Studiegids 2013-2014 Cohort februari
De Educatieve Master Universitaire eerstegraads lerarenopleiding
Instituut voor Leraar en School
1
Inhoud Voorwoord
4
Hoofdstuk 1: De structuur van de Educatieve Master Colleges en tentamens De organisatie van de colleges Het programma van de Educatieve Master Clusters Commissies
5 5 5 6 7 8
Hoofdstuk 2: De colleges van de Educatieve Master Inschrijven voor de colleges De collegereeks Algemene Didactiek Inleiding Vakbeschrijving Algemene Didactiek De colleges Vakdidactiek Inleiding Biologie Geschiedenis en Staatsinrichting Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Engels Nederlands De collegereeks Professionele Persoonlijke Ontwikkeling Inleiding Professioneel Persoonlijk Leren Training Persoonlijk Leiderschap Spreektechniek en Presentatie Praktijkonderzoek Verdiepingsthema
10 10 10 10 12 15 15 16 19 21 23 25 27 27 28 30 31 33 35
Hoofdstuk 3: De tentamens van de Educatieve Master Inleiding op de tentamenstructuur Lessenreeks Begeleide stage Zelfevaluatie 1 Ontwerp en onderzoek Zelfstandige stage Zelfevaluatie 2
36 36 38 39 41 42 43 44
Hoofdstuk 4: Organisatie van de stage Inleiding en begrippen De stages in schema Typen scholen Toekennen van stageplaatsen Soorten stageplaatsen Begeleiders en beoordelaars Lesbezoek
45 45 46 47 48 48 49 50
2
Beoordeling van de stage Vragen, klachten en geschillen
51 51
Hoofdstuk 5: Studievoortgang De registratie van de studievoortgang De studieadviseur De mentor van de opleiding Stoppen met de opleiding Het aanvragen van een vrijstelling Het aanvragen van een examen
52 52 52 52 52 53 54
Hoofdstuk 6: Algemene voorzieningen voor studenten Het secretariaat De dictatencentrale Het documentatiecentrum De universiteitsbibliotheek Het Universitair Sportcentrum De Refter Index
55 55 55 55 56 56 56 57
3
Voorwoord Welkom bij het Instituut voor Leraar en School van de Radboud Universiteit. Voor je ligt de nieuwe studiegids van de Educatieve Masteropleidingen. De studiegids beschrijft in eerste instantie het curriculum voor de voltijd opleiding . Andere varianten, zoals de deeltijdvarianten en de tweejarige master waarin een vakmaster op het gebied van de Bètawetenschappen en de Educatieve Master gecombineerd worden, zijn hiervan afgeleid. In veel gevallen betreft het trajecten op basis van het voltijd curriculum, waarover je individuele afspraken hebt gemaakt aan het begin van je opleiding. In alle gevallen zijn de principes en de inhoudelijke gedachten achter het curriculum hetzelfde als die in deze studiegids beschreven staan. In deze gids vind je uitleg over de structuur van het curriculum, het rooster, de inhoud van de collegereeksen en de tentamens, alsmede de belangrijkste praktische zaken waar je tijdens je opleiding mee te maken krijgt. De nadruk ligt hierbij op de samenhang en het overzicht over het geheel. Meer gedetailleerde informatie over onder andere inhouden, beoordelingscriteria of de verantwoording van de inhoud ten opzichte van de competenties van de startbekwame leraar, ontvang je aan het begin van je opleiding. De universitaire lerarenopleiding is een intensieve opleiding, die sterk verschilt van reguliere universitaire masters, al was het alleen maar vanwege de bijzondere combinatie van stage en instituutscolleges. Dat vereist van jou een proactieve houding en organisatietalent; twee belangrijke eigenschappen voor een professionele leraar. Door als universitair opgeleide student te kiezen voor het leraarschap doe je veel mensen een plezier. De maatschappelijke behoefte aan academische leraren is groot, omdat zij bij uitstek in staat zijn om excellente leerlingen te herkennen en te activeren. Dat is ook in het belang van de universiteiten, die sterk afhankelijk zijn van een kwalitatief hoogwaardige instroom. Ook de scholen en vaksecties zijn gebaat bij nieuwe leraren die met enthousiasme in staat zijn om goede praktijken te combineren met innovatieve ontwikkelingen. En natuurlijk hebben de leerlingen profijt van leraren die hen kunnen motiveren en inspireren tot actief leren, en die op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen op hun vakgebied. Maar de belangrijkste persoon die je een plezier doet door voor het leraarsberoep te kiezen ben je zelf. Een aantal jaren geleden heb je vanuit je eigen passie en interesse gekozen voor een bepaald vakgebied. Het leraarsberoep geeft je de gelegenheid om in een heel brede zin met dat vakgebied bezig te blijven en om jouw eigen passie over te dragen op jonge mensen. We wensen je veel succes met de opleiding!
drs. P.M. Jagtman & prof. dr. P.A.J.M. Coppen Directie ILS-RU
4
Hoofdstuk 1: De structuur van de Educatieve Master Colleges en tentamens De Educatieve Master is een zogeheten competentiegerichte opleiding. Deze bekwaamheidseisen voor het beroep van leraar zijn wettelijk vastgesteld. De leraar is: 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent 5. Competent in het samenwerken met collega's 6. Competent in het samenwerken met de omgeving 7. Competent in het samenwerken met zichzelf (in reflectie en ontwikkeling) Meer over de uitwerking van deze competenties vind je in de bijlage bij de Onderwijs- en Examenregeling op www.ru.nl/ils. Op deze plaats is het van belang om te weten dat de ontwikkeling van deze competenties de structuur van de Educatieve Master bepaalt, en wel in de volgende opzichten:
Je vakinhoudelijke competentie is gegarandeerd door de toelatingsvoorwaarden tot de Educatieve Master. Je wordt alleen tot deze master toegelaten als je een vakinhoudelijke competentie hebt die gelijk staat met die van een afgestudeerde universitaire master in een schoolvakverwante discipline. Er komt in de Educatieve Master zelf geen vakinhoud meer aan de orde. Je wordt in de Educatieve Master niet zozeer beoordeeld op de kennis die je opdoet in het onderwijs, maar op de ontwikkeling van je competenties. De tentamens van de opleiding zijn geen kennistoetsen die gekoppeld zijn aan collegereeksen, maar geïntegreerde opdrachten die je in de loop van het jaar moet afleggen. Zowel je stage(s) als de colleges op het instituut helpen je om deze tentamenopdrachten goed uit te voeren.
De Educatieve Master lijkt dus wat dat betreft niet op de universitaire studie die je gewend bent. Zowel de colleges als de stage staan in functie van je ontwikkeling in de richting van het leraarschap. De tentamens en de opdrachten in de colleges geven je wel een houvast bij deze ontwikkeling, maar ze zijn zo opgezet dat je je eigen leerproces in belangrijke mate kunt sturen.
De organisatie van de colleges De colleges van de Educatieve Masteropleiding worden centraal georganiseerd. Je volgt hoorcolleges en werkcolleges in verschillende groepen. De hoorcolleges worden gevolgd door alle studenten van alle Educatieve Masters tegelijk. Bij de werkcolleges zit je in groepen van 15 tot 30 studenten bij elkaar.
5
Het programma van de Educatieve Master De Educatieve Master bestaat uit een stagegedeelte en een instituutsgedeelte. De studielast voor beide gedeelten bedraagt 30 studiepunten. Je besteedt dus theoretisch evenveel tijd aan je stage als aan het instituutsonderwijs. In de praktijk voer je in je stage echter ook instituutsopdrachten uit, zodat voor je gevoel het accent waarschijnlijk meer op de stageactiviteiten zal komen te liggen. Met de stagescholen zijn afspraken gemaakt over de dagen waarop je in de gelegenheid wordt gesteld om op het instituut colleges te volgen (de instituutsdagen). De master start met een intensieve startweek waarin je vier dagen op het instituut bent en één dag gaat kennismaken op je stageschool. Aan het begin van het tweede semester is er weer een intensieve week met colleges. De rest van het jaar is er alleen instituutsonderwijs op maandag. De overige dagen van de week zijn beschikbaar voor stageactiviteiten. Die zullen geen vier dagen in beslag nemen, maar die tijd heb je nodig voor het verrichten van de activiteiten die bij stage en colleges horen. Hoe het rooster er voor je stage eruit ziet bepaal in je samenspraak met je stageschool en schoolpracticumdocent. Hoewel er in de planning van de collegedagen wel rekening is gehouden met schoolvakanties betekent een collegevrije week niet automatisch dat je ook geen stageverplichtingen hebt. Dat ligt helemaal aan het rooster dat de school hanteert. Dit moet je zelf in de gaten houden. Op de instituutsdagen krijg je colleges in drie lijnen, uitgedrukt in het volgende schema: Het algemene perspectief:
Het persoonlijke perspectief:
Het vakspecifieke perspectief:
Algemene didactiek
Professionele Persoonlijke Ontwikkeling
Vakdidactiek
Colleges rond de thema's:
Colleges en training rond de thema's:
Docent Leerling Leren en instructie Interactie en klassenmanagement
Colleges rond de thema's die afhankelijk zijn van jouw specifieke vakgebied
Training Persoonlijk Leiderschap Professioneel Persoonlijk Leren Praktijkonderzoek Spreektechniek en presentatie Verdiepingsthema
6
Bij Algemene Didactiek krijg je te maken met hoorcolleges die in principe instituutsbreed worden gegeven, omdat de thema's voor alle vakgebieden relevant zijn, maar ook met werkcolleges in kleinere groepen als het onderwijs dat wenselijk maakt. Ook dan zit je over het algemeen in vakoverstijgende groepen, dat wil zeggen samen met studenten uit een ander schoolvak. Tijdens de Vakdidactische colleges zit je in de regel alleen met de medestudenten uit je eigen schoolvak. Soms worden er vakdidactische colleges gecombineerd, als de groepen erg klein zijn en de schoolvakken voldoende op elkaar lijken. De colleges in de lijn Professionele Persoonlijke Ontwikkeling hebben een flexibele inhoud die aansluit op je persoonlijke ontwikkeling. Meestal worden deze colleges in kleinere groepen van ongeveer 15 studenten gegeven. Op de helft van het eerste semester krijg je een studieadvies. Hierover kun je meer lezen in de tentamenhandleiding, die je voor het begin van de studie ontvangt.
Clusters Een deel van de opleiding wordt vakspecifiek ingevuld, en een ander deel is algemeen, instituutsbreed. Voor een derde deel is er sprake van een clustering van verwante opleidingen in grotere eenheden. Deze eenheden lopen voor een groot deel (maar niet helemaal) parallel met de facultaire achtergrond van de schoolvakverwante disciplines. Er zijn drie clusters: 1. Het cluster Bèta: hierin zitten de disciplines uit de faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Voor het februaricohort is dit alleen het schoolvak Biologie. 2. Het cluster MCM (Mens, Cultuur en Maatschappij): voor het februaricohort zijn dit de schoolvakken Geschiedenis en Staatsinrichting en Maatschappijleer en maatschappijwetenschappen. 3. Het cluster Talen: voor het februaricohort zijn dit de schoolvakken Engels en Nederlands.
Deze clusterindeling is voor een belangrijk deel gemotiveerd vanuit de inhoudelijke samenhang tussen deze schoolvakken, met name op het gebied van de vakdidactiek.
7
Commissies Examencommissie Een centrale commissie in de organisatie van de opleiding is de Toelatings- en examencommissie (kortweg examencommissie). De examencommissie is belast met het toezicht op de toepassing van de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Zij heeft daartoe o.a. de volgende taken:
Wel of niet toelaten van studenten tot de opleiding op basis van de criteria die zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling (zie website www.ru.nl/ils). Verlenen van vrijstelling aan het begin van of tijdens de opleiding. Zie voor de procedure voor het aanvragen van vrijstellingen hoofdstuk 5. Bewaken van de kwaliteit en de uitvoering van de beoordelingen. Meer precies stelt de examencommissie de beoordelingsinstrumenten vast, zij wijst de examinatoren voor de tentamens aan, en ziet toe op een goede transparante uitvoering van de beoordelingen. Beoordelen van de examenaanvragen en ondertekenen van de verleende diploma's. Zie voor de procedure voor het aanvragen van het examen hoofdstuk 5.
Aanvragen voor de examencommissie kunnen verstuurd worden naar:
[email protected] Vermeld in je bericht aan de examencommissie je naam, studentnummer en de opleiding waarvoor je bent ingeschreven. Een verzoek dien je altijd zelf in. Eventueel na advies van of in overleg met de studieadviseur of een docent. De examencommissie streeft ernaar alle verzoeken binnen 20 werkdagen na de verzending van de ontvangstbevestiging af te handelen, maar kan niet uitsluiten dat dit in sommige gevallen toch langer duurt. De volgende personen hebben zitting in de examencommissie: prof. dr. E. (Erik) Barendsen (voorzitter), drs. K.J.J. (Karin) Derksen, drs. H.G.F. (Harry) Havekes, drs. H.A.T. (Hermine) de Knijff, en mevr. E.W. (Lily) van Wersch (secretaris).
8
Opleidingscommissie Een tweede centrale commissie in de organisatie van de opleiding is de Opleidingscommissie. Deze commissie, waarin een brede studentvertegenwoordiging zitting heeft, gaat over de volgende zaken:
De opleidingscommissie bewaakt de kwaliteit van het onderwijs, en met name de uitvoering ervan; De opleidingscommissie bespreekt de resultaten van de halfjaarlijkse studentevaluaties, waarin het curriculum en de docenten worden beoordeeld;
De opleidingscommissie wordt ook in een vroeg stadium op de hoogte gebracht over ontwikkelingen in het curriculum, en praat daarover mee. Uiteindelijk wordt bij alle grote veranderingen de opleidingscommissie om advies gevraagd. Daarnaast kan de commissie over allerlei zaken ook ongevraagd advies uitbrengen. De opleidingscommissie is voor jou als student een belangrijke commissie omdat ze in de organisatie een spreekbuis vormt voor de studenten. Daarom is het van belang dat je weet wie er vanuit jouw vakgebied, jaargroep of cluster als studentvertegenwoordiger in de opleidingscommissie zit. Bij hem of haar kun je dan terecht als je relevante opmerkingen hebt over de kwaliteit van het onderwijs. In de opleidingscommissie hebben op dit moment zitting de medewerkers drs. L.A. (Louise) Taylor (voorzitter), drs. A.J. (Arnoud) Aardema, drs. I. (Ingeborg) van Neut, drs. E.E.G. (Edith) Verbeet (secretaris). Er zijn zes studentleden, om een goede vertegenwoordiging van de verschillende categorieën studenten mogelijk te maken (verschillende clusters, deeltijd/voltijd, met baan/zonder baan). Onderdeelcommissie Naast de examencommissie en de opleidingscommissie kent het instituut ook nog een Onderdeelcommissie, waar een vertegenwoordiging van de medewerkers zitting heeft. De onderdeelcommissie gaat niet zozeer over de opleiding, maar over de organisatie van het instituut in relatie tot de arbeidsomstandigheden van de medewerkers. Als student zul je weinig met de onderdeelcommissie in aanraking komen.
9
Hoofdstuk 2: de colleges van de Educatieve Master Inschrijven voor de colleges Als student volg je in principe alle colleges van de lijnen Algemene Didactiek en Professionele Persoonlijke Ontwikkeling. Binnen de lijn Vakdidactiek schrijf je je in voor het vak van jouw keuze. Het is de bedoeling dat je je voor alle cursussen inschrijft via OSIRIS (http://sis.ru.nl/student). Dit kan vanaf 15 januari 2013. Gebruik daarvoor de cursuscodes (bijv. ILS-12345) die bij de vakbeschrijvingen in deze studiegids te vinden zijn. Voor een aantal cursussen is het de bedoeling dat je een groepsvoorkeur opgeeft. Kies in dat geval de groep overeenkomstig met je vak (bijv. maatschappijleer). Door je in te schrijven voor een cursus word je (met ingang van de volgende dag) aangemeld (enrolled) voor de bijbehorende Blackboard-cursus. Inschrijving voor de tentamens volgt later. Hierover ontvang je t.z.t. bericht. Als je instructie nodig hebt m.b.t. de werking van OSIRIS raadpleeg dan www.ru.nl/osiris. LET OP: Studenten die voor het eerst aan de RU starten kunnen pas inschrijven op het onderwijs na bericht van Studielink dat de inschrijving definitief is.
10
De collegereeks Algemene Didactiek Inleiding Als docent word je voortdurend uitgedaagd om jezelf te blijven bekwamen in je vakgebied en in je beroep. Dat is in hoge mate een cyclisch proces. Binnen een les, een lesdag en zelfs een leerjaar wordt elke keer van je gevraagd om het leren in gang te zetten, voort te zetten en uiteindelijk te zorgen voor een synthese, een afronding die aanknopingspunt is voor weer een nieuwe cyclus. Je kerntaken daarin zijn het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van onderwijsactiviteiten, het opbouwen, onderhouden en afbouwen van leerrelaties, en het samenwerken in en buiten de schoolorganisatie. Deze taken verricht je jaar in jaar uit in een samenleving die evenals het schoolvak en de leerling sterk aan veranderingen onderhevig is. Dat cyclische karakter herken je als docent ook op het niveau van je dagelijkse onderwijspraktijk. Het onderwijsproces bestaat voortdurend uit intensieve wisselwerkingen die zich afspelen in de driehoek van de vak- of leerinhoud, de leerling en de docent. Doordat je steeds schakelt tussen deze drie ontstaat idealiter een spiraalsgewijze en veilige ontwikkeling van de competentie en autonomie van een opgroeiend mens: je leerling. In de collegereeks Algemene Didactiek aan het ILS-RU krijg je samen met je medestudenten van andere schoolvakken een gezamenlijke basis aangeboden. Deze kennisbasis vormt een gedeeld en gemeenschappelijk referentiekader dat je in staat stelt om je ervaringen met onderwijssituaties en -processen te interpreteren en daar geleidelijk een eigen visie op te ontwikkelen. Op hun beurt helpen die interpretaties en visies je weer om die situaties en processen op een verantwoorde manier te beïnvloeden, er met collega’s over te communiceren en samen te werken. Binnen die gezamenlijke basis brengt ILS-RU ook eigen accenten aan, die te maken hebben met onze visie op de docent. Wij zien de docent en daarmee ook de leraar in opleiding als een reflectieve professional en een ontwerpende en onderzoekende docent. Deze nadruk op onderwijsontwerp, onderzoek naar en reflectie op je eigen praktijk en vind je terug in onze thematische keuzes en indeling van het programma algemene didactiek. Je vindt ze ook terug als je gaat kijken naar de opbouw en invulling van onze tentamenonderdelen.
11
Vakbeschrijving Algemene Didactiek Cursuscode: ILS-ADID-00
0ec
drs. S.J.C.E. van Boven drs. K.J.J. Derksen drs. R.J. Gerritsen ir. G.V.M. van Ginkel drs. N.H.H. Kienstra dr. H.W. OolbekkinkMarchand drs. A. Schoonhoven drs. J.W.F. Willen drs. L. de Jager
Beschrijving Je maakt kennis met didactische theorieën en inzichten die de individuele schoolvakken overstijgen. Het programma is opgebouwd vanuit een viertal thema's: 1. De leerling 2. De docent 3. Leren en instructie 4. Interactie en klassenmanagement Leerdoelen Je maakt kennis en gaat werken met de belangrijkste algemeen-didactische theorieën. Je bent in staat om deze toe te passen op de praktijk in het voortgezet onderwijs en op je eigen lesgeven en om daarbij kritisch op de theorieën te reflecteren . Je kunt je weg vinden in de algemeen-didactische literatuur, en deze gebruiken bij het ontwerpen, onderzoeken en evalueren van je eigen onderwijs. Werkvormen Elk thema wordt behandeld in instituutsbrede hoorcolleges en werkcolleges die in werkgroepen tot dertig studenten worden uitgevoerd. In de tweede helft van de opleiding is er in een aantal bijeenkomsten meer gelegenheid om gezamenlijk te werken aan onderwerpen die aansluiten op specifieke (praktijk)vragen van studenten uit de groep.
12
Onderwerpen De vier eerder genoemde thema's worden uitgewerkt in de volgende onderwerpen: De leerling: - Kenmerken van leerlingen in diverse stadia van ontwikkeling - De beginsituatie - Motivatie - Opvoeding: vormen en stijlen De docent: - De functies van het onderwijs - De pedagogische opdracht - Reflectie en professionalisering - De docent als professional in de organisatie Leren en instructie: - Didactisch Analysemodel (DA-model), lesdoelen, lesformulier, lesvoorbereiding - Reguleren en sturen van leerprocessen - Toetsen en beoordelen van leerlingen - Model Directe Instructie (DI-model) – effectief leren - Activerend en samenwerkend leren - Zelfstandig leren: ontwerpen en evalueren - Evalueren van onderwijs - Omgaan met verschillen: differentiatie Interactie en klassenmanagement: - De basishouding in de klas: de docent als gastheer/-vrouw - Preventie, interventie en stopgedrag - Communicatie in de klas - De klas als groep - Klassenmanagement - Straffen en belonen - Leerklimaat en leefklimaat
13
Literatuur Verplichte literatuur:
Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2005). Effectief leren, basisboek. Groningen/Houten: e Wolters-Noordhoff. (2 druk) ISBN 9789001307523 Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie III. De puberjaren. Houten: e Bohn Staffleu Van Lochum. (3 druk) ISBN 9789031361625 Bij dit boek hoort ook een website: http://www.kleineontwikkelingspsychologie.nl/ Geerts, W.M. & Kralingen van, R. (2011). Handboek voor leraren. Bussum: Coutinho. (1e druk) ISBN: 9789046902509
Dringend aangeraden literatuur:
Verloop, N. & Lowyck, J. (2003). Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. (1e druk) ISBN 9789001545338 Rogers, B. (2011). Classroom behaviour: a practical guide to effective teaching, behaviour management and colleague support. London: Sage Publications. (3e editie) ISBN 9780857021670
14
De collegereeks Vakdidactiek Inleiding De collegereeks Vakdidactiek gaat in op de vakspecifieke onderdelen van je opleiding. Hoewel de vakdidactische onderdelen van de verschillende opleidingen voor een belangrijk deel parallel lopen, zijn er ook verschillen die te maken hebben met de aard van het vak. In dit hoofdstuk vind je de vakbeschrijvingen voor alle vakdidactische collegereeksen van de Educatieve Master.
15
Biologie Cursuscode: ILS-VDIDBI-00
0ec
drs. A. Schoonhoven drs. I. van der Neut
Werkvormen In de werkcolleges Didactiek van de biologie worden afwisselende werkvormen gebruikt: hoorcolleges; (individuele opdrachten gevolgd door)groepswerk; onderwijsleergesprek; bespreken van thuis bestudeerde wetenschappelijke teksten; Modelleren van werkvormen en daarbij trainen van onderwijsgedrag; Leerdoelen Voor vakdidactiek geldt dat de student na afloop: Kennis kan aanbieden in relevante contexten. Verwondering kan opwekken bij de leerlingen voor de levende natuur. Ondersteuning kan bieden aan leerlingen bij hun morele vorming en het leren bewuste keuzes te maken. Kan aansluiten bij de (seksuele) ontwikkeling in de pubertijd van leerlingen. Leerlingen kan ondersteunen bij het ontdekken van intuïtieve kennis en daarbij kan aansluiten. Leerlingen kan ondersteunen bij het leggen van verbanden tussen biologische begrippen. De Jojo-strategie kent en kan toepassen. Leerlingen kan ondersteunen bij het leren gebruiken van biologische begrippen in verschillende contexten. Leerlingen kan ondersteunen bij de ontwikkeling van biologisch denken. Leerlingen kan ondersteunen bij het ontwikkelen van een onderzoekende houding. Leerlingen kan doen inzien dat kennis ontstaat door (voortdurend) wetenschappelijk onderzoek. Een overzicht heeft van de biologische kernconcepten en hun samenhang. De opbouw van het de examenprogramma’s voor havo en vwo kent (de systeemmatrix). De inhoud van het biologiecurriculum voor havo en vwo overziet (kerndoelen onderbouw en eindtermen). Leerstof voor biologie kan selecteren en structureren. ICT-toepassingen, werkvormen, modellen, demonstraties en andere materialen kan verzamelen en inzetten. Meerdere bronnen en methodes kan gebruiken. Verschillende wijzen van practica (onderzoeks-, illustratieve en vaardigheidspractica) passend kan inzetten.
16
Kan aansluiten bij het specifieke schoolprogramma wat betreft CE en SE en PTA. Bij (controversiële) onderwerpen rekening kan houden met de achtergrond (in levensovertuiging) van de leerlingen.
Beschrijving Biologie speelt dagelijks een rol in het leven van de leerling. Belangrijke maatschappelijke vraagstukken gaan over voeding, voedselzekerheid, gezondheid, duurzaamheid, energie etc. We willen voeding voor miljarden mensen. We willen kwaliteit van leven. We willen opgroeien in volwaardige ecosystemen. Nieuwe therapieën, duurzame landbouw etc. vinden hun weg in de maatschappij en vormen een uitdaging voor de toekomst. Biologische kennis ontwikkelt en verandert snel. Een leerling moet in deze complexe wereld (kiezend) zijn weg vinden en heeft daarvoor ‘relevante’ biologische kennis nodig. Als biologiedocent heb je de belangrijke taak om kinderen ‘biologisch’ toe te rusten om ‘goed’ te kunnen leven in deze maatschappij. Biologische kennis moet ‘gedidactiseerd’ worden. Behalve aandacht voor de leerlingen als opgroeiende mensen houdt dat ook een focus in op hoe leerlingen biologische kennis en vaardigheden construeren. Met het oog daarop wordt instructie gegeven, de leerstof moet worden geselecteerd en gestructureerd en activiteiten moeten worden vormgegeven. Hier is een scala aan gereedschappen beschikbaar, die je de student kan verwerven. Onderwerpen In de (werk)colleges komen onder andere de volgende onderwerpen aan bod: Beeldvorming en begripsvorming ten aanzien van biologische verschijnselen. Vakbeleving en vakbeelden van leerlingen. Preconcepten bij leerlingen, studenten en in schoolboeken. Schoolvakinhoudsanalyse en Content Representation. Concept-contextbenadering. Doelen van biologieonderwijs, examenprogramma's en examenopgaven. Samenhang bevorderen in het biologisch denken van leerlingen. Het onderwijsleergesprek. Practica en veldwerk.. Wat is een goede uitleg bij biologie? Samenstelling van een toets, nakijken en cijferen. Analyse van proefwerken. Organisatieniveau’s: jojo-strategie. (Dramatische) werkvormen. Controverses bij evolutie, genetica en voedsel(productie). Seksuele vorming. Onderzoekende houding. Vragen stellen.
17
Literatuur In de opleiding komt onderstaande literatuur aan de orde. In de tentamens laten studenten zien dat ze de literatuur beheersen . Daarnaast is er een grotere lijst van facultatieve literatuur over de didactiek van specifieke subdisciplines, bijvoorbeeld de didactiek van ecologie. Hieruit moeten de studenten de literatuur beheersen die vanwege het onderwerp van hun lessen relevant is.
Boersma, K.T., Kamp, M.J.A., Oever, L. van den, Schalk, H.H. (2010) Naar actueel, relevant en samenhangend biologieonderwijs. Utrecht, CVBO. Boersma, K. T., van Graft, M., Harteveld, A., de Hullu, E., de Knecht-van Eekelen, A., Mazereeuw, M., et al. (2007). Leerlijn biologie van 4 tot 18 jaar. Uitwerking van de concept-contextbenadering tot doelstellingen voor het biologieonderwijs. Utrecht: NIBI. Boersma, K.T. Didactiek van systeemdenken in de biologie. Symposium Biologische Raad: Amsterdam (2004, September 30). Zie www.ecent.nl Domis-Hoos, Marijke, Mieke Kapteijn en Dirk Jan Boerwinkel (2012) Genetica in beweging. Utrecht: NVON . Zie ook www.nvon.nl/genetica. Janssen, F. (2006). BiOLOgen. Denkgereedschap voor het biologieonderwijs. Ongepubliceerde versie, onder embargo te gebruiken in ulo's (In Blackboard). Kamp, M. (2004). Leuker kunnen we het wél maken - het succes van Concept Cartoons. Niche 35, 3, 30-33. Kamp, M. J. A. (2001). "Waar, relevant en leerbaar. Drie lessen uit de geschiedenis van het biologie-onderwijs." Niche, bulletin voor het onderwijs in de biologie 32(1): 10-14. Kamp, M. J. A. (2002). "Biologisch denken bestaat wel." Niche, bulletin voor het onderwijs in de biologie 33: 15-18. Knippels, Marie-Christine P.J., Arend Jan Waarlo and Kerst Th Boersma (2005) Design criteria for learning and teaching genetics, Journal of Biological Education 39(3), 108112. Lawson, Anton E., Souheir Alkhoury, Russell Benford, Brian R. Clark, Kathleen A. Falconer (2000) What Kinds of Scientific Concepts Exist? Concept Construction and Intellectual Development in College Biology. Journal of Research in Science Teaching 37 (9),. 996-1018 Vakgroep Onderwijskunde Nijmegen (1991), Belevingslijst voor Biologie. van Alderwegen-de Vries, A. P., Kapteijn, J. M., & Thijssen, G. (1988). Practicum biologie. Groningen: Wolters-Noordhoff. (twee hoofdstukken). Westra, R., Boersma, K., Waarlo, A.J. and Savelsbergh, E. (2007). Learning and teaching about ecosystems: systems thinking and modelling in an authentic practice. In R. Pintó and D. Couso (Eds.), Contributions from Science Education Research (pp.361-374). Dordrecht: Springer.
18
Geschiedenis en Staatsinrichting Cursuscode: ILS-VDIDGS-00 0ec
drs. A.J. Aardema drs. H.G.F. Havekes
Werkvormen De colleges bieden een mix van theorie en praktijk. Concrete werkvormen die historisch denken stimuleren worden ‘hands on’ uitgevoerd, maar ook in een conceptueel en didactisch kader geplaatst. Leerdoelen
Je kunt leerlingen stimuleren om historische kennis en vaardigheden eigen te maken, die nodig zijn voor het halen van de eindtermen havo/vwo. Je hebt kennis van epistemologische opvattingen van leerlingen over geschiedenis en je kunt die kennis inzetten in je lessen. Je kunt de lesmethode kritisch benaderen en daar eigen accenten en inzichten aan toevoegen. Je kunt vakspecifiek denken bij leerlingen stimuleren. Je hebt kennis van diverse activerende didactieken die het historisch denken stimuleren en je kunt die kennis actief inzetten in de lessen. Je kunt de kenmerken van Actief Historisch Denken herkennen en toepassen in de les. Je kunt werkvormen construeren op basis van de ‘design principles’ van Actief Historisch Denken. Je kunt een praktijkonderzoek uitvoeren dat gericht is op het stimuleren van historisch denken.
Beschrijving In de colleges vakdidactiek worden relaties gelegd tussen het schoolvak geschiedenis en de wetenschappelijke discipline geschiedenis. Hoe kun je leerlingen van/over/door geschiedenis laten leren, waarin kennis van het verleden een zinvolle betekenis krijgt voor de leerlingen, zonder te vervallen in opsommingen van jaartallen en personen, borden vol aantekeningen en een enkel spannend verhaal? Hierbij speelt de zin van het schoolvak een belangrijke rol. Voortdurend aandachtspunt is daarbij hoe leerlingen geschiedenis leren. Activerende didactiek, waarin historische kennis en historische vaardigheden hand in hand gaan, speelt daarin een centrale rol. Onder de term Actief Historisch Denken zijn werkvormen ontwikkeld die ‘knowing history’ en ‘doing history’ laten samenkomen in motiverende leeractiviteiten. Het werken met en construeren van Actief Historisch Denken opdrachten is een belangrijke uitdaging voor de kandidaten.
19
Onderwerpen
Stimuleren van historisch denken/redeneren bij leerlingen, relatie tussen schoolvak en wetenschappelijke discipline, didactiek van historische vaardigheden en kennis.
Literatuur
Wilschut, D. van Straaten, M. van Riessen, Geschiedenisdidactiek. Handboek voor de vakdocent (uitgeverij Coutinho, Bussum 2004). Drie, J. van & C. van Boxtel (2008). Historical Reasoning: Towards a Framework for Analyzing Students’ Reasoning about the Past. In: Educational Psychological Review, 20(2), 87-110. Havekes, H., A. Aardema en J. de Vries (2010). Active Historical Thinking in: Teaching History 139, 52-59.
20
Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Cursuscode: ILS-VDIDML-00
0ec
drs. E.G.M. te Molder drs. J.W.F. Willen
Werkvormen De colleges bieden een mix van theorie en praktijk. Concrete werkvormen die denken en argumenteren stimuleren worden ‘hands on’ uitgevoerd, maar ook in een conceptueel en didactisch kader geplaatst. Leerdoelen
Je kunt leerlingen stimuleren om sociaal-wetenschappelijke kennis en vaardigheden eigen te maken, die nodig zijn voor het halen van de eindtermen havo/vwo. Je hebt kennis van benaderingswijzen van burgerschap en de daarmee verbonden visie op burgerschapsvorming. Je kunt de lesmethode kritisch benaderen en daar eigen accenten en inzichten aan toevoegen. Je kunt vakspecifiek denken bij leerlingen stimuleren. Je hebt kennis van diverse activerende didactieken die het denken stimuleren en je kunt die kennis actief inzetten in de lessen. Je kunt de kenmerken van Actief Denken met Maatschappijleer herkennen en toepassen in de les. Je kunt werkvormen construeren op basis van de 'design principles' van Actief Denken. Je kunt een praktijkonderzoek uitvoeren dat gericht is op het stimuleren van actief denken van leerlingen.
Beschrijving In de colleges vakdidactiek wordt aandacht besteed aan het schoolvak Maatschappijleer. Samenlevingen vormen het studieobject van dit schoolvak. Zij worden gekenmerkt door de mensen die de samenleving vormen en de manier waarop ze daarin met elkaar omgaan. Dat betekent dat het schoolvak, net als de samenleving zelf, onderhevig is aan veranderingen en een voortdurende verbinding heeft met de actualiteit. Voortdurend aandachtspunt is daarbij de aandacht voor burgerschap en de zin die het schoolvak Maatschappijleer ontleent aan burgerschapsvorming. Activerende didactiek, waarin sociaal-wetenschappelijke kennis, benaderingswijzen en (onderzoeks)vaardigheden hand in hand gaan, speelt daarin een centrale rol. Onder de term Actief Denken met Maatschappijleer zijn werkvormen ontwikkeld die aanzetten tot motiverende leeractiviteiten. Het werken met en construeren van deze werkvormen is een belangrijke uitdaging voor de kandidaten.
21
Onderwerpen
burgerschap(svorming), benaderingswijzen, activerende didactiek, actualiteit, werkvormen.
Literatuur
Olgers, T. van Otterdijk, R. Ruijs, G. de Kievid, J. en Meijs, L., Handboek vakdidactiek Maatschappijleer. (Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken - Instituut voor Publiek en Politiek 2010). Actief denken met Maatschappijleer, (Essener Uitgeverij 2007).
22
Engels Cursuscode: ILS-VDIDMVT-00 0ec drs. L.A. Taylor Werkvormen Elk thema wordt ingeleid in een algemeen vakdidactisch oriëntatiecollege, verzorgd door de vakdidacticus Engels. Na het college verdiept elke student zich in de voorgeschreven literatuur en formuleert leervragen. In de vervolgende colleges vakspecifiek Engels worden de leervragen besproken die uit de literatuur en/of de eigen onderwijspraktijk naar voren komen en welke de vakdidacticus gebruikt als input voor het college.
Leerdoelen De elf vakdidactische thema’s hebben betrekking op de vakinhoudelijke en (vak)didactische competentie. Deze belangrijke en noodzakelijkerwijs breed geformuleerde competentie wordt voor de eerstegraads schoolvak Engels geconcretiseerd in het aanbod en de verwerking van de elf centrale vakdidactische thema’s betreffende het leren en onderwijzen van Engels. De vakinhoudelijke en (vak)didactische competentie is opgebouwd uit drie deelcompetenties: - vakinhoudelijk: de eigen wetenschappelijke kennis van en vaardigheden binnen een thema en de kennis van en vaardigheden in het betreffende thema van de havo en/of vwo leerlingen waaraan de student lesgeeft. - algemeen didactisch: de vakinhoud en vakdidactiek zijn altijd gerelateerd aan onderwijskundige thema’s zoals instructievaardigheden, interactie, kennis van onderwijs- en leertheorieën of zingeving en waardenontwikkeling. - vakdidactisch: de gekozen wetenschappelijke achtergrondliteratuur van Brown en Kwakernaak en wijze van aanbieding en verwerking biedt volop mogelijkheden een vakdidactiek te ontwikkelen die eclectisch is, een onderzoekende houding stimuleert, ontwikkelingsgericht is, theorie koppelt aan praktijk en leidt tot coherent/consistent denken en handelen.
Beschrijving De colleges vakdidactiek Engels worden vormgegeven rond elf thema’s die een centrale rol spelen in de huidige vakdidactiek. De opbouw van de thema’s sluit aan bij de structuur van de hele opleiding waarbij de student steeds zelfstandiger lessen gaat voorbereiden, uitvoeren en analyseren en waarbij de focus verschuift van docentgestuurd onderwijs naar leerlinggestuurd onderwijs.
23
Onderwerpen
CLT (communicatief taalonderwijs) woordverwerving grammatica luistervaardigheid leesvaardigheid gespreksvaardigheid schrijfvaardigheid literatuurdidactiek intercultureel onderwijs. toetsing CITO
Literatuur
Brown, H. Douglas. (2007). Teaching by principles: An interactive approach to language pedagogy (3rd ed.). White Plains, NY: Pearson Education. Kwakernaak, E. (2009). Didactiek van het vreemdetalenonderwijs. Bussum: Coutinho.
24
Nederlands Cursuscode: ILS-VDIDNE-00 0ec
drs. M.J. van der Aalsvoort drs. E.E. Blankesteijn
Werkvormen We bespreken bestudeerde stof en stage-ervaringen en oefenen met verschillende werkvormen die je in de klas kunt gebruiken. Vóór elk college bestudeer je opgegeven theorie en ga je op je stageschool na hoe het te bespreken onderwerp in de lessen / op school wordt behandeld. Aan de hand daarvan maak je ter voorbereiding van het college bijvoorbeeld een opdracht, notitie of korte les. Een enkele keer bespreken we videoopnames van je eigen lessen. Leerdoelen Aan het eind van de collegereeks Vakdidactiek Nederlands kun je op basis van je vakinhoudelijke en vakdidactische expertise onder meer: beargumenteerde keuzes maken voor (deel)onderwerpen en werkvormen in je lessen; aansluiten op het leren van de leerlingen binnen exameneisen, leerlijnen en methodes; je eigen optreden voor de klas kritisch en systematisch onderzoeken en verbeteren; je houding bepalen tegenover de referentieniveaus taal. Beschrijving In de colleges Vakdidactiek Nederlands onderzoeken we hoe het schoolvak Nederlands in het voortgezet onderwijs in elkaar zit. Welke stof wordt in welke klas behandeld? Wat moeten leerlingen bij het eindexamen weten en kunnen en waarom? Welke verschillen zitten er tussen havo en vwo? En vooral: op welke verschillende manieren kun je als leraar deze stof aan je leerlingen aanbieden? Op de meeste van deze vragen bestaan geen panklare antwoorden; er bestaan uiteenlopende opvattingen over het belang van inhouden en werkvormen. Die zullen we uitvoerig bespreken. Onderwerpen Gedurende het studiejaar behandelen we de verschillende visies die er over het schoolvak Nederlands bestaan. Verder bespreken we op theoretisch én praktisch niveau de verschillende schoolvakonderdelen: spreek- en luistervaardigheid, lees- en schrijfvaardigheid, spelling, samenvatten, literatuur- en poëzieonderwijs, grammatica,
25
taalkunde, woordenschat- en begripsontwikkeling taal in andere vakken.
Literatuur
Bolscher, I. e.a. (2004), Literatuur & fictie. Een didactische handreiking voor het voortgezet onderwijs. Biblion uitgeverij, Leidschendam. Hulshof, H. (2009), Taalkunde voor de tweede fase van het vwo.Amsterdam University Press, Amsterdam. Projectgroep Nederlands V.O. (2002), Nederlands in de tweede fase. Een praktische didactiek. Coutinho, Bussum. Verdere literatuur is via een reader beschikbaar en zal in de colleges worden aangewezen.
26
De collegereeks Professionele Persoonlijke Ontwikkeling Inleiding De colleges in de lijn Professionele Persoonlijke Ontwikkeling hebben een flexibele inhoud die aansluit op je persoonlijke ontwikkeling. Ze bevatten in de eerste fase van de opleiding trainingscolleges die gericht zijn op het zelfstandig voor de klas staan, je houding en je stemgebruik. Daarnaast zijn er groepsbijeenkomsten waarin je doelbewust leert te werken aan jouw eigen professionele ontwikkeling als leraar. In het tweede semester bevat deze reeks ook keuze-elementen zoals het verdiepingsthema, waarbij je kiest voor een extra verdieping rond een thema dat jou aanspreekt. Daarnaast krijg je binnen deze lijn een aantal colleges die je optimaal voorbereiden op het doen van praktijkonderzoek. Deze leerlijn is ook een verbindende lijn: je leert in deze lijn om verbanden te leggen tussen algemeen didactische en vakdidactische thema's, en tussen theorie en praktijk.
27
Professioneel Persoonlijk Leren Cursuscode: ILS-PPL-00 0 ec
drs. K.J.J. Derksen ir. G.V.M. van Ginkel drs. R.J. Gerritsen drs. N.H.H. Kienstra drs. A.J. Aardema drs. H.G.F. Havekes dr. H.W. Oolbekkink-Marchand drs. I. van der Neut drs. P.R.J. Groos drs. J.M. Espinola Vazquez
Leerdoelen Dit vak heeft als algemeen doel je te ondersteunen bij het nemen van de regie over je eigen leerproces en het werken aan je persoonlijke professionele identiteit, en je daarmee voor te bereiden op het zelfstandig werken aan je professionele ontwikkeling na de opleiding. Meer specifiek zijn de leerdoelen:
Je kunt omgaan met de leerfrustraties, crises, paradoxen en dilemma’s die het (leren van het) beroep voor jou oproepen. Je kunt praktijkervaringen analyseren, evalueren en verbinden met je persoonlijke professionele identiteit. Je kunt constructief deelnemen aan samen leren met beroepsgenoten Je kunt doelgericht en bewust leren tijdens de stage en in het contact met je SPD. Je kunt periodiek je ontwikkeling en functioneren in het beroep evalueren. Je kunt voor je leren in het beroep relevante leerdoelen en leervragen formuleren. Je kunt expliciet maken wat het voor jou betekent om docent te worden en te zijn. Je kunt een betekenisvolle Zelfevaluatie met portfolio vormgeven.
Over de activiteiten in het kader van deze reeks rapporteer je in het tentamen Zelfevaluatie 1 (voor het eerste semester) en Zelfevaluatie 2 (voor het tweede semester). Beschrijving Als docent ben je niet alleen professioneel bezig met de vakinhoud, maar je bent ook opvoeder, en je begeleidt leerlingen in het leren, en het ontdekken van hun plaats in de wereld. Daarom is het belangrijk dat je de eisen die het beroep van leraar stelt verbindt met je eigen waarden en motieven, en je eigen manier van leren en leven. Op dat grensvlak tussen persoon (jij) en beroep ontwikkel jij je eigen professionele identiteit als leraar.
28
Onderwerpen Voor de collegereeks worden een aantal thema’s en activiteiten aangeboden die aansluiten bij de verschillende stadia van het leren en de begeleiding tijdens de stage, en bij beoordelingsmomenten in het curriculum. Aan bod komen in het eerste semester onder andere het oriënteren op het leren van ervaringen in het beroep, op de stageschool, het leren door het observeren van ervaren docenten, het voorbereiden op tussentijdse evaluaties met je SPD, feedback geven op basis van observatie, je eigen praktijk en ontwikkeling analyseren en evalueren, het schrijven van reflectieteksten. In overleg tussen opleider en groep kan de concrete invulling aangepast worden. In het tweede semester wordt meer vraaggestuurd gewerkt. Naast Ethiek en Professionaliteit komen onder andere het werken aan je pedagogische visie en waarden en de relatie met klassenmanagement, en het terugblikken op je ontwikkeling in de opleiding aan bod. Literatuur Wordt bekend gemaakt tijdens bijeenkomsten. Bijzonderheden Een online leeromgeving kan worden ingezet om het samen analyseren van praktijkmateriaal (onder andere video opnames) en het geven van (peer) feedback te ondersteunen.
29
Training Persoonlijk Leiderschap Cursuscode: nvt (zie bijzonderheden) 0 ec Beschrijving De training Persoonlijk leiderschap leert je om jezelf beter te presenteren en zorgt daarmee voor een extra steun in de rug bij de start van de opleiding. Deze training vindt plaats op drie woensdagen aan het begin van de opleiding. Na de training ben je je meer bewust van je eigen kwaliteiten en overtuigingen op het gebied van persoonlijk leiderschap met het oog op je toekomstige rol als docent. Daarnaast vergroot je je zelfvertrouwen door het oefenen en experimenteren met specifieke docentvaardigheden waarin persoonlijk leiderschap vereist is en je leert feedback te geven en te ontvangen. De werkvormen in de training zijn divers en dynamisch. Er zal onder meer gebruik worden gemaakt van theatermethodieken, fysieke oefeningen en stem (volume, tempo, variatie), aandacht voor uitstraling, zichtbaar zijn, aandacht genereren, humor, authenticiteit. Daarnaast is er ruimte voor zelfonderzoek en reflectie. Leerdoelen Je hebt inzicht in de vaardigheden die je nodig hebt om een effectief docent te worden en je versterkt deze vaardigheden. Literatuur Als achtergrondliteratuur raden we je het volgende boek aan: Stephen R. Covey (2010). De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. Business Contact. (het is niet verplicht deze literatuur aan te schaffen)
30
Spreektechniek en Presentatie Cursuscode: ILS-LP-00
0ec
P.J.M. Arts
Werkvormen De werkcolleges spreektechniek en presentatie hebben het karakter van een workshop. De verschillende spreekaspecten worden zowel in kleinere groepjes als plenair geoefend, waarbij soms gebruik wordt gemaakt van dramatische werkvormen. Voor het college presentatie (maximaal 8 studenten per groep) geldt een aanwezigheidsplicht. Leerdoelen
Je hebt inzicht in het verschijnsel spreekgedrag en in de verschillende aspecten die het spreekgedrag bepalen. Je kunt je eigen non-verbale communicatie/spreekgedrag beschrijven, en je eigen zwakke en sterke punten en concrete actie- en leerpunten aangeven. Je hebt inzicht in een goede stemtechniek en stembelastende factoren tijdens lesgeven en je hebt (zo nodig) een aantoonbare inspanning geleverd om je eigen stemtechniek te verbeteren. Je kunt het spreekgedrag van medestudenten observeren en beschrijven en tips geven ter verbetering. Je kunt tijdens een lessimulatie reflecteren op je eigen non-verbale communicatie (en feedback hierop ontvangen), en laat zien te kunnen variëren met je eigen spreekgedrag ten behoeve van de lespraktijk.
Beschrijving Het leraarschap is een communicatief vak, dat specifieke vaardigheden vereist op het gebied van stemgebruik, spreken en presentatie. Als leraar ben je een beroepsspreker met een intensieve stembelasting: je spreekt vaak lang achtereen en dikwijls ook luid. Ongeveer de helft (!) van de leerkrachten blijkt regelmatig in meer of mindere mate last te hebben van de stem. Inzicht in stemtechniek en preventieve oefening kunnen deze klachten helpen voorkomen. Daarnaast is de manier waarop je de inhoud brengt en ondersteunt (o.a. door lichaamshouding, oogcontact,stemgebruik, gezichtsexpressie, gebaren, ruimtegebruik) van doorslaggevend belang voor het effect ervan. Bewustwording van je eigen non-verbale communicatie en de mogelijke invloed daarvan op het lesgeven is een belangrijk onderdeel van de werkcolleges logopedie. Daarnaast leer je verschillende aspecten van de non-verbale communicatie op een passende en gevarieerde wijze in te zetten ten behoeve van je lespraktijk.
31
Alle studenten vullen in de eerste weken van de opleiding een uitgebreide vragenlijst in. Als er redenen voor zijn of als je dit zelf wenst, wordt een afspraak gemaakt voor een individuele intake. Vervolgens krijg je in twee vaardigheidscolleges praktische handvatten aangereikt om zelfstandig aan de slag te gaan. Je maakt een analyse van je eigen non-verbale communicatie aan de hand van een video-opname van het lesgeven tijdens de stage. Daarnaast observeer je de non-verbale communicatie van enkele medestudenten. Tot slot demonstreer je tijdens het college Presentatie in een nagebootste les dat je kunt reflecteren op je eigen non-verbale communicatie en dat je in staat bent om deze bewust en gevarieerd in te zetten. Wanneer je je stemtechniek of presentatie moet verbeteren is er binnen het instituut individuele begeleiding mogelijk tot maximaal 4 bijeenkomsten van een half uur. Als intensievere begeleiding noodzakelijk is, wordt je geadviseerd extern hulp te zoeken. Onderwerpen
Houding en beweging Adem Stemgeving (waaronder luider spreken) Articulatie Expressie
Literatuur Reader Spreektechniek & Presentatie, E. Arts, versie februari 2013.
32
Praktijkonderzoek Cursuscode: ILS-PO-00
10ec
Dr. H. W. Oolbekkink-Marchand Dr. B.M.R. Van der Velde
Werkvormen Hoor- en werkcolleges. Leerdoelen Je kunt je eigen praktijk met een onderzoekende blik bekijken en zo blijvend werken aan je eigen professionaliteit. Je beheerst een aantal methodologische principes die je in staat stellen om een (ontwerpgericht) praktijkonderzoek uit te voeren. Je krijgt op basis van wetenschappelijke analyse van gegevens inzicht in de leerprocessen van leerlingen en je eigen lesgeven. Je ontwikkelt op basis van het praktijkonderzoek een praktijktheorie voor je eigen didactisch handelen. Beschrijving Voor het tentamen Ontwerp en Onderzoek voer je een praktijkgericht onderzoek uit op je stageschool. In deze collegereeks krijg je daarvoor een aantal handvatten aangereikt. Je volgt hoorcolleges waarin de principes en de methodologie worden uitgelegd van de meest gebruikelijke vormen van onderzoek op vakdidactisch en onderwijskundig gebied. Daarbij gaat een speciale aandacht uit naar het zogeheten ontwerpgericht onderzoek. Dat is een vorm van onderzoek waarbij je naar aanleiding van een probleemanalyse een ontwerp maakt dat je vervolgens uitvoert in de praktijk. Tijdens de uitvoering van je ontwerp verzamel je gegevens (dat kunnen kwantitatieve, maar ook kwalitatieve gegevens zijn), die je vervolgens analyseert. De uitkomsten van die analyse leiden weer tot een verbeterd ontwerp. Op die manier ontstaat een onderzoekscyclus. Daarnaast volg je workshops die gericht zijn op verschillende methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek en workshops over de analyse van gegevens. Aan het eind van de collegereeks is er een symposium waar studenten de resultaten van hun onderzoek kunnen presenteren. Onderwerpen Onderzoeksplan: probleemanalyse, vraagstelling en methode Onderzoeksthema’s en specifieke methodologieën Uitvoering, analyse en rapportage
33
Literatuur Oost, H. & Markenhof, A. (2010). Een onderzoek voorbereiden. Baarn: HB Uitgevers. (2e druk) ISBN 9789006978131
34
Verdiepingsthema Cursuscode:ILS-VT-00 0 ec Werkvormen Colleges en opdrachten Leerdoelen Je kunt een relatie leggen tussen wetenschappelijke literatuur en je eigen lespraktijk. Beschrijving In het tweede deel van de opleiding volg je minimaal één verdiepingsthema naar keuze. Je kunt kiezen uit een verschillende thema's die in deze periode worden aangeboden. Het aanbod is afhankelijk van de actualiteit en de beschikbare docenten. Onderwerpen Verdiepingsthema’s die in het verleden aangeboden zijn: Concept-contextbenadering Hoogbegaafdheid Taalgericht vakonderwijs Evalueren van onderwijs TTO Onderwijsvernieuwing Literatuur Afhankelijk van het verdiepingsthema dat je volgt. Bijzonderheden Het verdiepingsthema is voorwaardelijk voor het tentamen zelfevaluatie 2. Aan het verdiepingsthema wordt geen cijfer gekoppeld, wel wordt geregistreerd of je aan de eisen van het thema hebt voldaan of niet voldaan. Als je niet aan de verplichtingen van het thema hebt voldaan, betekent dit dat je het tentamen zelfevaluatie 2 niet kunt behalen.
35
Hoofdstuk 3: De tentamens van de Educatieve Master Inleiding op de tentamenstructuur De toetsing bij de Educatieve Master zit anders in elkaar dan bij conventionele masteropleidingen. De tentamens van de opleiding zijn niet gekoppeld aan collegereeksen, maar zijn geïntegreerde opdrachten die je in de loop van je opleiding uitvoert. Samen markeren deze opdrachten je ontwikkeling tot startbekwame docent. In dit hoofdstuk worden de zes tentamens van de opleiding kort toegelicht. De opbouw van de tentamens is zo dat je zowel in de eerste helft van het jaar als in de tweede helft van het jaar prestaties laat zien op drie belangrijke terreinen die met jouw onderwijs te maken hebben, namelijk: 1. Voorbereiden en verantwoorden, 2. Uitvoeren en 3. Evalueren en analyseren. In de eerste helft van de opleiding lever je de gevraagde prestaties nog grotendeels onder begeleiding, in het tweede semester ga je steeds meer zelfstandig te werk. Schematisch ziet de tentamenstructuur van de Educatieve Master er als volgt uit: Tabel: Tentamens van de Educatieve Master ILS-RU Semester I: begeleid
Semester II: zelfstandig
Voorbereiden en verantwoorden
Lessenreeks 5 EC
Uitvoeren
Begeleide Stage 15 EC
Zelfstandige Stage 15 EC
&
Evalueren en analyseren
Zelfevaluatie 1 10 EC
Zelfevaluatie 2 5 EC
Onderzoek 10EC
Totaal
30 EC
Ontwerp
30 EC
Voor elk van de zes tentamens zijn er in principe twee gelegenheden of `kansen’. De tweede gelegenheid wordt ook wel `herkansing’ genoemd. Als je bij beide gelegenheden een onvoldoende haalt, betekent dit dat je de opleiding moet verlaten. Het te laat inleveren van een tentamenproduct staat gelijk aan een onvoldoende. Zijn er twee gelegenheden verstreken en heb je het tentamen niet gehaald dan kun je in bijzondere gevallen een extra tentamengelegenheid krijgen.
36
In het vervolg van dit hoofdstuk vind je een beknopte beschrijving van ieder tentamen, met daarbij alvast de code waarmee je voor het tentamen kunt inschrijven in OSIRIS. Een uitgebreide instructie bij ieder tentamen, inclusief deadlines, beoordelingsprocedures, beoordelingsformulieren en meer informatie over herkansingen en uitstel, is te vinden in de tentamenhandleidingen die aan het begin van ieder semester ter beschikking worden gesteld.
37
Lessenreeks Tentamencode: ILS-LR-05 5 ec
eerste semester
Werkvorm Voor dit tentamen ontwerp je een samenhangende reeks lessen volgens de lesmethode die op je stageschool gebruikt wordt. Je levert hiervoor een werkstuk in waarin je verslag doet van je voorbereiding, je eigenlijke lesplan, en de verantwoording van dit lesplan. Leerdoelen Dit tentamen heeft vooral betrekking op de pedagogische en (vak)didactische competentie. Beschrijving In dit tentamen laat je zien dat je een samenhangende lessenreeks kunt ontwerpen met een weloverwogen keuze en ordening van inhouden, leeractiviteiten en werkvormen, en dat je de keuzes die je in dat ontwerp maakt kunt verantwoorden. Je mag het ontwerp baseren op de op school gebruikte methode en lesmaterialen. De lessenreeks bestaat uit ten minste vier aaneengesloten lessen over een afgerond onderwerp, zoals een (deel van een) hoofdstuk uit het schoolboek. Alle lessen uit de reeks zul je uiteindelijk zelf uitvoeren, terwijl de schoolpracticumdocent als observator aanwezig is. Je bent zelf verantwoordelijk voor het tijdpad en de organisatie van het geheel. Binnen dit tentamen worden alléén de voorbereiding, het eigenlijke ontwerp en de verantwoording van de lessenreeks beoordeeld. De uitvoering is onderdeel van het tentamen Begeleide stage, en de analyse achteraf vindt plaats in het kader van het tentamen Zelfevaluatie 1. Onderwerpen
Voorbereiding op de klas, de inhoud en de methode Ontwerp (lesplan) Verantwoording van het ontwerp
38
Begeleide stage Tentamencode: ILS-BST-15 15 ec
eerste semester
Werkvorm Dit tentamen bestaat uit een beoordeling van jouw handelen in de praktijk door de schoolpracticumdocent, in samenspraak met een instituutsbegeleider of een andere beoordelaar op school. De prestaties die je voor dit tentamen levert vinden dus uitsluitend plaats op je stageschool. Beschrijving De schoolpracticumdocent zal je gedurende de eerste helft van de opleiding op verschillende momenten feedback geven op je functioneren op de stageschool. Op twee momenten wordt jouw praktijkhandelen beoordeeld aan de hand van criteria die bij ILS-RU vastgelegd zijn. De eerste fase van de begeleide stage is vooral oriënterend. In het begin zul je vooral lessen observeren, en geleidelijk aan zul je ook zelf delen van lessen en hele lessenreeksen gaan verzorgen. Aan het einde van deze oriënterende fase vindt een eerste evaluatiemoment plaats. Op dat moment wordt onder andere gekeken naar de mate waarin je ontvankelijk bent voor feedback en openstaat om nieuwe dingen te leren, maar ook of het contact maken met leerlingen je van nature goed afgaat. De criteria voor dit beginnende niveau zijn per competentie beschreven in het beoordelingsformulier. Dit is een ‘tussenevaluatie’. Het cijfer dat je ervoor krijgt geeft geen recht op studiepunten, maar vormt mede aanleiding tot een studieadvies met betrekking tot het al dan niet vervolgen van de opleiding. In de periode die daarop volgt krijg je een steeds grotere verantwoordelijkheid om onder begeleiding van de schoolpracticumdocent zelf lessen uit te voeren. Aan het eind van deze periode, in december, vindt het tweede evaluatiemoment plaats. Op dat moment wordt getoetst of de zeven competenties van een startbekwame docent bij jou in ontwikkeling zijn. Dat houdt onder meer in dat je op basis van academische vakinhoudelijke kennis een of meer samenhangende lessenreeksen kunt voorbereiden en uitvoeren. Daarin maak je een weloverwogen keuze en ordening van inhouden en werkvormen (leeractiviteiten). Je laat bovendien zien dat je onderwijskundige en vakdidactische inzichten kunt meenemen in een praktische lesvoorbereiding en -uitvoering. De toetsing van de lessen voer je uit conform interne kwaliteitseisen en afspraken. Ook hier is per competentie in het beoordelingsformulier vastgelegd wat de criteria zijn. Deze eindevaluatie leidt tot het uiteindelijke cijfer voor het tentamen Begeleide stage.
39
Onderwerpen Na een periode van oriënteren en observeren begin je met het geven van deellessen en hele lessen. Na de tussenevaluatie voer je het aantal lessen langzaam op. Het totaal aantal lessen dat je in de loop van het hele eerste semester verzorgd dient te hebben staat beschreven in de tentamenhandleiding. Als het lesgeven goed op gang is gekomen, neem je ook deel aan sectie-activiteiten op de school zoals ouderavonden, studiedagen, docentenvergaderingen en rapportvergaderingen.
40
Zelfevaluatie 1 Tentamencode: ILS-ZEV1-10 10 ec
eerste semester
Werkvormen Je schrijft een verslag waarin je je analyse van je eigen ontwikkeling laat zien, onderbouwd met literatuur en een portfolio van je activiteiten. Leerdoelen Dit tentamen heeft vooral betrekking op de zevende competentie: competent in reflectie en ontwikkeling. Beschrijving In dit tentamen reflecteer je op de eerste helft van je opleiding. Je betrekt daarin de stage én het instituutsonderwijs. Aan de hand van een aantal deelvragen en –opdrachten analyseer je je eigen ontwikkeling tegen de achtergrond van de vereiste competenties van de leraar, en de mate waarin je in staat bent om zelfstandig en met verantwoordelijkheid les te kunnen geven met "begeleiding op afstand." Daarnaast blik je vooruit op de tweede helft van je opleiding.
41
Ontwerp en onderzoek Tentamencode: ILS-00-10 10 ec
tweede semester
Werkvormen Voor dit tentamen lever je een verslag in met twee onderdelen: een ontwerp met de daarbij horende verantwoording en een praktijkgericht onderzoek. Daarnaast presenteer je je ontwerp en/of je onderzoek op een symposium aan je medestudenten en opleiders. Leerdoelen Dit tentamen heeft voornamelijk betrekking op de pedagogische en (vak)didactische competentie en op de zevende competentie: competent in reflectie en ontwikkeling/competent in ontwikkeling en onderzoek. Vereiste voorkennis Het tentamen Lessenreeks moet met een voldoende zijn afgesloten. Beschrijving In het tweede semester bouw je je ontwerpvaardigheden verder uit. Je ontwerpt en verantwoordt opnieuw een samenhangende reeks van lessen, maar nu een reeks die losstaat van de bestaande methode. In dit ontwerp heb je expliciete aandacht voor het vakspecifiek leren van leerlingen, waaronder hogere-orde denken. Daarbij maak je gebruik van innovatieve elementen die je zelf nog nooit gebruikt hebt, en die bij voorkeur op je stageschool nog niet gebruikelijk zijn. Daarnaast voer je op je stageschool een praktijkgericht vakdidactisch of onderwijskundig onderzoek uit. In de collegereeks praktijkonderzoek leer daartoe je een aantal globale thematische lijnen kennen waaruit je kunt kiezen voor je onderzoek. Binnen elk thema kun je een aantal gespecialiseerde werkcolleges volgen, die nader ingaan op de specifieke methodologieën voor dat thema. Vervolgens maak je een onderzoeksplan waarin je een probleem identificeert in je dagelijkse lespraktijk, en waarin je een analyse maakt tegen de achtergrond van de wetenschappelijke literatuur. Op basis van die probleemanalyse kom je tot een onderzoeksvraag, en een methode om die onderzoeksvraag te beantwoorden. Je mag je onderzoek aan je ontwerp (of de uitvoering daarvan) relateren, maar dit is niet verplicht. Onderwerpen
Voorbereiding, ontwerp en verantwoording van een innovatieve lessenreeks Praktijkgericht onderzoek
42
Zelfstandige stage Tentamencode: ILS-ZST-15 15 ec
tweede semester
Werkvormen Je schoolpracticumdocent beoordeelt je totale uitvoering van de stage in het tweede semester. Leerdoelen Dit tentamen heeft betrekking op alle competenties. Vereiste voorkennis Het tentamen Begeleide stage moet met een voldoende zijn afgesloten. Beschrijving Aan het eind van de zelfstandige stage laat je zien dat je over de kennis, vaardigheden en houding beschikt van een startbekwaam leraar. Je demonstreert dat je "met begeleiding op afstand" volledig in de schoolorganisatie werkzaam kunt zijn. In je lessen toon je aan dat je innovatief te werk kunt gaan en zelf nieuwe activerende leeractiviteiten kunt ontwikkelen. Verder beschik je over methodieken om de leeropbrengst van innovatief lesmateriaal te verzamelen, analyseren en op basis daarvan conclusies te trekken voor verdere les- en vakontwikkeling. Je laat ook zien dat je een taakgericht leer- en leefklimaat kunt creëren in de klassen waaraan je lesgeeft, waarin je leiderschap vertoont dat gericht is op samenwerking, wederzijds respect en het bevorderen van de autonomie van de leerling. Tot slot laat je zien dat je je handelen optimaliseert op basis van evaluatie, reflectie en feedback van begeleiders, collega's en leerlingen. Onderwerpen Gedurende het tweede semester van de opleiding geef je minimaal 150 lesuren van 50 minuten waarvan minimum 65 in de bovenbouw van havo/vwo. Dit komt neer op 8 tot 10 lesuren per week. Daarnaast verricht je ook andere activiteiten die rechtstreeks voortvloeien uit het geven van de lessen, de opleiding of de schoolorganisatie.
43
Zelfevaluatie 2 Tentamencode: ILS-ZEV2-05 5 ec
tweede semester
Werkvormen Je laat een analyse van je eigen ontwikkeling zien in een verslag en/of in een gesprek met opleiders. Deze analyse onderbouw je met een portfolio van je activiteiten. Vereiste voorkennis Het tentamen Zelfevaluatie 1 moet met een voldoende zijn afgesloten. Leerdoelen Dit tentamen heeft vooral betrekking op de zevende competentie: competent in reflectie en ontwikkeling. Beschrijving In dit tentamen reflecteer je op de tweede helft van je opleiding. Je betrekt daarin de stage én het instituutsonderwijs. Je analyseert je eigen ontwikkeling tegen de achtergrond van de vereiste competenties van een startbekwame leraar, en de mate waarin je in staat bent om zelfstandig en met verantwoordelijkheid les te kunnen geven als beginnend docent in een reguliere baan in het onderwijs. Daarnaast blik je vooruit op je ontwikkeling in de toekomst, en de begeleiding die je daarbij nog nodig hebt van je toekomstige werkgever.
44
Hoofdstuk 4: Organisatie van de stage Inleiding en begrippen Tijdens de master van het ILS-RU is de stage een kritische succesfactor in het opleidingstraject van een student. Dit is de reden waarom ILS-RU stageplaatsen kwalitatief goed wil inrichten en borgen. Om de stages verantwoord uit te voeren is een goede relatie met scholen essentieel. ILS-RU streeft ernaar om de samenwerking met scholen zo goed mogelijk vorm te geven. Belangrijke begrippen rond de ‘organisatie van een stage’ zijn: Instituutsopleider = instituutsdocent die vanuit het instituut de student voorbereidt op en begeleidt bij de Master. Schoolpracticumdocent (spd) = vakdocent die op school de stage begeleidt. Algemeen begeleider vanuit het instituut (abi): tweedelijns begeleider vanuit het instituut op opleidings- en samenwerkingsscholen, verantwoordelijk voor de kwaliteit van begeleiding en beoordeling van de stages. Algemeen begeleider van de school (abs): tweedelijns begeleider vanuit de school op opleidings- en samenwerkingsscholen, verantwoordelijk voor de kwaliteit van begeleiding en beoordeling van de stage. Abi en abs vormen samen het AB-team.
45
De stages in schema Tabel: Begeleide stage Periode
Begeleide stage Septemberstart: Periode I+II (1 september tot 1 februari) Februaristart: periode III+IV (1 februari tot zomervakantie)
Duur en beschikbaarheid
Ongeveer 16 weken, maximaal 3 dagen per week (6 dagdelen). Niet op maandag. Zowel lesgevende als niet-lesgevende activiteiten (excursies, open dag, sectie- en of teamvergadering, studiedagen etc.)
Aantal lessen
Duo’s: in totaal circa 40 lessen per persoon, waarvan minimaal 10 in de bovenbouw. i.e. 2-3 lessen per week. Individueel: in totaal circa 50 lessen (van 50 minuten), waarvan minimaal 20 in de bovenbouw. i.e. 3-4 lessen per week
Begeleidingstijd
60 uur per student bij een enkeling, 40 uur per student bij een duo, waaronder aanwezigheid bij bijeenkomsten voor schoolpracticumdocenten.
Contactmomenten met opleider
Bij bijeenkomsten voor schoolpracticumdocenten, Bij de start van de stage, telefonisch en via mail
Lesbezoek door opleider
Eenmaal gedurende de opleiding, eventueel vaker op verzoek van de schoolpracticumdocent of de student
Tabel: Zelfstandige stage Periode
Zelfstandige stage Septemberstart: Periode III+IV (begin februari tot de zomervakantie). Februaristart: Periode I+II (medio september tot medio januari)
Duur en beschikbaarheid
Ongeveer 20 weken, maximaal 3 dagen per week (6 dagdelen). Niet op maandag. Zowel lesgevende als niet-lesgevende activiteiten (excursies, open dag, sectie- en of teamvergadering, studiedagen etc.).
Aantal lessen
In totaal ca 150 lessen waarvan minimaal 65 in de bovenbouw, i.e. 8-10 lessen per week gedurende 20 weken.
Begeleidingstijd
60 uur per student, waaronder aanwezigheid bij bijeenkomsten voor schoolpracticumdocenten.
Contactmomenten met opleider
Bij bijeenkomsten voor schoolpracticumdocenten, bij de tussenevaluatie, telefonisch en via mail.
Lesbezoek door opleider Aanstelling
Eenmaal gedurende de opleiding, eventueel vaker op verzoek van de schoolpracticumdocent of de student. Onbetaald, met stagevergoeding of betaald met een leerarbeidsovereenkomst (volgens lio-CAO).
46
Typen scholen Het ILS-RU werkt met drie typen stagescholen: de academische opleidingsschool, de samenwerkingsschool en de stageschool. Hierna worden de drie typen toegelicht. Academische opleidingsschool Met een aantal scholen en scholengroepen, de academische opleidingsscholen, onderhoudt de opleiding een langdurig en intensief samenwerkingsverband. Op deze scholen is een duidelijke begeleidingstructuur en begeleidingscultuur aanwezig. De school heeft een AB – team dat samen met de schoolpracticumdocent zorg draagt voor je leerproces. Naast opvang en organisatie, is het AB-team ook betrokken bij jouw begeleiding, in de vorm van feedbackgesprekken, intervisie en/of thematische bijeenkomsten op de school. De begeleiders van het AB-team ondersteunen je spd in zijn begeleiding en beoordeling en zijn vraagbaak en aanspreekpunt voor de studenten, naast de spd. Een academische opleidingsschool organiseert gerichte activiteiten ter ondersteuning van je leerproces. ILS-RU gaat ervan uit dat je hier gebruik van maakt. Als deelname aan de activiteiten naast de reguliere stagewerkzaamheden een te grote werklast oplevert dan kan in overleg met het AB- team in de school je inzet worden aangepast. Op een academische opleidingsschool is het vanzelfsprekend dat leraren en aanstaande leraren onderzoek doen naar hun eigen lespraktijk. Een aantal leraren maakt doorgaans deel uit van een onderzoeksgroep op school; ze zijn elkaars ‘critical friend’ en worden ondersteund in hun proces door een of meerdere onderzoekers vanuit de lerarenopleiding. We raden je sterk aan je aan te sluiten bij deze onderzoeksgroepen, om ervaringen uit te wisselen, en feedback te ontvangen. Op een aantal scholen vinden ook onderzoeksworkshops plaats. Deze zijn niet verplicht voor studenten van ILS-RU maar je mag er uiteraard wel aan deelnemen. Samenwerkingsschool Een samenwerkingsschool is een school waarmee ILS-RU een intensieve samenwerking heeft voor het opleiden van leraren. De samenwerkingsschool heeft een “Keurmerk ILS en Samenwerkingsscholen” of streeft ernaar dit te behalen. De kwaliteit van de activiteiten wordt met dit keurmerk geborgd. Evenals op de opleidingsscholen is op samenwerkingsscholen een AB-team werkzaam. Stageschool Een stageschool is een school waarop incidenteel studenten worden geplaatst. Er is geen structurele samenwerking met ILS- RU. Op stagescholen is geen AB-team aanwezig. Er is een spd en vanuit het instituut is er een instituutsopleider die, zoveel mogelijk in de lijn van het bovenstaande, samen afspraken maken over begeleiding en beoordeling van de student. Zie verder www.bureau-extern.nl > scholen voor een overzicht van alle opleidings- en samenwerkingsscholen met nadere informatie.
47
Toekennen van stageplaatsen Gedurende de opleiding loop je stage op een school voor voortgezet onderwijs, voor het grootste deel in de bovenbouw havo/vwo. Er zijn in principe twee stageperiodes: in de eerste helft van het jaar loop je een stage onder begeleiding van een schoolpracticumdocent (spd). We streven ernaar dat studenten voor deze begeleide stage in duo’s geplaatst worden. In de tweede helft van het jaar sta je zelfstandig voor de klas, waarbij de spd meer op de achtergrond begeleidt. Voor het regelen van stageplaatsen heeft ILS-RU een overeenkomst gesloten met Bureau Extern, een stagebureau dat gevestigd is op de HAN. Dit bureau onderhoudt contacten met een groot aantal stagescholen in de wijde omgeving en draagt er, samen met de opleiding, zorg voor dat jouw stageplek aan een aantal kwaliteitseisen voldoet. In de regel is het dan ook niet mogelijk om zelf een stageplaats te zoeken. De stagescholen waar we mee samenwerken garanderen geen betaald contract voor de stage. Wel zijn er met de meeste scholen in de regio afspraken gemaakt over een vrijwilligersvergoeding voor de zelfstandige stage in de tweede helft van het jaar. Sommige scholen bieden voor deze zelfstandige stage een zogenaamd lio-contract aan (lio staat voor ‘leraar in opleiding’). Dit contract houdt in dat je een minimaal aantal uren werkt op de school en dat je voor de duur van de stage een salaris ontvangt.
Soorten stageplaatsen Je stage kan op verschillende manieren zijn vormgegeven: 1.
2.
3.
Als stage. De school en het instituut sluiten samen een mantelcontract, waarin rechten, plichten en verzekeringen rondom stages zijn bepaald. Een voorbeeld van het mantelcontract is in te zien via www.bureau-extern.nl/stagecontract. Als baan. School, instituut en student sluiten gezamenlijk een ‘baan als stage’ overeenkomst. Deze wordt aan het begin van de opleiding door Bureau Extern aan de betreffende studenten gestuurd. Als lio-aanstelling. School, instituut en student sluiten gezamenlijk een leerarbeidsovereenkomst. Op http://www.bureau-extern.nl/lio-aanstelling.html vind je hierover meer informatie.
48
Begeleiders en beoordelaars Gedurende de stage word je in ieder geval begeleid door een eerstegraads bevoegd vakdocent, je schoolpracticumdocent (spd). Daarnaast kunnen andere docenten betrokken zijn bij je algemene stagebegeleiding (coaches, algemeen begeleiders). Ook kan het zijn dat je stage loopt in de klassen van meerdere vakdocenten. Je eigen schoolpracticumdocent blijft echter altijd je eerstverantwoordelijke begeleider. ILS-RU adviseert een begeleidingsomvang van gemiddeld 3 uur per week (60 uur per stagedeel), gedurende de gehele stage. Binnen deze 3 uur vallen de voor- en nagesprekken, het overleg met de betrokken opleiders en begeleiders, de aanwezigheid op bijeenkomsten voor schoolpracticumdocenten , en de lesbezoeken in de zelfstandige stage. Deze activiteiten kunnen onder de betrokken begeleiders op school worden verdeeld. Je kunt van je begeleiders in ieder geval verwachten dat ze het volgende doen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Een introductie in de school waarbij je in contact wordt gebracht met directie en andere betrokkenen. Een kennismakingsgesprek waarin wederzijdse verwachtingen worden uitgesproken en een globale planning wordt gemaakt. Het bespreken van jouw specifieke leerdoelen. De begeleider geeft daarbij aan welke bijdrage van hem/haar te verwachten is. Het voeren van minimaal 1-2 begeleidingsgesprekken per week. Erop toezien dat jij je leeractiviteiten zo goed mogelijk uit kunt voeren. Contacten onderhouden met andere begeleiders op school en instituut. Meelezen en feedback geven op producten die je maakt voor het instituutsgedeelte van de opleiding Het invullen van stagebeoordelingsformulieren. Beoordelingsgesprekken met jou voeren op basis van de ingevulde beoordelingsformulieren.
49
Lesbezoek Begeleide stage
Zelfstandige stage
Nadruk ligt op klassenmanagement en interactie
Nadruk ligt op Vakdidactiek rondom de uitvoering van het innovatieve ontwerp
Opleidingsscholen
AB team
Instituutsopleider (vakdidacticus)
Samenwerkingsscholen
AB team
Instituutsopleider (vakdidacticus)
Stagescholen
Instituutsopleider (onderwijskundige)
Instituutsopleider (vakdidacticus)
Deze lesbezoeken hebben geen beoordelend karakter. Ze zijn bedoeld om zicht te krijgen op jouw leerproces en om feedback te geven. Idealiter vindt het eerste lesbezoek plaats ongeveer halverwege de begeleide stage (rondom de tussenevaluatie), dit met het oog op het studieadvies dat je half november krijgt. Als het lesbezoek wordt uitgevoerd door iemand van het AB-team die geen instituutsopleider is, zal de vakdidacticus nog contact opnemen met de begeleider op school om de tussenevaluatie te bespreken. Tijdens de zelfstandige stage wordt ernaar gestreefd om het lesbezoek te laten plaatsvinden op het moment dat je de lessen verzorgt die je hebt ontworpen in het kader van het tentamen Ontwerp en Onderzoek. Jij maakt tijdig een afspraak met de desbetreffende observant en de spd. Er moet voldoende tijd beschikbaar gemaakt worden om de les ook na te bespreken. Het de bedoeling dat de spd aanwezig is bij zowel de observatie als de nabespreking. Voorafgaand aan het lesbezoek stel je een uitgeschreven lesvoorbereiding beschikbaar aan de observant en aan de spd, met de observatiepunten. Na afloop maakt je een kort verslag op basis van de nabesprekingen van de aantekeningen van de observant. Dit verslag leg je voor akkoord voor aan de observant. In overleg kan het lesbezoek worden vervangen door feedback aan de hand van een videoopname, bijvoorbeeld als de reistijd naar de school voor de observant te groot is.
50
Beoordeling van de stage De stagevoortgang wordt op verschillende momenten in de opleiding geëvalueerd, door de schoolpracticumdocent in overleg met de andere bij de betrokken begeleiders in de school. Formeel zijn er drie verplichte beoordelingsmomenten: tussenevaluatie begeleide stage, de eindevaluatie begeleide stage en de eindevaluatie zelfstandige stage. Op deze drie momenten vullen de begeleiders het beoordelingsformulier in, voorzien het van een handtekening, en geven het vervolgens aan de student mee. Jij draagt er zorg voor dat het formulier wordt ingeleverd bij de opleiding. De beoordeling heeft de vorm van een cijfer. Op het beoordelingsformulier is nader omschreven hoe het cijfer bepaald wordt. Bij dreiging van een onvoldoende beoordeling is er altijd overleg tussen de stagebegeleider en het instituut. Bij een onvoldoende beoordeling (cijfer 5) kun je de stage herkansen. In overleg tussen de spd en de instituutsopleider wordt besloten of deze herkansing de vorm krijgt van een verlengde stage (op dezelfde school), of een vervangende stage op een andere school.
Vragen, klachten en geschillen Ondanks de zorgvuldige selectie van stageplaatsen kan het voorkomen dat er zich tijdens jouw stage vragen of problemen voordoen waar je op de stageschool niet uitkomt, bijvoorbeeld over de aard of omvang van de begeleiding, het aantal lessen dat je moet geven, vervanging, deelname aan activiteiten, etc. In dit geval kun je contact opnemen met de stagecoördinator/coördinator externe relaties ILS-RU, Karin Derksen (
[email protected]). Zij zal dan een afspraak met je maken om je vraag of probleem te bespreken. De stagecoördinator heeft maandelijks een spreekuur op maandag van 15:45 tot 17:30.
51
Hoofdstuk 5: Studievoortgang De registratie van de studievoortgang Je studievoortgang wordt, net als bij alle andere opleidingen van de Radboud Universiteit, bijgehouden in het studentregistratiesysteem OSIRIS. Als je een tentamen met succes hebt afgelegd, worden de studiepunten in het systeem bijgeschreven. Zo kun je zelf regelmatig nagaan hoe ver je bent.
De studieadviseur Ten behoeve van de studiebegeleiding is de studieadviseur aanwezig. Hierbij kun je terecht met al je vragen en problemen met betrekking tot de studie. Denk hierbij aan hulp bij planning en studietips, uitleg over regelingen of uitzonderingen, verwijzing naar andere instanties en informatiebronnen, raadgeving bij keuzes of twijfel over de studie, maar ook bij advies over extra vakken of het opdoen van ervaring naast je studie. De studieadviseur (Edith Verbeet) van het Instituut voor Leraar en School is gehuisvest op de e 20 verdieping van het Erasmusgebouw, op kamer 20.18. Het telefoonnummer van de studieadviseur is 024 361 55 73 (
[email protected]).
De mentor van de opleiding Als er problemen of persoonlijke omstandigheden zijn waar je met de schoolpracticumdocent, de opleiders of de studieadviseur niet uitkomt, kun je verwezen worden naar, of kun je zelf contact opnemen met de mentor van de opleiding. De mentor is het laatste aanspreekpunt binnen het instituut. Hij zal in een aantal gesprekken je specifieke problematiek verkennen en naar oplossingen zoeken. In uitzonderlijke omstandigheden kan de mentor je weer doorverwijzen naar de algemene voorzieningen van de Radboud Universiteit, zoals studentenpsychologen of studiekeuzeadviseurs, die verbonden zijn aan de algemene Dienst Studentenzaken. De mentor van de opleiding is op maandagen aanwezig. Zijn naam is Wim Setz. Neem voor een afspraak contact met hem op via zijn e-mailadres (
[email protected]).
Stoppen met de opleiding Indien je wilt stoppen met de opleiding is het van belang dat je jezelf uitschrijft in studielink. Tevens stuur je een mail naar de studieadviseur. In de regel zal de studieadviseur een afsluitend contact met je hebben. Zij neemt contact met je op voor een afspraak en ze zal aan je vragen een exitformulier in te vullen. Dit formulier heeft zij nodig om andere belanghebbenden in te lichten over het beëindigen van je studie en stage. Belangrijk is dat je zelf op je stageschool aangeeft dat je stopt met de opleiding en met de stage.
52
Het aanvragen van een vrijstelling Wanneer je op grond van je vooropleiding meent aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling voor een tentamen, kun je daarvoor een aanvraag doen bij de examencommissie. Overleg in dat geval eerst met de docent die het betreffende tentamen beoordeelt, of een dergelijke aanvraag voor jou kans van slagen heeft. Een vrijstelling kun je aanvragen door een gemotiveerd verzoek in te dienen bij de examencommissie via
[email protected]. Gebruik hiervoor het formulier dat terug te vinden is op de website www.ru.nl/ils. Een aantal vrijstellingen zijn standaard vastgelegd: Als je tijdens je universitaire bacheloropleiding de educatieve minor (van 30 studiepunten) hebt gevolgd in het zelfde schoolvak, heb je recht op een vrijstelling van ten minste 20 EC in de Educatieve Master; als je veel relevante ervaring hebt in het voortgezet onderwijs, kan die vrijstelling oplopen tot 30 EC. Als je al beschikt over een tweedegraadsbevoegdheid in hetzelfde schoolvak, kun je aanspraak maken op een vrijstelling van 30 EC. Als je beschikt over een eerstegraadsbevoegdheid in een ander schoolvak, kun je aanspraak maken op een vrijstelling van 30 EC. Als je gepromoveerd bent in het schoolvak en de universitaire Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) hebt behaald, kun je aanspraak maken op een vrijstelling van 30 EC. NB: Het is mogelijk dat de examencommissie besluit een voorwaardelijke vrijstelling toe te kennen en je eerst nog een vervangende of aanvullende opdracht moet uitvoeren alvorens de vrijstelling definitief toegekend wordt.
53
Het aanvragen van het examen Als je aan alle eisen voor het masterexamen hebt voldaan kun je zelf het examen aanvragen. In de regel betekent dit dat je alle tentamens, dit wil zeggen 60 studiepunten, hebt behaald. De examencommissie stelt vervolgens vast of je inderdaad aan alle eisen hebt voldaan. In dat geval wordt de examenaanvraag doorgeleid naar het examenbureau van de Radboud Universiteit, dat het diploma produceert. De diploma-uitreiking vindt tweemaal per jaar plaats. Mocht je het diploma zonder officiële uitreiking willen ontvangen, dan kun je dit bij de aanvraag aangeven en het diploma ophalen aan de balie van het Examenbureau. Deze balie-uitreikingen vinden altijd plaats NA de officiële uitreikingdata. De procedure voor het aanvragen van het examen is als volgt:
Download het formulier Aanvragen Masterexamen van www.ru.nl/ils en vul het in. Stuur het volledig ingevulde formulier, inclusief eventuele noodzakelijke bijlagen, naar
[email protected].
Studenten die buiten de vastgestelde deadlines van hun cohort het examen aanvragen komen voor een balie-uitreiking in aanmerking. Elke maand is er gelegenheid het examen aan te vragen. De examendatum zal worden vastgesteld op de laatste werkdag van de maand. Het diploma kan, zodra het opgesteld en ondertekend is door de examencommissie, na enkele weken worden opgehaald bij de balie van het Examenbureau. De uitgebreide procedure staat beschreven op de website www.ru.nl/ils.
54
Hoofdstuk 6: Algemene voorzieningen voor studenten Het secretariaat Het secretariaat van het Instituut voor Leraar en School is gevestigd op de 20e verdieping van het Erasmusgebouw, op kamer 20.16. Daar kun je terecht voor alle vragen van administratieve aard. Het telefoonnummer van het secretariaat is 024 361 55 72. Secretariaat Onderwijs en Onderzoek: Heleine Vedder (
[email protected]). Studentenadministratie: Steffie Klaassen (
[email protected]) en Gerda van der Zwaard (
[email protected]).
De dictatencentrale De dictatencentrale is gevestigd aan de Thomas van Aquinostraat 2. Je kunt er terecht voor dictaten, studiegidsen en kopieerkaarten. Ook de readers van het Instituut voor Leraar en School worden via Print on Demand verspreid via de dictatencentrale. Om een reader aan te schaffen moet je hem eerst bestellen via de bestelsite www.ru-bestel.nl. Je kunt ervoor kiezen de readers op de universiteit op te halen of toe te laten sturen (op eigen kosten). De openingstijden zijn maandag, dinsdag en donderdag van 9.00 uur tot 16.45 uur, en woensdag en vrijdag van 9.00 - 13.00 uur. N.B.: Let erop dat de readers een week levertijd hebben. Bestel ze dus tijdig. Ook als je nog geen account hebt kun je de readers bestellen.
Het documentatiecentrum Het Instituut voor Leraar en School van de Radboud Universiteit heeft ook een eigen documentatiecentrum, gevestigd op kamer 20.16. Daar kun je terecht voor het raadplegen van schoolmethodes. De masterscripties van vroegere studenten over hun praktijkonderzoek kun je vinden op BlackBoard, in het Contect System bij je cohort. Beheerder van het documentatiecentrum is Gerda van der Zwaard (
[email protected]), telefoon 024 361 56 76
55
De Universiteitsbibliotheek Studenten van het ILS kunnen gebruikmaken van verschillende bibliotheken op de campus. De Universiteitsbibliotheek is gevestigd aan de Erasmuslaan 36. De bibliotheek beschikt over een algemene collectie, met de nadruk op de humaniora.
De bibliotheek beschikt over ongeveer 1,3 miljoen boeken en 600.000 tijdschriftbanden. De UB werkt hard aan de digitalisering van tijdschriften. Momenteel zijn 8.000 tijdschriften in elektronische vorm beschikbaar. De bibliotheek biedt verder een groot aantal - meest digitale - systemen voor het zoeken naar wetenschappelijke informatie. De Universiteitsbibliotheek is vrij toegankelijk. Voor het lenen van boeken is een collegekaart of aparte lenerspas nodig. Kijk voor meer informatie en openingstijden op www.ru.nl/ubn
Het Universitair Sportcentrum Het Universitair Sportcentrum verzorgt een uitgebreid sportprogramma voor studenten, bedrijfssporters en particulieren. Van boksen tot golf en van schermen tot poweryoga, het kan allemaal op het sportcentrum. Bovendien is het mogelijk lid te worden van een van de ruim dertig verschillende sportverenigingen. Het sportcentrum is gevestigd aan de Heyendaalseweg 141. Informatie over het aanbod, openingstijden en de tarieven is te verkrijgen bij de balie van het sportcentrum en op de website: www.ru.nl/usc
De Refter Midden op de campus, aan het Erasmusplein 3, ligt universiteitsrestaurant De Refter. Dit moderne restaurant beschikt over een uitgebreid assortiment voor ontbijt, lunch, diner en snacks, en verzorgt warme maaltijden. Kijk voor meer informatie en openingstijden op www.ru.nl/facilitairbedrijf , en klik door naar De Refter, of kies Weekmenu De Refter.
56
Index Docentenlijst Aalsvoort, Drs. M.J. van der Aardema, Drs. A.J. Arts, P.J.M. Baggen, Drs. J.J.M. Barendsen, Prof. dr. E. Blankesteijn, Drs. E.E. Boven, Drs. S.J.C.E. van Brouwer, Dr. C.N. Brouwer, Drs. J. Coppen, Prof. dr. P.A.J.M. Denessen, Dr. E.J.P.G. Derksen, Drs. K.J.J. Eelkema, Drs. A.H. Elvira, Drs. Q.L. Espinola Vazquez, Drs. J.M. Gerritsen, Drs. R.J. Ginkel, Ir. G.V.M. van Groos, Drs. P.R.J. Haren, Ir. R.A.H.M. van Havekes, Drs. H.G.F. Hooghuis, M.Ed. F. Imants, Dr. J.G.M. Jager, Drs. L. Kienstra, Drs. N.H.H. Knijff, Drs. H.A.T. de Luttenberg, Dr. J.M. Molder, Drs. E.G.M. te Neut, Drs. I van der Oolbekkink-Marchand, Dr. H.W. Schoonhoven, Drs. A. Taylor, Drs. L.A. Velde, Dr. B.M.R. van der Vermeer, Dr. P.A.D.M. Willen, Drs. J.W.F.
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
57