Katholieke Hogeschool Limburg Industriële Wetenschappen en Technologie Faculteit Industrieel Ingenieur
Studiegids Industriële Wetenschappen Deel2 Vakfiches met o.m. inhouden en doelstellingen
SCH-EA-ICT
Schakelprogramma Industriële Wetenschappen Elektronica-ICT
Academiejaar 2012-2013
FI²
KHLIM IWT-FI² VakkenTabellen 2012-2013
Punt/dOO
Punten/OO
KO
BKV
WiEl
S
3
18
15
e
3
30
30
DmuMa
S
4
18
18
e
4
40
40
c
4
40
40
e
5
50
50
J
3
30
J
3
30
e
3
30
30
e
3
30
30
e
3
30
30
e
3
30
30
Semester 2
OO
Naam OO/dOO
FFYSS
Fysica schakel
3
FFYSS
FMECHS
Mechanica schakel
4
FMECHS
FCHES
Chemie schakel
4
FCHES
GoEl
FWIS1S
Analyse 1&2
5
FWIS1S
LmLi
Wiskunde schakel Sem2
6
Analyse 3 en Algebra
FWIS2S1
VnGi
S
3
12
18
Statistiek
FWIS2S2
VnGi
S/P
3
12
18
M/P
3
6
24
FWIS2S
L
Ex
S
S
5
18
Stpt
KO
BKV
4
30
OD Stpt/dOO
Stpt
Semester 1
Contract
Ex
Coörd. Verantw.
Stpt OO
SCH-EA-ICT
Code dOO
Schakelprogramma Elektronica-ICT
L
6
30
e
60
FCLOUD
SOA en Cloud Computing
3
FCLOUD
AeKr
FINFCPP
Softwareontwerp met C/C++ en Qt
3
FINFCPP
AeKr
M
3
FGAJS
Grafische applicaties in Java schakel
3
FGAJS
AeKr
P
3
FMPELO
Materialen en processen in de elektronica
3
FMPELO
GeJa
M
3
24
FMICELO
Micro-elektronica
3
FMICELO
ThRo
M
3
18
12
c
3
30
30
FDIG3
Digitaal ontwerp 3
3
FDIG3
MeNe
L/P
3
18
12
c
3
30
30
FELO3
Toegepaste analoge elektronica
3
FELO3
GeJa
c
3
30
30
FNANO
Nano-elektronica
4
FNANO
ThRo
c
4
40
40
FCHIP
Chipdesign
3
FCHIP
MeNe
M/P
3
18
c
3
30
30
FREGS
Regeltechniek schakel
4
FREGS
BaJo
S/M
4
30
e
4
40
40
FBPEA
Bachelorproef - EA
7
FBPEA
ThRo
P
2
c
7
70
70
61
610
610
Totaal
61
Aantal Opleid.Ond. -- Aantal examens
16
M/P
Ex: P: permanente evaluatie ; L: lab(o)-examen ; S: schriftelijk examen ; M: mondeling examen OO: Opleidingsonderdeel --- OD: indien J: overdracht punten deelvak mogelijk
16
18
12
24
131
103
P
10
5
48
60
112
90
100
8 282
302 22
23
30 8
22
4
12
7
ECTS-punten / semester
Contract: e: examencontract is mogelijk; c: geen examencontract mogelijk
8
M/P
Gemidd. aantal contacturen / week Aantal creditattesten
24
3
Totaal aantal contacturen
KO: Kennisoverdracht ; BKV: Begeleide kennisverwerking; L : Lab(o)
3
31 8
16
FBPEA_1213_ThRo
OO Code
Bachelorproef EA FBPEA
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Ronald Thoelen (ThRo) Ronald Thoelen (ThRo), Nele Mentens (MeNe), Thijs Vandenryt (VaTh) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 7 Tot.: 196u KO+BKV: 0u Labo: 84u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1 Beschikt over een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,1.2,1.3,1.4, 1.5, 1.6, 1.7 2 Beschikt over praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 3 Beschikt over communicatievaardigheden 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6 4 Beschikt over algemene beroepsattitudes 4.1,4.2, 4.3, 4.4, 4.5,4.6,4.7, 4.8, 4.9, 4.11, 4.12 6 Beschikt over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 112u
De student: - is vertrouwd met de algemene principes en methodes van het wetenschappelijk denken 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.6,1.7,WC1,AC1,AC2,AWC4,AWC1,AWC13 - kan een probleemstelling formuleren 6.1, AC1 - kan een eenvoudig onderzoeksproject binnen het eigen vakgebied uitvoeren 2.1,2.2,2.3,2.4,4.5,4.8,AWC4,BC8,BC7 - is in staat relevante informatie te verzamelen 3.5,6.3,AC6,AC2 - kan theoretische en methodologische kennis creatief en systematisch toepassen voor het oplossen van concrete problemen 4.2,4.8,6.5,6.6,AC1,BC7,AC10,AWC2,AWC4 - is zich bewust van onzekerheden en grenzen van kennis en eigen mogelijkheden 1.1,4.1,4.4,6.4,WC1,AC2,AC7,AC7,AWC1 - kan in teamverband werken en verantwoordelijkheden opnemen 4.6,4.9,4.12,AC5,BC1,AWC3 - kan projectmatig werken : tijdsplanning respecteren, afspraken nakomen, voorbereiding overlegmomenten, rapporteringen,… 3.1,3.2,3.3,3.4,3.6,4.7,6.2,6.7,AC6,AC5,BC9,AWC4,AWC1 - is in staat om het systematisch bijhouden van een portfolio over de uitgevoerde taken en werkzaamheden 4.3,4.11,AWC4,BC5
Inhoud
Deze bachelorproef brengt de studenten op theoretische en praktische wijze in contact met gelijkaardige les-, onderzoeks- en industriële aspecten van de elektronica. Voor dit project zullen de studenten kunnen kiezen uit aanvullende onderwerpen van de elektronica vakgebieden. Voorbeelden: een korte stageperiode in een academisch of industrieel laboratorium, een literatuurstudie over een onderzoeksonderwerp, een case study van innovatieproject binnen een KMO, het ontwerpen van een elektronisch product, software engineering. De studenten kunnen vervolgens intekenen voor een onderwerp en op basis daarvan worden teams van studenten samengesteld die gezamenlijk een onderwerp uitwerken waarbij een duidelijke proefopzet, het opzoeken van wetenschappelijke literatuur, het verzamelen van data, het verwerken en rapportering van gegevens, e.a. aan bod komen. De resultaten worden in een digitale portfolio gebundeld en voorgesteld aan de verantwoordelijke docenten en de medestudenten.
Werkvorm
De stage: De stage bestaat uit 15 dagen doorbrengen op de werkvloer. Alvorens te beginnen worden er ook 6 dagen vrij geroosterd als voorbereiding. Tijdens deze stage is het de bedoeling dat de student kan aantonen zelfstandig te werken en zijn voortgang op gepaste tijdstippen rapporteert aan zijn promotoren. De paper: De rapportering van de stage gebeurt in de vorm van een paper. Richtlijnen i.v.m. opmaak en inhoud worden op het elektronische leerplatform geplaatst. De presentatie: De student geeft een beknopte presentatie voor een jury bestaande uit docenten en promotoren.
Studiemateriaal
Bedrijfsinfo: diverse bedrijfsinformatie kan aangeboden worden door het bedrijf of de organisatie Vakliteratuur: literatuur in boeken, tijdschriften, internet,... is ter beschikking in de bibliotheken op de campus.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
100% PE (Stageperiode bedraagt 15 aaneengesloten werkdagen + 6 dagen voorbereiding. De deadlines van indiening en mondeling presentatie worden opgelegd door de coördinator.) Verdeling: 1/3 stage, 1/3 paper, 1/3 presentatie 100% PE (Stageperiode bedraagt 15 aaneengesloten werkdagen in juli + 6 dagen voorbereiding. De deadlines van indiening en mondeling presentatie worden opgelegd door de coördinator.) Verdeling: 1/3 stage, 1/3 paper, 1/3 presentatie
FBPEA_1213_ThRo
OO Code
Bachelorproef EA FBPEA
Algemene visie
Uiteraard mag elektronica-onderricht zich niet beperken tot een theoretische studie. Daarom worden er ook laboratoriumzittingen georganiseerd die nauw aansluiten bij de behandelde theorie. De bachelorproef gaat nog een stap verder. Hier wordt de kennis die werd opgedaan in de verschillende theorielessen en labozittingen gecombineerd om een ontwerp te maken dat bij voorkeur in opdracht van een bedrijf wordt gedefinieerd. Naast de technische aspecten is de sociale interactie belangrijk bij dit vak. De studenten worden o.a. geconfronteerd met: 1. het zelfstandig uitwerken en verfijnen van een opgave; 2. het onderling in groep verdelen van verschillende taken; 3. verantwoordelijkheid opnemen in een groep; 4. sociale vaardigheden van groepswerk aanscherpen; 5. technische problemen kunnen voorzien en trachten op te lossen, waarbij het inschatten van de tijd een belangrijke factor is; 6. relevante informatie kunnen vergaren via een veelheid van bronnen; 7. het presenteren (individueel of in groep) van het resultaat en verloop van een project. In de opleiding wordt voor de vakgebieden analoge elektronica, digitale elektronica en computersystemen naast een diepgaande en theoretische vorming, uitgebreid aandacht besteed aan de daarbij aansluitende technologie, praktijk en ontwerp. Het doel van de bachelorproef is het aanwenden van de verworven kennis bij het ontwerpen, realiseren en testen van kwalitatieve projecten, rekening houdend met de vereisten van een economische, veilige en milieubewuste uitbating.
Begincompetenties
Elementaire kennis uit al de OO-en voorafgaand aan de bachelorproef.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Dit vak situeert zich tussen de andere elektronica- en informatica-gerichte vakken in de opleiding. De theoretische kennis wordt hier aangevuld met een aantal praktijkgerichte aspecten. De bachelorproef is een voorbereiding op de masterproef en wordt ondersteund door communicatiegerichte vakken.
Relatie met onderzoek
In dit opleidingsonderdeel zal de student onderzoek doen in een bedrijf- of onderzoeksomgeving met de ondersteuning van zijn interne promotor, externe promotor en de coördinator van de bachelorproef.
Relatie met werkveld
De inhoud van dit opleidingsonderdeel draagt bij tot de algemene ingenieursvorming, de onderzoekende houding en de communicatieve vaardigheden van de studenten en wordt uitgevoerd in een onderzoek- of bedrijfsomgeving.
Aanvullende info
Onderwijstaal: Nederlands (het artikel mag ook na aanvraag in het Engels geschreven worden) In de infonota vinden de studenten informatie met betrekking tot de praktische regeling (duidelijke omschrijving probleemstelling, doelstellingen, lesmomenten, ...).
FCHES_1213_GoEl
OO Code
Chemie1&2 FCHES
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Els Goignard Els Goignard (GoEl), Nadia Lepot (LeNa) schakelprogramma 4 Tot.: 112 u Inleidend
Competenties
De student: 1. beschikt over een ruime polyvalente, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij/zij gericht kan toepassen 1.1,1.2,1.3,1.4 4. beschikt over algemene beroepsattitudes 4.3,4.5,4.8 6. beschikt over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig denken 6.4
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
BKV: 30u oef + 6u labo
ZS: 76 u
De student: - kan termen, begrippen, symbolen, kenmerken, figuren en vergelijkingen correct en volledig definiëren, omschrijven of bewijzen, en de betekenis, het belang, en het onderlinge verband verduidelijken AC1,AC2,WC1,1.1,1.2 - kan absolute hoeveelheden correct berekenen, evenals concentraties van oplossingen AC1,AC2,AWC1,1.3,1.4 - kan uit verbrandingsresultaten de minimumformule van een product afleiden AC1,AWC1,1.3,1.4 - kan de aangeboden informatie zelfstandig weergeven door middel van zelf geconstrueerde schema’s of figuren AC2,AC7,BC8,6.4,4.3,4.5 - kan reactievergelijkingen voor de verbranding van producten, de reactie met water, en eenvoudige zuur-base reacties opstellen AC1,AWC1,1.3,1.4 - kan het principe van een aantal scheikundige technieken verklaren, en gebruiken bij berekeningen en praktische uitvoeringen AC1,AC2,AWC1,AWC4,1.3,1.4,4.3 - kan het principe en de bruikbaarheid van verschillende scheidingstechnieken met elkaar vergelijken, en scheidingsopbrengsten berekenen WC1,AC1,AC2,AWC1,1,1,1,2,1.3,1,4 - kan kookpunt, smeltpunt en osmotische druk van oplossingen van al dan niet elektrolyten correct berekenen AC1,AC2,AWC1,1.2,1.3,1.4 - kan stoichiometrische en rendementsberekeningen bij chemische reacties correct uitvoeren AC1,AWC1,1.3,1.4 - de sterkte van zuren en basen vergelijken; zuur-base reacties opstellen, en de pH berekenen van diverse oplossingen AC2,AWC1,1,3,1.4 - voor weinig oplosbare producten de oplosbaarheid berekenen of voorspellen in functie van de aanwezigheid van verschillende beïnvloedende factoren AC1,AC2,1.2,1.3 - kan zelfstandig een voorbereide laboproef op een nauwkeurige, veilige en milieubewuste manier uitvoeren binnen de voorziene tijd, en kan de experimentele resultaten correct interpreteren, verwerken en opnemen in het verslag, met respecteren van de opgelegde deadlines AC2,AC6,AWC1, AWC4, BC5, BC7,BC8,1.4,2.1,2.3,3.1,4.5,4.8,6.4
Inhoud
- Cursus chemie 1_1: leereenheid 1, 2, 3, 8, 9 - Cursus chemie 1_2: leereenheid 12, 13, 15 - Cursus chemie 2: hoofdstuk 1, 2, 3, 4 - 2 practica aansluitend bij de cursus
Werkvorm
Interactief college waarbij de theorie verduidelijkt wordt aan de hand van oefeningen en begeleiding bij het het oplossen van inzicht- en toepassingsopdrachten. Dit wordt gepland à rato van 1u “theorie” en 1,5u begeleide oefeningen per week. Zelfstandig uitvoeren van de practica.
Studiemateriaal
Cursusmateriaal met per hoofdstuk: inhoudstafel, beschrijving van de theorie, concrete doelstellingen, studietips, inzichtsopdrachten, toepassingsopdrachten en eventueel kennisopdrachten. Elektronische leeromgeving. Handleiding bij het practicum OPMERKING: Volledige cursus chemie 1 (FCHE1_1 en FCHE1_2 ) en chemie 2 (FCHE2) aankopen.
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Schriftelijk examen over de theorie en de oefeningen met gebruik van het “Formularium Chemie S”. Het gebruik van het grafisch rekentoestel is toegestaan op voorwaarde dat het werkgeheugen én het permanent geheugen leeg zijn voor de start van het examen. Permanente evaluatie van de practica (10 % van de punten). Verplichte aanwezigheid tijdens de labo’s. Sanctie bij ongewettigde afwezigheid: ND (Niet Deelgenomen) voor het volledige OO en dus automatisch herexamen voor FCHES.
Schriftelijk examen idem als 1e examenkans. Voor de practica is er geen tweede examenkans. De punten van de eerste examenkans blijven behouden. Overdracht van labcijfer naar volgend academiejaar is mogelijk als minstens 10/20 behaald werd.
FCHES_1213_GoEl
OO Code
Chemie1&2 FCHES
Algemene visie
In het kader van een polyvalente algemene en technische vorming hoort chemie als wetenschappelijke discipline tot de opleiding van elke ingenieur. De student moet voldoende competenties in chemische begrippen verwerven, om deze zelfstandig te kunnen toepassen bij het oplossen van technische problemen. Er wordt een vorming verzekerd met de nodige chemische wetenschappelijke en technische kennis, waarbij belangrijke basiskennis wordt aangebracht als polyvalente voorbereiding op het ingenieursberoep. De student krijgt aldus een chemische basisopleiding die nodig is om te komen tot een beredeneerde kennis.
Begincompetenties
Vanuit het secundair onderwijs en de professionele bachelor wordt elementaire voorkennis verwacht van vooral fysische grootheden (massa; dichtheid, druk, …) en eenheden, en van elementaire wiskundige bewerkingen (rekenkundige bewerkingen, tweedegraadsvergelijking en logaritme).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Basisvak, basiswetenschap Kennis is nodig om bepaalde aspecten van ingenieursvakken, bijvoorbeeld materiaalkunde, te ondersteunen.
Relatie met onderzoek
De student verwerft voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste chemische begrippen zelfstandig toe te passen, nieuwe informatie te verwerven en te structureren. In de oefeningen wordt aangeleerd om probleemoplossend te werken.
Relatie met werkveld
De inhoud van dit opleidingsonderdeel is vakdomeingebonden maar draagt bij tot de algemene ingenieursvorming van de studenten.
Aanvullende info
Onderwijstaal: Nederlands Aanvullend leermateriaal: “Algemene chemie”, Lucien Viaene, lannoocampus, ISBN90 209 6681-2 “Milieuproblemen en –technologie”, lannoocampus, Carlo Vandecasteele, Chantal Block, ISBN90-209-6683-9
.
FCHIP_1213_MeNe
OO Code
Chipdesign FCHIP
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Nele Mentens (MeNe) Nele Mentens (MeNe) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
Lab: 12u
ZS: 54u
De student kan: Theorie: - uitleggen hoe een chipontwerp met standaardcellen gebeurt en de verschillende place & route methodes uitleggen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - een CMOS schakeling omzetten naar een dynamische CMOS schakeling, rekening houdend met de regels voor cascadeschakelingen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - de voor- en nadelen en problemen bij dynamische CMOS schakelingen uitleggen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de werking en de voor- en nadelen van de volgende datapad operatoren uitleggen: ripple-carry, carrylookahead, carry-select, conditionele som, ripple-carry, carry-save, booth, Wallace tree, pariteitsgenerator, comparator, zero/one detector 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2,AWC13 - een compacte lay-out van een schakeling tekenen met behulp van Euler paden 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - uitleggen welke soort verbindingen er op een IC kunnen gemaakt worden en de eigenschappen van deze verbindingen geven 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de voor- en nadelen en de problemen/oplossingen bij biCMOS schakelingen uitleggen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - een basispoort in CMOS omzetten naar biCMOS 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - uitleggen wat stuck-at-1 en stuck-at-0 fouten zijn 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de Booleaanse afgeleide van een combinatorische schakeling berekenen en gebruiken voor het vinden van de testpatronen die nodig zijn om alle stuck-at fouten te testen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - het verschil tussen controleerbaarheid en observeerbaarheid uitleggen, de verschillende vormen opsommen en toepassen in digitale schakelingen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - het D-algoritme gebruiken om een stuck-at fout op een bepaalde plaats in een combinatorische schakeling te ontdekken 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - de volgende test methodes uitleggen: scan-pad technieken, partial scan, parallelle scan, built-in self test, memory self test, JTAG 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2,AWC13 - de architectuur van een SRAM geheugen tekenen en uitleggen hoe een SRAM geheugen verbeterd kan worden 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de architectuur van een DRAM geheugen tekenen en uitleggen hoe een DRAM geheugen verbeterd kan worden 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - uitleggen wat een CAM geheugen is en een CAM geheugen cel tekenen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - het principe van latch-up uitleggen en toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 Project: - de verschillende stappen in het ontwerp van een analoge en/of digitale chip uitvoeren 2.1, 2.2, 2.3, 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11,6.3, 6.4, 6.5, 6.7,AC11,AC12,AWC4,AWC11
Theorie: - VLSI inleiding - Ontwerp met standaardcellen - Dynamische CMOS schakelingen - Datapad operatoren - Complexe cel lay-out met Euler paden
-
Verbindingen op IC BiCMOS schakelingen CMOS testmethodes Geheugens op IC Latch-up
Project: - Ontwerp van een chip
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + zelfstandig project
Studiemateriaal
Cursus op Toledo en bij de cursusdienst: “Ontwerptechnieken en –methodes voor VLSI ontwerp ” Lesnota’s
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie project Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + praktische opdracht
FCHIP_1213_MeNe
OO Code
Chipdesign FCHIP
Algemene visie
Doordat de ontwikkeling van chips een sterke groei kent, is het belangrijk om de technieken die gebruikt worden bij het ontwerpen van analoge en digitale chips uit de doeken te doen. De studenten wordt gevraagd om te redeneren over reeds vergaarde kennis en deze kennis te gebruiken om nieuwe, complexere technieken te begrijpen. Er wordt vorming verzekerd die aan de basis ligt van het opbouwen en analyseren van verschillende industriële toepassingen en industriële systemen.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FELO1), digitale elektronica (FDIG1) en micro-elektronica (FMICELO).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De voorkennis van de studenten bij de start van dit vak is digitale en analoge basiselektronica, samen met het vervolg op de basiselektronica, handelend over componenten zoals OPAMP’s, maar ook over transistorconfiguraties. Dit vak gaat vooral over de technieken die gebruikt worden voor het ontwerpen van analoge en digitale chips.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek. Verder doorloopt het praktisch gedeelte van het vak de stappen die in het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe chips ook worden gevolgd. De studenten leren om, vertrekkende van gegeven specificaties, een chip te ontwerpen. Het onderwerp van het project is ook steeds gelinkt aan het onderzoek van de docenten.
Relatie met werkveld
De studenten leren technieken die nodig zijn voor het ontwerpen van digitale en analoge chips, hetgeen in vele high-tech bedrijven wordt toegepast.
Aanvullende info
Bij het evalueren van de studenten zal de aandacht vooral gericht zijn op het toepassen van de aangeleerde technieken en methodes.
FCLOUD_1213_AeKr
OO Code
Service Oriented Architecture (SOA) en Cloud Computing FCLOUD
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Kris Aerts (AeKr) Kris Aerts (AeKr), Leo Rutten (RuLe), Koen Gilissen (GiKo) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 85u KO: 6u BKV: 24u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime veelzijdige, wetenschappelijk en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,2,3,4,5 en 7 2. praktische vaardigheden 2.1,2.2,2.3,2.4 3. communicatievaardigheden 3.1,3.2,3.3,3.4 4. algemene beroepsattitudes 4.1,4.2,4.3,4.4,4.6,4.10,4.11,4.12,4.13 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig denken 6.1,3,4,5,6,7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Labo: 0u
ZS: 55u
De student kan - de voor- en nadelen van SOA en Cloud Computing toelichten, zowel in het algemeen als in een concreet geval van een specifieke toepassing AC1/ AC2/AC6/AC7/AC12/AWC4/AWC13/BC2 – 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.7,3.2,3.3,3.4,4.1,4.4,4.6,4.13,6.1,6.3,6.4,6.7 - de behandelde technologieën bij SOA toepassen en de samenwerking uitleggen AC1/ AC2/AC6/AC7/WC1/BC2 – 1.1,1.2,1.7,2.4,3.2,4.1,6.3 - de algemene principes van XML benoemen AC1/ AC2/AC6/AC7/AWC4/WC1/BC2 – 1.1,1.2,2.4,3.2, - een Service Oriented Architectuur opzetten en een programma hierin ontwikkelen AC2/ AC7/AC11/AWC4/BC2 – 1.2,1.3,1.4,2.1,2.2,2.3,3.1,3.2,4.1,4.2,4.3,4.6,4.10,4.11,4.12,6.5,6.6
Inhoud
Het verschil tussen gewone geïntegreerde applicaties, een Service Oriented Architectuur en Cloud Computing met een overzicht van de voor- en nadelen van de verschillende systemen Een overzicht van de belangrijkste (basis)technologieën bij SOA ◦ SOAP en REST ◦ WSDL ◦ Enterprise Service Bus (ESB) Een algemeen overzicht van XML aangezien dit aan de basis ligt van bovenstaande technologieën Varianten van Cloud Computing: SaaS, PaaS en IaaS (Software/Platform/Infrastructure as a Service) en Service Level Agreements (SLA) Een korte bespreking van web 2.0-mashups, waar diensten van bv. Facebook, Twitter, Google, .. gebruikt worden Het concreet toepassen van bovenstaande concepten in een toepassing die gebruikt maakt van services ontwikkeld in verschillende programmeertalen en platformen ◦ We bekijken hierbij ook de mogelijkheid om een 6LowPan-toestel te integreren in de applicatie met behulp van de webserver-technologie die ondersteund wordt door 6LowPan
Werkvorm
De context en het overzicht worden aangereikt in (interactieve) hoorcollege, terwijl de details, de uitvoering en de praktische vaardigheden aan bod komen projectlabo’s op PC.
Studiemateriaal
Specifieke cursus, ontwikkeld door de betrokken docenten. Aanvullend materiaal en verwijzingen naar extra bronnen via http://ontwerpen1.khlim.be/~lrutten/cursussen/fcloud/ en het elektronisch leerplatform
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Permanente evaluatie in de vorm van medewerking aan de geïntegreerde applicatie, en mondeling examen met schriftelijke voorbereiding Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding
FCLOUD_1213_AeKr
OO Code
Service Oriented Architecture (SOA) en Cloud Computing FCLOUD
Algemene visie
Nadat we in de vorige softwareontwikkelingsvakken voornamelijk monolitische applicaties ontwikkeld hebben in één programmeertaal, gaan we in dit opleidingsonderdeel de situatie opentrekken en aparte services met elkaar samenbrengen in een applicatie. Dit gaat via het thema van Service Oriented Architectures. De stap naar Cloud Computing is dan snel gezet. Concreet gaan we zo verder op de leerlijn van Java in 1ABA en 2ABA sem 1 over databases met Java én C# in 2ABA sem 2 naar SOA en Cloud Computing over toepassingen die op verschillende platformen (bv. Java, PHP, .net, C/C++, …) kunnen draaien en die geïntegreerd moeten worden. Op die manier integreren we ook een hot topic in onze opleiding. Tenslotte versterken we ook de link tussen elektronica en ICT, want dit concept is ook geschikt voor hardware: denk maar aan 6LowPan waar de devices een webserver hebben, zodat we die in een SOA-platform kunnen integreren. Dat is trouwens een trend die we meer en meer zien, dat er webservers geinbouwd worden in embedded systemen Ook XML komt op die manier redelijk uitgebreid aan bod.
Begincompetenties
Er wordt verwacht dat de student basisalgoritmes kan implementeren en dat hij/zij de basiskennis van het objectgeoriënteerd ontwerpen en databanken heeft. De student moet bovendien vertrouwd zijn met basisconcepten van internet.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Om toepassingen in verschillende talen te integreren, moet je op zijn minst die verschillende talen kennen. Daarom is er als voorkennis minstens een aantal programmeervakken nodig, zonder daarom expliciet vast te leggen welke programmeervakken of programmeertalen nodig zijn. In die zin is er geen strikte volgtijdelijkheid met concrete vakken, maar dit vak kan niet gevolgd worden zolang er niet op zijn minst twee programmeervakken gevolgd zijn. Dit vak vormt een goede basis en dieper inzicht voor de softwarevakken in de master.
Relatie met onderzoek
Rond deze nieuwe ontwikkelingen wordt actief onderzoek verricht op verschillende universiteiten en gespecialiseerde bedrijven. De betrokken docenten zijn op dit moment vooral gebruikers en integreerders van deze technologie, zoals in het Open Garments-platform (FP7) dat zij gebouwd hebben en dat gebruikt maakt van SOA en OpenESB. 6LowPan is het onderwerp van een Tetraproject van EHB en KHLim.
Relatie met werkveld
Zoals we al aanhaalden in de algemene visie, is SOA en vooral Cloud Computing een hot topic in de ICT-sector. Verschillende softwarebedrijven richten zich exclusief tot SOA en/of Cloud Computing, en ook grote namen zoals Google en Microsoft gooien zich volledig op die markt.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: verschillende bronnen waarnaar tijdens de lessen verwezen wordt - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling:nihil
FDIG3_1213_MeNe
OO Code
Digitaal ontwerp 3 FDIG3
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Nele Mentens (MeNe) Nele Mentens (MeNe), Frank Appaerts (ApFr), Dirk Smets (SmDi), 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Lab: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 54u
De student kan: Theorie: - vertrekkende van een reëel probleem, de VHDL code schrijven die toelaat een automatische synthese uit te voeren naar een FPGA die de gewenste functie implementeert 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4 - de werking van de geschreven code simuleren aan de hand van een goed ontworpen testbench 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4 Lab: - een gegeven digitaal probleem opsplitsen in gekende deelfuncties 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4 - deze deelfuncties in VHDL beschrijven en simuleren met een goed ontworpen testbench 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4
Inhoud
Theorie: - Testbenches - Uitlezing van een CCD array - Ontwerp van een modulaire opteller/aftrekker - Implementatie van het stroomcijfer Trivium - Ontwerp van een microprocessor Lab: Praktische oefeningen op FPGA met toenemende complexiteit: ontwerp van digitale schakelingen en testbenches m.b.v. VHDL
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + lab
Studiemateriaal
Theorie: cursus bij de cursusdienst en op Toledo Lab: opgaven bij de cursusdienst, PC-software en FPGA-bordjes beschikbaar in het lab Aanvullend: “Hardware beschrijven en simuleren in VHDL”, Steven Redant
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Praktisch examen: ontwerp in VHDL met behulp van een synthese- en simulatietool (open boek) Zelfstandige opdracht: schrijven van een testbench voor een gegeven ontwerp Praktisch examen: ontwerp in VHDL met behulp van een synthese- en simulatietool (open boek) Zelfstandige opdracht: schrijven van een testbench voor een gegeven ontwerp
FDIG3_1213_MeNe
OO Code
Digitaal ontwerp 3 FDIG3
Algemene visie
Om de efficiëntie van elektronische systemen te verhogen, worden gegevens zoveel mogelijk verwerkt m.b.v. digitale logica. Aangezien de complexiteit van elektronische systemen steeds toeneemt, is er nood aan ontwerpmethoden op een hoger niveau van ontwerpabstractie. VHDL is een voorbeeld van een hardwarebeschrijvingstaal die toelaat om digitale systemen te beschrijven op een zeker abstractie-niveau. Er zijn evenwel verschillende andere methoden op een nog hoger niveau van ontwerpabstractie en het ontwikkelen van deze methoden maakt deel uit van een actief en actueel onderzoeksdomein. Toch is het belangrijk om de studenten eerst de taal VHDL en de achterliggende ontwerpstrategieën aan te leren, om zo in de toekomst makkelijk de link te kunnen leggen met andere ontwerpmethoden. VHDL kan zowel voor het ontwerpen van ASIC’s als FPGA’s gebruikt worden. Dit vak focust op FPGA-ontwerp, omdat dit toelaat om het ontwerp te laten implementeren en testen door de studenten.
Begincompetenties
In het vak DIG4 worden de syntax-regels van de hardware-beschrijvingstaal VHDL aangeleerd, alsook veel voorkomende ontwerp-structuren. Deze onderwerpen worden toegepast in DIG5, waar het begrijpen en realiseren van grotere ontwerpen in VHDL aan bod komen. In het vak CHONT wordt een digitale chip ontworpen met behulp van standaardcellen. De studenten hanteren hiervoor de meest gebruikte methode voor dit soort ontwerp, nl. het beschrijven van de hardware in VHDL. In DIG5 worden de vaardigheden aangeleerd die hiervoor nodig zijn.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Bij de start van dit vak hebben de studenten basiskennis van digitale elektronica en van de syntax van VHDL. De reeds gekende digitale componenten worden nu gebruikt om complexe schakelingen te ontwerpen.
Relatie met onderzoek
Een aantal van de praktische voorbeelden die besproken worden, zijn gerelateerd aan het onderzoek van de docent. Er wordt dan ook verwezen naar de wetenschappelijke artikels die dit onderzoek beschrijven. Verder is dit vak onderzoeksgerelateerd in de zin dat er in toegepast onderzoek naar efficiënte digitale schakelingen veelvuldig gebruik wordt gemaakt van VHDL.
Relatie met werkveld
Voor het ontwerp van digitale chips met behulp van standaardcellen wordt in bedrijven dikwijls gebruik gemaakt van de hardware-beschrijvingstaal VHDL. Verder worden FPGA’s als prototype of als eindproduct aangewend in bedrijven. In DIG5 worden voorbeelden van digitale ontwerpen in VHDL gegeven. De studenten moeten na dit vak eveneens in staat zijn om zelf een ontwerp te realiseren.
Aanvullende info
De evaluatie zal bestaan uit het realiseren van een implementatie met gegeven beschrijving. Het resultaat moet gesynthetiseerd en gesimuleerd worden. Verder wordt er door de studenten zelfstandig een testbench gerealiseerd. Het resultaat van deze opdracht wordt in de laatste labozitting (of bij de tweede examenkans na het praktisch examen) door de docent geëvalueerd.
FELO3_1213_GeJa
OO Code
Toegepaste analoge elektronica FELO3
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Jan Genoe (GeJa) Jan Genoe (GeJa), Jan Boutsen (BoJa), Frank Appaerts (ApFr) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: .18u Labo: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
ZS: 54u
De student kan: - de werking van (lineaire en niet-lineaire) OpAmp schakelingen verklaren WC1,AC1,AC2,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - de werking van OTA schakelingen en comparator schakelingen verklaren WC1,AC1,AC2,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - de schematische voorstelling van verschillende OpAmp schakelingen tekenen WC1,AC1,AC2,1.1,1.2, 1.3,1.5,1.6 - de werking van verschillende hoogfrequent vermogensversterkers verklaren en toepassen tekenen WC1,AC1,AC2,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - een hoogfrequent vermogenversterker dimensioneren AWC1,AWC4,2.2,2.3,6.1,6.4,6.6 - een OPAmp schakeling opbouwen, uitmeten en verifiëren. AWC1,AWC4,2.2,2.3,6.1,6.4,6.6 - Een klasse C en Klasse D versterker simuleren. AWC1,AWC4,2.2,2.3,6.1,6.4,6.6 Theorie Labo
Lineaire OpAmp schakelingen en actieve filtercircuits Niet-lineaire OpAmp schakelingen OTA schakelingen en comparator schakelingen Hoogfrequent versterkerschakelingen o Klasse C en Klasse F versterkers o Klasse D en Klasse E versterkers Opamp schakelingen Simulatie in Spice van Klasse C en Klasse D versterkers
Werkvorm
Hoorcollege
Studiemateriaal
Cursus op de elektronische leeromgeving & Lesnota’s
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie labo Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + opdracht in verband met het labo
FELO3_1213_GeJa
OO Code
Toegepaste analoge elektronica FELO3
Algemene visie
Deze cursus heeft tot doel de studenten een verdere diepgang te geven in een aantal schema’s die op heel veel plaatsen in de elektronica gebruikt worden. In de werkzittingen worden deze theoretisch besproken schema’s getoetst aan de werkelijkheid door middel van metingen, berekeningen en simulaties om daaruit volgend het systeemgedrag te leren kennen.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FELO1+FELO2)
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Deze cursus bouwt verder op de kennis van de componenten (FELO1) en de kennis van differentiële versterkers (FELO2). Daarnaast wordt er ook verder gebouwd op de kennis van de vermogenversterkers (FELO2).
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof (bv van de Klasse E versterkers) alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek.
Relatie met werkveld
De besproken schema’s vinden veel toepassingen waar toekomstige ingenieurs elektronica mee in contact gaan komen, zowel in het vakgebied van de elektronica als daarbuiten.
Aanvullende info
FFYSS_1213_WiEl
OO Code
Fysica schakel FFYSS
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Els Wieërs (WiEl) Lisette Vandael (VaLi), Dirk Willem (WiDi), Stan Wouters (WouSt) en Els Wieërs (WiEl) Alle schakelprogramma’s 3 Tot.: 84u KO: 18u BKV: 15u Labo: 0u ZS: 51u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt 1. over een ruime veelzijdige, wetenschappelijk en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.7. 3. over communicatievaardigheden 3.1 4. over algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.5. 6. over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 2 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 2 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
De student kan tijdens het theoretisch examen: - de fysische begrippen definiëren en eenheden van deze begrippen benoemen en/of afleiden. Hij kan (verschillen tussen) begrippen in woorden en met een schets of grafiek uitleggen.WC1, AC1, AC2, 1.1, 1.3 - fysische vergelijkingen afleiden. Hij kan de veronderstellingen en een situatieschets geven. Hij kan in de situatieschets de grootheden uit de af te leiden formule vermelden. Hij kan de formules of wetten die tijdens de afleiding gebruikt worden beargumenteren. WC1,AC1, AC2, 1.1, 1.3 - fysische begrippen en vergelijkingen gebruiken om fysische verschijnselen (in praktische toepassingen) te verklaren WC1,AC1,AC2, AWC1, 1.1,1.3,1.5 - deze informatie zelfstandig, gestructureerd en schriftelijk rapporteren. AC6, BC8, 3.1,4.5 De student kan tijdens het oefeningenexamen - oefeningen zelfstandig oplossen met de methode van probleemoplossend denken: Hij kan de opgave vertalen naar een ‘gegeven-gevraagde-formules’-structuur. Hij kan op een creatieve manier tot een oplossing komen door het opbouwen van wetenschappelijke redeneringen, het toepassen van fysische wetten en wiskundige technieken. Hij kan het gevraagde in formulevorm afzonderen. Hij kan alle redeneringstappen opschrijven; AC1, AC2, AC6, AWC1 ,AWC4, BC8, 1.3, 2.3, 3.1, 4.2, 4.3, 4.5, 6.1, 6.7
Inhoud
-
Werkvorm
- Kennisoverdracht: Hoorcolleges met multimedia ondersteuning (powerpointpresentaties, applets, films), demoproeven en voorbeeldoefeningen - Begeleide kennisverwerking: begeleide oefenzittingen Handboek: Fysica voor industrieel ingenieurs Schakelprogramma, 2012, Pearson Education Ltd. Elektronisch leerplatform met aanvullende informatie;
Studiemateriaal Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Trillingen Golfbeweging Geluid Elektromagnetisme Interferentie Buiging Polarisatie
Schriftelijk examen van de theorie (60%) en de oefeningen (40%). Een (grafisch) rekenmachine mag op het examen enkel gebruikt worden tijdens de oefeningen. Het op het examen uitgedeelde formularium mag vrij gebruikt worden. Idem
FFYSS_1213_WiEl
OO Code
Fysica schakel FFYSS
Algemene visie
Dit opleidingsonderdeel beoogt de studenten een diepgaand inzicht bij te brengen in een aantal domeinen van de fysica. Naast het inhoudelijke aspect stelt het opleidingsonderdeel zich evenzeer tot doel het exact en kritisch wetenschappelijk denken aan te scherpen. Bovendien biedt dit opleidingsonderdeel de gelegenheid bij uitstek om probleemoplossend te leren denken, een vaardigheid die bij industrieel ingenieurs zeker niet mag ontbreken en dit zowel op theoretisch als op praktisch gebied. De combinatie van inzicht in de theorie en beheersing van wiskundige en wetenschappelijke oplossingsmethoden is hierbij essentieel.
Begincompetenties
De studenten moet een aantal fysische begrippen kennen en begrijpen uit de mechanica en fysica: eenheden en grootheden vectorrekenen, begrip fasor kinematische en dynamische grootheden en wetmatigheden energie De studenten moeten een aantal wiskundige begrippen en technieken onder de knie hebben goniometrische begrippen en regels
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Dit opleidingsonderdeel steunt op mechanica (schakelprogramma) Dit opleidingsonderdeel vormt een basis voor meer toepassingsgerichte opleidingsonderdelen zoals toegepaste chemie, trillingsleer,…
Relatie met onderzoek
Binnen dit opleidingsonderdeel worden belangrijke onderzoekscompetenties bijgebracht: probleemstelling formuleren, probleemoplossend werken en kritische reflectie.
Relatie met werkveld
Fysica is een van de basiswetenschappen. Er is dus geen directe link met het werkveld. Maar voldoende kennis en inzicht in de wetmatigheden van de fysica vormt de basis voor de meer toepassingsgerichte opleidingsonderdelen zoals uit de hogere jaren.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: Cursus op elektronische leeromgeving met extra informatie (applets – presentaties internetlinks) die de leerstof illustreert en verduidelijkt Serway, R. Jewett, J.W. (2004) Physics for scientists and engineers with modern physics; Belmont: Brooks/Cole-Thomson
FGAJS_1213_AeKr
OO Code
Grafische applicaties in Java (GaJa) schakel FGAJS
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Kris Aerts (AeKr) N.N. SCH-EA-ICT 3 Tot.: 88u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt 1. over een ruime veelzijdige, wetenschappelijk en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,2,3,4, en 6 2. over praktische vaardigheden 2.1,2.2,2.3,2.4 3. over communicatievaardigheden 3.1,3.2,3.4,3.5 4. over algemene beroepsattitudes 4.1,4.2,4.3,4.4,4.5, 4.11,4.13 6. over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig denken 6.1,3,4,6 en 7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
KO: 8u
BKV: 16u
Labo: 0u
ZS: 64u
De student kan: - de basisprincipes van object-orientatie toepassen in Java en het verschil uitleggen tussen de manier van werken in C++ WC1, AC1, AC2, AC6, AWC1 - 1.1,1.2,1.3,2.1,2.2,3.1,3.3,3.5,4.2,4.3,4.11,6.6 - de uitvoering van een Java-programma verklaren en de debugger gebruiken AC1, AC6, BC2 - 1.2,2.1,2.2,3.1,3.5,4.2,4.3 - typische informatica-bouwstenen, zowel op ontwerp- als implementatiegebied (zoals erving, interfaces, iteratoren, …) beheersen, herkennen en toepassen AC12/ BC2/WC1 – 1.2,1.3,1.4,2.1,4.2,4.3,4.4,6.4,6.6 - werken met API’s en deze toepassen tijdens programma-ontwikkeling. AC7 – 1.2,2.1,2.2, 3.5,4.1,4.2,4.5,4.13,6.3,6.6 - code documenteren via Javadoc voor hergebruik (zelf API’s schrijven) AC1/AC6/BC6 – 1.2,1.3, 2.1,2.2,2.3,2.4,3.1,3.4, 4.3,4.5 - interactieve, grafische toepassingen ontwikkelen volgens het Model-View-Controller patroon BC2/AC1/AWC4/AC6/ AWC11 - 1.2,1.3,1.4,1.6,2.1,2.2,2.3,3.2,4.1,4.2,4.3, 4.5, 4.11, 6.1,6.3,6.4,6.6,6.7 - inzicht in basisalgoritmes van beeldverwerking en deze kunnen implementeren. AC1/AC2/WC1 – 1.1,1.3,2.2,4.2,6.6
Inhoud
In het begin van de cursus hertalen we de kennis van OO in het vak FINFCPP naar Java. Daarna bekijken we een aantal ontwerpstrategieën: hoe begint men aan een programmeeropgave, wat komt er eerst, wat komt later, wat zijn de bouwstenen, patronen, methodes die daarbij van belang zijn (softwarecomponenten, softwarebibliotheken, ontwerppatronen, specifieke programmeertechnieken zoals iteratoren, …). We gaan vooral dieper in op interactieve, grafische toepassingen, zoals games of simulaties. Hier ligt de klemtoon op MVC (Model-View-Controller): een ontwerppatroon om de verschillende taken in een interactief programma op te splitsen in afzonderlijke klassen. Voor dit soort toepassingen leren we ook werken met widgets en panels om user interfaces te bouwen, en met Threads om onderdelen van het programma gelijktijdig te kunnen laten lopen. Belangrijk is ook dat studenten hun eigen klassen goed documenteren volgens Javadoc en API’s uit andere bibliotheken zelfstandig leren ontdekken en gebruiken. Daarnaast is er een belangrijk deel rond beeldverwerking, waar we een aantal basisalgoritmes bekijken, zoals het werken met de RGB-kleurwaarden van een digitaal beeld, het uitvergroten of verkleinen van een beeld, roteren en look-up-table bewerkingen zoals constrast-vergroting door histogram-stretching…
Werkvorm
De klemtoon ligt op de PC-sessies waar kennisoverdracht en kennisverwerving geïntegreerd gebeuren en elke student op een PC de oefeningen oplost. Bijkomend is er kennisoverdracht in grotere groepen waarin we de concepten en ontwerpstrategieën interactief aanbrengen. Projectwerk om het ontwerpen met MVC in te oefenen.
Studiemateriaal
Specifieke cursus GaJa, ontwikkeld door de betrokken docenten. Modeloplossingen op het elektronisch leerplatform.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Zelfstandige opdracht tijdens het jaar + schriftelijk examen Schriftelijk examen plus individuele opdracht
FGAJS_1213_AeKr
OO Code
Grafische applicaties in Java (GaJa) schakel FGAJS
Algemene visie
Naast de inhoudelijke doelstellingen die uitgaan van het vak zelf, willen we via dit vak bereiken dat de studenten meer structuur in hun programma’s brengen dan voor ze dit vak deden: meer en betere parameters, een duidelijkere opsplitsing in klassen met verschillende taken (MVC-design patroon) en de vertaling van een grafische en/of interactieve probleemsituatie naar een werkend Java-programma. Voor dat laatste moeten de studenten ook kunnen werken met softwarebibliotheken en de nodige functionaliteit kunnen opzoeken. Daarnaast gaat een belangrijk stuk van dit vak over digitale beeldverwerking. Met de prominente opkomst van scanners en digitale fototoestellen is dit zeker een relevante brok, ook voor het werkveld, waar dikwijls optische of infrarood-beelden gebruikt worden voor controles allerhande (kwaliteit, snelheid, gezondheid, traceerbaarheid, vervalsing, …) Met de kennis van dit vak heeft de student minstens elementaire kennis van de manier waarop zo’n beeld digitaal opgeslagen wordt en hoe het, met relatief eenvoudige wiskundige bewerkingen, bewerkt kan worden zodat de gewenste kenmerken duidelijker zichtbaar worden. Zoals in alle informaticavakken ontwikkelen we de vaardigheid om een probleem om te zetten in een gestructureerde en modulaire oplossing (in casu een software programma) waarbij elke stap heel precies gedefinieerd moet worden. Doordat een belangrijk stuk van de evaluatie gebeurt via een uitgebreide opdracht waarvan de studenten het concrete onderwerp zelf moeten kiezen, passen de studenten spontaan verschillende facetten toe van zelfwerkzaamheid en time management. Ook het kunnen afbakenen van een onderwerp- en oplossingsdomein komt hierbij aan bod.
Begincompetenties
Basiskennis van object-orientatie met inbegrip van erving. Programmeertaal Java.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Steunt op: FINFCPP – Beginselen van OO-programmeren in Java Is basis voor: alle softwarevakken in het masterjaar
Relatie met onderzoek
Een groot stuk van dit vak is gebaseerd op het boek “Design Patterns, Elements of Reusable Object-Oriented Software” van ‘The Gang of Four’. Deze winnaar van Software Development, 1994 Productivity Award is weliswaar al 15 jaar oud, maar is nog steeds richting gevend. Ook de algoritmes van beeldverwerking die we in deze cursus zien, zijn nog steeds up to date. Omdat het eerder basisalgoritmes zijn, gaat het niet om de meest recente of geavanceerde, maar wel om voorbeeld- en inzichtsverwervende algoritmes. Voor hun projectwerk dienen ze zelf een probleemstelling te formuleren en een oplossing hiervoor uit te werken volgens de geijkte methodologie.
Relatie met werkveld
Methodisch software ontwerpen en hierbij gekende ontwerppatronen toepassen die hun deugdelijkheid bewezen hebben, is een belangrijke vereiste in het werkveld. Java en MVC worden in veel domeinen toegepast: niet alleen in grafische toepassingen, maar evenzeer voor databasegerichte programma’s, processturing, … Ook het belang van basisinzicht in de opbouw van en het werken met digitale beelden is gekend in vele domeinen.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: Helpfiles van de verschillende bibliotheken, externe websites, algemene Java-boeken, specifiek verbredende boeken: Design Patterns, E. Gamma, ISBN 0201633612 en Train je hersens in Design Patterns, E. & E. Freeman, ISBN 9789077442715 Ontwikkelomgeving BlueJ en NetBeans - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling: Het praktisch gedeelte rond Model-View-Controller wordt geëvalueerd via een individuele opdracht. Het gewicht van de deze opdracht ligt op 33%. Op het schriftelijk examen komen de theoretische aspecten daarvan aan bod met o.a. een kritische reflectie over een voorgestelde oplossing, en zowel praktische als inzichtelijke vragen over het deel beeldverwerking.
FINFCPP_1213_AeKr
OO Code
Softwareontwerp met C/C++ en QT FINFCPP
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Kris Aerts (AeKr) Kris Aerts (AeKr), Leo Rutten (RuLe), Koen Gilissen (GiKo) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 82u KO: 3u BKV: 24u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime veelzijdige, wetenschappelijk en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,2,3,4 en 7 2. praktische vaardigheden 2.1,2.3 3. communicatievaardigheden 3.2,3.4,3.5 4. algemene beroepsattitudes 4.1,4.2,4.3,4.5,4.10,4.13 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig denken 6.1,3,6 en 7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
Labo: 0u
ZS: 55u
De student kan: - een analyse maken van een complex probleem volgens de objectgeoriënteerde analyse AC1/ AC6/AWC4/BC2 – 1.2,1.3,1.6,2.3,2.4,3.2,3.3,3.4,4.2,4.3,6.5,6.6 - deze analyse omzetten in een werkend C++-programma AC1/ AC2/WC1/BC2 – 1.2,1.3,2.1,2.2,2.3,2.4,3.4,3.5,3.4,4.2,4.3 - een grafische user interface ontwikkelen met QT AC1/ AC2/AC6/AC7/AWC4/WC1/BC2 – 1.2,1.3,2.1,2.2,2.3,3.2,3.3,3.3,3.5,4,4.1,4.2,4.3,4.5,6.3,6.4,6.6 - een programma testen en uitvoeren op een single board computer AC2/ AWC4/BC2 – 1.2,1.3,2.1,2.1,2.2,2.3,3.2,3.3,5.4,4.2,4.3,4.5,6.3,6.4,6.6 - verschillen tussen C/C++ en Java uitleggen AC1/ AC2/AWC4 – 1.1,1.3,1.5,1.7,3.2,6.4 Niet-object-geörienteerde eigenschappen van C/C++ Controlestructuren, functies, pointers en reference variabelen en arrays Kenmerken van C++ Operatoren, virtuele functie, abstracte klasse, uitzonderingen, sjablonen, containers, STL Programmeerstijl in C++ UML, objectgeoriënteerde ontwerpstijl, erving en virtuele functie, containers als relatie tussen objecten Vergelijking tussen C/C++ en Java Cross-platform-ontwikkeling voor Single Board Computers via Linux Framework voor GUI ontwerp Qt in C++
Werkvorm
De context en het overzicht worden aangereikt in (interactieve) hoorcollege, terwijl de details, de uitvoering en de praktische vaardigheden aan bod komen projectlabo’s op PC.
Studiemateriaal
Specifieke cursus, ontwikkeld door de betrokken docenten. Modeloplossingen op het elektronisch leerplatform. Aanvullend materiaal via http://ontwerpen1.khlim.be/~lrutten/cursussen/finfcpp/
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling examen Mondeling examen
FINFCPP_1213_AeKr
OO Code
Softwareontwerp met C/C++ en QT FINFCPP
Algemene visie
C is oorspronkelijk ontwikkeld om hardware heel gericht aan te kunnen sturen. Later, en zeker met de toevoeging van C++, is C/C++ ook gebruikt voor ‘gewone’ software. Tegenwoordig wordt die rol eerder overgenomen door Java en .NET en is het belang van C en C++ (terug) verschoven naar de ingebedde systemen. Vanuit die optiek is het niet meer dan logisch om studenten elektronica/ict vaardigheden in C/C++ te laten verwerven. Vanuit dezelfde verbredende visie doen we dit met Linux als (cross-platform) ontwikkelplatform en met single board computers als doelplatform. In dit vak wordt met C gestart. De studenten wordt eerst vertrouwd gemaakt met de nietobjectgeoriënteerde eigenschappen van C met o.a. de pointers en arrays. Daarna is het de beurt aan C++. Hier is het objectgeoriënteerd ontwerpen opnieuw het uitgangspunt met een programmeerstijl waarbij pointers naar objecten worden gebruikt. Deze programmeerstijl is zodanig dat ze zowel in C++ als in Java toegepast kan worden. Tegelijkertijd wordt er in deze programmeerstijl niet gebruik gemaakt van alle mogelijkheden die de taal C++ biedt. Door deze beperking is het voor de student gemakkelijker om succesvol programma's te ontwerpen en is de C++ programmeerstijl verwant aan de Java programmeerstijl. Er wordt regelmatig gewezen op de verschillen en gelijkenissen tussen C++ en Java. De oefeningen zijn alleen in C++. In de oefening wordt er gestart met het ontwerp van de eerste klassen, later worden er GUI klassen aan toegevoegd m.b.v. QT. De studenten beheren de verschillende versies van hun oefeningen met Subversion. In een latere faze van de oefeningen maakt de student kennis met cross compilatie zodat de oefening kan draaien op een single board computer.
Begincompetenties
Er wordt verwacht dat de student basisalgoritmes kan implementeren en dat hij/zij de basiskennis van het objectgeoriënteerd ontwerpen heeft.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Dit vak is een vervolg op de Java vakken in 1ABA en 2ABA. De kenmerken van C en C++ worden uitgelegd en daarna wordt de C++ programmeerstijl aangeleerd. C++ blijft belangrijk, zeker voor het ontwerpen van programma's voor ingebedde systemen. In deze laatste is het aantal bronnen (processorkracht en geheugen) beperkt zodat voor het ontwerp van toepassingen C en C++ onmisbaar zijn. In de vakken Real Time Operating Systemen (RTOS) en Embedded Interfaces (EMBINT) van het masterjaar is de kennis van C en C++ noodzakelijk.
Relatie met onderzoek
Er wordt verwezen naar nieuwe ontwikkelingen in de programmeertalen. En er wordt uitgelegd waarom ondanks deze ontwikkelingen C en C++ nog steeds relevant blijven in een ingenieursopleiding Elektronica/ICT.
Relatie met werkveld
Zoals we al aanhaalden in de algemene visie, genieten C en C++ in het werkveld de voorkeur voor toepassingen die efficient gebruik willen maken van specifieke hardware en/of voor ingebedde systemen. Dit vak is dus uitermate relevant voor het werkveld, ook omdat uit recente cijfers (die ook in de cursus staan) blijkt dat er nog zeer veel vraag is naar C++-ontwikkelaars. Bovendien worden verschillende projecten in C of C++ herschreven naar Java, en is dus kennis van beide talen een belangrijk voordeel. Het is onvermijdelijk dat de student meerdere programmeertalen, elk met een eigen paradigma, beheerst.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: Linux PC's, GNU g++ compiler, Subversion versiebeheer - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling:nihil
FMECHS_1213_DmuMa
OO Code
Mechanica schakel FMECHS
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Maarten De Munck (DmuMa) Maarten De Munck (DmuMa), Els Wieërs (WiEl) SCH-EM, SCH-AUT, SCH-EL, SCH-EA-ICT, SCH-CE 4 Tot.: 112u KO: 18u BKV: 18u Inleidend
Competenties
De student beschikt 1. over een ruime veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 3. over communicatievaardigheden 3.1 4. over algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 6. over elementaire onderzoekscompetenties, kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Labo:
0u
ZS: 76u
De student moet tijdens het schriftelijk examen zelfstandig de opgave van een theoretische oefening vertalen naar een ‘gegeven-gevraagde-formules’-structuur. Hij of zij moet op een creatieve manier tot een oplossing komen door het opbouwen van wetenschappelijke redeneringen, het toepassen van mechanische wetten en wiskundige technieken. Hij of zij moet de regels van het afronden van resultaten kunnen toepassen en de resultaten bekritiseren. WC1, AC1, AC6, AWC1, AWC4, BC8, 1.2, 1.5, 3.1, 4.2, 4.3, 4.5, 6.1, 6.7
Inhoud
- Algemene inleiding - Kinematica van puntmassa’s - Wetten van Newton voor puntmassa’s - Arbeid en energie voor puntmassa’s - Stoot en impuls voor puntmassa’s - Kinematica van starre lichamen - Dynamica van starre lichamen - Wetten van Newton voor starre lichamen - Arbeid en energie voor starre lichamen - Stoot en impuls voor starre lichamen
Werkvorm
Tijdens de hoorcolleges (in grote groep) wordt de theorie aangebracht met behulp van bordschema's en eventueel applets. Ook worden er modeloefeningen gemaakt. Tijdens oefenzittingen (in kleine groep) wordt de theorie toegepast.
Studiemateriaal
Handboek voor de theorie en de oefeningen: Hibbeler ‘Mechanica voor technici: Dynamica’ Elektronisch leerplatvorm met aanvullende informatie
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Schriftelijk examen met oefeningen Schriftelijk examen met oefeningen
FMECHS_1213_DmuMa
OO Code
Mechanica schakel FMECHS
Algemene visie
Naast het inhoudelijke aspect stelt dit opleidingsonderdeel zich tot doel het exact en kritisch wetenschappelijk denken aan te scherpen bij de studenten. Bovendien biedt dit opleidingsonderdeel de gelegenheid bij uitstek om probleemoplossend te leren denken. De combinatie van inzicht in de theorie en beheersing van wiskundige en wetenschappelijke oplossingsmethoden is hierbij essentieel.
Begincompetenties
Dit opleidingsonderdeel veronderstelt een elementaire kennis van functies, afgeleiden en integralen.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Steunt op: zie begincompetenties Is basis voor: Sterkteleer schakel, Machine Onderdelen, Bachelorproef EM
Relatie met onderzoek
In dit opleidingsonderdeel wordt er gewerkt aan twee belangrijke onderzoekscompetenties: het formuleren van een probleemstelling en het vermogen tot kritische reflectie
Relatie met werkveld
De meeste machines, voertuigen en gereedschappen die we gebruiken zijn ontworpen door ingenieurs. De bewegingen van deze machines of de onderdelen ervan worden beschreven door de basiswetten van de mechanica. Inzicht in de mechanica is daardoor belangrijk voor elke ingenieur.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: Giancoli, D.C. (2008). Natuurkunde deel I: mechanica en thermodynamica. Pearson Education Serway, R. Jewett, J.W. (2004) Physics for scientists and engineers with modern physics; Belmont: Brooks/Cole-Thomson. - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling: Enkel tijdens het examen van de oefeningen mogen de studenten een grafisch rekenmachine gebruiken.
FMICELO_1213_ThRo
OO Code
Micro-elektronica FMICELO
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Ronald Thoelen (ThRo) Nele Mentens (MeNe), Jan Boutsen (BoJa), Frank Appaerts (ApFr) 2ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO: 18u Labo: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1,2.2, 2.3; 3. communicatievaardigheden 3.1,3.4; 4. beroepsattitudes 4.1,4.2,4.5,4.12,; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.4, 6.6.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 54u
De student kan begrippen zoals poortvertragingen, gatecapaciteit verklaren en toepassen WC1,AC2,AWC1,AWC4,BC2,BC3,BC4,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 de lay-out van een transistorschakeling schematisch tekenen AWC4,2.1,2.2, 2.3 de lay-out van een transistorschakeling via CAD tekenen, de ontwerpregels verifiëren en simuleren WC1,AC1,AC2,AWC1,AWC4,BC2,BC3,BC4,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,6.1, 2.1,2.2, 2.3,6.4,6.6 de verschillende procestechnieken in de microelektronica uitleggen AC6,3.1,3.4 de werking van basis MEMs structuren uitleggen. WC1,AC2,AWC1,AWC4,BC2,BC3,BC4,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6
Inhoud
- poortvertragingen, gatecapaciteit, aan-weerstand - chip lay-out en ontwerpregels - geavanceerde procestechnieken - inleiding MEMS
Werkvorm
Theorie en labo chip lay-out
Studiemateriaal
Up-to-date eigen cursusmateriaal met aanvullende informatie via het elektronisch platform
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
KO (60%): mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab (40%): permanente evaluatie (verplichte aanwezigheid) KO (60%): mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab: geen; overdracht van cijfer naar volgend academiejaar is mogelijk als minstens 10/20 behaald werd.
FMICELO_1213_ThRo
OO Code
Micro-elektronica FMICELO
Algemene visie
Bij het ontwerpen van chips worden tegenwoordig vooral automatische tools gebruikt om de lay-out te bepalen. Voor, vooral analoge, chips is het dikwijls nodig om de lay-out met de hand te tekenen. Vandaar wordt deze vaardigheid met behulp van het programma L-Edit aangeleerd.
Begincompetenties
De voorkennis van de leerlingen bij de start van dit vak is digitale en analoge basiselektronica.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Dit vak bouwt verder op de kennis opgedaan bij het vak analoge en digitale elektronica en is verder een basis voor chipdesign gerelateerde opleidingsonderdelen.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek. Verder worden er technieken aangeleerd die in het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe analoge chips worden aangewend.
Relatie met werkveld
De technieken voor de handmatige lay-out van transistorschakelingen zijn nodig voor het ontwerpen van analoge chips. Een ingenieur die dit onder de knie heeft, kan daarom makkelijker aan de slag in een bedrijf waar analoge chips ontworpen worden.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands
FMPELO_1213_GeJa
OO Code
Materialen & Processen in de elektronica FMPELO
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Jan Genoe (GeJa) Jan Genoe (GeJa), Ronald Thoelen (ThRo) 2ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO: 24u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,1.7; 4. beschikt over algemene beroepsattitudes 4.1,4.8
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
BKV: 0u
ZS: 60u
De student maakt kennis in dit vak met de verschillende soorten materialen die in de elektronica gebruikt worden en de basisprincipes van de werking van devices die hiermee gemaakt worden. De student moet de werking van al deze componenten begrijpen om er elektronische systemen mee te kunnen realiseren. AC1,AC2,WC1,WC10,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,1.7; 4.1,4.8
Inhoud
-
Proces stappen in de silicium technologie voor geïntegreerde schakelingen Printplaten en interconnect materialen in de elektronica Verpakkingsmaterialen in de elektronica Technologieën voor Si zonnecellen: kristallijn, poly-kristallijn, amorf, dunne film, … Vloeibare kristallen en hun toepassingen in LCD displays Processing van LEDS OLEDs: de toekomst voor displays, signage en verlichting Gedrukte en flexibele elektronica: voorbeeld van de organische RFID tag Organische zonnecellen Floating gate geheugen technologie … Diamant als halfgeleider Technologie van de batterijen Digitale camera’s: CCD versus CMOS camera’
Werkvorm
Theorie in 12x 2u
Studiemateriaal
Cursustekst (FMPELO)
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek)
FMPELO_1213_GeJa
OO Code
Materialen & Processen in de elektronica FMPELO
Algemene visie
De elektronica is erg door technologie vernieuwing gedreven. En nieuwe materialen en verbetering van materialen vormt dan vaak de basis van deze vernieuwing. Kennis van materialen is dan ook essentieel voor het opvolgen van vernieuwing in de elektronica. Basiskennis in verband met materialen in de elektronica is een vereiste voor het dieper inzicht dat in de masteropleidingen elektronica verder uitgebouwd wordt.
Begincompetenties Situering in het curriculum
Deze cursus geeft bijkomende inzichten die nuttig zijn voor de verdere studie en de beroepsloopbaan van de ingenieur elektronica
Relatie met onderzoek
Dit vak is opgevat als een capita selecta van specifieke topics waar er recent een duidelijke vooruitgang van de technologie bekomen is. Er wordt hierbij vertrokken van actuele publicaties (waarnaar verwezen wordt) en er wordt in de tekst ook duidelijk de link gelegd met het onderzoek dat hieraan aan de basis ligt.
Relatie met werkveld
Inzicht in de materialen die gebruikt worden in de elektronica biedt de facto ook een inzicht in mogelijkheden van deze elektronica. Inzicht in de mogelijkheden van de elektronica is onontbeerlijk voor eender welke ingenieur die vernieuwend wenst bezig te zijn in het werkveld. En vernieuwend bezig zijn is de taak van elke ingenieur.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands
FNANO_1213_ThRo
OO Code
Nano-elektronica FNANO
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Ronald Thoelen (ThRo) Ronald Thoelen (ThRo), Thijs Vandenryt (VaTh) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 4 Tot.: 112u KO+BKV: 22u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Labo: 10u
ZS: 80u
De student(e) - begrijpt en kan de componenten, fabricageprocessen en meetmethodes uit de nanotechnologie beschrijven. 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1,AC2 - weet wat verschillende toepassingsdomeinen zijn van de nano-elektronische componenten 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,4.2,4.3,4.5,4.6,4.11,AC1,AC2,AWC1,AWC2,BC2,BC4 - kan individueel en in groepsverband een onderwerp uit de nanotechnologie uitdiepen via literatuurstudie en dit verwerken in een naslagwerk of paper 6.3,6.4,6.5,6.7,AWC1,AWC2 - heeft inzicht in de implementatie van nanotechnologie in de elektronica in recente en nieuwe ontwikkelingen. 4.2,4.3,4.5,4.6,4.11,6.3,6.4,6.5,6.7,AWC1,AWC2,BC2,BC4
Inhoud
-
Inleiding nanotechnologie Moleculaire nanotechnologie Nanopoeders en nanomaterialen Het tijdsperk van ‘The Carbon Age’ De natuur nabootsen Nanotechnologie in de optica/photonica Nanotechnologie in de elektronica Toepassingen van Nanotechnologie: heden en toekomst
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + zelfstandige diepgaande literatuurstudie in verband met nanotechnologie
Studiemateriaal
Cursus op de elektronische leeromgeving & Lesnota’s
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie labo Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + opdracht ivm het labo
FNANO_1213_ThRo
OO Code
Nano-elektronica FNANO
Algemene visie
In deze cursus springen we ineens naar de nanometerschaal. Hierbij kunnen we niet hetzelfde pad volgen als bij de microelektronica waar alles gebaseerd is op micrometerschaal. De reden is dat er nieuwe technologische fenomenen te voorschijn komen van zodra een component in het nanometer bereik komt. De elektronen en gaten gaan zich totaal verschillend gedragen dan op andere schalen. De wet van Ohm en de wet van Kirchoff, die de basis vormen van de elektronica, gelden op dit gebied niet langer meer. De technologieën die gebruikt worden om nanoschaal componenten te maken, zijn gesofisticeerder en duurder dan die voor grotere componenten. Hoe de componenten opgebouwd zijn en gemaakt worden, zal in dit dOO besproken worden. Verder zal ook besproken worden waarvoor ze reeds gebruikt worden en wat er in de toekomst verder mogelijk is met deze nieuwe technieken.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FDIG1) en microelektronica (FMICELO) alsook kennis van fundamentele wetten van de fysica (FFYS).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Startend met de begincompententies van de studenten geeft dit vak een betere kijk op wat de verdere verkleining en miniaturisering binnen de elektronica mogelijk maakte en wat dit nog zal teweegbrengen in de toekomst.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek. Verder doorloopt het praktisch gedeelte van het vak de stappen die in het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe technologie dienen genomen te worden. Het onderwerp van het project is ook steeds gelinkt aan het onderzoek van de docenten.
Relatie met werkveld
De studenten leren de werking en basisprincipes kennen waarop recente ontwikkeling in de industrie gebaseerde zijn alsook kijken ze al een stap verder mee in de toekomst.
Aanvullende info
FREGS_1213_BaJo
OO Code
Regeltechniek schakel (Systeemtheorie + Analoge Regeltechniek) FREGS
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Johan Baeten (BaJo) Johan Baeten (BaJo), SCH-AUT, SCH-EL, SCH-EA-ICT 4 Tot.: 110 KO+BKV: 30 Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over (AC1, AWC1, AWC2, AWC4, WC1, BC2, BC4, BC5) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5,1.6; 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.5, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Labo: 0u
ZS: 80
Beoordelingscriteria
De student kent - de kernelementen van analoge systeemtheorie en regeltechniek en kan discipline gebonden redeneren - Meer specifiek kan de student - eenvoudige analoge systemen modelleren met behulp van de Laplace-transformatie met toepassing van de dynamische denkwijze en linearisatie, en analyseren naar tijd- en frequentiegedrag. - doel en nut van de regelaar motiveren en de invloed van de regelaar op de regelkring uitrekenen om zo een gepaste regelaar te kiezen. - - Eenvoudige problemen (case studies), i.v.m. stabiliteit, demping, tijdrespons- of frequentiegedrag van een systeem oplossen, alsook systeemeigenschappen synthetiseren uit en koppelen aan tijdof frequentiegedrag.
Inhoud
1 Systeemtheorie - Inleiding: modelvorming, systemen en signalen. - Laplace-transformatie - Tijdrespons van eerste en tweede orde systemen (impuls, stap, ramp) - Frequentierespons van eerste, tweede en hogere orde systemen (Bode, Nyquist) - Systemen met dode tijd. 2. Analoge regeltechniek - Terugkoppeling – Stabiliteit, Nauwkeurigheid en snelheid van een regelkring - Wortellijndiagram, - Continue regelaars: P, PI, PD, PID - Toepassingen, voorbeelden en oefeningen.
Werkvorm
Hoorcollege met inbegrip van oefeningen
Studiemateriaal
Eigen cursussen: ‘Systeemtheorie’ en ‘Automatisering Regeltechniek: deel I - Basis Regeltechniek’ ‘Regeltechniek – Oefeningenbundel’.
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Schriftelijk examen / Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: Het examen bestaat uit drie delen. Het eerste deelt peilt in een schriftelijke proef binnen een beperkt tijdbestek (zonder formularium of rekenmachine) naar de parate kennis. Het tweede, eveneens schriftelijk, deel bevat open vragen zoals tekenen van Bode-diagram, berekenen van een tijdrespons of afleiden van een Laplace-eigenschap. Het derde deel omvat een ontwerpoefening van een regelkring welke de student mondeling verdedigt. 2e en 3e deel met formularium en rekenmachine. Schriftelijk examen / Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: idem.
FREGS_1213_BaJo
OO Code
Regeltechniek schakel (Systeemtheorie + Analoge Regeltechniek) FREGS
Algemene visie
Dit vak is speciaal afgestemd op de noden van het schakeljaar. Het moet de studenten meer diepgang geven in regeltechniek en systeemanalyse. Systeemtheorie brengt de student een aantal basisvaardigheden voor het analyseren en beschrijven van het gedrag van systemen bij. Systeemtheorie is een door en door basisvak voor de ingenieur. Het ontwikkelen, verbeteren of automatiseren van een proces/systeem is maar zinvol of mogelijk indien de ingenieur een duidelijke voeling bezit voor realistisch systeemgedrag of voor aanvaardbare specificaties en indien hij/zij technieken kan hanteren om deze systemen te analyseren en te beschrijven. Alhoewel systeemtheorie een duidelijk ingenieursvak is, kan het vak niet onmiddellijk toegeschreven worden aan één enkele ingenieursrichting. Systeemtheorie is een vakdomein-overschrijdend vak in die zin dat de beschouwde technieken zowel voor mechanische, elektro-mechanische, elektronische, elektrische, hydraulische, pneumatische, thermodynamisch of zelfs chemische systemen van toepassing zijn. Regeltechniek is een ingenieursvak met als voornaamste inhoud het ontwerp en de instelling van regelaars en regelkringen. Elk (continu) proces dat automatisch dient te verlopen dwingt het invoeren van een vorm van controle met behulp van een regelaar op. In eerste instantie zal dit een eenvoudige klassieke (P-, PI-, PD- of PID-) regelaar of Aan/Uit regelaar zijn. Het doel van regeltechniek is de ingenieur in wording in staat te stellen zelf regellussen en regelaars te ontwerpen, bestaande regelkringen te verbeteren of op adequate wijze regelparameters aan te passen.
Begincompetenties
De vereiste voorkennis om Systeemtheorie + Basis Regeltechniek aan te vatten is complex rekenen, naast een evidente basis bagage wiskunde (differentiaal- en integraalrekenen, algebra, partieelbreuksplitsing).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Regeltechniek hoort thuis in het vakdomein automatisering. Het vormt één van de twee voornaamste peilers binnen automatisering. De andere peiler is stuurtechniek. Regeltechniek kent raakpunten met meetsystemen (gebruik van sensoren), ontwerpen en informatica. Aan de andere kant is regeltechnische basiskennis vereist in de vakken: robotica, hydraulica, vermogen sturingen (frequentieregelaars, elektrische aandrijvingen) en vermogenversterkers, elektronica en elektrische motoren.
Relatie met onderzoek
Het vak regeltechniek leert de student een systeem te modelleren en vanuit het model te analyseren. Hiertoe moet de student de juiste onderzoeksmethode kiezen en toepassen. Zo kan hij/zij het gedrag van een systeem verklaren en verbeteren. Deze vaardigheden zijn essentieel in een onderzoeksopzet.
Relatie met werkveld
Regeltechniek vormt in zijn finaliteit een onmisbare basiskennis bij elk mogelijk (continu) automatiseringsproces of ingenieursontwerp in een breed gamma aan technische domeinen: bijvoorbeeld in de procesindustrie (regelen van druk, temperatuur, niveau, debiet), bij het ontwerp of afstellen van motoren (snelheid, positie, stroom, kracht), in de robotica (positie en ondermeer ook voor toepassen van externe sensoren zoals visie, afstandsmeting of kracht). Ook bij het onderhoud van zulke systemen is een zekere regeltechnische basiskennis onontbeerlijk.
Aanvullende info
Onderwijstaal: Nederlands Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling: Naast de evidente basiskennis rond het vak regeltechniek zelf, vertegenwoordigt regeltechniek eveneens een ingenieursvak dat zich uitstekend leent om het ingenieursdenken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen. Een regeltechnisch ontwerp omvat vaak naast een afwegen tussen de verschillende gestelde eisen ook een afwegen in de keuze van de meest geschikte ontwerptechniek. De evaluatie toetst naar de parate theoretische basiskennis, naar beredeneerd inzicht en naar toepassingsgericht oplossend vermogen om te komen tot het juiste resultaat volgens een adequate werkwijze.
FWIS1S_1213_LmLi
OO Code
Analyse 1&2 FWIS1S
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Marie-Godelieve Lemmens (LmLi) Marie-Godelieve Lemmens (LmLi), Andy Snoecx (SnoAn), Giovanni Vanroelen (VnGi) FI2_SCH-EM, FI2_SCH-EL, FI2_SCH-AUT, FI2_SCH-EA, FI2_SCH_BK, FI2_SCH_NT, FI2_SCH_VT/Mi 5 Tot.: 140 u KO: 18 u BKV: 30 u ZS: 92 u Inleidend
Competenties
De student(e) beschikt over: 1. een ruime veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.6 2. praktische vaardigheden 2.2, 2.3 3. communicatievaardigheden 3.1 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
De student(e): - kent de correcte formulering en/of wiskundig bewijs/motivatie van belangrijke begrippen (definities), stellingen of eigenschappen uit de cursus analyse en is in staat om ook andere analoge eigenschappen te bewijzen, WC1, AC1, 1.1, 1.2, 1.3 - begrijpt de definities, formules, eigenschappen en oplossingsmethoden uit de cursus en weet welke nodig/bruikbaar zijn om een probleem uit de analyse met al dan niet een (vakoverschrijdend) verhaalelement schriftelijk op te lossen, AC2, AC6, AWC4, 1.3, 1.6, 3.1 - weet elementen uit de cursus analyse te structureren om verbanden te leggen met andere elementen uit toegepast wetenschappelijke of technologische disciplines, AWC1, 1.5 - kent de troeven maar ook de beperkingen van het CAS-toestel om het op een verantwoorde manier te gebruiken tijdens het oplossingsproces van oefeningen, AWC4, 2.2 - werkt nauwkeurig en volledig door gebruik te maken van correcte notaties in formules en berekeningen, het duidelijk schetsen van grafieken, het vermelden van alle tussenstappen + voorwaarden en het verklaren van de gebruikte symbolen, AWC4, 2.3 - is bekwaam om een aantal duidelijk afgebakende onderwerpen uit de analyse zelfstandig te (be)studeren met de mogelijkheid van het stellen van vragen, AC2, AC7, BC8, 4.1, 4.5 - is in staat om een gegeven probleemstelling te analyseren, correct te (her)formuleren in wiskundige termen en daarna de opgebouwde kennis creatief te gebruiken om het gestelde probleem gestructureerd op te lossen, AC1, AWC4, 4.2, 4.3, 6.1, 6.6 - controleert kritisch elke tussenstap en het eindresultaat op zijn waarheidsgehalte, AWC1, 6.7
Inhoud
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Overzicht van reële functies, impliciete functies, krommen in parametervorm en poolcoördinaten Limieten (als inleiding afgeleiden) Afgeleiden (betekenis, rekenregels, impliciet afleiden, middelwaardestellingen) Toepassingen op afgeleiden (differentialen, kettingregel- en extremavraagstukken, krommen) Veeltermbenaderingen + toepassingen Functies met meer veranderlijken: partiële afgeleiden, raakvlak, totale differentiaal, richtingsafgeleide & gradiënt, vrije extrema met aandacht voor meetkundige (ruimtelijke) interpretatie 7. Bepaalde integralen (Riemann- versus infinitesimale aanpak, hoofdstelling van de integraalrekening) met toepassingen (zowel meetkundige als ingenieurstoepassingen) 8. Meervoudige integralen (cartesische, pool-, cilinder- en bolcoördinaten) en toepassingen (vooral volume, traagheidsmoment en zwaartepunt)
Werkvorm
Theorie in grote groepen (18 u), gewone oefeningen in kleinere groepen (30 u), facultatieve differentiëring in de vorm van herhalingsoefeningen (6 u).
Studiemateriaal
- Extra studiemateriaal gebruikt in de les waaronder oefeningenbundel en transparanten - Elektronische leeromgeving en CAS-toestel TI-Nspire
Examenvorm 1ste examenkans
- Permanente Evaluatie (PE): schriftelijke test over de oefeningen van onderwerp 1 tot en met 4 van het inhoudsoverzicht met gebruik van formularium en TI-Nspire (25% van de punten) - Schriftelijk examen KO (theorie) zonder hulpmiddelen over de volledige inhoud (25% van de punten) - Schriftelijk examen BKV met gebruik van formularium en TI-Nspire over de oefeningen van onderwerp 5 tot en met 8 van het inhoudsoverzicht (50% van de punten)
2de examenkans
- Schriftelijk examen KO (theorie) zonder hulpmiddelen over de volledige inhoud (25% van de punten) - Schriftelijk examen BKV (oefeningen) met gebruik van formularium en TI-Nspire over de volledige inhoud (75% van de punten)
FWIS1S_1213_LmLi
OO Code
Analyse 1&2 FWIS1S
Algemene visie
De wiskunde in deze opleiding is een hulpmiddel om de wonderen van de techniek te verstaan, te kunnen gebruiken en te helpen ontwikkelen. Wiskunde is de taal van de ingenieur en de basis die nodig is om te komen tot een beredeneerde kennis. De student(e) verwerft voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste wiskundige begrippen zelfstandig toe te passen op technische of toegepast wetenschappelijke problemen waarvan de behandeling tot de taak van een industrieel ingenieur behoort. De wetenschappelijke basis bestaat voor een beperkt gedeelte uit feitenmateriaal (kennen). De nadruk ligt echter veeleer op de redeneervaardigheden (begrijpen) en op het toepassen daarvan bij het oplossen van concrete problemen (toepassen). Zuiver abstracte wiskunde komt daarom ook weinig aan bod. Daarnaast leert de student ook een aantal rekentechnieken.
Begincompetenties
De student(e) is vertrouwd met de onderwerpen behandeld in de opfriscursus wiskunde. Daarnaast heeft de student(e) aanleg om de taal van de wiskunde te hanteren, beschikt hij/zij over een kritisch redeneervermogen en een creatieve geest om probleemoplossend te denken.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Steunt op: wiskundekennis uit de vooropleiding (secundair onderwijs en professionele bachelor). Vaak zijn de hoofdstukken uitgebreide uitdiepingen van geziene wiskundedelen die nodig zijn om technische of toegepast wetenschappelijke kennis te verwerven. Is basis voor : analyse3. Daarnaast worden de gekozen onderwerpen beschouwd als toeleveringsonderdelen van ingenieursvakken zoals elektriciteit, mechanica, elektronica, sterkteleer, enz.
Relatie met onderzoek
De student(e) verwerft voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste wiskundige begrippen zelfstandig toe te passen, nieuwe informatie te verwerven en te structureren. Kritisch reflecteren over het eigen denken en de discipline en het vermogen om probleemoplossend te werken, wordt geleerd in de oefeningen. De bachelor verwerft een wetenschappelijke basisvorming die nodig is om te komen tot een beredeneerde kennis. De fundamenten voor de ontwikkeling van een kritische onderzoeksattitude worden in de wetenschapsvakken gelegd waarbij wiskunde een voortrekkersrol vervult.
Relatie met werkveld
Inzet en zin voor nauwkeurigheid krijgen bijzondere aandacht. Dit betekent: het juist lezen van een tekst, de correcte term geven voor een begrip, de correcte definitie verwoorden voor een term, getallen en symbolen correct gebruiken en een correcte verklaring geven voor uitspraken en feiten. Gezien er in het latere beroepsleven waarschijnlijk gebruik gemaakt wordt van geïnformatiseerde hulpmiddelen, wordt het werken met een CAS-toestel in de wiskundevakken aangeleerd.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: “Analyse voor het hoger onderwijs”, G.Deen en P.Levrie, De Boeck, ISBN 90-455-0796-5 “Calculus”, H. Anton, I. Bivens en S. Davis, John Wiley & Sons, INC, ISBN 0-471-38157-8 (Taal: Engels) “Calculus with analytic geometry”, R. Ellis en D. Gulick, Harcourt brace Jovanovich, ISBN 015-505737-5 (Taal: Engels) “Analyse voor ingenieurs”, D. Keppens, Acco, ISBN 90-334-6232-X “Wiskunde voor het hoger onderwijs”, delen 1 en 2, L. Papula, Academic Service, ISBN 906233-904-2 “Wiskunde in werking, deel 2, analyse toegepast”, M. de Gee, Epsilon uitgaven, ISBN 905041-076-2
FWIS2S1_1213_VnGi
dOO Code
Analyse 3 en Algebra FWIS2S1
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Giovanni Vanroelen (VnGi) Marie-Godelieve Lemmens (LmLi), Andy Snoecx (SnoAn), Giovanni Vanroelen (VnGi) SCH-EM, SCH-EL, SCH-AUT, SCH-EA-ICT, SCH_BK, SCH_NT, SCH_VT/Mi 3 Tot.: 84 u KO: 12 u BKV: 18 u ZS: 54 u Inleidend
Competenties
De student(e) beschikt: 1. over een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.6 2. over praktische vaardigheden 2.2, 2.3 3. over communicatievaardigheden 3.1 4. over algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3 6. over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria
Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
De student(e): - begrijpt de definities, formules, stellingen of eigenschappen uit de cursus en weet welke nodig/bruikbaar zijn om een probleem i.v.m. differentiaalvergelijkingen en algebra (in de ruime zin van het woord) schriftelijk op te lossen, WC1, AC1, AC6, 1.1, 1.2, 3.1 - kent de verschillende oplossingsmethoden en -strategieën om problemen i.v.m. differentiaalvergelijkingen en algebra met al dan niet een (vakoverschrijdend) verhaalelement aan te pakken, AC1, AC2, AWC4, 1.3, 1.6 - kent de troeven maar ook de beperkingen van het CAS-toestel om het op een verantwoorde manier te gebruiken tijdens het oplossingsproces, AWC4, 2.2 - werkt nauwkeurig en volledig door gebruik te maken van correcte notaties in formules en berekeningen, het vermelden van alle tussenstappen + voorwaarden en het verklaren van de gebruikte symbolen, AWC4, 2.3 - is bekwaam om bijkomende informatie/voorbeelden over de behandelde onderwerpen in de les zelfstandig te (be)studeren met de mogelijkheid van het stellen van vragen, AC2, AC7, 4.1 - is in staat om een gegeven probleemstelling te analyseren, correct te (her)formuleren in wiskundige termen en daarna de opgebouwde kennis creatief te gebruiken om het gestelde probleem gestructureerd op te lossen, AC1, AWC4, 4.2, 4.3, 6.1, 6.6 - controleert kritisch elke tussenstap en het eindresultaat op zijn waarheidsgehalte, AWC1, 6.7
Inhoud
- Oplossingsmethodes van differentiaalvergelijkingen van de eerste en tweede orde + toepassingen - Matrixrekenen, inverse matrices, determinanten en stelsels - Lineaire algebra met vectoren (vectorruimten, lineaire (on)afhankelijkheid, basis, …) - Punten, rechten & vlakken (parametervergelijking en cartesische vergelijking, ligging, afstanden, ...) - Lineaire transformaties - Eigenwaarden en eigenvectoren + toepassingen hierop
Werkvorm
Theorie in grote groepen (12 u), gewone oefeningen in kleinere groepen (18 u)
Studiemateriaal
- Oefeningenbundel DV en algebra - Extra studiemateriaal gebruikt in de les - Elektronische leeromgeving en CAS-toestel TI-Nspire
Examenvorm 1ste examenkans
- Schriftelijk examen oefeningen met gebruik van formularium en TI-Nspire (100% van de punten)
2de examenkans
- Schriftelijk examen: idem aan 1ste examenkans
FWIS2S1_1213_VnGi
dOO Code
Analyse 3 en Algebra FWIS2S1
Algemene visie
De wiskunde in deze opleiding is een hulpmiddel om de wonderen van de techniek te verstaan, te kunnen gebruiken en te helpen ontwikkelen. Wiskunde is de taal van de ingenieur en de basis die nodig is om te komen tot een beredeneerde kennis. De student(e) verwerft voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste wiskundige begrippen zelfstandig toe te passen op technische of toegepast wetenschappelijke problemen waarvan de behandeling tot de taak van een industrieel ingenieur behoort. De wetenschappelijke basis bestaat voor een beperkt gedeelte uit feitenmateriaal (kennen). De nadruk ligt echter veeleer op de redeneervaardigheden (begrijpen) en op het toepassen daarvan bij het oplossen van concrete problemen (toepassen). Zuiver abstracte wiskunde komt daarom ook weinig aan bod. Daarnaast leert de student een aantal rekentechnieken.
Begincompetenties
De student(e) is vertrouwd met differentiaal- en integraalrekening en basisbegrippen uit de algebra zoals matrices en stelsels. Daarnaast heeft de student(e) aanleg om de taal van de wiskunde te hanteren, beschikt hij/zij over een kritisch redeneervermogen en een creatieve geest om probleemoplossend te denken.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Steunt op: wiskundekennis uit de vooropleiding (secundair onderwijs en professionele bachelor). Vaak zijn de hoofdstukken uitgebreide uitdiepingen van geziene wiskundedelen die nodig zijn om technische of toegepast wetenschappelijke kennis te verwerven. Is basis voor: ingenieursvakken zoals elektriciteit, mechanica, elektronica, sterkteleer, enz.
Relatie met onderzoek
De student(e) verwerft voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste wiskundige begrippen zelfstandig toe te passen, nieuwe informatie te verwerven en te structureren. Kritisch reflecteren over het eigen denken en de discipline en het vermogen om probleemoplossend te werken, wordt geleerd in de oefeningen. De bachelor verwerft een wetenschappelijke basisvorming die nodig is om te komen tot een beredeneerde kennis. De fundamenten voor de ontwikkeling van een kritische onderzoeksattitude worden in de wetenschapsvakken gelegd waarbij wiskunde een voortrekkersrol vervult.
Relatie met werkveld
Inzet en zin voor nauwkeurigheid krijgen bijzondere aandacht. Dit betekent: het juist lezen van een tekst, de correcte term geven voor een begrip, de correcte definitie verwoorden voor een term, getallen en symbolen correct gebruiken en een correcte verklaring geven voor uitspraken en feiten. Gezien er in het latere beroepsleven waarschijnlijk gebruik gemaakt wordt van geïnformatiseerde hulpmiddelen, wordt het werken met een CAS-toestel aangeleerd.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: “Analyse voor het hoger onderwijs”, G.Deen en P.Levrie, De Boeck, ISBN 90-455-0796-5 “Linear Algebra and its Applications”, David C. Lay, Pearson International Edition, ISBN 0321-31485-9 (Taal: Engels)
FWIS2S2_1213_VnGi
dOO Code
Statistiek FWIS2S2
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Giovanni Vanroelen (VnGi) Marie-Godelieve Lemmens (LmLi), Andy Snoecx(SnoAn), Giovanni Vanroelen (VnGi) SCH-EM, SCH-EL, SCH-AUT, SCH-EA-ICT, SCH_BK, SCH_NT, SCH_VT/Mi 3 Tot.: 84 u KO: 12 u BKV: O 9 u + PC 9 u ZS: 54 u Uitdiepend
Competenties
De student(e) beschikt: 1. over een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en techn. basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.6 2. over praktische vaardigheden 2.2, 2.3 3. over communicatievaardigheden 3.1 4. over algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 6. over el. onderzoekscomp. en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria
Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
De student(e): - begrijpt de definities, formules, stellingen of eigenschappen uit de cursus en weet welke nodig/bruikbaar zijn om een statistisch probleem (in de ruime zin van het woord) schriftelijk op te lossen, WC1, AC2, AWC2, 1.1, 1.2, 3.1 - kent de verschillende oplossingsmethoden, procedures en algoritmen om statistische problemen met al dan niet een (vakoverschrijdend) verhaalelement aan te pakken en is bekwaam om correct om te gaan met statistische onzekerheid, AC1, AWC2, 1.3, 1.4, 1.6 - kent de troeven maar ook de beperkingen van het CAS-toestel en de gebruikte software om het op een verantwoorde manier te gebruiken tijdens het oplossingsproces, WC1, AWC2, AWC4, 2.2 - werkt nauwkeurig en volledig door gebruik te maken van correcte notaties in formules en berekeningen, het duidelijk tekenen van grafieken, het vermelden van alle tussenstappen + voorwaarden en het verklaren van de gebruikte symbolen, AC1, AC6, 2.3 - is bekwaam om een data-analyse met gepaste onderzoeksmethoden uit te voeren en de conclusies onderbouwd neer te schrijven, AC1, AC2, AC6, AWC4, AC7,3.1,4.1, 4.5, 6.3, 6.4, 6.5 - is in staat om een gegeven probleemstelling te analyseren, correct te (her)formuleren in wiskundige of statistische termen en daarna de opgebouwde kennis creatief te gebruiken om het gestelde probleem gestructureerd op te lossen, AC2, AWC4, 4.2, 4.3, 6.1, 6.6 - controleert kritisch elke tussenstap en het eindresultaat op zijn waarheidsgehalte, AWC1, 6.7 Elementaire waarschijnlijkheidsleer, kansverdelingen van één numerieke veranderlijke (algemeen, discrete verdelingswetten, continue kansverdelingen, lineaire samenstelling van toevalsgrootheden, centrale limietstelling), verdelingswetten voor kengetallen van steekproeven, toetsen van hypothesen (algemeen, toetsen op basis van de normale verdeling, chi-kwadraat aanpassingstesten), correlatie- en regressietechnieken.
Werkvorm
Theorie (12u) en toepassingen in grote groepen (9u), oefeningen in een PC-lokaal in kleine groepen (9u).
Studiemateriaal
- Cursustekst en oefenbundel statistiek + extra materiaal gebruikt in de les - Elektronische leeromgeving, CAS-toestel TI-Nspire + computersoftware (Excel)
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
- Schriftelijk examen (mix van oefeningen en theorie) (85%) met gebruik van formularium en TI-Nspire - PE: Computertest statistiek uitgevoerd met Excel (15%) met gebruik van formularium en TI-Nspire. - Schriftelijk examen (85%): idem aan 1ste examenkans - PE: de punten van de 1ste examenkans blijven behouden (15%), tenzij de student(e) beslist (op de dag van de 2de examenkans) om deel te nemen aan de herkansingscomputertest. Dan komen de nieuwe PE-punten in de plaats te staan. Overdracht van de PE-punten naar volgend academiejaar is niet mogelijk.
FWIS2S2_1213_VnGi
dOO Code
Statistiek FWIS2S2
Algemene visie
Statistiek is een hulpmiddel om op een verantwoorde wijze besluiten te trekken uit gedane proeven of metingen in een technische of wetenschappelijke context. De student(e) verwerft in de loop van het semester voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste statistische technieken zelfstandig toe te passen op problemen waarvan de behandeling tot de taak van een industrieel ingenieur behoort. De wetenschappelijke basis bestaat voor een beperkt gedeelte uit feitenmateriaal (kennen). De nadruk ligt echter veeleer op de redeneervaardigheden (begrijpen) en op het toepassen daarvan op concrete data of bij het benaderend oplossen van concrete problemen. Daarbij maakt de student(e) gebruik van software die wereldwijd in de industrie wordt ingezet voor allerhande toepassingen.
Begincompetenties
De student(e) is vertrouwd met de belangrijkste concepten uit de beschrijvende statistiek en de differentiaal- en integraalrekening. Daarnaast heeft de student(e) aanleg om de taal van de wiskunde te hanteren, beschikt hij/zij over een kritisch redeneervermogen en een creatieve geest om probleemoplossend en wetenschappelijk te denken.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Steunt op: statistiekkennis uit vooropleiding. Is basis voor: het oplossen van problemen en de verwerking van de resultaten van project- of laboopdrachten binnen de diverse ingenieursdisciplines van de masterproef.
Relatie met onderzoek
De student(e) verwerft voldoende inzicht en vaardigheid om de belangrijkste statistische begrippen zelfstandig toe te passen, nieuwe informatie te verwerven en te structureren. Een kritische ingesteldheid ten opzichte van het eigen denken en de discipline en het vermogen om probleemoplossend te werken, worden aangeleerd in de oefeningen. De student(e) verwerft een wetenschappelijke basisvorming die nodig is om te komen tot een beredeneerde kennis. De fundamenten voor de ontwikkeling van een kritische onderzoeksattitude worden in de wetenschapsvakken gelegd waarbij wiskunde en statistiek een voortrekkersrol vervullen.
Relatie met werkveld
Elke toekomstige ingenieur zal op de een of andere manier gebruik maken van de mogelijkheden die hem geboden worden door de computer. Op statistisch vlak is het vaak de ingenieur die de steekproefmetingen van de medewerkers op de vloer visualiseert, veralgemeent en eventuele voorspellingen maakt voor de hele partij. De kans dat een industrieel ingenieur te werk wordt gesteld in de kwaliteitsdienst van een bedrijf is zeker niet ondenkbaar. Gezien het analyseren van deze kwaliteit en het treffen van beslissingen op alle vlakken voor een groot deel gebeuren met behulp van statistische technieken is het noodzakelijk dat de ingenieur de basisregels van statistiek onder de knie heeft.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: “Statistiek in de praktijk”, David S. Moore en George P. McCabe, Academic Service, ISBN 90-395-1421-6 “Statistiek voor technici met behulp van Excel en TI 83”, Theo van Pelt, Marjo Stevens, Academic Service, ISBN 90 395 0582 9 “Statistiek en wetenschap”, J. Beirlant, G. Dierckx, M. Hubert, Acco, ISBN 90-334-5878-0; “Statistiek: Een inleiding voor het hoger onderwijs”, James T. McClave, P.George Benson en Terry Sincich, Pearson, ISBN 90-430-0501-0 http://www.wynneconsult.com/ en http://lstat.kuleuven.be/java/index.htm - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling: de computertest in het kader van de permanente evaluatie bestaat uit een aantal opdrachten uit het domein van de statistiek die de student binnen de voorziene tijdspanne moet oplossen m.b.v. het softwarepakket Excel. De ingeleverde files worden beoordeeld op hun structuur (opbouw), efficiëntie, correcte interpretatie van de gegeven probleemstelling, volledigheid, juistheid van de eindresultaten, (kritische) commentaar geschreven bij de tussenstappen, kwaliteit van de gemaakte figuren en de al dan niet aanwezigheid van syntaxfouten.