studiehandleiding
STAGE 3
Hogeschool Rotterdam Instituut Sociale Opleidingen Opleiding Modulecode Studiebelasting
Pedagogiek PED3S106RV/ PED3S206RV 42 ECTS
Bestemd voor Versie
3, VT juli, 2015
Modulebeheer
Rhodee Dorenbos en Liesbeth van der Ree
Pedagogiek Stage 3 2014-2015
Voorwoord Opgroeien in een stad als Rotterdam is spannend. Niet voor alle kinderen en jongeren zijn er gelijke ontwikkelingskansen. Soms is een steuntje in de rug of meer nodig. Pedagogen steunen kinderen, jongeren en hun opvoeders in de ontwikkeling naar een evenwichtig en zelfstandig leven. De pedagoog vertoont hierbij daadkracht en neemt initiatieven. Voor je ligt de handleiding van stage 3. Deze handleiding is in de eerste plaats bedoeld voor jou als student, maar is ook van belang voor de organisatie/instelling die je de gelegenheid biedt om de beroepsvormende stage bij hen uit te voeren. De handleiding informeert je over de doelstellingen die de opleiding heeft met de stage, de inhoud, organisatie, begeleiding en de beoordeling van de stage. De afgelopen studiejaren heb je kennis kunnen maken met alle domeinen waarin de HBO-pedagoog werkt. Nu in het derde jaar heb je uit al deze mogelijkheden een derde jaar stage gekozen. Stage 3 is leren in de praktijk met een HBO complexiteit. Dat wil zeggen dat deze stage een complexer karakter heeft dan stage 2. Een langdurige deelname in het brede pedagogische werkveld maakt het mogelijk om verder te werken aan de HBO Pedagogiek beroepscompetenties. Aan het einde van het jaar beschik je over een groot deel van de competenties van de beginnende beroepsoefenaar. Stage is voor veel studenten een leerzame tijd, waarin je (in)zicht krijgt op hoe professionals te werk gaan bij het begeleiden van jeugd en (mede)opvoeders. Maar stage is vooral leren, jezelf de ruimte durven geven om een effectieve leerhouding te demonstreren, je kwaliteiten leren te herkennen, de tijd nemen voor dit proces, fouten durven maken en vooral te leren van je ervaringen. Maak gebruik van de begeleiding die je krijgt vanuit het werkveld en vanuit de opleiding. Dit beroep leer je niet in één keer. Door reflectie, oefenen en feedback en opnieuw doen groei je in je deskundigheid. Veel plezier daarmee!
Hogeschool Rotterdam Instituut voor sociale opleidingen Opleiding Pedagogiek Museumpark 40 3015 CX Rotterdam
Coördinator jaar 3 Rhodee Dorenbos E-mail:
[email protected] Praktijkcoördinator Liesbeth van der Ree E-mail:
[email protected]
2 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Inhoud Voorwoord ...................................................................................................................... 2 1. Algemene omschrijving van de cursus........................................................................... 4 1.1
Verantwoording en relatie andere onderwijseenheden .................................................................... 4
1.2
Ondersteunend Onderwijs ............................................................................................................... 4
1.3
Beginvereisten stage ........................................................................................................................ 4
1.4
Inhoud stage.................................................................................................................................... 5
1.5
Organisatie stage en begeleiding ..................................................................................................... 7
1.6
Honoursprogramma ........................................................................................................................ 9
1.7
Literatuur ....................................................................................................................................... 9
2. Programmaoverzicht .................................................................................................. 10 2.1
Organisatieschema ........................................................................................................................ 10
2.2
Studielast ...................................................................................................................................... 10
3. Toetsing en beoordeling ............................................................................................. 11 3.1
Deelnamevereisten........................................................................................................................ 11
3.2
Toetsvereisten ............................................................................................................................... 11
3.3
Toetsprocedure ............................................................................................................................. 11
3.4
Herkansing .................................................................................................................................... 12
3.5
Voorbeeldtoets.............................................................................................................................. 13
4. Praktijkplan, stageportfolio en gesprekken ................................................................. 14 Bijlagen ......................................................................................................................... 18 Bijlage 1
Beroepsprofiel Hbo-pedagoog................................................................................................ 18
Bijlage 2
360º FEEDBACK...................................................................................................................... 20
Bijlage 3
STARR beschrijving ................................................................................................................ 22
Bijlage 4
TUSSENEVALUATIE STAGE JAAR 3 – OPLEIDING PEDAGOGIEK ................................................. 23
Bijlage 5
EINDBEOORDELING STAGE JAAR 3 – OPLEIDING PEDAGOGIEK ................................................ 25
3 Pedagogiek stage 3 2015-2016
1. Algemene omschrijving van de cursus 1.1 Verantwoording en relatie andere onderwijseenheden Binnen de opleiding Pedagogiek is het curriculum opgebouwd uit een binnenschools en een buitenschools gedeelte wat inhoudelijk en organisatorisch op elkaar is afgestemd. Deze onderdelen versterken elkaar. De stages maken onderdeel uit van het externe curriculum, zij lopen als een rode draad door de opleiding heen en komen in een steeds complexere vorm terug. Studiejaar 1: Stage 1 Studiejaar 2: Stage 2 Studiejaar 3: Stage 3
Beroepsoriënterend Beroepsvoorbereidend Beroepsvormend
De stage kent een opbouw van bewust leren in de praktijk. De praktijkervaring die je in je eerste studiejaar opdoet moet je beschouwen als een soort snuffelstage waarin je een eerste ‘ kennismaking’ hebt met de praktijk. Binnen deze snuffelstage maak je kennis met het werkveld en leer je hoe je de prestatie-indicatoren van de opleiding kunt koppelen aan de praktijk. In het tweede studiejaar heb je ervaring opgedaan in het werken in directe relatie tot de doelgroep. Je hebt geleerd hoe je als stagiair, vanuit een vertrouwensband, een begeleidende rol kan vervullen en interventies kan uitvoeren ten aanzien van jeugdigen en/of (mede)opvoeders. Op deze basis bouw je in het derde jaar verder doordat het accent nu ligt op beroepsvorming, het oefenen en verdiepen van de algemene en beroepsspecifieke competenties op de volgende terreinen: Methodisch werken met en voor cliënten Het werken in en vanuit een arbeidsomgeving Het op systematische wijze reflecteren op je handelen in de beroepspraktijk Gedurende jaar 3 zal het gaan om het meer zelfstandig beoefenen van beroepstaken. Daarnaast wordt een kritische professionele blik verwacht op gebruikte protocollen, beleidsrapporten, trainingen, activiteiten, etc. en deze zo nodig aan te scherpen of te verbeteren. Met beroepsvormend wordt ook bedoeld dat je in stage 3 verder werkt aan de ontwikkeling van je sterke en aandachtspunten die je in de 2e jaars stage ontdekt hebt, als HBO beroepskracht in een complexe beroepsomgeving. Dat gaat verder dan werken met de doelgroep alleen. Werken in een instelling, functioneren als collega en je eigen professionalisering nemen een belangrijk deel in van het leerproces. 1.2 Ondersteunend Onderwijs In jaar 3 worden in de opleiding modules aangeboden die ondersteunend zijn ten aanzien van de competenties die in stage behaald moeten worden. De kennis of vaardigheden opgedaan in deze modules kan gebruikt worden in het plannen, uitvoeren en verantwoorden van de stagetaken. Daarnaast zullen de modules in jaar 3 een beroep doen op jouw stage-ervaringen en kennis van het werkveld. Het is belangrijk dat jij actief op zoek gaat naar de relatie tussen de modules (school) en je stage(activiteiten) en probeert dit te koppelen aan je bewijsstukken. 1.3 Beginvereisten stage Je wordt toegelaten tot stage 3 wanneer je: - tenminste 45 EC van studiejaar 2 hebt behaald. Let op: keuzepunten vallen niet binnen deze 45 EC; Buitenlandstudenten hebben minstens 54 EC nodig. - Propedeuse is behaald - Stage 2 met tenminste een voldoende hebt afgerond Waar dit niet het geval is, kun je nog niet starten met stage 3. Neem eventueel contact op met studentzaken om dit te bespreken.
4 Pedagogiek stage 3 2015-2016
De opleiding vindt een stageplaats geschikt wanneer je de ruimte krijgt om:
methodisch te denken en te handelen in een pedagogische omgeving. handelings- of activiteitenplannen op te stellen en uit te voeren. individuele contacten met de doelgroep te leggen en op een professionele manier vorm te geven. Samen te kunnen werken/af te kunnen stemmen met andere werkers in de keten ouders, medeopvoeders of collega’s te adviseren ten aanzien van opvoedvraagstukken themabijeenkomsten met betrekking tot opvoedvraagstukken vorm en inhoud te geven structurele voorstellen tot verbetering van onderdelen van de organisatie te doen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van medewerkers en van teamsamenwerking. naar aanleiding van betekenisvolle situaties, zowel schriftelijk als mondeling te reflecteren op het gevorderde niveau. ( zie Groen, reflecteren de basis)
Stagebiedende instellingen kunnen een vacature voor een stageplaats melden via http://www.hogeschool.rotterdam.nl/iso of door contact op te nemen met de praktijkcoördinator Liesbeth van der Ree (
[email protected]). 1.4 Inhoud stage Competenties en stagedoelen De stage heeft tot doel om je in een relatief veilige situatie te laten oefenen met de verwerving en uiteindelijke beheersing van beroepsvaardigheden. Deze beroepsvaardigheden zijn gebaseerd op het competentieprofiel Pedagogiek. Zie ook bijlage 1, waarin het beroepsprofiel van de hbo-pedagoog staat beschreven. Het volledige profiel is te vinden in de Hogeschoolgids van het Instituut voor Sociale Opleidingen. Dit profiel is dekkend voor de gehele opleiding. In alle jaren van de opleiding bouw je door aan het je eigen maken van de competentiegebieden. Per jaar is vastgesteld aan welke kerntaken minimaal gewerkt moet worden. Bij alle kerntaken zijn prestatie-indicatoren benoemd zodat je kunt zien wat er van je verwacht wordt. Aan competenties werk je meerdere keren en op meerdere plaatsen in de opleiding zodat je ze op een hoger beheersingsniveau eigen maakt. Zo kan je je eigen ‘specialiteiten’ ontdekken en ontwikkelen. In het derde jaar ligt de nadruk bij de stage vooral op het methodisch leren handelen en het leren werken in en vanuit een arbeidsomgeving. Aan het einde van de stage beheers je de hieraan gerelateerde competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar (niveau 3). Concreet betekent dit dat je aan het einde van de derdejaars stage onderstaande beroepsspecifieke kerntaken en bijbehorende prestatie-indicatoren in ieder geval beheerst op niveau 3. Competentiegebied 1 Analyseren van de pedagogische vraag De hbo-pedagoog adviseert en ondersteunt bij het opvoeden in de meest brede zin. Om dit adequaat te kunnen doen is het van essentieel belang dat hij/zij kennis heeft van relevante theorieën, zich een goed beeld vormt van de opvoedingssituatie (op micro, meso en macro niveau), de achtergrond en het gedrag van het kind. Kerntaak 1.1Verkent en analyseert de opvoedingssituatie en de achtergrond van het kind / de jongere en verheldert de pedagogische vraag. j) Brengt de dynamische driehoek in een opvoedingssituatie in kaart en analyseert hoe de groeiruimte van het kind/de jongere kan worden vergroot k) Past (sociaal)pedagogische en ontwikkelingspsychologische theorieën toe in de analyse van de pedagogische vraag l)Signaleert opvallend/afwijkend gedrag/ontwikkeling van kinderen/jongeren en analyseert dit m.b.v. o.a. pedagogische theorieën Competentiegebied 2 Ontwikkeling van kind/jongere stimuleren De hbo-pedagoog stimuleert de ontwikkeling(skansen) van kinderen en jongeren, met als doel het bevorderen van zelfstandigheid. Hiervoor is het noodzakelijk dat hij/zij goed contact maakt en onderhoudt met kinderen/jongeren, hun behoeften en problemen tijdig signaleert, en hierbij passende interventies, coaching en begeleiding biedt. 5 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Kerntaak 2.1Professioneel mede-opvoeden en ontwikkeling stimuleren in dagelijkse zin. g) Ontwikkelt een (trainings-, ondersteunings)programma voor kinderen/jongeren met een (specifieke) pedagogische vraag h) Biedt ondersteuning/coaching aan kinderen/jongeren met complexe sociaal-emotionele ontwikkelingsproblemen (faalangst, negatief zelfbeeld, etc.) i) Is in staat op adequate wijze te reageren op uitingen van emoties die kinderen/jongeren ervaren (agressie, boosheid, verdriet, etc.) Competentiegebied 3 (Mede-)opvoeders ondersteunen bij ontwikkeling en opvoeding Een belangrijke taak van de hbo-pedagoog is het versterken van de opvoedrelatie. Hij/zij ondersteunt ouders/(mede)opvoeders door problemen in de opvoedingsaanpak te signaleren en hen te ondersteunen met advies, voorlichting, coaching en begeleiding, met als doel de opvoedcompetentie van de ouder te vergroten. De hbo-pedagoog houdt hierbij rekening met de maatschappelijke en culturele context van de betreffende ouder/(mede)opvoeder. Kerntaak 3.1 Opvoeders en mede-opvoeders ondersteunen om kinderen en jongeren op te voeden in dagelijkse situaties. i) Stelt een handelingsplan/activiteitenplan op t.b.v. ouders/opvoeders om de ontwikkeling van individuele of groepen kinderen/jongeren te stimuleren j) Signaleert en analyseert factoren die problemen/verstoringen veroorzaken in groepen kinderen/jongeren, en geeft de ouder/opvoeder handelingsadviezen k) Ontwikkelt ondersteuningsaanbod voor ouders/opvoeders m.b.t. (specifieke) pedagogische vraagstukken l) Activeert het (sociale) netwerk van ouders/opvoeders Kerntaak 3.2 Ondersteunt (mede)opvoeders, zowel individuen als groepen, in het oog hebben voor en omgaan met grootstedelijke diversiteit. g) Stelt zich meerzijdig partijdig op in het contact met kinderen/jongeren en opvoeders, ter bevordering van de ontwikkeling van kind/jongere h) Toont zich bewust van stimulerende en belemmerende factoren voor het kind/jongere in de grootstedelijke context Kerntaak 3.3 Verleent begeleiding, ondersteuning en interventie bij problematische opvoedingssituaties. g) Zorgt indien nodig voor doorverwijzing naar en/of afstemming met specialistische zorg- of hulpverleners (logopedie, fysiotherapie, jeugdhulpverlening, etc.) h) Is in staat om adequaat te reageren op uitingen van problemen (agressie, boosheid, verdriet, etc.) bij de ouders/verzorgers Competentiegebied 4 Voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding De hbo-pedagoog signaleert of de randvoorwaarden voor een kansrijke ontwikkelings- en opvoedomgeving (zowel thuis, op instellingsniveau als op maatschappelijk niveau) aanwezig zijn, en levert indien nodig een bijdrage aan het creëren van deze randvoorwaarden. Kerntaak 4.1Voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren, met name in een grootstedelijke context e) Signaleert ondersteunings-/scholingsbehoeften van ouders/opvoeders en zorgt er voor dat hierin wordt voorzien f) Adviseert over de inrichting van het derde opvoedmilieu in een grootstedelijke context om de opvoedsituatie van kinderen/jongeren te versterken Competentiegebied 5 Organisatorische en bedrijfsmatige taken De hbo-pedagoog doet zijn werk binnen een organisatie en/of keten. Hij/zij communiceert en werkt samen met collega’s en beroepsgenoten in multidisciplinair verband, en houdt hierbij rekening met de maatschappelijke context in ontwikkeling. Kerntaak 5.1 Communiceert en werkt in een (multidisciplinaire) project- of organisatieomgeving g) Werkt met collega’s (in een multidisciplinaire context) samen bij de uitvoering van (project)activiteiten, en begeleidt/adviseert hen waar nodig Kerntaak 5.2 Vertegenwoordigt de eigen organisatie extern en functioneert in een beleidscontext c) Werkt samen met ketenpartners / externe partijen / andere disciplines in het kader van afstemming of overdracht van de pedagogische ondersteuning 6 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Competentiegebied 6 Professionaliseringstaken De hbo-pedagoog is als professional mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beroep en de praktijk. Hij/zij werkt voortdurend aan de eigen ontwikkeling en draagt bij aan de ontwikkeling van het vakgebied door de uitwisseling van kennis, inzichten en ervaringen met beroepsgenoten. Kerntaak 6.1 Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen beroepsmatig handelen, reflecteert erop en geeft sturing aan de verdere ontwikkeling ervan. g) Toont een lerende houding en werkt aan het vergroten, verbreden en verdiepen van de eigen professionele competenties h) Toont visie op de gewenste verdere ontwikkeling die hij/zij wil doormaken en heeft plannen over hoe dit te bereiken i) Handelt proactief en profileert zichzelf Kerntaak 6.2 Kan zich een oordeel vormen over de ontwikkelingen in het vakgebied en de (waardegebonden) opvattingen die het pedagogisch handelen bepalen, en heeft daarop zelf een visie. f) Beroept zich op zijn/haar visie bij het verantwoorden van keuzes i) Draagt de professionele, sociale en ethische waarden en normen uit in woord en gedrag Tot slot Bij het vaststellen van je takenpakket staan het beroepsprofiel en de beroepsspecifieke competenties, die in jaar 3 het accent krijgen, centraal. Je concrete bezigheden als stagiair worden bepaald door de aard van de stageplaats, de mogelijkheden en de eisen binnen de stagebiedende organisatie en de leerdoelen van jezelf afgeleid van het competentieprofiel. De stagebegeleider en de stagedocent kunnen je adviseren hierin bepaalde keuzes te maken. 1.5 Organisatie stage en begeleiding De stage vindt plaats in de periode begin september 2015 tot eind juni 2016. De begeleiding in deze periode valt uiteen in: Begeleiding op je stageplaats door een stagebegeleider Begeleiding op de opleiding door een stagedocent Begeleiding op je stageplaats Je stagebegeleider op de stageplaats is iemand die minimaal een sociaal-agogische HBO- opleiding heeft, twee jaar werkzaam is in het sociaal-agogische werkveld en minimaal één jaar werkzaam is in de instelling waar stage gelopen wordt. De stagebegeleider is degene die je direct bij de uitvoering van je werkzaamheden begeleidt. Je stagebegeleider zal je: Introduceren in de instelling; Je ondersteunen en adviseren bij het opstellen van je praktijkplan; Je praktijkplan in afstemming met jou en je stagedocent goedkeuren; Je kritisch volgen bij de uitvoering ervan en je voorzien van feedback; hiervoor hebben jullie één keer in de week of één keer in de twee weken een begeleidingsgesprek; Deelnemen aan de tussenevaluatie en de voorlopige beoordeling; Deelnemen aan de eindevaluatie en eindbeoordeling (assessment) (tenminste) drie keer contact hebben met de Hogeschool Rotterdam (1x op de stageplaats praktijkplan bespreken; 1x op de stageplaats tussentijdse evaluatie; 1x op de Hogeschool eindgesprek); Begeleiding op de opleiding Op de opleiding is je stagedocent degene die je begeleidt, waarbij de focus ligt op beoordeling. Omdat deze bijeenkomsten plaats vinden buiten je dagelijkse stagepraktijk, geeft dit je de ruimte om los te komen van de “ waan van de dag”. Je stagedocent zal: je ondersteunen en adviseren bij het opstellen van je praktijkplan; je praktijkplan in afstemming met jou en je stagebegeleider beoordelen; bewaken dat jouw takenpakket voldoende mogelijkheden biedt om de algemene en beroepsspecifieke competenties te ontwikkelen; 7 Pedagogiek stage 3 2015-2016
zorgen voor een constructief leerklimaat tijdens de stagebijeenkomsten, zodat er sprake is van een veilige sfeer waarin alle groepsleden zich vrij voelen over hun functioneren te spreken en zodoende ook van elkaar te leren door elkaars sterke en aandachtspunten bespreekbaar te maken; je volgen bij het reflecteren op je persoonlijke ontwikkeling in relatie tot het verwerven van de algemene HBO en beroepsspecifieke competenties; een nieuwsgierige, volgende houding aannemen die gericht is op je leerhouding en mogelijke aandachtspunten, waardoor je met feedback je eigen leerproces kunt bijstellen; (tenminste) drie keer contact hebben met de stage instelling (1x op de stageplaats praktijkplan bespreken; 1x op de stageplaats tussentijdse evaluatie; 1x op de Hogeschool eindgesprek); Eindbeoordeling geven na eindassessment gesprek
Voor de stagebijeenkomsten op school zijn in totaal 6 bijeenkomsten van 100 minuten gereserveerd. De begeleiding op de opleiding vindt plaats in groepen van ong. 12 studenten. Als regel kom je naar alle stagebijeenkomsten. Hierdoor maak je het jezelf en anderen mogelijk te leren van elkaars ervaringen. Als je door omstandigheden een bijeenkomst moet missen, bespreek je dit voorafgaand aan de bijeenkomst met je stagedocent. De bijeenkomsten gaan altijd door, ook al is de stagedocent afwezig. Als de docent afwezig is geven jullie zelfstandig vorm aan de invulling van de bijeenkomst. Invulling stagebijeenkomsten De bijeenkomsten zijn gebaseerd op de inbreng van jezelf en je medestudenten. In 2.1 vind je meer info over de inhoud van de bijeenkomsten. Tijdens de bijeenkomsten staat centraal hoe en welk bewijsmateriaal je kan verzamelen om aan te tonen dat je een bepaalde competentie/kerntaak beheerst. Op deze manier werk je toe naar je tussenevaluatie halverwege het jaar en naar je assessment en tevens eindbeoordeling aan het eind van het jaar. Je stagedocent is tevens je SLC-er. Voor SLC staan twee individuele gesprekken gepland. Zie handleiding SLC jaar 3 voor meer informatie hierover. Supervisie Naast de stagebijeenkomsten en reguliere modules heb je drie keer per kwartaal een supervisie bijeenkomst met twee andere medestudenten. Deze bijeenkomsten staan in het teken van het vergroten en verdiepen van je reflecterende vermogen om hiermee je professionele competenties te ontwikkelen. Een advies is om wekelijkse reflecties te schrijven m.b.t. je stage(taken) om op deze manier jouw ontwikkeling en groei terug te zien en te bespreken tijdens supervisie. Vrije dagen, vakantie Je kunt als regel geen aanspraak maken op vakanties die gangbaar zijn in het onderwijs. Wil je tijdens de stageperiode vakantie en/of vrije dagen opnemen, dan regel je dat in overleg met je stage-instelling en je stagedocent. Het is raadzaam om vrije dagen op te nemen, het stagejaar is immers een intensief schooljaar. Je kunt maximaal 3 weken, waarvan 2 weken aaneengesloten, vakantie plannen. Je stage wordt dan met hetzelfde aantal weken verlengd. Als regel geldt dat ziektedagen worden ingehaald. Als je één week aaneengesloten ziek bent gemeld op je stageinstelling, meld je dit ook aan je stagedocent. Bij langdurige ziekte/afwezigheid is overleg met de coördinator jaar 3 noodzakelijk. Er is dan kans op studievertraging. De 40 weken stage is een kwantitatieve voorwaarde voor een voldoende beoordeling. N@tschool Ten behoeve van de opleidingsaccreditatie en het waarborgen van de kwaliteit is het belangrijk dat de definitieve tussentijdse en eindportfolio op n@tschool geplaatst worden. Studenten zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Als deze niet op (de correcte plaats) n@tschool staan, wordt het eindcijfer niet ingevoerd in osiris en kan dit consequenties hebben voor de overgang naar en indeling in jaar 4.
8 Pedagogiek stage 3 2015-2016
-
Minimaal een week voor het tussenevaluatie gesprek dient op n@tschool bij modulecode PED3S106RV onder Inleveropdrachten ingeleverd te worden in het mapje stageportfolio (tussentijds). Bij een herkansing moet op de afgesproken datum het aangepaste stageportfolio ingeleverd worden onder Inleveropdrachten in het mapje herkansing stageportfolio (tussentijds). Uiterlijk op vrijdag 3 juni (week 4.5) dient op n@tschool bij modulecode PED3S206RV ingeleverd te worden onder Inleveropdrachten in het mapje stageportfolio (definitief). Bij een herkansing moet op de afgesproken datum het aangepaste stageportfolio ingeleverd worden onder Inleveropdrachten in het mapje herkansing stageportfolio (definitief). De kern van de stagebegeleiding is het volgen en ondersteunen van jou in het nemen van verantwoordelijkheid voor je eigen leerproces en het delen van dit proces met stagedocent en medestudenten.
1.6 Honoursprogramma Ambitieuze studenten kunnen het Honoursprogramma (HP) volgen, een verdiepend programma dat extra eisen aan je stelt. Als je geen studieachterstand hebt en met een brief en gesprek overtuigend aantoont gemotiveerd te zijn, stroom je begin kwartaal 2 van jaar 3 in. De extra eisen zijn verwerkt in het competentieprofiel Innoverend handelen dat voor alle honoursstudenten van de Hogeschool Rotterdam geldt. In dit profiel gaat het om de competenties vernieuwings-, vraag- en samenwerkingsgericht werken, interactief leervermogen en kenniscreatie. Door deelname aan het Honoursprogramma laat je zien dat je de complexe problematiek in de Rotterdamse praktijk het hoofd kunt bieden. Het Honoursprogramma eindigt aan het einde van je 4e jaar. Heb je dan aan alle verplichtingen voldaan, dan ontvang je bovenop je diploma een Honours Degree, een plus op je diploma! In je derde jaar doe je een honoursproject met andere studenten samen, en schrijf je een position paper. In jaar 4 volg je in principe een minor+ (maar je mag afwijken als je met een plan komt) en studeer je af onder begeleiding van een kenniscentrum. Verder ben je actief in de leerwerkgemeenschap, de ontmoetingsplek van honoursstudenten, docenten, lectoren, gastsprekers enz. waar met en van elkaar leren centraal staat. Hier krijg je inhoudelijke en procesbegeleiding bij je competentieontwikkeling en bij al je opdrachten. Wat betekent dit nu voor je stage? Het honoursproject in je derde jaar kan je met je groepje medestudenten helemaal zelf vormgeven. Dat kan betekenen dat je aansluit bij ervaringen, knelpunten, aangrijpingspunten of kansen die je op je stage tegenkomt. Je kunt ook een heel andere richting uitgaan, en voor een thema kiezen met actuele en complexe vraagstukken in Rotterdam. Samen werk je aan de door jullie zelf geformuleerde opdracht en onderzoeksvraag. Literatuurstudie en praktijkonderzoek zijn, net als presentatie en/of publicatie, een logisch onderdeel. Ben je geïnteresseerd in het Honoursprogramma, kijk dan op Hint>Studieinformatie>Honoursprogramma. Daar vind je o.a. meer informatie over de wijze van aanmelden, de opdrachten en de uitwerking van het competentieprofiel Innoverend Handelen. 1.7 Literatuur Voor het uitvoeren van je taken in de praktijk en het schrijven hierover in je stageportfolio, zoals het schrijven van goede reflectieverslagen, het toepassen en beschrijven van vaardigheden, zoals gesprektechnieken etc. kan alle literatuur die de afgelopen jaren en dit jaar tijdens de opleiding aangeboden wordt, gebruikt worden. Enkele belangrijke boeken zijn: Groen, M. (2011). Reflecteren: de basis. Op weg naar bewust en bekwaam handelen. Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers. Donk, C. van der, & Lanen, B. van. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Opvoedingsrelaties versterken. Landelijk opleidings- en competentieprofiel van de hbo-bacheloropleiding Pedagogiek, (2009). Amsterdam: SWP. (ISBN: 978 90 8850 022 0) Vries-Geervliet, L. de (2007). Voorbereiden op supervisie. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. (ISBN 9789024414765; ISBN10 9024414768)
9 Pedagogiek stage 3 2015-2016
2. Programmaoverzicht De stage in studiejaar 3 kan globaal verdeeld worden in 3 fases: Oriënteren op de organisatie waar je stage loopt, taken (sept-okt) Oefenen van taken en stage activiteiten (okt-febr) Zelfstandig uitvoeren van taken en stage activiteiten (febr-juni) 2.1 Organisatieschema In onderstaande schema staan de 6 bijeenkomsten beschreven. Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met andere modules, toetsen, hertoetsen, vakanties, vrije dagen, etc. Schrijf alvast alle data van de stagebijeenkomsten in je agenda! We starten in week 2 met een gezamenlijke kick-off van jaar 3 en aansluitend de eerste bijeenkomst. Lesweek (datum) 1.2 (7 september 2015)
3.3 (29 februari 2016)
Inhoud / bespreken Kennismaking en afspraken Praktijkplan Praktijkplan meenemen Bewijsstukken stageportfolio Stageportfolio (tussentijds) 360° feedback Tussenevaluatie
3.10 (18 april 2016)
Stageportfolio (eind)
4.2 (9 mei 2016)
Stageportfolio (eind) Voorbereiding op eindassessment gesprek
1.5 (28 september 2015) 2.3 (30 november 2015)
Belangrijke data Lesweek 1.5 (vrijdag)
Activiteit Inleveren praktijkplan bij stagedocent en stagebegeleider voor het 1e kennismakingsgesprek op locatie 1.6 – 1.10 Kennismakingsbezoek door stagedocent op locatie 2.8 (of minimaal 1 week Inleveren stageportfolio (tussentijds), inclusief 360° feedback van tevoren) stagebegeleider (ter voorbereiding op de tussentijdse evaluatie) 2.8 – 2.10 2e stagebezoek: tussentijdse evaluatie en beoordeling op locatie 4.5 Inleveren stageportfolio bij stagedocent en stagebegeleider (ter voorbereiding op eind assessment) 4.6 – 4.8 Eindassessment gesprek op Hogeschool Rotterdam 4.9 Herkansing eindbeoordeling op Hogeschool Rotterdam 2.2 Studielast Aantal EC stage: 42 (1176 uur) Studielast: STAGE OP INSTELLING STAGEBIJEENKOMSTEN VOORBEREIDING BIJEENKOMSTEN SCHRIJVEN STAGEPORTFOLIO
40 weken 6
X 28 uur X 100 min
1120 uur 10 uur 18 uur 28 uur
10 Pedagogiek stage 3 2015-2016
3. Toetsing en beoordeling Op twee momenten in het jaar word je beoordeeld, namelijk halverwege je stage (tussenevaluatie) en aan het eind van je stageperiode (eindassessment). De twee beoordelingen worden aan de hand van een gesprek met jou, je stagebegeleider en je stagedocent gegeven. Gedurende het jaar en ter voorbereiding op de twee gesprekken verzamel je verschillende bewijsstukken voor in je stageportfolio. Je toont hiermee aan in hoeverre je voldoet aan het competentieprofiel van de hbo-pedagoog. 3.1 Deelnamevereisten Om in aanmerking te komen voor het tussenevaluatie gesprek en het eindassessment gesprek dient je stageportfolio tijdig ingeleverd te zijn op n@tschool en op verzoek evt. bij je stagedocent. Tijdig is voor de tussenevaluatie uiterlijk week 2.8 (of minimaal 1 week van tevoren) en voor het eindassessment gesprek uiterlijk vrijdag in week 4.5. Als dit niet het geval is kan de stagedocent het gesprek afzeggen en heb je recht op één herkansingsgelegenheid. 3.2 Toetsvereisten Voorafgaand aan het gesprek en de tussentijdse beoordeling moet de student voldaan hebben aan: De kwantitatieve criteria van 20 weken stage, 28 uur per week Aanwezigheid, werkinbreng, actieve en constructieve deelname van de begeleidingsbijeenkomsten op de HR Tijdig inleveren (via n@tschool) van praktijkplan, stageportfolio (tussentijds) Voorafgaand aan het eindassessmentgesprek en de eindbeoordeling moet de student voldaan hebben aan: De kwantitatieve criteria van 40 weken stage, 28 uur per week Aanwezigheid, werkinbreng, actieve en constructieve deelname van de begeleidingsbijeenkomsten op de HR Tijdig inleveren (via n@tschool) van stageportfolio, inclusief ingevuld beoordelingsformulier van de stagebegeleider uit de praktijk Verder gelden de volgende vereisten: Alle rapportages zijn in correct Nederlands geschreven Alle verwijzingen in verslagen voldoen aan de APA-richtlijn (Voor meer informatie over plagiaat, de sancties en bronvermelding zie de Plagiaatwijzer op Hint). 3.3 Toetsprocedure Tussentijdse evaluatie Halverwege het jaar krijg je als tussentijdse beoordeling een cijfer. Bij een voldoende (minimaal 5,5), krijg je 21 van de 42 studiepunten. Alle competentiegebieden moeten met een V of G worden beoordeeld voor een 5,5 of hoger. Bij een onvoldoende (één of meer O’s) volgt een herkansing (zie 3.4). De stagedocent vult het tussentijds beoordelingsformulier (bijlage 4) in na afloop van het tussentijds evaluatiegesprek met de student en stagebegeleider van de instelling. De definitieve beoordeling berust in alle gevallen bij de stagedocent. Eindbeoordeling Als eindbeoordeling wordt een cijfer gegeven. Dit cijfer wordt gebaseerd op de kwaliteit van het stageportfolio, een advies van de stagebegeleider van de instelling (een ingevuld beoordelingsformulier van je stagebegeleider) en het eindgesprek. Het eindgesprek gaat door als het stageportfolio voldoende is. Dit hoor je minimaal een week voor het geplande gesprek. Een voldoende portfolio is echter geen garantie voor een voldoende eindbeoordeling. Na het eindgesprek wordt pas een beoordeling toegekend.
11 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bij het eindgesprek zijn de student, de stagebegeleider en een 2e beoordelaar (docent van school) aanwezig. De stagedocent vult het eindbeoordelingsformulier in na afloop van het eindgesprek. De definitieve beoordeling berust in alle gevallen bij de stagedocent en tweede beoordelaar. Bij een 5,5 of hoger krijg je 21 studiepunten. Bij een onvoldoende volgt een herkansing. Afhankelijk van de mate van onvoldoende wordt per student bekeken wanneer en hoe de herkansing plaats zal vinden. De twee beoordelingsformulieren vind je in de bijlagen. De formulieren zijn ontwikkeld op basis van het competentieprofiel en de te behalen kerntaken en prestatie indicatoren in jaar 3. 3.4 Herkansing Voor zowel de tussenbeoordeling als de eindbeoordeling vervalt je eerste beoordelingskans en heb je recht op een herkansing, als de definitieve stukken: - Niet op tijd ingeleverd zijn - Niet compleet ingeleverd zijn - Niet ingeleverd zijn op n@tschool of op de verkeerde plek zijn ingeleverd - Niet voldoen aan de APA richtlijnen - Niet voldoen aan correct Nederlandse taal (meer dan vijf fouten op 1 pagina) Tussentijdse evaluatie Bij een onvoldoende tussenbeoordeling volgt een herkansing. Hiervoor is het van belang dat er duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe de stage een vervolg krijgt, wat je moet laten zien om wel een voldoende beoordeling te krijgen en wanneer het volgende evaluatiemoment (binnen 2 maanden) plaats gaat vinden. Hiervoor lever je per O (zie beoordelingsformulier bijlage 4) een nieuw of aangepast bewijs in. Als de beoordeling van de herkansing voldoende is, kan de student zonder vertraging de stage na het jaar (bij positieve eindbeoordeling) afronden Als de beoordeling van de herkansing onvoldoende is, loop je vertraging op en kun je niet voor de eindbeoordeling opgaan in juni / juli Eindbeoordeling Bij een onvoldoende eindbeoordeling volgt een herkansing. Hiervoor is het van belang dat er duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe de stage een vervolg krijgt, wat je moet laten zien om wel een voldoende beoordeling te krijgen en wanneer het volgende evaluatiemoment plaats gaat vinden. Afhankelijk van de mate en de reden van de onvoldoende, zijn er verschillende variaties mogelijk: 1) Een verbeterde stage portfolio wordt uiterlijk week 8 ingeleverd: o Als het eindgesprek al geweest is en de herkansing met een voldoende wordt beoordeeld krijg je 21 studiepunten en kun je door naar jaar 4 (bij een onvoldoende gesprek, kan er nogmaals een gesprek ingepland worden) o Als de beoordeling van de herkansing onvoldoende is, loop je vertraging op en kun je niet starten met jaar 4 in het nieuwe studiejaar; je stagedocent bespreekt met jou, eventueel in overleg met de jaarcoördinator, een individueel traject/plan waarin duidelijk wordt hoe lang je verlenging van je stage is, wat er van jou verwacht wordt, hoe je daar aan gaat werken, etc. 2) Als aan het eind van het jaar duidelijk is dat je niet voldoet aan de kerntaken en dit ook niet in twee weken kunt inhalen loop je vertraging op en kun je niet starten met jaar 4 in het nieuwe studiejaar; je stagedocent bespreekt met jou, eventueel in overleg met de jaarcoördinator, een individueel traject/plan waarin duidelijk wordt hoe lang je velenging van je stage is, wat er van jou verwacht wordt, hoe je daar aan gaat werken, etc. Je hebt als student altijd het recht om in beroep te gaan tegen een onvoldoende beoordeling. Dit kan door een bezwaarschrift in te dienen bij de examencommissie. Zie het informatieboekje voor de te volgen procedure. 12 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bij problemen en/of afbreken van stage Het kan voorkomen dat je door omstandigheden gedwongen bent je stage af te breken. In dat geval vul je samen met de stagedocent het registratieformulier ‘bij problemen of afbreken stage’ in. Afhankelijk van de situatie zal de coördinator jaar 3, de praktijkcoördinator en/of studentzaken je oproepen voor een gesprek om samen te bewaken dat de studievertraging zo minimaal mogelijk is.
3.5 Voorbeeldtoets Een voorbeeld van een stageportfolio ligt ter inzage bij de jaarcoördinator.
13 Pedagogiek stage 3 2015-2016
4. Praktijkplan, stageportfolio en gesprekken Je start aan het begin van het jaar met het schrijven van een praktijkplan waarin verschillende taken en werkzaamheden staan die je gedurende het jaar uitvoert. De uitgevoerde activiteiten in de praktijk kun je omvormen tot bewijsstukken die aantonen dat je de verschillende kerntaken beheerst. Halverwege het jaar kies je per competentiegebied 1 bewijsstuk om je stageportfolio te vullen en aan het eind van het jaar kies je de 18 of 19 bewijsstukken die op dat moment het beste aantonen dat je de kerntaken op het gewenste eindniveau beheerst. Daarnaast heb je drie gesprekken het komende jaar met je stagebegeleider en stagedocent samen. Twee gesprekken op de stage-instelling en een eindgesprek op school met je stagedocent, stagebegeleider en een 2e beoordelaar. 1. Praktijkplan Vanaf de eerste week ga je je oriënteren op de mogelijke taken en werkzaamheden door te observeren, gesprekken te voeren met je stagebegeleider en andere betrokkenen. Deze taken en werkzaamheden koppel je aan de kerntaken en prestatie indicatoren en vormen de basis van je praktijkplan. Door het schrijven van een praktijkplan krijg je zicht op de organisatie waar je stage loopt en de mogelijke taken en werkzaamheden. In het praktijkplan zijn minimaal de volgende onderdelen opgenomen: 1. Basisgegevens van de organisatie (o.a. naam, aard doelstelling en activiteiten, adres, naam en contactgegevens van de stagebegeleider) en specifieke afspraken die je gemaakt hebt met je stagebegeleider (bv over feedbackmomenten) 2. Algemene beschrijving van werkzaamheden, evt. specifieke pedagogische rol, en dag- of weekindeling (in ieder geval voor de eerste periode) 3. Beschrijf per kerntaak hoe je hieraan gaat werken en met welk doel en betrek hierbij ook de prestatie indicatoren; dus aan de hand van welke activiteiten / werkzaamheden / producten etc. wil je aantonen dat je de kerntaak / prestatie indicator beheerst? TIP: gebruik als format de laatste kolom van het beoordelingsformulier van de eindbeoordeling 4. Beschrijf (persoonlijke) aandachtspunten naar aanleiding van eindbeoordeling stage 2; deze kunnen eventueel verwerkt worden in punt 3, per competentiegebied of kerntaak. Omvang: 8 a 12 pagina’s Je bespreekt je praktijkplan met je stagebegeleider, je stagedocent en je medestudenten uit je begeleidingsgroep. Je bespreekt met hen de vragen die je hebt en indien nodig stel je het praktijkplan bij. 2. Stageportfolio Voor het stageportfolio gebruik je een vaststaand format. Het portfolio bestaat uit de volgende hoofdstukken: Inleiding Competentiegebied 1 Competentiegebied 2 Competentiegebied 3
Competentiegebied 4
Zelfbeoordeling over competentiegebied 1, inclusief aandachtspunt(en) Kerntaak 1.1 – 2 bewijsstukken Zelfbeoordeling over competentiegebied 2, inclusief aandachtspunt(en) Kerntaak 2.1 – 2 bewijsstukken Zelfbeoordeling over competentiegebied 3, inclusief aandachtspunt(en) Kerntaak 3.1 – 3 bewijsstukken Kerntaak 3.2 – 2 bewijsstukken Kerntaak 3.3 – 2 bewijsstukken Zelfbeoordeling over competentiegebied 4, inclusief aandachtspunt(en) 14
Pedagogiek stage 3 2015-2016
Competentiegebied 5
Competentiegebied 6
360° feedback Beoordelingsformulier Evt. Bijlagen
Kerntaak 4.1 – 1 tot 2 bewijsstukken (afhankelijk van koppeling) Zelfbeoordeling over competentiegebied 5, inclusief aandachtspunt(en) Kerntaak 5.1 – 1 bewijs Kerntaak 5.2 – 1 bewijs Zelfbeoordeling over competentiegebied 6, inclusief aandachtspunt(en) Kerntaak 6.1 – 2 bewijzen Kerntaak 6.2 – 2 bewijzen * In het eind stageportfolio moet er van deze vier in te leveren bewijzen (minimaal) 1 laten zien dat je de tussentijdse 360° feedback van je stagebegeleider hebt ingezet in je leerproces in de tweede helft van je stage Ingevuld door je stagebegeleider en minimaal 2 andere collega’s (tussen en eind) Bijlage 5 ingevuld door stagebegeleider (alleen voor eindbeoordeling)
Zelfbeoordeling: geef aan in hoeverre je zelf vindt dat je voldoet aan het competentiegebied met behulp van een score van 1 t/m 4. Geef ook per competentiegebied (persoonlijke) aandachtspunt(en). Met behulp van de toegevoegde bewijsstukken verantwoord je vervolgens je zelfbeoordeling. 1 Voldoet niet of nauwelijks aan de prestatieindicatoren
2 Voldoet grotendeels niet aan de prestatieindicatoren maar er zijn wel enkele positieve uitzonderingen aan te wijzen. Deze zijn:…..
3 Voldoet grotendeels aan de prestatie-indicatoren, maar er zijn aandachtspunten. Deze zijn:….
4 Voldoet geheel aan de prestatie-indicatoren
Bewijsstukken: voorbeelden van bewijzen zijn procesbeschrijvingen en jouw rol hierin, STARRbeschrijvingen (zie bijlage 3), een uitgewerkt en theoretisch onderbouwd handelingsplan, een aangepast of zelfontwikkeld protocol gebaseerd op een praktijkonderzoek, beeldopnames* van een door jou gevoerd gesprek, behaalde certificaten van gevolgde cursussen, een artikel of boek dat jou geïnspireerd heeft, etc. Uiteraard zijn ook andere documenten mogelijk als je van mening bent dat deze goed bewijs vormen. *Beeldmateriaal moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - Via een link in de tekst te bekijken (geen USB of andere externe opslag) - Max 5 min waarin de kern goed tot uiting komt. De verzamelde bewijzen moeten voldoende gevarieerd en authentiek zijn. Dus lever niet alleen maar bv. STARR beschrijvingen in als bewijs en zorg ervoor dat je het meer indirecte bewijs op jezelf betrekt/van jezelf maakt. Aantal bewijsstukken Voor de tussenevaluatie moet je per competentiegebied 1 bewijsstuk inleveren. Als deze bewijzen goed zijn, betekent dit niet automatisch dat je voor het eindportfolio dezelfde bewijzen mag inleveren en dat deze ook als voldoende worden beoordeeld. De tussenevaluatie is bedoeld om te kijken of je goed op weg bent, weet wat je als bewijsstuk kunt inleveren en of je voldoende taken hebt waar je mee kunt laten zien of je aan het eind van het jaar op het gewenste eindniveau zit. Je mag een bewijs van de tussenevaluatie in principe nog een keer in het eindportfolio inleveren, maar dan moet je deze altijd verder uitbreiden met een theoretische onderbouwing, een extra reflectie, een aanvullende nieuwe STARR-beschrijving, etc.
15 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Voor het eindportfolio moeten er 18 of 19 bewijzen ingeleverd worden. Dit is afhankelijk van het wel of niet koppelen van de prestatie indicatoren van kerntaak 4.1; bij het goed kunnen koppelen van beide prestatie indicatoren kun je volstaan met 1 bewijs en anders worden het twee aparte bewijzen. 360° feedbackformulieren: voorafgaand aan de evaluatiemomenten organiseer je zelf een beoordeling op de stageplaats volgens de methode afgeleid van 360 ° feedback (zie bijlage 2). Vraag aan je stagebegeleider en minimaal 2 andere mensen waar je mee hebt samen gewerkt een oordeel te geven over je functioneren. Stel hiertoe zelf een beknopte vragenlijst op die aansluit bij alle te behalen kerntaken en de persoonlijke leerdoelen uit je praktijkplan. Aan het einde van de stage beoordeel je of je eerdere versie van vragen aangepast moet worden aan de actuele leerdoelen. Let er wel op dat als je voor een aanpassing kiest, je het meten van groei t.a.v. een specifiek leerdoel onmogelijk maakt. Dit geldt vooral voor nieuwe aandachtspunten en leerdoelen. De resultaten van de vragenlijst verwerk je in je bewijsstukken, waarin je de belangrijkste feedback samenvat, conclusies trekt en aanbevelingen formuleert voor de competenties, leerdoelen en activiteiten voor de komende periode. Voor de eindbeoordeling wordt verwacht dat je stagebegeleider een beoordelingsformulier (bijlage 5) heeft ingevuld als onderdeel van je stageportfolio. Dit is een vereiste om in aanmerking te komen voor je eindbeoordeling.
3. Gesprekken
Kennismakingsgesprek (september-oktober) In dit eerste gesprek maak je kennis met elkaar en bespreek je de eerste ervaringen die je hebt opgedaan. Samen neem je jouw praktijkplan door en bespreek je eventuele onduidelijkheden over geschikte taken en de te behalen competenties. De stagebegeleider en stagedocent stellen vragen en geven feedback afgeleid van het competentieprofiel op je praktijkplan. In dit gesprek bespreek je ook je (persoonlijke) aandachtspunten. Na afloop van dit gesprek weet je of je praktijkplan goedgekeurd is of dat je hier nog een aantal inhoudelijke zaken in moet verbeteren.
Tussenevaluatiegesprek (februari) In dit gesprek laat je zien hoe het staat met je groei, zo halverwege de stageperiode. Hoe ver ben je met je persoonlijke leerdoelen en je handelingsgerichte kerntaken? De basis van dit gesprek is je stageportfolio (tussentijds). Dat wil zeggen dat de structuur van het definitieve portfolio zichtbaar is, maar je hoeft per competentiegebied nog maar 1 bewijslast in te leveren (dus 6 in totaal). Je mag zelf bepalen wat voor soort bewijslast, maar houd rekening met variatie en authenticiteit. Bereid en bespreek het gesprek goed voor met je stagebegeleider. Het gesprek duurt maximaal een uur. Aan het einde van dit gesprek zal de stagedocent een evaluerende uitspraak doen; ben je goed op weg of is je stagedocent bezorgd over je groei? Dit wordt gedaan aan de hand van het tussenevaluatieformulier (bijlage 4). Als er twijfels zijn over de positieve afronding van de stage wordt er een extra (telefonisch) gesprek afgesproken met een maximale termijn van 2 maanden.
Eindassessment gesprek (juni) In het eindgesprek laat je zien dat je dit jaar voldoende groei hebt doorgemaakt en op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar beschikt over de competenties op de gebieden methodisch werken voor en met de cliënt en het functioneren binnen een arbeidsomgeving. Voorafgaand aan dit gesprek zorg je er zelf voor dat je duidelijk hebt wat het advies van je stagebegeleider is; rond je de stage succesvol af of moet je nog aan een aantal eisen voldoen en volgt een herkansingstraject? De basis van dit gesprek is je stageportfolio. Zowel je stagedocent, tweede beoordelaar als stagebegeleider kunnen hierover vragen stellen en geven je de ruimte om op allerlei manieren blijk te 16
Pedagogiek stage 3 2015-2016
geven van je groei in je competenties, niveau en kwaliteit. Ook de stagebegeleider vertelt hoe hij/zij vindt dat je functioneerde en hoe hij/zij je heeft zien groeien. De verschillende visies van jou als student, de stagebegeleider, de tweede beoordelaar en de stagedocent komen samen. Op basis van deze informatie komen de stagedocent en tweede beoordelaar tot een gewogen eindoordeel. Het gesprek duurt ongeveer drie kwartier. Vervolgens wordt de student verzocht om enkele minuten op de gang plaats te nemen, zodat de stagedocent, de tweede beoordelaar en de stagebegeleider het eindcijfer kunnen bespreken. De definitieve beoordeling berust in alle gevallen bij de stagedocent en tweede beoordelaar.
Auteursrechten De student is verplicht zich te voegen naar de voorschriften inzake het kopiëren van auteursrechtelijke werken, waaronder programmatuur. Vorderingen ingediend bij de Hogeschool op grond van een door de student gepleegde inbreuk op het auteursrecht zullen op de student worden verhaald. Het auteursrecht van door studenten vervaardigde werkstukken, scripties e.d. berust bij de betreffende student, tenzij anders is afgesproken met de stage instelling. Bespreek dit laatste ook goed.
17 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bijlagen Bijlage 1
Beroepsprofiel Hbo-pedagoog
De opvoedrelatie centraal - Beroepsprofiel opleiding Pedagogiek Rotterdam Kern van het beroep De hbo-pedagoog begeleidt en ondersteunt jeugd, opvoeders en medeopvoeders bij het versterken van opvoedrelaties met het oog op optimale ontwikkelingskansen voor de jeugd. Hij kan werken in uiteenlopende situaties werken: alledaags, spanning, nood en crises. Met nadruk wordt aandacht geschonken aan de morele en sociaal-emotionele aspecten van ontwikkeling. Daarbij is het streven gericht op toename van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. De hbo-pedagoog werkt methodisch en kan zich verantwoorden vanuit een expliciete visie. Hij kan vragen in een breed maatschappelijk en historisch perspectief plaatsen en daarbij achterliggende visies en ethische aspecten verduidelijken. De hbo-pedagoog vervult in veel gevallen een brugfunctie tussen enerzijds wetenschap en anderzijds jeugd en (mede)opvoeders door vertaling van onderzoeksgegevens in praktische adviezen. Opvoeden in de stad De hbo-pedagoog betrekt vraagstukken bij zijn werk, die kenmerkend zijn voor de stadsregio, zoals: grote mobiliteit, diversiteit, armoede, criminaliteit, kansenongelijkheid, maar ook van een veelzijdig cultureel en sportief aanbod. Dat betekent dat hij problemen van complexe aard moet kunnen analyseren en aanpakken. Hij kan preventief, curatief en correctief begeleiden en ondersteunen. Hij kan praktische ontwikkelingsgerichte adviezen geven. De hbo-pedagoog is zelfbewust. Hij is goed op de hoogte en maakt deel uit van sociale netwerken en hij onderkent sociale verbanden. Hij kent de stadscultuur en kan zich daarin bewegen met respect voor andersdenkenden. In zijn houding komt tot uitdrukking dat hij een voorbeeldfunctie heeft. Maatschappelijke ontwikkelingen Vooral met de volgende gesignaleerde1 ontwikkelingen heeft de hbo-pedagoog te maken: o Er ontstaat een meer diverse samenleving. In de Rotterdamse regio zal het aantal allochtonen in de nabije toekomst groter zijn dan autochtonen. Dat betekent dat rekening gehouden moet worden met verschillende opvoedvisies. o
Het tempo van het moderne leven is snel en brengt veel risico’s met zich mee. Er wordt wel gesproken over het ‘gat in de opvoeding’. Aandacht voor elementaire alledaagse zorg verdwijnt, waardoor ook verwaarlozing van andere aspecten van ontwikkeling dreigt.
o
De opvoeding vermaatschappelijkt. Niet alleen worden kinderen meer buiten gezinsverband opgevangen, ook is er een toename van overheidsbemoeienis.
o
Tot slot is opvallend dat juist in de Rotterdamse regio sprake is van vergroening. Daarbij moet wel aangetekend worden dat Rotterdam relatief veel jongeren met problemen telt (30%)
Beleidsontwikkelingen Het beleid in de Rotterdamse regio wordt gekenmerkt door een nuchtere, zakelijke en bovenal resultaatgerichte aanpak. De consequentie hiervan is dat studenten gedurende de gehele opleiding moeten leren concrete resultaten te benoemen en na te streven. Kenmerkend zal verder zijn een wijkgebonden en integrale aanpak. De hbo-pedagoog moet goed kunnen communiceren met andere disciplines. Dat betekent dat hij de anderen moet kunnen begrijpen (analyses, plannen, vaktaal), maar ook zijn eigen verhaal en expertise moet kunnen inbrengen. De hbo-pedagoog kan zich onderscheiden door zijn specialisme: het signaleren, analyseren van de opvoedrelatie en het verstrekken van adviezen. In de jeugdzorg kan hij een bijdrage leveren bij indicering. De nieuwe wetgeving (jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning) geeft hiervoor extra mogelijkheden. De opleiding vindt het van belang aan te sluiten op actuele beleidsontwikkelingen. Studenten zullen in de praktijk hiermee kennis maken en daarop leren kritisch-constructief te reflecteren. Rotterdam heeft vier relevante speerpunten vastgesteld voor het jeugdbeleid: o Opvoedingsondersteuning. Er wordt gewerkt aan een basisinfrastructuur voor opvoedondersteuning.
1
Vliet, Dr. Katja van, e.a. - Toekomstverkenning ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. (2004), Verwey-Jonker instituut, Utrecht.
18 Pedagogiek stage 3 2015-2016
o o o
Jeugd & overlast. Hierin kan de pedagoog participeren in een ketengerichte aanpak en samenwerken met de politie. Voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid. Een te groot deel van de 18 - 23 jarigen staat aan de kant, ongeveer 25 % in Rotterdam. Dat begint in veel gevallen met spijbelen en schooluitval. Voeding en beweging. Een gezonde leefstijl wordt gestimuleerd onder meer door het aanleren van sociale spelregels.
De werkkring De toekomstige werkkring van de hbo-pedagoog bestaat uit nationale en internationale instellingen vooral in de sociale en educatieve sector. De hbo-pedagoog kan zich ook zelfstandig vestigen. Hij kan werkzaam zijn in de opvoedingsondersteuning, jeugdzorg, gehandicaptenzorg, opvang van kinderen, rondom het onderwijs en in jeugdbeleid. Functies / taken kunnen zijn: o leidinggevende in de kinderopvang o coördinator brede school o leerplichtambtenaar o schoolpedagoog. o coördinator opvoedbureau of opvoedwinkel o coördinator homestart, spel-aan-huis projecten o cursusleider of trainer bij ouderbijeenkomsten o kind- of gezinsbegeleider o medewerker bij bureau jeugdzorg o ambulant gezinswerker o begeleider in de gehandicaptenzorg o beleidsmedewerker bij instelling of overheid o pedagogisch stafmedewerker \ adviseur Positie beroep en ontwikkelingen Het perspectief voor de hbo-pedagoog is gunstig; er liggen veel mogelijkheden vooral in de regio van de grote stad. Opvoedvragen liggen ten grondslag aan diverse algemene vragen en problemen. Dit wordt ook steeds meer onderkend door beleidsmakers. Voor de opleiding betekent dit dat er in het programma een afstemming gaat plaatsvinden met andere opleidingen. Samenwerking met MWD, SPH en CMV is al in volle gang in het kader van social work. Dat biedt studenten meer keuzemogelijkheden en kunnen zij breed ingezet worden. In het onderwijs komt steeds meer aandacht voor de pedagogische functie, zowel in het basisonderwijs als het vervolgonderwijs. De pedagoog kan praktische adviezen leveren voor het versterken van opvoedrelaties. Een veilige leeromgeving, toenemende zorg voor kinderen die speciale aandacht vragen en voorkomen van schooluitval zijn uitdagingen waar de pedagoog in samenwerking met andere opleidingen / disciplines een wezenlijke bijdrage kan leveren. Een intensievere samenwerking met PABO en lerarenopleiding is dan ook gewenst. In dat kader gaat de opleiding ook de lerarenvariant pedagogiek aanbieden met de lerarenopleiding. Voor doorstroom naar universiteit en master-opleiding zijn differentiaties ontwikkeld. Het beroepsbeeld wordt verder uitgewerkt in de competentiematrix pedagogiek.
19 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bijlage 2
360º FEEDBACK
Algemeen 360º feedback is een manier van informatie verzamelen over het functioneren van een student, waarbij niet alleen de stagebegeleider betrokken is, maar ook andere personen rondom deze student. Vandaar de naam 360º feedback. Deze personen staan in verschillende werkrelaties tot de student; b.v. stagebegeleider, collega’s (verschillende disciplines), leidinggevende, cliënten en medestudenten. De student die de feedback ontvangt geeft ook feedback op zijn eigen functioneren. 360º feedback wordt onder meer gebruikt voor de persoonlijke ontwikkeling van individuen, van teams, voor het oplossen van conflicten, voor het beoordelen van functioneren, voor het meten van effecten van bepaalde oefeningen, praktijkleerperiode, trainingen enz. Nu wordt het ingezet in de jaarstage als tussentijds feedback instrument om je leerproces bij te kunnen sturen en als evaluatie-instrument om te kunnen gebruiken als bewijslast voor je eindverslag. De idee Bij 360º feedback vullen genoemde personen in een cirkel rondom de stagiaire een vragenlijst in, die bestaat uit een aantal stellingen gericht op het gedrag van de student. Het vergelijken en bespreken van de antwoorden levert feedback op vanuit verschillende invalshoeken. De visie op het eigen gedrag wordt vergeleken met de perceptie van de omgeving. Door het beeld wat de feedback ontvanger krijgt van hoe hij op anderen overkomt groeit het besef van hoe hij beter kan functioneren, er liggen kansen voor ontwikkeling. Deze manier van feedback doet een spiegel voorhouden en kan als een zogenaamde eye-opener werken. 360º feedback tussentijdse evaluatie Het belangrijkste doel van 360º feedback als ontwikkelingsinstrument is nu het vergroten van effectiviteit van de stagiair. Gestructureerde feedback op een aantal belangrijke aspecten van het eigen praktijkplan en functiepakket brengt de sterke plus de te verbeteren aspecten van het functioneren in kaart. Het maken van afspraken over de verdere leerweg met mogelijke aanpassingen in het praktijkplan maakt het mogelijk om de capaciteiten van de student verder uit te breiden. 360º feedback eindbeoordeling Meerdere oordelen over een student leiden tot een minder subjectief beeld van het functioneren en tot een meer betrouwbaar beeld. Vooral doordat de zelfbeoordeling naast de zogenaamde externe beoordeling wordt gelegd kun je zien waar het zelfbeeld afwijkt van of overeenstemt met het beeld van anderen. Heeft de stage nu geresulteerd in de gewenste gedragsveranderingen? Deze ontwikkelingen zijn direct te verbinden met de leerdoelen uit het praktijkplan. Het stappenplan Stap 1: Start vanuit praktijkplan en competenties. De competenties moeten worden omgezet in stellingen die het bijpassende gedrag inzichtelijk maken. Vanuit het praktijkplan heeft de student zijn eigen keuze gemaakt waar hij specifiek aandacht aan wil besteden betreffende zijn persoonlijk/ professionele ontwikkeling. Vanuit de SMART leerdoelen wordt het gewenste (nieuwe) gedrag concreet geformuleerd wat in gedragstermen kan worden opgenomen in de 360º feedback. Stap 2: Van competenties tot stellingen. Het gedrag uit de gekozen competenties van stap 1 wordt omgebogen tot stellingen die het gedrag beschrijven. Stap 3: Antwoordmogelijkheden. De stellingen in de vragenlijst zijn te beantwoorden op een vijfpuntschaal: 20 Pedagogiek stage 3 2015-2016
A: moet deze kwaliteit duidelijk nog ontwikkelen -2 B: moet deze kwaliteit nog beter ontwikkelen -1 C: bezit deze kwaliteit 0 D: overdrijft deze kwaliteit enigszins +1 E: overdrijft deze kwaliteit in ruime mate +2 Het oordeel wordt gegeven door een kruisje te plaatsen in het hokje van toepassing. Na elke vraag is er ruimte om het antwoord toe te lichten. De cijfers zijn bij het invullen niet belangrijk, maar zijn aanwijzingen voor het berekenen van de score. Gezichtspunten die voor de feedback gever onmogelijk te beoordelen zijn, kunnen worden overgeslagen. Tevens is het mogelijk om in je stellingen, valkuilen of aandachtspunten te benoemen en om een andere antwoordmogelijkheid toe te passen zoals: A: moet voor deze valkuil heel erg oppassen B: moet voor deze valkuil oppassen C: zal niet zo snel in deze valkuil trappen D: trapt niet in deze valkuil E: trapt zeker nooit in deze valkuil Het oordeel wordt gegeven door een kruisje te plaatsen in het hokje van toepassing. Na elke vraag is er ruimte om het antwoord toe te lichten. Gezichtspunten die voor de feedback gever onmogelijk te beoordelen zijn, kunnen worden vergeslagen. Stap 4: Vraag feedback over de opzet van de 360º feedback. Betrek de stagebegeleider en/ of stagedocent om te toetsen of de opzet daadwerkelijk voldoende aansluit bij het werkplan en de competenties. Zijn de stellingen voldoende helder uitgeschreven zodat het op een zelfde wijze zal worden geïnterpreteerd. Probeer de uitwerking één keer uit en bespreek de opzet, heeft deze collega de vragen/ stellingen inderdaad zo opgevat zoals ze ook bedoeld waren? Pas eventueel formuleringen aan om verduidelijkingen te realiseren. Stap 5: Bepalen wie de feedbackgevers zijn en de vragenlijst uitzetten. De keuze van de feedbackgevers is van groot belang, ze moeten immers zicht hebben op het gedrag van de feedbackontvanger. Vraag de lijst in te vullen en moedig aan om de antwoorden toe te lichten. Tevens spreek je af wanneer je de lijsten ingevuld terug wil ontvangen. Stap 6: Verwerken van de gegevens. De ontvangen gegevens worden in kaart gebracht en naast de eigen ingevulde versie gehouden. Stap 7: Conclusie schrijven. Je schrijft een persoonlijke conclusie naar aanleiding van de uitkomst van de gegevens en de eigen beeldvorming. Zowel de sterke punten als de aandachtspunten worden benoemd en in de lintstage worden er passende nieuwe doelen geformuleerd. Deze conclusie wordt ook opgenomen in het eindverslag ter voorbereiding van het eindgesprek.
21 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bijlage 3
STARR beschrijving
Situatie Een duidelijke beschrijving van één concrete situatie (bv een gesprek). Beschrijf zo uitgebreid en concreet mogelijk hoe die situatie eruit zag (de lezer moet die plek / die situatie voor zich kunnen zien en geen vragen meer hebben). Taak Een duidelijke beschrijving van de taak of leerdoel in de beschreven situatie. Bijvoorbeeld: Wat was jouw taak? Wat was je rol? Wat werd er van je verwacht? Wat was je persoonlijk leerdoel Wat was je voornemen? Had je een plan? Actie Hier geef je uitleg over wat voor actie(s) je hebt ondernomen om de beschreven taak uit te voeren of om je leerdoel te behalen. Bijvoorbeeld: Wat heb je werkelijk gedaan? Wat heb je gezegd? Hoe heb je het aangepakt? Resultaat Je legt duidelijk uit wat het resultaat van je actie was. Er kan hierin onderscheid gemaakt worden tussen goede en minder goede resultaten. Bijvoorbeeld: Wat was het gevolg van jouw actie? Wat was de invloed op het proces? Wat heb je bereikt? Reflectie Je geeft aan hoe je terugblikt op je eigen handelen en het resultaat. Belangrijk is dat je jouw persoonlijke leerervaringen benoemt en aangeeft hoe deze leerervaringen het pakket aan vaardigheden/competenties hebben beïnvloed en of hiermee leerdoelen behaald zijn. Bovendien geef je aan hoe je de volgende keer in een soortgelijke situatie zou handelen. Bijvoorbeeld, wat heb je ervan geleerd?; Ben je tevreden?; Wat zou je de volgende keer anders doen en waarom?
22 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bijlage 4
TUSSENEVALUATIE STAGE JAAR 3 – OPLEIDING PEDAGOGIEK
Naam student/ studentnummer
: ..…………………………………………………………………………………….
Naam stagedocent opleiding
: ………………………………………………………………………………………
Stage-instelling (afdeling)/naam stagebegeleider
: ………………………………………………………………………………………
Voorwaarden Kwantitatieve criteria 20 weken stage, 560 uur Documenten zijn in correct Nederlands geschreven en voldoen aan de APA richtlijnen Bijeenkomsten op school (aanwezigheid, werkinbreng, actieve deelname)
Voldaan/Niet voldaan
Onderbouwing
Stageportfolio (tussentijds) tijdig ingeleverd, inclusief 6 bewijsstukken (per competentiegebied 1) Het stageportfolio geeft een representatief en realistisch beeld in welke mate jij handelt in de praktijk Aan alle voorwaarden moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een beoordeling.
* Tussenbeoordeling: alle 6 de onderdelen moeten minimaal V zijn om eerste helft van stage met 21 studiepunten af te ronden bij 1 of meer O’s is tussenbeoordeling onvoldoende en krijg je een herkansing binnen 2 maanden Cijferbepaling: Eén of meer onderdelen scoren een O Alle onderdelen scoren een V Eén tot twee onderdelen scoren een G Drie onderdelen scoren een V, drie onderdelen scoren een G Vier tot vijf onderdelen scoren een G Alle onderdelen scoren een G
Pedagogiek Stage 3 2014-2015
Cijfer 1,0 – 5,0 5,5 6,0 – 7,0 8,0 9,0 9,5 – 10
Competentiegebieden
Bewijsmateriaal
Bewijsmateriaal past bij competentie JA / NEE
Mate van kwaliteit bewijsmateriaal
Beoordeling O/V/G*
Toelichting
Competentiegebied 1 Analyseren van de pedagogische vraag
Competentiegebied 2 Ontwikkeling van kind/jongere stimuleren
Competentiegebied 3 (Mede-)opvoeders ondersteunen bij ontwikkeling en opvoeding
Competentiegebied 4 Voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding
Competentiegebied 5 Organisatorische en bedrijfsmatige taken Competentiegebied 6 Professionaliseringstaken Overige opmerkingen ten aanzien van persoonlijke leerdoelen, voortgang
Tussentijdse beoordeling* (cijfer): ………………………………………….
Naam stagedocent:………………………………………………………………
Datum:……………………………………………………………………………………
Handtekening:……….……………………………………………………………. 24
Pedagogiek stage 3 2015-2016
Bijlage 5
EINDBEOORDELING STAGE JAAR 3 – OPLEIDING PEDAGOGIEK
Naam student/ studentnummer
: ..…………………………………………………………………………………….
Naam stagedocent opleiding
: ………………………………………………………………………………………
Stage-instelling (afdeling)/naam stagebegeleider
: ………………………………………………………………………………………
Voorwaarden
Voldaan/ Niet voldaan
Onderbouwing
Kwantitatieve criteria 40 weken stage, 1120 uur Documenten zijn in correct Nederlands geschreven en voldoen aan de APA richtlijnen Bijeenkomsten op school (aanwezigheid, werkinbreng, actieve deelname) Stageportfolio (definitief) compleet en tijdig op n@tschool ingeleverd Het stageportfolio geeft een representatief en realistisch beeld in welke mate jij handelt in de praktijk Aan alle voorwaarden moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een beoordeling. Beoordeling van de inhoud: Inhoudelijke beoordeling vindt plaats per kerntaak aan de hand van score van 1 t/m 5. De scores hebben de volgende waarde: 1 = ruim onvoldoende; 2 = onvoldoende; 3 = voldoende; 4 = goed; 5 = zeer goed Voor een voldoende eindoordeel, moeten alle competentiegebieden gemiddeld met een voldoende worden beoordeeld. Bij kerntaken met meer dan twee criteria mag maximaal één criterium onvoldoende zijn. Het eindoordeel is het totaal van alle deelscores gedeeld door 11,5
25 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Prestatie indicatoren (beoordelingscriteria) Competentiegebied 1 Kerntaak 1.1 Verkent en analyseert de opvoedingssituatie en de achtergrond van het kind / de jongere en verheldert de pedagogische vraag
Brengt de dynamische driehoek in een opvoedingssituatie in kaart en analyseert hoe de groeiruimte van het kind/jongere kan worden vergroot Past (sociaal)pedagogische en ontwikkelingspsychologische theorieën toe in de analyse van de pedagogische vraag Signaleert opvallend/afwijkend gedrag/ ontwikkeling van kinderen/jongeren en analyseert dit met behulp van o.a. pedagogische theorieën
12345
Toelichting
12345
12345
12345
Competentiegebied 2 Kerntaak 2.1 Professioneel medeopvoeden en ontwikkeling stimuleren in dagelijkse zin
Ontwikkelt een (trainings-, ondersteunings)programma voor kinderen/jongeren met een (specifieke) pedagogische vraag Biedt ondersteuning/coaching aan kinderen/jongeren met complexe sociaal-emotionele ontwikkelingsproblemen (faalangst, negatief zelfbeeld, etc.) Is in staat op adequate wijze te reageren op uitingen van emoties die kinderen/jongeren ervaren (agressie, boosheid, verdriet, etc.)
12345
12345
12345
Competentiegebied 3 Kerntaak 3.1 Opvoeders en medeopvoeders ondersteunen om kinderen / jongeren op te voeden in dagelijkse situaties
Stelt een handelingsplan / activiteitenplan op t.b.v. ouders/opvoeders om de ontwikkeling van individuele of groepen kinderen/jongeren te stimuleren Signaleert en analyseert factoren die problemen / verstoringen veroorzaken in groepen kinderen/jongeren en geeft ouder/opvoeder handelingsadviezen Ontwikkelt ondersteuningsaanbod voor
12345
12345
12345 12345
26 Pedagogiek stage 3 2015-2016
Kerntaak 3.2. Ondersteunt (mede)opvoeders, zowel individuen als groepen, in het oog hebben voor en omgaan met grootstedelijke diversiteit
Kerntaak 3.3 Verleent begeleiding, ondersteuning en interventie bij problematische opvoedingssituaties
ouders/opvoeders m.b.t. (specifieke) pedagogische vraagstukken Activeert het (sociale) netwerk van ouders/opvoeders Stelt zich meerzijdig partijdig op in het contact met kinderen/jongeren en (mede) opvoeders, ter bevordering van de ontwikkeling van kind/jongere Toont zich bewust van stimulerende en belemmerende factoren voor het kind/jongere in de grootstedelijke context Zorgt indien nodig voor doorverwijzing naar en/of afstemming met specialistische zorg-of hulpverleners (logopedie, fysiotherapie, jeugdhulpverlening, etc.) In staat om adequaat te reageren op uitingen van problemen (agressie, boosheid, verdriet, etc.) bij de ouders/verzorgers
12345
12345
12345
12345
Competentiegebied 4 Kerntaak 4.1 Voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren, met name in een grootstedelijke context
Signaleert ondersteunings-/scholingsbehoeften van ouders/medeopvoeders en zorgt ervoor dat hierin wordt voorzien Adviseert over de inrichting van het derde opvoedmilieu in een grootstedelijke context om de opvoedsituatie van kinderen/jongeren te versterken
12345
12345
Competentiegebied 5 Kerntaak 5.1 Communiceert en werkt in een (multidisciplinaire) project- of organisatie omgeving
Kerntaak 5.2 Vertegenwoordigt de eigen organisatie extern en functioneert in een beleidscontext
Werkt met collega’s (in een multidisciplinaire context) samen bij de uitvoering van (project)activiteiten, en begeleidt/adviseert hen waar nodig Werkt samen met ketenpartnerts/ externe partijen / andere disciplines in het kader van afstemming of overdracht van de pedagogische ondersteuning
12345
12345
Competentiegebied 6 Kerntaak 6.1 Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen
Toont een lerende houding en werkt aan vergoten, verbreden en verdiepen van de eigen professionele
12345
27 Pedagogiek stage 3 2015-2016
beroepsmatig handelen, reflecteert erop en geeft sturing aan de verder ontwikkeling ervan
Kerntaak 6.2 Kan zich een oordeel vormen over de ontwikkelingen in het vakgebied en de (waardegebonden) opvattingen die het pedagogisch handelen bepalen en heeft daarop zelf een visie
competenties Toont visie op de gewenste verdere ontwikkeling die hij/zij wil doormaken en heeft plannen over hoe dit te bereiken Handelt pro actief en profileert zichzelf Beroept zich op zijn/haar visie bij het verantwoorden van keuzes Draagt de professionele, sociale en ethische waarden en normen uit in woord en gedrag
12345 12345
12345 12345
Eindoordeel (totaalscore /11,5)
Overige opmerkingen ten aanzien van voortgang, aandachtspunten, etc.
Datum ………………………………
Naam stagedocent……………………………………………………………………
Naam 2e beoordelaar….…………………………………………………………………
Handtekening………………………………………………………………………….
Handtekening………………………………………………………………………………. 28
Pedagogiek stage 3 2015-2016