0
HANDBOEK MASTERSTAGE 1 Educatieve Master 2013-2014 Lerarenopleiding
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding
3
2. Opleidingstraject
4
2.1.
Fasering van de opleiding
4
2.2.
Vakken in de oriënterende / voorbereidende fase
6
2.2.1. Masterstage 1
6
2.2.2. Basiscursus Master Lerarenopleiding
7
3. Stage- en begeleidingsactiviteiten
8
4. Beoordelingsprocedure Masterstages
9
4.1.
Uitgangspunten
9
4.2.
Masterstage 1
10
5. Digitaal Bekwaamheidsdossier
12
6. Intervisie
13
7. Veelgestelde vragen
14
Bijlage
Lerarenopleiding
1.
Doelen en eindtermen
15
2.
Beschrijving Stageverslagen
17
3.
POP-modellen
18
4.
Lesobservatieformulier – met toelichting
23
5.
(eind)Beoordelingsformulier
31
6.
Lesvoorbereidingsformulier
38
8.
Lesevaluatieformulier
41
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 2
1
Inleiding
Dit handboek is bedoeld voor studenten, coaches, schoolopleiders, tutoren en vakdidactici van de RUGLerarenopleiding en bevat informatie over het begeleiden en beoordelen van Masterstage 1 in 2013-2014. Voor gemak en eenduidigheid hanteren we de mannelijke persoonsvorm. Masterstage 1 is de eerste van drie stages die de student dient te doorlopen om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen behalen. Elke stage wordt beoordeeld op de mate waarin studenten de doelstellingen voor die stage hebben behaald en op doelstellingen behorend bij voorgaande stages. De nadruk bij het beoordelen ligt op de doelen die bij de betreffende stage horen. Alle stages worden afzonderlijk beoordeeld met een cijfer. Alle stages dienen voldoende te zijn om in aanmerking te komen voor een eerstegraadsbevoegdheid. Aan elke school, ook zonder schoolopleider, is een tutor toegekend die verantwoordelijk is voor de eindbeoordeling van de stages op de betreffende school. Op onze website en op de Nestorcourse Masterstage 1 2013-2014 staan digitale formulieren die gebruikt dienen te worden door student, coach, schoolopleider, mentor, tutor en vakdidacticus:
www.rug.nl/education/lerarenopleiding/praktische-informatie/begeleiders-opschool/begeleiding-educatieve-master-en-master-lvho
Dringend verzoek aan elke observator: Lesobservatieformulier digitaal invullen, tijdens de les (laptop) of erna.
Leeswijzer Voordat wij in dit Handboek ingaan op de begeleiding en beoordeling bij de stage, staan we in paragraaf 2 stil bij het opleidingstraject dat de student doorloopt. In paragraaf 3 staan de stage-activiteiten voor Masterstage 1 vermeld, met een korte beschrijving van de activiteiten die coach, schoolopleider, mentor, tutor en vakdidacticus verrichten om de student te begeleiden. In paragraaf 4 wordt de Beoordelingsprocedure van Masterstage 1 beschreven. Paragraaf 5 beschrijft de inhoud van het Bekwaamheidsdossier dat de student aanlegt en paragraaf 6 informeert over de ondersteunende intervisiebijeenkomsten. In de bijlagen zijn o.a. alle te gebruiken observatie- en beoordelingsformulieren opgenomen, inclusief de beschrijving van de stageverslagen en de -overeenkomsten.
Dit handboek is met de nodige zorgvuldigheid samengesteld maar kan uiteraard onvolkomenheden en / of onduidelijkheden bevatten. Voor vragen, opmerkingen en suggesties kunt u terecht bij: Dik Maandag (
[email protected]) Coördinator Onderwijs Lerarenopleiding Carien Bakker (
[email protected]) Coördinator Stages Lerarenopleiding
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 3
2 Opleidingstraject van de student 2.1 Fasering van de opleiding De universitaire lerarenopleiding is gefaseerd opgebouwd van oriënterend/voorbereidend naar funderend naar verdiepend. Bij de fasering is uitgegaan van wat in grote lijnen bekend is uit onderzoek naar de wijze waarop aanstaande leraren leren en zich ontwikkelen. De oriënterende/voorbereidende fase stelt de student in staat zich te oriënteren op het beroep, de leerlingen en het onderwijs. Hij volgt de vakken Basiscursus Master Lerarenopleiding (5 EC) en Masterstage 1 (5 EC) (voorheen één vak van 10 EC Basiscursus Lerarenopleiding). Masterstage 1 is tevens voorbereidend op Masterstage 2 waarin de student eigen verantwoordelijkheid krijgt voor het geven van onderwijs aan eigen klassen. Na de oriënterende/voorbereidende fase begint het Werken-lerentraject. Kenmerkend aan dit deel van de opleiding is dat de student zelfstandig voor de klas staat. Het Werken-lerentraject bestaat uit twee fasen. In de funderende fase leert de student de belangrijkste ambachtelijke beginselen van het lesgeven in zijn vak. Ook leert hij zijn (vakdidactisch) handelen te onderbouwen. In de verdiepende fase werkt hij aan de ontwikkeling van een visie op de inhoud en didactiek van zijn vak. Hij werkt daaraan tijdens bijeenkomsten met vakgenoten op het instituut en laat in zijn lessen zien hoe die visie in de praktijk tot uiting komt. Studenten kunnen de opleiding via twee trajecten doen: de Educatieve Master en de Master LVHO. Beide trajecten bevatten dezelfde vakken van de lerarenopleiding, in dezelfde volgorde. Het verschil is dat LVHOstudenten al een universitaire studie behaald hebben en in één jaar de vakken van de opleiding volgen, terwijl Educatieve Masterstudenten deze vakken tijdens een tweejarig traject gelijktijdig met hun mastervakken doen. De Master LVHO-studenten hebben de Basiscursus Master Lerarenopleiding (BCL) en Masterstage 1 nog niet gedaan voordat ze met de Master LVHO beginnen. Zij kunnen dus nog niet vanaf het begin van het schooljaar zelfstandig voor de klas, maar volgen tot de herfstvakantie eerst Masterstage 1. Daarna kunnen ze – als het goed gaat – na de herfstvakantie zelfstandig voor de klas. Ongeveer 25% van onze studenten volgde vorig jaar deze route. Voor hen geldt onderstaand traject. Schema 1: fasering opleiding van de Educatieve Master Periode
(a) sep-okt
Jaar 1
Semester 1 (b) nov-jan
Vakmaster Faculteit (30)
Semester 2 (c) feb-apr (d) mei-jul Vakmaster Faculteit (20) Masterstage 1 (5) BCL (5)
Jaar 2
Vakdidactiek 1 (5)
Vakdidactiek 2 (5) Onderwijskunde VO 2 (5)
Masterstage 2 (15)
Masterstage 3 1 (10) Onderzoek Master Lerarenopleiding (10) Vakmaster Faculteit (10)
1 Masterstage
Lerarenopleiding
2013-2014
2 en 3 vormen samen de lio-stage Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 4
Schema 2: fasering opleiding van de Master LVHO
Periode Jaar 1
(a) sep-okt
Semester 1 (b) nov-jan
Masterstage 1 (5)
Semester 2 (c) feb-apr (d) mei-jul
Masterstage 2 (15)
Masterstage 3 (10)
BCL (5) Vakdidactiek 1 (5)
Vakdidactiek 2 (5) Onderwijskunde VO 2 (5) Onderzoek Master Lerarenopleiding (10)
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 5
2.2. Vakken in de oriënterende / voorbereidende fase 2.2.1. Masterstage 1 (5 EC)
Aan het eind van Masterstage 1 heb je een gefundeerd antwoord op de volgende vragen: 1. Vind ik het onderwijs iets voor mij? 2. Vinden anderen dat ik geschikt ben voor het onderwijs? 3. Wijst de beoordeling uit dat ik zelfstandig les kan gaan geven aan een beperkt aantal eigen klassen?
Doelstelling
Beoordelingscriteria: 1. Interpersoonlijke bekwaamheid: je hebt en toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen je hebt besef van je rol als leraar en de daarbij behorende verantwoordelijkheden en durft die rol op je te nemen. 2. Pedagogische bekwaamheid: je kunt leiding geven aan een klas je onderkent het belang van een veilig leerklimaat je houdt je staande in normale klassensituaties. 3. Vakdidactische bekwaamheid: je kunt elementair onderwijs verzorgen je kunt eenvoudige vormen van directe instructie uitvoeren je kunt een eenvoudige lessenserie ontwikkelen en uitvoeren. 4. Bekwaamheid in reflectie en ontwikkeling: je kunt (samen met je coach) lessen analyseren, evalueren en daaruit lering trekken voor je eigen handelen je kunt gericht om hulp en advies vragen. Omschrijving
Masterstage 1 loop je op een school voor voortgezet onderwijs in Noord-Nederland. De stage heeft een oriënterende en een voorbereidende functie. Je wordt in staat gesteld je te oriënteren op het beroep, de leerlingen en het onderwijs. Daardoor heb je na afloop een realistisch antwoord op de vragen ‘Vind ik dat het onderwijs iets voor mij is?’ en ‘Vinden anderen dat ik geschikt ben?’ Deze stage is tevens voorbereidend op Masterstage 2 waarin je in principe zelf de verantwoordelijkheid krijgt voor enkele klassen. Aan het eind van de stage wordt vastgesteld in welke mate je daartoe in staat bent. Tijdens Masterstage 1 verricht je tenminste de volgende activiteiten: 20 (deel)lessen geven, waaronder een reeks van zes aaneengesloten lessen 10 lessen observeren voor- en nabespreken van je lessen met je coach stageopdrachten uitvoeren bijhouden van je Bekwaamheidsdossier.
Verplichte literatuur
Ebbens, S. en Ettekoven S., Effectief Leren. Basisboek, 2e druk, Noordhoff Uitgevers Teitler, P. , Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk, 2009, Uitgeverij Coutinho Wiertzema, K., Doelmatig communiceren, 1996, Coutinho, H.5: De roos van Leary (opgenomen als pdf in de course) Vakdidactische literatuur.
Opmerkingen
Start gelijktijdig met BCL. Masterstage 1 en BCL zijn niet toegankelijk voor studenten die de Educatieve Minor met goed gevolg hebben afgerond. Beide cursussen tezamen worden vervangen door het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’.
Entreevoorwaarden Toegelaten tot de Educatieve Master, de Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen van de RUG of Master LVHO Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 6
2.2.2. Basiscursus Master Lerarenopleiding - BCL (5EC)
Het verwerven van basiskennis over:
Doelstelling
1. algemene didactiek en classroom management 2. de voor het schoolvak meest elementaire vakdidactische principes en de wijze waarop deze kunnen worden toegepast. Kennis maken met de voor het schoolvak meest gangbare werkvormen, methodes en leermiddelen/media. Omschrijving
De colleges en opdrachten staan in het teken van de kennismaking met (vak)didactisch handelen en dienen ter voorbereiding op en ondersteuning van het onderdeel Masterstage 1. Bij dit onderdeel krijg je basiskennis over algemene didactiek en vakdidactiek. Belangrijke onderwerpen zijn: orde houden (classroom management), realiseren van een veilig leerklimaat, ontwerpen en uitvoeren van standaardlessen en uitvoeren van een reeks aaneengesloten lessen. Verder maak je kennis met de meest gangbare werkvormen, methodes, bronnen en leermiddelen/media.
Verplichte literatuur
Hoofdstukken uit Teitler, P. 2009. Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk. Coutinho.
Hoofdstukken uit Ebbens, S. en Ettekoven S. 2010. Effectief Leren. Basisboek. Noordhoff Uitgevers Vakdidactische literatuur Opmerkingen
1. Start gelijktijdig met Masterstage 1. 2. Voor de colleges geldt een aanwezigheidsplicht van minimaal 80%. Indien hieraan niet wordt voldaan volgt een aanvullende opdracht.
Entreevoorwaarden Toegelaten tot de Educatieve Master, de Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen van de RUG of Master LVHO
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 7
3 Stage- en begeleidingsactiviteiten Hieronder staat overzichtelijk beschreven welke activiteiten de student in welke stage dient te verrichten. Ook bevat het overzicht de belangrijkste taken van coach, schoolopleider, mentor (indien er geen schoolopleider op de school is), tutor en vakdidacticus om de professionele ontwikkeling van de student tijdens de stage te sturen. Stage-activiteiten student
Masterstage 1 20 (deel)lessen geven, waaronder een reeks van 6 aaneengesloten lessen 10 lessen observeren voor- en nabespreken van lessen met coach uitvoeren stageopdrachten bijhouden Bekwaamheidsdossier bijwonen van intervisiebijeenkomsten tijdens colleges van de BCL en die intervisiebijeenkomsten die door de schoolopleider worden georganiseerd.
Begeleidingstaken coach
introduceert student in school geeft student benodigde toetsen, lesmateriaal etc. voert werkoverleg met student ter voorbereiding op en nabespreking van lessen geeft student regelmatig feedback op functioneren in klas en school bezoekt minimaal 10 lessen vult voor 3 lessen een Lesobservatieformulier in (bij voorkeur digitaal) bewaakt dat student ook lessen geeft zonder zijn aanwezigheid bespreekt lesbezoeken met student aan de hand van ingevuld Lesobservatieformulier
Begeleidingstaken schoolopleider
Sommige schoolopleiders houden een aantal intervisiebijeenkomsten met de studenten. Bijwonen van deze bijeenkomsten is verplicht
Begeleidingstaken vakdidacticus Begeleidingstaken tutor
Lerarenopleiding
2013-2014
verzorgen van intervisiebijeenkomsten tijdens colleges BCL verricht 1 lesbezoek bespreekt dit met student aan de hand van ingevuld Lesobservatieformulier
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 8
4 Beoordelingsprocedure Masterstages 4.1 Uitgangspunten 1. Er is sprake van drie Masterstages Lerarenopleiding, aangeduid met het cijfer 1 (5 EC), 2 (15 EC) en 3 (10 EC). 2. Om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen behalen dient de student tijdens Masterstage 2 en 3 samen minimaal 120 lessen van 50 minuten te geven, waarvan 60 in de bovenbouw.
3. Voor het behalen van het examen dienen alle drie de Masterstages afzonderlijk met een voldoende beoordeeld te zijn.
4. Indien de student een voldoende heeft behaald op alle drie de Masterstages is hij startbekwaam voor wat betreft de stages. Dit houdt in dat hij de zeven SBL-competenties op voldoende niveau beheerst. Het gaat om 1) interpersoonlijke, 2) pedagogische, 3) organisatorische, 4) vakdidactische, 5) reflectieve competenties en competenties in het samenwerken met 6) collega’s en met 7) ouders.
5. Bij elke stage (Masterstage 1, 2 en 3) zijn minimale doelstellingen geformuleerd, gekoppeld aan de 7 SBLbekwaamheden. Elke stage wordt steeds beoordeeld op de mate waarin studenten de doelstellingen voor die stage hebben behaald en op doelstellingen die bij voorgaande stages horen. De nadruk bij het beoordelen ligt op de doelen die bij de betreffende stage horen.
6. Een student houdt via de daarvoor ingerichte Nestorcourse een digitaal Bekwaamheidsdossier bij. Hierin verzamelt hij documenten waarmee hij aantoont over de vereiste bekwaamheden te beschikken.
7. De student krijgt een aantal lesbezoeken tijdens de verschillende Masterstages: Masterstage 1
Minimum aantal lesbezoeken
Minimum aantal Lesobservatieformulieren
Coach Tutor
10 lessen * 1 les
3 1
* Indien door omstandigheden een coach minder lesbezoeken aflegt, moet de student zelf organiseren dat andere observatoren (vakcollega’s, schoolopleiders) deze lesobservaties doen.
8. Coaches, schoolopleiders, vakdidactici en tutoren maken gebruik van dezelfde formulieren: Lesobservatieformulier Masterstages Dit formulier wordt ingevuld tijdens of na de les door de observator, besproken met de student en aan hem verstrekt voor zijn Bekwaamheidsdossier. Beoordelingsformulier Masterstages Op dit formulier - ingevuld door coach, schoolopleider en student - wordt een beoordeling van de betreffende stage gegeven. Eindbeoordelingsformulier Masterstages Een formulier waarop de tutor de eindbeoordeling weergeeft van een Masterstage.
Digitale formulieren zijn te vinden op onze website: www.rug.nl/education/lerarenopleiding/praktische-informatie/begeleiders-opschool/begeleiding-educatieve-master-en-master-lvho
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 9
4.2
Masterstage 1 (5 EC)
Betrokkenen
student coach tutor
Eindverantwoordelijke
tutor
Vorm beoordeling
Beoordelingsgesprek op basis van Bekwaamheidsdossier
Tijdstip
Uiterlijk 4 juli 2014 voor studenten van de Educatieve Master Beoordelingsgesprek tussen tutor en student vindt plaats op het instituut
Taken tutor
Voert kennismakingsgesprek, voortgangsgesprek en beoordelingsgesprek met student Bewaakt het begeleidingsproces door de coach: o Is aanspreekpunt en bemiddelaar tussen student en stageschool o Bewaakt dat de coach lessen observeert, momenten van consultatie / overleg inplant, aanspreekbaar is Legt eenmaal een lesbezoek af, vult het Lesobservatieformulier in, bespreekt dit met de student en overhandigt het hem voor zijn Bekwaamheidsdossier Overlegt indien nodig met coach over het cijfer Bepaalt op basis van Bekwaamheidsdossier en gesprek eindoordeel en vult digitaal een Eindbeoordelingsformulier in Plaatst het Eindbeoordelingsformulier in het Bekwaamheidsdossier van de student Voert cijfer in in Progress.
Taken coach
Legt in voorgaande periode verspreid minimaal tien lesbezoeken af. Vult na / tijdens drie van deze lesbezoeken het Lesobservatieformulier in (bij voorkeur digitaal) Bespreekt de ingevulde Lesobservatieformulieren met de student en geeft ze hem voor zijn Bekwaamheidsdossier Bestudeert de door student opgestuurde documenten en vult voorafgaand aan het beoordelingsgesprek digitaal het Beoordelingsformulier in Bespreekt het ingevulde Beoordelingsformulier met de student en geeft het hem voor zijn dossier Informeert tijdig de tutor en student indien de stage niet goed verloopt of de verwachting bestaat dat de student het niet gaat halen.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 10
Taken student
1.
Student vult Bekwaamheidsdossier Masterstage 1 met: A. Verplichte onderdelen: Bij 4 geobserveerde lessen: o uitgewerkte lesvoorbereiding o Lesobservatieformulier (3 x ingevuld door coach, 1 x door tutor) o evaluatie van de gegeven les. 2 x Beoordelingsformulier Masterstage o 1 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door student Eindverslag Masterstage 1 B. Facultatieve onderdelen verslagen van intervisie / supervisie met coach werkstukken / proefwerken van leerlingen overige observaties (medestudenten, collega’s, Icalt-lijst) overige materialen (documenten, video, reacties van anderen, …)
2. Zorgt ervoor dat Bekwaamheidsdossier minimaal 7 dagen voorafgaand aan het beoordelingsgesprek compleet in Nestor aanwezig is. 3. Stuurt Eindverslag Masterstage 1 minimaal 14 dagen voorafgaand aan het beoordelingsgesprek op naar de coach, zodat hij het desgewenst kan raadplegen bij het invullen van het Beoordelingsformulier 4. Stuurt Eindbeoordelingsformulier ingevuld door de tutor naar coach en bespreekt dit met hem Documenten voor beoordelingsgesprek
Compleet Bekwaamheidsdossier Masterstage 1
Eindrapportage door tutor
Vult Eindbeoordelingsformulier Masterstages in (op basis van gesprek en Bekwaamheidsdossier) Plaatst Eindbeoordelingsformulier Masterstages in Bekwaamheidsdossier van student Voert cijfer in in Progress.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 11
5
Digitaal Bekwaamheidsdossier
Voor de beoordeling van Masterstage 1 houdt een student een digitaal Bekwaamheidsdossier bij. Dit bevat allerlei documenten die de beoordelaars en begeleiders informatie verschaffen over de kwaliteiten van de student. Bij elke Masterstage worden andere eisen gesteld aan de inhoud van dit dossier. Hieronder staat wat de minimale inhoud van het digitale Bekwaamheidsdossier is voor Masterstage 1: Verplicht: 1. Van vier geobserveerde lessen: uitgewerkte lesvoorbereiding (aan de hand van een Lesvoorbereidingsformulier) Lesobservatieformulier (3 x ingevuld door coach of andere observator, 1 x door tutor) evaluatie van de gegeven les. 2. 2x Beoordelingsformulieren Masterstage 1 (1 x ingevuld door coach en 1 x door student zelf) 3. Eindverslag Masterstage 1 Facultatief Het is mogelijk andere documenten toe te voegen (via ‘toevoegen rij’) zoals: verslagen van intervisie/supervisie met coach werkstukken / proefwerken van leerlingen overige observaties (medestudenten, collega’s, Icalt-observatielijst) overige materialen (documenten, video, reacties van anderen, …) die bekwaamheid kunnen aantonen.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 12
6 Intervisie Vanaf het begin van de opleiding volgt de student intervisie van een deskundige waar hij bij terecht kan met alle vragen, problemen en wensen die hij tijdens de stage tegenkomt. De functie van intervisiebijeenkomsten: eigen ervaringen uitwisselen, analyseren en erop reflecteren oplossingen zoeken voor vragen en problemen collegiale ondersteuning en coaching bevorderen van de integratie van eigen ervaringen en van informatie en kennis van derden, evenals de integratie van theorie en praktijk. Tijdens Masterstage 1 verzorgen docenten van de Lerarenopleiding de intervisie tijdens de algemene didactische en vakdidactische colleges van de BCL, het vak dat studenten gelijktijdig met Masterstage 1 volgen. Daarnaast zullen sommige schoolopleiders intervisiebijeenkomsten organiseren met alle Masterstage 1studenten op hun school. Het bijwonen van de intervisiebijeenkomsten is verplicht.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 13
7 Veelgestelde vragen Wat gebeurt er als de student (m/v) Masterstage 1 niet heeft gehaald? De student kan niet aan Masterstage 2 beginnen indien Masterstage 1 niet is behaald. Hij kan dus niet zelfstandig voor de klas. De student kan Masterstage 1 maximaal één keer herkansen. Hiervoor komt hij alleen in aanmerking indien de eindbeoordelaar van Masterstage 1 voldoende perspectief ziet voor het alsnog behalen van de stage. Zonder perspectief kan de student Masterstage 1 niet herkansen en stopt het lerarenopleidingstraject. De tutor heeft in het onderdeel ‘Afspraken’ op het Eindbeoordelingsformulier concreet vermeld wat de student moet verbeteren om Masterstage 1 wél te halen. In alle gevallen moet duidelijk omschreven zijn waar de student aan dient te werken en hoe hij daarbij begeleid kan worden door coach en schoolopleider (begeleidingsplan). Indien de student een Master LVHO volgt, wordt Masterstage 1 in principe na de herfstvakantie op de stageschool voortgezet, tenzij de school daar geen toestemming voor geeft of betrokkenen een andere stageplaats een betere leerplek achten. Indien de student een Educatieve Master volgt, wordt de stage na de zomervakantie voortgezet op dezelfde of op een andere school. De student hoeft zich niet opnieuw in te schrijven voor Masterstage 1 of zich als contractcursist aan te melden; een herkansing is ‘inbegrepen’. Wat gebeurt er als de student de deadline voor het aanleveren van het Bekwaamheidsdossier niet heeft gehaald? Het Bekwaamheidsdossier dient minimaal 7 dagen voor het gesprek volledig ingevuld op Nestor te staan, tenzij de tutor anders bepaalt. Bij een onvolledig dossier heeft geen gesprek plaats, tenzij de tutor anders beslist. Indien het gesprek niet doorgaat, dient de student op eigen initiatief een nieuwe afspraak met alle betrokkenen te maken. Uitstel kan tot studievertraging leiden, de student moet zich dan opnieuw inschrijven voor de opleiding. Hoe komt het eindcijfer voor een stage tot stand? De tutor is eindverantwoordelijke voor de beoordeling van de stages. De tutor raadpleegt het Bekwaamheidsdossier, waaronder de ingevulde Beoordelingsformulieren door coach en schoolopleider / mentor. Het formulier dat de student zelf invult wordt niet meegenomen in de cijfergeving, maar dient vooral om mogelijke verschillen in inzicht en de kwaliteit van de reflectie van de student te bespreken. Bij het bepalen van het eindcijfer hanteert de tutor de beschreven regels voor het bepalen van het cijfer. De tutor mag hier echter beargumenteerd van afwijken. Vanwaar de nauwe relatie tussen de observatiepunten op het Lesobservatieformulier en de beoordelingsaspecten op het (eind)Beoordelingsformulier? De Lerarenopleiding vindt het belangrijk dat studenten goed en tijdig feedback krijgen op alle aspecten die tijdens een lesbezoek en bij de beoordeling aan de orde komen. Door deze indicatoren in het Lesobservatieformulier op te nemen, is een observant reeds in een vroeg stadium geattendeerd op aspecten die ook in de (eind)beoordeling van de stage meewegen.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 14
Bijlage 1 Doelen en eindtermen van de opleiding De beroepsvereisten voor een eerstegraadsleraar houden in dat de volgende opleidingsdoelen worden nagestreefd: De eerstegraadsleraar wordt primair opgeleid voor het eerstegraadsgebied: de bovenbouw van havo en vwo. De eerstegraadsbevoegdheid is echter inclusief. Dit betekent dat eerstegraadsleraren werkzaam zijn in zowel het vmbo, de onderbouw (basisvorming) als de bovenbouw (Tweede Fase) van het voortgezet onderwijs. Toch legt de Lerarenopleiding het accent op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw (VHO) zoals geformuleerd in de wet BIO. In de opleiding streven we bekwaamheid (competentie) na op een zevental samenhangende terreinen die van belang zijn met de daaraan verbonden beroepsvereisten. Voor een uitgebreide beschrijving hiervan verwijzen we naar www.lerarenweb.nl De eerstegraadsleraar die de universitaire lerarenopleiding met goed gevolg heeft doorlopen is: 1. Interpersoonlijk competent onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid is zich bewust van eigen houding en gedrag en de invloed daarvan op leerlingen en heeft voldoende kennis en vaardigheid in groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. 2. Pedagogisch competent onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon realiseert zo een veilige leeromgeving voor groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen. 3. Vakdidactisch competent onderschrijft zijn vakdidactische verantwoordelijkheid heeft voldoende vakdidactische kennis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich op een goede manier de leerinhouden van een bepaald vak(gebied) eigen kunnen maken kan een dergelijke leeromgeving in de praktijk realiseren voor groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen. 4. Organisatorisch competent onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn groepen en zijn andere contacten met leerlingen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Hij doet dit overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. Hij is in alle opzichten voor zichzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. 5. Competent in het samenwerken met collega’s onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s en heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school en heeft voldoende kennis en vaardigheid om samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de opleiding en vorming van en de zorg voor de leerlingen en bij de school. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling onderschrijft de verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 15
De Lerarenopleiding heeft daarbij als taak eerstegraadsleraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Zij doen dit op planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoekmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. De afgestudeerde eerstegraadsleraar kenmerkt zich dan ook door: een wetenschappelijke instelling een vakoverstijgende instelling een innovatieve, onderzoekende instelling en een (ped)agogische instelling. Nader uitgewerkt betekent dit dat de Lerarenopleiding zich richt op: Vakwetenschappelijke, vakdidactische en onderwijskundige kennis op academisch niveau, alsmede de vaardigheid deze kennis te gebruiken in onderwijsleerprocessen, in het bijzonder in de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs Vaardigheid en bereidheid om als teamlid ook vakoverstijgend te werken in de klas en in de school, zowel voor de gewenste samenhang tussen schoolvakken alsook als bijdrage aan de schoolorganisatie als geheel om het leren van leerlingen te bevorderen Belangstelling voor binnen- en buitenlands onderzoek en curriculumontwikkeling, de bereidheid en de bekwaamheid om aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deel te nemen, alsmede in de eigen werkomstandigheden leersituaties te scheppen en daar lering uit te trekken. Bereidheid en bekwaamheid nascholingsvragen te articuleren en deel te nemen aan nascholing Een positieve houding ten opzichte van adolescente leerlingen en de vaardigheid hen zowel individueel als in groepen te begeleiden en hen uit te dagen zich tot verantwoordelijke en zelfstandige individuen te ontplooien, met inachtneming van culturele en individuele verschillen. Kennis en vaardigheden om vanuit een eigen pedagogisch-didactische visie op onderwijs, met respect voor de in onze pluriforme samenleving aanvaarde normen en waarden, te functioneren in het onderwijs, de school en het onderwijsbeleid.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 16
Bijlage 2 Beschrijving Stageverslagen Masterstage 1 – Eindverslag Onderdeel 1
Beschrijving Terugblik
Omvang 2 A4
a) Feitelijk overzicht gegeven lessen Maak, middels een tabel, een feitelijk overzicht van Masterstage 1 en neem daarin de volgende elementen op: aantal lessen per klas aantal geobserveerde lessen welke klassen + niveau duur van de lessen onderwerpen. 2
b) Beschrijf kort je persoonlijke bevindingen en beleving in algemene zin. Reflectie op je ontwikkeling
2-4 A4
a) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages 1, 2 en 3 voor de kolom Masterstage 1 (eerste kolom) de indicatoren bij de interpersoonlijke, pedagogische en vakdidactische bekwaamheid. b) Selecteer van elke bekwaamheid minimaal één indicator en beschrijf vervolgens met behulp van concrete voorbeelden uit je lessen hoe je daaraan vorm hebt gegeven. Beschrijf tevens welke ontwikkeling je met betrekking tot die indicatoren hebt gemaakt gedurende Masterstage 1. Gebruik hierbij zichtbaar Ebbens en Ettekoven Effectief leren en Teitler Lessen in orde. c) Trek conclusies uit je beschrijving en beoordeling voor je eigen handelen en functioneren als docent. 3
Beoordelen
Formulier + 1 A4
a) Beoordeel jezelf door scores in te vullen bij alle aangegeven indicatoren uit de eerste kolom van het Beoordelingsformulier Masterstage 1, 2 en 3. Maak hierbij gebruik van lesobservaties door vakcoach, tutor e.a. b) Reageer op heldere en onderbouwde wijze op onderstaande vragen: In hoeverre past het geven van onderwijs bij jou? In hoeverre vinden anderen (begeleiders, opleiders, collega’s, je omgeving) dat het onderwijs iets voor je is? In hoeverre ben je in staat om zelfstandig les te geven aan bovenen onderbouwklassen in het voortgezet onderwijs? 5
Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP-1)
2 A4
a) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages 1, 2 en 3 voor de kolom Masterstage 2 (de tweede kolom) welke vaardigheden in deze stages van je verwacht worden. b) Werk twee punten uit (zie ‘Reflectie op eigen Ontwikkeling’, punt 2.2, schematisch overzicht) waaraan je gericht wilt werken in de eerste zes weken van je Masterstage 2. Gebruik hiervoor naar keuze POP-model 1 of POP-model 2. De kwaliteit van het eindverslag wordt meegenomen in de beoordeling van Masterstage 1.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 17
Bijlage 3 Professioneel Ontwikkelings Plan (POP) Het POP heeft een belangrijke plaats in de opleiding. Met behulp van een POP kun je waken over je eigen ontwikkeling tot leraar en daaraan sturing geven. Je maakt er voor jezelf een leerroute door de opleiding mee, waarbij je natuurlijk wel de eisen in acht houdt die aan de stages gesteld worden. Uit de twee POP-modellen op de volgende pagina’s mag je zelf een keuze mag maken.
POP-model 1 Kolom 1 Onderwerp: Op welke (competentie)gebieden van het leraarschap wil je wat leren? Kolom 2 Concrete Leerdoelen: Leerdoelen formuleer je positief (niet: Ik laat me niet opjagen, maar: Ik wil de rust hebben om die dingen te doen die ik zelf belangrijk vind) Formuleer concrete doelen (niet: Ik ga positieve feedback geven, maar: Ik ga dagelijks leerlingen openlijk een compliment geven) Formuleer de doelen zó dat je aangeeft hoe je weet wat je bereikt hebt (niet: Ik wil leren gestructureerde lessen te maken, maar: Ik wil leren de lessen zó te maken dat er een logische inhoudelijke opbouw in zit, met afwisseling van werkvormen) Formuleer doelen waarover je zelf controle hebt (niet: ik wil dat de klas naar mij luistert, maar: ik wil aan de klas duidelijk kenbaar maken dat ik er last van heb als leerlingen onderling in gesprek gaan terwijl ik uitleg geef) Geformuleerde doelen hebben geen nadelige effecten voor jezelf of voor anderen (zoals: ik wil een klassengesprek strak voorzitten. Dit kan op jou het effect hebben dat je erg gespannen bent - en op de leerlingen dat ze niets meer kunnen inbrengen) Doelen moeten binnen een bepaalde tijd haalbaar zijn. (dus kleine stappen formuleren die goed te controleren zijn en motiverend werken). Kolom 3 Werkwijze Theoretische verdieping door lezen en bestuderen van literatuur Voorbeelden uit de praktijk bestuderen Oefenen met medestudenten Oefenen in de eigen praktijksituatie Interactie met medestudenten, docenten, collega’s Reflectie door intervisie, bijhouden van portfolio en POP Feedback vragen aan medestudenten, collega’s en docenten. Kolom 4 Tijdpad Wanneer begin je? Wanneer wil je je doel bereikt hebben? Welke stappen neem je? Wanneer stel je je plan bij?
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 18
Werkblad POP-model 1 Naam student: Studentnummer: Datum:
Onderwerp 1 Leerdoel(en): Werkwijze(n): Tijdpad: Opmerkingen:
Onderwerp 2 Leerdoel(en): Werkwijze(n): Tijdpad: Opmerkingen:
Onderwerp 3 Leerdoel(en): Werkwijze(n): Tijdpad: Opmerkingen:
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 19
POP-model 2 1. Doelen Wat wil je bereiken voor jezelf? Waarom wil je dat bereiken? 2. Activiteiten Welke activiteiten ga je daartoe ondernemen? Wie is / zijn daarbij betrokken? Op welke manier? Wat heb je nodig om dat te kunnen doen? 3. Belemmeringen Wat zijn de grootste moeilijkheden om de gestelde doelen te bereiken? Op welke manier zou je deze belemmeringen kunnen verkleinen? 4. Kansen Welke factoren vergroten de kans dat je de gestelde doelen bereikt? Factoren bij jezelf Factoren in je omgeving 5. Tijdpad Wanneer denk je de beschreven doelen te hebben bereikt? Kun je een planning maken voor de genoemde activiteiten onder 2? 6. Evaluatie Hoe ga je tussentijds en achteraf evalueren?
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 20
Werkblad POP-model 2 Naam student: Studentnummer: Datum:
1. Doelen 1.1 Wat wil je bereiken?
1.2 Waarom wil je dat bereiken?
2. Activiteiten
2.1 Welke activiteiten ga je daartoe ondernemen?
2.2 Wie is / zijn daarbij betrokken?
2.3 Wat heb je nodig om dat te kunnen doen?
3. Belemmeringen 3.1 Wat zijn de grootste moeilijkheden om de gestelde doelen te bereiken?
3.2 Op welke manier zou je deze belemmeringen kunnen verkleinen?
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 21
4. Kansen 4.1 Welke factoren vergroten de kans dat je de gestelde doelen bereikt?
4.2 Factoren bij jezelf
4.3 Factoren in je omgeving
5. Tijdpad 5.1 Wanneer denk je de beschreven doelen te hebben bereikt?
5.2 Kun je een planning maken voor de genoemde activiteiten onder 2?
6. Evaluatie
6.1 Hoe ga je tussentijds en achteraf evalueren?
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 22
Bijlage 4 Lesobservatieformulier - toelichting Naam student Studentnummer Vak School Naam invuller en functie Datum observatie Klas die geobserveerd is Lesobservatie behoort bij
Masterstage 1
In te vullen door coach, vakdidacticus, tutor, andere observatoren
Masterstage 2
Masterstage 3
Toelichting Met behulp van het Lesobservatieformulier worden lessen van masterstudenten aan de Lerarenopleiding geobserveerd. Bij elke stage (Masterstage 1, 2 en 3) zijn afzonderlijke observatiepunten geformuleerd, gekoppeld aan de 7 SBL-bekwaamheden. In het formulier is aangegeven welk observatiepunt minimaal bij welke stage geobserveerd dient te worden. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de observator zoveel mogelijk - en indien relevant - ook zijn bevindingen beschrijft m.b.t. observatiepunten die behoren bij de andere stages. Bij dit Lesobservatieformulier hoort een toelichting met voorbeelden van goede gedragingen behorend bij de observatiepunten. De toelichting is bedoeld ter inspiratie en verduidelijking, niet als een ‘afvinklijst’. Andere niet genoemde gedragingen kunnen evengoed een goed voorbeeld zijn. De observator heeft bij de vakdidactische competentie de ruimte om drie specifiek voor het vak geldende aandachtspunten in te vullen. Het onderdeel ‘Reflectie’ dient na afloop van het gesprek over de les te worden ingevuld. Instructies 1. Observeer de les op alle observatiepunten, maak aantekeningen tijdens de les en vul (tijdens of na afloop) het Lesobservatieformulier in. 2. Markeer in de kolom ‘ voorbeelden van goede gedragingen’ de gedragingen die u heeft gesignaleerd. Voeg eventueel beschrijvingen van gedragingen die u gezien heeft toe. Formuleer in deze kolom tevens minder goede gedragingen en aandachtspunten. Het scoren van indicatoren is voor de student, en later voor de beoordelaar, van belang om een indicatie te hebben van de kwaliteit van de les. De toelichting op de scores bij de verschillende indicatoren is nóg belangrijker, omdat de student dan kan bepalen wat hij kan verbeteren en hoe. De observatiepunten op het Lesobservatieformulier zijn in wezen allemaal interpretaties (zorgt voor ontspannen sfeer, toont respect, houdt zich staande, etc), en beschrijven nauwelijks concreet gedrag. In de kolom ‘voorbeelden van gedragingen’ staat beschreven welke concrete gedragingen erbij (kunnen) horen. 3. Vul per indicator een score in hele cijfers in. Die score is: 1 = overwegend zwak in deze les 2 = meer zwak dan sterk in deze les 3 = meer sterk dan zwak in deze les 4 = overwegend sterk in deze les Een 4 betekent niet dat iets perfect is en een 1 wil niet zeggen dat er geen sprake van is. We zien vaak dat observatoren een 3 of een 4 invullen, niet omdat ze het in absolute zin een sterk element in de les vinden, maar omdat het gezien de fase niet te verwachten valt dat een student dat al kan laten zien. Deze relatieve observaties vertroebelen het beeld van de vaardigheden en ontwikkeling van de student. Daarom een dringend verzoek om observaties absoluut en niet relatief te beschrijven. Vermijd het geven van halve cijfers (2,5 / 3,5) en maak duidelijke keuzes. 4. Soms vertoont een student bepaald gedrag niet in de klas omdat dat ook niet nodig was in die les, bv: ‘Treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop’. Soms vinden helemaal geen negatieve processen plaats en hoeft er dus ook niet opgetreden te worden. Gebruik dan de score ’niet van toepassing (nvt)’. 5. Bij de drie verschillende stages horen verschillende indicatoren. Wie echter gedrag ziet dat bij een latere stage hoort, vult dat wel in op het formulier. Het geeft immers aan dat (op sommige aspecten) de student al meer laat zien dan nodig is. Door dit duidelijk in kaart te brengen kan beter in de zone van naaste ontwikkeling gewerkt worden. Omgekeerd is het de bedoeling dat alle indicatoren van voorgaande stages worden beschreven. 6. Bespreek de observaties met de student en overhandig hem het ingevulde Lesobservatieformulier. NB: Geef de student bij voorkeur een digitale versie van het formulier. Indien het formulier handmatig wordt ingevuld, dan graag duidelijk leesbaar met zwarte inkt. Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1
EDUCATIEVE MASTER
Pagina 23
Interpersoonlijk Observatiepunten
Stage
Voorbeelden van goede gedragingen
Toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen
1
Ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen
1
Toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen
1
Zorgt voor wederzijds respect
2
Zorgt voor een ordelijk verloop van de les
2
Bevordert dat leerlingen hun best doen
2
Stelt hoge eisen aan inzet en leerresultaat van leerlingen
2
… laat leerlingen uitspreken … luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben … maakt geen rolbevestigende opmerkingen … koppelt op positieve wijze terug op vragen / opmerkingen van leerlingen … geeft leerlingen, wanneer daar aanleiding toe is, complimenten over hun werk … honoreert de bijdragen van leerlingen … vraagt andere leerlingen een leerling te helpen … helpt leerling tactisch en ondersteunend bij gemaakte fouten … gebruikt voorbeelden uit de leefwereld van leerlingen … vraagt naar eigen voorbeelden van leerlingen … praat met leerlingen over dingen buiten de leerstof om … verwelkomt een leerling die een tijdje afwezig is … kent de namen van de leerlingen … geeft er blijk van belangstelling te hebben voor persoonlijke omstandigheden van leerlingen … stimuleert leerlingen naar elkaar te luisteren … treedt op wanneer er om leerlingen wordt gelachen … houdt rekening met (culturele) verschillen en eigenaardigheden … bevordert onderlinge solidariteit onder leerlingen … bevordert dat leerlingen activiteiten als groepsgebeurtenissen ervaren Het in- en uitgaan van de klas verloopt ordelijk … waakt over afgesproken omgangsvormen en regels … zorgt dat alle leerlingen tot het eind van de les betrokken zijn bij leeractiviteiten … zorgt dat leerlingen weten wat ze moeten doen als ze hulp nodig hebben bij hun werk … zorgt dat leerlingen weten wat ze moeten doen als ze hun werk klaar hebben … prijst leerlingen die hun best doen … maakt duidelijk dat alle leerlingen hun best moeten doen … uit positieve verwachtingen over wat leerlingen gaan doen … is niet te snel tevreden met de inzet van leerlingen … daagt leerlingen uit via vragen, weddenschappen, opdrachten, etc. ... maakt helder wat de kwaliteit van opdrachten moet zijn (van voldoende tot uitstekend) … informeert bij leerlingen waarom toetsresultaten onvoldoende zijn
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Oordeel (1, 2, 3, 4)
Pagina 24
… zet leerlingen die snel klaar zijn aan het werk met andere opdrachten … spreekt, waar nodig, leerlingen aan op hun geringe inzet en betrokkenheid
Pedagogisch Observatiepunten
Stage
Voorbeelden van goede gedragingen
Zorgt voor een ontspannen sfeer
1
Houdt zich staande in normale situaties
1
Onderkent het belang van een goed leerklimaat
1
Signaleert negatieve groepsprocessen
1
Stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag
2
Treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop
2
Signaleert en benoemt ontwikkelingsen gedragsproblemen en verwijst zo nodig
2
Legt tijdens les verbanden tussen
3
… spreekt de leerlingen op een positieve manier aan … reageert met humor en stimuleert humor … accepteert dat leerlingen fouten maken … straalt warmte en empathie uit naar alle leerlingen in de klas … treedt tijdig en passend op bij eenvoudige ordeverstoringen … reageert rustig op ordeverstoringen … negeert (negatief) gedrag als dat kan … geeft complimenten bij goed gedrag … beperkt – waar mogelijk – strafmaatregelen … corrigeert leerlingen in woord, gebaar en mimiek bij storend gedrag … beweegt ontspannen door de klas … maakt gebruik van duidelijke ik-boodschappen … maakt duidelijk welk gedrag hij wenst van leerlingen en waarom … maakt duidelijk wat ongewenst gedrag is en waarom … complimenteert leerlingen voor een goede werkhouding … bespreekt met leerlingen aan het eind van de les hun werkhouding … luistert echt naar leerlingen … heeft de hele les overzicht over de hele klas … heeft zicht op ongewenst gedrag van leerlingen … merkt op wat er gebeurt en benoemt dit … legt uit welke normen en waarden voor hem belangrijk zijn … zorgt ervoor dat leerlingen zich houden aan die normen en waarden … legt verband met de normen en waarden die op school gelden … maakt gebruik van een duidelijke escalatieladder … spreekt waardering uit als de groep het gedrag herstelt … stelt leerlingen voor keuzes … signaleert wanneer leerlingen ergens mee zitten … bespreekt met leerlingen gedrag- of ontwikkelingsproblemen … neemt indien nodig contact op met mentor of ouders … kan omgaan met verschillen tussen gedragingen van leerlingen … legt verbanden tussen de leerstof en dat wat er in de maatschappij gebeurt
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Oordeel (1, 2, 3, 4)
Pagina 25
schoolvak en maatschappelijke / persoonlijke ontwikkeling(en) van leerlingen Draagt zijn visie op de inhoud en relevantie van het schoolvak zichtbaar uit in de les
3
… gebruikt voorbeelden uit het dagelijks maatschappelijk leven om leerstof te illustreren … vraagt leerlingen zelf voorbeelden te geven uit de eigen leefwereld, omgeving … vraagt leerlingen naar hun beleving van de leerstof en het belang voor henzelf en de maatschappij ... geeft aan welke leerstof hij belangrijk vindt en waarom … geeft aan in welke contexten het vak belangrijk en waardevol is … geeft aan in welke studies en beroepen het vak / de leerstof van belang is … laat zien hoe hij geniet van de ‘schoonheid’ van het vak
Vakdidactisch Observatiepunten
Stage
Voorbeelden van goede gedragingen
Geeft goed gestructureerd les
1
Geeft duidelijke uitleg van de leerstof
1
Geeft feedback aan de leerlingen
1
Gaat na of leerlingen de leerstof begrepen hebben
1
Geeft heldere instructies tot zelfwerkzaamheid
1
Verduidelijkt bij aanvang de lesdoelen
1
De lessen hebben een duidelijke lesstart en –afsluiting
1
De les is duidelijk opgebouwd in onderdelen met duidelijke overgangen De les bevat een logische opbouw van eenvoudig naar complex De opdrachten hangen samen met wat tijdens de uitleg is aangeboden De les heeft een goede afwisseling van uitleg, begeleid oefenen, verwerking e.d. De lesovergangen zijn duidelijk gemarkeerd … activeert de voorkennis van leerlingen … legt uit in opeenvolgende stappen … stelt vragen die door leerlingen worden begrepen … vat van tijd tot tijd de leerstof samen … maakt helder of een antwoord goed is of niet … maakt helder waarom een antwoord goed is of niet … geeft feedback op de wijze waarop leerlingen tot hun antwoord komen … geeft feedback op het sociaal functioneren bij de uitgevoerde taak … stelt vragen die alle leerlingen tot nadenken stemmen … controleert regelmatig of alle leerlingen begrijpen waar de les over gaat … controleert of alle leerlingen hebben begrepen wat ze moeten doen … gaat na of de doelen van de les bereikt zijn … zorgt dat elke leerling weet wat hij moet doen … zegt welke materialen en hulpmiddelen gebruikt kunnen orden … geeft volledige instructie: wat, waarom, waar, met wie, hoe lang, wat te doen als je hulp nodig hebt, wat te doen als je klaar bent? … informeert de leerlingen bij aanvang van de les over de doelen voor deze les … maakt duidelijk wat de samenhang is tussen de lesdoelen en de opdrachten … begint de les niet voordat hij aandacht van alle leerlingen heeft … geeft aan het begin van de les het programma voor die les aan
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Oordeel (1, 2, 3, 4)
Pagina 26
Maakt goed gebruik van bestaande leermiddelen en toetsen
1
Bereidt lessen goed voor
1
Zorgt voor een doelmatig klassenmanagement: heeft de zaken voor elkaar Betrekt alle leerlingen bij de les
1
Gebruikt de leertijd efficiënt
2
Activeert en motiveert leerlingen tot leren
2
Stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten
2
Zorgt voor een interactieve uitleg
2
Ontwerpt adequate toetsen
2
Leert leerlingen leerstrategieën die bij het vak horen
2
Lerarenopleiding
2013-2014
2
… sluit de les af met een samenvatting van het geleerde … evalueert proces- en product aan het einde van de les … blikt aan het einde van de les vooruit op de volgende les(sen) … neemt bestaande (diagnostische) toetsen af … geeft leerlingen gerichte feedback naar aanleiding van een afgenomen toets … voegt voorbeelden, uitleg toe aan informatie uit het boek ... alle benodigde materialen zijn aanwezig bij aanvang van de les … heeft goed verzorgde powerpoint, opdrachten, eigen lesmateriaal etc. ... heeft het Lesvoorbereidingsformulier tijdig ingevuld De lesmaterialen liggen klaar De lesmaterialen zijn afgestemd op het niveau en ontwikkeling van leerlingen ... maakt duidelijk welke materialen kunnen worden gebruikt … geeft opdrachten die leerlingen aanzetten tot actieve deelname … geeft niet altijd onmiddellijk aan of een antwoord goed of niet goed is … geeft ook leerlingen de beurt die niet hun hand opsteken … zorgt ervoor dat leerlingen goed luisteren en / of doorwerken … begint de les op tijd ... laat geen tijd verloren gaan aan begin, tijdens of het einde van de les ... laat geen ‘dode’ momenten ontstaan ... laat de leerlingen niet wachten … maakt gebruik van gespreks- en discussievormen … zorgt voor geleide (in)oefening … laat leerlingen in groepen werken … gebruikt een variëteit aan instructiestrategieën … varieert in opdrachten, werkvormen en lesmateriaal … gebruikt in de les materialen en voorbeelden uit het dagelijks leven … geeft voldoende denktijd na het stellen van een vraag ... moedigt leerlingen aan, elkaar vragen te stellen en dingen uit te leggen ... vraagt leerlingen de verschillende stappen van hun strategie uit te leggen ... stelt vragen die leerlingen aan het denken zetten en feedback uitlokken … bevordert de interactie over de leerstof tussen leerlingen onderling … bevordert de interactie over de leerstof tussen zichzelf en leerlingen … gebruikt passende werkvormen ten aanzien van samenwerkend leren … gaat na wat de (tussentijdse) prestaties van leerlingen zijn … ontwerpt en gebruikt toetsen die een goede afspiegeling zijn van de leerstof … vraagt leerlingen de stappen van de gebruikte strategie uit te leggen … geeft uitleg over mogelijke (oplossings) strategieën … vraagt leerlingen voor- en nadelen van strategieën uit te leggen … leert leerlingen problemen te vereenvoudigen … leert leerlingen complexe problemen terug te brengen naar eenvoudige problemen
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 27
Schat het beginniveau van de klas adequaat in en bouwt daarop voort
2
Maakt in de lessen passend gebruik van informatie- en communicatietechnologie Stimuleert het zelfvertrouwen van zwakke leerlingen
2
Heeft voldoende praktische en theoretische kennis en beheersing van de leerinhouden van het vakgebied
3
Beargumenteert keuzes op basis van (actuele) inzichten en discussies in onderwijskunde en vakdidactiek Stemt de uitleg en opdrachten af op relevante verschillen tussen leerlingen
3
Experimenteert met werkvormen en leerinhouden Legt tijdens de les verbanden tussen schoolvak en (wetenschappelijke) ontwikkelingen in het vak Maakt in de les gebruik van nieuwe inzichten in de (vak)didactiek
3
3
3
3
3
… leerling leerlingen complexe problemen te ordenen … weet de alledaagse en schoolse voorkennis van leerlingen bij de start van nieuw onderwerp … activeert deze voorkennis … verbindt de voorkennis aan de nieuwe leerstof ... gebruik (digi)bord, beamer, internet heeft toegevoegde waarde t.o.v. het bestaande materiaal … hanteert ICT-technologie soepel … geeft op positieve wijze feedback op vragen van zwakkere leerlingen … uit bij zwakke leerlingen positieve verwachtingen over wat ze gaan doen … geeft zwakke leerlingen complimenten over hun werk … honoreert bijdragen van zwakke leerlingen ... voegt relevante informatie toe ten opzichte van het boek … legt verbanden tussen onderdelen van het vakgebied … legt verbanden met andere vakgebieden en contexten … geeft adequate antwoorden op vragen van leerlingen over de leerstof ... expliciteert in de les waarom hij kiest voor een bepaalde werkvorm … expliciteert in de les waarom bepaalde leerstof aan de orde komt … geeft zwakke leerlingen extra werktijd of oefening … zet leerlingen die minder uitleg nodig hebben alvast aan het werk … geeft aanvullende uitleg aan groepjes of individuele leerlingen … maakt tussen leerlingen verschil in omvang van opdrachten … laat sommige leerlingen gebruik maken van hulpmaterialen … richt zich niet alleen op de middenmoot … ontwerp en gebruikt alternatief lesmateriaal … ontwerp en gebruikt alternatieve werkvormen … verbindt leerstof met actuele gebeurtenissen op het terrein van het vak … geeft inzicht in de ontwikkeling van het vakgebied Bij deze items gaat het om aspecten die specifiek zijn voor het vak, waarin de didactiek van het vak zich onderscheidt ten opzichte van andere vakken. Bijvoorbeeld: o gebruik van doeltaal als voertaal (MVT) o standplaatsgebondenheid (geschiedenis) o actualiseren van literaire teksten (talen) o concept-context (bèta)
Vakspecifiek 1 Vakspecifiek 2 Vakspecifiek 3
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 28
Organisatorisch Observatiepunten
Stage
Voorbeelden van goede gedragingen
Is glashelder over doelen, taken en verwachtingen
2
Houdt zich aan afspraken
2
Heeft overzicht en anticipeert tijdens de les Maakt een realistische planning
2
… formuleert regels en afspraken eenduidig … spreekt helder zijn verwachtingen uit omtrent doelen, lesopzet en leeractiviteiten van leerlingen tijdens de les. … geeft duidelijk aan wat en hoe leerlingen voor een toets moeten leren … expliciteert onder welke voorwaarden leerlingen aan het werk gaan … geeft zijn grenzen en schoolregels aan … controleert het opgegeven huiswerk … komt terug op gemaakte afspraken met leerlingen, is daarin consequent, neemt zo nodig maatregelen … is duidelijk en voorspelbaar … signaleert tijdig dat leerlingen meer of minder tijd nodig hebben … handelt adequaat indien de planning niet behaald gaat worden Inschatting van de hoeveelheid tijd die benodigd is voor het uitvoeren van opdrachten komt overeen met de werkelijke tijdsbesteding ... heeft niet veel tijd over of tekort aan het einde van de les … zorgt ervoor dat leerlingen tijdig het huiswerk kunnen noteren … zorgt ervoor dat het lokaal netjes wordt achtergelaten
2
Reflectie
Oordeel (1, 2, 3, 4)
NB: na het gesprek over de les invullen
Observatiepunten
Stage
Voorbeelden van goede gedragingen
Kan een adequate zwakte/sterkte analyse van de les maken
1
Kan verbeterpunten formuleren
1
… benoemt na afloop van de les meerdere goede en sterke aspecten van de les … ziet ook dingen die goed zijn gegaan … analyseert de les vanuit meerdere perspectieven (leerling, docent, leerstof, leerdoelen) De sterkte-zwakteanalyse strookt over het algemeen met die van de observator … trekt conclusies ten aanzien van eigen handelen op basis van eigen of andermans analyse … geeft aan hoe hij de volgende les(sen) concreet gaat handelen … formuleert realistische verbeterpunten … formuleert haalbare verbeterpunten … formuleert toetsbare verbeterpunten (SMART)
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Oordeel (1, 2, 3, 4)
Pagina 29
Vraagt gerichte feedback van de observator
1
Verwerkt feedback om komende lessen te verbeteren
1
Kan eigen handelen (in de les) relateren aan onderwijskundige en vakdidactische theorie / literatuur
2
Gaat evenwichtig om met eventuele spanningen tussen eigen bekwaamheid en eisen die gesteld worden
2
Lerarenopleiding
2013-2014
… formuleert voorafgaand aan een lesobservatie concrete observatiepunten … vraagt tijdens het nagesprek gericht om feedback … stelt zijn / haar eigen observaties tegenover die van de observator ... vraagt door na gegeven feedback … stelt lesverbeteringen voor op basis van de gegeven feedback … stelt zich open en niet-verdedigend (“ja-maar”) op … toont zich leergierig … analyseert de les onder gebruikmaking van relevante verwijzingen naar theorie uit leerboeken die door opleiders zijn aangereikt. … beargumenteert (in het Lesvoorbereidingsformulier) welke docent- en leerlingactiviteiten nodig zijn om de doelen te bereiken … erkent of toont eigen gevoelens … verbindt deze gevoelens aan de context … neemt tijd en rust voor zelfanalyse en reflectie … stelt zichzelf en anderen vragen ter verheldering … gaat graag een uitdaging aan … ziet eerder kansen dan problemen
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 30
Bijlage 5 (eind)Beoordelingsformulier Masterstages Naam student Studentnummer Vak Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 School: School: School: Naam invuller: Naam invuller: Naam invuller: Functie invuller: Functie invuller: Functie invuller: Datum: Datum: Datum: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 1: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 2: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 3: Aantal lessen in de bovenbouw: Aantal lessen in de bovenbouw: Aantal lessen in de bovenbouw: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Instructie Bij Masterstage 1 worden vier bekwaamheden beoordeeld, bij Masterstage 2 vijf en bij Dit Beoordelingsformulier wordt ingevuld door coach, student, Masterstage 3 zeven. Elke stage wordt steeds beoordeeld op de mate waarin de schoolopleider of mentor. Deze laatste twee beperken zich tot het invullen studenten de doelstellingen voor die stage hebben behaald en op doelstellingen die bij van de bekwaamheid ‘Reflectie en Ontwikkeling’. De anderen vullen het voorgaande stages horen. In het formulier zijn de indicatoren die behoren bij de volledige instrument in. betreffende stage cursief en vetgedrukt. De indicatoren die behoren bij voorgaande Bij elke stage (Masterstage 1, 2 en 3) zijn minimale doelstellingen stages zijn niet gemarkeerd. geformuleerd. Deze doelen zijn gekoppeld aan de 7 SBL-bekwaamheden. De doelstellingen zijn geoperationaliseerd in gedragsindicatoren. De nadruk bij het beoordelen ligt op de doelen die bij de betreffende stage horen. 1. Vul per bekwaamheid een score in hele cijfers in. Mogelijke scores zijn: Daarnaast zal de tutor zijn eindoordeel baseren op: 1 = overwegend zwak Conclusies, kwaliteit en inhoud van de eindgesprekken 2 = meer zwak dan sterk Kwaliteit van stageverslag / presentatie 3 = meer sterk dan zwak Extra documenten die geüpload zijn in het Bekwaamheidsdossier 4 = overwegend sterk Bij het bepalen van het eindcijfer hanteert de tutor de hieronder beschreven 2. Formuleer voor elk observatiepunt in de daarvoor bestemde ruimte een uitgangspunten. Ter toelichting: indien een student 13 punten behaalt bij Masterstage toelichting: welke zijn voldoende ontwikkeld en welke behoeven aandacht. 1, leidt dat tot een cijfer 6,0 of 6,5 of 7,0 of 7,5. Dat geldt ook indien een student 10, 11 Formuleer concrete aandachtpunten. of 12 punten heeft behaald. De tutor mag echter beargumenteerd afwijken van de gestelde onder- en bovengrenzen. 3. Verstrek het Beoordelingsformulier aan de student en bespreek het met hem voorafgaand aan het beoordelingsgesprek. Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 Van score naar cijfers De tutor is de eindverantwoordelijke voor de beoordeling. Een stage is voldoende als het gemiddelde van de beoordeelde bekwaamheden ≥ 2,5 is. Studenten mogen zwakkere bekwaamheden compenseren.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Cijfer
Punten
punten
punten
1.0-5.0 6.0-7.5 8.0-10.0
4- 9 10-13 14-16
5-12 13-17 18-20
7-17 18-24 25-28
Pagina 31
Interpersoonlijk Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2
1.
1.
maakt contact met de leerlingen en zorgt ervoor dat zij contact kunnen maken met hem en zich op hun gemak voelen
2. 3.
Indicatoren
schept een goed samenwerkingsklimaat biedt een kader waarbinnen de leerlingen hun eigen leerproces kunnen vormgeven en helpt de leerlingen daarbij kan daarbinnen leiden, begeleiden, bemiddelen, stimuleren en confronteren
Doelen Masterstage 3
Indicatoren
Indicatoren
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Score (1-4)
Score (1-4)
Score (1-4)
1.
2. 3.
toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen zorgt voor wederzijds respect zorgt voor een ordelijk verloop van de les bevordert dat leerlingen hun best doen stelt hoge eisen aan inzet en leerresultaat van leerlingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen zorgt voor wederzijds respect zorgt voor een ordelijk verloop van de les bevordert dat leerlingen hun best doen stelt hoge eisen aan inzet en leerresultaat van leerlingen
Pedagogisch Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2
1.
1.
kan leiding geven aan de klas in normale situaties
2.
3. Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
vormt zich een goed beeld van het sociale klimaat in een groep, van het welbevinden van de leerlingen binnen die groep en van de vorderingen die zij maken in zelfstandigheid en verantwoordelijkheid ontwerpt op basis daarvan, zo nodig samen met collega’s, een passende aanpak om de groep leerlingen te begeleiden naar een veilig en harmonisch leef- en werkklimaat, voert deze uit en evalueert deze. signaleert problemen en belemmeringen in de sociaal-
Doelen Masterstage 3 1. 2.
3.
kan de vormende waarde van het vak aan leerlingen overbrengen kent de achtergronden van pedagogische discussies op school en daarbuiten, en kan hierin een eigen standpunt bepalen heeft een visie op de positie en relevantie van het vak op school en in de maatschappij en draagt die uit
Pagina 32
emotionele en morele ontwikkeling van individuele leerlingen, verwijst zo nodig
Indicatoren
Indicatoren
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5.
zorgt voor een ontspannen sfeer houdt zich staande in normale situaties onderkent het belang van een goed leerklimaat signaleert negatieve groepsprocessen
6. 7.
zorgt voor een ontspannen sfeer houdt zich staande in normale situaties onderkent het belang van een goed leerklimaat signaleert negatieve groepsprocessen stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop signaleert en benoemt ontwikkelings- en gedragsproblemen en verwijst zo nodig
Indicatoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
zorgt voor een ontspannen sfeer houdt zich staande in normale situaties onderkent het belang van een goed leerklimaat signaleert negatieve groepsprocessen stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop signaleert en benoemt ontwikkelings- en gedragsproblemen en verwijst zo nodig legt tijdens les verband tussen schoolvak en maatschappelijke / persoonlijke ontwikkeling(en) van leerlingen draagt zijn visie op de inhoud en relevantie van het schoolvak zichtbaar uit in de les
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Score (1-4)
Score (1-4)
Score (1-4)
Vakdidactisch Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2
Doelen Masterstage 3
1.
1.
1.
2.
kan standaardonderwijs verzorgen aan de hand van een bestaande lesmethode, rekening houdend met het type onderwijs kan een serie lessen over hetzelfde onderwerp plannen, verzorgen en evalueren.
2. 3.
4.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
is vertrouwd met de wijze waarop de klas/leerlingen leert/leren, wat de leerbehoeftes in de klas zijn en hoe de klas zich ontwikkelt. kiest leerinhouden die voor leerlingen betekenisvol en relevant zijn en passen in de logica van de vakopbouw vormt zich een goed beeld van de mate waarin de leerlingen de leerinhoud van het schoolvak beheersen en de manier waarop ze hun werk aanpakken ontwerpt op basis daarvan gevarieerde leeractiviteiten die voor leerlingen uitvoerbaar zijn, waaruit zij eventueel kunnen kiezen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid voert die leeractiviteiten goed uit, evalueert de effecten en stelt die, zo nodig, voor de klas bij.
2.
3. 4.
is vertrouwd met de wijze waarop individuele leerlingen leren, wat hun leerbehoeften zijn en hoe zij zich ontwikkelen kan zelfstandig onderwijs ontwikkelen en verzorgen los van een bestaande methode, rekening houdend met het beginniveau van en verschillen tussen individuele leerlingen, signaleert leerproblemen en -belemmeringen en stelt, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak of andere benadering op. heeft weet van organisaties rond vak en beroep
Pagina 33
5.
kan een planning maken per periode, rekening houdend met PTA’s en andere geldende afspraken op school
Indicatoren
Indicatoren
Indicatoren
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
geeft goed gestructureerd les geeft duidelijke uitleg van de leerstof geeft feedback aan de leerlingen gaat na of leerlingen de leerstof begrepen hebben geeft heldere instructies tot zelfwerkzaamheid verduidelijkt bij aanvang de lesdoelen de lessen hebben een duidelijke lesstart en afsluiting maakt goed gebruik van bestaande leermiddelen en toetsen bereidt lessen goed voor zorgt voor een doelmatig klassenmanagement: heeft de zaken voor elkaar Vakspecifiek 1: Vakspecifiek 2: Vakspecifiek 3:
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
geeft goed gestructureerd les geeft duidelijke uitleg van de leerstof geeft feedback aan de leerlingen gaat na of leerlingen de leerstof begrepen hebben geeft heldere instructies tot zelfwerkzaamheid verduidelijkt bij aanvang de lesdoelen de lessen hebben een duidelijke lesstart en -afsluiting maakt goed gebruik van bestaande leermiddelen en toetsen bereidt lessen goed voor zorgt voor een doelmatig klassenmanagement: heeft de zaken voor elkaar Vakspecifiek 1: Vakspecifiek 2: Vakspecifiek 3: betrekt alle leerlingen bij de les gebruikt de leertijd efficiënt activeert en motiveert leerlingen tot leren stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten zorgt voor een interactieve uitleg ontwerpt adequate toetsen leert leerlingen leerstrategieën die bij het vak horen schat het beginniveau van de klas adequaat in en bouwt daarop voort maakt in de lessen passend gebruik van informatie- en communicatietechnologie
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
geeft goed gestructureerd les geeft duidelijke uitleg van de leerstof geeft feedback aan de leerlingen gaat na of leerlingen de leerstof begrepen hebben geeft heldere instructies tot zelfwerkzaamheid verduidelijkt bij aanvang de lesdoelen de lessen hebben een duidelijke lesstart en -afsluiting maakt goed gebruik van bestaande leermiddelen en toetsen bereidt lessen goed voor zorgt voor een doelmatig klassenmanagement: heeft de zaken voor elkaar betrekt alle leerlingen bij de les gebruikt de leertijd efficiënt activeert en motiveert leerlingen tot leren stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten zorgt voor een interactieve uitleg ontwerpt adequate toetsen leert leerlingen leerstrategieën die bij het vak horen schat het beginniveau van de klas adequaat in en bouwt daarop voort maakt in de lessen passend gebruik van informatie- en communicatietechnologie Vakspecifiek 1: Vakspecifiek 2: Vakspecifiek 3: stimuleert het zelfvertrouwen van zwakke leerlingen heeft voldoende praktische en theoretische kennis en beheersing van de leerinhouden van het vakgebied beargumenteert keuzes op basis van (actuele) inzichten en discussies in onderwijskunde en vakdidactiek stemt de uitleg en opdrachten af op relevante verschillen tussen leerlingen experimenteert met werkvormen en leerinhouden werkt op een systematische manier aan de verbetering van zijn vakdidactisch handelen legt tijdens de les verbanden tussen het schoolvak en (wetenschappelijke) ontwikkelingen in het vak Pagina 34
30. maakt in de les gebruik van nieuwe inzichten op het gebied van (vak)didactiek
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Score (1-4)
Score (1-4)
Score (1-4)
Organisatorisch Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2 1. 2. 3.
Indicatoren 1.
2. 3. 4. 5.
Score (1-4)
Doelen Masterstage 3
hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen houdt voor het onderwijs een planning aan die bij de leerlingen bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen, en gaat adequaat om met tijd is glashelder over doelen, taken en verwachtingen houdt zich aan afspraken heeft overzicht en anticipeert tijdens de les plant realistisch beseft deel van de schoolorganisatie te zijn en handelt daarnaar
Indicatoren 1. 2. 3. 4. 5.
is glashelder over doelen, taken en verwachtingen houdt zich aan afspraken heeft overzicht en anticipeert tijdens de les plant realistisch beseft deel van de schoolorganisatie te zijn en handelt daarnaar
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Score (1-4)
Score (1-4)
Samenwerken met collega’s Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 35
Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2
Doelen Masterstage 3
1.
2.
levert een constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerking op school werkt met collega’s samen aan de ontwikkeling en verbetering van de school
Indicatoren 1. 2. 3. 4. 5.
is actief lid van het team toont betrokkenheid bij school / team / sectie is collega’s tot steun wisselt ervaringen uit met collega’s gericht op verdere wederzijdse professionalisering geeft grenzen van tijd en betrokkenheid aan
Toelichting per indicator Score (1-4)
Score (1-4)
Score (1-4)
Samenwerken met de omgeving Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2
Doelen Masterstage 3 1. 2. 3. 4.
is op de hoogte van de professionele infrastructuur (zorgstructuur) waarvan de school onderdeel is en kent zijn plaats daarbinnen is bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en weet hoe daar rekening mee te houden in eigen doen en laten als leraar neemt op een constructieve manier deel aan verschillende vormen van overleg met mensen en instellingen buiten de school verantwoordt eigen professionele opvattingen en werkwijze met betrekking tot een leerling aan ouders en andere belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zo nodig het eigen werk met die leerling aan
Indicatoren 1. 2. 3. 4. Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
raadpleegt procedures van de school en hanteert deze legt, indien nodig, contact met ouders, leerlingbegeleiders en instellingen bereidt oudergesprekken goed voor voert een constructief oudergesprek Pagina 36
Toelichting per indicator Score (1-4)
Score (1-4)
Score (1-4)
Reflectie en ontwikkeling Doelen Masterstage 1
Doelen Masterstage 2
2.
2.
1.
geeft vorm aan de ontwikkeling van de eigen bekwaamheid, op basis van een goede analyse van de eigen bekwaamheden vraagt hierbij desgewenst collegiale hulp in de vorm van bijvoorbeeld intervisie en supervisie
1.
heeft zicht op de relatie tussen de eigen bekwaamheid en de eisen die school/sectie/team/opleiding aan hem stellen maakt bij zijn professionele ontwikkeling gebruik van informatie van leerlingen en collega’s, in school en bedrijf, vaktijdschriften en vakverenigingen
Doelen Masterstage 3
Indicatoren
Indicatoren
Indicatoren
2.
2.
2.
1.
3. 4.
kan een adequate zwakte/sterkte analyse van de eigen bekwaamheden maken kan lessen analyseren en evalueren en op basis daarvan verbeterpunten formuleren (POP) vraagt hulp indien nodig gebruikt feedback van anderen om zijn eigen handelen te verbeteren
1.
3. 4. 5. 6.
kan een adequate zwakte/sterkte analyse van de eigen bekwaamheden maken kan lessen analyseren en evalueren en op basis daarvan verbeterpunten formuleren (POP) vraagt hulp indien nodig gebruikt feedback van anderen om zijn eigen handelen te verbeteren kan eigen handelen (in de les) relateren aan onderwijskundige en vakdidactische theorie / literatuur gaat evenwichtig om met spanningen tussen eigen bekwaamheid en eisen die gesteld worden
1.
3. 4. 5. 6.
kan een adequate zwakte/sterkte analyse van de eigen bekwaamheden maken kan lessen analyseren en evalueren en op basis daarvan verbeterpunten formuleren (POP) vraagt hulp indien nodig gebruikt feedback van anderen om zijn eigen handelen te verbeteren kan eigen handelen (in de les) relateren aan onderwijskundige en vakdidactische theorie / literatuur gaat evenwichtig om met spanningen tussen eigen bekwaamheid en eisen die gesteld worden
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Toelichting per indicator
Score (1-4)
Score (1-4)
Score (1-4)
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 37
Bijlage 6 Lesvoorbereidingsformulier Naam student Klas Datum Aanvang Duur
Lokaal Aantal leerlingen Naam coach E-mail coach Adres school
Beginsituatie / kader: voorkennis, plaats van de les en belang van leerinhoud voor leerlingen Geef hier aan wat de beginsituatie is. Schenk aandacht aan je eigen beginsituatie en die van de leerlingen. Belangrijke vragen: Wat weet jij al over het lesontwerp? Over welke vaardigheden beschik je zelf? Sta je boven de stof? Wiens lessen neem je over? Welke manier van lesgeven hanteert deze docent? Welke routines heeft hij? Wat weten en kunnen de leerlingen? Zijn ze gemotiveerd om iets over het lesonderwerp te willen leren? Sluit de les aan bij wat de leerlingen al gedaan hebben? Om hoeveel leerlingen gaat het? Hoe oud zijn ze? Hoeveel jongens en meisjes zijn er? Zitten er bijzondere leerlingen tussen die speciale aandacht vragen? Binnen welk kader wordt de les gegeven? Welke relevante lessen gingen eraan vooraf? Welke lessen volgen nog? Wat is het hoofddoel van de les(senserie)?
Lesdoelen Schrijf op welke cognitieve, affectieve en interactieve doelen de leerlingen na afloop van de les moeten hebben bereikt. Op de volgende pagina’s van dit formulier kun je specifieker zijn over bepaalde doelen. Beperk je op deze plek tot maximaal 4 doelen. Voorbeeld Leerlingen kunnen de zoek- en vindregels van het lijdend voorwerp formuleren. Leerlingen kunnen aangeven wat het lijdend voorwerp is in zinnen door de zoek- en vindregels van het lijdend voorwerp toe te passen. Leerlingen kunnen elkaar positieve feedback geven bij het samenwerken.
Leskern Geef in één zin de kern van de les weer in leerlingentaal. De leskern geeft aan wat de leerling moet kunnen en niet wat de docent moet doen of behandelen. Voorbeelden van leskernen De leerlingen kunnen in eigen woorden zeggen wat een lijdend voorwerp is en ze kunnen het lijdend voorwerp aanwijzen in een zin. Zie ook Ebbens en Ettekoven, hoofdstuk 2.
Persoonlijke leerdoelen Schrijf hier één of twee doelen op die je persoonlijk wilt bereiken tijdens deze les. Deze doelen hebben natuurlijk betrekking op jouw eigen gedrag en niet op dat van leerlingen!
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER Pagina 38
Tijd
Lesfase
Leerinhoud
Leerlingactiviteiten
Docentactiviteiten
Overgangssignalen
Media / materialen
Vermeld hier in welke fase van de les je zit:
Leerinhoud slaat op datgene wat geleerd moet worden tijdens een les. Het gaat hierbij vooral om kennis.
Hier omschrijf je de leerlingactiviteiten die te maken hebben met het leerproces. Wat moeten leerlingen doen om de lesdoelen te bereiken?
Hier beschrijf je de docentactiviteiten die tot doel hebben de leerlingen te leren.
Benoem hier de middelen die je gebruikt:
Aandacht richten op de doelen van de les en aansluiten bij voorkennis
Kennis is de informatie die in het hoofd van de leerling terecht komt. Dit komt overeen met het dagelijks gebruik van het woord ‘weten’. Kennis kan betrekking hebben op vier categorieën:
Omschrijf hier hoe je leerlingen duidelijk maakt dat een deel van de les is afgelopen en een ander onderdeel begint. Het is belangrijk om de les vloeiend te laten verlopen.
Informatie geven 1. Check Instructie geven t.b.v. zelfwerkzaamheid Begeleiden van zelfwerkzaamheid Afsluiting van de les
2.
3.
4.
Lerarenopleiding
2013-2014
Feiten slaat op objecten, gebeurtenissen of mensen (zowel in de vorm van concrete ervaringen als via andere wegen verkregen informatie). Feiten staan op zichzelf, zij behoeven geen voorbeeld: beantwoord vragen zoals ‘hoe heet dit?’. Procedures kunnen worden omschreven als het weten wat men in een bepaalde situatie moet doen (kennis van de procedure). Begrippen zijn aannames, definities, afspraken, omschrijvingen van ‘onderdelen van de werkelijkheid’ - een driehoek is ... - een zoogdier is ... - het lijdend voorwerp is ... Regels of principes kunnen bepaalde begrippen of feiten op specifieke wijze verbinden (waardoor men verschijnselen kan verklaren of voorspellen). Voorbeeld: water dat kouder is dan 0 graden Celcius zet uit: de waterleiding knapt bij strenge vorst.
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Leerlingen zullen in elk geval de verwerkingsfuncties (begrijpen, integreren en toepassen) moeten vervullen Bij begrijpen kan dan bijvoorbeeld staan: lezen, luisteren, een film bekijken, zelf ontdekken, zelfstudie. Daarbij horen natuurlijk verwijzingen naar de (leer)inhoud en de opdrachten die de docent geeft. Bij integreren kan staan: vragen beantwoorden en stellen, elkaar interviewen, opdrachten maken (wat leerlingen dwingt oude en nieuwe kennis met elkaar te vergelijken). Onder toepassen vallen allerlei doe-taken waardoor leerlingen met de nieuwe kennis een probleem moeten analyseren en / of oplossen: individuele opdrachten maken, discussie met de hele klas, groepswerk etc. Let erop dat wanneer je in deze kolom ‘opdracht uitvoeren’ hebt staan, bij de docent of in het leermateriaal de instructie terecht moet komen die leidt tot het uitvoeren van de opdracht. Leren is een actief proces. Leerlingen verrichten allerlei activiteiten waardoor de leerfuncties vervuld worden. In deze kolom staan daarom vooral werkwoorden.
Deze activiteiten staan nooit op zichzelf, maar zijn altijd verbonden aan: leerdoelen leeractiviteiten van leerlingen de leerstof. Er zijn veel docentactiviteiten. Een aantal belangrijke: uitleggen verduidelijken definiëren demonstreren vertellen instrueren voordoen vragen stellen (open, gesloten, divergent, convergent) feedback geven begeleiden toetsen nakijken samenvatten herhalen voorlezen vertellen op het bord schrijven.
blz uit boek powerpoint bord etc.
Geef met (non-) verbale signalen aan dat er iets anders gaat gebeuren. Een samenvatting is zo’n signaal, maar ook opstaan en naar het bord lopen kan dat zijn. Probeer steeds relaties te leggen tussen de opeenvolgende fasen. Voorbeeld: ‘de tekst die wij net gezamenlijk hebben gelezen, vormt de basis voor de opdrachten die wij nu gaan maken.’
Pagina 39
‘Foto’ van het bord na afloop van de les
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 40
Bijlage 7 Lesevaluatieformulier
In te vullen door de student
Naam student Studentnummer Vak School Les geobserveerd door Functie observator Datum lesobservatie Klas die geobserveerd is Afwijkingen van lesplanning
Goede aspecten in de les (volgens jezelf en / of observator)
Zwakke aspecten van de les (volgens jezelf en / of observator)
Voornemens voor komende les(sen)
Lerarenopleiding
2013-2014
Handboek Masterstage 1 EDUCATIEVE MASTER
Pagina 41