zelfs dat ze met goed opletten en een actieve houding tijdens college al een 9 had gehaald. Hierdoor hoefde ze het tentamen meer te maken, tenzij ze een 10 wilde halen. Geen wonder dus dat wij hier alleen onze bachelorscriptie konden schrijven en verder geen vakken kunnen volgen. In het begin van ons verblijf in Riga hadden we nog wel wat twijfels bij de bereidheid van locals om mee te werken aan ons onderzoek. Gelukkig bleken deze twijfels geheel ongegrond. De mensen zijn hier over het algemeen erg enthousiast om geïnterviewd te worden. Ook zijn ze geïnteresseerd en verbaasd waarom wij als Nederlandse studenten helemaal naar Riga komen om onderzoek te doen naar een spoorlijn. Bijna alle personen die we hebben geïnterviewd vroegen ons zelfs om alstublieft onze resultaten op te sturen als we ons onderzoek hebben afgerond. Jammer genoeg schrijven we onze scriptie in het Nederlands en kunnen ze hier dus niet heel veel mee. Toch hopen we met ons onderzoek een klein steentje te kunnen bijdragen aan het onderzoek rond de ‘Rail Baltica’. Naast onze studie houden we in Riga gelukkig ook genoeg vrije tijd over om de stad te bekijken en andere leuke dingen te doen. Dat is maar goed ook, want Riga is een mooie en bijzondere stad. Een paar maanden in het buitenland is natuurlijk meer dan alleen studeren. Bij aankomst in Letland schrokken we nog van de gigantische ijsschotsen in de Daugava. Dit is de grote rivier die Riga in tweeën deelt. Later bleek dat we precies op de eerste mooie dag van het jaar aan waren gekomen. Vieze hoopjes zwart geworden sneeuw verdwenen in de eerste week en de parken begonnen na een steenkoude winter weer wat kleur te krijgen. Hoewel de grauwe
omgeving het Sovjetgevoel wel ten goede kwam, is het toch leuker om in je korte broek in de zon te zitten. Helemaal als je uit Nederland berichten krijgt over hagelbuien in mei. Naast een historisch centrum, dat in de middeleeuwen door de economische impuls van de hanze-verbindingen is ontstaan, heeft Riga een prachtig ‘nieuw’ centrum. De Art Nouveau/Jugendstilwijk is hier het mooiste voorbeeld van, met Mikhail Eisenstein als belangrijkste architect. Naast deze monumentale panden zijn er ook veel houten huizen in Riga te vinden die voornamelijk aan het eind van de negentiende eeuw zijn gebouwd. Door de matige economische situatie van Letland bevinden veel van zowel de monumentale Art Nouveau-gebouwen als van de houten huizen zich helaas wel in verschillende staten van ontbinding. Hopelijk kan de opkrabbelende economie en de UNESCObescherming van veel wijken in het centrum hier in de toekomst verandering in brengen. Als student planologie valt ook meteen het gebrek aan goede planning in het verleden op. Pas in 1991 werden de drie Baltische staten (weer) onafhankelijk. Na een nazibezetting in de Tweede Wereldoorlog werden de Letten ‘bevrijd’ door de Russen in 1945. Meer dan een satellietstad van SintPetersburg was Riga in de Sovjetperiode niet en aan planning werd weinig aandacht besteed. Het gigantische raster-grid wat het nieuwe centrum nu kenmerkt zorgt voor meer verkeer in de binnenstad dan wenselijk is. Een ringweg kennen ze hier (nog) niet. Gedurende het onderzoek voor onze bachelorscriptie kwamen we tot de ontdekking dat er plannen zijn voor een bypass om het verkeer sneller van oost naar west te krijgen en het centrum te ontlasten door niet-bestemmingsverkeer een alternatieve route te bieden. Dit is ook meteen een oplossing voor de grote mate van vervuiling in het centrum. Naast de fysieke leefomgeving zijn de sociale banden in Letland als gevolg van de Sovjetoverheersing op zijn minst curieus te noemen. Ongeveer 45% van de bevolking van Riga is ‘Russisch’ (veel mensen komen
uit andere ex-Sovjetstaten als Oekraïne en Wit-Rusland). Dit levert met name rond de verschillende bevrijdingsdagen die ze hier vieren af en toe spanningen op. Officieel heeft Letland twee bevrijdingsdagen. Eentje in mei om de onafhankelijkheid van Letland na het Sovjettijdperk te vieren en eentje in november om de stichting van de Republiek Letland na Duitse overheersing te vieren. Naast deze twee officiële feestdagen viert de ‘Russische’ bevolking in mei ‘hun’ overwinning op de Duitsers. Voor de Letten is dit echter geen feestdag omdat dit voor hun land niets meer dan een verandering van overheerser betekende. De wrijving is op dit soort dagen op straat voelbaar door protesten en demonstraties en extreme uitingen van nationalisme (van beide kanten). Dat veel Russen geen paspoort maar slechts een permanente verblijfsvergunning hebben is ook een heikel punt: ze mogen niet stemmen in Letland maar hebben in Rusland ook niks in te brengen. Kortom, een vreemde situatie. Dit alles zorgt er wel voor dat het studeren in een voor ons vreemd land een hele ervaring is. De armoede van een deel van de bevolking, het alcoholisme wat hier toch echt meer een probleem is dan in Nederland en de vervallen staat van sommige wijken doen je nog meer beseffen hoe goed je het thuis hebt. De vele mensen uit verschillende landen die je ontmoet zorgen weer voor een nieuwe kijk op dingen. Het is zeker een aanrader voor iedereen om eens even uit je ‘comfort-zone’ te treden tijdens je studietijd en nieuwe dingen en plekken te ervaren. En dat het bier een stuk goedkoper is in Riga is dan natuurlijk mooi meegenomen.
g
girugten 03 / juni 2013 niemandsland op de bank van
paul steeneken & thijs fikken
23.
Op de bank van... Didy Nauta Op onze faculteit gebeurt vaak meer dan je denkt. Daarom komen in de rubriek ‘Op de bank van…’personen aan het woord die een bijzondere functie aan de faculteit vervullen. Dit keer de vrouw wiens naam iedereen kent, maar niet zou herkennen op straat. We zitten op de bank van Didy Nauta. Kunt u iets over uzelf vertellen? Mijn naam is Didy Nauta, ik ben 53 jaar oud en woon in Kolham. Al weer meer dan 25 jaar getrouwd met Hans en we hebben drie fantastische dochters, die alle drie al uit huis zijn. Tot mijn vijfentwintigste heb ik in de stad gewoond, op het laatst naast het Academiegebouw, boven restaurant Mr. Mofungo. Ik heb op het Wessel Gansfort College gezeten. Het laatste jaar van het VWO heb ik afgerond op de avondschool. Overdag werkte ik als hoofdcaissière bij een supermarkt en ging al vrij snel op mezelf wonen. Nadat ik mijn VWO afgerond heb ben ik op de faculteit komen werken als typiste en deed ik in de avonduren MO Aardrijkskunde. Ik had daarvoor gekozen omdat ik geïnteresseerd was in aardrijkskunde, maar kwam er al snel achter dat het toch niet was wat ik graag wilde. Ik ben meer een ondersteuner. Van typiste werd ik secretaresse en daarna ben ik op het Bureau Onderwijs gaan werken waar ik nog steeds met veel plezier werk. In de 32 jaar die ik hier nu werk, heb ik vele ontwikkelingen meegemaakt. Mede daardoor blijft het werken aan de faculteit een uitdaging. Iedereen kent uw naam wel, maar wat zijn nou eigenlijk uw werkzaamheden? Mijn hoofdtaken bestaan uit allerlei zaken rondom het afstuderen. Het hele traject zoals het bepalen van de data, de communicatie daarvan naar studenten en docenten, de website, ervoor zorgen dat studenten op tijd de goedkeuring voor hun examenprogramma aanvragen, de examenprogramma’s namens de examencommissie al of niet goedkeuren, de bul maken, de organisatie van de dag van de buluitreiking zelf enzovoort. Studenten die hier een schakelprogramma volgen komen ook bij mij langs, ik controleer of zij het schakelprogramma helemaal afgerond hebben om zo definitief toegelaten te kunnen worden tot de betreffende master. Ik maak voor de coördinatoren
girugten
Krijgt u wel eens rare vragen van studenten of docenten? Niet zozeer van studenten of docenten. Het komt wel eens voor dat er wordt gebeld door ouders over de studievoortgang van hun kind. Heel soms krijg ik dan ook de vraag wanneer er een gesprekje tussen docent en ouder staat gepland. Dit gebeurd natuurlijk niet op de universiteit. We verstrekken overigens geen gegevens aan derden, zelfs niet aan ouders, enkel aan de student zelf. U werkt al een geruime tijd in het onderwijs, ziet u veel veranderen? Studenten blijven hetzelfde. De wereld om ons heen verandert. De manier van
communiceren verandert. Wij moeten nog wennen aan Twitter en Facebook op het werk. Voor ons wel eens de vraag; hoe communiceer je het beste met studenten? We hebben daarvoor NESTOR, ProgressWWW, email, de Website, tvschermen op de gangen etc. Wat lezen onze studenten wel en wat niet? De manier van onderwijs geven verandert natuurlijk wel. Zo waren er vroeger voornamelijk hoorcolleges, terwijl er tegenwoordig ook steeds meer andere werkvormen bestaan. Vaardigheden als samenwerken, presenteren enz. komen veel meer aan bod. Naast kennis zijn vaardigheden natuurlijk van groot belang voor onze studenten in hun toekomstige werkomgeving. Voor de huidige studenten is het heel normaal om in 3 à 4 jaar je bachelor af te ronden. Dat was jaren geleden wel anders. Dat vind ik een prima ontwikkeling. Als het ten koste gaat van dingen naast je studie doen, zoals commissiewerk of bestuurswerk of sporten, zou dat natuurlijk heel jammer zijn. Maar volgens mij kunnen studenten die dat graag willen doen dat nog steeds prima doen. Het is vaak een kwestie van goed met je tijd om gaan en prioriteiten stellen. De laatste vraag dan, wat voor bank heeft u? Ik heb thuis een grijsblauwe hoekbank, van de IKEA. Eigenlijk is het een hele simpele bank met lekkere kussens en hij zit prima hoor! Ook ideaal als iedereen thuis is, want er is ruimte zat op een grote bank. g
25.
03 / juni 2013 niemandsland studentenorganisaties
Ibn Battuta Hoewel het aan het weer in Nederland niet altijd even goed te merken is, leven we toch al weer enige tijd in de lente. Gelukkig konden we de afgelopen tijd het gebrek aan zonuren compenseren met vele leuke activiteiten. Zo nam de Excursiecommissie ons mee naar zeer interessante plekken en projecten als Europapark en de gemeente Emmen. Bij die laatste werd het serieuze deel opgevolgd door een uiterst gezellig bezoekje aan het Noorderdierenpark. Daarnaast organiseerde de Ex’cie een bijzondere excursie naar Urenco, een bedrijf dat verrijkt uranium produceert.
van de masteropleidingen ook 2x per jaar “voortgangsoverzichten” van de studenten. Hoe doen de studenten het die afgelopen september/februari begonnen zijn? Wat moeten studenten van eerdere cohorten nog doen om hun studie af te ronden? Verder heb ik onze “ Student Support Desk Online” onder mijn beheer. Dit is onze digitale kennisbank waar studenten veel informatie kunnen vinden over allerlei onderwerpen en als het antwoord niet gevonden wordt kun je hier ook een vraag stellen. Deze wordt dan door onze Student Support Desk beantwoord. De laatste jaren hebben we te maken met veel nieuwe procedures. Het is voor mij een uitdaging om die te verwerken in processen, knelpunten te signaleren etc. Het grote voordeel van onze faculteit is dat de lijnen kort zijn en dat iedereen goed te benaderen is.
ibn battuta
De activiteiten van de Eerstejaarscommissie stonden de afgelopen periode in het teken van gezelligheid, kleurige verf en veel geklieder. Deze elementen kwamen tot leven bij het zeer geslaagde “Buiten de lijntjes” feest, waarbij een groot aantal witte shirts het hebben moeten ontgelden en de paintballmiddag in de hoofdstad van Drenthe. Minstens net zo kleurrijk was het aanbod van de lezingen, georganiseerd door de Lezingencommissie. Met onder andere lezingen over energie, landschapsgeschiedenis en de Baltische
staten was er voor iedereen wel wat. Voor de zakelijk ingestelde leden van Ibn Battuta was er gelukkig ook genoeg te beleven. Begin maart was er een bedrijfsbezoek bij Procap met een hele leerzame en interactieve game over de Eemshaven. Eind april vond het jaarlijkse hoogtepunt van carrièregerichte activiteiten van Ibn Battuta plaats. De carrièredag was een geslaagde dag, waarop iedereen door middel van bedrijfsbezoeken en workshops een gedetailleerd kijkje in de keuken kon nemen bij meerdere bedrijven. Een dag na de geweldige carrièredag was het moment voor 53 enthousiaste geografen en planologen aangekomen om onder begeleiding van de Buitenlandse excursiecommissie af te reizen naar Finland, Estland en Letland. Acht dagen lang deden wij aan de hand van een leuk en interessant programma supermooie ervaringen op. Naast de vele stadswandelingen, musea en dagtrips was er ook volop de mogelijkheid om ’s avonds de plaatselijke culturen op te snuiven. Al met al een onvergetelijk mooie reis.
Ten slotte heeft Ibn Battuta nu al sinds een paar weken een kandidaatsbestuur. Zij hopen op 18 juni a.s. officieel aangesteld te worden als bestuur om vanaf dan de vereniging te leiden. De personen in kwestie zijn: Paul Steeneken, Lisette Woltjer, Hester Bijen, Jos de Lange, Amarinske Verkerk en Evelien Meinders. Inmiddels nadert het studiejaar zijn einde en kijkt iedereen reikhalzend uit naar de zomervakantie. Om de periode tot de vakantie op een leuke wijze te overbruggen, kun je meedoen met enkele aankomende activiteiten. Zo staan er nog lezingen, excursies, het legendarische Schierweekend en natuurlijk ook genoeg borrels op de agenda. Daarnaast zijn onze merchandise artikelen nog steeds verkrijgbaar. Je kunt voor zeer schappelijke prijzen in het bezit komen van echte Ibn Battuta koffiemokken en petten. Ben je geïnteresseerd in deze producten of wil je een keer aan een van onze leuke activiteiten meedoen, houd dan onze site (www.ibnbattuta.nl) in de gaten of kom een keer gezellig langs in de koffiekamer! g
26.
girugten
27.
03 / juni 2013 niemandsland studentenorganisaties
Deze keer staat de Forumpagina in het teken van medezeggenschap. Waarom is dit eigenlijk belangrijk? De vraag die we gesteld hebben aan de kandidaten is:
Nieuws van Pro Geo Hallo Girugten-lezers!
Waarom is medezeggenschap belangrijk in het hoger onderwijs? Alle kandidaten voor Pro Geo 2013-2014 hebben op deze stelling gereageerd. Inmiddels zijn de verkiezingen geweest en is de uitslag bekend: Jorn van der Scheer, Wieke IJbema, Roos van Schie, Jesper Betsman en Wouter Gaastra zullen vanaf september ons stokje overnemen! Maak kennis met de personen die jou gaan vertegenwoordigen. Namens iedereen bedankt voor het stemmen!
Roos van Schie: Het
medezeggenschapsorgaan
binnen
Jorn van der Scheer:
de
faculteit is van groot belang voor studenten. Via dit orgaan kunnen studenten hun mening geven en ontvangen docenten en andere stafleden van onze faculteit feedback. Het onderwijs wordt zo vanuit meer dan één optiek beoordeeld. Dit heeft als gevolg dat het onderwijs beter toegespitst wordt op de wensen en eisen van zowel studenten als docenten. Hierdoor zal het onderwijs alleen maar verbeterd worden.
Studenten volgen het onderwijs actief en volgen alle vakken van de desbetreffende opleiding. Per opleiding zijn er meerdere docenten die vakken geven, waarbij sommige vakken weinig overlap hebben. Door de student onderdeel te laten zijn van evaluaties en reflecties kan er een beeld van het geheel ontstaan en kunnen de ‘eilandjes’ van sommige vakken dichter bij elkaar gebracht worden. Omdat de docenten het onderwijs niet meer actief volgen is de blik van de student op het onderwijs uniek en onmisbaar.
Wouter Gaastra: Ik hecht veel waarde aan medezeggenschap van studenten. Het onderwijs is bedoeld voor de studenten. Hoewel medewerkers aan de faculteit zelf genoeg problemen zullen opvangen, zijn het de studenten die pas echt weten wat er gaande is. Dit maakt inspraak zo belangrijk, studenten weten echt welke problemen er spelen. Iedereen heeft zijn eigen onderwijsvisie, maar studentenvertegenwoordigers kunnen pas echt hun verantwoordelijkheid nemen en dingen veranderen.
Jesper Betsman: Ik vind dat besluiten die genomen worden en betrekking hebben op veel mensen goed overwogen moeten zijn. Belangrijk bij een overweging is de inbreng van kritische mensen. Hoe meer kritische blikken op een besluit, hoe beter. Een medezeggenschapsraad bestaat uit mensen die, voordat een besluit wordt genomen, kritisch naar het besluit kijken. Tevens kunnen mensen met medezeggenschap ideeën inbrengen, die uiteindelijk tot een belangrijk besluit kunnen leiden!
Wieke IJbema: Je opleiding is een investering in je toekomst en het volgen van een opleiding kost geld, tijd en energie. De veranderingen die de komende jaren doorgevoerd zullen worden in het onderwijs mogen dan ook niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Studenten zijn dé ervaringsdeskundigen als het om hun opleiding gaat en door hen een stem te geven tijdens het besluitvormingsproces, kan worden voorkomen dat de universiteit verkeerde keuzes maakt.
Als het goed is, schijnt buiten de zon en zitten het Noorderplantsoen en de terrasjes weer vol. Een mooie tijd, maar het betekent ook dat het studiejaar bijna voorbij is. Onze taak als Pro Geo zit er ook alweer bijna op. Het is tijd om de balans op te maken en alle onderwijszaken aan onze opvolgers over te dragen. Als bestuur van Pro Geo kijken we terug op een interessant jaar waarin veel onderwijszaken aan bod zijn gekomen. Zoals gebruikelijk hebben we de stem van de studenten vertegenwoordigd in de Faculteitsraadvergaderingen. Daarnaast hebben we veel balletjes aan het rollen gekregen die vooral gericht zijn op de lange termijn. Dat leidt misschien niet tot een direct zichtbaar resultaat, maar het betekent wel dat de stem van de studenten op de lange termijn wordt vertegenwoordigd. Welke langetermijnontwikkelingen zijn er afgelopen jaar zoal aan bod gekomen? Zoals jullie het afgelopen jaar hebben kunnen lezen in Girugten zijn de Learning Communities (LC’s) volop in ontwikkeling.
Dat zijn grofweg gezegd jaargroepen van studenten die samen studeren. Omdat LC’s op veel verschillende manieren kunnen worden vormgegeven, zullen ze per faculteit anders worden ingevuld. De FRW is op dit moment druk bezig met de ontwikkeling van de LC’s. Hierbij worden bestuursleden van Pro Geo en andere studenten betrokken. Ook volgend jaar zal men nog druk bezig zijn met de ontwikkeling van de LC’s. Een andere ontwikkeling die speelt is de overgang naar 8 eindcijfers per jaar (i.p.v. 12). Pro Geo werkt actief mee om de overstap naar 8 eindcijfers een zo kwalitatief mogelijke draai te geven. Wanneer de FRW dit gaat invoeren is op dit moment nog niet duidelijk. Daarnaast zijn de eerste stappen gezet naar meer aandacht voor vaardigheden binnen de beide bacheloropleidingen. Naast het volgen van colleges en het maken van tentamens is het belangrijk dat studenten voldoende (onderzoeks)vaardigheden ontwikkelen tijdens hun opleiding. We hebben een proces in gang gezet waarbij wordt gekeken of deze vaardigheden voldoende aan bod komen en hoe ze kunnen worden verbeterd.
Door middel van een poll op Facebook hebben we geconstateerd dat studenten behoefte hebben aan tentamenbesprekingen. Dit is met het oog op het meer tussentijds toetsen natuurlijk erg begrijpelijk. We zijn op dit moment aan het kijken of tentamenbesprekingen daadwerkelijk ingevoerd kunnen worden. Tijdens het resterende gedeelte van ons bestuursjaar zullen we in samenwerking met de faculteit verder werken aan onze ideeën en de ontwikkelingen die op dit moment spelen. Ook zullen we de lopende ontwikkelingen overdragen aan onze opvolgers, zodat zij ervoor kunnen zorgen dat de stem van studenten vertegenwoordigd blijft bij deze ontwikkelingen. De verkiezingen zijn geweest en onze opvolgers zijn bekend! Jorn van der Scheer, Wieke IJbema, Roos van Schie, Jesper Betsman en Wouter Gaastra zullen vanaf september ons stokje overnemen! Wij wensen onze opvolgers alvast heel veel succes en een heel fijn jaar toe. We hebben er alle vertrouwen in dat ze de belangen van studenten zullen behartigen in de Faculteitsraad. g