www.rotterdam.nl
Handboek College 2012 | HANDBOEK COLLEGE |
1
1
Algemeen
9
2
Aantreden wethouders
10
2.1 Onderzoek vereisten wethouderschap
10
2.2 Installatie wethouders
10
3
Bestuurlijke integriteit
11
4
Werkplek
12
4.1
Werkkamers wethouders en burgemeester stadhuis
12
4.2
Voorzieningen voor werkzaamheden stadhuis
12
4.2.1 Staf wethouder
12
4.2.2 Kantoorvoorzieningen
12
4.3
Algemene gedragsregels in en om de werkplek
12
4.4
Gebruik Burgerzaal
13
4.4.1 Aanvraag om gebruik Burgerzaal en andere representatieve ruimtes 13 4.4.2 Beslissing op de aanvraag
14
5
Veiligheidsmaatregelen bestuurders
15
6
Collegevergaderingen
17
6.1
Vergaderfrequentie, -duur en plaats
17
6.2
Soorten agendaposten en de wijze van behandeling
17
6.3
Werkwijze behandeling agendaposten - regulier
17
6.4
Werkwijze behandeling agendaposten met presentatie
18
6.5
Besluitvorming door college
19
6.6
Bekendmaking besluiten
19
6.7
Geheimhouding
19
7
Bezoldiging en rechtspositionele aangelegenheden
21
7.1
21
Financiële aspecten van het wethouderschap
7.1.1 Bezoldiging
21
7.1.2 Onkostenvergoeding
21
7.2
22
Financiële aspecten van het burgemeestersambt
7.2.1 Bezoldiging
| HANDBOEK COLLEGE |
22
3
7.2.2 Ambtstoelage
22
7.2.3 Ambtswoning
22
7.3
23
Verhuizing naar Rotterdam
7.3.1 Verhuiskostenvergoeding
23
7.3.2 Dubbele woonlasten burgemeester
23
7.3.3 Dubbele woonlasten wethouder
23
7.4
Cafetariamodel
23
7.5
Ziekmelden
25
7.5.1 Ziekmelden burgemeester
25
7.5.2 Ziekmelden wethouders
25
7.5.3 Vervanging wethouders bij ziekte
26
7.5.4 Verlof en tijdelijke vervanging wethouders wegens zwangerschap
8
en bevalling of ziekte
26
7.6
Beëindiging van het ambt
27
7.6.1 Het recht op een uitkering na aftreden
27
7.6.2 Ingangsdatum uitkering
27
7.6.3 Duur van de uitkering
27
7.6.4 Hoogte uitkering
28
7.6.5 Korting inkomsten op uitkering
28
7.6.6 Sollicitatieplicht - Formele kader
28
7.6.7 Sollicitatieplicht - Rotterdamse praktijk
29
7.6.8 Wethoudersarchief
30
7.7
Pensioen
30
7.7.1 Pensioenopbouw
30
7.7.2 Waardeoverdracht pensioen
30
Nevenfuncties wethouders en burgemeester
33
8.1
Soorten nevenfuncties
33
8.2
Opgave vooraf
33
8.2.1 Melding aan gemeentesecretaris
4
33
| HANDBOEK COLLEGE |
9
8.2.2 Melding aan gemeenteraad
33
8.3
34
Neveninkomsten
8.3.1 Uitzonderingen
34
8.3.2 Omschrijving op te geven neveninkomsten
34
8.3.3 Opgave
34
8.3.4 Verklaring bij geen of weinig neveninkomsten
34
8.3.5 Opgave neveninkomsten in de praktijk
35
8.3.6 Verrekening neveninkomsten
35
8.3.7 Voorbeeld verrekening aan de hand van fictieve bedragen
36
8.3.8 Sanctie
36
8.3.9 Rotterdamse situatie
36
8.4
Inkomsten uit ambtsgebonden nevenfuncties – B en W -potje
36
8.5
Openbaarmaking nevenfuncties en neveninkomsten
37
Voorzieningen voor collegeleden
39
9.1
Uitgangspunten voorzieningen collegeleden
39
9.2
Categorieën kosten voorzieningen voor collegeleden
39
9.2.1 Bedrijfsvoeringskosten
40
9.2.2 Bestuurskosten algemeen
40
9.2.3 Bestuurskosten specifiek
40
9.2.4 Kosten voor eigen rekening
40
9.3
Vergoedingenoverzicht onkosten
41
9.4
Betalingswijzen voorzieningen van bestuurders
44
9.4.1 Rechtstreeks ten laste van het bestuursorgaan
44
9.4.2 Rechtstreekse betaling via facturen
44
9.4.3 Declaraties
44
9.4.4 Kwartaalsgewijze publicatie
44
9.4.5 Creditcards
45
9.5
45
Verzekeringen
9.5.1 Ongevallenverzekering
| HANDBOEK COLLEGE |
45
5
9.5.2 Doorlopende reisbagage –en reisongevallenverzekering
45
9.5.3 Algemene aansprakelijkheidsverzekering
45
9.5.4 Aansprakelijkheid bij commissariaten namens de gemeente
46
10 Vervoer
47
10.1 Gebruik dienstauto uitsluitend zakelijk
47
10.1.1 Algemeen
47
10.1.2 Zakelijk gebruik
47
10.1.3 Gebruik dienstauto voor nevenfuncties
47
10.1.4 Ritten met privé-karakter
48
10.1.5 Ritten naar politieke bijeenkomsten
49
10.2 Rittenadministratie
49
10.3 Bewaking jaartotaal kilometers privé-bestemmingen
49
10.4 Doelmatige inzet dienstauto’s
50
10.5 Woon-werkverkeer
50
10.6 Buitenlandse dienstreizen
51
10.6.1 Algemeen
51
10.6.2 Aanmelden
52
10.6.3 Reisverslag
52
10.6.4 Jaarverslag
52
10.6.5 Vliegreizen
53
10.6.6 Reis- en verblijfkosten
53
10.6.7 Declaratie kosten binnen een maand
53
10.6.8 Gebruik van creditcards
53
11 Geschenken
6
55
11.1 Geschenken ontvangen
55
11.1.1 Algemeen
55
11.1.2 Registratiesysteem gemeentelijke geschenken
55
11.1.3 Voorbeelden van aangeboden geschenken
56
11.2 Geschenken geven - relatiegeschenken
57
| HANDBOEK COLLEGE |
12 Procedures met bijzondere wettelijke rol burgemeester 12.1
Inbewaringstelling wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen
58
58
12.1.1 Werkwijze en procedures Inbewaringstelling
58
12.1.2 Toelichting bij werkwijze en procedures inbewaringstelling
59
12.2 Wet tijdelijk huisverbod
61
12.2.1 Werkwijze en procedures huisverbod in Rotterdam
61
12.2.2 Toelichting bij toepassing wet tijdelijk huisverbod
64
13 Bijlagen 13.1
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere
werkzaamheden van burgemeester en wethouders van Rotterdam
71
71
13.2 Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad 2010
73
13.3 Gedragscode burgemeester en wethouders
74
13.4 Verordening voorzieningen collegeleden
79
13.5 Functieomschrijving politiek assistent
81
| HANDBOEK COLLEGE |
7
8
| HANDBOEK COLLEGE |
1
Algemeen
In onderstaande tekst wordt over een aantal onderwerpen toegelicht hoe in de gemeente Rotterdam de praktische toepassing is van regels die betrekking hebben op de vervulling van het ambt van burgemeester en wethouder. De tekst van het handboek wordt geactualiseerd als dat noodzakelijk of wenselijk blijkt bij het aantreden van een nieuw college of bij gewijzigde regelgeving op fiscaal of rechtspositioneel gebied. De gemeentesecretaris licht in een persoonlijk gesprek met elke nieuwe wethouder het Handboek College toe. In dit gesprek komen onderwerpen aan de orde als bestuurlijke integriteit, verklaring omtrent gedrag, declaraties, financiële belangen, nevenfuncties en gebruik van de dienstauto. De gemeentesecretaris is het aanspreekpunt voor het college voor vragen of onduidelijkheden omtrent het Handboek College. Bovendien worden de betrokkenen periodiek bijgepraat over het Handboek College . Een aantal van de regelingen in het Handboek College omvat bepalingen met financiële consequenties bij termijn –of grensoverschrijding of verplichtingen met betrekking tot publicatie van gegevens. Indien dat aan de orde is, wordt dat vanzelfsprekend in dit handboek bij het betreffende onderwerp aan de orde gesteld. Met name voor dit soort regelingen wordt vanuit Bureau Gemeentesecretaris een overzicht bijgehouden met als doel tijdige signalering bij nadering grenzen en termijnen. In het ene geval is de toelichting in dit handboek uitgebreider dan in het andere geval. Indien de toelichting tot vragen leidt, kunt u ze stellen aan: Hoofd Bureau gemeentesecretaris Hoofd Interne Zaken Bestuursdienst
| HANDBOEK COLLEGE |
telefoonnummer: 010 – 2673032 telefoonnummer: 010 – 2673145
9
2
Aantreden wethouders
Geldende regelgeving • Gemeentewet • Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad 2010 (RvO gemeenteraad) 2.1 Onderzoek vereisten wethouderschap Het op de Gemeentewet gebaseerde hoofdstuk III van het RvO gemeenteraad regelt dat een door de voorzitter van de gemeenteraad benoemde commissie van vijf leden uit de raad, waaronder in de regel de nestor, onderzoek doet naar degenen die voor benoeming als wethouder in aanmerking komen. De commissie kan besluiten om in een niet-openbare vergadering een individueel gesprek met de kandidaat of kandidaten te voeren. Het doel is onderzoek te doen of aan wettelijke vereisten wordt voldaan en of er sprake is van mogelijke onverenigbaarheid van functies. De commissie brengt in de vergadering van de raad waar de benoeming op de agenda staat, verslag uit van het onderzoek naar de benoembaarheid van degenen die voor benoeming als wethouder worden aanbevolen. 2.2 Installatie wethouders Hoofdstuk III van het RvO gemeenteraad regelt tevens de installatie van de wethouder. De door de gemeenteraad benoemde wethouder legt in de raadzaal de eed of verklaring en belofte af.
10
| HANDBOEK COLLEGE |
3
Bestuurlijke integriteit
Geldende regelgeving • Gemeentewet • Gedragscode voor burgemeester en wethouders • Handreiking integriteit van politiek ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen, publicatie VNG april 2011 Politiek ambtsdragers vervullen een voorbeeldfunctie voor de burgers en voor hun ambtenaren. Dat geldt dus ook voor collegeleden van de gemeente Rotterdam. Gedragingen van collegeleden hebben hun weerslag op de hele gemeentelijke organisatie, zowel in positieve als negatieve zin. Het collegelid leeft in een glazen huis, waardoor ook privé-gedragingen onderwerp van publieke aandacht kunnen zijn. Het is dan ook raadzaam dat het collegelid 24 uur per dag alert is op handelingen en gedragingen die het aanzien en de integriteit van het politieke ambt en de gemeente Rotterdam kunnen schaden. Dit handboek is als verzameling van regelingen en procedures bedoeld als een hulpmiddel om integriteitbeleid handen en voeten te geven. Een hulpmiddel voor collegeleden en de ambtelijke ondersteuning. Daarnaast is het besef van belang dat integriteit vooral een kwestie van bewustzijn en mentaliteit is. Er hoort een cultuur bij van openheid waarin men elkaar aanspreekt op gedrag en handelen. De burgemeester treedt op als vertrouwenspersoon bestuurlijke integriteit.
| HANDBOEK COLLEGE |
11
4
Werkplek
4.1 Werkkamers wethouders en burgemeester stadhuis De gemeente biedt op het stadhuis een representatief ingerichte werkkamer aan die overeenkomstig de stijl van het stadhuis is ingericht. 4.2 Voorzieningen voor werkzaamheden stadhuis Om de wethouders en de burgemeester optimaal in staat te stellen hun werkzaamheden te verrichten worden door de gemeente voorzieningen beschikbaar gesteld. In het verband van dit handboek wordt hieronder ingegaan op de “staf wethouder” en op kantoorvoorzieningen. 4.2.1 Staf wethouder Voor iedere wethouder wordt een staf, bestaande uit meerdere functionarissen vanuit verschillende disciplines, beschikbaar gesteld. Dit houdt in dat de wethouder zowel op secretarieel, communicatief, beleidsmatig als politiek gebied ondersteuning krijgt. Uitsluitend voor de politiek assistent geldt dat deze een aanstelling voor bepaalde tijd krijgt, gekoppeld aan de zittingsduur van de wethouder. Bij de selectie van de politiek assistent heeft de betreffende wethouder een doorslaggevende stem. De overige functionarissen hebben een reguliere ambtelijke aanstelling bij de Bestuursdienst. Bij aantreden van de wethouders zijn de leidinggevenden van deze functionarissen ervoor verantwoordelijk dat er een zo evenwichtig mogelijk samengestelde staf wordt aangesteld. Daartoe zal afstemming plaatsvinden met de wethouder. 4.2.2 Kantoorvoorzieningen Onder kantoorvoorzieningen wordt verstaan de binnen het stadhuis algemeen beschikbaar staande voorzieningen. Gedacht kan worden aan pen en papier, mogelijkheid te printen, kopiëren en scannen, telefoon, computer, tablet, gebruik van de interne bibliotheek. De medewerkers van de staven van de wethouders en de burgemeester zijn op de hoogte van de wijze van verkrijging van deze voorzieningen. Praktische en facilitaire vragen kunnen gesteld worden aan een medewerker van de staf. Zij weten de weg naar de collega’s van Interne Zaken Bestuursdienst (servicepunt). 4.3 Algemene gedragsregels in en om de werkplek Binnen het stadhuiscomplex gelden bepaalde regels voor alle medewerkers, bestuurders en bezoekers. Voorbeelden zijn regels voor de in- en uitvoer van goederen, rookverbod (ook in de dienstauto), openingstijden, veiligheidsvoorzieningen, gebruik van toegangspasjes, gebruik van internet en e-mailvoorzieningen. Deze regels zijn beschikbaar via het intranet van de gemeente 12
| HANDBOEK COLLEGE |
Rotterdam. Praktische en facilitaire vragen kunnen gesteld worden aan een medewerker van de staf. 4.4 Gebruik Burgerzaal Het stadhuis beschikt over enkele prachtige representatieve ruimtes: de Burgerzaal, de eerste klas trouwzaal (SH113) en de collegekamer (SH105). Het gebruik van deze ruimtes vindt met terughoudendheid plaats en is uitsluitend gericht op activiteiten met een representatief, protocollair of symbolisch karakter. Ontvangsten in de representatieve ruimten zijn belangrijk: het college ontvangt op die manier “de stad” in haar huis. Waar de zalen op andere momenten niet zo maar toegankelijk zijn, biedt het toezeggen van een ontvangst een bepaalde partij uit de stad de gelegenheid om haar gasten te ontvangen in het huis van de stad, met authentieke historische waarde. Externe Betrekkingen en Kabinet (EBK) is verantwoordelijk voor het beleid rond ontvangsten, activiteiten en evenementen in de representatieve ruimten van het stadhuis en de coördinatie van de organisatie daarvan. 4.4.1 Aanvraag om gebruik Burgerzaal en andere representatieve ruimtes Een verzoek tot gebruik van de Burgerzaal en de zalen SH113 en SH105 dient altijd beoordeeld te worden door EBK, voordat een verzoek wordt gehonoreerd. Zo kan eenduidig geadviseerd en toegekend of afgewezen worden, kunnen personele en andere kosten bewaakt worden en worden de ruimtes, overeenkomstig het verzoek van het college, enkel voor echt representatieve doeleinden gebruikt. De aanvraag dient tijdig ingediend te worden bij de afdeling EBK en bij een aanvraag dient de aanvrager de volgende gegevens mee te sturen: • datum van de activiteit met aanvangstijd en duur. • een (concept) programma en korte inhoudelijke beschrijving. • eventuele relatie met/ voorkeur voor een bepaald collegelid dat als gastheer/vrouw optreedt. • een indicatie van het aantal te verwachten personen en een omschrijving van de doelgroep. • een toelichting waarom de ontvangst op het stadhuis plaats dient te vinden. Wanneer alle gegevens tijdig zijn aangeleverd, beoordeelt EBK de aanvraag op basis van het beoordelingskader voor ontvangsten. Een aanvraag kan worden goedgekeurd om inhoudelijke redenen, gelinkt aan het collegewerkprogramma 20102014. Bij de beoordeling van een aanvraag wordt bovendien betrokken of: • het ontvangen van de gasten op het Stadhuis een belangrijke bijdrage levert aan de (inter)nationale promotie en positionering van de stad. • de ontvangst de economische en/of culturele positie van de stad versterkt. • met de ontvangst waardering wordt uitgesproken voor initiatieven en prestaties | HANDBOEK COLLEGE |
13
van burgers die een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd, die zich terugvertaalt voor de stad. Het Stadhuis wordt niet ter beschikking gesteld voor (ambtelijke) activiteiten die niet persé in het Stadhuis hoeven plaats te vinden en geen representatief of protocollair karakter hebben. De representatieve ruimtes van het Stadhuis zijn niet bedoeld en geschikt als congrescentrum. 4.4.2 Beslissing op de aanvraag Na een inhoudelijke toets van de aanvraag, vraagt EBK het team van het collegelid dat in aanmerking komt om op te treden als gastheer/-vrouw om een aanvullend advies. Op die manier wordt afgestemd welk collegelid daadwerkelijk als gastheer/vrouw op zal treden. EBK stemt tevens af met het secretariaat van het collegelid. Na inhoudelijke beoordeling én akkoord en beschikbaarheid van een lid van het college, schrijft EBK een korte notitie aan de burgemeester. De formele bevoegdheid om te besluiten over gebruik van de representatieve ruimten is functioneel bij hem belegd. De burgemeester geeft al dan niet zijn akkoord voor de ontvangst, waarna de aanvrager wordt geïnformeerd. EBK informeert aansluitend Communicatie (persberichten) en Financiën (kostenramingen) over de goedgekeurde ontvangsten. Op deze wijze wordt het ontvangsten beleid eenduidig uitgevoerd, worden middelen aan de juiste ontvangsten gekoppeld en kunnen kwaliteit en vorm bewaakt worden. Behandelende afdeling/contactpersoon Externe Betrekkingen en Kabinet: R. van Vugt 010-2672296
14
| HANDBOEK COLLEGE |
5
Veiligheidsmaatregelen bestuurders
De wethouders en de burgemeester staan regelmatig in het middelpunt van de publieke belangstelling. Door de aard van het ambt in een stad als Rotterdam moet rekening gehouden worden met de noodzaak om extra veiligheidsmaatregelen te treffen. Maatregelen binnen het stadhuiscomplex, maar ook daarbuiten zoals in de thuissituatie en bij het vervoer. Binnen de Bestuursdienst is een veiligheidsadviseur aangesteld die belast is met het ontwikkelen en implementeren van het beveiligingsbeleid binnen het Stadhuiscomplex (Stadhuis en Coolsingel 6) en het geven van adviezen daarover. Ten aanzien van de leden van het college kan deze adviseur worden ingeschakeld als vertrouwenspersoon - bij o.a. bedreigingen en beledigingen - en treedt hij op als contactpersoon met de politie voor het doen van aangifte en het eventueel nemen van extra beveiligingsmaatregelen en het geven van veiligheidsadviezen. Manager Integrale Beveiliging H.G.J. (Hans) Kreuger, 010-2672414, GSM: 06-30455915,
[email protected]
| HANDBOEK COLLEGE |
15
16
| HANDBOEK COLLEGE |
6
Collegevergaderingen
Geldende regelgeving • Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de burgemeester en wethouders van Rotterdam (laatste wijziging 10 december 2008). 6.1 Vergaderfrequentie, -duur en plaats • elke dinsdagmiddag van 13.30 uur tot 17.00 uur (met een uitloop tot 17.30 uur) • leden van het college blokkeren deze tijd voor andere afspraken • de vergadering vindt plaats in de collegekamer SH 105 • in de collegekamer hebben de leden van het college vaste zitplaatsen die zijn toegewezen op basis van anciënniteit 6.2
Soorten agendaposten en de wijze van behandeling
Type
Omschrijving type agendapost
A
Hamerstukken
B
Bespreekstukken
C
Vaste bespreekstukken
D*
Geheime stukken met een beperkte verspreiding
E*
Bespreeknotities met een beperkte verspreiding
Toelichting of voorbeeld
Bijvoorbeeld raadsvragen, raadsvergadering, actualiteiten, themaplanning, Haagse contacten
In deze notities wordt in het algemeen geen besluit van het college gevraagd, het gaat veelal om een eerste oriëntatie op onderwerpen waarover een collegelid de andere collegeleden eerst wil peilen.
6.3 Werkwijze behandeling agendaposten - regulier • de agendaposten die worden behandeld bevinden zich in zwarte collegemappen met één map voor de agendaposten met de bijlagen die door het college ondertekend moeten worden en één map met de overige bijlagen; • indien van toepassing bevinden omvangrijke of moeilijk kopieerbare bijlagen, zoals dikke rapporten, bestemmingsplannen en tekeningen op groot formaat, zich in de tas die tijdens de vergadering aanwezig is. Dit materiaal kan tijdens de vergadering worden ingezien; | HANDBOEK COLLEGE |
17
• tijdens de vergadering wordt de gehele A-categorie in één keer afgehamerd, tenzij een collegelid tijdig aangeeft over een of meer A-posten het woord te willen voeren • de overige posten worden per stuk behandeld; • eind 2011 is gestart met een proef met papierloos vergaderen. De collegestukken worden tijdens de proef digitaal op de tablet verspreid. 6.4 Werkwijze behandeling agendaposten met presentatie Indien er bijvoorbeeld zeer complexe of portefeuilleoverstijgende onderwerpen op de agenda staan, kan het toegevoegde waarde hebben dat het onderwerp met een presentatie wordt toegelicht: • een presentatie wordt alleen ingepland na voorafgaande aankondiging door het eerstverantwoordelijke collegelid en na instemming van de rest van het college; • indien de presentatie gewenst is dan wordt deze bij voorkeur op de vrijdagochtend gehouden; • collegebijeenkomsten op de vrijdagochtend vinden plaats van 9.30 uur tot 13.00 uur; • deze vergaderingen zijn bestemd voor bijvoorbeeld werkbezoeken van het college, ontmoetingen met adviescolleges, G4-colleges, regioparlementariërs of presentaties over complexe onderwerpen.
18
| HANDBOEK COLLEGE |
6.5 Besluitvorming door college • collegevergaderingen gaan in principe altijd door, ook als er geen quorum is; • quorum is er indien minimaal de helft van het aantal collegeleden aanwezig is; • bij het ontbreken van quorum worden geen definitieve besluiten genomen; • de betreffende onderwerpen worden verzameld op een besluitenlijst; • de besluitenlijst wordt in de eerstvolgende collegevergadering waar wel quorum is, ter bekrachtiging van het besluit voorgelegd aan het college; • na behandeling en besluitvorming worden de agendaposten van een van de volgende besluiten voorzien: Besluit
Toelichting op besluit
Conform
Het college besluit conform de in de post gevraagde beslissing
MM conform
het college besluit conform de gevraagde beslissing, maar er is ruimte voor kleine tekstuele en/of redactionele wijzigingen
Conform + aant.
Het college besluit conform de gevraagde beslissing, maar heeft aanvullende opmerkingen of vragen die in de secretarisaantekening vermeld staan.
Aantekening
Er is een ander of afwijkend besluit genomen. De argumentatie staat in de secretarisaantekening.
VV
Het college schuift de post door naar de volgende vergadering
Afvoeren
De post is niet besluitrijp of anderszins niet in orde en wordt van de agenda afgevoerd.
De secretarisaantekeningen worden enkele dagen na de collegevergadering verspreid. Ze worden niet apart vastgesteld tijdens een volgende collegevergadering, maar worden geacht te zijn goedgekeurd als geen van de collegeleden binnen drie dagen met wijzigingsvoorstellen komt. 6.6 Bekendmaking besluiten Relevante regelgeving • Artikel 60, lid 3 Gemeentewet Na iedere collegevergadering worden de genomen besluiten met de lijst “B en W-berichten” openbaar gemaakt. Het betreft de B en W- berichten die in iedere agendapost zijn opgenomen.
| HANDBOEK COLLEGE |
19
6.7 Geheimhouding Geldende regelgeving: • Artikel 25 Gemeentewet • Artikel 55 Gemeentewet • Artikel 86 Gemeentewet • Beleidskader aanbieding geheime en vertrouwelijke informatie aan raad en raadscommissies Rotterdam De hele collegeagenda, de secretarisaantekeningen en alles wat besproken wordt in de collegevergaderingen is geheim. Tot de agenda behoren twee categorieën, D* en E*, die zeer vertrouwelijk behandeld moeten worden omdat ze bijvoorbeeld personele informatie of informatie met financiële consequenties voor de gemeente bevatten. De stukken die tot deze twee categorieën horen, worden beperkt verspreid. Verspreiding van D* en E* beperkt zich tot: • leden van het college • aanleveraar • collegevoorlichter • hoofd bureau gemeentesecretaris • uitvoerend secretaris De Gemeentewet kent hierover, in samenhang met de Wet openbaarheid van bestuur, een uitvoerige regeling, ook in relatie tot de berichtgeving aan de raad. Overtreding van de geheimhoudingsverplichting is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.
20
| HANDBOEK COLLEGE |
7
Bezoldiging en rechtspositionele aangelegenheden
Geldende regelgeving: • Rechtspositiebesluit burgemeesters • Regeling rechtspositie burgemeesters • Rechtspositiebesluit wethouders • Regeling rechtspositie wethouders • Verordening voorzieningen collegeleden • Overzicht kostenvergoedingen burgemeesters en wethouders • Gedragscode burgemeester en wethouders • Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) 7.1
Financiële aspecten van het wethouderschap
7.1.1
Bezoldiging
Artikel 3 van het Rechtspositiebesluit wethouders bepaalt dat wethouders een bezoldiging ontvangen waarvan de hoogte in een bijlage van het Rechtspositiebesluit is opgenomen. De hoogte is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente en gekoppeld aan ontwikkelingen van de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk. De wethouders ontvangen een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering overeenkomstig de bepalingen die voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld. De wethouder die de betrekking in deeltijd uitvoert, ontvangt de bezoldiging naar evenredigheid met de vastgestelde tijdsbestedingsnorm, zoals bedoeld in artikel 36, lid 4 van de Gemeentewet. 7.1.2 Onkostenvergoeding Artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders biedt gemeenteraden de mogelijkheid bij verordening te bepalen dat de wethouders een onkostenvergoeding krijgen toegekend voor “overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten”. Aan de onkostenvergoeding wordt in hetzelfde artikel een maximum per maand gesteld. Tevens wordt erop gewezen dat de maximum onkostenvergoeding per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. In artikel 1 van de Verordening voorzieningen collegeleden wordt bepaald dat de wethouders van Rotterdam een onkostenvergoeding ontvangen die gelijk is aan het maximumbedrag genoemd in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders voor gemeenten van meer dan 18.000 inwoners. De onkostenvergoeding wordt netto uitbetaald en komt ten laste van de vrije ruimte in de werkkostenregeling.
| HANDBOEK COLLEGE |
21
Onder het kopje “Bestemming vaste onkostenvergoeding conform “verordening voorzieningen collegeleden”” wordt in hoofdstuk 9 van dit handboek een uitwerking gegeven van de componenten waarvoor de onkostenvergoeding bestemd is. 7.2
Financiële aspecten van het burgemeestersambt
7.2.1 Bezoldiging Artikel 5 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt dat de burgemeester een bezoldiging ontvangt waarvan de hoogte in een bijlage van het Rechtspositiebesluit burgemeesters is opgenomen. De hoogte is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente en gekoppeld aan ontwikkelingen van de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk. Artikel 15 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt dat de burgemeester een vakantie-uitkering ontvangt overeenkomstig de bepalingen die voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld. Artikel 15 a van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt dat de burgemeester een eindejaarsuitkering ontvangt waarvan de hoogte wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Deze wordt eenmaal per jaar in de maand december betaald. Artikel 8 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt dat indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, de burgemeester een uitkering op gelijke voet ontvangt. 7.2.2 Ambtstoelage Artikel 16 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt dat de burgemeester een ambtstoelage ontvangt voor de aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. De hoogte van de ambtstoelage wordt geregeld in artikel 16 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters. De geldende bedragen worden elk jaar per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex en bekend gemaakt in de Staatscourant. De ambtstoelage wordt netto uitbetaald en komt ten laste van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. Onder het kopje “Bestemming vaste onkostenvergoeding conform “verordening voorzieningen collegeleden”” wordt in hoofdstuk 9 van dit handboek een uitwerking gegeven van de componenten waarvoor de onkostenvergoeding bestemd is. 7.2.3 Ambtswoning Artikel 35 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt dat voor het bewonen van een ambtswoning een korting van 12% wordt toegepast op de bezoldiging. Er bestaat de mogelijkheid dit percentage op een lager bedrag vast te laten stellen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tevens wordt daarin 22
| HANDBOEK COLLEGE |
bepaald dat indien de burgemeester een ambtswoning bewoont, de burgemeester de onderhoudskosten draagt die volgens de wet en het plaatselijk gebruik ten laste van de huurder zijn. De gemeente Rotterdam heeft geen ambtswoning. 7.3 Verhuizing naar Rotterdam Per 1 november 2011 zijn de rechtspositiebesluiten voor burgemeesters en voor wethouders gewijzigd om tegemoet te komen aan ondervonden problemen zoals dubbele woonlasten bij verhuizing naar een nieuwe gemeente wegens de aanvaarding van het ambt als burgemeester of als wethouder. 7.3.1 Verhuiskostenvergoeding De strekking van de wijziging is een herziene omschrijving van waarvoor een vergoeding mogelijk is in artikel 31 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters en in artikel 22 van het Rechtspositiebesluit wethouders in samenhang met artikel 2 van de Regeling Rechtspositie wethouders. Behalve voor de transportkosten van inboedel zijn er onder voorwaarden ook mogelijkheden om een tegemoetkoming in de inrichting te verstrekken. Hiervoor geldt een maximum bedrag. Voor de nadere details wordt verwezen naar het betreffende rechtspositiebesluit en regeling rechtspositie. 7.3.2 Dubbele woonlasten burgemeester Indien de burgemeester ten gevolge van de benoeming in Rotterdam wordt geconfronteerd met dubbele woonlasten bestaat de mogelijkheid daar een tegemoetkoming in te verstrekken. De maximumperiode dat deze tegemoetkoming mogelijk is bedraagt twee jaar. In het eerste jaar is de tegemoetkoming ten hoogste 18% en in het tweede jaar ten hoogste15% van de bezoldiging die hoort bij een burgemeester in een gemeente in inwonersklasse 6 (60.001-100.000). Voor nadere details wordt verwezen naar de Regeling rechtspositie burgemeesters. 7.3.3 Dubbele woonlasten wethouder Uit artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders blijkt dat een tegemoetkoming in de kosten in verband met dubbele woonlasten van wethouders gedurende een periode van maximaal 4 maanden betaald kan worden met een maximum van € 272,27 per maand. 7.4 Cafetariamodel Een collegelid kan deelnemen aan de regelingen als uitwerking van het cafetariamodel die in de gemeente Rotterdam voor ambtenaren van de gemeente gelden. Daarbij kan fiscaal loon (bezoldiging, vakantiegeld, eindejaarsuitkeringen) worden ingeleverd ten gunste van belastingvrije vergoeding voor de betaling van een fiets of vakbondscontributie dan wel belastingvrije verstrekking van bedrijfsfitness. De fietsregeling houdt bijvoorbeeld in dat de vergoeding, die maximaal € 749 | HANDBOEK COLLEGE |
23
24
| HANDBOEK COLLEGE |
bedraagt, bestemd is voor de aanschaf van een fiets voor woon-werkverkeer. Dit bedrag gaat dan niet ten koste van het nettoloon maar van het brutoloon. Zo wordt een belastingvoordeel behaald. De vergoedingen/verstrekkingen uit hoofde van deze cafetariaregelingen komen ten laste van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. Praktische vragen kunnen gesteld worden aan een medewerker van de staf. Zij weten de weg naar de collega’s van Interne Zaken Bestuursdienst (servicepunt). 7.5
Ziekmelden
7.5.1
Ziekmelden burgemeester
7.5.1.1 Melden bij commissaris van de Koningin De formele regeling in het Rechtspositiebesluit burgemeesters houdt in dat indien de burgemeester langer dan 8 dagen wegens ziekte zijn ambt niet kan vervullen, hij daarvan kennis geeft aan de commissaris van de Koningin van Zuid-Holland. Met het oog op de bestuurlijke continuïteit kan het nodig zijn dat de commissaris van de Koningin voor een vervangend burgemeester moet zorgen. Het ziekmelden aan de commissaris van de Koningin is van belang als door de aard van ziekte te verwachten is dat de burgemeester voor langere tijd afwezig zal zijn. Uit contact met het kabinet van de commissaris van de Koningin is gebleken dat het in de praktijk niet nodig is de afwezigheid te melden aan de commissaris van de Koningin indien de verwachte afwezigheid door ziekte niet langer dan twee weken zal duren. 7.5.1.2 Melden bij ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Bij ziekte van de burgemeester is naast het aspect van de bestuurlijke continuïteit tevens de regelgeving aan de orde die algemeen bij ziekteverlof geldt. Met het oog op de bestuurlijke continuïteit wordt de ziekmelding van de burgemeester op de eerste ziektedag gedaan aan de afdeling Kabinetszaken van BZK, cluster politiek ambtsdragers. Is inschakeling van een bedrijfsarts wenselijk of noodzakelijk dan verloopt dat via de afdeling Kabinetszaken van BZK. 7.5.1.3 Ontslag bij ziekte In het Rechtspositiebesluit burgemeesters is bepaald dat ontslag op grond van ziekte mogelijk is vanaf een half jaar na de eerste dag van ziekteverzuim, tenzij uit geneeskundig onderzoek blijkt dat herstel van de ziekte is te verwachten binnen een periode van een jaar na genoemde eerste verzuimdag. Na zijn ontslag als burgemeester heeft hij recht op de ontslaguitkering (wachtgeld) op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA). Telefoonnummer ziekmelding BZK: 070-4266132 (dag 1 van de ziekte bij afdeling Kabinetszaken, cluster politiek ambtsdragers).
| HANDBOEK COLLEGE |
25
7.5.2 Ziekmelden wethouders Een wethouder meldt zich op de eerste ziektedag rechtstreeks of via een medewerker uit de staf ziek bij het Hoofd Bureau Gemeentesecretaris. Door een medewerker van Bureau Gemeentesecretaris wordt de ziekmelding doorgegeven aan P&O. 7.5.3 Vervanging wethouders bij ziekte Een wethouder kan wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid kortere of langere tijd niet in staat zijn het ambt uit te oefenen. Gedurende die periode worden de werkzaamheden tijdelijk opgevangen door de overige wethouders op basis van de vastgestelde onderlinge vervangingsregeling of door een herverdeling van de portefeuille. Wanneer wethouders door ziekte verhinderd zijn hun ambt uit te oefenen en geen vervanging door benoeming van een vervanger plaatsvindt, worden de bezoldiging en de onkostenvergoeding volledig doorbetaald. 7.5.4 Verlof en tijdelijke vervanging wethouders wegens zwangerschap en bevalling of ziekte Met een wijziging van de Gemeentewet per 3 augustus 2011 is er een aantal mogelijkheden ontstaan die te maken hebben met verlof wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. 7.5.4.1 Zwangerschap en bevalling Het college heeft de mogelijkheid een wethouder die dat verzoekt, verlof te verlenen wegens zwangerschap en bevalling. Het verlof gaat in op de in het verzoek genoemde dag die ligt tussen 6 en 4 weken voor de vermoedelijke datum van bevalling. Dit blijkt uit een bij het verzoek gevoegde verklaring van een arts of verloskundige. 7.5.4.2 Verlenen van verlof bij ziekte Tevens heeft het college de mogelijkheid een wethouder verlof te verlenen wegens ziekte. Het verlof wordt op verzoek van de wethouder verleend indien uit een verklaring van een arts blijkt dat hervatting van de functie niet aannemelijk is binnen 8 weken. 7.5.4.3 Duur van het verlof Het verlof wegens zwangerschap en bevalling of ziekte eindigt op de dag waarop 16 weken zijn verstreken sinds de dag waarop het verlof is ingegaan. Gedurende de zittingsperiode van de raad wordt ten hoogste driemaal verlof verleend. 7.5.4.4 Vervanging De gemeenteraad kan een vervanger benoemen voor de wethouder die met verlof is. De bepalingen van de Gemeentewet die betrekking hebben op het maximum aantal wethouders, zijn dan niet van toepassing. De vervanging duurt maximaal 16 weken. Op de dag dat de vervanging 16 weken duurt, gerekend vanaf de dag dat de 26
| HANDBOEK COLLEGE |
vervanging is ingegaan, is de vervanger van rechtswege ontslagen. Op één aspect van de financiële rechtspositie zal deze situatie gevolgen hebben. De onkostenvergoeding van de wethouder die met verlof is, zal gedurende de periode van vervanging gehalveerd worden. De vervanger is gedurende de vervangingsperiode een volwaardige wethouder op wie ook rechtspositiebesluit en -regeling geheel van toepassing zijn. 7.6
Beëindiging van het ambt
7.6.1 Het recht op een uitkering na aftreden Geldende regelgeving: • Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) • Besluit sollicitatieplicht APPA voor gewezen politieke ambtsdragers Na het aftreden ontvangt zowel de burgemeester als de wethouder voor een bepaalde periode een uitkering, ongeacht de reden van het aftreden. Oorzaken kunnen zijn: • niet herkozen worden; • zelf aangeven het ambt neer te leggen; • moeten aftreden wegens een motie van wantrouwen. 7.6.2 Ingangsdatum uitkering Op grond van de bepalingen in de Gemeentewet zijn er bij het ontslag verschillende ingangsdata mogelijk. Dit is van belang in verband met de ingangsdatum van de uitkering. 7.6.3 Duur van de uitkering De duur van de uitkering is in principe gelijk aan de tijd van het ambt, met dien verstande dat: • een ambt van korter dan drie maanden leidt tot een uitkering van zes maanden; • een ambt van langer dan drie maanden, maar korter dan twee jaar leidt tot een uitkering van twee jaar; • een ambt van langer dan vier jaar leidt tot een uitkering van vier jaar; • als betrokkene op het moment van aftreden 55 jaar of ouder is en in de twaalf voorafgaande jaren tenminste tien jaar politiek ambtsdrager is geweest, duurt de uitkering tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd*. De uitkering eindigt met ingang van de dag waarop de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt. * De wethouder die bij de nieuwe collegevorming na de verkiezingen in 2010 is herbenoemd en op dat moment 50 jaar of ouder was en die bij ontslag uit het nieuwe college voldoet aan het diensttijdcriterium van 10 jaar, heeft ook recht op de verlengde uitkeringsduur als hij bij ontslag nog geen 55 jaar is. Wordt bij ontslag uit het nieuwe college niet voldaan aan het diensttijdcriterium, dan is op grond van het overgangsrecht nog een maximale uitkeringsduur van zes jaar van toepassing.
| HANDBOEK COLLEGE |
27
Loopbaanprincipe Op het moment dat het recht op een uitkering ontstaat wordt alle opgebouwde diensttijd als politiek ambtsdrager meegeteld. Het maakt niet uit in welk politiek ambt de diensttijd werd opgebouwd. Het gaat om: wethouder, gedeputeerde, lid tweede kamer, minister of staatssecretaris. Wel wordt rekening gehouden met wezenlijke onderbrekingen in de uitoefening van deze functies. Het raads- of statenlidmaatschap blijft echter buiten beschouwing. 7.6.4 Hoogte uitkering De hoogte van de uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% van de laatste wedde. Vanaf het tweede jaar bedraagt de uitkering 70% van de laatste wedde. De wedde is de bezoldiging, inclusief de vakantietoelage en de eindejaarsuitkering, maar exclusief de onkostenvergoeding. Alle wijzigingen van een algemeen karakter in de beloning van rijkspersoneel werken één-op-één door in de uitkering. 7.6.5 Korting inkomsten op uitkering Met de uitkering worden verrekend de nieuwe inkomsten, dan wel een verhoging van de bestaande inkomsten die de wethouder of de burgemeester is gaan genieten binnen één jaar voor het aftreden, dan wel verkregen inkomsten na het aftreden. De uitkering en de te verrekenen inkomsten worden bij elkaar opgeteld. Het deel dat uiteindelijk boven de 100% (dit is de wachtgeldbasis) van de laatste wedde (bezoldiging, inclusief de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering) uitkomt, wordt rechtstreeks op de uitkering in mindering gebracht. In het eerste jaar kan 20% van de wachtgeldbasis zonder korting worden bijverdiend en de daarop volgende jaren 30% van de wachtgeldbasis. De genoten inkomsten worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 7.6.6 Sollicitatieplicht - Formele kader De Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) gaat uit van een actieve sollicitatieplicht tot de leeftijd van 65 jaar. Er geldt een sollicitatieplicht in de periode die start drie maanden na het aftreden. Deze houdt in: a. de plicht om passend werk te zoeken en te aanvaarden; b. de begeleiding door een re-integratiebedrijf; c. de eventuele planmatige begeleiding en ondersteuning (outplacement). Omtrent de wijze van begeleiding door een re-integratiebedrijf en de eventuele planmatige begeleiding en ondersteuning (outplacement) zijn regels gesteld in het Besluit sollicitatieplicht APPA voor gewezen politieke ambtsdragers van 30 november 2010 (Staatsblad 2010,788). In dit besluit zijn ook bepalingen opgenomen betreffende de kosten, het begrip ‘passende arbeid’ en over de controle op de uitvoering van de sollicitatieplicht. 28
| HANDBOEK COLLEGE |
Gedurende de eerste drie maanden na het aftreden bestaat de mogelijkheid vrijwillig te kiezen voor planmatige begeleiding en ondersteuning. De organisatie die de gewezen politieke ambtsdrager de vrijwillige outplacement wil laten uitvoeren, dient ook aan de eisen te voldoen die zijn neergelegd in artikel 3.2 van het Besluit sollicitatieplicht Appa voor gewezen politieke ambtsdragers. Voor de vrijwillige outplacement is een vergoeding mogelijk van maximaal 20% van de laatsgenoten bezoldiging. De sollicitatieplicht is van toepassing op alle nieuw- en herbenoemde wethouders na de verkiezingen in 2010. De sollicitatieplicht is niet van toepassing op degenen die na ontslag weer een nieuw politiek ambt gaan bekleden waarvan het salaris tenminste 70% bedraagt van het laatstverdiende salaris. 7.6.7 Sollicitatieplicht - Rotterdamse praktijk In Rotterdam heeft het hoofd van dienst van de Servicedienst de bevoegdheid tot de uitvoering van de reïntegratie. Daarnaast is zoals uit de APPA voortvloeit, een extern reïntegratiebedrijf ingeschakeld. In Rotterdam is het bedrijf POSG geselecteerd als het reïntegratiebedrijf voor de politieke ambtsdragers. In grote lijnen worden de volgende stappen doorlopen: • het reïntegratiebedrijf POSG stelt in overleg met de gewezen politiek ambtsdrager een plan op: • op welke wijze de gewezen politieke ambtsdrager wordt begeleid; • welke sollicitatieactiviteiten hij/zij gaat verrichten; • eventueel welke opleidingen en cursussen hij/zij gaat volgen; • welke overige activiteiten worden ondernomen; • het tijdpad, wijze waarop en de frequentie waarin de contacten tussen de politieke ambtsdrager en het re-integratiebedrijf zullen plaatsvinden; • of planmatige begeleiding en ondersteuning (outplacement) verplicht gesteld worden; • indien uit het intakegesprek naar voren komt dat de politieke ambtsdrager geen planmatige begeleiding nodig heeft, dan wordt dit genoteerd in het plan en wordt beschreven wat de politieke ambtsdrager zelf gaat doen; • de voortgang van de in de beschrijving opgenomen activiteiten wordt gevolgd via regelmatige evaluaties tussen het reïntegratiebedrijf, de gewezen politieke ambtsdrager en hoofd van het Concern Mobiliteits centrum (CMc); • zowel het plan als de beschrijving van activiteiten dient vastgesteld te worden. Dit gebeurt door het hoofd CMc.
| HANDBOEK COLLEGE |
29
Contactpersonen • Reïntegratiebedrijf POSG: • telefoonnummer 073-5039320 • Service Dienst Rotterdam, HR-diensten - inhoudelijk: • mevrouw B. Engel 010-2676563 • Service Dienst Rotterdam, HR-diensten - betaling: • mevrouw L.A. Vinke-Stoopman 010-2676667 • mevrouw A. Kuijper 010-2676610 7.6.8 Wethoudersarchief Per wethouder wordt er door de wethouderssecretaresse een archief gevormd. Tot archief worden in dit verband gerekend papieren documenten, documenten die als mail of per mail zijn ontvangen of verstuurd en de hele e-mail-account. Het archief wordt na het vertrek van de wethouder aangeboden aan het hoofd van de afdeling DIM van de stafafdeling Interne Zaken Bestuursdienst. Deze beoordeelt of en op welke wijze de documenten gearchiveerd worden. De afdeling DIM voert vanaf dat moment het beheer over deze documenten. Voor vragen: Servicedesk DIM
010-2673600
7.7 Pensioen Geldende regelgeving: • burgemeesters : Algemene Pensioenwet (ABP) • wethouders : Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) • Pensioenwet De burgemeester valt onder het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, de wethouders onder dat van het APPA. Deze reglementen bieden een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen. Voor de betaling van de pensioenpremie is het regime van de ambtenaren van toepassing: de premies worden verplicht door de gemeente op de bezoldiging ingehouden. De mogelijkheid bestaat het nabestaandenpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. Indien gewenst dient deze keuze bekend gemaakt te worden vóór de ingang van het ouderdomspensioen. De keuze is onherroepelijk. 7.7.1 Pensioenopbouw Het pensioensysteem gaat uit van een eindloonstelsel met een maximale pensioenopbouw van 70%. De basis voor het pensioen is de laatste bezoldiging, inclusief vakantietoelage en eindejaarsuitkering als wethouder. Dit is de bezoldiging zoals van toepassing op de dag voor het aftreden. De pensioengrondslag wordt telkens aangepast aan de hand van de gewogen gemiddelde salarismaatregelen voor het overheidspersoneel. 30
| HANDBOEK COLLEGE |
De pensioenopbouw bedraagt: • 2% voor elk jaar als wethouder; • 2% voor de eerste vier uitkeringsjaren zonder korting neveninkomsten; • 1% voor de volgende uitkeringsjaren zonder korting neveninkomsten; • als de uitkering wegens inkomsten wordt gekort dan bedraagt de opbouw de helft van de bovenvermelde percentages; • maximale opbouw van 70%. De uitkeringstijd is niet pensioengeldig indien: • de uitkering wegens korting van inkomsten tot nihil is verminderd; • betrokkene dat verzoekt. 7.7.2 Waardeoverdracht pensioen Binnen 6 maanden na aantreden kan een verzoek worden gedaan om het elders opgebouwde pensioen over te dragen aan de van toepassing zijnde pensioenuitvoerder. Het voert te ver om in het bestek van dit handboek inhoudelijk op deze uitgebreide materie in te gaan. Voor vragen kunt u terecht bij de contactpersonen van de Servicedienst. Service Dienst Rotterdam, HR-diensten: • mevrouw L.A. Vinke-Stoopman 010-2676667 • mevrouw A. Kuijper 010-2676610
| HANDBOEK COLLEGE |
31
32
| HANDBOEK COLLEGE |
8
Nevenfuncties wethouders en burgemeester
Geldende regelgeving: • Gemeentewet • Rechtspositiebesluit burgemeesters • Rechtspositiebesluit wethouders • Gedragscode burgemeester en wethouders 8.1 Soorten nevenfuncties De Gemeentewet onderscheidt twee soorten nevenfuncties: • Ambtsgebonden : nevenfuncties die geheel zijn verbonden aan het ambt (art 44 en 66 GW voor wethouders respectievelijk burgemeesters); • Niet-ambtsgebonden : overige nevenfuncties, bezoldigd of onbezoldigd (art 41b en 67 GW voor wethouders respectievelijk burgemeesters). Om na te gaan of een nevenfunctie ambtsgebonden is, kan gebruikt gemaakt worden van een aantal criteria zoals verwoord in het afwegingskader in de Handreiking integriteit politieke ambtsdragers van de VNG, april 2011. Vooral van belang is dat er een aantoonbaar belang voor de gemeente is dat de functie vervuld wordt. De bestuurder die die functie vervult, behartigt daarmee de belangen van de gemeente. Daarnaast is een indicatie dat de nevenfunctie gekoppeld is aan inhoud en duur van het ambt. Bij beëindiging van het ambt stopt ook de nevenfunctie. Onder nevenfuncties worden bijvoorbeeld ook beschermheerschappen verstaan. De Gedragscode burgemeester en wethouders bepaalt dat de collegeleden geen nevenfuncties vervullen waarbij strijdigheid kan bestaan met het belang van de gemeente of waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van de functie. 8.2 Opgave vooraf De wethouders en de burgemeester verstrekken een opgave van hun nevenfuncties aan de gemeentesecretaris met daarop vermeld: • de nevenfuncties • een inschatting van het daarmee gemoeide tijdsbeslag • of het bezoldigde of onbezoldigde functies betreft. 8.2.1 Melding aan gemeentesecretaris Bij aanvang van het collegelidmaatschap, alsmede bij elke voorgenomen wijziging of aanvaarding van nieuwe nevenfuncties wordt de gemeentesecretaris hiervan schriftelijk of per e-mail in kennis gesteld. 8.2.2 Melding aan gemeenteraad Een voorgenomen aanvaarding van een nevenfunctie door een wethouder wordt aan de gemeenteraad gemeld.
| HANDBOEK COLLEGE |
33
8.3 Neveninkomsten Vanaf 2011 is het krachtens herziene rechtspositiebesluiten voor zowel de burgemeester als de wethouder verplicht om aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) via een door de minister van BZK aan te wijzen instantie een opgave te doen of een verklaring af te leggen over neveninkomsten. De aangewezen uitvoeringsinstantie is Deloitte Accountants B.V. Wegens een later invoeringsmoment van de landelijke administratieve organisatie dan oorspronkelijk beoogd door het Ministerie van BZK, wordt de gescheiden bedoelde opgave over verwachte en genoten neveninkomsten met betrekking tot de jaren 2010 en 2011 beperkt tot opgaven van de genoten inkomsten. 8.3.1 Uitzonderingen De verplichtingen en verrekeningen zoals beschreven in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op: • wethouders die al op 10 maart 2010 wethouder waren en dat zonder onderbreking zijn gebleven; • wethouders die hun ambt in deeltijd vervullen; • burgemeesters die al op 10 maart 2010 burgemeester waren en dat zonder onderbreking zijn gebleven. 8.3.2 Omschrijving op te geven neveninkomsten De neveninkomsten waar dit hoofdstuk betrekking op heeft, zijn de inkomsten uit niet-ambtsgebonden nevenfuncties, ongeacht of het publieke of private functies zijn. De op te geven neveninkomsten hebben betrekking op: • belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid; • belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden; • winst uit onderneming. 8.3.3 Opgave Voor 1 april van elk jaar, of binnen 2 maanden na de beëdiging, wordt door de wethouder of de burgemeester een opgave gedaan van de verwachte neveninkomsten over het betreffende kalenderjaar. Zo snel mogelijk na afloop van het kalenderjaar wordt door de wethouder of de burgemeester een opgave gedaan van de in dat kalenderjaar genoten neveninkomsten. 8.3.4 Verklaring bij geen of weinig neveninkomsten In plaats van een opgave van de verwachte neveninkomsten kan er ook een verklaring afgegeven worden dat er geen neveninkomsten zullen zijn of dat ze minder zullen zijn dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis. Voor 1 april van elk jaar wordt een opgave met de verwachte neveninkomsten over dat lopende jaar gedaan, terwijl zo snel mogelijk na afloop van het kalenderjaar een verklaring wordt 34
| HANDBOEK COLLEGE |
afgegeven dat er in het verstreken kalenderjaar géén genoten neveninkomsten waren dan wel dat deze minder dan 14% van de bezoldiging waren. 8.3.5 Opgave neveninkomsten in de praktijk Namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vraagt Deloitte als uitvoeringsinstantie door middel van een webapplicatie aan elk collegelid individueel een aantal gegevens in te vullen over de situatie van eventuele inkomsten uit mogelijke nevenfuncties. Deloitte geeft via een mailbericht aan op welk moment er gevraagd wordt om gegevens in de webapplicatie in te vullen. Afgezien van de eerste twee jaren (2010 en 2011), wordt er steeds tweemaal per jaar om informatie gevraagd. Een medewerker van de Bestuursdienst zorgt er als contactpersoon voor dat Deloitte over actuele contactgegevens van de collegeleden beschikt. In het verder uitwisselen van gegevens tussen elk individueel collegelid en Deloitte heeft niemand van de Bestuursdienst formeel een rol. Het collegelid wordt als eindverantwoordelijke geacht de vragen die betrekking hebben op inkomsten zelf in te vullen. Indien er sprake is van een te verrekenen deel van de bezoldiging, stuurt Deloitte de berekening naar zowel het betreffende collegelid als naar de contactpersoon. De contactpersoon zorgt ervoor dat deze berekening ter uitvoering bij de SSC-PSA terecht komt om voor de feitelijke verrekening met de bezoldiging te zorgen. In hoofdstuk 8.3.2 zijn de componenten beschreven waar een opgave van neveninkomsten betrekking op heeft. Indien het invullen van de webapplicatie tot vragen leidt, kan contact gelegd worden met de contactpersoon van de Bestuursdienst. Tevens is het mogelijk om vragen op het terrein van de loon- en inkomstenbelasting te stellen aan een fiscalist van het Bureau Rijksheffingen van de Gemeentelijke Belastingsdienst. Contactpersoon Bestuursdienst: De heer P. van Heijningen 010-2672917 Contactpersoon Gemeentelijke Belastingdienst, Bureau Rijksheffingen De heer L.J. Verhoeven 010-2676167 8.3.6 Verrekening neveninkomsten Voor inkomsten uit niet-ambtsgebonden nevenfuncties geldt een vrijstelling van 14% van de bezoldiging. Bezoldiging is inclusief vakantie-uitkering maar exclusief toelagen. Boven de 14% wordt de bezoldiging verminderd met de helft van de neveninkomsten. De verrekening is nooit meer dan 35% van de bezoldiging.
| HANDBOEK COLLEGE |
35
8.3.7 Voorbeeld verrekening aan de hand van fictieve bedragen Voorbeeld 1 Neveninkomsten zijn € 50.000
Voorbeeld 2 neveninkomsten zijn € 90.000
Bezoldiging
€100.000
€100.000
Neveninkomsten
€ 50.000
€ 90.000
Vrijstelling 14%
€ 14.000
€ 14.000
Verrekening helft restant neveninkomsten
€ 50.000-€14.000= €36.000:2=€ 18.000
€ 90.000-€14.000= €76.000:2=€ 38.000 € 38.000 > € 35.000
Vermindering van de bezoldiging
€100.000 - € 18.000 = € 82.000
€100.000 - € 35.000 = € 65.000
Totaal inkomen
€ 50.000 + € 82.000 = € 132.000
€ 90.000 + € 65.000 = € 155.000
8.3.8 Sanctie Indien de verklaring die wordt ingezonden de strekking heeft dat er geen opgave wordt gedaan of indien er niet voor 1 april een opgave over de neveninkomsten wordt gedaan dan wel een verklaring wordt ingezonden, dan bedraagt de bezoldiging over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis. 8.3.9 Rotterdamse situatie Rotterdam volgt de landelijke wetgeving op het gebied van neveninkomsten. Hiernaast hebben de leden van het huidige college van B&W onderling een afspraak gemaakt dat de bepalingen inzake het verrekenen van inkomsten uit nietambtsgebonden nevenfuncties zoals die gelden voor voltijd wethouders óók gelden voor wethouders die het ambt in deeltijd vervullen. Hierbij geldt de afspraak dat het vrijstellingspercentage bij deeltijdwethouders wordt berekend over de bezoldiging van de voltijd wethouder. 8.4 Inkomsten uit ambtsgebonden nevenfuncties – B&W -potje Enkele jaren geleden is besloten de inkomsten van de leden van het college uit ambtsgebonden nevenfuncties in het B en W-potje te storten. Voorbeelden zijn vergoedingen voor commissariaten en presentiegelden. De besteding van dit potje is een interne B en W-aangelegenheid. Alleen het college is bevoegd tot het nemen van besluiten over de besteding van het B en W-potje. Het gaat in de regel om een aantal kleine incidentele uitgaven voor doeleinden
36
| HANDBOEK COLLEGE |
met een ideëel of charitatief karakter zoals verzetsorganisaties of -manifestaties, wereldwinkel, kerstmaaltijd voor daklozen. Het B en W–potje wordt beheerd door het hoofd Interne Zaken Bestuursdienst. Deze draagt er zorg voor dat er jaarlijks een overzicht van de bestedingen wordt voorgelegd aan het college. Contactpersoon: Hoofd Interne Zaken Bestuursdienst telefoonnummer : 010 – 2673145 8.5 Openbaarmaking nevenfuncties en neveninkomsten Nevenfuncties worden al langer openbaar gemaakt door middel van de jaarlijkse opgave die aan de gemeenteraad wordt gedaan. Openbaarmaking wordt gedaan op de site www.rotterdam.nl. De plicht om naast de nevenfuncties ook de neveninkomsten openbaar te maken, bestaat sinds 10 maart 2010. Het gaat dan uitsluitend om belastbaar loon, niet om winst uit onderneming of het resultaat uit overige werkzaamheden. Jaarlijks dienen voor 1 april openbaar gemaakt te worden over het voorgaande kalenderjaar: • door de burgemeester de niet-ambtsgebonden nevenfuncties en de inkomsten uit deze nevenfuncties; • door de wethouder die voltijd het ambt vervult, alle nevenfuncties en de inkomsten uit deze nevenfuncties; • door de wethouder die het ambt in deeltijd vervult, alle nevenfuncties. De verplichting de inkomsten uit deze nevenfuncties openbaar te maken, geldt niet voor de in deeltijd werkzame wethouder. Werkwijze Het openbaar maken van de nevenfuncties en neveninkomsten zal plaatsvinden via www.rotterdam.nl, de Cityportal Rotterdam. Om dat te kunnen doen wordt door de ambtelijke organisatie van de Bestuursdienst jaarlijks in het eerste kwartaal aan de wethouders en de burgemeester gevraagd een opgave te doen van de nevenfuncties en of ze neveninkomsten met zich meebrengen. Vervolgens zorgt de ambtelijke organisatie ervoor dat de gegevens tijdig gepubliceerd worden.
| HANDBOEK COLLEGE |
37
38
| HANDBOEK COLLEGE |
9
Voorzieningen voor collegeleden
Geldende regelgeving • Gemeentewet • Rechtspositiebesluit burgemeesters • Rechtspositiebesluit wethouders • Verordening voorzieningen collegeleden Politieke ambtsdragers bevinden zich juist als het gaat over vergoeding van kosten of het gebruik maken van voorzieningen in een glazen huis. Zowel de ambtsdragers als de ambtelijke staf dienen zich voortdurend bewust te zijn van het feit dat ze niet alleen verantwoord omgaan met de publieke middelen, maar ook dat steeds helder is wat de hoogte is van de gemaakte kosten behorend bij de uitoefening van het politieke ambt. 9.1 Uitgangspunten voorzieningen collegeleden Om het politieke ambt uit te kunnen oefenen stelt de gemeente voorzieningen ter beschikking aan de collegeleden. Daarnaast krijgen ze naast de bezoldiging een ambtstoelage of onkostenvergoeding voor de kosten bij de uitoefening van het ambt. Een aantal uitgangspunten bij het omgaan met voorzieningen voor politiek ambtsdragers, ontleend aan de “Handreiking integriteit van politiek ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen” (VNG, april 2011), zijn: • de uitgaven voor voorzieningen betreffen uitsluitend functionele kosten om het ambt te kunnen vervullen. Er is steeds een directe relatie tussen de uitgave en de taken van de gemeente; • de functionaliteit van de uitgave is aantoonbaar of ten minste aannemelijk; • als de uitgave geen duidelijk gemeentelijk belang dient, blijven de kosten voor eigen rekening; • kosten die uit hoofde van een al dan niet ambtsgebonden nevenfunctie worden gemaakt, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend; • voorzieningen en bestuurskosten worden zoveel mogelijk direct door het bestuursorgaan zelf betaald. Het collegelid dient alleen bij hoge uitzondering een declaratie in; • collegeleden gaan verantwoord om met de publieke middelen. Verantwoording van kosten en openheid daarover is essentieel. 9.2 Categorieën kosten voorzieningen voor collegeleden De soorten kosten die noodzakelijk zijn om politieke ambtsdragers hun ambt uit te kunnen laten oefenen zijn in drie categorieën onder te verdelen: • bedrijfsvoeringskosten; • bestuurskosten (algemeen en specifiek); • kosten voor eigen rekening (waarvoor de onkostenvergoeding verstrekt wordt). | HANDBOEK COLLEGE |
39
9.2.1 Bedrijfsvoeringskosten Bedrijfsvoeringskosten hebben betrekking op voorzieningen die het collegelid nodig heeft om het werk te doen. Deze voorzieningen worden vanuit de begroting gefinancierd of in bruikleen beschikbaar gesteld. Voorbeelden zijn de werkkamer, meubilair, ICT-apparatuur, ondersteunend personeel, koffie en thee, contributies, abonnementen op werkadres, vakliteratuur en beveiliging. Het spreekt vanzelf dat het niet de bedoeling is dat deze voorzieningen voor privé-doeleinden worden gebruikt. 9.2.2 Bestuurskosten algemeen Algemene bestuurskosten betreffen voorzieningen die aan het ambt verbonden zijn en een aanvulling vormen op de reguliere bedrijfsvoering van de gemeente en die onmisbaar zijn voor het functioneren van het collegelid. Het gaat hierbij vooral om buitenlandreizen, reis-en verblijfvoorzieningen, beveiliging buiten de organisatie, opleidingen en congressen en functionele lunches of diners. 9.2.3 Bestuurskosten specifiek In wet- en regelgeving zijn bepaalde voorzieningen voor politieke ambtsdragers specifiek geregeld. Te denken valt aan verhuiskosten, vergoeding tijdelijke woonruimte, reis- en verblijfkosten. Indien sprake is van declarabele kosten dan moeten deze met bewijsstukken aangetoond worden. 9.2.4 Kosten voor eigen rekening De burgemeester ontvangt maandelijks een ambtstoelage, de wethouders een onkostenvergoeding. Deze toelage of vergoeding is bestemd voor voorzieningen die niet zuiver functioneel, noch zuiver privé zijn. Ze komen wel voor vergoeding in aanmerking omdat ze een functioneel element bevatten. De ambtsdrager betaalt deze kosten zelf uit de ambtstoelage of onkostenvergoeding. De hoogte van de toelage of onkostenvergoeding is gebaseerd op gemiddelde uitgaven en is vastgelegd in rechtspositiebesluiten. 9.2.4.1 Bestemming vaste onkostenvergoeding conform “verordening voorzieningen collegeleden” In de “Verordening voorzieningen collegeleden” heeft de gemeenteraad conform de toenmalige VNG-publicatie “Overzicht kostenvergoedingen burgemeesters en wethouders” bepaald dat de vaste onkostenvergoeding bedoeld is voor de volgende kostencomponenten: • representatie; • vakliteratuur; • contributies en lidmaatschappen; • bureaukosten/porti; • zakelijke giften; • ontvangsten thuis; • reiskosten binnen de gemeente; • excursies. 40
| HANDBOEK COLLEGE |
9.2.4.2 Voorbeelden landelijke uitvoeringspraktijk De landelijke uitvoeringspraktijk wees ook volgens de VNG-handreiking van april 2011 uit dat deze opsomming niet uitputtend was. Andere voorbeelden van kosten die voor eigen rekening komen zijn: • individuele consumpties buiten de werkplek; • fooien in Nederland; • attenties zoals verjaardagsgebak voor naaste collega’s; • gelegenheidskleding, huur en reiniging kleding, persoonlijke verzorging; • activiteiten van partijgenootschappelijke aard; • abonnementen op kranten, tijdschriften en vakliteratuur met bezorging thuis; • contributies verenigingen en beroepsverbanden (m.u.v. landelijke beroepsvereniging met professionaliseringsdoelstelling die onder bestuurskosten vallen); • representatieve aanpassingen aan eigen woning; • representatieve ontvangsten thuis.
| HANDBOEK COLLEGE |
41
9.3
Vergoedingenoverzicht onkosten (zie onderdeel 5.5 van de Handreiking integriteit VNG van april 2011)
Bedrijfsvoeringskosten
Bestuurskosten
Kosten voor eigen rekening
Werkplek zoals bureau, meubilair Inrichting werkkamer Beveiliging werkplek
Inrichting werkkamer/ ontvangstruimte thuis
Ondersteunend personeel (secretaresse, bode, chauffeur, politiek assistent, woordvoerder)
Attenties en cadeaus voor naaste medewerkers
ICT op werkplek
ICT thuis Aansluiting, abonnementen, hard en software
ARBO-aanpassingen werkplek
Representatieve aanpassingen aan woning
Ontvangsten delegaties, werklunches en –diners, functionele borrels op werkplek
Ontvangsten zakelijke relatie thuis
Catering, maaltijden op werkplek Pantryvoorziening koffie en thee
Bijeenkomsten voor strategieontwikkeling organisatie
42
Abonnementen en vakliteratuur in stadhuiscomplex
Abonnementen kranten en tijdschriften thuis
Functionele consumpties, lunches en diners
Individuele consumpties buiten de werkplek
Reis- en verblijfkosten binnenen buitenland, inclusief benodigde vaccinaties Fooien in buitenland bij functionele lunches en diners
Fooien in Nederland
Deelname aan congressen cursussen en opleidingen
Alle partijpolitieke kosten zoals onderhoud politiek netwerk en bezoek partijgenootschappelijke bijeenkomsten en reis- en verblijfkosten
| HANDBOEK COLLEGE |
Bedrijfsvoeringskosten
Bestuurskosten
Kosten voor eigen rekening
Relatiegeschenken, mits functioneel verstrekt aan externe relatie
Geschenken ten behoeve van ambtsbezoek bij jubilea, openingen
Persoonlijke relatiegeschenken
Lidmaatschap landelijke beroepsvereniging met professionaliserings-oogmerk
Contributies overige beroepsverenigingen
Mobiele telefoon/PDA, kantoorbenodigdheden, visitekaartjes, kerstkaarten, pilotenkoffer voor vervoer stukken Verzekeren of vergoeden schade aan persoonlijke eigendommen tijdens ambtsvervulling
Persoonlijke schrijfwaren en benodigdheden zoals vulpen of aktetas
Verhuiskosten, Vergoeding tijdelijke woonruimte
Kleding (huur, aanschaf, reiniging) Uitgaven voor persoonlijke verzorging
Enkele voorbeelden Bloemetje voor medewerker door wethouder zelf
Activiteiten voor medewerkers ihkv Lief en Leed regeling (verantwoordelijkheid bij leidinggevende van de medewerker) Lidmaatschap Nieuwspoort Diner wethouder met staatssecretaris op werkplek, gericht op zakelijk doel Rotterdam
| HANDBOEK COLLEGE |
Diner wethouder met staatssecretaris in restaurant, gericht op zakelijk doel Rotterdam
Diner wethouder met staatssecretaris als politiek overleg over politiek functioneren
43
9.4
Betalingswijzen voorzieningen van bestuurders
9.4.1 Rechtstreeks ten laste van het bestuursorgaan Kosten die integraal deel uitmaken van de bedrijfsvoering van de gemeente komen zonder tussenkomst van de politieke ambtsdrager voor rekening van de gemeente. 9.4.2 Rechtstreekse betaling via facturen Bij betaalbaarstelling aan de hand van facturen worden kosten direct in rekening gebracht bij de gemeente zonder een vooruitbetaling door het collegelid zelf. Ook hierbij geldt dat uitsluitend functionele kosten worden vergoed voor zover ze buiten de vaste ambtstoelage of onkostenvergoeding vallen. 9.4.3 Declaraties Het collegelid betaalt in eerste instantie een uitgave uit eigen middelen en verzoekt dan om terugbetaling via een declaratie. Hier wordt met grote terughoudendheid mee omgegaan. Soms zal het onvermijdelijk zijn, bijvoorbeeld omdat het in het buitenland niet altijd mogelijk zal zijn dat de gemeente de factuur rechtstreeks betaalt. Indien toch een declaratie wordt ingediend dan wordt een bewijsstuk bijgevoegd. Ook hier geldt dat vergoeding alleen mogelijk is als er van functionele kosten sprake is die niet onder de vaste ambtstoelage of onkostenvergoeding vallen. 9.4.4 Kwartaalsgewijze publicatie De kosten die de gemeente aan derden betaalt en bestemd zijn voor het vervullen van het ambt van burgemeester of wethouder in een bepaald kwartaal, worden in
44
| HANDBOEK COLLEGE |
afstemming met de gemeentesecretaris in de laatste maand van het kwartaal daarna gepubliceerd op www.rotterdam.nl. 9.4.5 Creditcards Functionele kosten die gedurende een reis naar en verblijf in het buitenland worden gemaakt, kunnen betaald worden met een creditcard. Het feitelijke gebruik van de creditcard vindt plaats door de budgethouder van de reis dan wel door een door deze aan te wijzen persoon. Zie ook het hoofdstuk van dit handboek dat op buitenlandreizen betrekking heeft. 9.5
Verzekeringen
9.5.1 Ongevallenverzekering Voor de wethouders en de burgemeester is een collectieve ongevallenverzekering afgesloten met een 24-uurs-dekking. De verzekering heeft betrekking op de volgende drie rubrieken voor genoemde bedragen: A. eenmalige uitkering bij overlijden t.g.v. ongeval B. eenmalige uitkering bij blijvende invaliditeit t.g.v. ongeval C. vergoeding geneeskundige kosten t.g.v. van ongeval
€ 113.445,05 € 113.445,05 € 1.600,00
Eventuele uitkeringen worden als loon belast. Als er elders geen aanspraak gemaakt kan worden is een aantal andere rubrieken van toepassing. Verwezen wordt naar de bij de contactpersoon beschikbare polisvoorwaarden van deze bij AON-Nederland gesloten verzekering. De premies worden door de gemeente betaald. 9.5.2 Doorlopende reisbagage –en reisongevallenverzekering Voor de wethouders en de burgemeester is een doorlopende reisverzekering afgesloten voor bagage ter waarde van maximaal € 1.134,45 per persoon waaronder maximaal € 453,78 contant geld. Tevens is er een reisongevallenverzekering afgesloten. Beide verzekeringen beperken zich tot ambtsgebonden reizen. De verzekeringen hebben een werelddekking en geen eigen risico. De premies worden door de gemeente betaald. 9.5.3 Algemene aansprakelijkheidsverzekering De algemene aansprakelijkheid van politieke ambtsdragers en ambtenaren is verzekerd via de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente Rotterdam. Een aantal wethouders en raadsleden is benoemd als commissaris bij een vennootschap of stichting in de ruimste zin van het woord (hierna te noemen ‘onderneming’), daar de overheid, waar zij hun hoofdfunctie vervullen, aandeelhouder is in betreffende onderneming.
| HANDBOEK COLLEGE |
45
Deze algemene aansprakelijkheidsverzekering biedt ook dekking voor bestuurders/ commissarissen bij hun activiteiten binnen de onderneming, maar uitsluitend voor letsel- en zaakschade. 9.5.4 Aansprakelijkheid bij commissariaten namens de gemeente Op grond van de huidige wetgeving kunnen commissarissen van ondernemingen echter ook geconfronteerd worden met claims inzake vermogensschade. Indien de onderneming geen vermogen meer heeft en niet tegen het risico van dergelijke claims is verzekerd, worden in dat ergste geval de bestuurders/commissarissen hoofdelijk aansprakelijk voor die claims. Deze vermogensclaims zijn buitengesloten bij genoemde algemene aansprakelijkheidsverzekering. Vermogensclaims kunnen afkomstig zijn van de onderneming zelf, de aandeelhouders, de werknemers, derden of een curator. Individuele verzekering van een bestuurder of commissaris is niet mogelijk. Aan te bevelen is om altijd na te gaan of de organisatie (BV, NV, stichting of vereniging) waar men bestuurder is, een aansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders/ commissarissen heeft afgesloten. Behandelende afdeling/contactpersoon: Gemeentewerken Rotterdam, afdeling Schade- en Verzekeringszaken H. Boender B. van der Knoop 010-489.3548 010-489.4345
46
| HANDBOEK COLLEGE |
10
Vervoer
10.1 Gebruik dienstauto uitsluitend zakelijk Relevante regelgeving: • Gemeentewet • Rechtspositiebesluit burgemeesters • Rechtspositiebesluit wethouders • Gedragscode burgemeester en wethouders • Wet op de loonbelasting 1964 • Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 • Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 10.1.1 Algemeen Voor de wethouders, de burgemeester en de gemeentesecretaris staan enkele dienstauto’s ter beschikking. Deze zijn uitsluitend bestemd voor zakelijk gebruik. De term dienstauto wordt gebruikt, omdat het gaat om auto’s van de gemeente Rotterdam. Zoals hierna wordt uiteengezet, hebben genoemde functionarissen geen eigen auto ter beschikking gekregen, met uitzondering van de burgemeester. Zij besturen de auto’s niet zelf. Er zijn minder dienstauto’s dan het aantal wethouders zodat de auto’s gedeeld worden. Als het aantal auto’s tekort schiet, wordt door de gemeente een particuliere taxi besteld. Voor de burgemeester is vanuit het altijd-beschikbaarheidsprincipe en uit veiligheidsoverwegingen steeds een auto beschikbaar. Bij de burgemeester vindt de fiscale bijtelling voor privégebruik auto plaats. De daarop in te houden loonbelasting/premie volksverzekeringen wordt conform het Rechtspositiebesluit aan de burgemeester vergoed. Deze vergoeding is netto en komt ten laste van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. De fiscale bijtelling voor privégebruik vindt niet plaats bij de wethouders omdat het desbetreffende tegenbewijs wordt geleverd. De wethouders ondertekenen een zogenoemde verklaring geen privégebruik waardoor zij zelf verantwoordelijk zijn voor de fiscale gevolgen van het autogebruik. 10.1.2 Zakelijk gebruik Voor de toepassing van het begrip ’zakelijk gebruik’ speelt de fiscale regelgeving een belangrijke rol. De invulling die vanuit die optiek wordt gehanteerd, komt erop neer dat uitsluitend kilometers voor de uitoefening van de functie èn kilometers voor de ambtsgebonden nevenfuncties als zakelijk gebruik aangemerkt kunnen worden. 10.1.3 Gebruik dienstauto voor nevenfuncties Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Om na te gaan of een nevenfunctie ambtsgebonden is, kan gebruikt gemaakt worden van een aantal criteria. Er moet een aantoonbaar belang voor de gemeente zijn dat de functie vervuld wordt. De bestuurder die de functie vervult, behartigt daarmee de belangen | HANDBOEK COLLEGE |
47
van de gemeente. Daarnaast is van belang is dat de nevenfunctie gekoppeld is aan inhoud en duur van het ambt. Bij beëindiging van het ambt stopt ook de nevenfunctie. Andere nevenfuncties, ook indien er een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang mee gediend is, worden niet als zakelijk gebruik aangemerkt. 10.1.4 Ritten met privé-karakter Het blijkt niet te vermijden dat delen van ritten een bestemming met privé-karakter hebben. Bij wijze van uitzondering kan met de dienstauto toch een rit met voor een deel privé-karakter gemaakt worden. Dit kan echter alleen onder twee voorwaarden: 1. het deel van de rit met privé-karakter van de verder overwegend zakelijke rit is redelijkerwijs niet te vermijden; 2. het moet vaststaan dat het ondoelmatig is om dat deel van de rit met een andere vorm van vervoer te maken. Let op: Een dienstauto is niet beschikbaar voor ritten of delen van ritten met een privé-karakter vanaf het moment dat de fiscale vrijstellingsgrens van 500 km per kalenderjaar in zicht komt. De grens van 500 km geldt voor een wethouder die het hele jaar in functie is. Als een wethouder maar een deel van het jaar in functie is, geldt een tijdsevenredig verminderd aantal kilometers. Let op: Onderscheiden moet worden dat er enerzijds een fiscale grens van 500 km bestaat en anderzijds het uitgangspunt dat er op grond van de Verordening voorzieningen collegeleden geen privé-kilometers worden gemaakt. Gebleken is dat het in de Rotterdamse situatie niet realistisch en doelmatig is volstrekt geen privé-
48
| HANDBOEK COLLEGE |
kilometers te maken, hetgeen leidt tot de categorie niet te vermijden privé-ritten of delen van ritten. De fiscale grens van 500 km heeft in Rotterdam alleen betrekking op de niet te vermijden privé-kilometers (zie bovenstaande voorwaarden). De fiscale 500 km grens betekent dus niet dat er tot het bereiken van die grens vrijheid bestaat om ritten te maken met een privé-karakter dat niet overeenkomt met de in de twee voorwaarden opgenomen beschrijvingen. Als voorbeeld kan dienen de rit waarvan de bestemming een niet-ambtsgebonden nevenfunctie is. Een dergelijke functie wordt als privé beschouwd zodat de dienstauto daar niet voor beschikbaar is. Let op: Indien de fiscale vrijstellingsgrens in een kalenderjaar zou worden overschreden (welke situatie niet aan de orde zou mogen komen), krijgt de wethouder een naheffingsaanslag voor de fiscale bijtelling, ook over de al verstreken maanden. Bovendien is de wethouder met ingang van 2012 verplicht de verklaring geen privégebruik te laten intrekken voordat de fiscale vrijstellingsgrens wordt overschreden. Het niet nakomen van die verplichting zou een fiscale overtreding betekenen en kunnen leiden tot het opleggen van een boete aan de betreffende persoon. Zowel de naheffingsaanslag als de eventuele boete zijn voor rekening van de betreffende wethouder. 10.1.5 Ritten naar politieke bijeenkomsten De ritten van de burgemeester naar partijbijeenkomsten worden gezien als ambtsgebonden. Na een briefwisseling met de belastinginspecteur is vast komen te staan dat voor wethouders binnen de G4 dezelfde regeling geldt; ritten naar partijbijeenkomsten zijn ambtsgebonden. Binnen het college wordt wel nadrukkelijk uitgezonderd het gebruik van de dienstauto voor campagnebijeenkomsten; dit kan niet. 10.2 Rittenadministratie Ten gevolge van belastingwetgeving is het noodzakelijk gebleken alle met dienstauto’s gemaakte ritten te verantwoorden. Dit vindt plaats met een automatische rittenadministratie. Met het systeem worden vervoerde persoon, doel, tijdstip en route vastgelegd. De ritten en bijbehorende gegevens worden verzameld en komen maandelijks per wethouder en burgemeester op een overzicht. Aan een wethouder wordt het desbetreffende overzicht steeds via de wethouderssecretaresses voorgelegd met de vraag van elke erin opgenomen rit aan te geven of het privé of zakelijk is. De wethouder wordt vervolgens verondersteld voor elke rit te paraferen voor akkoord. De geparafeerde lijsten worden naar de gemeentelijke belastingdienst gestuurd die ze archiveert voor eventuele inspecties door de belastinginspecteur. Van de lijst die wordt opgestuurd wordt ook door de Bestuursdienst een exemplaar bewaard.
| HANDBOEK COLLEGE |
49
10.3 Bewaking jaartotaal kilometers privé-bestemmingen Er wordt door de planner een registratie bijgehouden van de als privé aangemerkte ritten. Indien uit deze registratie blijkt dat de fiscale vrijstellingsgrens wordt genaderd (waarbij een marge van 20% wordt gehanteerd) dan krijgt de gemeentesecretaris daar een signaal over. Zodra de grens in zicht komt , is daarom geen enkel privégebruik meer toegestaan. Jaarlijks is er in belastingtechnische zin een vrijstelling van 500 km. Dit aantal geldt voor degenen die het hele jaar in functie zijn; anders is dit aantal naar tijdsevenredigheid kleiner. Het bewijs dat binnen de vrijstelling wordt gebleven, moet overtuigend kunnen worden geleverd. 10.4 Doelmatige inzet dienstauto’s Het aantal dienstauto’s is kleiner dan het aantal te vervoeren personen. Dat vraagt om een doelmatige inzet van de dienstauto’s. Om dit te bereiken worden de ritten ingepland. Uiterlijk op de dag voorafgaande aan die waarop de rit gemaakt dient te worden, wordt een dienstauto gereserveerd. De reserveringen zijn noodzakelijk om een dienstauto op één dag voor meerdere wethouders te gebruiken. Indien het tijdstip van een vervolg- of terugrit later wordt dan in eerste instantie verondersteld, bijvoorbeeld door het uitlopen van een vergadering, wordt de chauffeur tijdig van de vertraging op de hoogte gesteld. Alleen op deze manier wordt voorkomen dat een volgende ingeplande rit vertraagt. Het is niet te vermijden dat er soms op het laatste moment blijkt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van een dienstauto. In die gevallen moet er rekening mee gehouden worden dat er geen dienstauto beschikbaar is. Er worden dan taxi’s ingezet. Als het na het uiterste moment waarop een dienstauto gereserveerd kan worden voor de wethouders, de burgemeester en de gemeentesecretaris, vaststaat dat er een dienstauto “vrij” is, dan is het mogelijk dat de directeuren van de Bestuursdienst er gebruik van kunnen maken. 10.5 Woon-werkverkeer Geldende regelgeving: • Regeling rechtspositie wethouders Er zijn enkele mogelijkheden om te voorzien in het woon-werkverkeer: • gebruik openbaar vervoer; • gebruik van de dienstauto voor zover het woonadres zich in de gemeente Rotterdam bevindt; • gebruik eigen vervoer. De dienstauto kan worden ingezet voor het woon-werkverkeer indien de rit woonwerkverkeer betreft en het woonadres zich in de gemeente Rotterdam bevindt (geen fiscale consequenties want de fiscus beschouwt dit als zakelijk). Bevindt 50
| HANDBOEK COLLEGE |
het woonadres zich buiten de gemeente Rotterdam dan wordt deze situatie ter beoordeling voorgelegd aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beoordeelt of het gezien de woonplaats en de vereiste reistijd binnen de grenzen van de doelmatigheid valt om de dienstauto voor dit type woon-werkverkeer beschikbaar te stellen (geen fiscale consequenties). Indien het oordeel van de gemeentesecretaris leidt tot een verschil van inzicht, dan wordt de situatie voorgelegd aan de burgemeester. Leidt dat niet tot voldoende helderheid, dan wordt de situatie ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Indien de wethouder op eigen gelegenheid naar het stadhuis gaat, komen voor vergoeding in aanmerking: 1. Een bedrag per afgelegde kilometer. Tot € 0,19 per afgelegde kilometer is de vergoeding onbelast. Indien de wethouder tenminste op 128 dagen per jaar met eigen vervoer naar het stadhuis komt, kan een vaste reiskostenvergoeding worden gegeven alsof op (ten hoogste) 214 dagen wordt gereisd. Het maakt fiscaal niet uit van welk vervoermiddel gebruik wordt gemaakt. 2. A ls van het openbaar vervoer gebruik wordt gemaakt kunnen, in plaats van de € 0,19 per afgelegde kilometer, de hogere werkelijke kosten onbelast worden vergoed, ook die voor het reizen per eerste klas, mits de plaatsbewijzen of de desbetreffende uitdraaien van de OV-chipkaart worden verstrekt. In principe wordt uitgegaan van het gebruik van de dienstauto’s, tenzij een wethouder er zelf vanwege praktische redenen expliciet voor kiest om gebruik te maken van een NS-jaarkaart (geldig voor heel Nederland, eventueel aangevuld met een jaarkaart voor regionaal vervoer) voor woon-werkverkeer en dienstreizen. Indien gekozen wordt voor het reizen met openbaar vervoer dan wordt de al dan niet uitgebreide jaarkaart voor de duur van het ambt beschikbaar gesteld. Een wethouder die gekozen heeft voor de jaarkaart kan indien nodig (bijvoorbeeld wanneer er geen adequaat openbaar vervoer beschikbaar is om de bestemming te bereiken) gebruik maken van een dienstauto. Deze ritten worden ook opgenomen in de rittenadministratie. 10.6 Buitenlandse dienstreizen Geldende regelgeving: • Regels voor collegeleden inzake dienstreizen, reis- en verblijfkosten, woonwerkverkeer en commissiereizen, op 3 november 2000 vastgesteld naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie tot onderzoek van de Rekening in de rapportage over de bestuurlijke uitgaven in de periode 1986-1999. • Richtlijnen buitenlandse reizen collegeleden gemeente Rotterdam • Gedragscode burgemeester en wethouders
| HANDBOEK COLLEGE |
51
10.6.1 Algemeen Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden in principe niet geaccepteerd. Is er aantoonbaar sprake van een gemeentelijk belang, dan kan de reis op kosten van de gemeente gemaakt worden. Het gemeentelijk belang moet uit de aanmelding blijken. 10.6.2 Aanmelden Buitenlandse reizen, zowel binnen als buiten Europa, worden via de afdeling Bestuurlijk Juridische Zaken en Internationale Betrekkingen (BJI) van de Bestuursdienst aangemeld. De gemeentesecretaris ziet toe op de naleving van de gestelde voorwaarden voor buitenlandse reizen en tekent de aanmelding voor akkoord. In een agendapost voor het college wordt de volgende informatie verstrekt: • aanleiding, doel en programma van de reis; • beleidsoverweging of verwijzing naar geformuleerd beleid; • omvang en aard van het reizend gezelschap; • begrote kosten en beschikbaar budget; • ten laste van welk budget de kosten komen; • het advies van de burgemeester en hoofd BJI; Indien van toepassing: • het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is alleen toegestaan als dit gebeurt op uitdrukkelijke uitnodiging van de ontvangende partij en indien het belang van de gemeente daarmee gediend is. In de agendapost wordt de argumentatie opgenomen voor het meereizen van de partner op kosten van de gemeente; • het meereizen van derden, niet zijnde de partner van de bestuurder, op kosten van de gemeente is niet toegestaan; • het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming betrokken; • het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is uitsluitend toegestaan als dit is betrokken bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder. Alle te maken buitenlandse reizen worden via een B&W-bericht naar buiten gebracht. 10.6.3 Reisverslag Na afloop van de reis wordt onder verantwoordelijkheid van BJI een reisverslag gemaakt, dat binnen twee maanden met een agendapost ter vaststelling aan het college wordt voorgelegd. Tot het reisverslag behoort een financiële paragraaf waarmee een verantwoording wordt gegeven van de gemaakte kosten die door de bestuurder voor akkoord getekend is. Bij ééndaagse dienstreizen zonder overnachting kan het opstellen van een reisverslag achterwege blijven, tenzij vooraf anders is aangegeven. 52
| HANDBOEK COLLEGE |
10.6.4 Jaarverslag BJI levert jaarlijks een verslag van het buitenlands beleid van de gemeente, zoals dat is uitgevoerd door het college. Bij dit jaarverslag wordt een overzicht verstrekt van de in het kader van het internationale beleid gemaakte reizen en de uitgewisselde geschenken. Tevens wordt vermeld welke bestemming de ontvangen geschenken hebben gekregen. Het jaarverslag wordt via een agendapost vastgesteld door het college. 10.6.5 Vliegreizen Binnen Europa wordt door de wethouders Economyclass gereisd. Indien vaststaat dat de wethouder met iemand meereist die businessclass reist, wordt ook voor de wethouder businessclass geboekt. Intercontinentale reizen kunnen businessclass gemaakt worden. Het businessclass ticket mag niet omgewisseld worden voor meer economyclass tickets. Frequent Flyerpoints die opgespaard worden op dienstreizen mogen niet worden gebruikt voor privé-cadeaus zoals vouchers, gratis tickets of vakantiereizen. Van de bij de Frequent Flyerpas behorende faciliteiten mag op dienstreizen wel gebruik gemaakt worden. 10.6.6 Reis- en verblijfkosten Logies en maaltijden zijn in de regel op voorhand vastgelegd. Betaling vindt in het algemeen op rekening plaats dan wel met een gemeentelijke creditcard door een medewerker van BJI. Bij wijze van uitzondering kan het noodzakelijk blijken dat de burgemeester of de wethouder toch kosten maakt voor logies of maaltijd. In dat geval kan een declaratie worden ingediend. Deze dient met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier ingediend te worden bij de SSC-FA. Bij de declaratie worden de bonnen gevoegd. De vast te stellen werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. 10.6.7 Declaratie kosten binnen een maand Declaraties in het kader van de reis worden binnen een maand na terugkomst ingediend bij SSC-FA. Bij elke declaratie wordt gevoegd de omschrijving van de functionele aanleiding en de betrokken personen. Bijbehorende bescheiden worden ook bijgevoegd. De uitgaven worden vergoed voor zover zij door hoofd Interne Zaken Bestuursdienst redelijk en verantwoord geacht worden. 10.6.8 Gebruik van creditcards Uit de “Gedragscode burgemeester en wethouders”, gemeenteblad 90-2004, vloeit voort dat creditcards niet beschikbaar zijn voor wethouders en burgemeester. Op een buitenlandse dienstreis kan door de budgethouder van de reis gebruik gemaakt worden van de gemeentelijke creditcard. Het gebruik beperkt zich tot uitgaven die zijn gerelateerd aan het zakelijke doel van de reis en niet vallen onder de vaste onkostenvergoeding van de wethouders of de ambtstoelage van de burgemeester.
| HANDBOEK COLLEGE |
53
54
| HANDBOEK COLLEGE |
11
Geschenken
11.1 Geschenken ontvangen Geldende regelgeving • Gedragscode burgemeester en wethouders. 11.1.1 Algemeen Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld bij en geregistreerd door de kunstbeheerder Bestuursdienst en zijn eigendom van de gemeente. Persoonlijk bedoelde geschenken en giften met een waarde van meer dan € 50 worden in principe geweigerd. Als weigering om bestuurlijk/protocollaire redenen niet wenselijk is, wordt het persoonlijk bedoelde geschenk per definitie opgevat als een gemeentelijk geschenk en vindt melding en registratie conform de procedure voor gemeentelijke geschenken plaats. Indien een bestuurder persoonlijk bedoelde geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50 vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd. 11.1.2 Registratiesysteem gemeentelijke geschenken Burgemeester en wethouders krijgen door de tijd heen heel wat relatiegeschenken. Hierdoor is er bij de Bestuursdienst een geschenkencollectie, genaamd de B en W-collectie, ontstaan. De B en W-collectie heeft als doel inzicht te geven in en overzicht te houden over geschenken die burgemeester en wethouders ontvangen hebben; wat geschonken is, door wie en wanneer. Alle voor de gemeente ontvangen geschenken worden overhandigd aan de kunstbeheerder Bestuursdienst van de afdeling Interne Zaken Bestuursdienst. Bij de overhandiging aan deze medewerker wordt bij het geschenk het daartoe bestemde formulier gevoegd. De ontvangende bestuurder geeft daarop aan wat de aanleiding voor de ontvangst was en wie het voorwerp geschonken heeft. De kunstbeheerder registreert deze gegevens in het registratiesysteem. Afhankelijk van de aard van het geschenk beoordeelt de kunstbeheerder welke bestemming de meest geschikte voor het geschenk is. Dat kan betekenen dat het geschenk wordt overgedragen aan één van de Rotterdamse musea of instellingen of dat het geschenk wordt geveild. Indien een geschenk wordt overgedragen aan een organisatie, organisatieonderdeel of persoon buiten de Bestuursdienst, dan wordt daartoe door het college een besluit genomen. Worden geschenken geveild, dan | HANDBOEK COLLEGE |
55
wordt de opbrengst conform een collegebesluit gestort in het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam. Kunstbeheerder Bestuursdienst: mevrouw H. Gerver, 010 – 2673879. 11.1.3 Voorbeelden van aangeboden geschenken Wel accepteren
Niet accepteren
Aangeboden voorstellingen en evenementen Uitnodigingen voor het bijwonen van bijvoorbeeld voorstellingen of evenementen waarvoor geldt dat acceptatie functioneel is, mogen aangenomen worden, mits daarmee open wordt omgegaan en er niet gevreesd hoeft te worden voor integriteit-dilemma’s of belangenverstrengeling.
Aangeboden reizen Reizen op kosten van derden, inclusief overheidsinstanties, worden niet geaccepteerd. Is Rotterdamse deelname aan de reis in het belang van de gemeente, dan komen de kosten van de reis voor rekening van de gemeente Rotterdam, tenzij het college ter zake anders beslist.
Geschenken of giften < € 50 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50 vertegenwoordigen, kunnen deze worden behouden en hoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.
Geschenken of giften > € 50 Persoonlijk bedoelde geschenken en giften met een waarde van meer dan € 50 worden in principe geweigerd. Als weigering om bestuurlijk/protocollaire redenen niet wenselijk is, wordt het geschenk opgevat als een gemeentelijk geschenk en vindt melding en registratie conform de procedure voor gemeentelijke geschenken plaats. Aangeboden geschenken aan het huisadres Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, dan wordt dit geschenk overhandigd aan de kunstbeheerder Bestuursdienst.
56
| HANDBOEK COLLEGE |
11.2 Geschenken geven - relatiegeschenken De afdeling Externe Betrekkingen en Kabinet (EBK) van de Bestuursdienst beheert de gemeentelijke relatiegeschenken. Deze geschenken zijn beschikbaar voor collegeleden (en/of mensen die namens collegeleden ergens optreden) en kunnen bij EBK aangevraagd worden. EBK adviseert met gepaste soberheid over te geven geschenken, aan de hand van enkele regels met betrekking tot het doel van uitgifte, soort ontvanger en eventueel land waar het geschenk wordt uitgereikt. Alle geschenken kunnen digitaal bekeken worden via Sjaan. Contactpersoon: mevrouw A.L. Hekstra, EBK, telefoon 010 – 2672503.
| HANDBOEK COLLEGE |
57
12
Procedures met bijzondere wettelijke rol burgemeester
12.1 Inbewaringstelling wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Inbewaringstellingen krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) worden in Rotterdam volgens de hieronder beschreven procedure afgewikkeld. De burgemeester of de dienstdoende wethouder heeft hier een belangrijke rol in. De procedure is gestandaardiseerd via BOPZ-online: een telefoon- en internetdienst ontwikkeld door Khonraad Software Engineering BV. Voor vragen en het melden van storingen is een 24 uurs BOPZ-Online helpdesk beschikbaar: 0900-5555544. 12.1.1 Werkwijze en procedures Inbewaringstelling Opstellen van de geneeskundige verklaring • De arts/psychiater van de Acute Dienst van de Riagg’s (meestal ingeschakeld door huisarts of politie) beoordeelt een patiënt van wie vermoed wordt dat hij op grond van een stoornis in de geestvermogens gevaar veroorzaakt. De arts/psychiater beoordeelt de feitelijke omstandigheden en concludeert op basis daarvan of er grond is voor een inbewaringstelling. • Wanneer de arts/psychiater tot de conclusie komt dat een IBS aangewezen is, wordt in BOPZ-Online een geneeskundige verklaring opgesteld en elektronisch ondertekend. Het systeem geeft vervolgens het mobiele telefoonnummer van de dienstdoende IBS-wethouder of de burgemeester en van de achterwacht. • Omdat het bij inbewaringstellingen gaat om gevaarssituaties met een acuut karakter dient de dienstdoende wethouder c.q. burgemeester te allen tijde goed bereikbaar te zijn. Deze is daartoe uitgerust met een voor BOPZ-Online geprogrammeerde mobiele telefoon. • De arts/psychiater legt de dienstdoende wethouder of de burgemeester de situatie voor en verzoekt hem/haar een last tot inbewaringstelling af te geven. Afgifte van de last tot inbewaringstelling • Op basis van de geneeskundige verklaring die de dienstdoende wethouder of de burgemeester met de PC of smartphone via BOPZ-Online kan inzien, wordt een last tot inbewaringstelling afgegeven. Daartoe wordt in het systeem een beschikking opgesteld en door de wethouder of burgemeester elektronisch ondertekend. • De arts/psychiater kan via de internetsite van BOPZ-Online inzien wanneer de last tot inbewaringstelling is afgegeven of ontvangt een sms-bericht dat de last is afgegeven. Tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling • Indien noodzakelijk schakelt de arts/psychiater de politie in voor het ten uitvoer leggen van de beschikking en wordt de ambulancebezetting geïnformeerd over eventuele bijzonderheden. 58
| HANDBOEK COLLEGE |
• BOPZ-Online verstuurt automatisch de documenten aan betrokken instanties (Raad voor Rechtsbijstand, opnemend ziekenhuis). • Wanneer door het betreffende psychiatrisch ziekenhuis het opname tijdstip is toegevoegd, verstuurt BOPZ-Online automatisch de documenten naar de Officier van Justitie en de Inspectie voor de gezondheidszorg. • De GGD draagt zorg voor de verdere administratieve afhandeling (archivering en het informeren van de familie). Regeling bevel tot opname • Wanneer de betrokkene niet binnen 24 uur is opgenomen, informeert de politie de dienstdoende IBS-wethouder of de burgemeester. • Via BOPZ-Online (eventueel via de Helpdesk) is bekend welk psychiatrisch ziekenhuis de betrokkene zou moeten opnemen. In een contact met de medisch eerstverantwoordelijke wordt door de wethouder of burgemeester nagegaan of en zo ja waarom aan de opnameplicht geen gevolg kan worden gegeven. • Indien noodzakelijk volgt daarop een telefonisch contact van de dienstdoende wethouder of de burgemeester met de Geneeskundige Inspectie Zuid-Holland en Zeeland (070 - 3 723 100). Dit overleg heeft als doel om de overwegingen van het psychiatrisch ziekenhuis te verifiëren. • De burgemeester of de wethouder kan vervolgens het betrokken psychiatrisch ziekenhuis een bevel tot opname geven (het bevel tot opname is volgens de wet een bevoegdheid van de burgemeester). Helpdesk BOPZ-online
0900-5555544 (5x5 – 2x4)
GGD voor inhoudelijke informatie Cluster Persoonsgebonden Zorg
K.J. Ridder 010 - 4339524
12.1.2 Toelichting bij werkwijze en procedures inbewaringstelling Gedwongen opname Op grond van artikel 20 van de Wet BOPZ is de burgemeester bevoegd iemand die: 1. gevaar veroorzaakt; 2. door een stoornis in de geestvermogens; 3. dat zo acuut is dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht; 4. en waarbij opname in een psychiatrisch ziekenhuis de enige mogelijkheid is dat gevaar af te wenden, in bewaring te stellen, dat wil zeggen met spoed gedwongen te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Mandaat taken burgemeester aan wethouders De taak van de burgemeester is gemandateerd aan de wethouders. Onder de burgemeester en de wethouders is een roulatiesysteem van kracht voor bereikbaarheid voor het geven van een last tot inbewaringstelling. Dat betekent dat bij toerbeurt de burgemeester of een wethouder een week lang dag en nacht beschikbaar is voor het geven van een last tot inbewaringstelling (IBS). De wethouder die de aansluitende week IBS-dienst heeft, fungeert als achterwacht. | HANDBOEK COLLEGE |
59
Uitwerking gevaarscriterium Het gevaarscriterium dat gehanteerd wordt, is in de jurisprudentie als volgt uitgewerkt: het gevaar moet betrekking hebben op een of meer personen (degene die het gevaar veroorzaakt inbegrepen) of op de algemene veiligheid van personen en goederen. Het hoeft niet alleen te gaan om direct levensgevaar voor betrokkene of anderen. Gevaar in de zin van de wet heeft ook betrekking op het berokkenen van schade aan andere belangen dan het leven van betrokkene of anderen. Gedacht kan worden aan: • gevaar voor de lichamelijke gezondheid (suïcidaliteit en automutilatie), • een gevaarlijke staat van zelfverwaarlozing, • gevaar voor het maatschappelijke of sociale bestaan van de betrokkene, • gevaar voor de geestelijke of lichamelijke gezondheid van anderen, • het bij herhaling creëren van explosieve situaties in de sociale omgeving waardoor verdergaand geweld onafwendbaar lijkt. Het is niet nodig dat het gevaar zich al heeft gemanifesteerd, er is ook sprake van gevaar als men met mogelijk gevaar ernstig rekening moet houden. Een last tot inbewaringstelling kan alleen worden gegeven als bovengenoemde omstandigheden zich voordoen. De last kan pas gegeven worden nadat een psychiater of arts terzake een geneeskundige verklaring heeft gegeven, waaruit bovengenoemde omstandigheden blijken. Varbanov arrest In het licht van het Varbanov arrest uit 2001 mag volgens Europees recht en de Hoge Raad een geneeskundige verklaring alleen opgesteld worden door een medisch specialist, de psychiater. In de praktijk wordt een geneeskundige verklaring ook opgesteld door een zeer ervaren GGZ-arts die geen psychiater is of een aio. Dat kan echter uitsluitend na raadpleging van een psychiater. De patiënt dient zo snel mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk de volgende dag, alsnog door een onafhankelijk psychiater gezien te worden. De psychiater stelt een verklaring op waarin gevaar en stoornis van de geestesvermogens en de relatie daartussen wordt bevestigd. Tenuitvoerlegging last tot inbewaringstelling Artikel 20 lid 4 van de Wet BOPZ bepaalt dat het ten uitvoer leggen van de beschikking wordt opgedragen aan de politie, bijgestaan door hulpverleners van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). In afwachting van de opname wordt door de politie, in goed overleg met de hulpverlening, het gevaar afgewend. In het regionale Justitie/Politie/GGZ overleg worden de samenwerkingsafspraken uitgewerkt. Nadat de last tot inbewaringstelling is afgegeven, wordt het betrokken psychiatrisch ziekenhuis geïnformeerd. Bij een inbewaringstelling geldt een opnameplicht, hetgeen betekent dat de opnamecoördinator binnen 24 uur een opnamebed vrijmaakt.
60
| HANDBOEK COLLEGE |
Bevel tot opname Indien het psychiatrisch ziekenhuis de betrokkene binnen 24 uur nog niet heeft opgenomen, kan de burgemeester of wethouder na overleg met de Geneeskundige Inspectie een van de ziekenhuizen in de regio bevelen de betrokkene op te nemen. Het gaat om 24 uur gerekend vanaf het moment dat de inbewaringstelling is afgegeven. Het kan dus voorkomen dat de betrokkene langer dan 24 uur in een politiecel is ingesloten gerekend vanaf het eerste contact van de politie. Bericht aan de Rechtsbijstand, Officier van Justitie, Geneeskundige Inspectie en familie Volgens de bepalingen in de BOPZ dient degene die in bewaring wordt gesteld te worden bijgestaan door een raadsman. Tevens dient binnen bepaalde wettelijke termijnen de last tot inbewaringstelling en de geneeskundige verklaring te worden doorgeven aan de Officier van Justitie, die vervolgens een vordering tot voortzetting van de inbewaringstelling instelt bij de rechter. Daarnaast worden de Geneeskundige Inspectie en de naaste familie van betrokkene schriftelijk op de hoogte gesteld van de inbewaringstelling. 12.2 Wet tijdelijk huisverbod Op grond van artikel 2 lid 1 Wet tijdelijk huisverbod (Wth) heeft de burgemeester een discretionaire bevoegdheid om een huisverbod op te leggen, indien uit feiten en/of om¬standigheden blijkt dat de aanwezigheid van de betrokkene in de woning (een duidelijk vermoeden van) ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem of haar in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel ver¬blijven. Het gaat om situaties van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. De Wth trad op 1 januari 2009 in werking. 12.2.1 Werkwijze en procedures huisverbod in Rotterdam Het systeem huisverbod online van Khonraad In Rotterdam wordt in het kader van het huisverbod gewerkt met het systeem huisverbod online van Khonraad. Dit is een digitaal systeem waarin het huisverboddossier wordt opgebouwd en waarin de in het kader van het huisverbod noodzakelijke handelingen verricht kunnen worden door de verschillende actoren. Indien de burgemeester een besluit moet nemen over het intrekken of verlengen van een huisverbod ontvangt hij een e-mail en sms-bericht vanuit het systeem. Dit is slechts anders in geval van een herstelbeschikking. Omdat herstelbeschikkingen het dossier ingrijpend kunnen veranderen en voorkomen moet worden dat deze per abuis worden opgemaakt is ervoor gekozen geen automatische melding hiervoor te sturen. Voor een beslissing herstelbeschikking wordt de burgemeester (binnen kantooruren via zijn secretariaat) gebeld door de ketenregisseur huisverbod of diens waarnemer van de GGD Rotterdam. Deze zorgt er ook voor dat de beheerders van huisverbod online op de hoogte zijn van de afwezigheid van de burgemeester en wie dan locoburgemeester is.
| HANDBOEK COLLEGE |
61
Procedure opleggen huisverbod Rotterdam • Bij een mogelijk huisverbodwaardig incident huiselijk geweld start de Hulpofficier van Justitie (HOvJ) namens de burgemeester een huisverbodprocedure op. Hij belt direct het Crisisinterventieteam huisverbod van het Centrum voor Dienstverlening (CIT CVD, hulpverlening), en die komen dan binnen 30 minuten ter plaatse (24 uur per dag, 7 dagen per week). • De DHV (Directe hulpverlening, politie) is of gaat ter plaatse en houdt indien mogelijk de pleger aan die in het strafrechtelijk kader meegenomen wordt naar het politiebureau. De DHV spreekt alle betrokkenen. Op basis van de bevindingen voeren zij een screening uit aan de hand van een deel van de signalen. Die screening voeren zij in in huisverbod online. • Het CIT CVD gaat ter plaatse, spreekt met de achterblijvers, screent de situatie, legt de procedure uit en motiveert tot het aanvaarden van hulp. Vervolgens gaat het CIT CVD naar het politiebureau en spreekt daar met de pleger. Er wordt een plegerscreening uitgevoerd en op basis daarvan krijgt pleger direct een intakeafspraak bij een van de plegerhulpinstellingen in Rotterdam. Het CIT CVD voert de bevindingen in in huisverbod online van Khonraad inclusief een uitvoerig verslag van de gevoerde gesprekken. • De HOvJ voert overleg met de DHV en het CIT CVD, spreekt indien nodig en mogelijk nog met betrokkenen, voert de uiteindelijke Risicotaxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) in in huisverbod online, vraagt betrokkenen naar hun standpunten, maakt een belangenafweging en neemt een besluit om wel of geen huisverbod op te leggen. • Indien een huisverbod wordt opgelegd neemt de HOvJ de huissleutel van de uithuisgeplaatste in beslag, zegt de beschikking aan en reikt deze aan uithuisgeplaatste en achterblijver uit en voorziet hen ook van informatie en informatiemateriaal. Indien uithuisgeplaatste desgevraagd aangeeft rechtsbijstand te wensen wordt een piketmelding gedaan. Het CIT CVD regelt indien nodig een opvangbed voor uithuisgeplaatste bij het Leger des Heils. • Indien geen huisverbod wordt opgelegd wordt dit besluit aangezegd aan beide betrokkenen. Alleen op verzoek wordt een beschikking opgemaakt en uitgereikt. • De HOvJ registreert zijn verrichtingen in het Proces Verbaal van bevindingen in huisverbod online. Procedure rechtmatigheidtoets en herstelbeschikking opleggen huisverbod • Elk besluit rondom wel/niet opleggen van een huisverbod dat namens de burgemeester door de HOvJ is genomen wordt op rechtmatigheid getoetst door de juridisch beleidsadviseurs huisverbod bij de GGD Rotterdam. • Indien er herstelbare gebreken aan de beschikking kleven maken zij indien noodzakelijk een herstelbeschikking op. • De burgemeester wordt binnen kantooruren via zijn secretariaat gebeld met het verzoek de herstelbeschikking te tekenen. Buiten kantooruren wordt hij hierover gebeld door de ketenregisseur tijdelijk huisverbod van de GGD of diens waarnemer. 62
| HANDBOEK COLLEGE |
• De juridisch beleidsadviseur huisverbod bij de GGD draagt zorg voor mondelinge aanzegging en schriftelijke uitreiking van de herstelbeschikking aan de betrokkenen. • Indien er onherstelbare gebreken aan het namens de burgemeester genomen besluit kleven kan afhankelijk van de situatie het huisverbod worden ingetrokkenen. Verlenging van het tijdelijk huisverbod • Tijdens de 10 dagen van het huisverbod is de casemanager huisverbod bij het advies en steunpunt huiselijk geweld het centrale aanspreekpunt voor betrokkenen en de betrokken of te betrekken hulpverleners en overige professionals. De casemanager schrijft op basis van bevindingen uiterlijk op dag acht een zorgadvies over de noodzaak om het huisverbod wel of niet te verlengen. Dit advies wordt opgemaakt in huisverbod online. • De juridisch beleidsadviseur huisverbod bij de GGD neemt kennis van het zorgadvies, hoort namens de burgemeester de uithuisgeplaatste en de achterblijver(s) en maakt een belangenafweging. Op basis van de bevindingen wordt een advies aan de burgemeester opgesteld over wel of niet verlengen en dat wordt ingevoerd in huisverbod online. • De burgemeester ontvangt per e-mail/sms een melding uit huisverbod online zodra er een beleidsadvies is afgerond en er aldus een beslissing wel/niet verlengen voorligt. Hij kan zijn besluit digitaal nemen. Doordat huisverboden korte termijnen kennen en gelden tot exact 10 dagen na dag en tijdstip van opleggen is het tijdig nemen van een besluit van groot belang, zowel binnen als buiten kantooruren. De juridisch beleidsadviseur moet na het besluit van de burgemeester dit besluit nog voordat het huisverbod afloopt mondeling aan kunnen zeggen aan betrokkenen. • De juridisch beleidsadviseur ontvangt automatisch een melding over het genomen besluit en zorgt vervolgens voor de mondelinge aanzegging van het besluit wel/ niet verlengen en voor schriftelijke verstrekking in geval van verlenging. Indien er niet is verlengd wordt die beschikking slechts afgegeven indien daarom wordt verzocht door een of beide betrokkenen. Procedure intrekken huisverbod Rotterdam • Zowel tijdens de eerste 10 dagen als gedurende de verlenging van een huisverbod kan de burgemeester besluiten een huisverbod in te trekken. • Indien de casemanager huisverbod of de juridisch beleidsadviseur huisverbod bij de GGD van mening zijn dat er aanleiding is voor een onderzoek naar intrekking van het huisverbod starten zij daartoe de procedure. • De procedure kan ook worden gestart indien uithuisgeplaatste en/of achterblijver(s) om intrekkingen hebben verzocht. Dan moet in het verzoek wel zijn gemotiveerd waarom de situatie nu gewijzigd is en het weer veilig geacht kan worden om de uithuisgeplaatste weer terug te laten keren. • Indien de intrekkingsprocedure wordt gestart schrijft de casemanager huisverbod een zorgadvies omtrent de noodzaak om wel of niet over te gaan tot intrekking. | HANDBOEK COLLEGE |
63
• De juridisch beleidsadviseur huisverbod bij de GGD neemt kennis van het zorgadvies, hoort namens de burgemeester de uithuisgeplaatste en de achterblijver(s) en maakt een belangenafweging. Op basis van al zijn bevindingen schrijft hij een advies aan de burgemeester over wel of niet intrekken dat wordt ingevoerd in huisverbod online. • De burgemeester ontvangt per e-mail/sms een melding uit huisverbod online zodra het beleidsadvies is afgerond en er aldus een beslissing wel/niet intrekken voorligt. Hij kan zijn besluit digitaal nemen. • De juridisch beleidsadviseur ontvangt automatisch een melding over het genomen besluit en zorgt voor de mondelinge aanzegging van het besluit wel/niet intrekken en voor schriftelijke verstrekking van dat besluit aan betrokkenen. Helpdesk BOPZ-online
0900-5555544 (5x5 – 2x4)
GGD voor inhoudelijke informatie Cluster Persoonsgebonden Zorg
mr. Sara Etty 010-4339403 / 06-10576990
12.2.2 Toelichting bij toepassing wet tijdelijk huisverbod Wat is een huisverbod Het huisverbod is een beschikking houdende een last tot het onmiddellijk verlaten van een bepaalde woning en een verbod tot het betreden van, zich ophouden bij of aanwezig zijn in die woning en een verbod om contact op te nemen met degenen die met de per¬soon tot wie de beschikking is gericht in dezelfde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven. De beschikking tot het opleggen van een huisverbod bevat in ieder geval: 1. een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor het verbod geldt; 2. de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen ervan en 3. de namen van de personen ten aanzien van wie het contactverbod geldt (achterblijvers) Indien op grond van bijzondere omstandigheden de belangenafweging dat rechtvaardigt, kan in de beschikking een uitzondering worden opgenomen op het anders algeheel geldende huis en contactverbod. Dit is bijvoorbeeld denkbaar in geval van een praktijk aan huis, waarbij het huisverbod de uithuisgeplaatste zou belemmeren in de normale uitvoer van zijn bedrijf waarmee tevens het gezinsinkomen geschaad zou worden. Hoewel uithuisgeplaatsten het huisverbod vaak als een sanctie ervaren is het huisverbod dat naar aard nadrukkelijk niet. Het is een bestuursrechtelijke veiligheidsmaatregel die de bewegingsvrijheid van de uithuisgeplaatste beperkt. Het huisverbod is overigens geen vrijheidsbeperkende maatregel voor de achterblijvers.
64
| HANDBOEK COLLEGE |
Wanneer kan een tijdelijk huisverbod worden opgelegd? Op grond van artikel 2 lid 1 Wth kan de burgemeester een tijdelijk huisverbod opleggen, indien: 1. uit feiten en/of om¬standigheden blijkt dat de aanwezigheid van de betrokkene in de woning (een duidelijk vermoeden van) ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert, 2. voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel ver¬blijven (uit jurisprudentie zal moeten blijken wanneer er sprake is van ‘anders dan incidenteel verblijf)’. 3. de persoon van wie de dreiging uitgaat meerderjarig is. De maatregel kan worden ingezet naast een strafrechtelijk traject n.a.v. een incident huiselijk geweld maar kan ook ingezet worden indien zich (nog) geen strafbare feiten hebben voorgedaan, maar er wel een situatie wordt geconstateerd waarin er acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om (verdere) escalatie te voorkomen. In praktijk loopt het huisverbod in vrijwel 90% van de gevallen samen met een strafrechtelijk traject. Het tijdelijk huisverbod kan worden opgelegd tegen de wil van slachtoffers in. Een tijdelijk huisverbod kan meer dan eens aan dezelfde persoon worden opgelegd. De wet kent hiervoor geen limiet. Doel van het tijdelijk huisverbod Het doel van het tijdelijk huisverbod is: 1. het bij een (dreiging van) ernstig en onmiddellijk gevaar (of een ernstig vermoeden daarvan) direct stoppen van (verdere) escalatie, door de persoon van wie de dreiging uitgaat uit de woning en de levenssfeer van de achterblijvers te halen. 2. het benutten van het moment van crisis en de rustperiode tijdens het huisverbod om hulp aan te bieden aan alle betrokkenen om te proberen de situatie en omstandigheden waaronder de escalatie zich voordeed ook voor de toekomst te wijzigen 3. blijkens de Memorie van Toelichting bij de Wth ook om slachtoffers van huiselijk geweld de rust en ruimte te geven om eigen maatregelen te treffen om hun veiligheid te waarborgen. Zoals het starten van civiele procedures voor echtscheiding, toewijzing van de woning en straat en contactverboden. Hulpverlening bij een tijdelijk huisverbod De Wth verplicht gemeenten in zekere zin tot het garanderen van een hulpaanbod wat direct kan worden aangeboden aan betrokkenen bij een tijdelijk huisverbod. Uit jurisprudentie is gebleken dat rechters hier veel belang aan hechten. Uithuisgeplaatsten/plegers en achterblijvers/slachtoffers zijn echter niet verplicht de te bieden hulp te aanvaarden. Zij worden hier wel indringend voor benaderd en toe gemotiveerd. Hoewel het niet aanvaarden van hulp dus geen sanctie kent kan het weigeren van hulpverlening onder omstandigheden wel invloed hebben op de duur van het huisverbod (zie hierna bij de bevoegdheid tot het intrekken en de bevoegdheid tot het verlengen van een tijdelijk huisverbod). | HANDBOEK COLLEGE |
65
Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (RiHG) Het huisverbod is een ingrijpende maatregel en daarom heeft de wetgever een aantal waarborgen ingebouwd. Zo mag een besluit tot opleggen van een huisverbod slechts genomen worden na een uitvoerige risicotaxatie op basis van de limitatief in het Besluit tijdelijk huisverbod opgenomen 20 signalen. Deze signalen zijn verwerkt in het RiHG en op basis hiervan dient te worden beoordeeld of er sprake is van ‘een (dreiging van) ernstig en onmiddellijk gevaar’. De signalen zijn verdeeld over drie categorieën: 1. de persoon van de pleger 2. het verloop van het incident 3. de (gezins)achtergronden Na afronding van het RiHG volgt op grond van de Algemene wet bestuursrecht een belangenafweging gevolgd door het uiteindelijke besluit om wel of geen gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid tot het opleggen van een huisverbod. Die keuze moet steeds goed worden gemotiveerd. Mandaat aan Hulpofficier van Justitie Het uitvoeren van de bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod kan geheel of gedeeltelijk door de burgemeester worden gemandateerd aan de Hulpofficier van Justitie (HOvJ). Dit is een politiefunctionaris. Bij gedeeltelijk mandaat voert de HOvJ de risicotaxatie uit, maakt een belangenafweging en neemt vervolgens contact op met de burgemeester die dan het uiteindelijke besluit zelf neemt. Bij volledig mandaat wordt ook de uiteindelijke beslissing door de HOvJ namens de burgemeester genomen. In Rotterdam is sprake van volledig mandaat. Opvang van uithuisgeplaatsten met een huisverbod Uithuisgeplaatsten zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het regelen van een vervangend onderkomen. Zij zijn op grond van artikel 2 lid 6 Wth verplicht om de burgemeester te informeren over hun verblijfplaats. Indien een uithuisgeplaatste kenbaar maakt nergens onderdak te kunnen vinden wordt hem in Rotterdam een bed aangeboden bij de opvangvoorzieningen van het Leger des Heils. Overtreding van het huisverbod Het overtreden van een tijdelijk huis-en contactverbod door de uithuisgeplaatste persoon is op grond van artikel 11 Wth een strafbaar feit, een misdrijf, waarvoor de pleger buiten heterdaad kan worden aangehouden. De maximale straf voor het overtreden van het huisverbod is 2 jaar detentie. Politie moet toezien op de handhaving van het tijdelijk huisverbod en werkt daarin nauw samen met de casemanagers huisverbod bij het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld en de ketenregisseur tijdelijk huisverbod bij de GGD. Met het OM is afgesproken dat bij overtreding van het huisverbod na aanhouding de regel geldt: ‘voorgeleiding aan de Rechter Commissaris, tenzij…’. 66
| HANDBOEK COLLEGE |
Bevoegdheid tot intrekken van een tijdelijk huisverbod Gedurende de loop van een opgelegd huisverbod heeft de burgemeester op grond van artikel 2 lid 9 Wth de discretionaire bevoegdheid om het huisverbod in te trekken indien: 1. de uithuisgeplaatste hulp accepteert, 2. de hulpverlening aan de achterblijvers niet belemmerd wordt en indien nodig daaraan zal meewerken 3. er geen sprake meer is van (een vermoeden van) een (dreiging van) ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de achterblijvers. Zowel uithuisgeplaatsten als achterblijvers kunnen de burgemeester verzoeken om intrekking van het huisverbod. Een besluit tot intrekking kan alleen genomen worden door de (loco) burgemeester, de wet sluit elke vorm van mandatering van deze bevoegdheid uit. Bevoegdheid tot het verlengen van een tijdelijk huisverbod De burgemeester heeft op grond van artikel 9 Wth de discretionaire bevoegdheid om het huisverbod te verlengen met maximaal 18 aanvullende dagen indien het eerder geconstateerde (vermoeden van) ernstig en onmiddellijk gevaar nog steeds aanwezig is of is toegenomen. Inclusief verlenging kan een huisverbod dus maximaal 4 weken duren. Bij de afweging om wel of niet te verlengen kan het niet accepteren van hulpverlening door de uithuisgeplaatste en de betrokkenen als zodanig een rol spelen. Tegelijkertijd brengt het wel accepteren van hulp niet zonder meer mee dat het ernstige en onmiddellijke gevaar is geweken. Er kan ook worden verlengd voor een kortere duur dan 18 dagen. In Rotterdam is afgesproken bij verlenging altijd het maximum van 18 dagen aan te houden nu een verlengd huisverbod tussentijds kan worden ingetrokken door de burgemeester, terwijl er slechts 1 keer verlengd kan worden. De beslissing tot verlenging van een tijdelijk huisverbod kan alleen door de (loco) burgemeester worden genomen, de wet sluit elke vorm van mandatering van deze bevoegdheid uit. Rechtsbijstand voor uithuisgeplaatste met huisverbod Indien een uithuisgeplaatste rechtsbijstand van een advocaat wenst moet de burgemeester er zorg voor dragen dat de uithuisgeplaatste binnen 24 uur beschikt over een advocaat. Bij het opleggen van een huisverbod wordt door de politie namens de burgemeester daarom aangeboden om voor de uithuisgeplaatste een piketmelding te doen bij de Raad voor de Rechtsbijstand. Gedurende het huisverbod kan een uithuisgeplaatste op ieder moment alsnog verzoeken om een piketmelding. In dat geval wordt de piketmelding namens de burgemeester gedaan door de casemanagers huisverbod van het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld of de juridisch beleidsadviseurs huisverbod bij de GGD. | HANDBOEK COLLEGE |
67
Beroep en voorlopige voorzieningen bij de rechter Geen bezwaarprocedure Vanwege de korte termijnen die voor het huisverbod gelden heeft de wetgever de in het bestuursrecht gebruikelijke bezwaarprocedure uitgesloten in artikel 6 lid 1 Wth. Betrokkenen kunnen zich dus direct tot de rechtbank wenden. Lage drempel toegang tot de rechter Bij procedures rondom het tijdelijk huisverbod is de drempel voor toegang tot de rechter laag. Er geldt (sinds medio 2009) geen griffierecht en voor uithuisgeplaatsten geldt dat zij de kosten voor een advocaat in geval van een voorlopige voorziening vrijwel volledig vergoed krijgen van rijkswege. De kans op beroepsprocedures is daarmee aanzienlijk. Beroep en voorlopige voorziening tegen opleggen/verlengen Zowel uithuisgeplaatsten als achterblijvers kunnen daarom direct beroep instellen tegen een opgelegd of verlengd huisverbod bij de rechtbank. Indien zij tevens verzoeken om een voorlopige voorziening moet dat verzoek op grond van artikel 6 lid 2 Wth binnen drie werkdagen ter zitting behandeld worden door de rechtbank. Er wordt vervolgens direct of in elk geval binnen 24 uur na de zitting uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening waarbij ervoor gekozen kan worden om ook meteen uitspraak te doen over het ingestelde beroep. Beroep en voorlopige voorziening tegen niet opleggen/verlengen Indien er door de burgemeester is besloten om geen huisverbod op te leggen, of een opgelegd huisverbod niet te verlengen kan het slachtoffer hiertegen beroep instellen bij de rechtbank alsmede om een voorlopige voorziening verzoeken. Wederom geldt bij een voorlopige voorziening dat de zaak binnen drie werkdagen door de rechtbank moet worden behandeld. Om in beroep te kunnen gaan moet slachtoffer wel gevraagd hebben om een huisverbod of om een verlenging daarvan, alleen op verzoek wordt een beschikking niet opleggen of niet verlengen uitgereikt aan betrokkenen. Rechterlijke toetsing ook ex nunc De rechter toetst het (verlengde) huisverbod zowel ex tunc als ex nunc (artikel 6 lid 3 Wth). Hierdoor kan het zijn dat rechter bijvoorbeeld oordeelt dat een huisverbod terecht is verlengd, maar toch vernietigd dient te worden omdat er sinds het besluit tot verlening sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dan is het beroep tegen verlenging op grond van de ex tunc toetsing ongegrond maar op grond van de ex nunc toetsing gegrond. De vernietiging geldt dan vanaf het moment waarop de gewijzigde omstandigheden zich hebben voorgedaan of zich hebben geopenbaard. Kostenveroordeling gemeente/burgemeester Indien de uithuisgeplaatste of de achterblijver in het gelijk wordt gesteld wordt de gemeente veroordeeld in de kosten van het geding. Indien de gemeente in het gelijk 68
| HANDBOEK COLLEGE |
wordt gesteld volgt echter in de regel geen kostenveroordeling en dragen beide partijen hun eigen lasten. Aansprakelijkheidstelling burgemeester/gemeente Voorts kunnen uithuisgeplaatsten en achterblijvers bij de bestuursrechter verzoeken om vergoeding voor de door hen geleden schade indien het besluit tot opleggen of verlengen onrechtmatig is gebleken. Hierbij kan in elk geval gedacht worden aan kosten die de uithuisgeplaatste heeft moeten maken voor vervangende huisvesting. Appèl Tegen de beslissing van de rechtbank staat appèl open bij de Raad van State.
| HANDBOEK COLLEGE |
69
70
| HANDBOEK COLLEGE |
13
Bijlagen
13.1 Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van burgemeester en wethouders van Rotterdam Artikel 1 Verdeling werkzaamheden Het college van burgemeester en wethouders regelt de verdeling van zijn werkzaamheden alsmede de vervanging van de burgemeester in geval van diens verhindering of ontstentenis. Artikel 2 Dag en plaats van de vergaderingen 1. Het college van burgemeester en wethouders vergadert op één of meer vaste momenten per week. 2. Voorts vergadert het college van burgemeester en wethouders indien de burgemeester of tenminste twee leden dat nodig oordeelt/oordelen en laatstgenoemden, met opgave van redenen, aan de burgemeester als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders om een extra vergadering verzoeken. 3. De vergaderingen worden in het Stadhuis gehouden en vinden met gesloten deuren plaats. 4. Onverminderd het in het tweede lid bepaalde kan het college van burgemeester en wethouders van het eerste en derde lid afwijken indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. 5. De inhoud van agendaposten die aan het college worden overgelegd tijdens de vergadering is geheim, tenzij het college besluit dat de agendaposten openbaar zijn en deze oplegging van geheimhouding wordt geacht bij aanvang van iedere vergadering te geschieden. Artikel 3 Besluitvorming Onverminderd het bepaalde in artikel 56 Gemeentewet vindt de besluitvorming omtrent onderwerpen, waarover is beraadslaagd in een vergadering waarin (op dat moment) het vereiste aantal leden niet aanwezig was, plaats in de eerstvolgende vergadering waarin wel voldoende leden aanwezig zijn. Artikel 4 Stemmingen 1. Indien geen van de leden bij het nemen van een besluit stemming vraagt, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. 2. Indien een lid bij het nemen van een besluit stemming vraagt, wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, tenzij het derde lid wordt toegepast. De eerstverantwoordelijke wethouder stemt als eerste, vervolgens wordt in volgorde van anciënniteit gestemd. De voorzitter stemt als laatste. 3. Indien een lid dat verlangt, wordt bij het nemen van een besluit over een benoeming, voordracht of aanbeveling van personen gestemd bij gesloten en ongetekende stembriefjes. | HANDBOEK COLLEGE |
71
4. Bij de benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen worden leden die blanco briefjes hebben ingeleverd, geacht aan de stemming te hebben deelgenomen. Artikel 5 Verslaglegging 1. De secretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke verslaglegging. 2. Stemverhoudingen worden alleen vermeld als één of meer leden daarom vraagt/ vragen. 3. Het in de vorm van secretaris-aantekeningen te vervaardigen verslag wordt als ongewijzigd vastgesteld beschouwd tenzij een lid van het college van burgemeester en wethouders uiterlijk binnen drie dagen na het verschijnen van de secretaris-aantekeningen om een correctie heeft gevraagd. In bijzondere gevallen - bijvoorbeeld ingeval van tijdelijke afwezigheid van het betrokken collegelid bedraagt de termijn ten hoogste veertien dagen. Afhankelijk van de aard van de gevraagde correctie wordt de wijziging direct aangebracht dan wel nadat het verzoek om wijziging door de secretaris aan burgemeester en wethouders is voorgelegd. Alsdan stelt het college van burgemeester en wethouders de definitieve tekst vast. 4. Het in de vergadering behandelde, de aantekeningen en het verslag van de vergadering zijn geheim, tenzij het college besluit dat het behandelde, de aantekeningen en het verslag openbaar zijn en deze oplegging van geheimhouding wordt geacht bij aanvang van iedere vergadering te geschieden. Artikel 6 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 januari 1994. Alsdan vervalt het op 8 maart 1895 vastgestelde reglement (Gemeenteblad 1895, nr. 10).
72
| HANDBOEK COLLEGE |
13.2 Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad 2010 Citaat uit het Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad 2010: HOOFDSTUK III. BENOEMING WETHOUDERS Artikel 5 - Onderzoek vereisten wethouderschap 1. Voordat tot benoeming van een of meer wethouders wordt overgegaan, onderzoekt een commissie of degenen die voor benoeming tot wethouder in aanmerking komen, voldoen aan de wettelijke vereisten en (on)verenigbaarheid van functies welke verband houden met het wethouderschap. 2. De voorzitter benoemt daartoe een commissie van vijf leden, daaronder tevens begrepen de nestor, uit het midden van de raad die de stukken welke verband houden met de benoeming van een of meer wethouders, onderzoekt. 3. De commissie brengt in de vergadering waarin de benoeming van een of meer wethouders op de agenda staat, verslag uit van haar bevindingen omtrent de benoembaarheid van degenen die worden aanbevolen voor benoeming tot wethouder. 4. Voordat tot benoeming van een of meer wethouders wordt besloten, besluit de raad over de adviezen en voorstellen van de commissie. Artikel 6 - Installatie wethouders 1. De griffier leidt de door de raad benoemde wethouder(s) de vergaderzaal binnen voor het afleggen van de in de Gemeentewet voorgeschreven eed of verklaring en belofte. 2. Na het afleggen van de eed of de verklaring en belofte begeleidt de griffier de wethouder(s) naar de hem of haar toegewezen zitplaats.
| HANDBOEK COLLEGE |
73
13.3 Gedragscode burgemeester en wethouders De Raad van de gemeente Rotterdam, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 april 2003, BGS 03/770; raadsstuk 2003-454; gelet op artikel 41c, tweede lid en artikel 69, tweede lid Gemeentewet; Besluit: de hierna volgende gedragscode voor burgemeester en wethouders vast te stellen. 1 1.1 1.2 1.3.
1.4. 1.5. 1.6.
2 2.1 2.2
2.3
2.4
2.5
74
Algemene bepalingen Onder het college wordt verstaan: college van burgemeester en wethouders. Onder bestuurder wordt verstaan: een lid van het college. Deze gedragscode geldt voor de burgemeester en de wethouders. Deze gedragscode is een weerslag van het bepaalde in Gemeentewet en Handboek college. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt teruggegrepen op Gemeentewet of Handboek college en vindt zonodig bespreking plaats in het college. De burgemeester treedt op als vertrouwenspersoon bestuurlijke integriteit. De code is openbaar en door derden te raadplegen. De leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code. Belangenverstrengeling en aanbesteding Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn c.q. zijn ontslag uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.
| HANDBOEK COLLEGE |
3 3.1
3.2
3.3
3.4 3.5
4 4.1
4.2
4.3
5 5.1
5.2
Nevenfuncties De bestuurder laat al zijn nevenfuncties en beschermheerschappen via de gemeentesecretaris openbaar maken, waarbij naast het geschatte tijdsbeslag van de functie, tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarin strijdigheid bestaat of kan bestaan met het belang van de gemeente of waarvan de uitoefening onge wenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie. Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten. Een bestuurder meldt zijn voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie aan de raad. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoof de van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden niet vergoed door de gemeente, maar kunnen vergoed worden door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend. De bestuurder geniet geen vergoeding, in welke vorm ook, voor werkzaamheden t.b.v. q.q.-nevenfuncties. Hij stort eventuele vergoedingen voor q.q.-functies in de gemeentekas. Informatie Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie aan derden. Aan raadsleden kan geheime informatie verstrekt worden onder oplegging van geheimhouding, tenzij het openbaar belang zich tegen het verstrekken van informatie verzet. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie. Aannemen van geschenken Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Persoonlijk bedoelde geschenken met een waarde van meer dan 50 euro behoren in principe geweigerd te worden. Is een weigering om bestuurlijk/protocollaire redenen niet wenselijk, dan wordt het geschenk per definitie opgevat als een geschenk voor de gemeente. Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het
| HANDBOEK COLLEGE |
75
5.3
5.4
bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd. Uitnodigingen mogen worden aangenomen mits de acceptatie functioneel is, er open mee wordt omgegaan en er niet gevreesd hoeft te worden voor integriteitsdilemma’s of belangenverstrengeling. Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.
6 6.1
Bestuurlijke uitgaven Onverlet de regels met betrekking tot de algemene onkostenvergoeding, worden uitgaven uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. 6.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd: - met de uitgave is het belang van de gemeente gediend; en, - de uitgave vloeit voort uit de functie. 7 7.1
7.2
7.3 7.4
7.5
8 8.1
8.2 8.3
76
Declaraties De bestuurder declareert geen kosten waarop reeds op andere wijze in is voorzien, bijvoorbeeld door de aangeboden gemeentelijke, functionele voorzieningen of de onkostenvergoeding. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld. Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden binnen een maand afgerekend. De gemeentesecretaris, dan wel een door hem aan te wijzen ambtenaar, is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar. In geval van twijfel omtrent een declaratie, kan deze voorgelegd worden aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Creditcards Een gemeentelijke creditcard kan alleen ter beschikking worden gesteld aan de budgethouder t.b.v. een buitenlandse dienstreis. Deze budgethouder kan in voorkomende gevallen een bestuurder zijn. De gemeentesecretaris, dan wel een door hem aan te wijzen ambtenaar, draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een | HANDBOEK COLLEGE |
8.4 8.5
8.6
9 9.1 9.2
9.3
9.4
9.5
10 10.1
10.2
10.3
10.4
betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld. Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen. Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard kan dit aan de burgemeester gemeld worden en zo nodig ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd. Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan. Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen. Wethouders zijn voor de beschikbaar gestelde mobiele telefoon en fax een eigen bijdrage verschuldigd van 6% van hun onkostenvergoeding. Bestuurders kunnen voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd in een rittenadministratie. Bestuurders kunnen met het oog op het onderhouden van binnen- en buitenlandse betrekkingen conform de vastgestelde criteria een beroep doen op de relatiegeschenken van de gemeente. De uitgifte en het gebruik van relatiegeschenken wordt centraal geregistreerd onder vermelding van de verantwoordelijk bestuurder en de aanleiding/gelegenheid. Bestuurders zijn zelf verantwoordelijk voor fiscale consequenties bij privégebruik van door de gemeente ter beschikking gestelde voorzieningen. Reizen buitenland Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college. Het besluit wordt via een pers- of B&W-bericht openbaar gemaakt. Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft via een agendapost informatie over aanleiding en doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de adviezen van de burgemeester en directeur AZ. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden in principe niet geaccepteerd. Is er aantoonbaar sprake van een gemeentelijk belang, dan kan de reis op kosten van de gemeente gemaakt worden, tenzij het college anders besluit. Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag. Bij ééndaagse dienstreizen zonder overnachting
| HANDBOEK COLLEGE |
77
10.5
10.6
10.7
10.8
kan het opstellen van een reisverslag achterwege blijven, tenzij het college anders heeft aangegeven. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is uitsluitend toegestaan als dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 september 2003. De Griffier, K.D. Handstede
De Voorzitter, I.W. Opstelten
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 9 juni 2004 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, ingang Rodezand 18, begane grond.
78
| HANDBOEK COLLEGE |
13.4
Verordening voorzieningen collegeleden
Artikel 1 Onkostenvergoeding Wethouders ontvangen een onkostenvergoeding tot het maximumbedrag genoemd in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders voor gemeenten met meer dan 18.000 inwoners, zoals dat bedrag jaarlijks door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 2 Dienstreizen 1. Reis- en verblijfkosten van dienstreizen worden overeenkomstig de nader door het college gestelde regels vergoed. 2. De kosten van het gebruik van de eigen auto voor dienstreizen worden vergoed op basis van de in het Reisbesluit binnenland vastgestelde kilometerbedragen. Artikel 3 Computer- en communicatieapparatuur 1. De gemeente stelt de voor de ambtsvervulling noodzakelijke computer- en communicatieapparatuur ter beschikking. 2. Wethouders dienen voor de ingebruikneming van de apparatuur een bruikleenovereenkomst met de gemeente aan te gaan. 3. Burgemeester en wethouders stellen de vergoeding vast die door de wethouder betaald moet worden indien aan hem een telefoonvoorziening ter beschikking wordt gesteld. Artikel 4 Kinderopvang Wethouders kunnen op verzoek en overeenkomstig de ter zake geldende regeling voor ambtenaren gebruik maken van kinderopvang. Artikel 5 Verhuiskosten Wethouders die in verband met hun benoeming verplicht zijn te verhuizen naar Rotterdam komen in aanmerking voor vergoeding van hun reis-, pension- en verhuiskosten overeenkomstig het Rechtspositiebesluit wethouders. Artikel 6 Inwerkingtreding 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening voorzieningen collegeleden. 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad. Artikel 5 werkt terug t/m 7 maart 2002. Op hetzelfde tijdstip wordt de Verordening voorzieningen collegeleden (Gemeenteblad 2002, nummer 51) ingetrokken. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 april 2004. De Griffier, K.D. Handstede
| HANDBOEK COLLEGE |
De Voorzitter, I.W. Opstelten
79
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 4 mei 2004 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, ingang Rodezand 18, begane grond. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 De vaste onkostenvergoeding omvat de volgende kostencomponenten: - Representatie; - Vakliteratuur; - Contributies/lidmaatschappen; - Zakelijke telefoonkosten; - Bureaukosten/porti; - Zakelijke giften; - Reiskosten binnen de gemeente/excursies; - Ontvangsten. Artikel 2 De nadere regelgeving die door het college in de loop van de tijd is opgesteld en gewijzigd met betrekking tot dienstreizen is samengebracht in het Handboek college. Artikel 4 Deze regeling is conform de bepaling in de Verordening voorzieningen raadsleden en impliceert dat wethouders gebruik kunnen maken van een zogenoemde bedrijfsplaats in een instelling voor kinderopvang. Voor deze plaats betalen zij een inkomensafhankelijke bijdrage.
80
| HANDBOEK COLLEGE |
13.5 Functieomschrijving politiek assistent De functie De politiek adviseur werkt in een politiek dynamische omgeving. Zij/hij ondersteunt en adviseert de wethouder, de ambtelijke top en ambtenaren op het stadhuis en bij de diensten over politieke en beleidsmatige zaken. Hierdoor kan het ambtelijke apparaat goed functioneren en kan de wethouder haar/zijn verantwoordelijkheid ten volle waar kan maken. De politiek adviseur kan snel handelen en omschakelen. Geeft gevraagd en ongevraagd advies. De politiek adviseur heeft intensief contact met lokale en landelijke politiek. Is een belangrijke partner voor de ambtelijke top in relatie tot de wethouder. Weet wat er leeft in de stad bij burgers, organisaties en ambtelijk. Plaats in de organisatie De PA behoort tot het kernteam rond de wethouder. De rol en positionering van de PA dichtbij politieke en ambtelijke top brengt met zich mee dat de PA werkrelaties heeft met allerlei onderdelen van diensten uit de portefeuille van de wethouder evenals met organisaties buiten het ambtelijk apparaat. Kerntaken • De PA is primair verantwoordelijk voor politieke coördinatie voor de wethouder. Zij/hij onderhoudt namens de wethouder de contacten met raadsleden en het ambtelijke apparaat • De PA ziet samen met collega’s van beleid toe op de kwaliteit van brieven, beantwoording van schriftelijke vragen en andere beleidsproducten. • De PA geeft politiekstrategische adviezen bij optredens en interviews. Heeft intensief contact met de wethouder en ambtelijke top over politiek gevoelige dossiers en aangelegenheden • De PA ondersteunt de wethouder bij commissie en raadsvergaderingen en voorbereiding daarvan • De PA ondersteunt de wethouder in de beoordeling van consequenties en effecten van bestuurlijk handelen Tot de overige taken behoren • Adviseren van diensten in hun lobby richting Den Haag • Legt strategische verbindingen met lokale en landelijke politici in het belang van portefeuille wethouder/stad Rotterdam • Verbindt het beleid wethouder aan belangen van landelijke en lokale politici • De PA kan tevens een rol spelen bij het agendabeheer, advisering van optredens ed van de wethouder • Adviseert wethouder over diens rol, taakuitvoering en positionering • Adviseert op vragen van burgers
| HANDBOEK COLLEGE |
81
Functie-eisen en vaardigheden • • • • • • • • • • • • • • •
In staat zijn te acteren in een politiek dynamische omgeving In staat zijn snel op veranderingen in te spelen In staat zijn verbindingen te leggen tussen verschillende belangen In staat zijn op directieniveau politieke kwesties zichtbaar te maken Kent de politieke processen op lokaal en landelijk niveau Heeft relevante werkervaring Heeft ervaring met geven van advies in politieke of bestuurlijke omgeving Academisch denk- en werkniveau Inzicht in en aantoonbare ervaring met het functioneren van het openbaarbestuur Inzicht en affiniteit hebben voor politiek maatschappelijke ontwikkelingen Goede communicatieve en sociale vaardigheden Creatief, ondernemend Stressbestendig en flexibel Affiniteit met wethouder en bijbehorende politieke achtergrond Politieke antenne
Niveau van de functie Afhankelijk van ervaring, effectiviteit en zelfstandigheid zal inschaling plaatsvinden.
82
| HANDBOEK COLLEGE |
Colofon Redactie: Gemeente Rotterdam Fotografie: Rotterdam Image Bank Opmaak en druk: Repro Stadhuis Oplage: 50 @ april 2012