STUDIEGIDS
Master Lerarenopleiding
2015 – 2016
ICLON Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing
Afdeling Voortgezet Onderwijs
ICLON Afdeling Voortgezet Onderwijs Willem Einthovengebouw Wassenaarseweg 62A Postbus 905, 2300 AX Leiden tel. 071 – 527 4015
www.ICLON.Leidenuniv.nl
Inhoudsopgave studiegids ICLON Master Lerarenopleiding 2015 – 2016 Inleiding ......................................................................................................................... 3 Onderwijsmomenten .................................................................................................... 4 Elektronische leeromgeving ......................................................................................... 5 Curriculum ..................................................................................................................... 7 Leren en Instructie 1 .................................................................................................. 7 Leren en Instructie 2 .................................................................................................. 8 Pedagogiek ................................................................................................................. 9 Vakdidactiek 1 .......................................................................................................... 10 Vakdidactiek 2 ......................................................................................................... 11 Vakdidactisch onderzoek......................................... Error! Bookmark not defined. Praktijk 1 ................................................................................................................... 13 Praktijk 2 .................................................................................................................. 15 Beoordeling .................................................................................................................. 17 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten ..................................... 17 Beoordelingscriteria ............................................................................................... 21 Beoordelingstermijn ............................................................................................... 21 Cijfers........................................................................................................................ 21 Geldigheidsduur van alle studieonderdelen ............................................................. 21 Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan ................................ 22 Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden ....................................................... 22 Klachtencoördinator ................................................................................................... 22 Vrijstellingen en afwijkende trajecten....................................................................... 22 Examencommissie ....................................................................................................... 22 Afstuderen.................................................................................................................... 23 Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie....................................................................... 24 Links ............................................................................................................................. 25 Bijlage I Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs ................................................................................................ 26 Bijlage II Overzicht curriculum van de deeltijd- en andere trajecten ............... 27 Bijlage III Praktijkdeel van de opleiding ............................................................... 28 Bijlage IV Onderwijs- en examenregeling............................................................. 29 Bijlage V Rubrics .................................................................................................... 50
Inleiding De universitaire lerarenopleiding bestaat voor de helft uit een praktijk- en voor de helft uit een instituutsdeel. Beide delen hangen nauw met elkaar samen. Kennis en opdrachten worden in de praktijk toegepast en vanuit het instituut uitgevoerd. Omgekeerd worden vragen uit de praktijk op het instituut met behulp van de relevante theorie onderzocht. Met andere woorden: alle studieonderdelen op het instituut staan in verband met de studieonderdelen praktijk op school.
Centraal in de opleiding staat de professionele ontwikkeling als docent. Tijdens de opleiding verwerft de student vaardigheden om ervaringen in de praktijk te kunnen verbinden met eigen overtuigingen en met wat anderen belangrijk vinden (theorie, school, begeleiders, medestudenten), en op basis hiervan het eigen leerproces te sturen en in te richten. In de opleiding komen achtereenvolgens de verschillende rollen waarin de docent opereert aan de orde: als regisseur van het leerproces van leerlingen, als vakdidacticus, als pedagoog, en als lid van de schoolorganisatie. Daarnaast vereist het beroep van docent de rollen van professional en van vakdidactisch onderzoeker. De laatste rol wordt opgevat als onderzoeker van een onderwijsontwerp op een vakgebied.
Maandag is de opleidingsdag voor alle studenten van het ICLON – studenten zijn de hele maandag beschikbaar voor de opleiding op het ICLON. De eerste zes weken is het contactonderwijs wekelijks ingeroosterd, daarna om de week. In de tussenliggende week is soms onderwijs ingeroosterd, maar er is ook ruimte om samen met medestudenten aan opdrachten en producten te werken, met docenten te overleggen of de mediatheek of bibliotheek te raadplegen. Het praktijkdeel bestaat óf uit een baan in het voortgezet onderwijs óf uit een door het ICLON te regelen stage. Supervisie, ten slotte, is een integraal onderdeel van de studieonderdelen Leren en Instructie 1 en 2 en Praktijk 1 en 2. Hierbij wordt de student gecoacht bij de inductie in de praktijk en de eigen professionele ontwikkeling als docent.
3
Onderwijsmomenten Het onderwijs in groepen vindt voor alle vakken plaats aan de Universiteit Leiden, in het Pieter de la Courtgebouw, Wassenaarseweg 52, Leiden. Individuele afspraken kunnen ook worden gemaakt op het ICLON, Willem Einthovengebouw, Wassenaarseweg 62A, Leiden.
Het rooster van de opleiding volgt het schooljaar van scholen voor voortgezet onderwijs in Zuid- Holland. Het rooster is te vinden op http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ Onderwijsvrije dagen/periodes vallen in het collegejaar 2015/16 op: kerstvakantie: 21 december 2015 tot 4 januari 2016 28 maart 2016 2e Paasdag 2e Pinksterdag 16 mei 2016
Opleiding start augustus/september 2015 De opleiding begint op maandag 17 augustus 2015 met een verplichte startweek. Studenten moeten uiterlijk op 31 augustus 2015 ingeschreven zijn bij de universiteit. Opleiding start januari/februari 2016 De opleiding begint op maandag 25 januari 2016 met een verplichte startweek. Studenten schrijven zich bij de universiteit in per 1 februari 2016.
4
Elektronische leeromgeving In de opleiding wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving Blackboard voor het verstrekken van informatie, communicatie met docenten en medestudenten en het inleveren van de eindproducten bij de verschillende onderdelen (http://blackboard.leidenuniv.nl). - Informatiecentrum (algemene en praktische informatie over de opleiding, technische handleidingen, rubrics, artikelen die elektronisch worden aangeboden). - Leren en Instructiegroep: Supervisie, L&I en Pedagogiek (communicatie binnen de eigen supervisiegroep en met de docenten van deze onderdelen, bijvoorbeeld studiewijzers, mogelijkheden een blog bij te houden en tips en vragen uit te wisselen, materialen bij de bijeenkomsten). - Vakdidactiekcourse per schoolvak (informatie, inhouden en communicatie binnen het eigen schoolvak). - Vakdidactisch onderzoek (richtlijnen voor dit onderdeel en voorbeelden van onderzoeken). - Beoordelingscentrum (de plaats waar eindproducten van alle onderdelen dienen te worden ingeleverd en tezamen een digitaal portfolio vormen en waar de docenten feedback geven en beoordelen).
In de Startreader die in de Startweek wordt uitgereikt staat een handleiding voor Blackboard en hoe je bij deze courses kunt komen.
5
Trajecten De universitaire lerarenopleiding wordt aangeboden in twee varianten: een voltijdmasteropleiding van één jaar en een deeltijdmasteropleiding van twee jaar. Beide starten zowel in augustus/september als in januari/februari en hebben een studielast van 60 EC (of 2x 30 EC als het om de deeltijdvariant gaat). De eindtermen van de masteropleiding zijn opgenomen in Bijlage I.
Hieronder staat het overzicht van het curriculum van de voltijd masteropleiding. Voor het curriculum voor de deeltijd- en andere trajecten, zie Bijlage II.
Voltijdmaster (60 EC)
maand 10
maand 9
15 EC
maand 8
5 EC
maand 7
5 EC
maand 6
5 EC
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
Leren en Instructie 1 Leren en Instructie 2 Vakdidactiek 1 Vakdidactiek 2 Pedagogiek Vakdidactisch onderzoek Praktijk 1 Praktijk 2
maand 1
september t/m juni (met een verplichte startweek eind augustus) februari t/m januari (met een verplichte startweek eind januari).
startwee k
Septemberstart Februaristart:
3 EC 5 EC 7 EC 15 EC
Gedurende de hele opleiding zijn er supervisie- en intervisiebijeenkomsten in het kader van de studieonderdelen Leren en Instructie 1 en 2 en Praktijk 1 en 2. De supervisor begeleidt de student bij het leerproces, legt schoolbezoeken af en voert (met de begeleider op school) de (tussentijdse) beoordelingsgesprekken De supervisor begeleidt de student bij het maken/verzamelen van de voor de praktijkbeoordeling noodzakelijke informatie.
6
Curriculum Leren en Instructie 1 Docent(en): EC Niveau: Collegejaar Voertaal
diverse 5 300 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen De student heeft kennis van en inzicht in de theorie en praktijk over klassenmanagement, algemene didactiek en schoolorganisatie.
Beschrijving Bij Leren en instructie 1 staan theorieën op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek en schoolorganisatie centraal. Deze theorieën worden in supervisiebijeenkomsten verbonden met de onderwijspraktijk van de studenten. Werkvorm Hoorcollege, werkcolleges en zelfstudie.
Toetsing 1 • Tentamen: aan de hand van een aantal casussen wordt getoetst of de student theorie kan gebruiken bij het analyseren van de onderwijspraktijk •
Video-analyse regisseur (hierbij worden de rubrics professional, regisseur en vakdidacticus gebruikt)
Literatuur: • Ebbens & Ettekoven, Effectief leren: basisboek, Noordhoff, 2012 (derde druk), ISBN 9789001815448 • Teitler, P.I. (2013), Lessen in orde, Coutinho, 2013 (tweede druk), ISBN 9789046903544 • Reader ‘Leren en Instructie’
1
zie blz.17 e.v. en bijlage V
7
Leren en Instructie 2 Docent(en): EC Niveau: Collegejaar Voertaal
diverse 3 400 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student is in staat voort te bouwen op de theorie uit L&I1 en deze te verbinden met onderwerpen op niveau van schoolbeleid en maatschappij (o.a. diversiteit). • De student is in staat inzichten uit (de in Leren en Instructie 1 en 2) aangeboden theorie over klassenmanagement, algemene didactiek en schoolorganisatie en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden.
Beschrijving Leren en Instructie 2 richt zich op de verbreding en verdieping van de kennis van studenten op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek en schoolorganisatie (mede afhankelijk van de leerbehoeften en praktijkervaringen van studenten). Een rode draad in de bijeenkomsten is het thema diversiteit. Door te focussen op verschillende uitwerkingen van diversiteit (op cultureel, sociaal, cognitief en taalkundig gebied) ontwikkelen studenten kennis waarmee ze de deelname en betrokkenheid van alle leerlingen kunnen bevorderen. Door het thema ook vanuit een breder perspectief te bekijken krijgen studenten meer zicht op de relatie tussen de eigenonderwijspraktijk en schoolbeleid. Werkvorm Werkcolleges en zelfstudie.
Toetsing 2 • Presentatie van een analyse van de eigen onderwijspraktijk binnen het thema diversiteit. De analyse heeft betrekking op hoe de eigen onderwijspraktijk gesitueerd is/gevormd wordt door schoolbeleid en maatschappij (hierbij worden de rubrics professional en lid schoolorganisatie gebruikt). • Video-analyse opdracht (maximaal 4 pagina’s). Hierbij worden de rubrics professional, regisseur, vakdidacticus en pedagoog gebruikt. Literatuur: In overleg met de docent wordt gebruik gemaakt van: • Ebbens & Ettekoven, Effectief leren: basisboek, Noordhoff, 2012 (derde druk), ISBN 9789001815448 • Teitler, P.I. (2013), Lessen in orde, Coutinho, 2013 (tweede druk), ISBN 9789046903544 • Reader ‘Leren en Instructie’ • Verdiepende literatuur, wordt nader bekend gemaakt.
2
zie blz.17 e.v. en bijlage V
8
Pedagogiek Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar Voertaal
diverse 5 400 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student heeft inzicht in recente theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school. • De student is in staat op een professionele manier gesprekken te voeren met leerlingen en ouders. • De student is in staat inzichten uit de theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving Gerelateerd aan recente theorie over de psychologie van de adolescentie komt het pedagogisch handelen in de klas en in de school aan de orde. Daarnaast worden gespreksvaardigheden in relatie tot communicatie met leerlingen en ouders getraind. Werkvorm Werkcolleges en zelfstudie.
Toetsing3 • Paper: aan de hand van een systematische benadering analyse van een casus over de eigen pedagogische praktijk (hierbij wordt het beoordelingsmodel casus pedagogiek gebruikt). • Verslag: analyse eigen gespreksvaardigheden.
Literatuur • Slot, W., & Aken, M. van. (2010) (red.). Psychologie van de adolescentie. Baarn: ThiemeMeulenhoff. ISBN 978 90 06 95101 1. • Diverse artikelen die via Blackboard worden verspreid. .
3
zie blz.17 e.v.
9
Vakdidactiek 1 Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 400 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student kan met behulp van bestaand lesmateriaal vaklessen ontwerpen en uitvoeren. • De student heeft een didactisch repertoire ontwikkeld van eenvoudige varianten van activerende lessen. • De student kan evalueren in hoeverre doelstellingen van zijn lessen zijn gerealiseerd en kan op basis hiervan zo nodig zijn handelen bijstellen. • De student heeft op basis van onderwijservaring en vakdidactische theorieën, een vakdidactische praktijktheorie ontwikkeld en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied.
Beschrijving In vakdidactiek 1 staat het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal, waarbij de student de cyclus doorloopt van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven staat in vakdidactiek 1 het geven van lessen in de onderbouw centraal. Bovendien ligt in vakdidactiek 1 het accent vooral op het ontwerpen en geven van eenvoudige varianten van activerende lessen aan de hand van het schoolboek Werkvorm Werkcolleges, zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk.
Toetsing 4 Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en twee lessen, zo mogelijk in de onderbouw, van de student De informatie over deze lessen bestaat uit: - lesontwerp en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van een les - vakdidactische analyse van een les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Voor de toetsing wordt de rubric vakdidacticus gebruikt. Literatuur Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt. 4
zie blz.17 e.v. en bijlage V
10
Vakdidactiek 2 Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 500 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student kan een samenhangende serie vaklessen ontwerpen en geven. • De student heeft een didactisch repertoire ontwikkeld van complexe varianten van activerende lessen. • De student kent opvattingen over inrichting van het betreffende schoolvak en kan hierover een onderbouwde mening geven en vertalen naar zijn onderwijspraktijk. • De student heeft op basis van onderwijservaring en vakdidactische theorieën, een vakdidactische praktijktheorie ontwikkeld en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied.
Beschrijving Evenals in vakdidactiek 1 staat in vakdidactiek 2 het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal. In vakdidactiek 2 ligt het accent vooral op het ontwerpen, geven en evalueren van complexere activerende, samenhangende, lessen voor de bovenbouw aan de hand van eigen inzichten en opvattingen over goed vakonderwijs. Dit gebeurt aan de hand van de cyclus van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Werkvorm Werkcolleges, zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk.
Toetsing 5 Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en een samenhangende serie lessen (maximaal 4), in de bovenbouw, van de student. De informatie over de samenhangende lessenserie bestaat uit: - lesontwerpen en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording van lessen afzonderlijk en hun onderlinge samenhang - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van 1 les - vakdidactische analyse van de les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Voor de toetsing wordt de rubric vakdidacticus gebruikt. Literatuur Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt. 5
zie blz.17 e.v. en bijlage V
11
Vakdidactisch onderzoek Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar Voertaal
diverse 7 600 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student is in staat een onderwerp uit de eigen onderwijspraktijk te vertalen naar hanteerbare en onderzoekbare vraagstellingen voor ontwerponderzoek. • De student is in staat om geschikte onderzoeksontwerpen en methoden van dataverzameling en – analyse te selecteren voor het beantwoorden van onderzoeksvragen. • De student is in staat onderzoek uit te voeren naar zijn eigen onderwijspraktijk.
Beschrijving Elke student heeft al onderzoekservaring vanwege het doctoraal- of masteronderzoek, maar deze heeft veelal geen betrekking op de didactiek van het schoolvak in de context van het voortgezet onderwijs. De student voert een ontwerponderzoek uit naar een een onderwerp uit vakdidactiek 2. De student werkt bij voorkeur samen met een of meer collega-studenten aan het vakdidactisch onderzoek. Het vakdidactisch onderzoek wordt op basis van een goedgekeurd plan uitgevoerd. De student wordt begeleid door de (eigen) vakdidacticus en een onderzoeker. Werkvorm Werkcolleges, zelfstudie en dataverzameling in de praktijk.
Toetsing 6 Verslag van ontwerponderzoek (maximaal 5000 woorden, exclusief referenties en bijlagen). Hierbij wordt de rubric vakdidactisch onderzoeker gebruikt. Aanbevolen literatuur • Oost, H., & Markenhof, A. (2002). Een onderzoek voorbereiden. Baarn: HB Uitgevers. • Plomp, T. (2009). Educational design research: An introduction. In T. Plomp & N. Nieveen (Eds.), An introduction to educational design research. Enschede: The Netherlands: Netherlands Institute for Curriculum Development. http://www.slo.nl/downloads/2009/Introduction_20to_20education_20design_20r esearch.pdf. • Berg, E. van den, Kouwenhoven, K. (2008). Ontwerponderzoek in vogelvlucht. Velon: tijdschrift voor lerarenopleiders, 29(4), 20-26. • WTP-studenten voeren deze opdracht uit binnen het WTP-programma en onder begeleiding van WTP-docenten (zie voor meer informatie de WTP-Studiegids).
6
zie blz.17 e.v. en bijlage V
12
Praktijk 1 Docent(en): EC: Collegejaar Voertaal
schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) 15 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student is in staat om met name voor leerlingen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. • De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. • De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. • De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren en te ontwikkelen.
Beschrijving Praktijk 1 start aan het begin van de opleiding en beslaat de eerste helft van de opleiding. Het omvat minimaal 120 klascontacturen, waarvan de student ten minste 60 uren zélf (deel)lessen geeft. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven worden in praktijk 1, minimaal 40 van de 60 lessen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t gegeven.
Een aanstelling op een school voor Voortgezet Onderwijs kan als praktijkdeel (mee)tellen als de baan: - een omvang heeft van minimaal 6 lesuren; - zowel onder- als bovenbouw uren bevat (de bovenbouwuren zijn van belang voor het tweede deel van de opleiding); - een minimale duur heeft van drie maanden. Studenten die werkzaam zijn in het mbo of hbo en die de uren van hun baan willen laten meetellen voor de invulling van het praktijkdeel, moeten hiervoor eerst contact opnemen met de coördinator beroepspraktijk.
Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage III Het praktijkgedeelte van de opleiding.
Werkvorm Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor.
13
Toetsing 7 Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek van Praktijk 1 (middenevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken. Hierbij worden alle rubrics behalve die van vakdidactisch onderzoeker gebruikt.
7
zie blz.17 e.v. en bijlage V
14
Praktijk 2 Docent(en): EC: Collegejaar Voertaal
schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) 15 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student is in staat om met name voor leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. • De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. • De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. • De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren, en te ontwikkelen.
Beschrijving Praktijk 2 beslaat de tweede helft van de opleiding. Het omvat minimaal 130 klascontacturen, waarvan de student ten minste 65 uren zélf (deel)lessen geeft, waarvan 45 in de bovenbouw van havo en vwo.
Een aanstelling op een school voor Voortgezet Onderwijs kan als praktijkdeel (mee)tellen als de baan: - een omvang heeft van minimaal 6 lesuren; - bovenbouw uren bevat (zie hierboven); - een minimale duur heeft van drie maanden. Studenten die werkzaam zijn in het mbo of hbo en die de uren van hun baan willen laten meetellen voor de invulling van het praktijkdeel, moeten hiervoor eerst contact opnemen met de coördinator beroepspraktijk. Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage III Het praktijkgedeelte van de opleiding.
Werkvorm Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor.
15
Toetsing 8 Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek (eindevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken. Hierbij worden alle rubrics behalve die van vakdidactisch onderzoeker gebruikt.
8
zie blz.17 e.v. en bijlage V
16
Beoordeling 9 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten September 2015 (voltijd) Beoordeling
Go nogo
Datum beoordelingsgesprek / tentamen 12 -16 oktober 2015
11 januari 2016 Middenevaluatie
25-29 januari 2016 7 maart 2016
Uiterste datum inleveren producten 5 oktober 2015
9
Bij wie?
Zelfanalyse
Go nogo beoordeling
Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek
Verslag gespreksvaardigheden
18 januari 2016
Zelfanalyse
Leren en Instructie 1 Praktijk 1
Casus pedagogiek
Pedagogiek
Eindproduct vakdidactiek 1 Herkansing tentamen Zelfanalyse
Vakdidactiek 1 Leren & Instructie 1 Praktijk 2
20 juni 2016
Video-analyse opdracht: alle rollen Eindproduct VDO
Leren en Instructie 2
27 juni 2016
Eindproduct vakdidactiek 2 Eindgesprekken
Vakdidactiek 2
25 januari 2016 25 januari 2016
27 juni 2016 27 juni – 1 juli 2016
Onderdeel
2 november 2015 9 november 2015
20 juni 2016 Eindevaluatie
Product
Video-analyse opdracht Tentamen
Pedagogiek
Leren en Instructie 1
VDO
Docent Leren en Instructie 1 Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek
Vakdidacticus Supervisor en BOS / vakcoach Docent Leren en Instructie 2 Vakdidacticus en onderzoeker Vakdidacticus
Voor meer informatie zie Bijlage IV, Onderwijs- en examenregeling
17
September 2015 (deeltijd- 1e jaar) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Go nogo
12-16 oktober 2015
11 januari 2016
Uiterste datum inleveren producten 5 oktober 2015
Bij wie?
Zelfanalyse
Go nogo beoordeling
Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek
Verslag gespreksvaardigheden Tentamen
11 april 2016
Herkansing tentamen Video-analyse opdracht
20 juni 2016
27 juni – 1 juli 2016
Onderdeel
2 november 2015
7 maart 2016
Middenevaluatie
Product
27 juni 2016 27 juni 2016
Zelfanalyse
Casus Pedagogiek Eindproduct vakdidactiek 1 MIddenevaluatie
Pedagogiek
Leren en Instructie 1 Leren en Instructie 1 Leren en Instructie 1 Praktijk 1
Pedagogiek
Vakdidactiek 1
Docent Leren en Instructie 1 Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek Vakdidacticus
18
Februari 2015 (voltijd, 2e semester) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek / tentamen
Uiterste datum inleveren producten 4 januari 2016 4 januari 2016
Eindevaluatie
11-15 januari 2016
11 januari 2016 11 januari 2016
Product
Onderdeel
Bij wie?
Zelfanalyse
Praktijk 2
Video analyse opdracht: alle rollen Eindproduct VDO
Leren en Instructie 2
Supervisor en BOS / vakcoach Docent Leren en Instructie 2
Eindproduct vakdidactiek 2 Eindgesprekken
Vakdidactiek 2
VDO
Vakdidacticus en onderzoeker Vakdidacticus
Februari 2016 (voltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek / tentamen
Uiterste datum inleveren producten
Product
Onderdeel
Bij wie?
Go nogo
21-25 maart 2016
14 maart 2016
zelfanalyse
go nogo beoordeling
Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek Docent Leren en Instructie 1
30 mei 2016 Middenevaluatie
11 april 2016 11 april 2016
Verslag gespreksvaardigheden Video-analyse opdracht
20 juni 2016
Herkansing tentamen zelfanalyse
Leren en Instructie 1 Leren & Instructie 1 Praktijk 1
Casus pedagogiek
Pedagogiek
13 juni 2016
27 juni – 4 juli 2016
27 juni 2016 27 juni 2016
tentamen
Eindproduct vakdidactiek 1 Middenevaluatie
Pedagogiek
Leren en Instructie 1
Vakdidactiek 1
Supervisor en BOS / vakcoach docent pedagogiek Vakdidacticus
19
Februari 2016 (deeltijd 1e deel van het 1e jaar) Beoordeling Datum Uiterste Product beoordelingsgesprek/ datum tentamen inleveren producten Go nogo 21-25 maart 2016 14 maart zelfanalyse 2016 Middenevaluatie (januari 2017)
30 mei 2016
11 april 2016
13 juni 2016 20 juni 2016
27 juni 2016
Verslag gespreksvaardigheden Tentamen Herkansing tentamen Video-analyse opdracht Eindproduct vakdidactiek 1
Onderdeel
Bij wie?
Go nogo beoordeling
Supervisor en BOS / vakcoach docent pedagogiek
Pedagogiek
Leren en Instructie 1 Leren en Instructie 1 Leren en Instructie 1
Vakdidactiek 1
Docent Leren en Instructie 1 Vakdidacticus
20
Beoordelingscriteria Voor de beoordeling wordt bij elk studieonderdeel (uitgezonderd Leren en instructie 1) gebruik gemaakt van rubrics (zie Bijlage V), die gebaseerd zijn op de eindtermen van de opleiding (zie Bijlage I en de studiewijzers bij elk studieonderdeel). Voor elk van de zes beroepsrollen waarvoor wordt opgeleid, is een rubric beschikbaar. Op basis van verzameld bewijsmateriaal wordt voor elk aspect in een rubric aangegeven op welk niveau de student dit beheerst. Elke ingevulde rubric geeft derhalve aan op welke niveau de student een bepaalde beroepsrol beheerst. Welke rubric bij welk studieonderdeel wordt gebruikt, staat vermeld bij de afzonderlijke studieonderdelen (blz. 7 t/m 16). Naast een oordeel over het niveau waarop de student presteert en functioneert, geeft de docent ook een korte schriftelijke verantwoording van het oordeel. Het studieonderdeel Leren en instructie 1 wordt afgesloten met een tentamen. Beoordelingstermijn Voor eent schriftelijk tentamen geldt dat de docent binnen 15 werkdagen een oordeel geeft en de administratie van de opleiding de nodige gegevens verschaft ter verwerking in USIS. Cijfers De beoordeling van alle studieonderdelen worden uitgedrukt in een cijfer tussen 5 (staat voor onvoldoende) tot en met 10. Hieronder is nader toegelicht wat de relatie is tussen dit cijfer en het beheersniveau dat is bepaald aan de hand van de rubrics.
Niveau 1 Niveau 1 à 2 Niveau 2 Niveau 2 à 3 Niveau 3 Niveau 3 à 4 Niveau 4
5 5 6 7 8 9 10
Cum laudecriterium • alle vakken dienen met tenminste een 6.0 te zijn afgerond. • een student heeft als gewogen gemiddelde 8.0 of hoger behaald. • voor het vakdidactisch onderzoek is minimaal een 8.0 behaald.
Summa cum laudecriterium • alle vakken dienen met tenminste een 6.0 te zijn afgerond. • een student heeft als gewogen gemiddelde 9.0 of hoger behaald. • voor vakdidactisch onderzoek is minimaal een 9.0 behaald.
Geldigheidsduur van alle studieonderdelen
De examencommissie kan voor een onderwijseenheid 10, waarvan het tentamen langer dan 3 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen of de geldigheidsduur verlengen. Dit betreft alle onderdelen van de opleiding. 10
Onderwijseenheid staat gelijk aan studieonderdeel
21
Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan 1. De opleiding kent geen bindend studieadvies, al kan er bij de go-no go beoordeling en de middenevaluatie dringend worden geadviseerd de opleiding te beëindigen. 2. Als een student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep van docent, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, brengt de examencommissie desgevraagd advies uit aan het College van Bestuur omtrent de weigering dan wel het beëindigen van de inschrijving van de betrokken student voor de opleiding.
Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden
Regels ten aanzien van fraude, plagiaat en andere niet reglementaire zaken staan in het studentenstatuut: http://www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijsonderzoek/studentenstatuut.html De eindproducten voor elk studieonderdeel worden gecontroleerd op plagiaat.
Klachtencoördinator
De klachtencoördinator van het ICLON :
http://organisatie.leidenuniv.nl/stroomschema/
Vrijstellingen en afwijkende trajecten
Een verzoek voor een afwijkend traject of om vrijstelling voor een of meer onderdelen van de opleiding kan door de student met de docent worden besproken. De docent dient dit verzoek schriftelijk en met redenen omkleed in bij de ambtelijk secretaris van de examencommissie. De examencommissie vraagt advies bij 2 collega-examinatoren. Het advies wordt vervolgens voorgelegd aan de examencommissie. De examencommissie beslist gemotiveerd binnen twintig werkdagen na de indiening van het verzoek en informeert de student hierover.
Examencommissie
Voor het cursusjaar 2015/2016 bestaat de examencommissie uit: prof. dr. W.F. Admiraal, voorzitter, mw. drs. C. Bertona (bètacluster, vice-voorzitter), mw. drs. M. de Ferrante (alfacluster), drs A. van Haperen (gammacluster), drs. M. Kramer (onderwijskunde) en drs. N. de Bruin (extern lid), en mw. drs. M. Reuser, ambtelijk secretaris. Zie Bijlage IV voor de Onderwijs en Examenregeling, de Regels en Richtlijnen van de examencommissie zijn te vinden op de website, http://media.leidenuniv.nl/legacy/rrexamencie-def-2015-2016.pdf .
22
Afstuderen Wanneer de student een studieonderdeel heeft behaald, registreert het secretariaat het resultaat in USIS. De student krijgt via e-mail vanuit USIS automatisch bericht van de registratie. Hij/zij kan zelf de studieresultaten in USIS opvragen.
Als het laatste studieresultaat behaald is (inclusief eventuele vakdeficiënties), wordt de afstudeerprocedure in gang gezet door het secretariaat. De student zorgt zelf voor tijdige uitschrijving via Studielink, zie hiervoor de website. http://www.iclon.leidenuniv.nl/studenten/master/dio/studie-informatie/afstuderen.html De student is verplicht alle eindproducten met de beoordeling van de docenten aan het einde van de opleiding op CD/DVD/usb-stick in te leveren. Uiterlijk vier weken na de datum van het laatst behaalde resultaat, wordt het diploma aangemaakt. Tweemaal per jaar (over het algemeen de laatste vrijdag in maart 11 en de laatste vrijdag in september) worden de diploma’s tijdens een feestelijke bijeenkomst uitgereikt. Het diploma kan niet per post worden toegestuurd maar kan wel persoonlijk door de student of door een gemachtigde worden afgehaald bij de balie van het secretariaat van de lerarenopleiding (in alle gevallen moet een geldig legitimatiebewijs worden getoond).
11
NB: in 2016 is de diploma-uitreiking op 18 maart (i.v.m. Goede Vrijdag).
23
Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie Evaluatie van de opleiding De opleiding heeft een opleidingscommissie die voor de helft uit studenten en voor de helft uit docenten van de opleiding bestaat. Voorzitter van de opleidingscommissie is mw. dr. J. Meirink. Bij de start van elk traject worden studenten uitgenodigd zitting te nemen in de opleidingscommissie. In de opleidingscommissie worden de resultaten besproken van de evaluaties van de afzonderlijke studieonderdelen, die verspreid over het jaar onder de studenten van de opleiding worden afgenomen. Daarnaast heeft de opleidingscommissie de taak de onderwijsdirecteur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden die de opleiding betreffen. Ook vindt er regelmatig overleg plaats met de Begeleiders op School (in het BOS-Supervisor overleg) en rectoren van scholen (in het Raad van Rectorenoverleg).
24
Links 1.
2.
3. 4. 5.
6.
www. iclon.leidenuniv.nl - namen van medewerkers - contactgegevens - verdere algemene informatie over het ICLON
http://www.iclon.leidenuniv.nl/studenten/master/student/ - informatie over bijv. opleidings- en examencommissie, afstuderen etc. - namen van scholen waar het ICLON mee samenwerkt
http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ - roosters en roosterwijzigingen Blackboard (elektronische leeromgeving): blackboard.leidenuniv.nl
www. leidenuniv.nl voor studentenvoorzieningen en –ondersteuning: - Informatiebalie ICS - PITSstop - Studiekeuze- en loopbaanservice (BUL) - Studentendecanen - Studentenpsychologen - Ombudsfunctionaris - (Seksuele) Intimidatie - Studentenstatuut
www.fsw.leidenuniv.nl voor: - openingstijden gebouw - openingstijden bibliotheek FSW - gebruik kopieerapparaten - verkoop onderwijsmaterialen Servicedesk - computergebruik door studenten - openingstijden restaurant
25
Bijlage I
Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs
De docent als professional De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. De docent als regisseur De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. De docent als pedagoog De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. En dat op een professionele, planmatige manier. De docent als vakdidacticus De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken gebruikt wordt. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet hij vakinhoudelijk en didactisch competent zijn. De docent als lid van de schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school. De docent als vakdidactisch onderzoeker De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.
26
Bijlage II
Overzicht curriculum van de deeltijd- en andere trajecten
NB: voor alle onderstaande trajecten geldt dat gedurende de hele opleiding een
supervisor de student bij het leerproces begeleidt, schoolbezoek(en) aflegt en (met de begeleider op school) de (tussentijdse) beoordelingsgesprekken voert.
Deeltijdmaster (2x 30 EC) Jaar 1 L&I 1 Vakdidactiek 1 Pedagogiek Praktijk 1
Jaar 2 L&I 2 Vakdidactiek 2 Vakdidactisch onderzoek Praktijk 2 Verkorte trajecten 30 EC (met behaalde educatieve minor en wo vakmaster)
L&I 2 Vakdidactiek 2 Vakdidactisch onderzoek Praktijk 2
3 EC 5 EC 7 EC 15 EC
Vakdidactiek Vakdidactisch onderzoek Praktijk 2
16 EC (tweede 1e graads bevoegdheid)
8 EC 7 EC 15 EC
Praktijk 2
8 EC
30 EC (met een 2e graads bevoegdheid en een wo vakmaster)
Vakdidactiek
8 EC
27
Bijlage III
Praktijkdeel van de opleiding
Praktijkcontract Het praktijkdeel, of het nu in de vorm van een stage dan wel middels een baan wordt ingevuld, wordt beschreven in een formele overeenkomst tussen de opleiding, de school, de betrokken begeleiders en de student. De in de overeenkomst gemaakte afspraken gelden als bewijs dat de student aan de wettelijke eisen voor het praktijkgedeelte heeft voldaan. Studentactiviteiten tijdens het praktijkdeel Tijdens het praktijkdeel voert de student op school activiteiten uit zoals: • het observeren van lessen, het voorbereiden en geven van lessen, het ontwerpen van toetsen, etc. • het voeren van gesprekken met (individuele) leerlingen, ouders en collega’s, etc. • het bijwonen van vergaderingen en het deelnemen aan allerlei (buitenschoolse) activiteiten, etc. • het schrijven van leerteksten, analyseren van schoolboeken, etc.
Om optimaal van deze activiteiten te kunnen leren, voert de student regelmatig gesprekken met zijn/haar begeleider over zijn/haar lessen en andere activiteiten.
De begeleider op school (BOS) en de supervisor (de begeleider vanuit het ICLON) stimuleren de student een relatie te leggen tussen de (les)ervaringen van de student en de meer theoretische achtergronden die daarbij behoren.
Begeleiding tijdens het praktijkdeel Op school wordt de student begeleid door een BOS en/of door een vakcoach. Een vakcoach is een vakdocent in het vak waarin de student de opleiding volgt. Dit is afhankelijk van de begeleidingsstructuur waar de school voor kiest.
De begeleider op school en de student maken afspraken over de dagelijkse gang van zaken op school in het kader van de opleiding, zoals: • lesobservaties door de schoolbegeleider; • lesobservaties door de student; • voor- en nabesprekingen van (deel)lessen(series) en andere activiteiten; • maken van video-opnamen van door de student te geven lessen; • schriftelijke lessenseries van de student laten evalueren door leerlingen.
Contacten tussen schoolbegeleider en supervisor De begeleider op school en de supervisor zullen met enige regelmaat telefonisch of via email/Blackboard contact met elkaar hebben over de vorderingen van de student. Daarnaast zien zij elkaar tijdens de zgn. BOS-Supervisorbijeenkomsten op het ICLON. De supervisor neemt contact op aan het begin van het praktijkdeel met de begeleider op school. Het streven is dat de supervisor de student tijdens het totale praktijkdeel minimaal één en zo mogelijk vaker op school bezoekt en lessen van de student bijwoont. Naast of soms in plaats van het schoolbezoek, worden de verrichtingen van de student in de praktijk ook via video-opnames bekeken.
28
Bijlage IV
Onderwijs- en examenregeling
Vastgesteld d.d. 20 mei 2015
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Geldig vanaf 1 september 2015
Masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs Deze onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en is aangevuld met kwaliteitskenmerken zoals vastgelegd in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen. Overeenkomstig artikel 7.14 WHW beoordeelt de Bestuursraad van het ICLON de onderwijs- en examenregeling regelmatig en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten voortvloeit. De opleidingscommissie heeft op grond van artikel 9.18 WHW tot taak de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling jaarlijks te beoordelen. Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Algemene bepalingen Beschrijving van de opleiding Onderwijsprogramma Tentamens en examens, vervolgopleiding Toegang en toelating tot de opleiding Studiebegeleiding en studieadvies Overgangsbepalingen Slotbepalingen
Bijlagen
1. Verplichte onderwijseenheden, inclusief studielast en niveau 2. Eindtermen/Startbewaamheidseisen 3. Studiegids 4. E-studiegids
30
Hoofdstuk 1 Artikel 1.1
Algemene bepalingen
Toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding Voorbereidend Hoger Onderwijs in de schoolvakken: wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, maatschappijleer en maatschappijwetenschappen, algemene economie, management en organisatie en de educatieve master Geesteswetenschappen met als specialisaties: Nederlands, Grieks en Latijnse taal en cultuur, Frans, Duits, Engels, Spaans, Chinese taal en cultuur, geschiedenis en staatsinrichting, kunstgeschiedenis en culturele en kunstzinnige vorming/kunst algemeen, culturele en kunstzinnige vorming, godsdienst en levensbeschouwing, filosofie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding is ingesteld overeenkomstig de Gemeenschappelijke Regeling, die is afgesloten tussen alle faculteiten van de Universiteit Leiden, en ondergebracht bij het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (ICLON) van de Universiteit Leiden en wordt in Leiden verzorgd Artikel 1.2
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: a. ects:
het European Credit Transfer System;
b. (e)-studiegids:
de (elektronische) studiegids bevattende specifieke en bindende informatie over de opleiding. De studiegids maakt als bijlage deel uit van deze regeling;
c. examen:
de tentamens verbonden aan de tot de opleiding of de propedeutische fase van de opleiding behorende onderwijseenheden, voor zover de examencommissie dat heeft bepaald met inbegrip van een door haar zelf te verrichten onderzoek als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de wet;
d. examencommissie:
de examencommissie van de opleiding, benoemd krachtens artikel 7.12a van de wet;
e. examinator:
degene die door de examencommissie is aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens, krachtens artikel 7.12c van de wet;
f.
predikaat waarmee wordt blijk gegeven van een bepaalde gemiddelde score of bekwaamheid;
judicium
ingesteld
31
en
g. Leids universitair register opleidingen:
het onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur gehouden register 12 van de door de Universiteit Leiden verzorgde opleidingen als bedoeld in artikel 7 van het Bestuurs- en beheersreglement;
h. niveau:
het niveau van een onderwijseenheid volgens de abstracte structuur zoals omschreven in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen12;
i.
onderwijseenheid:
een onderwijseenheid van de opleiding als bedoeld in artikel 7.3 van de wet. De studielast van elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden;
j.
opleiding:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Aan elke opleiding is een examen verbonden;
k. praktische oefening:
een praktische oefening als bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder d van de wet, in één van de volgende vormen: -
het maken van een eindwerkstuk het maken van een werkstuk of een proefontwerp, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden;
student:
degene die is ingeschreven aan de Universiteit Leiden voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;
m. studiepunt:
de eenheid waarmee volgens de wet de studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt; volgens het ECTS is één studiepunt gelijk aan 28 uren studie;
n. tentamen:
een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een bepaalde
l.
12
Het kaderdocument Leids universitair register opleidingen is te raadplegen op www.onderwijs.leidenuniv.nl/onderwijsbeleid
32
onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (overeenkomstig artikel 7.10 van de wet) door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan uit meerdere (deel)toetsen bestaan; o. toelatingscommissie:
de commissie, ingesteld door het faculteitsbestuur, die tot taak heeft met toepassing van de toelatingseisen, opgenomen in deze en met inachtneming van het in voorkomende gevallen door het College van Bestuur krachtens artikel 7.30b van de wet vastgestelde aantal, te beoordelen welke verzoekers tot deze masteropleiding kunnen worden toegelaten;
p. werkdag:
maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de erkende feestdagen;
q. de wet:
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); een dossier van monitoring en beoordeling waarmee studenten (1) aannemelijk maken te beschikken over een niveau van academische vorming dat voldoende is voor het verwerven van het diploma, (2) inzicht geven in het persoonlijk proces van academische vorming gedurende de opleiding, en (3) begeleiding en studieloopbaanadvisering mogelijk maken.
r.
portfolio:
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3
Gedragscodes
1.3.1 Op het onderwijs van de opleiding zijn de regels zoals vastgelegd in de Gedragscode docenten en studenten binnen ict en onderwijs 13 van toepassing, alsmede de (aanvullende) facultaire gedragsregels. 1.3.2 De gedragscode omgangsvormen docenten en studenten 14 is van toepassing; deze is bedoeld om een kader te scheppen voor een goed, veilig en stimulerend werk- en studieklimaat binnen de Universiteit Leiden, waarbij docenten en studenten op respectvolle wijze met elkaar omgaan en waarbij wederzijdse acceptatie en wederzijds vertrouwen belangrijke waarden zijn.
Hoofdstuk 2
Beschrijving van de opleiding
13
De Gedragscode docenten en studenten binnen ICT en onderwijs is vastgesteld door het College van Bestuur op 30 juni 2005 en is te raadplegen op www.reglementen.leidenuniv.nl/gedragscodes/gedragscodeict-en-onderwijs.html. 14 De gedragscode omgangsvormen docenten en studenten is vastgesteld door het College van Bestuur op 19 oktober 2010 en is te raadplegen op http://media.leidenuniv.nl/legacy/gedragscode-omgangsvormen.pdf.
33
Artikel 2.1
Doel van de opleiding
Het doel van de opleiding is het verwerven van wetenschappelijke kennis, inzicht, vaardigheden en het gebruik van wetenschappelijke methoden op het gebied van de onderwijskunde, pedagogiek en vakdidactiek ter voorbereiding op een loopbaan binnen het onderwijs.
Artikel 2.2
Afstudeerrichtingen
Niet van toepassing Artikel 2.3
Eindkwalificaties
Afgestudeerden van de opleiding beschikken over de onderstaande eindkwalificaties en voldoen daarmee aan de in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) vastgelegde bekwaamheidseisen voor de leraar VHO: a.
Kennis en inzicht op het gebied van de onderwijskunde, pedagogiek en (vak)didactiek:
b. In de eindtermen (zie bijlage 2), zoals die per docentrol zijn omschreven, wordt telkens aangegeven dat de afgestudeerden over voldoende kennis moeten beschikken om de aan die beroepsrol gerelateerde taken te kunnen verrichten. In de eindtermen van de docentrol vakdidactisch onderzoeker is bovendien aangegeven dat een afgestudeerde “voldoende kennis en vaardigheden heeft om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.” c.
Toepassing van de verworven kennis en inzichten op onderwijskundig, pedagogisch en (vak)didactisch gebied om de taken van een leraar VHO te kunnen vervullen:
Het op een adequaat niveau kunnen toepassen van kennis en inzichten bij het vervullen van de taken als docent (startbekwaamheid) wordt in de eindtermen (zie bijlage 2) bij alle rollen genoemd, met uitzondering van de rol van professional. Bij de rollen van regisseur, vakdidacticus, pedagoog, lid van de schoolorganisatie en vakdidactisch onderzoeker gaat het er om dan om dat docenten in staat zijn op voldoende niveau te functioneren (dwz. startbekwaam zijn). Dat betekent ook dat zij in staat zijn relevante kennis en inzichten toe te passen bij het vervullen van de taken van de leraar VHO. Bij de rol van professional gaat het er in de eerste plaats om dat docenten in staat en bereid zijn hun opvattingen over het leraarschap en hun bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren, en voortdurend te ontwikkelen. d.
Oordeelsvorming op grond van (wetenschappelijke) informatie op onderwijskundig, pedagogisch en (vak)didactisch gebied en in de context van de beroepsrol:
e. In de eindtermen (zie bijlage 2) is bij alle docentrollen aangegeven, dat van een docent die aan de Leidse ULO is opgeleid wordt verwacht dat hij zijn “verantwoordelijkheid onderschrijft” voor de wijze waarop hij zijn taken vervult in de betreffende beroepsrol. Het gaat er daarbij ook om, dat de leraar als professional zelfstandig beslissingen neemt bij de vervulling van zijn taken en daarop aanspreekbaar is. Dat doet hij op basis van de informatie die hij op dat moment ter beschikking heeft. Dat impliceert dat hij bij het nemen van die beslissingen niet alleen uitgaat van de doelen die hij als professional en persoon wil bereiken, maar ook dat hij rekening houdt met de eisen die de context waarin hij functioneert aan hem stelt en met de (wetenschappelijke) informatie die van belang is bij het nemen van die beslissingen.
34
f.
Communicatie met diverse doelgroepen over alle bij de beroepsrol van leraar VHO behorende facetten:
In de eindtermen (zie bijlage 2) bij alle docentrollen is aangegeven dat de docent verantwoordelijkheid neemt voor de wijze waarop taken worden vervuld. Dat betekent ook dat de docent daarop aanspreekbaar is door leerlingen, collega’s, ouders/verzorgers, specialisten en leken, binnen en buiten de school en met hen kan samenwerken en met hen het gesprek aangaat. Bij de rol lid van de schoolorganisatie is expliciet gemaakt dat de leraar voorbereidend hoger onderwijs ook “voldoende kennis en vaardigheid heeft om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school.”. g.
Leervaardigheden voor de verdere professionalisering van de leraar VHO:
De samenleving en het onderwijs zijn voortdurend in beweging. Er is steeds meer kennis beschikbaar en ook de inzichten over onderwijs en onderwijzen ontwikkelen zich. Dat betekent dat routinevorming in een lerarenopleiding weliswaar noodzakelijk is als een solide basis voor lesgeven (startcompetentie), maar dat docenten zich daarnaast moeten kunnen blijven ontwikkelen. Dit is expliciet gemaakt in de eindtermen voor de vervulling van de rol van professional: “De leraar VHO onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.”
Artikel 2.4
Inrichting van de opleiding
De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. De deeltijdse opleiding wordt overdag verzorgd. De nominale studieduur van de deeltijdopleiding is 2 jaar.
Artikel 2.5
Studielast
De opleiding heeft een studielast van 60 studiepunten. Artikel 2.6
Aanvang van de opleiding; uniforme jaarindeling
De opleiding start één week voor aanvang van het schooljaar van het voortgezet onderwijs in de regio midden (tussen medio augustus en begin september) en rond de eerste week van februari van ieder jaar. Het cursorisch onderwijs van de opleiding is ingericht volgens de uniforme semesterindeling 15. Artikel 2.7
Examens van de opleiding
Aan de opleiding is een examen verbonden. Artikel 2.8
Voertaal
15
De uniforme semesterindeling, inclusief de toelichting hierop, is vastgesteld door het College van Bestuur op 14 oktober 2004 en gewijzigd op 12 januari 2010.
35
Met inachtneming van de Gedragscode voertaal 16 is de voertaal binnen de opleiding Nederlands, De student wordt geacht de gebruikte voertaal/talen binnen de opleiding voldoende te beheersen. Artikel 2.9
Kwaliteit
De opleiding is geaccrediteerd door de NVAO 17 en voldoet aan de kwaliteitseisen die op nationaal en internationaal niveau aan opleidingen worden gesteld. Ook voldoet de opleiding aan de kwaliteitsstandaarden voor het onderwijs die zijn vastgelegd in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen.
Hoofdstuk 3 Artikel 3.1
Onderwijsprogramma
Verplichte onderwijseenheden
3.1.1 De opleiding omvat verplichte onderwijseenheden met een totale studielast van 60 studiepunten. 3.1.2 In de (e-)studiegids wordt de feitelijke vormgeving nader omschreven, te weten de studielast, het niveau, de inhoud en de onderwijsvorm van de onderwijseenheden van het onderwijsprogramma. Artikel 3.2
Keuzevrijheid
Niet van toepassing. Artikel 3.3
Praktische oefeningen
3.3.1 Bij elk van de in de (e-)studiegids vermelde onderwijseenheden is aangegeven welke praktische oefeningen zij omvatten, welke de aard en de omvang is van de werkzaamheden van de student, alsmede of deelneming aan die praktische oefeningen verplicht is met het oog op de toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen.
16
De Gedragscode voertaal is vastgesteld door het College van Bestuur op 28 mei 2013 en is te raadplegen op www.reglementen.leidenuniv.nl/gedragscodes/gedragscode-voertaal.html. 17 De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie
36
3.3.2 In de (e-)studiegids staan omvang en studielast van het eindwerkstuk beschreven. Daarbij zijn de normen vermeld waaraan het eindwerkstuk moet voldoen en de gang van zaken rond de begeleiding. Artikel 3.4
Deelname aan een onderwijseenheid
Deelname aan een onderwijseenheid vindt plaats in de volgorde van inschrijving. Voor de bij de opleiding ingeschreven studenten is plaatsing bij de onderwijseenheden die behoren tot het verplichte deel van de opleiding gegarandeerd. Aan bepaalde onderwijseenheden kan eerst worden deelgenomen nadat aan het tentamen van een voorafgaande onderwijseenheid met goed gevolg is deelgenomen. In de studiegids is beschreven voor welke onderwijseenheden deze voorwaarde geldt. Artikel 3.5
Verspreiding studiematerialen
3.5.1 Het is studenten niet toegestaan audio- of video-opnames van colleges te maken zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de desbetreffende docent. Indien toestemming wordt verleend, is de student slechts gerechtigd de opname voor eigen gebruik te benutten; verspreiding of publicatie van de opname op welke wijze dan ook is niet toegestaan. 3.5.2 Het is studenten niet toegestaan op welke wijze dan ook studiematerialen te verspreiden of te publiceren. De student is slechts gerechtigd de materialen voor eigen gebruik te benutten.
Hoofdstuk 4 Artikel 4.1
Tentamens en examens, vervolgopleiding
Tentamengelegenheid
4.1.1 Tweemaal per studiejaar wordt de gelegenheid geboden tot het afleggen van het tentamen verbonden aan elk van de onderwijseenheden die in dat jaar worden aangeboden. 4.1.2 Indien een onderwijseenheid een praktische oefening omvat, dan staat deelneming aan een tentamen als bedoeld in 4.1.1 uitsluitend open voor degene die met goed gevolg aan de praktische oefening heeft deelgenomen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om anders te besluiten. 4.1.3 Niet van toepassing 4.1.4 In overeenstemming met artikel 7.13, tweede lid sub h van de wet zijn in de studiegids de tentamendata opgenomen. 37
4.1.5 De student is verplicht deel te nemen aan het tentamen bij de eerste gelegenheid die daartoe wordt geboden nadat het onderwijs voor de desbetreffende onderwijseenheid is beëindigd, tenzij de examencommissie in individuele gevallen anders besluit. 4.1.6 Niet van toepassing 4.1.7 In bijzondere gevallen kan de examencommissie een extra herkansing toestaan, dit op verzoek van de student. 4.1.8 Indien het tentamen verbonden aan een onderwijseenheid met goed gevolg is afgelegd, en een student neemt daaraan zonder toestemming van de examencommissie opnieuw deel, dan wordt het resultaat van het laatst afgelegde tentamen niet beoordeeld. Artikel 4.2
Verplichte volgorde
4.2.1 De tentamens waaraan niet mag worden deelgenomen alvorens de tentamens van een of meerdere andere onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, zijn opgenomen in de studiegids. 4.2.2 Voor de onderwijseenheden en de tentamens waarmee deze worden afgesloten die in een bepaalde volgorde moeten worden doorlopen, kan de examencommissie in bijzondere gevallen op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de student een andere volgorde bepalen. Artikel 4.3
Vorm van de tentamens
4.3.1 In de (e-)studiegids staat vermeld of het tentamen, dan wel de deeltoetsen, van een onderwijseenheid schriftelijk of mondeling dan wel door middel van een vaardigheidstest wordt afgelegd. 4.3.2 In bijzondere gevallen kan op verzoek van de student de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan in de (e-)studiegids is vastgelegd. 4.3.3 Aan studenten met een handicap of chronische ziekte wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. Deze aanpassingen mogen niet van invloed zijn op de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een tentamen. De examencommissie wint zo nodig, als bedoeld in het Protocol studeren met een functiebeperking, deskundig advies in alvorens te beslissen. 4.3.4 Op verzoeken over aanpassingen die de examinering betreffen, beslist de examencommissie.
38
4.3.5 De tentaminering vindt plaats in het Nederlands of, met inachtneming van de Gedragscode voertaal, in een andere taal. 4.3.6 Er vindt een individuele beoordeling plaats in geval van presentaties, onderzoek, verslagen of andere onderwijsprestaties die in groepsverband worden verricht. 4.3.7 Niet van toepassing. Artikel 4.4
Mondelinge tentamens
4.4.1 Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 4.4.2 Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 4.5
Regels examencommissie
4.5.1 Conform artikel 7.12b, derde lid, van de wet stelt de examencommissie regels vast over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. 4.5.2 De examencommissie draagt er zorg voor dat het recht van de student om beroep in te stellen tegen beslissingen van de examencommissie of de examinatoren is gewaarborgd. 4.5.3 Daarnaast stelt de examencommissie de procedure vast voor de aanwijzing van een eerste en tweede beoordelaar van het afstudeerverslag, alsmede de procedure rond de beoordeling van het afstudeerverslag en de wijze van verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de eerste en de tweede beoordelaar, waaronder de bepaling van het cijfer. Artikel 4.6
Oordeel
4.6.1 De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen het oordeel vast en reikt de student een daarop betrekking hebbende schriftelijke verklaring uit. 4.6.2 Binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen of de deeltoets is afgenomen stelt de examinator het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen tentamen of deeltoets vast en verschaft de administratie van de opleiding de
39
nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of digitaal bewijsstuk van het oordeel aan de student. 4.6.3 Wanneer niet aan de in 4.6.2 vermelde termijn van vijftien werkdagen kan worden voldaan, dan wordt de student hiervan op de hoogte gesteld binnen deze termijn. Tevens wordt de dan geldende procedure aan de student medegedeeld. 4.6.4 De uitslag van het tentamen wordt uitgedrukt in een geheel getal of een getal met maximaal één decimaal, tussen 5,0 tot 10,0, beide grenzen inbegrepen. De uitslag wordt niet uitgedrukt in een getal tussen 5,0 en 6,0. 4.6.5
Het tentamen is met goed gevolg afgelegd als de uitslag 6,0 of hoger is.
4.6.6 Het met voldoende resultaat deelnemen aan een praktische oefening kan gelden als het behalen van een tentamen in de zin van artikel 7.10 van de WHW. 4.6.7 Op het schriftelijke of digitale bewijsstuk van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht bedoeld in artikel 4.8 en op de beroepsprocedure. 4.6.8 Niet van toepassing. Artikel 4.7 4.7.1
Geldigheidsduur
Elk tentamen en verleende vrijstelling heeft een geldigheidsduur van 3 jaar.
4.7.2 De examencommissie kan conform de door haar gestelde richtlijnen, op verzoek van de examinandus, de geldigheidsduur met telkens één jaar verlengen (vgl. art. 4.9 regels en richtlijnen examencommissie). Artikel 4.8
Inzagerecht en nabespreking
4.8.1 Gedurende dertig dagen direct na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen heeft de student recht op inzage in zijn beoordeelde werk. 4.8.2 Gedurende de in 4.8.1 genoemde termijn kan kennis worden genomen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 4.8.3 Op verzoek van de student vindt een nabespreking plaats. Deze mogelijkheid wordt tegelijkertijd met de uitslag van het tentamen bekend gemaakt. 4.8.4 De examencommissie heeft de bevoegdheid te bepalen of de nabespreking collectief dan wel individueel plaatsvindt. 40
4.8.5 De nabespreking geschiedt op een door de examencommissie te bepalen plaats en tijdstip. 4.8.6 Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest voor de nabespreking bedoeld in 4.8.3, dan wordt hem een andere gelegenheid geboden, zo mogelijk binnen de in 4.8.1 genoemde termijn. Artikel 4.9
Vrijstelling van tentamens en/of praktische oefeningen
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens of van deelneming aan praktische oefeningen, indien de student: • •
een qua inhoud en niveau overeenkomstige onderwijseenheid van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid, dan wel aantoont door werk- of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot de desbetreffende onderwijseenheid.
Artikel 4.10
Examen
4.10.1 De examencommissie reikt een getuigschrift uit wanneer blijkt dat het examen met goed gevolg is afgelegd en de student de in artikel 5.2.1, resp. 5.3.1 bedoelde graad Bachelor is verleend dan wel hem een bewijs van toelating als bedoeld in artikel 5.1 is verstrekt. 4.10.2 De examencommissie kan zelf een tot het examen behorend onderzoek naar de kennis, het inzichten de vaardigheden van de examinandus instellen en de uitkomsten daarvan beoordelen. 4.10.3 Het getuigschrift wordt niet uitgereikt dan nadat het College van Bestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen (waaronder het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld) voor de afgifte is voldaan. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift wordt vermeld dat de opleiding is verzorgd door de Universiteit Leiden. 4.10.4 Overeenkomstig de regeling 18 als bedoeld in artikel 7.11, derde lid, van de wet kan degene die aanspraak heeft op de uitreiking van een getuigschrift de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan.
18
Regeling uitstel afstuderen Universiteit Leiden: http://www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijsonderzoek/regeling-uitstel-afstuderen-universiteit-leiden.html.
41
4.10.5 Het verzoek dient binnen vijf werkdagen nadat de student op de hoogte is gebracht van de uitslag van het examen te zijn ingediend via het daartoe bestemde formulier. 4.10.6 De examencommissie willigt het verzoek in indien de student niet langer dan vier studiejaren is ingeschreven geweest voor de opleiding. De examencommissie kan in bijzondere gevallen anders besluiten. 4.10.7 Aan het getuigschrift wordt een in het Nederlands of in het Engels gesteld supplement toegevoegd dat voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. Tezamen met het getuigschrift wordt een vertaling van het getuigschrift en een certificaat in het Latijn uitgereikt. Artikel 4.11
Graadverlening
4.11.1 Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad Master verleend met de toevoeging «of Arts, Science ». 4.11.2 De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 4.12
Judicia
4.12.1 Aan de uitslag van een examen is een judicium verbonden. 4.12.2 Uitgangspunt voor de bepaling van het judicium is het gewogen gemiddelde van alle tentamens die tot het examen behoren, met uitzondering van die onderwijseenheden waarvoor vrijstelling is toegekend of die waarvoor slechts een bewijs van deelname is geregistreerd. Onderwijseenheden die bij andere opleidingen, waaronder buitenlandse, zijn gevolgd dienen te zijn goedgekeurd door de examencommissie. 4.12.3 Het gewogen gemiddelde van alle cijfers wordt bepaald door van elke onderwijseenheid het aantal studiepunten (EC) te vermenigvuldigen met het voor dat onderdeel toegekende cijfer, de uitkomsten hiervan op te tellen en het resultaat daarvan te delen door het aantal behaalde studiepunten. 4.12.4 Op het getuigschrift en op het diploma-supplement wordt het predicaat ‘cum laude’ vermeld indien voldaan is aan de volgende eisen: • • •
alle onderwijseenheden zijn met tenminste een 6,0 afgerond; het gewogen gemiddelde is een 8,0 of hoger; voor het vakdidactisch onderzoek is minimaal een 8,0 behaald.
4.12.5 Op het getuigschrift en op het diploma-supplement wordt het predicaat ‘summa cum laude’ vermeld indien voldaan is aan de volgende eisen: •
alle onderwijseenheden zijn met tenminste een 6,0 afgerond;
42
• •
het gewogen gemiddelde is een 9,0 of hoger; voor het vakdidactisch onderzoek is minimaal een 9,0 behaald.
4.12.6 De examencommissie kan in andere, bijzondere gevallen een predicaat verlenen, mits het gewogen gemiddelde niet meer dan 0,5 punt afwijkt van het in het vierde dan wel vijfde lid bepaalde. Daarbij valt te denken aan aspecten zoals de ontwikkeling die de student tijdens de opleiding heeft doorgemaakt, bepaalde uitzonderlijke prestaties die hij/zij geleverd heeft in het eindwerkstuk of scriptie of andere relevante bijzondere omstandigheden. 4.12.7 Ingeval de student een ordemaatregel is opgelegd wegens een onregelmatigheid, fraude of plagiaat, wordt geen predicaat verleend. Artikel 4.13
Vervolgopleiding
De verleende graad geeft toegang tot het promotietraject.
Hoofdstuk 5 Toegang en toelating tot de opleiding Paragraaf 5.1 Toelating Artikel 5.1
Bewijs van toelating
5.1.1 Een bewijs van toelating wordt door het bestuur van de faculteit verstrekt indien de student voldoet aan de toelatingseisen zoals vastgelegd in artikel 5.2 en 5.3 voor zover het door het College van Bestuur vastgestelde aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. 5.1.2 Het bewijs van toelating wordt aangevraagd volgens de regels als vastgelegd in de Regeling toelating masteropleidingen 19. Artikel 5.2
Toelating tot de opleiding
5.2.1. Onverminderd hetgeen in artikel 5.1.1 is bepaald ten aanzien van de capaciteit worden degenen tot de opleiding toegelaten: - aan wie de graad Master én Bachelor van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in de discipline waartoe het schoolvak behoort is verleend, of aan wie de graad Bachelor en Master van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in een aan het schoolvak verwante discipline is verleend en kan aantonen te voldoen aan de eisen die voor het aanverwante schoolvak zijn vastgesteld, waarbij ten minste 180 studiepunten* in het Bachelor en Mastertraject op het schoolvak waren gericht 19
De Regeling toelating masteropleidingen is te raadplegen op www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijsonderzoek/regeling-toelating-masteropleidingen.html.
43
of - kandidaten die de, in de bovenstaande paragraaf genoemde, masteropleiding nog niet hebben afgerond worden toegelaten als zij een verklaring van de studieadviseur van de masteropleiding kunnen overleggen waarin staat aangegeven dat de kandidaat de masteropleiding naar verwachting bij aanvang van de lerarenopleiding zal hebben afgerond. Deze kandidaten kunnen pas het afsluitend examen van de lerarenmaster afleggen als zij bewijs kunnen overleggen dat zij de vakmaster hebben behaald en - die naar het oordeel van de ICLON-Bestuursraad voldoende kennis van de voertaal van de opleiding hebben. * (voor de opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur is dit tenminste 200 studiepunten)
5.2.2 Niet van toepassing 5.2.3 Niet van toepassing Artikel 5.3
Niet van toepassing
Artikel 5.4
Deficiënties
5.4.1 Studenten die in het bezit zijn van een bachelordiploma of een gelijkwaardig diploma, maar die nog 15 studiepunten aan deficiënties hebben, kunnen worden toegelaten tot de opleiding mits redelijkerwijs mag worden verwacht dat binnen redelijke termijn alsnog voldaan wordt aan de toelatingseisen. 5.4.2 Studenten die nog deficiënties hebben als bedoeld in 5.4.1 kunnen na toelating tot de opleiding deelnemen aan het onderwijs, maar geen examen of door de Bestuursraad bij zijn besluit tot toelating aan te wijzen tentamens afleggen. 5.4.3 Voor toelating als bedoeld onder 5.4.1 stelt de toelatingscommissie een inhaalprogramma met tentamengelegenheden vast. 5.4.4 Indien op grond van 5.4.1 een student wordt toegelaten tot de opleiding kunnen de toetsen die moeten worden afgelegd om alsnog aan de toelatingseisen te voldoen geen deel uitmaken van het curriculum van de masteropleiding. Artikel 5.5
Schakelprogramma’s (Premasters)
Niet van toepassing
44
Hoofdstuk 6 Studiebegeleiding en studieadvies Artikel 6.1
Studievoortgangadministratie
6.1.1 Het opleidingsbestuur registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 6.1.2
Niet van toepassing
6.1.3 Indien, naar het inzicht van de opleiding, de student ernstige studievertraging oploopt ten opzichte van de nominale studievoortgang, attendeert de opleiding de student op de mogelijkheid ondersteuning te krijgen bij het opstellen van een studieplan. Artikel 6.2
Introductie en begeleiding
De opleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten. Artikel 6.3
Begeleiding van het afstudeerverslag
6.3.1 De student maakt met de begeleider bedoeld in 3.3.2 een planning voor het afstudeerverslag. Deze planning is afgeleid van de studielast die voor deze onderwijseenheid in de bijlage bedoeld in 3.3.2 is vastgelegd. 6.3.2 In de planning bedoeld in 6.3.1 is tevens de frequentie van de begeleiding en de wijze waarop de begeleiding wordt gegeven vastgelegd. Artikel 6.4
Topsport
Aan studenten die topsport bedrijven wordt de gelegenheid geboden hun studie zoveel als redelijkerwijs mogelijk is aan de eisen van hun sportieve bezigheden aan te passen. Om vast te stellen wie tot deze categorie behoren hanteert de opleiding de richtlijnen van het College van Bestuur. Artikel 6.5
Handicap of chronische ziekte
Aan studenten met een handicap of met een chronische ziekte wordt de gelegenheid geboden hun studie, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, aan de beperkingen die de handicap of chronische ziekte met zich meebrengt aan te passen. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op de individuele functiebeperking van de student afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak of het examenprogramma niet wijzigen. Artikel 6.6
Niet van toepassing
45
Hoofdstuk 7 Overgangsbepalingen Artikel 7.1
Bepalingen betreffende eerder voor de opleiding ingeschreven studenten
7.1.1 Met ingang van 1 september 2012 geldt voor studenten die voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven dat de Onderwijs- en examenregeling voor de duur van één jaar van kracht blijft. 7.1.2
Niet van toepassing
7.1.3
Niet van toepassing
7.1.4 Indien onderwijseenheden als bedoeld in de artikelen 3.1.1 en 3.2 van de op grond van 7.1.1, 7.1.2 of 7.1.3 van toepassing zijnde Onderwijs- en examenregeling niet meer worden aangeboden, dan wijst de examencommissie vervangende onderwijseenheden aan. Zo nodig worden onderwijseenheden aangewezen die door een andere instelling worden aangeboden. Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 8.1
Wijziging
8.1.1 Wijzigingen van deze regeling worden door de ICLON Bestuursraad na voorafgaande instemming van het opleidingsbestuur bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 8.1.2 Wijzigingen in deze regeling die van toepassing zijn voor een bepaald studiejaar moeten voor de aanvang van dat studiejaar zijn vastgesteld en op de daarvoor bepaalde wijze zijn gepubliceerd. Hiervan kan uitsluitend worden afgeweken als een snellere invoering van een wijziging strikt noodzakelijk is en als daarbij de belangen van de studenten redelijkerwijs niet worden geschaad. 8.1.3 Een wijziging kan niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 8.2
Bekendmaking
De opleiding draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling en van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken via de universitaire website. Artikel 8.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. 46
Bijlage 1 Studieonderdelen De opleiding omvat de volgende verplichte onderwijseenheden:
Onderwijseenheid
Studielast in ECTS
Academisch niveau
Leren en Instructie 1 (incl. supervisie)
5
300
Leren en Instructie 1 (incl. supervisie)
3
400
Pedagogiek
5
400
Vakdidactiek 1
5
400
Vakdidactiek 2
5
500
Vakdidactisch onderzoek
7
600
Praktijk 1
15
Praktijk 2
15
Portfolio Het elektronisch portfolio (in Blackboard) is een show-case portfolio waarin de bewijsmaterialen van de studenten voor elk studieonderdeel worden verzameld. Die bewijsmaterialen en bijbehorende beoordelingen zijn geordend naar studieonderdelen in Blackboard.
Volgordelijkheid Met Praktijk 2 kan alleen worden begonnen als Praktijk 1 is behaald, eventueel na een verlengde stage.
47
Bijlage 2 Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs De docent als professional De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. De docent als regisseur De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. De docent als pedagoog De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. En dat op een professionele, planmatige manier. De docent als vakdidacticus De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken gebruikt wordt. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet hij vakinhoudelijk en didactisch competent zijn. De docent als lid van de schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school. De docent als vakdidactisch onderzoeker
48
De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.
Bijlage 3 Studiegids: http://www.iclon.leidenuniv.nl/studenten/master/dio/studie-informatie/studiegids.html
Bijlage 4 E-studiegids https://studiegids.leidenuniv.nl/studies/masters/l
49
Bijlage V
Rubrics
Rubric Regisseur Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Helpen en Begrijpen
Toont zich in de omgang met leerlingen gespannen.
Ruimte bieden
Leerlingen gaan hun eigen gang of leerlingen hebben juist helemaal geen ruimte voor inbreng.
Gaat op een vriendschappelijke manier met leerlingen om. Is nog teveel leerling met de leerlingen.
Toont zorg en belangstelling voor de leerlingen en is benaderbaar.
Toont zorg en belangstelling voor de leerlingen. De docent is iemand die door leerlingen in vertrouwen wordt genomen.
Sturen
Normen en regels stellen en handhaven
Argumentatie
Het nemen van de leiding en het bieden van structuur lukt vaak niet.
Neemt de leiding en biedt structuur, incidenteel lukt dat niet.
Staat open voor suggesties van de leerlingen.
Beroept zich op de regels over wat wel en niet kan. Corrigeert aarzelend of helemaal niet, of grijpt juist overdreven in.
Maakt duidelijk wat wel en niet kan in de klas. Corrigeert meestal wel, maar soms gebeurt dat nog wat aarzelend.
Legt de schuld voor ordeproblemen bij de leerlingen.
Herkent de invloed van het eigen gedrag op communicatiepatronen in de klas. Ziet op basis van de theorie gevolgen van verschillende manieren van omgang met leerlingen.
Neemt de leiding en biedt structuur, maar moet zich daar wel voor inspannen.
Houdt rekening met de wensen en behoeften van leerlingen. Maakt duidelijk wat wel en niet kan in de klas. Corrigeert tijdig zonder te overdrijven. Over het algemeen heeft dat het gewenste effect. Ziet hoe het eigen gedrag de communicatiepatronen in de klas beïnvloedt en kan dat verbinden aan theorie. Formuleert op basis daarvan voornemens.
Het nemen van de leiding en het bieden van structuur kost geen inspanning. De leerlingen accepteren deze leiding als vanzelfsprekend.
Houdt rekening met de wensen en behoeften van leerlingen en geeft hen eigen verantwoordelijkheid.
Het is duidelijk en vanzelfsprekend wat wel en niet kan in deze klas. Corrigeert de leerlingen goed getimed en op een evenwichtige manier. Daardoor lijkt het meestal bijna terloops te gebeuren. Ziet hoe het eigen gedrag, ook op lange termijn, communicatiepatronen in de klas beïnvloedt en kan dat aan de hand van theorie verwoorden. Formuleert op basis daarvan doelen en kiest een genuanceerde benadering van de leerlingen om die doelen te bereiken.
50
Rubric Vakdidacticus Niveau 1 Leerdoelen Heeft geen, onduidelijke of onhaalbare doelen voor leerlingen
Niveau 2 Heeft voor de leerlingen haalbare doelen.
Behandelen van de leerstof
Geeft geen betekenis aan vakbegrippen en legt geen verbanden.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leefwereld van de leerlingen.
Leerproces
Organiseert leerprocessen van leerlingen onvoldoende. Evalueert niet of leerprocessen tot het realiseren van leerdoelen heeft geleid.
Organiseert leerprocessen die in principe tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Evalueert of leerprocessen tot het realiseren leerdoelen heeft geleid.
Niveau 3 Heeft voor de leerlingen haalbare en toetsbare doelen, en heeft daarbij voor ogen welke leeractiviteiten van leerlingen verwacht worden om die doelen te realiseren. Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leerwereld van de leerlingen. Is zich bewust van problemen die zich vaak voordoen bij het leren van vakinhouden en houdt daar rekening mee in de lesopzet.
Organiseert leerprocessen die tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Signaleert wanneer dat niet lukt en past werkwijze dan aan. Evalueert of leerprocessen tot het realiseren van
Niveau 4 Heeft voor de leerlingen haalbare en toetsbare doelen en heeft daarbij voor ogen welke leeractiviteiten van leerlingen verwacht worden om die doelen te realiseren. Houdt daarbij rekening met verschillen tussen de leerlingen. Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leerwereld van de leerlingen. Is zich bewust van problemen die zich vaak voordoen bij het leren van vakinhouden en houdt daar rekening mee in de lesopzet. Gaat in de les na in hoeverre zich bij de leerlingen daadwerkelijk misconcepties ontwikkelen en gebruikt dan meerdere strategieën om hier flexibel, snel en adequaat op in te spelen. Organiseert leerprocessen die tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Bouwt activiteiten in om in een vroeg stadium te kunnen signaleren wanneer dat dreigt niet te lukken en past eventueel snel en adequaat werkwijze aan.
51
Werkvorm
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3 leerdoelen heeft geleid en kiest voor het evalueren de meest geschikte instrumenten.
Gebruikt een beperkt aantal werkvormen, ook als andere werkvormen meer voor de hand zouden liggen.
Gebruikt werkvormen die in principe tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. De uitvoering is soms nog niet zoals beoogd.
Gebruikt uiteenlopende werkvormen die gegeven de doelen functioneel zijn en voert die uit zoals beoogd.
Kan verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd.
Kan op basis van de behandelde theorie verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd. Ziet alternatieven.
Argumentatie Kan niet verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd en wat dat heeft opgeleverd.
Niveau 4 Evalueert of leerprocessen tot het realiseren leerdoelen heeft geleid en kiest daarvoor de meest geschikte instrumenten. Kan zelf instrumenten ontwerpen. Heeft een breed repertoire aan werkvormen. Gebruikt een breed repertoire van functionele werkvormen en voert die goed uit. Kan flexibel en snel van werkvorm wisselen indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven en kan deze keuzes onderbouwen Heeft overzicht over de relevante theorie en kan op basis daarvan beargumenteren welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd. Overziet alternatieven en kan verwoorden waarom die meer of minder geschikt zijn.
52
Rubric Pedagoog Recht doen aan cognitieve, sociaalemotionele, culturele en biologische verschillen tussen leerlingen Creëert een veilige leeromgeving waarin leerlingen zich leren ontwikkelen tot autonome, sociaal competente lerenden
Niveau 1 Heeft geen oog voor de verschillen tussen leerlingen of voor het belang daarvan. Heeft geen oog voor het belang van een veilige leeromgeving.
Niveau 2 Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen en probeert daar ook rekening mee te houden.
Niveau 3 Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen en anticipeert daar op.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling, dat leerlingen inbreng kunnen en durven hebben.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling dat leerlingen verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen voor hun eigen leerproces.
Niveau 4 Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen, anticipeert daarop, en speelt daar flexibel en adequaat op in.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling dat leerlingen verantwoordelijkh eid kunnen en durven nemen voor hun eigen leerproces. Signaleert hoe de Signaleert hoe de Signaleert hoe de leerlingen met elkaar leerlingen met elkaar leerlingen met omgaan en de gevolgen omgaan en de gevolgen elkaar omgaan en daarvan voor de daarvan voor de heeft inzicht in de veiligheid van de klas veiligheid van de klas gevolgen daarvan als leeromgeving. als leeromgeving. voor de veiligheid van de klas als Neemt, indien nodig, Analyseert de sociale leeromgeving initiatief om er voor te processen tussen de zorgen dat leerlingen leerlingen en stuurt Analyseert de respectvol met elkaar die, indien nodig en sociale processen omgaan zodat de sfeer eventueel met hulp, op tussen de verbetert. basis van die analyse leerlingen en planmatig bij. onderzoekt de Leerlingen leren achtergronden daarbij hun eigen daarvan. Stuurt die, aandeel in die indien nodig, op processen te zien en basis daarvan hun communicatie te planmatig bij. verbeteren. Leerlingen leren daarbij hun eigen aandeel in die processen te zien en hun communicatie te verbeteren.
53
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Recht doen aan invloed identiteitsontwikkeling op leerproces van leerlingen
Heeft geen notie van invloeden van de identiteitsontwikkeling op het functioneren van leerlingen.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikkeling op het functioneren van leerlingen en houdt daar ook rekening mee.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikkeling op het functioneren van leerlingen en anticipeert daar planmatig op. Overlegt met collega’s en/of ouders indien zich problemen voordoen.
Argumentatie: verantwoorden van pedagogisch handelen
Heeft geen notie van de eigen pedagogische opvattingen en de invloed daarvan op het eigen pedagogisch handelen en op het leren van leerlingen.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen pedagogisch handelen en maakt daarbij gebruik van de beschikbare theorie.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen pedagogisch handelen. Ziet ook de alternatieven en kan met behulp van de theorie de eigen keuzes verantwoorden.
Bevorderen van waardeontwikkeling
Geeft leerlingen geen ruimte om de eigen opvattingen naar voren te brengen.
Stimuleert leerlingen te praten over hun opvattingen en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Helpt leerlingen hun mening te vormen en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Niveau 4
Helpt leerlingen hun mening te vormen, die beargumenteerd onder woorden te brengen, en respectvol te reageren op opvattingen van anderen. Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikke ling op het functioneren van leerlingen en anticipeert daar planmatig op. Gaat adequaat om met eventuele problemen in overleg met collega’s en ouders. Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen handelen. Ziet ook de alternatieven en kan met behulp van de theorie de eigen keuzes verantwoorden en stelt deze ter discussie. Draagt actief bij aan de ontwikkeling van de pedagogische visie op de school en bediscussieert de implicaties daarvan voor het functioneren leerlingen.
54
Rubric Lid Schoolorganisatie
Vertaling van kennis en keuzes inrichting van het onderwijs naar de dagelijkse praktijk
Samenwerking binnen schoolorganisatie als vakdocent
Samenwerking binnen schoolorganisatie als teamspeler
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Werkt geïsoleerd
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de overlegstructuren om zich te ontwikkelen als vakdocent
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de bestaande overlegstructuren en kan aangeven waar die hem hinderen in zijn ontwikkeling als vakdocent
Werkt geïsoleerd
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van om zich te ontwikkelen in het begeleiden en opvoeden van leerlingen
Maakt gebruik van de bestaande overlegstructuren en denkt vanuit de theorie mee over aanpassing van die structuren, op zo’n manier dat die de prestaties van de school in het vakonderwijs verbeteren
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijkse werk niet
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk en kan daarin mogelijkheden voor verbetering aanwijzen
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de bestaande overlegstructuren en kan aangeven waar die hem hinderen in zijn ontwikkeling als begeleider en opvoeder van leerlingen
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk, kan mogelijkheden voor verbetering aanwijzen en gaat in de theorie op zoek naar onderbouwing van de verbetering
Maakt gebruik van de bestaande overlegstructuren en denkt vanuit de theorie mee over aanpassing van die structuren, op zo’n manier dat die de prestaties van de school als pedagogisch instituut verbeteren
55
Niveau 1 Verantwoording
Is niet aanspreekbaar op gemaakte keuzes
Niveau 2
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting onderwijs van politiek, bestuurders, schoolleiders, zorginstellingen, ouders en leerlingen en is op gemaakte keuzes aanspreekbaar
Niveau 3
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting van onderwijs van verschillende partijen, kan daarin keuzes maken die zijn eigen functioneren verbeteren en kan die verantwoorden
Niveau 4
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting van onderwijs van verschillende patijen, kan daarin keuzes maken die zijn eigen functioneren verbeteren en kan zich verantwoorden met argumenten uit de theorie
56
Rubric Vakdidactisch Onderzoeker Niveau 1 Niveau 2
Werkwijze
Probleemstelling en theoretisch kader
Methode
- neemt weinig eigen initiatief - bereidt een begeleidingsgesprek niet voor - verwerkt suggesties niet adequaat
- neemt af en toe het initiatief - bereidt zich voor op een begeleidingsgesprek - verwerkt suggesties
- de probleemstelling is niet relevant voor het functioneren van de student / vakdocenten en/of de ontwikkeling van vakonderwijs - de geringe verwijzingen naar theorie vormen geen theoretisch kader - de samenhang tussen probleemstelling en gebruikte theorie is onduidelijk - ontwerpcriteria niet duidelijk geformuleerd
- de probleemstelling is relevant voor het functioneren van de student / vakdocenten en/of de ontwikkeling van vakonderwijs. - het theoretisch kader is beperkt qua omvang en uitwerking - er is enige samenhang tussen probleemstelling en theoretisch kader - ontwerpcriteria hangen enigszins samen met theoretisch kader
- de gekozen lesmaterialen of ontwikkelde instrumenten zijn onduidelijk in relatie tot of passen niet bij de probleemstelling
- het beschreven lesmateriaal past redelijk goed bij de ontwerpcriteria - de instrumenten zijn duidelijk beschreven en passen redelijk bij de probleemstelling - het is grotendeels navolgbaar hoe gegevens zijn verzameld / het
Niveau 3
Niveau 4
- de probleemstelling is relevant voor het functioneren van de student / vakdocenten en/of de ontwikkeling van vakonderwijs - het theoretisch kader is relevant, behoorlijk van omvang en zet theoretische inzichten op een rij - de samenhang tussen probleemstelling en theoretisch kader is voldoende - samenhang ontwerpcriteria met theoretisch kader is voldoende
- de probleemstelling is relevant voor het functioneren van de student / vakdocenten en tevens voor de ontwikkeling van vakonderwijs - het theoretisch kader is relevant, breed van omvang, en bespreekt theoretische inzichten kritisch en met diepgang - de samenhang tussen probleemstelling en theoretisch kader is goed - ontwerpcriteria vloeien logisch voort uit theoretisch kader
Doet het onderstaande overwegend: - houdt initiatief tijdens het onderzoeksproces - vraagt op een efficiënte en adequate manier om feedback - verwerkt suggesties en communiceert daarover transparant
- de instrumenten zijn duidelijk beschreven en passen goed bij de probleemstelling De methode voldoet overwegend aan de volgende criteria: - het beschreven lesmateriaal past goed bij de ontwerpcriteria - de methode van
Doet het onderstaande consistent: - houdt initiatief tijdens het onderzoeksproces - vraagt op een efficiënte en adequate manier om feedback - verwerkt suggesties en communiceert daarover transparant
- de instrumenten zijn duidelijk beschreven en passen goed bij de probleemstelling De methode voldoet volledig aan de volgende criteria: - het beschreven lesmateriaal past goed bij de ontwerpcriteria - de methode van gegevensverzameling/ is helder beschreven
57
Resultaten en Conclusie
Rapportage
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
- de resultaten zijn onduidelijk en/of onvolledig beschreven - de conclusie volgt niet duidelijk uit de resultaten
- de resultaten zijn redelijk helder beschreven - de conclusie is verdedigbaar op basis van resultaten
- de resultaten zijn helder beschreven - de conclusie is helder en afgewogen op basis van resultaten en er is een voldoende terugkoppeling naar het gebruikte theoretisch kader - er is sprake van enige reflectie op de gebruikte methode en de gerapporteerde resultaten
- de resultaten zijn helder beschreven - de conclusie is helder en afgewogen op basis van resultaten en deze worden op een goede wijze gepositioneerd in het gebruikte theoretisch kader - de waarde van de gebruikte methode en de gerapporteerde resultaten wordt op een kritische wijze en systematisch besproken
- de rapportage is niet helder gestructureerd - de rapportage bevat veel tekstuele onduidelijkheden - de rapportage is onevenwichtig - de rapportage voldoet niet aan de eis van 5000 woorden (excl. bijlagen) - de rapportage maakt niet duidelijk wat het ontwerponderzoek heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de student Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele
ontwerp tot stand is gekomen - het is grotendeels navolgbaar hoe de gegevens (en/of het ontwerp) zijn geanalyseerd
- de rapportage heeft een heldere structuur - de rapportage bevat weinig tekstuele onduidelijkheden - de rapportage is hier en daar wat onevenwichtig - de rapportage voldoet aan de eis van 5000 woorden - de rapportage maakt duidelijk wat het ontwerponderzoek heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de student Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele
gegevensverzameling is helder beschreven - de manier waarop de gegevens zijn geanalyseerd is helder beschreven
- de rapportage is bondig, helder en consistent - de rapportage voldoet aan de eis van 5000 woorden - de rapportage maakt duidelijk wat het ontwerponderzoek heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de student Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele bijdrage van de studenten volledig transparant
- de manier waarop de gegevens zijn geanalyseerd is helder beschreven
- de rapportage is bondig, helder en consistent - de rapportage is van een zodanige kwaliteit dat publicatie ervan kan worden overwogen - de rapportage voldoet aan de eis van 5000 woorden - de rapportage maakt duidelijk wat het ontwerponderzoek heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de student Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele bijdrage van de studenten volledig transparant
58
Niveau 1
bijdragen van de studenten onvoldoende duidelijk
Niveau 2
bijdrage van de studenten volledig transparant
Niveau 3
Niveau 4
59
Rubric Professional Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Omgaan met feedback
Stelt zich verdedigend op.
Gebruikt feedback als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Terugkijken op ervaringen en analyseren daarvan
Beschrijft ervaringen, somt op.
Beschrijft en evalueert ervaringen (dwz. gaat na of doelen gehaald zijn) en zoekt naar reden of verklaring.
Beschrijft en evalueert systematisch eigen ervaringen. Signaleert inconsistenties .
Gebruik van bronnen
Maakt geen gebruik van theorie en van praktijkkennis van collega’s.
Bewustwording van ontwikkeling
Kan sterke en zwakke kanten niet onderscheiden.
Gebruikt min of meer toevallig theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren.
Gebruikt systematisch aangereikte theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden en kan op basis daarvan eigen ontwikkeling richting geven
Verantwoordelijkheid nemen voor eigen professionele ontwikkeling
Neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling.
Neemt na aansporing verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling zorgt voor voldoende tijd daarvoor.
Neemt zelf verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling, zorgt voor voldoende tijd en plant vooruit. Erkent eigen rol hierin.
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden
Vraagt actief aan verschillende betrokkenen feedback als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Niveau 4
Vraagt actief en systematisch om feedback van alle betrokkenen (360°-feedback) als middel om beter zicht te krijgen op functioneren. Beschrijft en evalueert systematisch eigen ervaringen. Signaleert inconsistenties en analyseert ervaringen vanuit verschillende invalshoeken. Zoekt zelfstandig en actief naar theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren. Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden en kan op basis daarvan eigen ontwikkeling richting geven en vervolgens evalueren of dat gelukt is. Werkt systematisch en planmatig aan eigen professionele ontwikkeling, zorgt actief voor tijdsplanning en evenwichtige verdeling van de
60
Opvattingen onderzoeken en expliciteren
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Heeft geen notie van de eigen opvattingen en ziet het belang van expliciteren niet in.
Kan met hulp eigen opvattingen onderzoeken en expliciteren.
Onderzoekt en expliciteert zelfstandig eigen opvattingen die van belang zijn voor invullen eigen leraarschap.
Niveau 4
werkbelasting. Onderkent eigen rol en zoekt naar mogelijkheden ter verbetering. Onderzoekt en expliciteert zelfstandig eigen opvattingen die van belang zijn voor invullen eigen leraarschap. Initieert gesprek daarover en stelt ze ter discussie.
61