LTC 8059/00 Series
Instructie Handboek
NL
Allegiant® Master Control Software
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Inhoud
NL | 2
INHOUD 1 2 3 3.1 3.2 3.3 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 5 5.1 5.2 5.3
INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 SERVICE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 DESCRIPTION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 LTC 8059 README-bestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4 MASTER CONTROL SOFTWARE VOOR WINDOWS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8 Master Control Software voor Windows (MCS) opstarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8 Gebruikersprofiel aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8 Helpinformatie opvragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 Verbinding maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 Commando's in Master Control Software-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11 Tabellen bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13 Configuratietabellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15 Tabel BilinxTM-acties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .36 Gegevensoverdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .36 ALLEGIANT SYSTEM STATUS-APPLICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Menu van Allegiant System Status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37 Dialoogvenster System Logging Options . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37 Displays van System Status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .38
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 3
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Inleiding
1
INLEIDING
De software LTC 8059/00 maakt het bedienen van CCTV-systemen net zo gemakkelijk als van PC's. Deze software is de gebruiksvriendelijke interface voor een snelle en gemakkelijke configuratie van het gehele Allegiant-systeem op PC's met Microsoft®Windows. Met de Master Control Software kunt u de parameters van een Allegiant-systeem instellen en wijzigen, doorschakelschema's voor camera's programmeren, camera's, monitoren, satellieteenheden en toetsenborden voor bepaalde gebruikers blokkeren en veel andere functies uitvoeren. Met de actuele statusinformatie kunt u steeds zien waar het systeem op dit moment mee bezig is. De communicatie tussen de Master Control Software en het Allegiant-systeem verloopt via een RS-232-interface. OPMERKING: In deze handleiding kan "LTC 8x00" voorkomen als algemene aanduiding voor een willekeurig Allegiant-systeem. In de praktijk dient u "x" door het juiste teken te vervangen, bijvoorbeeld LTC 8300, LTC 8500 of LTC 8800.
2
SERVICE
Indien het apparaat ooit moet worden gerepareerd, dan dient de klant contact op te nemen met het dichtstbijzijnde servicecentrum van Bosch Security Systems, Inc. voor een volmacht voor terugzending en vervoersinstructies.
Servicecentra USA:
Phone: 800-366-2283 or 717-735-6638 fax: 800-366-1329 or 717-735-6639 CCTV Spare Parts Phone: 800-894-5215 or 408-956-3853 or 3854 fax: 408-957-3198 e-Mail:
[email protected] Canada: 514-738-2434 Europa, Midden-Oosten & Regio Azië-Pacific: 32-1-440-0711 Ga voor extra informatie naar www.boschsecuritysystems.com.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
3
DESCRIPTION
3.1
LTC 8059 README-bestand
Nu en dan worden er wijzigingen in de Master Control Software doorgevoerd die niet in deze handleiding worden behandeld. Deze wijzigingen zijn beschreven in het LTC 8059 README-bestand. Lees dit bestand telkens wanneer u een nieuwe versie van de LTC 8059 installeert. U vindt het pictogram voor het READMEbestand in de groep LTC 8059 van het startmenu.
3.2
Aan de slag
Controleer voordat u de Master Control Software gebruikt de volgende stappen om u ervan te verzekeren dat het programma op de host-computer juist werkt. Zorg dat u bekend bent met het bedienen van een Allegiant CCTV-systeem, de op Windows gebaseerde software en uw PC met het bijbehorende besturingssysteem. 3.2.1 Systeemvereisten Alvorens de Master Control Software te gebruiken, dient u te controleren of de host-computer aan de volgende eisen voldoet: • PC met Intel® Pentium®-processor van 120 MHz of hoger en Microsoft Windows • Windows® NT 4.0, Windows® 95, Windows® 98, Windows® 2000, of Windows® XP • Diskettestation • 32 MB RAM voor Windows NT, Windows 2000, of Windows XP of 16 MB RAM voor Windows 95, Windows 98, of Windows® ME • Een seriële poort • Een parallelle poort, geconfigureerd voor bidirectionele functionaliteit (controleer indien nodig de BIOS-instellingen) • Super-VGA of soortgelijk scherm 3.2.2 Controle op volledigheid Het Master Control Software-pakket bestaat uit verschillende onderdelen. Controleer aan de hand van deze lijst of het pakket compleet is: • • • •
LTC 8059/00 Gebruikershandleiding (dit boek) Diskettes Dongle Kabel van PC naar systeeminterface
NL | 4
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Description 3.2.3 Dongle Het programma op de host-computer werkt alleen als u eerst de dongle op een parallelle poort van die computer aansluit. U vindt deze poort (die vaak "LPT" heet) met behulp van de handleiding bij die computer. Controleer of de computer is uitgeschakeld. Druk de dongle op zijn plaats en draai de schroefjes aan. Let erop dat u de schroeven niet te vast aandraait.
3.3
U kunt een printer of ander apparaat op de dongle aansluiten, maar zolang dat apparaat is uitgeschakeld kan de werking van de dongle worden verstoord.
Bij LTC 8900-systemen zijn verschillende bestanden geleverd met configuratie-instructies voor de LTC 8943 besturings-PC (8900READ.WRI), de LTC 8944 en LTC 8945-netwerkhubs (894xREAD.WRI) en de BRASS Agentsoftware voor de PC (BRASSAGN.WRI). Deze bestanden zijn enkel als naslagwerk bedoeld. Alle instellingen waarnaar in deze bestanden wordt verwezen, zijn al door de fabrikant aangebracht.
Indien u niet wilt dat anderen toegang tot de Master Control Software hebben, kunt u de dongle verwijderen en veilig opbergen. Zonder de dongle werkt de Master Control Software niet en is dataverkeer onmogelijk. 3.2.4 Interfacekabel voor Console-poort Voor functies waarvoor communicatie tussen de Master Control Software en het Allegianthoofdsysteem is vereist, moet de hoofdcomputer met de meegeleverde LTC 8506/00 interfacekabel worden aangesloten op de Allegiant-centrale eenheid. Steek de 9-pens connector van de geleverde kabel in de CONSOLE-poort op de achterzijde van de centrale eenheid van het Allegiant-systeem. Steek de andere 9-pens connector van de kabel in een beschikbare seriële poort op de host-computer (PC). Dit kan "COM1" of "COM2" zijn. Voor een goed werkende communicatie tussen de PC en het Allegiant-systeem is het belangrijk dat beide dezelfde communicatieparameters gebruiken. De penfuncties van de kabels zijn als volgt:
9-pens male (Allegiant) 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Allegiant-naam Chassis GND Receive Data Transmit Data CTS RTS niet in gebruik Data GND niet in gebruik niet in gebruik
Penfuncties LTC 8506/00
Bosch Security Systems | 27 May 2004
9-pens female (PC) Geen 3 2 1 8 Geen 5 Geen Geen (jumperpennen 4 en 6) (jumperpennen 1 en 7)
Installatie
In deze paragraaf vindt u instructies voor de installatie van Allegiant Master Controle Software. Daarvoor is Allegiant CPU-firmware nodig met dezelfde of een hogere versie dan aangegeven op de labels van de installatiediskette. In deze instructies wordt uitgelegd hoe u kunt zien welke versie Allegiant CPU-firmware u hebt en hoe u oudere versies kunt updaten.
De installatieprocedure in de volgende secties is kort samengevat als volgt: 1. LTC 88059/00-software installeren 2. Versie van Allegiant CPU-firmware bepalen 3. (Indien nodig) update op Allegiant CPUfirmware uitvoeren 4. Master Control Software starten en verbinding met Allegiant-systeem maken 5. (Indien nodig) opgeslagen configuratiegegevens opslaan 6. Configuratie van Allegiant-systeem afronden 7. Opmerkingen over software laden en versturen 3.3.1 Stap 1. LTC 8059/00-software installeren De LTC 8059/00-software wordt geleverd op diskettes van 3,5 inch. Wij raden u aan alle andere toepassingen te sluiten voordat u het Setup-programma uitvoert. Onder Windows NT 3.51/4.0 of Windows 95/98 plaatst u diskette 1 en geeft dan "a:setup" op. daarna volgt u de instructies gedurende de installatieprocedure. Als er een nieuwe versie moet worden geïnstalleerd waar al een oudere aanwezig is, moet eerst deze oudere versie worden verwijderd. Dit kan eenvoudig met het hulpprogramma Uninstall LTC 8059. U kunt dit vinden in de Allegiant-map in het Startmenu van Windows. Nadat de nieuwe versie is geïnstalleerd, kan het nodig zijn om handmatig uw Allegiantconfiguratiebestanden te verplaatsen van de oude "\Alleg"-map naar de nieuwe locatie "C:\Program Files\Bosch Security Systems\LTC_8059\Alleg". U kunt deze bestanden gewoon in Windows Verkenner verslepen.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Description
NL | 5
Het Setup-programma maakt een programmagroep voor LTC 8059/00 met de volgende onderdelen: Master Control Software, Allegiant Network Host (alleen bij Windows NT, Windows 2000 of Windows XP), MCS Translator en een README-bestand met aanvullende informatie. U hebt deze programma's nodig om het Allegiant-systeem volledig in te stellen.
3.3.3 Stap 3. (Indien nodig) update op Allegiant CPUfirmware uitvoeren Voer deze stap alleen uit als uit stap 2 is gebleken dat een nieuwere versie van de firmware moet worden geïnstalleerd. Ga anders verder met stap 4.
3.3.2 Stap 2. Versie van Allegiant CPU-firmware bepalen U kunt de versie van de Allegiant CPU-firmware op verschillende manieren vaststellen.
A. De bestaande instellingsgegevens installeren en opslaan B. De Allegiant CPU-firmware vervangen
Methode 1 Selecteer met een operationeel Allegiant IntuiKeytoetenbord Display CPU version. Druk als u een LTC 8555-toetsenbord gebruikt op USER-23-ENTER. Hiermee wordt het versienummer weergegeven van de monitor die op dat moment door het toetsenbord wordt bediend. Dit nummer heeft de volgende indeling: x.xx; x.xx geeft hier de Allegiant-firmwareversie aan. Op de installatiediskette bij LTC 8059/00 vindt u de laagst mogelijke versie van Allegiant CPU-firmware die voor LTC 8059/00 geschikt is. Als uw versie van Allegiant-firmware lager is, dan dient u de firmware te updaten. Als 5.30, 5.50 of ERR 15 verschijnt in plaats van een versienummer, dan is de CPU verouderd. In dit geval dient u een CPU-print van de juiste versie voor de Master Control Software te installeren. Methode 2 Als het systeem nog niet is geïnstalleerd, kunt u de versie vaststellen door de CPU (LTC 8511/00, LTC 8610/00 of LTC 8810/00) te bekijken. Als zich onder op de print één zwart blokje met 8 DIPswitches bevindt (naast de batterijen) en een groene LED met de benaming "ACTIVE" bij de bovenkant van de print, dan is het geen recente versie. In dit geval dient u een CPU-print van de juiste versie voor de Master Control Software te installeren. Als het CPU-bord nog niet is verouderd, dient u de aangesloten IC's met copyrightlabels bij de batterijen te bekijken. Op de labels vindt u de cijfers 303 1029 yxx, waar y een getal tussen 0 en 9 of een letter uit het bereik A-F is en xx de firmwareversie aangeeft. (Na het versienummer kan nog -L of -H staan.) Als de versie lager is dan de vereiste, dient u de firmware te upgraden (zie stap 3).
Bosch Security Systems | 27 May 2004
Het updaten van de firmware gebeurt in twee stappen:
STAP 3-A. BESTAANDE INSTELLINGEN VERSTUREN EN OPSLAAN Als de CPU-firmware is bijgewerkt, worden de configuratiegegevens in het Allegiant-systeem gewist. Als u de bestaande instellingen niet wilt bewaren, dan kunt u verder gaan met stap 3-B. Als uw Allegiant-systeem is geprogrammeerd met de Master Control Software (MCS), dubbelklik dan op het pictogram Master Control Software voor Windows in de programmagroep LTC 8059/00. Het programma wordt nu opgestart. Maak verbinding en verstuur alle tabellen die u wilt behouden. Sla vervolgens het MCSbestand op uw PC op. (Lees later in deze handleiding hoe u kunt versturen en opslaan.) OPMERKING: Als het Allegiant-systeem met een op DOS gebaseerde versie van de Master Control Software is geprogrammeerd, gebruik dan uw huidige versie om de instellingen te versturen en op te slaan (Master Control Software voor Windows is niet compatibel met oude versies van CPU-firmware). Als uw Master Control Software niet compatibel is met de bestaande firmware, noteer dan alle later opnieuw op te geven programmeergegevens en ga door met stap 3-B. De oude, op DOS gebaseerde Master Control Software werkt niet op de snelle PC's van tegenwoordig. Mogelijk is voor de bovenstaande stap een oude 486 of een ouder model Pentium nodig. 3-B. ALLEGIANT CPU-FIRMWARE VERVANGEN De upgrade van de Allegiant CPU-firmware bestaat in het uitvoeren van een programma dat via een seriële poort van de PC nieuwe firmware in het Allegiantsysteem opslaat. Voer voor deze procedure de volgende stappen uit.
NL | 6
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Description 1. Als dat nog niet is gebeurd, sluit dan de seriële poort 1 of 2 van uw PC via de geleverde Console-kabel (of een andere kabel met de juiste penfuncties) aan op de Console-poort van het Allegiant-systeem. 2. Ga naar de directory
\BIN\MCS, waarbij de directory is waarin de software van LTC 8059/00 is opgeslagen. Er wordt een DOS-venster geopend. 3. Ga naar de directory \BIN\MCS, waarbij de directory is waarin de software van LTC 8059/00 is opgeslagen. Typ "download tc####.mot ", waarbij #### één van de volgende serienummers is die bij uw systeem past {8100, 8200, 8300, 8500, 8600, 8800, 8900} en de Compoort van uw PC is. Laat de aanhalingstekens weg en druk aan het einde van de regel op Enter. Volg de door het programma gegeven instructies op. Het ophalen kan tot 30 minuten duren. Controleer of er tijdens het ophalen fouten optreden. Is dat zo, probeer het dan opnieuw. Heel soms kan een fout bij het laden het Allegiant-systeem in een toestand brengen waarin het niet meer mogelijk is opnieuw verbinding te maken. Als dit gebeurt, schakel de Allegiant-eenheid dan uit en weer in. Probeer het daarna opnieuw. Als er opnieuw een fout optreedt, zoek dan de DIP-switch S1001, S100, of S0201 op de Allegiant-CPU op. Zet DIPswitch 5 op de stand ON (aan) en probeer het opnieuw. Als het ophalen is gelukt, zet u DIPswitch 5 weer op OFF (uit). Dan schakelt u de Allegiant-eenheid uit en weer in.
printer of ander apparaat op de dongle aansluiten. Als er een printer of ander apparaat op de dongle is aangesloten, maar niet is ingeschakeld, dan kan de werking van de dongle worden verstoord. (OPMERKING: Bij de Master Control Software kunt u de volgende dongles gebruiken: 303 1874 020 001, 303 1874 020 003, 303 1874 021 000, 303 1874 021 001 en de "zwarte" dongle (303 0754 001) die bij de op DOS gebaseerde Master Control Software is geleverd.) • •
• •
•
•
3.3.4 Stap 4. Master Control Software starten en verbinding met Allegiant-systeem maken Als dat nog niet is gebeurd, verbind dan de juiste seriële poort van de PC via de geleverde Consolekabel (of een andere kabel met de juiste penfuncties) met de Console-poort van het Allegiant-systeem. Als de bijgeleverde dongle nog niet is aangesloten, druk die dan in de parallelle poort van de PC. Deze dongle kan in serie worden geschakeld met andere dongles. Als u meerdere dongles gebruikt, kunt u deze in willekeurige volgorde installeren. U kunt dan een Bosch Security Systems | 27 May 2004
•
Start het programma Master Control Software. Log in met gebruikersnaam "Installer" en wachtwoord "1" OF met "Administrator" en wachtwoord "2" (laat de aanhalingstekens weg). Ga naar het menu File en selecteer de optie New. Selecteer Transfer/Communication Setup. Geef de COM-poort op die is verbonden met het Allegiant-systeem en kies de baudrate die het Allegiant-systeem ook gebruikt (standaard is 19200). Klik vervolgens op de knop Go-Online. Als u geen verbinding krijgt, controleer dan of de kabel op de juiste poorten is aangesloten en of de verbindingsgegevens correct zijn ingesteld (de parameters voor de PC in het menu Transfer/Communication Setup dienen exact gelijk te zijn aan die van het Allegiant-systeem). Verbeter eventuele fouten en probeer opnieuw verbinding te maken. Als de baudrate lager dan 19200 is, raden wij u aan deze te verhogen. Gebruik bij voorkeur snelheden van 19200 of 57600 - hogere snelheden gaan samen met kortere kabels. Als u de geleverde kabel van 3 meter gebruikt, zou een snelheid van 57600 betrouwbare moeten werken. Bij deze snelheden moet u altijd de handshaking activeren. Selecteer de tabel Parameters door op het tabblad Parameters te klikken. Als het tabblad Com Port nog niet is geselecteerd, klik daar dan op. Kies de gewenste baudrate voor de Console-poort en haal deze tabel op door op de knop Download onder de tabel te klikken. Dan wordt u gevraagd het systeem opnieuw op te starten. Doe dit en selecteer vervolgens Transfer/Communication Setup uit de menu's van de Allegiant-server en kies de nieuwe baudrate van het Allegiantsysteem. Klik op de knop Go-Online. Als de verbinding is gemaakt, is de configuratie voltooid.
NL | 7
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Description 3.3.5 Stap 5. (Indien nodig) opgeslagen configuratiegegevens opslaan U hoeft deze stap alleen uit te voeren als u de tabellen hebt opgeslagen zoals in stap 3-A hierboven is beschreven. Ga anders verder met stap 6. • Open het MCS-bestand dat bij stap 3-A is opgeslagen. (Selecteer File/Open.) • Maak verbinding. Selecteer in de menu's Transfer/Communication Setup en klik op Go-Online. • Sla de tabellen in het Allegiant-systeem op. (Dit wordt later in deze handleiding behandeld.) BELANGRIJKE OPMERKING: De Master Control Software voor Windows kan de bestanden die door op MS-DOS gebaseerde Master Control Software zijn gemaakt niet direct lezen. Daarom is er een programma meegeleverd dat deze bestanden in het juiste formaat kan omzetten. Dubbelklik op het pictogram MCS Translator in de programmagroep LTC 8059/00 om dit programma te starten. Selecteer het bestand dat u wilt omzetten en selecteer de naam van het doelbestand. Klik op de knop Translate. Dit programma vertaalt alles, behalve schakelschema's. De schakelschema's dienen handmatig in de Sequence-tabel in de Master Control Software voor Windows te worden opgegeven. 3.3.6 Stap 6. Configuratie van Allegiant-systeem afronden U kunt nu de tabellen van het Allegiant-systeem instellen. 3.3.7 Stap 7. Opmerkingen over software laden en versturen Voor een snellere uitwisseling van Allegiant-tabellen met het Allegiant-systeem: controleer of OnLine/System Status/Auto Start Display en OnLine/System Status/Auto Start Log To File NIET zijn geselecteerd en activeer deze ook niet tijdens het versturen of ontvangen. Maak daarna pas verbinding met het Allegiant-systeem. Als één van deze functies is geactiveerd (zichtbaar of onzichtbaar), dan duurt het versturen en laden aanzienlijk langer.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
3.4
LTC 8902 en LTC 8903-firmware vervangen (Alleen voor de serie LTC 8900)
Het upgraden werkt bij de LTC 8902 en LTC 8903 ongeveer zoals hierboven is beschreven, maar is eenvoudiger omdat het niet nodig is instellingen op te slaan of te herstellen. De upgrade van de Allegiant CPU-firmware bestaat in het uitvoeren van een programma dat via een seriële poort van de PC nieuwe firmware in de LTC 8902 of LTC 8903 opslaat. Voer voor deze procedure de volgende stappen uit. 1. Als dat nog niet is gebeurd, sluit dan seriële poort 1 of 2 van uw PC via de geleverde Console-kabel (of een andere kabel met de juiste penfuncties) aan op de Console-poort van het Allegiant-systeem. 2. Ga naar de directory \BIN\MCS, waarbij de directory is waarin de software van LTC 8059/00 is opgeslagen. Er wordt een DOS-venster geopend. 3. Typ "download tc####.mot ", waarbij #### 8902 of 8903 is (afhankelijk van het Allegiant-systeem) en de Compoort van de PC is. Laat de aanhalingstekens weg en druk op Enter. Volg de door het programma gegeven instructies op. Het laden kan tot 10 minuten duren. Controleer of tijdens het ophalen geen fouten optreden. Is dat wel zo, probeer het dan opnieuw. Heel soms kan een fout bij het laden het Allegiant-systeem in een toestand brengen waarin het niet meer mogelijk is opnieuw verbinding te maken. Als dit gebeurt, schakel dan de Allegiant-eenheid uit en weer in. Probeer het daarna opnieuw. Als er opnieuw een fout optreedt, zoek dan de DIP-switch S100 op de data-receiver van het Allegiant-systeem op. Zet DIP-switch 5 op ON (aan) en probeer het opnieuw. Als het opslaan is gelukt, zet dan DIP-switch 5 weer op OFF(uit). Schakel dan de Allegiant uit en weer in.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
4
MASTER CONTROL SOFTWARE
4.1
Master Control Software (MCS) opstarten
Het pakket Master Control Software (MCS) is een interface voor de Allegiant-configuratietabellen. U kunt het programma opstarten met een dubbele klik op het pictogram in het Start-menu van Windows. Na het opstarten van de Master Control Software verschijnt het dialoogvenster Login:
Dialoogvenster Login Als u het programma de eerste keer opent, ziet u bij User Name de naam Installer. Selecteer de juiste gebruikersnaam en voer het juiste wachtwoord in. Als er eerder een gebruikersnaam is opgegeven, vindt u deze door op het pijltje naar beneden te klikken. Als u het programma de eerste keer uitvoert, moet u de optie Installer selecteren (het standaardwachtwoord voor de installateur is 1). Selecteer de gebruikersnaam (het bevoegheidsniveau) en klik op OK.
4.2
Door de fabrikant zijn voor ieder rechtenniveau standaardwachtwoorden ingevoerd: Bevoegdheid Wachtwoord Installer 1 Administrator 2 Operator 3 Een installateur kan gebruikersnamen in de geactiveerde gebruikerslijst toevoegen, aanpassen of verwijderen. De naam van de laatste installateur kan NIET worden gewist. Systeembeheerders kunnen alle instellingen aanpassen, behalve die van installateurs. U kunt het dialoogvenster voor het aanpassen van de gebruikersprofielen openen door in het File-menu de optie User Profile te kiezen. Zie onderstaande afbeelding. Met dit dialoogvenster kunnen installateurs en systeembeheerders namen van andere systeembeheerders en gebruikers toevoegen, aanpassen en verwijderen. Als u een ontoelaatbare handeling kiest, dan volgt een waarschuwing. Om een gebruiker te verwijderen, selecteert u de desbetreffende regel en klikt u op de knop Delete User.
Gebruikersprofiel aanpassen
Met het dialoogvenster User Profile kunt u gebruikersnamen en bevoegdheden toevoegen, verwijderen of aanpassen. Master Control Software (MCS) kent drie bevoegdheidsniveaus:
Dialoogvenster User Profile
Installer (installateur): Heeft toegang tot alle systeemfuncties van Allegiant. Administrator (systeembeheerder): Heeft toegang tot alle systeemfuncties van Allegiant. Operator (gebruiker): Kan niet inloggen bij de MCS.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 8
Waarschuwing ontoelaatbare handeling
NL | 9
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Als u in het venster User Profile op Add User of Modify User klikt, dan verschijnt het dialoogvenster User Properties. Daarin vult u de gebruikersnaam, het gebruikerswachtwoord en bij User Group het bevoegdheidsniveau van de gebruiker in. De gebruiker "New User" in het volgende voorbeeld is een "Administrator" (systeembeheerder). De optie Do Not Allow Operator to Exit is grijs omdat gebruikers niet kunnen inloggen.
Dialoogvenster User Properties Installateurs en systeembeheerders kunnen extra gebruikersnamen met de bevoegdheden installateur, systeembeheerder of bestuurder aan de inloglijst toevoegen. Bovendien kunnen installateurs ook installateursbevoegdheden aan andere gebruikers toekennen.
4.3
Helpinformatie opvragen
Master Control Software heeft een uitgebreide on-line helpfunctie. U kunt hier op verschillende manieren gebruik van maken. Als u in het Help-menu de optie Contents selecteert, wordt een lijst onderwerpen weergegeven. Voor informatie over een bepaald onderwerp hoeft u maar op dat onderwerp te klikken. Onderstreepte woorden of zinnen geven aan dat er nog meer helpbestanden over het onderwerp beschikbaar zijn. Hier gaat u automatisch naar toe als u de onderstreepte woorden aanklikt. Master Control Software biedt ook contextafhankelijke helpinformatie, die u oproept door het indrukken van de toets F1. U kunt ook op de knop Context Help in de werkbalk klikken. Knop Context Help op de werkbalk: Als u op deze knop drukt, verandert de cursor in een pijltje/vraagteken. Voor hulp over een bepaald Bosch Security Systems | 27 May 2004
onderwerp hoeft u alleen maar op een item in het venster te klikken.
4.4
Verbinding maken
Voor communicatie met het Allegiant-systeem dient de Master Control Software on-line te zijn. Omdat de Master Control Software bij veel van de hieronder beschreven operaties on-line is, volgt nu eerst uitleg over het tot stand brengen van een verbinding. De Master Control Software communiceert via een van de seriële poorten van de PC (COM1, COM2 enz.) of via een netwerk met het Allegiant-systeem. Voor een rechtstreekse verbinding van de PC met het Allegiant-systeem moet u eerst de juiste seriële poort kiezen en de communicatieparameters hiervan gelijk maken aan die van de Console-poort van het Allegiant-systeem. Selecteer de optie Transfer/Communication Setup in het MCS-menu. Selecteer de COM-poort waarop het Allegiant-systeem is aangesloten. Stel dezelfde baudrate in als op het Allegiant-systeem. Klik vervolgens op de knop Go Online. De standaard baudrate is 19200. Als het niet lukt verbinding te maken, moet u controleren of de kabel op de juiste poorten is aangesloten en de communicatieparameters correct zijn ingesteld. De instellingen voor de PC in het menu Transfer/Communication Setup moeten exact overeenkomen met die voor het Allegiantsysteem. Verbeter eventuele fouten en probeer opnieuw verbinding te maken. Als de baudrate van de Console lager dan 19200 is, kunt u deze beter verhogen. Gebruik bij voorkeur de snelheden 19200 of 57600. Hogere snelheden zijn voor kortere kabels. Als u de geleverde kabel van 3 meter gebruikt, zou een snelheid van 57600 betrouwbaar moeten werken. Bij deze snelheden moet u altijd de handshaking activeren. Selecteer de tabel Parameters door op het tabblad Parameters te klikken. Hier moet u, als dit nog niet is geselecteerd, het tabblad COM Port (COM-poort) aanklikken. Kies de gewenste baudrate van de Console-poort en haal de tabel op door op de knop Download onder de tabel te klikken. Dan vraagt het systeem u om opnieuw op te starten. Doe dit en selecteer vervolgens de optie Transfer/Communication Setup om de nieuwe baudrate van het Allegiant-systeem in te stellen. Klik op Go Online.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Netwerkopties (Alleen beschikbaar voor Windows NT, Windows 2000, Windows XP) Het paneel Current Host is van belang als het Allegiant-systeem op andere computers in een netwerk is aangesloten. Als het in het MCS-bestand aangegeven Allegiant-systeem direct op een COMpoort van de PC is aangesloten, moet u hier Local instellen. Als het Allegiant-systeem op een andere PC in het netwerk is aangesloten, dan vult u hier de naam van de andere (host-)computer in. Voor een lijst met beschikbare computers in het netwerk kunt u in het vak Current Host op het pijltje naar beneden klikken. De eerste keer dat u de Master Control Software opstart, is Local de enige optie. Met de knop Refresh Host List kunt u een nieuwe host aan de lijst toevoegen. Als u deze knop aanklikt, kijkt MCS welke andere computers in het netwerk beschikbaar zijn. BELANGRIJK: Dit kan enkele minuten duren. Zolang MCS nog bezig is, ziet u een zandloper. Als bij Current Host een andere computer is ingesteld, moeten alle andere instellingen (COM-poort, baudrate, stopbits, databits en handshaking) hetzelfde zijn als op de host-computer. Via een netwerk kunt u een onbeperkt aantal PC's aan het Allegiant-systeem koppelen. U kunt ook verbinding maken met meerdere satellietsystemen en vanaf dezelfde computer zowel verbinding maken met locale systemen als satellietsystemen. Met de volgende stappen koppelt u via het netwerk PC's aan het Allegiant-systeem: 1. Open een bestand op de host-PC (de PC die via een COM-poort met het Allegiant-systeem is verbonden) of maak een nieuw bestand van het juiste type (LTC 8300, LTC 8500 enz.). 2. Maak vanaf de host-PC verbinding met het systeem. Kies bij Current Host de instelling Local. 3. Open vanaf de satellietsystemen een bestand of maak een nieuw bestand van het juiste type. 4. Selecteer de optie Transfer/Communication Setup zodat het dialoogvenster Communication Setup verschijnt. Klik op de optie Refresh Host List en wacht tot de update is voltooid. Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 10
5. Klik op het pijltje naar beneden voor een lijst van de computers in het netwerk en selecteer de naam van de computer die aan het Allegiantsysteem is gekoppeld. 6. Maak de overige instellingen gelijk aan die op de host-computer en klik op Go On-Line. De LTC 8059/00 Master Control Software bevat het programma Network Host. In de LTC 8059/00programmagroep is een pictogram voor dit programma opgenomen. U kunt het in een netwerkomgeving gebruiken zodat andere computers verbinding kunnen maken met het Allegiant-systeem terwijl de Master Control Software niet op de host-PC (de PC waarvan de COM-poort direct aan het Allegiant-systeem is gekoppeld) draait. Voor de hostsoftware van Allegiant hebt u geen dongle nodig. Voor het opstarten van de host-software hoeft u alleen maar op het bijbehorende pictogram in de programmagroep te dubbelklikken. Als MCS op de host-PC draait, hebt u de host-software niet nodig en hoeft u die dus niet te starten. Als er ondanks het opvolgen van de instructies toch problemen in de netwerkverbinding optreden, zijn de volgende tips wellicht nuttig. 1. Controleer of de host-PC (de PC waarvan de seriële poort direct aan het Allegiant-systeem is gekoppeld) de juiste versie van de LTC 8059/00software bevat. 2. Controleer of de host-PC de juiste versie van de Master Control Software of van het Allegianthostprogramma gebruikt. Er is geen verbinding tussen de host-computer en het Allegiant-systeem nodig. Controleren of de Master Control Software op de host-PC verbinding kan maken, is echter wel een goede manier om problemen op te sporen 3. Als de verbinding nog steeds niet werkt, probeer dan een netwerkstation aan de host-computer toe te wijzen. Bevindt de hostcomputer zich in een ander netwerkdomein of in een andere werkgroep, dan moet u misschien op die host inloggen met een gebruikersnaam die eerder op die host is ingesteld. Als dit gelukt is, dan kunt u opnieuw proberen verbinding met het Allegiantsysteem te maken.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
4.5
Commando's in Master Control Software-menu
Hieronder vindt u een beschrijving van de menu's van de Master Control Software. Sommige menu's kunt u ook via een knop op de werkbalk openen. Dit heeft hetzelfde effect als het selecteren van de overeenkomende menuoptie. 4.5.1 File-menu • New - Hiermee opent u een nieuw Allegiantconfiguratiebestand en verschijnt er een dialoogvenster waarin u een Allegiantmodel kunt selecteren.
•
Print Setup - Hiermee opent u een standaard dialoogvenster voor afdrukinstellingen op de PC, waarin u de printer, het papierformaat, de papieroriëntatie en andere instellingen kunt kiezen.
•
Recently Opened Files - De laatste opties onder het File-menu zijn de namen van de vier laatste geopende bestanden, die u hier meteen opnieuw kunt openen.
•
Exit - Sluit de Master Control Software af.
4.5.2 Edit-menu • Undo - Maakt de laatste bewerking ongedaan.
Knop op de werkbalk: •
Open - Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u een bestaand Allegiantconfiguratiebestand kunt kiezen.
Knop op de werkbalk: •
Knop op de werkbalk: •
Save - Hiermee slaat u de huidige Allegiantconfiguratie op een schijf op.
•
•
•
Save As - Hiermee slaat u de huidige Allegiantconfiguratie onder een nieuwe naam op. User Profile - Hiermee opent u het dialoogvenster User Profile, waarin u gebruikersgegevens (namen, wachtwoorden en groepen) kunt beheren en gebruikers kunt opgeven, aanpassen of verwijderen. Print - Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u af te drukken tabellen kunt selecteren. Er staat een selectievakje voor iedere tabel: cameratabel, monitortabel enz. Alle aangevinkte tabellen worden op de standaardprinter afgedrukt. Print Preview - Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u de tabel kunt selecteren waarvan u een afdrukvoorbeeld wilt. U kunt één afdrukvoorbeeld tegelijkertijd bekijken.
Cut - Kopieert de inhoud van de geselecteerde cellen naar het klembord en maakt de cellen leeg. Knop op de werkbalk:
•
Knop op de werkbalk: •
Copy - Kopieert de inhoud van de geselecteerde cellen naar het klembord. De inhoud van de cellen blijft gelijk. Knop op de werkbalk:
•
Paste - Plakt gegevens van het klembord in de cellen. Knop op de werkbalk:
•
Delete - Maakt de geselecteerde cellen leeg.
•
Select All - Selecteert alle cellen van een tabel.
4.5.3 Transfer-menu • Upload - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de geselecteerde tabellen kunt versturen. Er staat een selectievakje voor iedere tabel (cameratabel, monitortabel enz.). Alle aangevinkte tabellen worden van het Allegiantsysteem naar de configuratietabellen van de Master Control Software verstuurd. Als het Allegiant-systeem niet on-line is, is deze optie uitgeschakeld. Knop op de werkbalk:
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 11
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software •
Download - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de geselecteerde tabellen kunt laden. Er staat een selectievakje voor iedere tabel (cameratabel, monitortabel enz.). Alle aangevinkte tabellen worden van de configuratietabellen van de Master Control Software naar het Allegiant-systeem gestuurd. Als het Allegiant-systeem niet on-line is, is deze optie uitgeschakeld.
NL | 12
Bij de Allegiant-systemen LTC 8100, 8200 en 8300 vindt u de alarmuitvoerrelais op de achterkant van de ombouw. Bij andere Allegiant-modellen bevinden de alarmuitvoerrelais zich op de LTC 8540alarminterface. •
Auto Set \Date Time - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de automatische instelling van de datum en tijd kunt activeren.
•
Diagnose \ Alarm - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u Allegiant-alarmen kunt simuleren. Het venster toont u een lijst met alarmen die u kunt simuleren en de knoppen Activate en Deactivate. Als u de knop Activate selecteert, wordt het alarm daadwerkelijk in het Allegiant-systeem gegenereerd.
Knop op de werkbalk: •
Communication Setup - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de parameters van de seriële poort van de PC kunt instellen. Kies hier de juiste seriële poort ( COM1, COM2 enz.) en stel dezelfde communicatieparameters in voor baudrate, stopbits enz. als op de Console-poort van het Allegiant-systeem. Zie de paragraaf Verbinding maken. U kunt de communicatieparameters alleen wijzigen als het Allegiant-systeem niet on-line is. Anders is deze optie uitgeschakeld. Knop op de werkbalk:
4.5.4 Online-menu • Auto Set\ Video Loss Configuration - Hiermee activeert u de tabel waarmee het systeem de controle op het wegvallen van het videosignaal instelt voor de momenteel gebruikte videoingangen. De monitor- en toetsenbordtabel bieden naast informatie over beeldverlies ook configuratieopties in het Real Time Statusgedeelte van het programma. Meer informatie vindt u in het bijbehorende gedeelte. Wanneer het alarmuitvoerrelais dat aan het nummer van een monitor is gekoppeld dat een kanaal zonder video weergeeft, is ingeschakeld door middel van de Auto Set/Video Loss Configuration, zal het relais bij beeldverlies worden geactiveerd. Het relais wordt ook geactiveerd wanneer een kanaal zonder beeld handmatig voor de betreffende monitor wordt geselecteerd.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
BELANGRIJK: Als u een alarm hebt geactiveerd, moet u dit altijd weer uitschakelen. Als het alarm is bevestigd, kan het erop lijken dat het niet meer actief is. U moet het echter altijd nog uitschakelen! Bij twijfel kunt u nogmaals op de knop Deactivate klikken. Als het niet nodig was, gebeurt er ook niets. •
Broadcast - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een bericht naar alle Allegiantmonitors kunt verzenden. Het bericht is zichtbaar gedurende de tijd die in de tabel Parameters/Miscellaneous is opgegeven.
•
Go Online - Hiermee kunt u proberen verbinding te maken met het Allegiant-systeem met de huidige instellingen van de seriële poort van de PC, die in het dialoogvenster Transfer/Communication Setup staan. Knop op de werkbalk:
NL | 13
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Alle opties in het Status-menu zijn gekoppeld aan de toepassing Allegiant System Status (zie hoofdstuk 3). Die toepassing toont de instellingen voor één of meer Allegiant-systemen en alle gebeurtenissen en koppelt die per geselecteerde optie aan een bestand. •
•
•
Status\ Display - Hiermee schakelt u de Allegiant System Status-toepassing van zichtbaar naar onzichtbaar. Deze optie is aangevinkt wanneer System Status zichtbaar is. Hier hoort de volgende knop op de werkbalk bij: Status \ Auto Start Display - Hiermee bepaalt u of het programma Allegiant System Status automatisch wordt opgestart. Als deze optie is aangevinkt, dan wordt Allegiant System Status altijd opgestart als het Allegiant-systeem verbinding maakt. Status \ Log to File - Hiermee bepaalt u of door Allegiant System Status waargenomen gebeurtenissen in een bestand worden opgeslagen. Dit gebeurt als deze optie is aangevinkt.
•
Status \ Log to File Options... - Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u kunt selecteren welke gebeurtenissen aan de toepassing System Status worden gerapporteerd en welke in een bestand worden opgeslagen.
•
Status \ Auto Start Log to File - Hiermee schakelt u de optie Auto Start Log to File in of uit. Als deze optie is aangevinkt, dan is hij ingeschakeld. In dit geval worden aan System Status gerapporteerde gebeurtenissen automatisch in een bestand opgeslagen als het Allegiant-systeem verbinding maakt.
4.5.5 Window-menu • Cascade - Hiermee schikt u de geopende vensters zodat ze elkaar overlappen. •
Tile - Hiermee schikt u alle vensters zodat ze elkaar niet overlappen. Als het hoofdvenster te klein is, vindt er wel enige overlapping plaats.
•
Open Window List - Hier vindt u de namen van alle momenteel geopende vensters. Als u een van deze namen selecteert, wordt dit het actieve venster en wordt het over alle andere geopende vensters weergegeven.
4.5.6 Help-menu • Contents - Hiermee roept u een lijst met de beschikbare helponderwerpen op. Knop op de werkbalk: •
4.6
About - Hiermee worden de copyrightgegevens van de Master Control Software zichtbaar.
Tabellen bewerken
De configuratie van het Allegiant-systeem wordt weergegeven als een set gestapelde tabellen, net als een ringband met tabbladen. Als u een tabblad aanklikt, brengt u de bijbehorende tabel naar de voorgrond en kunt u die bewerken. De meeste tabellen bestaan uit rijen en kolommen met cellen waarvan u de inhoud kunt aanpassen. Er zijn drie typen cellen: bewerkbare cellen, afrolmenu's of selectievakjes. Zie onderstaande afbeelding.
Configuratietabel
Bosch Security Systems | 27 May 2004
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software 4.6.1 Cellen bewerken Klik op een bewerkbare cel als u de inhoud wilt aanpassen. Ingetikte nieuwe tekst vervangt dan de oude tekst. Als u bestaande tekst wilt bewerken, dan moet u op de cel dubbelklikken, de cursor op de plaats in de cel plaatsen waar u tekst wilt wijzigen en nogmaals klikken. Dan worden de tekens vanaf daar ingevoegd. De afrolmenu's lijken bewerkbare cellen. Maar als u ze selecteert, verschijnt een pijltje naar beneden waarmee u een lijst met beschikbare opties voor die cel kunt laten weergeven. »U kunt de opties selecteren door ze aan te klikken. Met de selectievakjes kunt u parameters als TRUE/FALSE ( JUIST/ONJUIST), ENABLE/DISABLE (INSCHAKELEN/ UITSCHAKELEN) en YES/NO ( JA/NEE) opgeven. Als u een cel aanvinkt, schakelt u die optie in. Een aangevinkt selectievakje betekent dus juist, ja of ingeschakeld. U kunt het vakje aanvinken of uitschakelen door op het selectievakje te klikken. 4.6.2 Meerdere cellen selecteren Voor sommige handelingen, zoals het bewerken van meerdere cellen, moet u meerdere cellen tegelijk selecteren. Dit doet u als volgt: •
Als u de hele tabel wilt selecteren, klik dan op de tabelkop, de cel in de eerste kolom naast de titelregel.
•
Als u alle voorgaande selecties wilt annuleren en een hele rij wilt selecteren, klik dan op de rijkop, de cel in de eerste kolom van de rij.
•
Als u alle voorgaande selecties wilt annuleren en een hele kolom wilt selecteren, klik dan op de kolomkop, de titelcel van de kolom.
•
Als u alle voorgaande selecties wilt annuleren en een normale cel wilt selecteren, dan hoeft u alleen maar op die cel te klikken.
•
Als u alle cellen binnen een bepaalde rechthoek wilt selecteren, zet de muis dan op de eerste van die cellen, houd de linkermuisknop ingedrukt, sleep de muis naar de laatste cel die u wilt selecteren en laat dan de muisknop los.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 14
•
U kunt echter ook met ingedrukte Shift-toets op de eerste gewenste cel klikken, daarna naar de laatste gewenste cel gaan en met ingedrukte Shift-toets op die laatste cel klikken.
•
Als u een nieuwe cel wilt selecteren zonder een eerdere selectie te annuleren, houd dan de Ctrltoets ingedrukt als u op die nieuwe cel klikt.
4.6.3 Meerdere cellen bewerken In de tabellen van de Master Control Software kunt u gemakkelijk de waarde in een aantal opeenvolgende cellen tegelijk aanpassen. Dit geldt alleen voor cellen in dezelfde kolom. In tabellen met ononderbroken rijen selectievakjes, zoals blokkeringstabellen, kunt u ook cellen in verschillende kolommen tegelijkertijd te wijzigen. Het bewerken van meerdere cellen tegelijkertijd gaat als volgt: •
Geef één van de cellen de gewenste waarde.
•
Selecteer de andere te wijzigen cellen. Zie Meerdere cellen selecteren.
•
Klik met de rechtermuisknop op een willekeurige cel in het geselecteerde gebied. Er verschijnt een dialoogvenster waarmee u het geselecteerde gebied met de waarde van de "huidige" cel kunt vullen. De huidige cel is de cel die u het eerst hebt geselecteerd. Deze cel ziet er anders uit dan de andere geselecteerde cellen.
NL | 15
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software 4.6.4 Afmetingen van rijen en kolommen aanpassen U kunt de afmetingen van elke rij of kolom in de tabellen van de Master Control Software wijzigen. Als u de breedte van een kolom wilt wijzigen, dan moet u de cursor in de titelrij op de scheidingslijn tussen de kolommen plaatsen. Wanneer de cursor in de formaatcursor verandert, zoals in de onderstaande afbeelding, dan drukt u de muisknop in en sleept u de scheidingslijn naar de nieuwe positie.
Formaatcursor Als u de hoogte van een rij wilt aanpassen, dan moet u de cursor tussen de rijen in de eerste kolom op de scheidingslijn plaatsen. Wanneer de cursor in de formaatcursor verandert, drukt u de muisknop in en sleept u de scheidingslijn naar de nieuwe positie. 4.6.5 Tabelknoppen Onder in iedere Allegiant-configuratietabel vindt u een reeks knoppen. Alle tabellen bevatten knoppen voor Save, Print, Download, Upload en Help. De opdrachten achter deze knoppen worden alleen voor de op dit moment geselecteerde tabel uitgevoerd. Als u bijvoorbeeld in de cameratabel op de knop Download drukt, wordt alleen de cameratabel geladen. De menu-optie Transfer/Download, geldt echter voor alle configuratietabellen.
4.7
Configuratietabellen
Bij de eerste keer openen zijn alle tabellen van de Master Control Software op de standaardwaarden ingesteld. OPMERKING: Als u wijzigingen in de Master Control Software wilt aanbrengen om de instellingen in een Allegiant-systeem te updaten, is het over het algemeen verstandig de betreffende tabellen eerst vanaf het systeem te laden. Lees de sectie over Gegevensoverdracht. Na het doorvoeren van de juiste wijzigingen kunt u de gegevens desgewenst op schijf opslaan en vervolgens in het Allegiant-systeem opslaan. Op deze manier voorkomt u het verlies van de via een toetsenbord doorgevoerde wijzigingen terwijl u de gegevens van de Master Control Software aan het bewerken bent. Vergeet niet de tabellen na het wijzigen opnieuw op te slaan. OPMERKING: Wanneer u een tabel op schijf opslaat, worden alle IDtabellen, blokkeringstabellen, tabellen met tijdgebonden acties, alarmtabellen, volgordetabellen en systeemparameters ook opgeslagen. Als u de Master Control Software wijzigt zonder de tabellen op te slaan, gaan de wijzigingen verloren. 4.7.1 Cameratabel Met de cameratabel kunt u het cameranummer, de op het scherm weergegeven camera-aanduiding en de installatieparameters van de camera's wijzigen. Met de kolom Input links in de tabel kunt u de toegewezen cameraingangen gemakkelijk vinden.
Cameratabel
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 16
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software CAMERA NUMBER In de kolom CAMERA NUMBER kunt u het nummer wijzigen waarmee een bepaalde camera wordt aangeroepen of weergegeven. Dit nummer wordt ook wel het 'logisch' cameranummer genoemd. Het is niet toegestaan twee maal hetzelfde nummer te gebruiken. Als u toch probeert hetzelfde cameranummer aan een tweede ingang toe te wijzen, wordt u gewaarschuwd dat dit nummer al in gebruik is en kunt voor stoppen of doorgaan kiezen. Als u voor doorgaan kiest, wordt het nummer opnieuw toegewezen en gaan de instellingen van de camera die dit nummer eerst had verloren. Bij het wijzigen van cameranummers kunt u het beste eerst de cameratabel voltooien, zodat het gehele systeem dezelfde IDnummers voor dezelfde camera's gebruikt. ID-nummers zijn de cameranummers die het systeem voor bewerking van schakelschema's, blokkeringstabellen en alarmtabellen gebruikt. TITLE De kolom Title bestaat uit velden van 16 tekens. Als u tekens wilt opgeven, dan moet u de cursor op de gewenste cel plaatsen om te kunnen typen. Voor het invoeren van speciale tekens dient u met de rechtermuisknop in de cel te klikken, waardoor er een dialoogvenster voor tekstinvoer verschijnt. Hier kunt u de codes voor de speciale tekens invoeren. Zie voor een lijst met tekencodes de Allegiant System Installation and Operations Manual. INSTALLATIE Na het selecteren van een installatiecel verschijnt een afrolmenu met de opties Local, Remote with Local Overlay en Trunk. LOCAL Dit is het eenvoudigste cameratype. Een camera is locaal als een fysieke camera (of andere signaalbron) rechtstreeks is aangesloten op een BNC-ingang op de achterkant van de centrale Allegiant-eenheid. Als u op een monitor een locale camera oproept, dan verschijnt het signaal dat op die BNC-ingang is aangesloten. De kolommen Bay en Monitor in de cameratabel zijn leeg en niet bewerkbaar.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
Remote with Local Overlay/Remote with Remote Overlay In een satellietconfiguratie zijn elders opgestelde camera's NIET rechtstreeks op de centrale eenheid aangesloten, maar op een andere (satelliet-)eenheid. In de cameratabel MOET u camera's die niet rechtstreeks op een BNC-ingang van de centrale eenheid zijn aangesloten opgeven als satellieteenheid (remote). Andere camera's kunnen zowel local als remote (of trunk) zijn. Wanneer een monitor van het centrale systeem een remote camera "oproept", ontvangt het centrale systeem het signaal van de gewenste satelliet (zoals later onder "Trunk" wordt beschreven). Met het eenheidnummer (of locatienummer) in de cameratabel geeft u aan op welke satelliet de remote camera is aangesloten. Typ hier een getal van 1 tot het hoogst mogelijke eenheidnummer. (Het nummer van een satellieteenheid is afhankelijk van de uitbreidingseenheid van de bijbehorende LTC 8780 data-converter.) De satellietbesturing gebruikt het logische cameranummer van een remote camera voor de ontvangst van het signaal van een satellieteenheid. Het satellietsysteem zoekt het cameranummer dan in de eigen cameratabel op om te bepalen om welk signaal het gaat. Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Fysieke camera-nrs 9+ 17+ 33+ 65+ 129+ 257+ 4097+
De tekst in het tekstveld op de monitor is afhankelijk van het type veld. Bij Remote with Local Overlay wordt het veld door de centrale eenheid gegenereerd (net als voor een locale camera). Bij Remote with Remote Overlay wordt het veld gebruikt dat door het satellietsysteem is gegenereerd. Dit betekent dat de weergegeven camera-aanduiding uit de cameratabel van het satellietsysteem komt. De delen van het veld met de systeemdatum/tijd en status, komen ook van het satellietsysteem en kunnen dus afwijken van de gegevens op de centrale eenheid. U kunt eventueel een functie Time Event 'Synchronize Satellites' op de centrale eenheid programmeren (zie de functies in de tabel met tijdgebonden acties) om op alle satellieten dezelfde datum en tijd in te stellen. Voor remote camera's is de kolom Monitor altijd leeg.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software TRUNK Bij een trunk is er op de BNC-connector geen camera aangesloten, maar een satellieteenheid. Omdat een trunk niet bij een bepaalde camera hoort, zijn de velden CAMERA NUMBER en CAMERA TITLE leeg. De BNC-connector is op een monitoruitgang van een satellieteenheid aangesloten. Als vanaf de centrale eenheid het videosignaal van een satellietcamera wordt opgevraagd, dan zorgt die eenheid automatisch dat het signaal van de gewenste camera op de juiste monitor verschijnt. Het signaal komt over de gebruikte trunkingang op de centrale eenheid binnen. Er zijn meerdere trunkverbindingen op dezelfde satelliet mogelijk (op verschillende monitoruitgangen). Het aantal signalen dat tegelijkertijd vanaf een systeem kan worden weergegeven, hangt af van het aantal trunkverbindingen met de satelliet. Als er bijvoorbeeld twee trunks op satellieteenheid 1 zijn, kunt u maximaal twee elders opgestelde camera's tegelijkertijd op de monitors van de centrale eenheid weergeven. Het aantal monitors van de centrale eenheid waarop u het signaal van een elders opgestelde camera kunt weergeven is onbeperkt. De monitors gebruiken allemaal dezelfde trunkverbinding. Bij het oproepen van een remote camera selecteert de centrale eenheid automatisch een beschikbare trunkverbinding voor het ingangssignaal. Wanneer de Master het signaal niet meer nodig heeft, is de trunkverbinding vrij voor signalen van andere remote camera's. Het maximale aantal trunkverbindingen is: Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Max. aantal trunks 8 16 32 64 128 256 4096
BAY NUMBER In de cameratabel geeft het veld Bay Number voor een trunk of remote camera het adresnummer van de satellieteenheid. Het maximale eenheidnummer is: Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Max. eenheidnr. 256 256 256 64 256 256 256
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 17
MONITOR NUMBER Het veld met monitornummers wordt gebruikt om aan te geven welke "logische" satellietmonitor op de trunkverbinding is aangesloten. CONTROLLABLE Met deze functie verschijnt een dubbelzijdige pijl in het monitorveld. Dit selectievakje is normaal gesproken door de installateur ingesteld, om aan te geven dat de camera bestuurbaar is. 4.7.2 Monitor-tabblad Het tabblad Monitor bepaalt welk veld op de monitors verschijnt.
Monitorconfiguratietabel MONITOR NUMBER Dit veld is alleen beschikbaar op LTC 8900-systemen. U kunt het gebruiken om het nummer te wijzigen waarmee een bepaalde monitor wordt aangeroepen of weergegeven. Het getal is een logisch monitornummer. Het is niet toegestaan twee maal hetzelfde monitornummer te gebruiken. Als u toch probeert hetzelfde monitornummer aan een tweede uitgang toe te wijzen, wordt u gewaarschuwd dat dit getal al in gebruik is en kunt u voor stoppen of doorgaan kiezen. Als u voor doorgaan kiest, wordt het nummer opnieuw toegewezen en gaan de instellingen van de monitor die dit nummer eerst had verloren. Wanneer u (in een LTC 8900-document) een rij in de monitortabel wist terwijl het veld Monitor number zichtbaar is, gaan de instellingen van de monitor verloren en wordt de rij leeg. Bij niet geconfigureerde monitors voert de software minder bewerkingen uit, wat betere prestaties tot gevolg kan hebben.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Voor het verwijderen van monitorinstellingen klikt u met de linkermuisknop in de kolom Output van de gewenste rij en dan drukt u op de Delete-toets. MONITOR TITLE in de velden van deze kolom kunt u een monitoraanduiding van 12 tekens opgeven. X COORDINATE/Y COORDINATE Deze coördinaten bepalen de positie van het tekstveld op de monitor. Het bereik en de standaardwaarden variëren per model. BRIGHTNESS Met deze optie kunt u de helderheid van het tekstveld aanpassen. Het bereik gaat van brightest (lichtst) naar darkest (donkerst). Standaard is de maximale helderheid ingesteld. MONITOR DISPLAY In de kolom Monitor Display kunt u bepalen of de aanduiding, status, datum en tijd worden weergegeven. STATUS DISPLAY De bovenste regel van het weergegeven veld kan informatie over de systeemstatus of de aanduiding van de desbetreffende monitor bevatten. Dit bepaalt u met het veld Status Display Content. VIDEO LOSS DISPLAY Wanneer het veld Video Loss Display (Weggevallen videosignaal) is aangevinkt, wordt elke videoingang waar het signaal wegvalt naar de bijbehorende monitor overgeschakeld. Op de monitor verschijnen dan de normale cameraidentificatie- en statusgegevens en het bericht VIDEO NOT PRESENT! (Geen signaal). Deze functie is beschikbaar vanaf versie 7.6 van de CPU-software.
weergeeft, bij beeldverlies worden geactiveerd. Het relais wordt ook geactiveerd wanneer een kanaal zonder beeld handmatig voor de betreffende monitor wordt geselecteerd. Bij de Allegiant-systemen LTC 8100, 8200 en 8300 vindt u de alarmuitvoerrelais op de achterkant van de ombouw. Bij andere Allegiant-modellen bevinden de alarmuitvoerrelais zich op de LTC 8540alarminterface. START-UP CAMERA In de kolom Start-up Camera kunt u bepalen van welke camera het beeld na een "koude start" van het systeem moet worden getoond. Een koude start wordt alleen uitgevoerd nadat de inhoud van het geheugen met backup-batterij verloren is gegaan. 4.7.3 Alarmtabellen Met deze functie kunt u de alarmen van het Allegiantsysteem instellen. ALARMWIZARD De alarmwizard omvat een serie dialogen waarmee de gebruiker een vooraf gedefinieerde set alarmkenmerken kan configureren. De alarmwizard activeert hiervoor bestaande alarmtabellen op de Allegiant-server en geeft aanwijzingen voor het bijwerken van deze tabellen. Wanneer alle dialogen zijn doorgewerkt, zijn de alarmtabellen ingesteld met de door de gebruiker opgegeven kenmerken. TABEL ALARM TYPE U kunt in een afrolmenu kiezen uit de alarmtypen Normal, Switch en Custom. Alleen alarmen die als Normal zijn ingesteld, roepen alarmreacties in het Allegiant-systeem op. Bij Switch en Custom worden de alarmmechanismen gebruikt voor andere taken. Deze drie alarmtypen worden hieronder uitvoeriger besproken.
De toetsenbordtabel beschikt naast de monitortabeloptie ook over een configuratieoptie. Bovendien is het Real Time Status-gedeelte van het programma voorzien van een beeldverliesscherm (meer informatie vindt u in de bijbehorende gedeelten). U kunt controle van beeldverlies mogelijk maken door middel van de optie in het menu Auto Set/Video Loss Configuration. Als deze optie is ingeschakeld, zullen de daarvoor ingestelde monitoren en toetsenborden reageren op beeldverlies. Daarnaast zal ook het alarmuitvoerrelais dat is gekoppeld aan het nummer van een monitor die een kanaal zonder video Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 18
Tabel alarmtypen
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software TABEL NORMAL ALARM U kunt instellen dat het systeem bij een Normal-alarm reageert met voorgeprogrammeerde opties of met opties instellen die hieronder worden behandeld. U kunt de voorgeprogrammeerde opties via de knop Autoset in de tabellen Alarm/Normal selecteren. Deze standaardopties zijn identiek aan die op een standaardtoetsenbord van de basisversie van een Allegiant-systeem. Soms kunt u de Groeptabel gemakkelijker bewerken als u het systeem eerst op de standaardconfiguratie instelt die het meest op de gewenste configuratie lijkt. TABEL ALARM NORMAL GROUPS Met deze tabel kunt u de alarmmonitors groeperen. Als er bijvoorbeeld twee verschillende controlekamers zijn, kunt u voor iedere kamer een monitorgroep instellen. Waar later in de tekst over een groep wordt gesproken, wordt zo'n monitorgroep bedoeld. Deze monitorgroepen geven alarmbeelden weer als er een alarm is gedetecteerd. U kunt iedere alarmingang aan één of meer camera's koppelen en ieder alarm van nul of meer groepen voorzien. Als er een alarm wordt gedetecteerd, dan wordt het beeld van de bijbehorende camera's naar iedere groep verzonden die eraan is gekoppeld. De ontvangen alarmsignalen worden dan op één of meer monitors weergegeven. De instellingen in de groeptabel bepalen precies hoe iedere groep reageert. In iedere rij van de tabel wordt een monitorgroep gedefinieerd. In de kolom Group # (Groepsnummer), links in de tabel, vindt u de groepsnummers. Alle andere kolommen kunt u zelf bewerken.
Configuratietabel Alarm Normal Groups ALARMFUNCTIE AFSTELLEN De alarmfunctie van een groep afstellen wil zeggen dat u de monitors voorbereidt op het reageren op een alarmsignaal. Als dit niet is gebeurd, dan reageren de Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 19
monitors niet op een alarm. Voor het in- of uitschakelen van een afstelling moet u de cursor in deze kolom plaatsen en de linkermuisknop indrukken. Armed Step Monitor / Unarmed Step Monitor / Armed Review Monitor / Unarmed Review Monitor In deze kolommen per groep alle bijbehorende monitors. U kunt de monitors als stappenmonitor (Step Monitor) of overzichtsmonitor (Review Monitor) instellen. Deze twee typen monitors worden later uitgebreid beschreven. Geen enkele monitor kan bij meer dan één groep tegelijkertijd horen. Wanneer u in dit venster een monitor in een groep plaatst, wordt deze automatisch uit de oude groep verwijderd. Een monitor is of een stappenmonitor of een overzichtsmonitor, beide tegelijk kan niet. Een groep kan iedere mogelijke samenstelling van stappen- en overzichtsmonitors hebben. Als u een groep echter voor alarmen wilt afstellen, MOET deze ten minste één afgestelde stappenmonitor bevatten. Wanneer een groep een alarmsignaal ontvangt, wordt dit op alle overzichtsmonitors van die groep afgebeeld, maar op slechts ÉÉN stappenmonitor. Het signaal wordt afgebeeld op de stappenmonitor die op dat moment de minste alarmbeelden binnenkrijgt. Zodra een stappenmonitor een alarmsignaal ontvangt, gaat die automatisch naar een doorschakelmodus. Daaropvolgende signalen worden in chronologische volgorde weergegeven. De monitor geeft het signaal gedurende de ingestelde periode weer en schakelt dan over op het volgende signaal. Een overzichtsmonitor zet de beelden in een rij. De stappenmonitors zijn bedoeld om automatisch de verschillende alarmbeelden te doorlopen. Als er verschillende alarmen tegelijkertijd binnenkomen, worden de beelden verdeeld over de stappenmonitors in de groep. Ieder signaal wordt op één stappenmonitor weergegeven. Deze monitors wisselen elkaar af, zodat u alle alarmsignalen binnen korte tijd kunt bekijken. U kunt desgewenst de HOLD-toets gebruiken om het schakelschema te onderbreken. De overzichtsmonitors zijn bedoeld voor een nauwkeurigere weergave van het signaal. Aangezien iedere overzichtsmonitor ALLE door de groep ontvangen alarmsignalen weergeeft, kunt u alle alarmen op één enkele overzichtsmonitor bekijken. Als u wilt dat de overzichtsmonitors automatisch overschakelen, kunt u daar de RUN-toets voor gebruiken. Met de toetsen NEXT en PREVIOUS kunt u de doorlooprichting kiezen.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
Alarm Normal Groups na rechtsklikken CAPTURE TIME In de kolom Capture Time bepaalt u de MINIMALE tijdsperiode dat de monitors van een groep alarmsignalen weergeven. Als de alarmtijd 0:00 is (0 minuten en 0 seconden), wordt het alarm zo lang weergegeven als het signaal duurt. Wanneer het alarm wordt uitgeschakeld, dan wordt het beeld onmiddellijk gewist. Als de alarmtijd groter dan 0 is, dan verdwijnt het beeld pas nadat de minimale alarmtijd is verstreken. U kunt de alarmtijd op "FOREVER" (continu) instellen door "-1" op te geven. In dit geval kan het beeld alleen met de ACKNOWLEDGE-toets worden gewist. Zie Alarm Acknowledge. Voor het instellen van een alarmtijd, moet u naar de juiste kolom gaan en een tijd tussen 0 seconden (0:00) en 15 minuten (15:00) opgeven. U kunt ook met de rechtermuisknop op een cel klikken om een dialoogvenster op te roepen waarin u de alarmtijd kunt opgeven. CAPTURE TIME OPERATION Ieder alarmsignaal registreert hoe lang het in een groep is weergegeven. Deze alarmtijd wordt ALLEEN geregistreerd wanneer het signaal op een stappenmonitor wordt afgebeeld. De periode waarin het signaal op een overzichtsmonitor wordt afgebeeld, wordt NIET als alarmtijd geregistreerd. Bovendien wordt deze tijdsduur alleen gebruikt zo lang de alarmvideo wordt afgebeeld. De alarmtijd loopt ook niet door als u de weergave op de stappenmonitor met de HOLD-toets stilzet om een bepaald beeld beter te bekijken. Als de alarmtijd van een beeld is verlopen, wordt het beeld automatisch gewist nadat het alarm is uitgeschakeld. Het alarmsignaal wordt pas gewist als het alarm is uitgeschakeld en de alarmtijd is verlopen. Het systeem kan ook zo worden ingesteld dat een gebruiker geen alarmvideo kan bevestigen om deze te wissen. Zie Alarm Acknowledge. Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 20
ALARM ACKNOWLEDGE Dit veld is een selectievakje waarmee u kunt aangeven of de gebruikers alarmbeelden van monitors kunnen wissen door de toets ACK (Bevestigen) op hun toetsenbord in te drukken. Als een toetsenbord bij een alarm piepsignalen geeft, schakelt het indrukken van de ACK-toets alleen de piepsignalen uit. De inhoud van het veld Alarm Acknowledge heeft hier geen invloed op. Deze heeft echter wel invloed op de gevolgen van herhaaldelijk indrukken van de ACKtoets. Als dit vakje niet is aangevinkt, resulteert het herhaaldelijk indrukken van de ACK-toets in een foutmelding. Is het vakje wel aangevinkt, dan wordt het huidige alarmsignaal gewist op de aan het toetsenbord verbonden monitor. Dit geldt alleen als de alarmswitcher van de monitor is uitgeschakeld. Als dat niet het geval is, krijgt u een foutmelding. U kunt de alarmswitcher net als het doorschakelschema uitschakelen door de HOLDtoets op het toetsenbord in te drukken. Als u op ACK (Bevestigen) drukt, wordt het alarmsignaal zelfs verwijderd als het alarm nogis ingeschakeld of de alarmtijd nog niet is verlopen. UITVOERING ALARM BEVESTIGEN De ACK-toets werkt altijd voor de monitor die op dit moment aan het toetsenbord is gekoppeld. Door het indrukken van deze toets kan het zijn dat u het betreffende signaal ook van andere monitors in de groep verwijdert. Als er twee of meer overzichtsmonitors zijn, moet u het signaal vanaf iedere monitor bevestigen om het van de gewaarschuwde stappenmonitors te verwijderen. Dit kan van nut zijn als het signaal door twee personen moet worden waargenomen en bevestigd voordat het mag worden verwijderd. U kunt het alarm ook vanaf een stappenmonitor bevestigen, maar dan moet u eerst de switcher stopzetten met de HOLD-toets. Wanneer u een alarm vanaf een stappenmonitor bevestigt, wordt dit meteen van ALLE monitors in de groep verwijderd. Op deze manier heft u snel valse alarmen op. Als u wilt dat de beelden altijd eerst worden bekeken voordat ze kunnen worden gewist, moeten de gebruikers opletten dat ze het alarm niet per ongeluk vanaf een stappenmonitor bevestigen. DWELL TIME Bij meerdere alarmbeelden op één monitor geeft de Dwell Time aan hoe lang een bepaald alarmbeeld zichtbaar blijft voordat het volgende beeld verschijnt als u de alarmswitcher niet stopt. Dit kan tussen de 1 en 60 seconden zijn. Als u een weergavetijd wilt instellen, dan moet u de cursor in het juiste veld plaatsen en de gewenste waarde opgeven.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
NL | 21
RELAY ACTION Het veld Relay Action bepaalt hoe de relais in een Allegiant alarminterface worden geactiveerd als een groep op een alarm reageert. 1 houdt in dat relais 1 altijd wordt geactiveerd wanneer een monitor in de groep een alarmbeeld weergeeft. Bij "Follow monitor" activeert iedere monitor in de groep die alarmvideo toont zijn eigen relais activeert (monitor 1 kan relais 1 activeren, monitor 2 relais 2 enz.). Dit relais blijft actief zolang de monitor alarmbeeld weergeeft. ACKNOWLEDGE KEYBOARD LIST Met deze lijst kunt u instellen welke Allegianttoetsenborden worden gealarmeerd en alarmen voor de groep mogen bevestigen. Dit is geldt alleen als de alarmbevestiging is ingeschakeld.
Configuratietabel Alarm Normal Alarms TABEL ALARM NORMAL ALARMS ID Enable Als ID Enable is aangevinkt, dan verschijnt in het monitorveld bij een alarmsituatie de ID-tekst van het alarm in plaats van de camera-aanduiding. ID Text In het veld alarm ID Text kunt u een melding van 16 tekens opgeven. Die verschijnt dan bij een alarmsituatie in plaats van de camera-aanduiding. U kunt de speciale tekens hier op dezelfde manier opgeven als voor de camera-aanduidingen.
Configuratietabel Alarm Normal Monitors TABEL ALARM NORMAL MONITORS CONFIGURATION In deze configuratietabel vindt u dezelfde informatie als in de groeptabel, maar op monitornummer gerangschikt in plaats van op groepsnummer. Deze tabel is een vereenvoudigd overzicht waarmee u alarmmonitorconfiguraties kunt bekijken en bewerken. Group Gebruik deze optie om een monitor aan een bepaalde Alarmgroep toe te wijzen. Arm Hiermee kunt u alle alarmfuncties voor de monitor afstellen of opheffen. Type Hiermee kunt u via een afrolmenu kiezen uit de monitortypen Step of Review.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
INSTRUCTION FILE U kunt aan ieder alarm een instructiebestand toewijzen. Voer hier het pad en de bestandsnaam in voor het gewenste bestand. U kunt dit bestand met elke ASCII-teksteditor, bijvoorbeeld Microsoft® WordPad, maken. Als u de knop Alarm Instructions in het tabblad Alarm van het programma Allegiant System Status aanklikt, dan wordt de teksteditor geopend om het geselecteerde bestand weer te geven. Met dit bestand kunt u instructies opgeven die een gebruiker aangeven wat hij bij een alarm moet doen. Camera 1-4 en Receiver/Driver 1-4 Bij een alarm kan het Allegiant-systeem het beeld van elke gewenste camera kiezen. De tabel Alarm Normal Alarm bepaalt welke camera's aan ieder alarm zijn gekoppeld. Een alarm kan maximaal vier camera's gebruiken, ieder met een optionele remotefunctie. Bij een alarm wordt het beeld van alle camera's naar elke monitorgroep gestuurd die voor dit alarm is afgesteld. Iedere groep behandelt de alarmbeelden overeenkomstig de voor die groep ingestelde eigenschappen. Als een alarm meerdere videosignalen verstuurt, worden deze net als afzonderlijke beelden van verschillende alarmen behandeld. De remotefuncties van alarmcamera's worden eenmaal uitgevoerd, als het alarm de eerste keer wordt ontvangen.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software DATA 1 to 4 De opties in de datakolom kunnen afhankelijk van de geselecteerde functie verschillen. Bij pan/tilt/ lensfuncties geven de data de duur van de actie weer. De waarden kunnen van 0,5 tot 32 seconden zijn, met intervallen van 0,5 seconde. Bij Auxiliary On, Auxiliary Off en Auxiliary Toggle bepalen de gegevens het Aux-nummer. Bij functies voor de voorkeuzepositie bepalen de gegevens het nummer van de voorkeuzepositie. GROUP-KOLOMMEN In de tabel Alarm Normal Alarm ziet u naar welke monitorgroep ieder alarm het alarmsignaal stuurt. De tabel heeft voor iedere monitorgroep een afzonderlijke kolom. Deze kolommen zijn niet per monitornummer, maar per groepsnummer gerangschikt. De tabel heeft een rij voor ieder Normal alarm.
Tabel Alarm Normal Alarms na rechtsklikken OPTIES ALARMCONFIGURATIE Met de knop Autoset in de tabellen Alarm/Normal kunt u de alarmtabellen automatisch op een van de drie gangbaarste modi instellen. U kunt kiezen uit Basic, Auto-Build en Display & Sequence. Daarna kunt u de alarmtabellen desgewenst bewerken om de configuratie beter aan uw wensen aan te passen. De functie Auto Set is niet beschikbaar voor LTC 8900.
BASIC In de Basic-configuratie bevat iedere groep één monitor. Groep 1 heeft monitor 1, groep 2 monitor 2 enzovoorts. Dit is altijd een afgestelde stappenmonitor. Van de groepen zijn echter alleen nummer 1 en 2 afgesteld. Alle alarmen gaan naar groep 1 en 2. Er is geen alarmtijd ingesteld en bevestiging is niet toegestaan. Met deze configuratie kunt u specifieke monitors voor ieder alarm opgeven. U kunt opgeven dat alle alarmsignalen op een willekeurige set monitors moet worden weergegeven door groepen af te stellen en de tabel Alarm Arm bij te werken. AUTO-BUILD In de configuratie Auto-Build horen alle monitors bij groep 1. Alle monitors zijn stappenmonitors, maar alleen de monitors 1 en 2 zijn afgesteld. Alle alarmen zijn voor groep 1 afgesteld. Alle alarmen worden op dezelfde set monitors weergegeven. Het systeem stuurt inkomende alarmsignalen naar de monitor die op dat moment de minste beelden verwerkt. U kunt elke set monitors als alarmmonitors afstellen door de alarmfuncties van afzonderlijke monitors te activeren of op te heffen. DISPLAY & SEQUENCE In de configuratie Display & Sequence bevinden alle monitors zich in groep 1. Monitor 1 is een overzichtsmonitor, alle andere zijn stappenmonitors. Monitor 1 en 2 zijn afgesteld. De alarmtijd is CONTINU en bevestiging is vereist. Alle alarmen zijn voor groep 1 afgesteld. Met deze configuratie worden alle alarmbeelden automatisch op monitor 2 weergegeven en bij monitor 1 in de wachtrij gezet. TABEL ALARM SWITCH
Configuratietabel alarmtype met afrolmenu Dialoogvenster Normal Alarm Configuration Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 22
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
NL | 23
Het tabblad Switch Alarm verschijnt wanneer u één of meer alarmen in de tabel Alarm Type op "Switch" hebt ingesteld. Een switch-alarm wordt niet als echt alarm afgehandeld. Het signaal wordt geïnterpreteerd als externe stimulus voor het omschakelen van één of meer monitors naar een camera.
MONITOR-KOLOMMEN Wanneer de alarmswitcher wordt geactiveerd, geeft iedere aangevinkte monitor het toegewezen beeld weer.
Configuratietabel alarmswitcher
Configuratietabel alarmtype met afrolmenu
Wanneer een alarmsignaal wordt gedetecteerd, wordt de remotefunctie (indien aanwezig) van de opgegeven camera's uitgevoerd en wordt een set monitors naar die camera omgeschakeld. Dit wordt precies net zo uitgevoerd als wanneer u het uitdrukkelijk vanaf een Allegiant-toetsenbord zou opgeven. Via Switchalarmen kunt u met één enkele op het alarmsysteem aangesloten knop monitors naar een bepaalde camera omschakelen.
Het tabblad Custom Alarm verschijnt wanneer u één of meer alarmen in het tabblad Alarm Type op Custom hebt ingesteld. Deze alarmen kunt u gebruiken om door de gebruiker gedefinieerde handelingen te laten uitvoeren in plaats van alarmbeelden te activeren.
TABEL ALARM CUSTOM
CAMERA Toont het cameranummer. RECEIVER/DRIVER Hiermee kunt u de receiver/driver-functie instellen die voor de alarmswitcher moet worden geactiveerd. DATA De opties in de Data-kolom kunnen afhankelijk van de geselecteerde functie verschillen. Bij pan/tilt/ lensfuncties geven de data de duur van de actie weer. De waarden kunnen van 0,5 tot 32 seconden lopen, met intervallen van 0,5 seconde. Bij Auxiliary On, Auxiliary Off en Auxiliary Toggle bepalen de gegevens het Aux-nummer. Bij functies voor de voorkeuzepositie bepalen de gegevens het nummer van de voorkeuzepositie.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
Configuratietabel Alarm Custom
NL | 24
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Custom Alarms zijn niet aan cameranummers of remotefuncties gekoppeld. Als u het alarmtype voor de geselecteerde alarmen op een aangepaste (Custom) reactie hebt ingesteld, kunt u de uit te voeren handelingen in het Custom-menu opgeven. Vink het vakje "Action Enabled" aan om de gewenste handeling op te geven. Geef vervolgens in de kolommen "Activation Action" en/of "Deactivation Action" een CCL-commando op. (Zie de aparte CCLhandleiding voor de beschikbare CCL-commando's.) Wanneer een Custom-alarm wordt geactiveerd, dan voert dit het CCL-commando uit dat bij "Activation Action" is opgegeven. Zodra de alarmsituatie is opgeheven, voert het alarm het commando onder "Deactivation Action" uit. Deze handelingen vervangen de handelingen die normaliter na een alarm worden uitgevoerd. De CCL-commando's voor een alarm mogen in totaal uit maximaal 22 tekens bestaan. Behalve de CCL-commando's kunt u ook verwijzingen naar de gebruikerscommando's opgeven.Raadpleeg voor meer informatie 2.7.10 in deze handleiding. 4.7.4 User-tabel In de Gebruikerstabel vindt u de identiteit en prioriteitsniveaus van de gebruikers.
Het is niet toegestaan tweemaal hetzelfde gebruikersnummer te gebruiken. Desgewenst kunt u de gebruikers over nummergroepen verdelen. U kunt bijvoorbeeld alle werknemers uit de eerste ploeg een nummer toewijzen dat met een 1 begint, alle werknemers uit de tweede ploeg nummer 2 enz. USER NAME Bij de User Name kunt u een gebruikersnaam van maximaal 15 tekens opgeven. Het systeem gebruikt deze naam als het bepaalde gebeurtenissen via de printer afdrukt. Als u een gebruikersnaam wilt invoeren of wijzigen, dan moet u dit veld selecteren en de naam of functie van de gebruiker opgeven. ACCESS LEVEL Het aantal prioriteitsniveaus van het Allegiant-systeem verschilt per model. Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Prioriteitsniveaus 8 8 8 8 8 8 64
Met deze prioriteitsniveaus kunt u de toegang tot bepaalde systeemfuncties beperken (zie de tabel User Priority Access) en de bediening van monitors en camera's met pan/tilt/zoom-functies door gebruikers onder controle houden. Gebruikers met een hogere prioriteit (het hoogste niveau is 1) kunnen normaal gesproken ook monitors of camera's met pan/tilt/ zoom-functies bedienen die door een andere gebruiker zijn 'geblokkeerd'.
User-tabel USER ID NUMBER Het ID-nummer van een gebruiker kan ieder willekeurig nummer uit het bereik 1 t/m 999 zijn. Het maximale aantal gebruikers verschilt per systeemmodel. Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Max. aantal gebruikers 32 32 32 32 32 32 128
Bosch Security Systems | 27 May 2004
Voor het wijzigen van het prioriteitsniveau van een gebruiker, moet u de optie Tables-User ID in het command line-menu kiezen, de cursor op de te wijzigen cel zetten en het nummer voor het prioriteitsniveau invoeren. U kunt de gebruiker de prioriteit van een systeembeheerder (niveau 1), een gemiddelde (2 t/m 7) of lage prioriteit (niveau 8 t/m 64) geven. Meerdere gebruikers kunnen prioriteitsniveau 1 krijgen. Als u een gebruikerstabel probeert te laden waar geen gebruiker met niveau 1 in staat, dan krijgt u een foutmelding en dan lukt het laden niet.
NL | 25
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Tabel User Priority Access Prioriteitsniveaus Systeemfunctie
1
2 t/m 7
8 t/m 64
Signaal overschakelen naar monitors
Ja
Ja
Ja
Bediening pan/tilt/zoomcamera
Ja
Ja
Ja
Monitor blokkeren
Ja
Ja
a
Pan/tilt/zoomcamera blokkeren
Ja
Ja
Ja
Alarmen bevestigen
Ja
Ja
Ja
Toetsenbord testen
Ja
Ja
Ja
Nummer toetsenbord weergeven
Ja
Ja
Ja
Pieptoon toetsenbord activeren
Ja
Ja
Ja
Gebruikerswachtwoord wijzigen
Ja
Ja
Ja
Schakelschema's programmeren
Ja
Ja
Nee
Videoveld verplaatsen
Ja
Ja
Nee
Helderheid instellen
Ja
Ja
Nee
Veldtype selecteren
Ja
Ja
Nee
Systeemdatum/tijd instellen
Ja
Ja
Nee
Datum/tijdnotatie wijzigen
Ja
Nee
Nee
Camera- en monitoraanduidingen instellen Ja
Nee
Nee
Tijdgebonden acties activeren
Nee
Nee
Ja
Systeem opnieuw opstarten
Ja
Nee
Nee
Tabellen en schakelschema's printen
Ja
Nee
Nee
Standaard monitorveld instellen
Ja
Nee
Nee
Alarmreactie instellen
Ja
Nee
Nee
Printermodus selecteren
Ja
Nee
Nee
Type alarmmonitor toewijzen
Ja
Nee
Nee
WACHTWOORD Wachtwoorden beschermen de Master Control Software en de toetsenborden tegen gebruik door onbevoegden. Voor extra beveiliging worden bij het intikken van wachtwoorden alleen sterretjes (*) zichtbaar. Als een gebruiker zijn wachtwoord vergeet, moet de systeembeheerder een nieuw wachtwoord voor hem opgeven. Een wachtwoord mag maximaal zes alfanumerieke tekens lang zijn. Wachtwoorden voor het inloggen op een toetsenbord mogen alleen cijfers bevatten. U kunt het wachtwoord beginnen met nullen. RELATIEF SCHAKELSCHEMA TOEPASSEN U kunt op Allegiant op twee manieren schakelschema's laden. Absolute is de eenvoudigste en Relative biedt meer mogelijkheden. Deze modi bepalen hoe het Allegiant-systeem de kolom Monitor Number in het schakelschema interpreteert. Deze beide modi worden later in deze handleiding behandeld.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
Met dit selectievakje bepaalt u of een gebruiker relatieve schakelschema's op het systeem kan laden. Als dit vakje niet is aangevinkt, kan de gebruiker alleen absolute schakelschema's gebruiken. Als dit vakje is aangevinkt, kan de gebruiker beide typen schakelschema's gebruiken. CAMERA NUMBER Wanneer een gebruiker inlogt op een Allegianttoetsenbord, kan het systeem automatisch overschakelen naar de in deze kolom opgegeven camera. Hiermee kunt u voorkomen dat een gebruiker een camera gebruikt waarvoor hij niet bevoegd is. Deze functie werkt alleen als de optie "Use Default Camera" in de tabel Parameter/Options is ingeschakeld. Om een cameranummer te selecteren, moet u de cel "Camera Number" kiezen. Voer een geldig cameranummer in. ACKNOWLEDGE Voor het alarmsysteem en andere systeemfuncties moeten gebruikers gebeurtenissen bevestigen door de knop ACK op hun toetsenbord in te drukken. Stel deze cel in op "No" als de gebruiker geen alarmvideo's op deze manier mag bevestigen of op "Yes" als hij dat wel mag. Als de gebruiker het alarm mag bevestigen, kunt u deze cel ook op "ALL" instellen. Dit is nuttig als het alarm meerdere alarmbeelden veroorzaakt en die allemaal tegelijkertijd moeten worden bevestigd. Er gelden ook nog andere beperkingen op het bevestigen van alarmen door gebruikers. De gebruikte monitor moet bijvoorbeeld in alarmstatus verkeren voordat de alarmgroep bevestiging vanaf het gebruikerstoetsenbord toestaat. 4.7.5 Sequence-tabel Het maximale aantal schakelschema's op een Allegiant-systeem verschilt per model. Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Max. aantal schakelschema's 60 60 60 60 60 60 256
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Selecteer het nummer van het schakelschema om rechts in de tabel het raster met Seq # en Title te bewerken. Hier kunt u eventueel een aanduiding voor het schakelschema opgeven. Na het kiezen van het type schakelschema kunt u dit schema in het raster links in de tabel aanpassen. Op deze manier kan de gebruiker schakelschema's voor video's op het Allegiant-systeem maken en onderhoud aan deze schema's uitvoeren. Bij het invoeren van stappen voor een schemanummer verschijnt er een asterisk naast het nummer. Op deze manier kunt u altijd de geprogrammeerde schemanummers zoeken door de lijst Seq # te bekijken, zelfs wanneer er geen aanduidingen voor de schakelschema's zijn geprogrammeerd. CAMERA NUMBER De cel Camera bevat het logische nummer van de camera die moet worden opgeroepen. De Master Control Software controleert in de cameratabel of het opgegeven nummer correct is. Als dit niet het geval is, dan kunt u dit niet opgeven. Als u het cameranummer wilt wijzigen, moet u de te wijzigen cel selecteren en het gewenste cameranummer opgeven. MONITOR NUMBER De cel Monitor geeft het nummer van de monitor waarop het camerasignaal moet worden weergegeven. Als u dit nummer wilt wijzigen, moet u de te wijzigen cel selecteren en het gewenste monitornummer opgeven. DWELL Deze cel bevat de weergavetijd, het aantal seconden in een schakelschema dat het beeld van de opgegeven camera op de opgegeven monitor zichtbaar is. Dit kan van 1 tot 60 seconden zijn. U kunt drie andere speciale waarden voor de weergavetijd opgeven: Salvo, Unload of Hold. Als u 1 opgeeft voor de weergavetijd, voert de stappencamera een salvo uit. Dat houdt in dat het schakelschema onmiddellijk overgaat naar de volgende stap en daarmee doorgaat tot een effectieve weergavetijd wordt gevonden. Zo kunt u tegelijkertijd meerdere stappen in een schakelschema laten uitvoeren. Als u 2 opgeeft, dan stopt het schakelschema automatisch bij deze stap.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 26
Configuratietabel schakelschema's Met de RUN-toets op het Allegiant-toetsenbord kan de gebruiker het schakelschema opnieuw opstarten. Als u 3 opgeeft, dan wordt het schakelschema bij deze stap automatisch gestopt en van de monitor verwijderd. U kunt één van deze opties selecteren door met de rechtermuistoets in de cel te klikken, waardoor er een dialoogvenster met de selecties verschijnt. FUNCTION en DATA In de velden Function en Data kan de gebruiker commando's voor satellieteenheden in het schakelschema opnemen. Zo kan een schakelschema tussen voorkeuzeposities op een camera schakelen en de autopan-functie in- of uitschakelen. U kunt deze functies ook gebruiken om de functie voor voorkeuzeposities te simuleren door de camera met zelf gekozen intervallen naar bepaalde posities te laten gaan. De opties in de datakolom kunnen afhankelijk van de geselecteerde functie verschillen. Bij pan/tilt/ lensfuncties geven de data de duur van de actie weer. Tijdswaarden kunnen van 0,5 tot 32 seconden lopen, met intervallen van 0,5 seconde. Bij Auxiliary On, Auxiliary Off en Auxiliary Toggle bepalen de gegevens het Aux-nummer. Bij functies voor de voorkeuzepositie bepalen de waarden het nummer van de voorkeuzepositie. CAMERA TITLE Met behulp van het Allegiant-toetsenbord kunt u aan ieder schakelschema een naam van maximaal acht tekens toekennen. Deze aanduiding wordt gebruikt bij het afdrukken van diverse berichten van het systeem. U vindt de namen van de schakelschema's in een tabel aan de rechterkant van de spreadsheet van het desbetreffende schema. Om een naam op te geven, moet u het nummer van het gewenste schakelschema selecteren en de gewenste naam opgeven.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software RELATIVE De selectievakjes in deze kolom geven aan of een schakelschema relatief is. Als dit het geval is, kunt u het vanaf elke monitor laden en uitvoeren. Het systeem stelt de opgegeven monitors zodanig in dat het laagste monitornummer gelijk is aan de monitor waarop u het schakelschema laadt. Als het schakelschema meerdere monitors bevat, stelt het de overgebleven monitornummers daarop af. Als het schakelschema niet relatief is (dus absoluut) kan het alleen op de in het schema opgegeven monitors worden uitgevoerd. Als u bijvoorbeeld een niet-relatief schakelschema voor camera 2 programmeert, kunt u dit ook alleen op camera 2 laden en uitvoeren. 4.7.6 Blokkeringstabellen De blokkeringstabellen beperken de toegang tot systeemonderdelen.
NL | 27
Alle blokkeringstabellen zien er hetzelfde uit en werken op dezelfde manier. Als u een "X" in het vakje zet, wordt deze functie voor die eenheid geblokkeerd. Als u de "X" verwijdert, deblokkeert u de eenheid. BLOKKERINGSTABEL USER CAMERA Als u hier een gebruiker blokkeert, kan deze vanaf geen enkel toetsenbord meer toegang tot de camera krijgen. Als hij dat toch probeert, krijgt hij een foutmelding. De tabel is op logisch cameranummer gerangschikt. BLOKKERINGSTABEL USER REMOTE Als u hier een gebruiker blokkeert, kan deze de satellieteenheid (meestal de pan/tilt/zoom-functie) op de opgegeven cameralocatie niet gebruiken. Als hij dat toch probeert, krijgt hij een foutmelding. De rijen zijn op logisch cameranummer gerangschikt. BLOKKERINGSTABEL USER MONITOR Als u hier een gebruiker blokkeert, kan deze vanaf geen enkel toetsenbord meer toegang tot de monitor krijgen. Als hij toch camera's probeert te wijzigen en een schakelschema te laden dat gebruik maakt van een geblokkeerde monitor, krijgt hij een foutmelding. De tabel is gerangschikt op monitornummer. BLOKKERINGSTABEL USER KEYBOARD Als u hier een gebruiker blokkeert, kan deze niet meer op het geblokkeerde toetsenbord inloggen. Als hij dit toch probeert, krijgt hij een foutmelding op de logboekprinter. De tabel is gerangschikt op fysiek toetsenbordnummer.
Blokkeringstabel U kunt gebruikers en toetsenborden blokkeren. In het eerste geval ontzegt u gebruikers de toegang tot bepaalde camera's, satellieteenheden, monitors en Allegiant-toetsenborden. Bij het blokkeren van een toetsenbord kunt u zorgen dat bepaalde camera's, elders opgestelde apparatuur, monitors en andere Allegiant-toetsenborden vanaf een bepaald toetsenbord ontoegankelijk zijn. Desgewenst kunt u beide typen blokkeringen combineren om de toegang tot bepaalde systeembronnen te beperken. In de blokkeringstabel vindt u sub-tabbladen met een apart tabblad voor iedere gebruikers- en toetsenbordblokkering.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
BLOKKERINGSTABEL KEYBOARD CAMERA Als u hier een toetsenbord blokkeert, kan dit op geen enkele monitor toegang tot de camera krijgen. Als dat toch wordt geprobeerd, resulteert dat in een foutmelding. De tabel is op logisch cameranummer gerangschikt. BLOKKERINGSTABEL KEYBOARD REMOTE Als u hier een toetsenbord blokkeert, kan dit geen toegang verkrijgen tot de satellieteenheid (meestal de pan/tilt/zoom-functie) op de opgegeven cameralocatie. Iedere poging daartoe resulteert in een foutmelding. De rijen zijn op logisch cameranummer gerangschikt.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software BLOKKERINGSTABEL KEYBOARD MONITOR Wanneer u hier een toetsenbord blokkeert, kan het geen toegang meer verkrijgen tot de geblokkeerde monitors. Iedere poging daartoe resulteert in een foutmelding. De tabel is gerangschikt op monitornummer. 4.7.7 Tabel Time Event Met deze tabel kunt u het Allegiant-systeem programmeren om op bepaalde tijdstippen automatisch bepaalde taken uit te voeren.
Configuratietabel tijdgebonden acties EVENT # Iedere rij bevat een gebeurtenis die u kunt programmeren. Het maximale aantal programmeerbare tijdgebonden acties verschilt per model. Systeemmodel LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
Max. aantal tijdgebonden 64 64 64 64 64 64 128
Het Allegiant-systeem voert de tijdgebonden acties in de volgorde van 1 tot het maximale gebeurtenisnummer uit. Als er twee verschillende gebeurtenissen tegelijkertijd moeten plaatsvinden, voert het systeem de eerste in de tabel net voor de tweede uit.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 28
INTERVAL In deze kolom kunt u opgeven hoe vaak een gebeurtenis automatisch wordt herhaald. U kunt kiezen uit: eenmaal (Once), iedere vijf minuten(Every Five Minutes), ieder uur (Hourly), dagelijks (Daily), maandelijks (Monthly) en jaarlijks (Yearly). Eenmaal houdt in dat de gebeurtenis alleen op de exacte begintijd wordt uitgevoerd. De overige intervallen geven aan dat de gebeurtenis van de begintijd tot de eindtijd wordt herhaald. Bij een interval van vijf minuten is dat iedere vijf minuten. De overige intervallen worden aan de hand van de begintijd uitgerekend: als voor een gebeurtenis dagelijks vanaf 01/01/92 om 08:15 is opgegeven, dan wordt deze vanaf die datum elke dag om 8:15 uur uitgevoerd. BEGINNING DATE/TIME Hier kunt u de begindatum en begintijd voor een gebeurtenis opgeven. Tijdgebonden acties worden alleen tussen de begin- en eindtijd uitgevoerd. Gebeurtenissen die maar eenmaal worden uitgevoerd (zie de beschrijving van de kolom Interval), beginnen op de exacte begintijd. De eindtijd geeft aan wanneer de geprogrammeerde gebeurtenis niet meer volgens het ingestelde interval wordt uitgevoerd. Verwar dit niet met wanneer de 'functie' van de gebeurtenis ophoudt. Een schakelschema kan bijvoorbeeld door een tijdgebonden actie worden opgestart en blijven draaien nadat de tijd voor de gebeurtenis voorbij is. U kunt gebeurtenissen ook zo plannen dat ze zich met bepaalde intervallen herhalen; zoals een gebeurtenis die vanaf de begin tot de eindtijd actief is. Als u de datum of tijd wilt wijzigen, moet u de cursor gewoon op de juiste plek plaatsen en de gewenste waarden opgeven. U kunt ook met de rechtermuistoets op een cel klikken en de waarden invullen in het dialoogvenster dat dan verschijnt. Het Allegiantsysteem raadpleegt de tabel tijdgebonden acties om de vijf minuten, dus moet het aantal minuten een meervoud van vijf zijn.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software ENDING DATE/TIME De einddatum geeft aan wanneer een zich herhalende tijdgebonden actie moet stoppen. Deze kunt u op dezelfde manier invoeren als de begintijd. De eindtijd kan niet voor de begintijd vallen. U kunt de einddatum op continu instellen door met de rechtermuisknop in de cel met de einddatum te klikken en het selectievakje Forever aan te vinken. In dit geval kunt u geen eindtijd opgeven.
Tabel tijdgebonden acties na rechtsklikken FUNCTION Klik met de rechtermuisknop in de kolom Function om een dialoogvenster met de beschikbare functies op te roepen. LOG In de Log-kolom ziet u of de uitvoering van een tijdgebonden actie tot een bericht op de logboekprinter van het Allegiant-systeem leidt. SMTWTFS In de kolommen S/M/T/W/T/F/S staat op welke dagen van de week de gebeurtenis kan plaatsvinden. "X" houdt in dat de gebeurtenis op die dag van de week plaatsvindt. Een leeg selectievakje betekent dat de gebeurtenis ongeacht het herhalingsinterval op die dag niet wordt uitgevoerd. STATUS In deze kolom vindt u de status van de gebeurtenis. Hier kunt u de uitvoering van een gebeurtenis gemakkelijk onderbreken zonder de rest van de tabel te wijzigen. Het systeem voert de gebeurtenis alleen uit als aan de volgende voorwaarden is voldaan: de huidige systeemtijd ligt tussen de begin- en eindtijd van de gebeurtenis, de functie is niet op None ingesteld, het geprogrammeerde interval is nog niet verstreken, de gebeurtenis kan op deze dag van de Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 29
week plaatsvinden en de functie is niet uitgeschakeld. Als de tabel tijdgebonden acties van Allegiant in de Master Control Software is geladen, raadpleeg dan de sectie over gegevensoverdracht. De statuskolom geeft de toestand van de tijdgebonden actie. In dit geval is de waarde in de cel Disabled, None, Pending, Active of Finished. "Disabled" houdt in dat de gebruiker de gebeurtenis heeft uitgeschakeld (via de Master Control Software of via User Function 16), waardoor deze niet kan worden uitgevoerd. "None" houdt in dat er geen functie aan de gebeurtenis is toegewezen. "Pending" houdt in dat de begintijd voor de gebeurtenis nog niet is bereikt. "Active" houdt in dat de gebeurtenis op de juiste tijdstippen zal worden uitgevoerd. "Finished" houdt in dat de eindtijd van de gebeurtenis al is bereikt. Wanneer u een deel van een rij in de tabel tijdgebonden acties wijzigt, verandert de status weer in uitgeschakeld of ingeschakeld. De Master Control Software kan namelijk niet weten wat de precieze uitvoeringsstatus van een bepaalde gebeurtenis is tenzij het deze informatie van het Allegiant-systeem krijgt. Alleen tijdgebonden acties die rechtstreeks van het Allegiant-systeem worden geladen kunnen de precieze status aanduiden. Een gebeurtenis die door de gebruiker wordt bewerkt kan alleen "Enabled" (wordt uitgevoerd als dat mogelijk is) of "Disabled" (uitgeschakeld) zijn. 4.7.8 Toetsenbordtabel INSTALLED De toetsenbordingangen bevinden zich op het achterpaneel van het Allegiant-systeem. Bij sommige Allegiant-modellen kunt u extra toetsenborden aansluiten op poortuitbreidingseenheden. In deze kolom kunt u opgeven of deze ingangen actief zijn. Als u voor een toetsenbord "Uninstalled" opgeeft, dan kan dit toetsenbord niet met het systeem communiceren. Alle toetsenborden zijn standaard ingeschakeld. START-UP MONITOR In deze kolom kunt u opgeven welke monitor aan een toetsenbord wordt toegewezen wanneer een gebruiker via dat toetsenbord inlogt. KEYBOARD TITLE Hier kunt u een toetsenbordaanduiding van maximaal 12 tekens opgeven. Deze aanduiding wordt nu nog niet gebruikt, maar kan in toekomstige versies van de Allegiant-software wel relevant zijn.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software VIDEO LOSS RESPONSE Wanneer dit veld is aangevinkt, piept het desbetreffende toetsenbord wanneer het videosignaal wegvalt. Deze functie is beschikbaar vanaf CPU-software versie 7.6.
NL | 30
4.7.9 Parametertabel TABEL COM-POORTPARAMETERS In deze tabel kunt u de communicatieparameters voor de I/O-poorten van het Allegiant-systeem instellen.
De monitortabel beschikt naast de toetsenbordtabeloptie ook over een configuratieoptie. Bovendien is het Real Time Status-gedeelte van het programma voorzien van een beeldverliesscherm (meer informatie vindt u in de bijbehorende gedeelten). U kunt controle van beeldverlies mogelijk maken door middel van de optie in het menu Auto Set/Video Loss Configuration. Als deze optie is ingeschakeld, zullen de daarvoor ingestelde monitoren en toetsenborden reageren op beeldverlies. Daarnaast zal het alarmuitvoerrelais dat is gekoppeld aan het nummer van een monitor die een kanaal zonder video weergeeft, bij beeldverlies worden geactiveerd. Het relais wordt ook geactiveerd wanneer een kanaal zonder beeld handmatig voor de betreffende monitor wordt geselecteerd. Bij de Allegiant-systemen LTC 8100, 8200 en 8300 vindt u de alarmuitvoerrelais op de achterkant van de ombouw. Bij andere Allegiant-modellen bevinden de alarmuitvoerrelais zich op de LTC 8540alarminterface.
Tabel COM-Poortparameters COM-poorten • Console Het Allegiant-systeem gebruikt de Console-poort voor de communicatie met PC's of andere computerapparatuur waarop de Master Control Software of de Console Command Language wordt gebruikt. • Printer Het Allegiant-systeem gebruikt de printerpoort om gegevens naar een logboekprinter of ander apparaat te sturen. De poortinstellingen moeten overeenkomen met die van het aangesloten apparaat. • Alarm Deze velden gelden voor Allegiant-systemen met een externe RS-232-alarmpoort. Allegiant gebruikt deze poort voor communicatie met Allegiantalarminterfaces. De instellingen van deze poort moeten overeenkomen met die van de aangesloten alarminterface.
Toetsenbordtabel
Bosch Security Systems | 27 May 2004
• COM 1/COM 2 Deze velden zijn alleen beschikbaar bij Allegiantsystemen met een COM1 en/of COM2-poort die geschikt is voor om met bepaalde randapparatuur te communiceren. De instellingen van deze poorten blijven normaal gesproken onveranderd.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software • Keyboard Deze velden bepalen de instellingen van de toetsenbordpoort en blijven normaal gesproken onveranderd. Instellingen • Baudrate De opgegeven baudrate is de snelheid bij gegevensoverdracht via de seriële poorten van het Allegiant-systeem. In storingsgevoelige omgevingen kan een lagere baudrate betere communicatie bevorderen. U kunt het best de snelste baudrate gebruiken die betrouwbaar blijkt te werken. De baudrate op het Allegiant-systeem moet gelijk zijn aan die van het aan te sluiten apparaat.
NL | 31
TABEL PARAMETER MISCELLANEOUS Deze tabel regelt de datum- en tijdweergave op de Allegiant-monitors. De datum kan op drie manieren worden weergegeven: maand/dag/jaar (MM/DD/JJ); dag/maand/jaar (DD/MM/JJ) en jaar/maand/dag ( JJ/MM/DD). Bij de tijdnotatie kunt u kiezen uit de 12 uurs- of 24 uursnotatie. Broadcast Duration bepaalt hoe lang een bericht zichtbaar is op de Allegiant-monitors. Zie de sectie Master Control Software Menus Online Broadcast.
• Stop-Bits U kunt kiezen voor één of twee stopbits. Het aantal stopbits op het Allegiant-systeem moet gelijk zijn aan dat van het aan te sluiten apparaat. Gebruik voor communicatie met de Console-poort altijd één stopbit, anders werkt het laden of versturen van gegevens niet correct. • Data-Bits U kunt kiezen voor zeven of acht databits. Het aantal databits op het Allegiant-systeem moet gelijk zijn aan dat van het aan te sluiten apparaat. Gebruik voor communicatie met de Console-poort altijd acht databits, anders werkt het laden of versturen van gegevens niet correct. • Parity Wanneer u een even of een oneven (Odd) pariteit selecteert, wordt op iedere ontvangen databyte een foutcontrole uitgevoerd. Kiest u geen (None) pariteit, dan wordt er geen foutcontrole op aparte databytes uitgevoerd. De geselecteerde pariteit op het Allegiantsysteem moet gelijk zijn aan die van het aan te sluiten apparaat. • Handshake Als u de hardware-handshaking hebt ingeschakeld door dit vakje aan te vinken, controleert het Allegiantsysteem het CTS-signaal van de RS-232-poort voordat het systeem data over de seriële poort verstuurt. Er worden geen gegevens verstuurd tot CTS is gedetecteerd. Als dit vakje niet is aangevinkt, heeft CTS geen invloed op de gegevensoverdracht. De poort stuurt het RTS-signaal dan onafhankelijk van de handshake-instelling aan. Het aangesloten apparaat bepaalt dan of het dit signaal al dan niet controleert. Bosch Security Systems | 27 May 2004
Tabel met diverse parameters TABEL PARAMETER OPTIONS Hieronder worden diverse optionele parameters van de tabel Miscellaneous Configuration Parameters behandeld. Bepaalde opties kunnen ontbreken als ze niet gelden voor het geprogrammeerde Allegiantmodel.
Tabel parameteropties
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Enable Keyboard Password Login Als deze optie is ingeschakeld, dan moeten alle gebruikers een gebruikersnummer en het juiste wachtwoord opgeven om met het systeem te werken. Anders is dit niet nodig. Deze optie wordt genegeerd wanneer DIP-switch 5 van S101 (S1002 on LTC 8500 systems) in de CPUeenheid op OFF (uit) staat. In dat geval is het ongeacht de toestand van het selectievakje niet nodig om in te loggen. Bij systemen met moeilijk bereikbare DIP-switches in de CPU-eenheid, zoals LTC 8100, LTC 8200, LTC 8300 en LTC 8900, staat deze schakelaar standaard op ON (aan) en worden de aan- en afmeldfuncties door deze optie bepaald. Enable Console Password Log-in Als deze optie is ingeschakeld, dan moeten alle gebruikers een gebruikersnummer en het juiste wachtwoord opgeven om met het systeem te werken. Anders is dit niet nodig. Deze optie wordt genegeerd wanneer DIP-switch nummer 5 van S101 (S1002 on LTC 8500 systems) in de CPU-eenheid 5 op OFF (uit) staat. In dat geval is het ongeacht de toestand van het selectievakje niet nodig om in te loggen. Bij systemen met moeilijk bereikbare DIP-switches in de CPU-eenheid, zoals LTC 8100, LTC 8200, LTC 8300 en LTC 8900, staat deze schakelaar standaard op ON (aan) en worden de aan- en afmeldfuncties door deze optie bepaald. Priority 1 Users Allowed Multiple Log-ins Als deze optie is aangevinkt, kan de systeembeheerder (prioriteitsniveau 1) op meer dan 1 toetsenbord tegelijk zijn ingelogd. Zo niet, dan wordt de systeembeheerder automatisch uitgelogd op het vorige toetsenbord als hij zich op een nieuw toetsenbord inlogt. Alle andere gebruikers kunnen maar één toetsenbord tegelijk gebruiken. Use Default Camera Als deze optie is aangevinkt, dan schakelt de aangesloten monitor automatisch over naar de aan die gebruiker toegewezen standaardcamera zodra die zich inlogt. Zie de beschrijving van de User Table. Is de optie uitgeschakeld, dan schakelt de monitor niet automatisch over. Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 32
Keyboards 1-8 on Expander Als deze optie niet is aangevinkt, zijn de acht toetsenbordpoorten op het achterpaneel van het Allegiant-systeem actief. Is de optie wel aangevinkt, dan verwacht het systeem dat toetsenbord 1 t/m 8 op de uitbreidingseenheid zijn aangesloten. Display Leading Zeros Als deze optie is aangevinkt, worden de nullen aan het begin van de cameranummers op de systeemmonitors weergegeven. Anders worden alleen de relevante tekens getoond. Use Four Digits on Camera Overlay Display Onder normale omstandigheden hebben de op systeemmonitors weergegeven cameranummers maximaal drie tekens. Is deze optie is aangevinkt, dan worden echter vier tekens weergegeven. Display Camera Control Status on Monitors Als deze optie is aangevinkt, dan toont een monitor een dubbelzijdige pijl <-> als de camera waar het signaal vandaan komt pan/tilt/zoom-functies bevat. Als in de cameratabel het selectievakje CONTROLLABLE voor een bepaalde camera is aangevinkt, dan veronderstelt het systeem dat die camera deze functies heeft. Monitor n1-n2 Activations to Biphase Port Normaal gesproken stuurt het systeem koppelpuntgegevens voor bepaalde randapparatuur naar de biphase-poort. Als deze gegevens voor de aangegeven monitors niet nodig zijn, kunt u deze optie uitschakelen door het aangevinkte vakje aan te klikken, zodat het vinkje verdwijnt. In grote systemen kunnen de algehele prestaties van het systeem hierdoor enigszins verbeteren. De getallen n1 en n2 verschillen per model. BELANGRIJK: Als er in het systeem switcher/follower-apparatuur wordt gebruikt, moeten deze vakjes zijn aangevinkt. Use Logical Camera ID in Crosspoints Normaal gesproken gebruikt het systeem fysieke cameranummers om koppelpuntgegevens voor bepaalde randapparatuur naar de biphase-poort te sturen. Als dit logische cameranummers moeten zijn, dient u deze optie aan te vinken.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Limited Printing Als dit vakje is aangevinkt, dan stuurt het systeem gedetailleerde alarmmeldingen naar de printer. Als dit vakje is uitgeschakeld, worden minder details afgedrukt en worden minder regels naar de printer gestuurd. Variabele snelheid receiver/driver Het type van de door het Allegiant-systeem gegenereerde besturingscode is afhankelijk van twee instellingen in de CPU: ten eerste of de variabele snelheid in de tabel Parameter Options of via User Function 22 is ingeschakeld en ten tweede of het systeem voor de communicatie met het toetsenbord de via DIP-switch 7 in de CPU-eenheid ingestelde 6-poll-byte modus gebruikt. Als de variabele snelheid niet is aangevinkt, dan bedienen toetsenborden met een variabele snelheid, zoals de IntuiKey Serie en LTC 8555, alle systeemonderdelen met een vaste snelheid. Als deze optie wel is aangevinkt, dan besturen die toetsenborden de AutoDome-camera's met variabele snelheden. Receivers/drivers van de series LTC 8560 en LTC 8561 kunnen alleen met vaste snelheden werken, ongeacht het type besturingscode. Enable Video Loss Display on Monitors Als deze optie is aangevinkt, dan verschijnt er een melding op de monitor als het videosignaal wegvalt. Dit werkt alleen als uw Allegiant-systeem uitgangskaarten bevat die na september 1996 zijn geleverd. Alarm Set #n Activations to Biphase Port Met deze optie is het mogelijk speciale data voor genummerde (#n) alarmsets naar de biphase-poort te sturen. Bepaalde randapparatuur kan deze gegevens gebruiken om normale videosignalen van alarmsignalen te onderscheiden. BELANGRIJK: Als er in het systeem switcher/ follower-apparatuur voor alarmfuncties wordt gebruikt, moeten deze vakjes zijn aangevinkt. De alarmen in iedere set zijn afhankelijk van het gebruikte Allegiant-model: Set # 1 LTC 8100 LTC 8200 LTC 8300 LTC 8500 LTC 8600 LTC 8800 LTC 8900
1-64 1-64 1-64 1-64 1-256 1-256 1-512
Set # 2
65-128 257-512 257-512 513-1024
Set # 3
Set # 4
NL | 33
Monitors in Alarm to Biphase Port Als deze optie is aangevinkt, dan wordt een lijst met de monitors die op dit moment in alarmtoestand verkeren naar de biphasepoort verstuurd. Set Console Port to Port Expander Mode WAls deze optie is geselecteerd, dan is er een poortuitbreidingseenheid op de Console-poort van het Allegiant-systeem aangesloten. Die eenheid werkt alleen als deze optie is ingeschakeld. Als er geen poortuitbreiding op de Console-poort is aangesloten, moet deze optie zijn uitgeschakeld. Set Printer Port to Port Expander Mode Als deze optie is geselecteerd, is er een poortuitbreiding op de printerpoort van het Allegiantsysteem aangesloten. Die eenheid werkt alleen als deze optie is ingeschakeld. Als er geen poortuitbreiding op de printerpoort is aangesloten, moet deze optie zijn uitgeschakeld. 4.7.10 Tabel Command Script De Allegiant biedt de mogelijkheid een aangepast programma uit te voeren voor een specifieke of unieke functie. Dit CCL-commandoscript kan worden ingevoerd in deze tabel om naar de Allegiant te worden gedownload. Ook kunnen commandoscripts in de Allegiant naar deze tabel worden geüpload. CCL-commandoscripts (voorheen Boot Screens genoemd) zijn sets door gebruikers geschreven CCLmacro's. Documentatie over de CCL-commando's zijn te vinden in de handleiding Allegiant Main CPU Interface Software Command Control Language User Manual. Deze macro's kunnen worden ingesteld om te worden uitgevoerd bij het terugstellen van het systeem, wanneer er op de STER-toets wordt gedrukt of wanneer de macronaam wordt aangeroepen. De bestanden van CCL-commandoscript kunnen rechtstreeks in de Allegiant Server Application worden ingevoerd en vervolgens naar de Allegiant gedownload. De syntaxis van een CCL-macro is als volgt: BEGIN @BOOT of BEGIN @STAR of BEGIN gebruiker (gebruiker is de door de gebruiker gedefinieerde macronaam) CCL-commando's (plaats een puntkomma tussen de verschillende commando's of zet ze op aparte regels)
513-768 769-1024 1025-1536 1537-2048
Bosch Security Systems | 27 May 2004
BREAK
NL | 34
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software Voor het definiëren van scripts worden de volgende scriptmetacommando's gebruikt. Bij het aanroepen van een script worden de commando's die na BEGIN komen, uitgevoerd in de onderstaande syntax. Bij een BREAK-commando stopt de uitvoering van CCLcommando's.
Script ingebouwde macro's %n
element n in arg stack
%0
alle elementen in arg stack
%0n
alle elementen, vanaf element n
%@
alle elementen, alleen locale args
%@n
alle locale args, vanaf n
Script-metacommando's:
'n
element n in stack, strings
!commentaar
elke regel die met '!' begint, wordt genegeerd
`n
element n in stack, strings
BEGIN @BOOT
beginpositie van het opstartscript
'0
alle elementen in stack in één string
BEGIN @STAR
beginpositie van stertoetscommando
'0n
alles uit n in één string
BEGIN gebruiker
beginpositie voor door de gebruiker
`0
alle elementen in stack, in aparte strings
gedefinieerd script "gebruiker"
`0n
alles vanaf n, in aparte strings
BREAK
stopt het uitvoeren van een script
'@
alle locale args, één string
END
einde commandoscript; negeert alle volgende
'@n
alle locale args vanaf n, één string
regels
`@
alle locale args, aparte strings
Het @BOOT-script wordt bij het terugstellen van de Allegiant automatisch uitgevoerd. Het @STAR-script wordt uitgevoerd wanneer de gebruiker op een Allegiant-toetsenbord op de STER-toets drukt, gevolgd door ENTER. Andere scripts worden uitgevoerd wanneer de naam daarvan wordt aangeroepen als CCL-commando. CCL-commando's en -scripts kunnen worden aangeroepen vanaf de Console-poort of worden geprogrammeerd in een tijdgebeurtenis of alarm. De volgende commando's zijn geldig binnen de inhoud van een CCL-script. Script-commando's .GOTO script arg-list jump jdirect naar het begin van het script springen .FOR var start limit
variabele ophogingen tussen begin- en
`@n
alle locale args vanaf n, aparte strings
%var
waarde van variabele "var"
'var
waarde van variabele "var" tussen aanhalingstekens
`var
waarde van variabele "var" tussen aanhalingstekens
#text
verwijderen en geen macro's in "text"
De nummers in scriptargumenten kunnen decimaal of heximaal zijn. Standaard zijn deze decimaal. U kunt een nummer als heximaal specificeren door het vooraf te laten gaan door 0x. Om te garanderen dat een nummer als decimaal wordt geïnterpreteerd (zelfs als de standaardradix is gewijzigd in iets anders), moet het worden vooraf gegaan door 0m. De volgende synoniemen zijn beschikbaar voor compatibiliteit met oudere boot screen-scripts. Deze commando's mogen niet worden gebruikt bij nieuwe commandoscripts.
eindwaarde .FOR var start limit
FOREACH var arg-list – variabele haalt waarden uit arg-list
.NEXT
zich herhalende .FOR of .FOREACH-lus
Scripts kunnen worden aangeroepen met parameters door deze - gescheiden door spaties - in de opdrachtregel te typen, gevolgd door de naam van het script. Deze parameters zijn voor het script beschikbaar als argumentmacro's (zie hieronder). Argumentmacro's kunnen ook worden gebruikt om toegang te krijgen tot de waarden van variabelen die in een .FOR- of .FOREACH-commando zijn gedefinieerd. Argumentmacro's kunnen alleen als parameter worden gebruikt bij een CCL-commando of -script.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
BOOT START-STAR @STAR END-STAR
is BEGIN @BOOT is BREAK gevolgd door BEGIN staat voor BREAK
Als een script dezelfde naam heeft als een 'native' (ingebouwd) CCL-commando, zal de Allegiant altijd dat script uitvoeren (in plaats van het ingebouwde commando) wanneer het commando wordt aangeroepen. Om de Allegiant te dwingen een native commando uit te voeren zonder eerst te controleren of er een script is dat dit overschrijft, moet de naam van het commando worden voorafgegaan door CCL: en een spatie.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
NL | 35
Normaal gesproken voert de Allegiant de CCLcommando's in een script één voor één uit. Het volgende commando wordt pas uitgevoerd wanneer het huidige is voltooid. Ook zal de taak die het script heeft aangeroepen (bijv. de Console-poort, het tijdgebeurtenissysteem of het alarmsysteem) niets anders kunnen doen totdat het script helemaal is uitgevoerd. Om aan te geven dat een commando in een eigen taak moet worden uitgevoerd, moet de naam worden vooraf gegaan door SPAWN: en een spatie. Het script zal onmiddellijk doorgaan naar de volgende opdracht, terwijl het gespawnde commando in een aparte taak wordt uitgevoerd.
Hieronder volgt een voorbeeldscripttabel.
Om te zien welke scripts er in de Allegiant aanwezig zijn, kan de tabel Command Script worden geüpload en bekeken in de Allegiant Server Application. Ook kunt u op de Console-poort rechtstreeks het CCLcommando BOOTSCREEN uitvoeren. Hiermee wordt de tabel op de Console-poort weergegeven, met voor elke regel een regelnummer. Geef om een script te debuggen op de Console het CCL-commando SCRIPT-DEBUG 1. Geef vervolgens de naam op van het te debuggen script. De Allegiant zal het script op de normale manier uitvoeren, maar ook elk commando weergeven dat op de Console wordt uitgevoerd. Voer SCRIPT-DEBUG 0 uit om debugging uit te schakelen.
! DELAY-ALARM-OFF geeft een vertraging van het aantal seconden ! dat door de tweede parameter wordt gespecificeerd. Vervolgens wordt het alarm dat ! door de eerste parameter is gespecificeerd, gedeactiveerd. BEGIN DELAY-ALARM-OFF WAIT %2 -ALARM %1 BREAK
Bosch Security Systems | 27 May 2004
! MOMENTARY-ALARM activeert het met de eerste parameter gespecificeerde alarm. ! Het zal dan een taak spawnen om het alarm na een bepaalde vertraging te deactiveren. ! Bijvoorbeeld, MOMENTARY-ALARM 4 15 activeert alarm 4 en ! deactiveert het 15 seconden later. BEGIN MOMENTARY-ALARM +ALARM %1 SPAWN: DELAY-ALARM-OFF %1 %2 BREAK
! DOALM5 zendt alle monitoren een bericht. ! Vervolgens roept het MOMENTARY-ALARM aan (met een vertraging van 10) ! voor de alarmen 2, 5, 16, 21 en 45. BEGIN DOALM5 BROADCAST Multiple Alarms! .FOREACH alarm 2 5 16 21 45 MOMENTARY-ALARM %alarm 10 .NEXT BREAK
NL | 36
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Master Control Software
4.8
Tabel Bilinx-acties
Door middel van Bilinx-communicatietechnologie ondersteunen bepaalde Bosch Security Systemsbedieningsapparaten en -camera's gelijktijdig beeld en bidirectionele gegevensoverdracht via de coaxkabel. De tabel Bilinx-acties heeft vier door de gebruiker te programmeren responsen die overeenkomen met de algemene ingangen op de Bilinx-compatibele serie AutoDome-camera's. Ook heeft de tabel programmeerbare actieresponsen voor dark Alarmgebeurtenissen wanneer het Allegiant-systeem wordt gebruikt met 1 of meer LTC 8016 Allegiant Bilinxdata-interfaces. Dark Alarm is de respons op een verandering in het niveau van het beeldsignaal. Wanneer het beeldsignaal onder een bepaalde vooraf ingesteld niveau komt, genereert de LTC 8016/90 Allegiant Bilinx-datainterface een gebeurtenis waardoor de Dark Alarm Activation afgaat. Wanneer het beeldsignaal weer normaal is, genereert de LTC 8016/90 een gebeurtenis waardoor de Dark Alarm Deactivation afgaat. Gebeurtenissen waardoor een Activation-actie wordt gestart, zijn onder andere: onvoldoende belichting van het door de camera bestreken gebied, een poging het blikveld van de camera te beperken door de lens te blokkeren, of uitval van de camera zelf.
Voor elke camera is het totale aantal activatie- en deactivatieactiecommando's beperkt tot 88 tekens. Voor complexe acties kunnen aangepaste CCL-commandoscripts worden gegenereerd. Deze scripts kunnen worden gebruikt als activatie- en deactivatieacties in de tabel Bilinx-acties. Voor het gemak is ingang 1 voor elk camerakanaal standaard ingesteld op het aanroepen van een standaard systeemalarmrespons (aangenomen dat er een passende configuratierespons is geprogrammeerd) wanneer ingang 1 van een AutoDome-camera wordt geactiveerd. Deze standaardacties kunnen voor elke toepassing worden gewijzigd. De ingangen 2 t/m 4 en de Dark Alarm-responsen hebben geen standaardactie en kunnen naar wens worden ingesteld.
4.9
Gegevensoverdracht
De gegevens die in de Master Control Software worden ingevoerd, worden niet automatisch naar het Allegiant-systeem verstuurd. U moet ze zelf laden of versturen. Voor alle vormen van gegevensoverdracht dient de Master Control Software met het Allegiantsysteem communiceren (zie Verbinding maken). Hieronder betekent "laden" het versturen van gegevens vanuit de Master Control Software naar het Allegiant-systeem. "Versturen" is het overdragen van gegevens van het Allegiant-systeem naar de Master Control Software. Er zijn verschillende manieren voor gegevensuitwisseling tussen de Master Control Software en het Allegiant-systeem. Onder in iedere tabel vindt u de knoppen Download en Upload. Deze knoppen werken alleen voor de op dat moment weergegeven tabel. Als u bijvoorbeeld op de Download -knop van de monitortabel klikt, worden de gegevens uit de monitortabel van de Master Control Software naar het Allegiant-systeem gestuurd.
Acties kunnen worden uitgevoerd op ingeschakelde kanalen wanneer ingangen zijn geactiveerd, wanneer beide ingangen zijn gedeactiveerd, of beide. De gewenste acties worden geprogrammeerd met Allegiant CCL-commando's (Command Console Language). Een lijst met deze commando's en hun functie kunt u vinden in de handleiding Allegiant Command Console Language User's Manual.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
U kunt ook tabellen overdragen via de menu's of de knoppen op de werkbalk. Met de opties Transfer/Upload en Transfer/Download kunt u meerdere tabellen versturen/laden. Bij iedere optie verschijnt er een dialoogvenster met selectievakjes voor iedere tabel. Alle aangevinkte tabellen worden ofwel geladen ofwel verstuurd.
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Allegiant System Status-Applicatie
5
NL | 37
ALLEGIANT SYSTEM STATUS-APPLICATIE
De Allegiant System Status-applicatie toont de instellingen van één of meer Allegiant-systemen en alle gebeurtenissen en legt die per geselecteerde optie vast in een bestand. Installateurs en systeembeheerders kunnen deze applicatie openen door in het menu van de Master Control Software for Windows (MCS) de optie On-Line \ System Status \ Display te kiezen of door op de knop Display Online Status te klikken.
5.1
Menu van Allegiant System Status
Het Allegiant-programma System Status bevat de volgende menu's en opties: OPMERKING: Als u het programma System Status vanuit het On-line-menu van MCS hebt geopend, dan blijft dit programma geopend tot u het vanuit datzelfde menu (of de MCS-werkbalk) afsluit. Om er zeker van te zijn dat u het programma goed hebt afgesloten, moet u het vanaf het MCS-menu activeren en vervolgens deactiveren.
Menu
Dialoogvenster System Logging Options U kunt ook gebeurtenissen in een bestand vastleggen. U kunt de bestandsnaam instellen in de regel SYSTEM LOGGING FILE onder in het dialoogvenster. Eigenlijk bepaalt de optie On-Line \ Status \ Log to File in de MCS of gebeurtenissen in een bestand worden vastgelegd. Als deze optie is aangevinkt, is het vastleggen van gebeurtenissen ingeschakeld.
Menu-optie
Beschrijving
File
Close
Sluit de applicatie af (Zie de Opmerking onder deze tabel)
View
Restore
Geeft de applicatie opnieuw hetzelfde formaat als toen u deze voor het eerst opende
Options
Event
Opent het dialoogvenster System Logging Options
Window
Tile
Schikt alle vensters zodat ze elkaar niet overlappen
Arrange
Icons
Hiermee kunt u de pictogrammen (van gesloten vensters) schikken
Open
Window
Dit is een lijst met alle op dit moment geopende vensters. Als u hier een documentnaam selecteert, verschijnt dit document op de voorgrond
Help
Contents
Opent een index met helponderwerpen
Find
Invokes
Opent een dialoogvenster waarin u met trefwoorden naar helponderwerpen kunt zoeken
About
Status
Toont informatie over de applicatie, waaronder het versienummer en de copyrightgegevens
5.2
Dialoogvenster System Logging Options
U opent dit dialoogvenster met de optie Options \ Event Logging in de System Status-applicatie of de optie On-Line \ System Status \ Log to File Options.... Als u hier een selectievakje aanvinkt, wordt de bijbehorende gebeurtenis (wanneer deze plaatsvindt) in EVENT LOG-statusdisplay opgenomen.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Allegiant System Status-Applicatie
NL | 38
Hieronder vindt u een bespreking van de gebeurtenissen die u via het dialoogvenster System Logging Options kunt vastleggen. Categorie ALARMS
Gebeurtenis
Oorzaak
Activation/Deactivation
Bepaalt wanneer een alarm wordt geactiveerd/uitgeschakeld
CAMERAS Switching Remote Lock Changes
Wanneer een camera naar een nieuwe monitor wordt geschakeld Wanneer een gebruiker een camera (de-) blokkeert
KEYBOARDS
User Log-ins/Log-offs Camera Remote Control
Wanneer een gebruiker zich aan- of afmeldt op een toetsenbord Wanneer vanaf een toetsenbord een besturingsfunctie wordt opgegeven
MONITORS
Lock Changes Step/Review Changes
Wanneer een gebruiker een monitor (de-) blokkeert Wanneer een monitor van stappen- naar overzichtsmonitor wordt gewijzigd of andersom
SEQUENCES
Loading and Users
Wanneer een gebruiker een schakelschema naar een monitor stuurt
VIDEO-LOSS
Video Signal Events
Als het videosignaal van een bepaalde camera wegvalt
Naast de hierboven genoemde gebeurtenissen, worden ook alle systeemfouten en het begin en einde van het vastleggen zelf vastgelegd. U kunt het vastleggen in- of uitschakelen door in het menu Online \ System de optie Log to File te selecteren. Als deze optie is aangevinkt, is het vastleggen ingeschakeld. Als vastleggen is ingeschakeld, dan is het programma System Status altijd actief.
5.3
Displays van System Status
System Status bevat vijf statusdisplays die via de tabbladen onder de menubalk kunnen worden geopend. Van links naar rechts: ALARM, KEYBOARD (toetsenbord), MONITOR, VIDEO LOSS (signaalverlies) en EVENT LOG (vastleggen gebeurtenis). Nu volgt een beschrijving. 5.3.1 Display ALARM Status In dit display vindt u de alarmnummers van het Allegiant-systeem in aaneengesloten kolommen. De status van die alarmen wordt als volgt aangeduid: Status Active (Alarming)
Indicatie Het nummer is zwart en bevindt zich in een rood kader
Disarmed
Het nummer is grijs
Armed
Het nummer is zwart
Currently Selected
Het nummer heeft een rechthoekig, zwart kader
Has Cursor Focus
Het nummer heeft een rechthoekig, grijs kader
Als u op een alarmnummer dubbelklikt, dan verschijnen de gegevens over dit alarm onder in het venster in het overzicht Alarm Details. Dit zijn de volgende gegevens: nummer, status, datum/tijd (bij alarmdetectie), aanduiding, bijbehorende camera's en de beschikbaarheid van de instructies. Wanneer het alarm wordt geactiveerd, verschijnen deze gegevens automatisch. Als u het selectievakje Hold Details Display aanvinkt, dan worden de gegevens van het huidige alarm in het display niet overschreven wanneer zich andere alarmen voordoen. Als het momenteel geselecteerde alarm aan een instructiebestand is gekoppeld (de naam daarvan staat dan in de kolom Instruction File van de tabel Alarm Normal Alarms op de Allegiant-server), dan kunt u dit bestand bekijken door op de knop Alarm Instructions te klikken.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Allegiant System Status-Applicatie
NL | 39
5.3.2 Display KEYBOARD Status In dit display vindt u informatie over de toetsenborden van een Allegiant-systeem. De kolommen van deze tabel worden hieronder beschreven: Kolom
Beschrijving
Kbd
Nummer toetsenbord
Status
Aanmelden/Afmelden/Uitgeschakeld
User
Nummer van de op dit moment op het toetsenbord ingelogde gebruiker
User Name
Naam van de op dit moment op het toetsenbord ingelogde gebruiker
Monitor
Nummer van de op dit moment door het toetsenbord geselecteerde monitor
Camera
Nummer van de camera op de op dit moment door het toetsenbord geselecteerde monitor
Remote
Als de huidige camera door een elders opgestelde gebruiker wordt bediend, verschijnt hier een *
Als het selectievakje Display Disabled Keyboards is aangevinkt, dan bevat de lijst met toetsenborden informatie over uitgeschakelde toetsenborden. 5.3.3 Display MONITOR Status In dit display wordt de huidige status van een van de Allegiant-monitors weergegeven. De kolommen in deze tabel worden hieronder beschreven: Kolom
Beschrijving
Monitor Number
Nummer van de monitor
Camera Number
Nummer van de camera die op de monitor wordt weergegeven
Camera Identification
Aanduiding van de camera die op de monitor wordt weergegeven
Alarm Status
Camera/Monitor Locks Sequence Status
ALM
Alarm actief op weergegeven camera
***
Alarm actief dat op deze monitor kan worden weergegeven
SM
Monitor is een stappenmonitor en is ingesteld op alarmen
RM
Monitor is een overzichtsmonitor en is ingesteld op alarmen
CA
De camera op de monitor is ingesteld op alarmen
R>>
Er wordt in normale volgorde een alarmschema afgewerkt
R<<
Er wordt in omgekeerde volgorde een alarmschema afgewerkt
S>>
Alarmschakelschema gestopt dat in normale volgorde wordt uitgevoerd als het wordt opgestart
S<<
Alarmschakelschema gestopt dat in omgekeerde volgorde wordt uitgevoerd als het wordt opgestart
RL
Bediening satellietcamera geblokkeerd
ML
Monitor is geblokkeerd
AS
Er wordt een absoluut schakelschema op de monitor geladen
RS
Er wordt een relatief schakelschema op de monitor geladen
nn
Nummer van het schakelschema dat op de monitor is geladen
R>>
Er wordt in normale volgorde een schakelschema afgewerkt
R<<
Er wordt in omgekeerde volgorde een schakelschema afgewerkt
S>>
Schakelschema gestopt dat in normale volgorde wordt uitgevoerd als het wordt opgestart
S<<
Schakelschema gestopt dat in omgekeerde volgorde wordt uitgevoerd als het wordt opgestart
Bosch Security Systems | 27 May 2004
LTC 8059/00 Serie | Instructie Handboek | Allegiant System Status-Applicatie Als het selectievakje Display Only Armed Monitor Status is aangevinkt, wordt alleen informatie weergegeven voor afgestelde monitoren. Als u op een monitornummer (of een ander deel van de regel) dubbelklikt, dan verschijnt onder in het venster de regel Monitor-Sequence Start Up User. Die geeft aan of een schakelschema op de monitor is geladen en zo ja, door welke gebruiker. 5.3.4 Display VIDEO LOSS Status In dit display worden de cameranummers van het Allegiant-systeem weergegeven. De kleur van het cameranummer maakt de status van het signaal van de desbetreffende camera duidelijk. De betekenis van de verschillende kleuren is: Kleur van cameranummer
Betekenis
Rood (rechthoek)
Signaalverlies
Zwart
Camera wordt op signaalverlies gecontroleerd
Grijs
Camera wordt NIET op signaalverlies gecontroleerd
OPMERKING: Gebruik de optie On-Line \ Auto Set \ Video Loss Configuration in het MCS-menu om camera's op signaalverlies te controleren. 5.3.5 EVENT LOG Status Display In dit display vindt u de laatste 250 gebeurtenissen (die via het dialoogvenster Event Logging Options zijn geselecteerd voor vastleggen) en alle foutmeldingen van een Allegiant-server. Bij iedere gebeurtenis staan de door het Allegiant-systeem geregistreerde datum en tijd. Als u op de knop Clear Display klikt, wordt dit display leeggemaakt, maar dit verandert niets aan het vastleggen in het bestand.
Bosch Security Systems | 27 May 2004
NL | 40
Bosch Security Systems, Inc. 850 Greenfield Road Lancaster, PA 17601 USA Tel: 800-326-3270 Fax: 1-717-735-6560 www.boschsecuritysystems.com
Bosch Security Systems B.V. P.O. Box 80002 5600 JB Eindhoven The Netherlands Tele +31 40 2577 200
© 2004 Bosch Security Systems GmbH 3935 890 12454 04-22 | Updated May 27, 2004 | Data subject to change without notice.
Bosch Security Systems Pte Ltd. 38C Jalan Pemimpin Singapore 577180 Republic of Singapore Tel: 65 (6) 319 3486