STAGE HANDLEIDING
COMPETENTIEONTW IKKELING IN DE PRAKTIJK
Bachelor Verpleegkunde,
Instituut voor Gezondheidszorg Hogeschool Rotterdam 2013-2014
Inleiding Deze stagehandleiding geeft je informatie over de praktische zaken die voor je stage van belang zijn. Omdat deze informatie voor nagenoeg alle stages gelijk is, geldt deze handleiding voor jaar 1 tot en met 4. Voor specifieke stageinformatie per leerjaar kan je terecht bij je instellingsdocent of de docent die de portfoliolessen verzorgt. De docent die de portfoliolessen verzorgt zal onder andere aandacht besteden aan het startdocument en de betekenis daarvan voor de stage. De stage is bedoeld om nieuwe kennis, vaardigheden en attituden op te doen, ook wel competenties genoemd. Veel van wat je geleerd hebt op school pas je tijdens de stage toe in de praktijk. Praktijkkennis is erg belangrijk voor een verpleegkundige. Door situaties in de praktijk aan te pakken en mee te kijken met andere professionals, vooral verpleegkundigen, en zorgsituaties aan te pakken leer je wat er van een verpleegkundige wordt verwacht en hoe jouw kennis en vaardigheden zich daartoe verhouden. Het geeft je een beter beeld van wat je al kunt wat (voor een verpleegkundige) je eigenlijk wilt worden ’. Om de stage succesvol te laten zijn, is het belangrijk je goed voorbereid aan de stage begint. Deze handleiding is bedoeld om je te informeren over wat je tijdens de stage kunt verwachten en wat van jou verwacht wordt. Door de snelheid waarmee de praktijk verandert, is standaardkennis en routine niet meer voldoende voor een hbo-verpleegkundige. Er wordt steeds meer een onderzoekende houding van je verwacht, waarbij je voortdurend goed oplet en je steeds kritisch en betrokken afvraagt waarom je eigenlijk iets doet zoals je dat doet en of het ook beter of anders kan. Je moet daarom ook nieuwsgierig en leergierig zijn Om inzicht te krijgen in je leerproces, organiseren wij terugkomdagen op school. Door met je werkbegeleider, medestudenten en docenten te praten over de zin en de betekenis van dat wat je tijdens de stage meemaakt, leer je om die onderzoekende professional te worden, die de praktijk nodig heeft.
1
CONTACTADRESSEN Instituut voor Gezondheidszorg Telefoonnummer: 010 794 5151 Correspondentie adres: Hogeschool Rotterdam Instituut voor Gezondheidszorg, Afdeling Verpleegkunde Rochussenstraat 198 3015 EK ROTTERDAM Bureau Externe Betrekkingen (BEB) (
[email protected]) Bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 16.00 uur. Telefoonnummer : 010-794 4199 Stagecoördinator (
[email protected]) Bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 09.00 tot 16:00 Arie Hettinga 010- 794 5162
2
Inhoudsopgave
Contactadressen ....................................................................................................... 2 stagelopen ................................................................................................................. 4 Opbouw van de stage ............................................................................................................................ 5 Doel van de stage ................................................................................................................................... 5 Afspraken voor, tijdens en na de stage ............................................................................................... 5
Toetsing binnen de stage ......................................................................................... 7 Taken en verantwoordelijkheden op begeleidingsniveau binnen de stage ......... 0 Student .................................................................................................................................................... 0 De praktijkopleider van de instelling .................................................................................................... 1 De werkbegeleider .................................................................................................................................. 1 Overige medewerkers op de afdeling .................................................................................................. 2 De instellingsdocent .............................................................................................................................. 2 De slc-coach ........................................................................................................................................... 3
Overige zaken tijdens de stage ................................................................................ 3 Onregelmatige diensten ........................................................................................................................ 4 Leerwerkplaatsen ................................................................................................................................... 4 Calamiteiten ............................................................................................................................................ 5
Bijlage 4 Beroepshouding ........................................................................................ 6
3
STAGELOPEN Gedurende de opleiding Verpleegkunde doe je stage-ervaring op in verschillende velden van de 1 gezondheidszorg . Je krijgt dan ook ieder studiejaar te maken met een stageperiode. De stageplaatsen worden toegewezen door het bureau externe betrekkingen (BEB). 2 Vanaf het tweede jaar kun je ook op een leerafdeling geplaatst worden. Hieronder vind je een schematische weergave van de verschillende stages binnen de opleiding verpleegkunde. Opbouw van de stage 15 weken
Periode Kwartaal 3 en 4
Studiejaar 2
Voor deeltijd studenten geldt: 40 dagen verdeeld over deze weken 17 weken Voor deeltijd studenten geldt: 40 dagen verdeeld over deze weken
Doel van de stage Kennis maken met de basiszorg, Op basis van de gedragsindicatoren jaar 1
Kwartaal 1 en 2
Tonen van de competenties op basis van gedragsindicatoren jaar 2
VMH 2
8 – 10 weken
Kwartaal 2
Studiejaar 3
2 stages van 20 weken 3 dagen per week
Kwartaal 1 en 2 Kwartaal 3 en 4
Studiejaar 4
20 weken Afstudeerstage
Kwartaal 3 en 4
Studiejaar 1
Tonen van de competenties op basis van gedragsindicatoren jaar 4 Vernieuwend en sturend acteren met betrekking tot de competenties op basis van de gedragsindicatoren jaar 4.
Competenties. Hogeschool Rotterdam heeft als uitgangspunt om studenten in nauwe samenwerking met de praktijk op te leiden.. Dit doet we op basis van het zogenoemde ‘competentiegericht onderwijs’. Dit betekent dat je zowel kennis, houding als vaardigheden op school aanleerden in de praktijk toepast. Het competentieprofiel voor de opleiding Verpleegkunde bestaat uit 12 kerncompetenties, die 3 aangeven wat van een hbo -verpleegkundige verwacht mag worden. Samen met de praktijk zijn deze competenties op verschillende niveaus onderverdeeld; van niveau 1 voor jaar 1 tot en met niveau 3 voor jaar 3 en 4.
1
Hieronder wordt verstaan dat je stage loopt in: de algemene gezondheidszorg, de maatschappelijke gezondheidszorg, de geestelijke gezondheidszorg en in de geriatrische en gerontologische zorg. 2 Havekes & Drenth (2005, p.13) omschrijven een leerafdeling als: “een authentieke werkomgeving, waarin een groep studenten alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert en verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan, met als doel het beroep te leren”. 3 Voor een beschrijving van de kerncompetenties wordt verwezen naar het competentieprofiel van de bachelor verpleegkundige zoals beschreven in ‘Met het oog op de toekomst’ (Pool 2001). 4
De competenties zijn te meten aan de hand van gedragsindicatoren. Zo weet je precies wat er van je verwacht wordt. De stageperioden zijn zo opgebouwd dat alle competenties gedurende de opleiding aan bod komen. Per stageperiode zijn de accenten als volgt verdeeld: Stage 1 2 3 4
competentie 1 t/m 5 en 12 1 t/m 5, 10 en 12 1 t/m 6 en 12 volgt eind kwartaal 1
Niveau gedragsindicator 1 2 2 en/of 3 3
De kerncompetenties zijn vertaald naar concrete opdrachten en activiteiten, die beschreven worden in de verschillende startdocumenten. Voor de eerste stage is het startdocument binnen duidelijke kaders geformuleerd, waardoor het invullen hiervan volstaat. In volgende stages zul je zelf steeds meer een vertaling maken van de competenties naar activiteiten op de stage. De basis van de startdocumenten in de verschillende jaren, vind je op de externe site (www.hr.nl/ivg). Let op: het startdocument is leidend en geeft meer specifieke informatie over de competenties waaraan je tijdens de stage moet werken. Opbouw van de stage De stages zijn opgebouwd zoals aangegeven in het eerste schema. In elk leerjaar loop je 3 dagen stage en heb je twee ‘terugkomdagen’ op school. De startdata van de verschillende stages kan je terug vinden op HINT onder ‘verpleegkunde’ voltijd / stage. Doel van de stage Tijdens de stage maak je kennis met de beroepspraktijk, waardoor je beter in staat bent om vast te stellen of het beroep van verpleegkundige ook echt voldoet aan je verwachtingen. In het eerste jaar neem je dan ook samen met de opleiding een beslissing of het bereiken van de eisen binnen het competentieprofiel wenselijk en haalbaar is voor jou. Je zult dus moeten bepalen of je werkelijk bachelor verpleegkundige kan en wil worden. Daarnaast werk je in de stages aan je opgestelde leerdoelen, de kpb’s en vraag je aan verschillende collega’s feedback middels het 360 graden feedback formulier. Hiermee krijg je inzicht in je competentie ontwikkeling. Afspraken voor, tijdens en na de stage Omdat er gemiddeld 850 studenten aan de opleiding Verpleegkunde studeren zijn een aantal ‘spelregels’ van belang. Daarom zijn de volgende afspraken gemaakt.
5
Voor de stage: Bereid je goed voor op de stage door: je te oriënteren op de instelling, de afdeling en de patiëntgroep. Je kunt dit o.a. doen door de website van je stageadres te raadplegen; 4 je eigen startdocument samen te stellen. Je wordt hierin ondersteund tijdens de portfoliolessen; een diagnostische toets te maken (dit is een verplicht onderdeel) op www.leerstationzorg.nl. Klik rechts op ‘inloggen leeromgeving’. Vul als gebruikersnaam in: studentnummer.ivg (bijvoorbeeld: 015900.ivg) en als wachtwoord: studentnummer (bijvoorbeeld 015900). Er staan verschillende toetsen klaar. Kijk eerst of er een toets van jouw stageafdeling klaar staat (zoek daarbij op instellingsnaam). Staat er geen toets van jouw stageafdeling klaar, kies dan een toets met een onderwerp dat past bij jouw afdeling. (AGZ algemeen, Cardiologie, Chirurgie, GGZ, Hematologie, Interne, JGZ / voorlichting GGD, kinderverpleegkunde, Longziekten, Maag-darm-lever, Neurologie, Obstetrie en gynaecologie, Oncologie, Revalidatie, Thuiszorg ouderen, Verpleeghuis psychogeriatrie, Verpleeghuis somatiek). De toetsen zijn bedoeld om je eigen kennisniveau in te schatten (het grootste deel van de studenten scoort tussen de 50 en 75 procent van de antwoorden goed). Mocht blijken dat je n.a.v. de toets nog hiaten hebt in je kennis dan neem je dit op in je startdocument. De werkbegeleider zal je hier ook naar vragen. Samen kan je hier dan leerdoelen op formuleren. Na afronding van de toets staat er onder de tab ‘mijn portfolio’ een digitaal certificaat voor je klaar. Een kopie van dit certificaat lever je tegelijkertijd met je startdocument in. Voeg ook een kopie toe aan je portfolio.
Bij sommige stage-afdelingen wordt de diagnostische toets opgenomen in de introductie. Informeer hiernaar bij je stageafdeling. Voor de stages in leerjaar 1 en 2 wordt je geplaatst door het BEB. Vanaf het derde leerjaar maak je, via een door het BEB uitgezette inventarisatie, je eigen stagevoorkeuren bekend. Je wordt dan conform deze voorkeurslijst geplaatst. Gedurende de opleiding word je minimaal 1x geplaatst op een leerafdeling. In verband met bezuinigingen in de gezondheidszorg kan dit meerdere malen voorkomen. Verschillende instellingen hanteren een sollicitatieprocedure. Hierover word je tijdig door het BEB geïnformeerd.
Tijdens de stage word je begeleid door een werkbegeleider van je stage-instelling en een instellingsdocent; 5 stel je je begeleidbaar op en laat je een correcte beroepshouding zien. ; voer je de opgenomen leeractiviteiten uit (zie het startdocument); word je twee maal beoordeeld aan de hand van het binnen de opleiding gebruikte 6 beoordelingsformulier ; verdiep je je indien nodig in relevante literatuur.
4
Zie hiervoor www.hr.nl/ivg Zie hiervoor bijlage IV. voor een uitgebreide versie zie HINT” 6 Zie hiervoor www.hr.nl/ivg startdocument. 5
6
Na de stage na de beoordelingen neem je de beoordelingsformulieren op in je portfolio (‘map bewijslast’) . en vul je het portfolio t.b.v. het assessment met het opgedane bewijsmateriaal; maak je nogmaals dezelfde diagnostische toets, als je aan het begin van de stage gemaakt hebt. De toegang is weer op dezelfde manier geregeld (zie: ‘voor je stage’). Je vergelijkt de resultaten met die van de toets die je bij aanvang van je stage maakte. Op deze manier worden de hiaten in je kennis duidelijk. Indien relevant voor je volgende stage neem je de leerdoelen op in het startdocument; je draait opnieuw een certificaat uit en voegt dit toe aan je stage-portfolio.
TOETSING BINNEN DE STAGE Het startdocument vormt het uitgangspunt voor je stage. Hierin staan alle activiteiten die je tijdens je stage moet ondernemen. Dit startdocument lever je binnen 2 stageweken in bij je instellingsdocent en je werkbegeleider. De wijze waarop je stagebeoordeling tot stand komt staat in de verschillende startdocumenten beschreven. De beoordeling is opgebouwd uit in ieder geval de volgende onderdelen: de ontwikkeling t.a.v. de competenties van de betreffende stage; de uitvoering van Korte Praktijk Beoordelingen; twee 360 gr feedback rondes, een voor de eerste en een voor de tweede beoordeling; het behalen van je persoonlijke leerdoelen. De benodigde formulieren zijn te vinden op de externe site (www.hr.nl/ivg). Je vindt de beoordelingsformulieren in het bestand met het startdocument. Tijdens de portfoliolessen wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. Na ongeveer 6 tot 8 weken vindt de eerste beoordeling plaats. Hierbij zijn de instellingsdocent en de 7 werkbegeleider aanwezig. De instellingsdocent vragen vanuit de theorie, de praktijkopleider vanuit de praktijk. Dit is een meerwaarde, omdat je zo de verbanden ziet tussen theorie en praktijk. De tweede beoordeling plan je zelf met je werkbegeleider aan het einde van je stage. Afhankelijk van je competentie-ontwikkeling is je instellingsdocent wel of niet aanwezig. Is er een kans aanwezig dat je een onvoldoende stagebeoordeling krijgt, dan is je instellingsdocent te allen tijde aanwezig. Zorg dat je je instellingsdocent in dit geval tijdig informeert. Nadat je je reflectieverslag en het ingevulde beoordelingsformulier aan je instellingsdocent ter beschikking hebt gesteld, zal hij deze beoordelen. Na de beoordeling voert de instellingsdocent je cijfer in Osiris in. Als je een onvoldoende hebt behaald, probeer je deze in eerste instantie te herkansen door een reparatie van maximaal 3 weken. Hierover maak je afspraken met je instellingsdocent en je werkbegeleider. Als dat niet mogelijk is, leg je samen met je instellingsdocent vast waarom je een onvoldoende hebt behaald. Bespreek vervolgens met je studieloopbaancoach hoe je je achterstand kunt herkansen en welke stage-instelling geschikt is. Na dit gesprek maak je een plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt door de slc ter goedkeuring besproken met de stage-coördinator. Zie het schema op de volgende bladzijde om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van herkansing.
7
Stagedagen
Regulier ↓
Jaar 1 onv. stage↓
Jaar 2 onv. stage↓
Jaar 3 onv. stage↓
Jaar 3 onv. stage↓
Jaar 4 onv. stage↓
Geen
La 1-2
La 1-2
La 1-2
La 1-2
La 1-2
La 1-2
Geen
Om deel te nemen aan de stage van La 3-4 mag je niet meer dan 6 punten missen uit kwartaal 1. Zie voor uitgebreide informatie de Hogeschoolgids van IVG op Hint.
Jaar 1 Semester 2
Ma di woe
La 3-4
La 3-4
La 3-4
La 3-4
La 3-4
La 3-4
Jaar 2 Semester 1
Woe do vr
La 5-6
La 3-4 + BP5-6
La 5-6
La 5-6
La 5-6
La 5-6
Jaar 2 Semester 2
Geen
La 7-8
La 7-8
La 7-8
La 7-8
La 7-8
La 7-8
Stagedrempel jaar 3
Om deel te nemen aan de derdejaars-stage moet je in het tweede jaar de volgende punten behalen in kwartalen 1 t/m 3: 1a ¬ Het beroepsproduct (6 punten) 1b ¬ 8 punten uit de kennistoetsen van de 1c ¬ stage jaar 2 (8 punten) De stagedrempel geldt zowel voor de voltijd- als de deeltijdopleidingen.
Jaar 3 semester 1
Ma di woe
LA 9-10
La 5-6 + BP 9-10
La 5-6 + BP 9-10
LA 9-10
LA 9-10
LA 9-10
Jaar 3 semester 2
Ma di woe
LA 11-12
La 9-10 + BP 11-12
La 9-10 + BP 11-12
LA 9-10 + BP 11-12
LA 11-12
LA 11-12
Jaar 1 Semester 1
5 weken herkansen (5 dgn p/wk) stage in zomervakantie + minor i.c.m. leerafdeling8
8
Afstudeerdrempel jaar 4
Om aan de afstudeerfase te beginnen (de stage jaar 4 en het bijbehorende beroepsproduct/scriptie), mag de student niet meer dan 2 kennistoetsen hebben openstaan.
Jaar 4 semester 1
Geen
Afstudeerdrempel (v.a. 2013-2014)
Om aan het afstuderen te beginnen, mogen er niet meer dan 2 kennistoetsen openstaan. Alle beroepsproducten moeten zijn gemaakt.
Jaar 4 semester 2
Woe do vr
LA 13-14 (minor)
LA 15-16
La 13-14 (minor)
La 11-12 + oriëntatie op LA15-16
La 13-14 (minor)
La 11-12 (en zo nodig BP 11-12) + oriëntatie op LA15-16
LA 13-14 (minor)
La 11-12 (en zo nodig BP 11-12) + oriëntatie op LA15-16
LA 13-14 (minor)
LA 15-16
LA 13-14 (minor)
LA 15-16
Deze optie kan alleen in nauwe samenwerking met de stagecoördinator worden afgesproken. Alternatief is het herkansen van LA 11-12 na de minor en het afstuderen een semester later. Doordat je jouw stage herkanst in de zomervakantie en daarna de minor i.c.m. leerafdeling volgt, doe je extra werkervaring op.
TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN OP BEGELEIDINGSNIVEAU BINNEN DE STAGE Bij het leren in de stage zijn vanuit de opleiding en de beroepspraktijk een aantal mensen betrokken die een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het vormgeven van het leerproces. Bij de begeleiding/coaching tijdens de stage zijn de volgende personen betrokken; jijzelf; je werkbegeleider; een eventuele praktijkopleider; de instellingsdocent van school. De rol van de praktijkopleider en de werkbegeleider is niet altijd gescheiden. Dit verschilt per instelling. Student Eerstverantwoordelijke voor jouw leerproces ben je natuurlijk zelf. Dat begint al bij de voorbereiding op de stage. In de portfoliolessen wordt hier nader op ingegaan. Je legt in het startdocument de planning van je eigen ontwikkeling vast. Het startdocument is een belangrijk instrument om je eigen competentieontwikkeling te bewaken en te sturen. Je geeft namelijk aan: 1. wat je precies wilt bereiken aan het eind van de stageperiode a.d.h.v. leeractiviteiten 2. wat de link is tussen deze leeractiviteiten en de competenties 3. welke concrete en specifieke stappen je hiertoe gaat nemen De leeractiviteiten bepaal je o.a. aan de hand van wie je bent en wat je al kan. Naast het gebruik van het startdocument hou je rekening met de mogelijkheden en urgenties op het stageadres. Het startdocument wordt door je werkbegeleider beoordeeld op inhoud en haalbaarheid. Je stuurt het startdocument nadat dit is afgestemd binnen de instelling binnen 2 stageweken naar je instellingsdocent. Let erop dat je in overleg met je werkbegeleider en/of praktijkcoördinator en instellingsdocent de momenten van je eerste- en tweede beoordeling afspreekt. Deze leg je vast in het startdocument. Zie het schema hieronder om je beoordelingsgesprekken te plannen. Kwartaal 1
Kwartaal 2
e
Leerjaar 1
e
1 beoordeling op afstand*
2 beoordeling Wk 8-10 plannen
Leerjaar 3
1e beoordeling Wk 9-11 plannen
2e beoordeling op afstand*
volgt
Kwartaal 4 e
1 beoordeling Wk 8-1 plannen
2 beoordeling op locatie of op afstand*
1e of 2e beoordeling op locatie, andere op afstand*
1e of 2e beoordeling op locatie, andere op afstand*
e
Leerjaar 2
Leerjaar 4
Kwartaal 3
* Bij beoordeling op afstand altijd van tevoren even contact met praktijkbegeleider. Neem altijd tussentijds contact op om te horen hoe het gaat. Bij onvoldoende beoordeling: aanwezig op locatie * Bij verafgelegen stages: nodig praktijkbegeleider hier uit of laat video-opname maken van beoordeling + vraaggesprek door praktijkbegeleider en spreek deze door met de student (stel aanvullende vragen). Belangrijk is in dit geval: stem van tevoren goed af met praktijk.
De praktijkopleider van de instelling De praktijkopleider is intermediair tussen jou en de leidinggevende van de afdeling en tussen jou en de werkbegeleider. Hij onderhoudt contacten over je leerproces met jou, de werkbegeleider en de instellingsdocent. In samenspraak met jou, de werkbegeleider en indien nodig de instellingsdocent fiatteert hij ook het startdocument. Hij bewaakt de aansluiting van het startdocument op het leerplaatsprofiel van je stageof werkadres. Hij bewaakt en beoordeelt in samenwerking met de werkbegeleider de formele kant van het leerproces: analyse van het leerproces, vorderingen, stagnaties en toetsing. Hij doet dit aan de hand van reflectieverslagen, het startdocument, het 360 gr feedback formulier, de kpb-beoordelingen en individuele gesprekken. Tijdens de beoordelingsgesprekken wordt hier aan de hand van de beoordelingsformulieren nader op ingegaan. De praktijkopleider coacht je bij het zoeken en ontdekken van mogelijkheden m.b.t. het werken aan je competentieontwikkeling. Hij creëert leersituaties en biedt ruimte en gelegenheid tot reflectie op ervaringen en het geleerde. De praktijkopleider bewaakt het leerklimaat op de afdeling en coacht werkbegeleiders en andere medewerkers. De werkbegeleider Werkbegeleiders vervullen een voorbeeldfunctie. Daarnaast hebben zij een taak in het bespreekbaar maken en faciliteren van het leren. Dat bepaalt uiteindelijk de mate waarin je kunt leren. In samenwerking met de praktijkopleider bewaakt en beoordeelt hij de (in)formele kant van het leerproces. Hij analyseert het leerproces, signaleert vorderingen of stagnaties en toetst dit aan de hand van jouw goedgekeurde startdocument. Hij past in zijn coaching de principes van strakke sturing toe. Hij hanteert een studentgerichte benadering. Hij attendeert je op mogelijkheden m.b.t. het plannen en uitvoeren van leeractiviteiten uit het (gefiatteerde) startdocument en stimuleert je bij de uitvoering. Hij betrekt je bij specifieke en authentieke werkzaamheden die zich op de afdeling voordoen en die in relatie staan tot de beroepsrollen en competenties van de Bachelor en jouw startdocument. Hij stimuleert je om je een beeld te vormen van de specifieke werksituatie van de Bachelor verpleegkunde en helpt je om situaties in een breder verband te plaatsen. De werkbegeleider biedt ruimte tot reflectie op leerwerksituaties en het toepassen van 360 graden feedback. Hij geeft gevraagd en ongevraagd feedback en/of advies tijdens leerwerksituaties of kort e e daarna. De werkbegeleider neemt deel aan de 1 en 2 beoordeling.
1
Overige medewerkers op de afdeling Naast de werkbegeleiders en de praktijkbegeleider kom je ook in contact met andere medewerkers op de afdeling. Dit zijn zowel verpleegkundigen als andere disciplines. Deze medewerkers zijn mede bepalend voor het leerklimaat en de leermogelijkheden op de afdeling. Van deze medewerkers wordt eveneens een studentgerichte benadering verwacht waardoor een veilig leerklimaat kan ontstaan. Zij betrekken je bij diverse (multidisciplinaire) overlegvormen, o.a. patiënten- of cliëntenoverleg, werkoverleg en intervisie. Zij kunnen je gevraagd en ongevraagd feedback en/of advies geven tijdens leer- en werksituaties of kort daarna met inachtneming van de daarvoor geldende regels en omgangsvormen. Informele gesprekken met collega’s en ruimte geven voor informele gesprekken met medestudenten bevorderen het leerklimaat op de afdeling. Om je te kunnen wijzen op relevante leersituaties is het wenselijk dat ook medewerkers op hoofdlijnen op de hoogte zijn van je startdocument. De instellingsdocent De instellingsdocent coacht je in je leerproces afhankelijk van je leerjaar volgens het principe ‘strakke, gedeelde of losse sturing’ en past hierbij een studentgerichte benadering toe. Hij volgt het leerproces en bewaakt de vorderingen en stagnaties. Hij doet dit door bij je eerste beoordeling feedback te geven op het startdocument, in te gaan op leervragen die jij of je werkbegeleider stellen en deelname aan het eerste beoordelingsgesprek en zo nodig aan het tweede beoordelingsgesprek. In principe krijg je pas feedback op je startdocument tijdens het eerste beoordelingsgesprek. Je hebt dan tijdens het tweede deel van je stage mogelijkheden om bijv. extra activiteiten uit te voeren. Tijdens individuele gesprekken of via email informeer je de instellingsdocent over jouw functioneren in de praktijk en wat je tijdens het leren in de praktijk ondervindt. Zo kan een beeld worden gevormd van de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van het praktijkleren en de handelingen/competenties die zijn verworven en/of nog verworven moeten worden. Belangrijk daarbij is een beeld te vormen en te expliciteren van wat is geleerd, hoe dit is geleerd en hoe effectief dit leren is ten opzichte van de gestelde doelen. Daarbij kunnen onderdelen van het startdocument worden belicht, zoals de 360 gr feedback of en je persoonlijke ambities. Centraal staat altijd het beroepscompetentieprofiel van de bachelor verpleegkundige. De afgeleide gedragsindicatoren zijn een belangrijke graadmeter voor je functioneren in de praktijk. Zijn er aandachtspunten met betrekking tot jouw competentieontwikkeling dan kan de instellingsdocent, in overleg met jou, contact opnemen met de slc-coach. In begeleidingsgesprekken of e-mails met werkbegeleider, praktijkopleider en instellingsdocent laat je de volgende vragen aan bod komen: Wat heb je geleerd (in een specifieke situatie)? Wat kun je zelf (niet) en wat is het beste in jezelf? Wat vind je leuk en waar wil je moeite voor doen? Welke activiteiten komen voor in je stage en wat zijn uitdagende ontwikkelingen en waarden in de stage? Wat zijn de korte termijn en incidentele acties en hoe kun je het beste uit jezelf halen en in de toekomst het beste uit jezelf gebruiken? Welke mensen heb je ontmoet, kun je nu of in de toekomst aanspreken om je te ondersteunen in je leren en werken?
2
De slc-coach De slc-coach begeleidt je bij je persoonlijke en beroepsmatige competentie ontwikkeling. Eén keer per kwartaal heb je een individueel gesprek. (zie hiervoor de studiehandleiding slc). Zijn er aandachtspunten met betrekking tot jouw competentieontwikkeling, dan kan de slc-coach op jouw verzoek contact opnemen met de instellingsdocent.
OVERIGE ZAKEN TIJDENS DE STAGE Het stage-contract Voor de studenten wordt er door middel van een stageovereenkomst tussen de instelling, de opleiding en de student een overeenkomst aangegaan die voor de partijen rechten en plichten omschrijft. Wat wij van je verwachten is dat je een week voor de vakantie het stagecontract bij het BEB ophaalt in drievoud. Het stagecontract is dan al ondertekend door de opleiding). Je neemt de stagecontracten mee naar je stageplaats en laat deze ondertekenen door de werkbegeleider of door de praktijkcoördinator. Vraag bij je organisatie na wie tekenbevoegd is. Daarna teken je ook zelf de stagecontracten. In de tweede stageweek zorg je ervoor dat de werkbegeleider, het BEB en jijzelf een door alle partijen ondertekend exemplaar in bezit heeft. Wanneer het contract niet tijdig retour is op de opleiding kan dit o.a. tot gevolg hebben dat de ‘stage’ per direct wordt afgebroken. Verwerking stage-beoordeling De stagepunten worden voor leerjaar 1 t/m 3 toegekend met één code (volgt nog). Dat betekent dat deze code de integrale beoordeling (360 gr feedback, kpb’s, het niveau van functioneren) weergeeft. In het vierde leerjaar vindt na het eindassessment de puntentoekenning plaats. Vaccinatie Tijdens de stages loop je een verhoogd risico op infectie met o.a. het Hepatitis-B virus (bijvoorbeeld bloed-bloed contact). Bij de start van het 1e-jaar word je in de gelegenheid gesteld om kosteloos gevaccineerd te worden tegen Hepatitis-B. Ook is het mogelijk om je bijvoorbeeld door de GGD te laten vaccineren. Wanneer je geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, zijn de kosten voor eigen rekening. Bij steeds meer stage-instellingen is het verplicht om gevaccineerd te zijn tegen Hepatitis-B. Wanneer je om principiële redenen afziet van vaccinatie, moet je er rekening mee houden dat de stageverlenende instelling kan besluiten om je de toegang tot de stage te ontzeggen. In dit geval word je zelf verantwoordelijk voor het vinden van een adequate stageplaats. Het Bureau Externe Betrekkingen (BEB) kan dan uitsluitend adviseren. Voor verdere vragen met betrekking tot het vaccineren kun je mailen met
[email protected] MRSA Alvorens je op stage gaat, moet je het MRSA-beleid van de desbetreffende instelling raadplegen. Je bent zelf verantwoordelijk voor het volgen van de richtlijnen van dit beleid. Indien je verzuimt je te laten testen als de instelling dit verplicht stelt, kan dit gevolgen hebben voor de start van de stage en daarmee voor het verplicht aantal uren dat je stage kan lopen. Verzekering en rechtspositie Studenten zijn via de hogeschool gedurende de stage WA verzekerd (aansprakelijkheidsverzekering). Daarnaast dien je jezelf ook te verzekeren tegen het risico van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad of toerekenbare tekortkoming. Dit kan door een (gezins)-polis voor een WAverzekering waarop je vermeld staat. Om recht te hebben op een eventuele vergoeding vanuit de WA verzekering van school, is een absolute voorwaarde dat de stageovereenkomst uiterlijk in de eerste 3
week van de stage is ingeleverd bij Bureau Externe Betrekkingen. Je kunt eventueel zelf daarnaast een ongevallenverzekering afsluiten. Van toepassing is tevens de Arbo-wet, waarin veiligheid, gezondheid en welzijn in relatie tot arbeid en arbeidsomstandigheden centraal staan en het arbeidsbesluit waarin werk- en rusttijden worden geregeld. Voor de rechtspositie van student met een leerarbeidsovereenkomst wordt verwezen naar de van toepassing zijnde leerarbeidsovereenkomst en CAO. Onregelmatige diensten Stagiaires kunnen tijdens hun opleiding geconfronteerd worden met onregelmatige diensten. Tijdens elke stage is het mogelijk dat de stagegever de stagiair onregelmatig inroostert waarbij dag, avond en weekenddiensten tot de mogelijkheden behoren. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: er moet sprake blijven van een studeerbaar programma waarbij niet ingeroosterd mag worden tijdens de nachtdienst zonder expliciete toestemming en instemming van instellingsdocent en student; er mag niet ingeroosterd worden op onderwijsdagen; er mag niet in negatieve zin afgeweken worden van de bepalingen zoals opgenomen in de wet en/ of de cao en/ of een reglement van de stagegevende instellingen. tijdens vakanties ben je in principe vrij. Leerwerkplaatsen Leerwerkplaatsen spelen een grote en belangrijke rol in het aanbod aan stageplaatsen dat voor hboverpleegkunde studenten beschikbaar is. Waar je op een ‘normale’ stage gekoppeld bent aan een werkbegeleider, is dit op een leerwerkplaats anders ingericht. Een leerwerkplaats is een authentieke werkomgeving, waarin je met een groep studenten verpleegkunde (hbo en mbo, verschillende studiejaren) alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert en samen verantwoordelijk bent voor de uitvoering ervan, met als doel het beroep te leren. Werkbegeleiders ondersteunen hierbij en dragen de eindverantwoordelijkheid voor de afdeling. Aan de leerafdeling is ook een instellingsdocent gekoppeld die jou tijdens deze stage zal begeleiden. Deze instellingsdocent is regelmatig aanwezig op de leerafdeling. Door deze unieke manier van het benaderen van ‘leren in de praktijk’ kom je met meer en uitdagender leersituaties in aanraking. Hierdoor is deze stage bijzonder effectief en leerzaam. Studenten die een stage afgerond hebben op een leerwerkplaats zijn hier in overgrote meerderheid uiterst positief over. Omdat deze positieve beleving door de opleiding en zorginstellingen wordt gedeeld, neemt het aantal leerwerkplaatsen binnen het totale stageaanbod van alle sectoren toe. Tijdens de opleiding hbo-verpleegkunde streeft de opleiding ernaar om zoveel mogelijk studenten gedurende minstens één stage op een leerwerkplaats te plaatsen. Voortijdig beëindigen van een stage Voor studenten die geen goedgekeurd startdocument binnen de vastgestelde weken hebben ingeleverd bij de instellingsdocent en/of gedrag vertonen dat niet toelaatbaar is, wordt voortijdig de stage beëindigd. Dit gebeurt altijd in overleg met de studieloopbaancoach en instellingsdocent. Indien een stage wordt afgebroken ben je verplicht daarvan je begeleiders en het bureau externe betrekkingen (BEB) zo spoedig mogelijk in te lichten. Bij een voortijdige beëindiging loop je in principe een half jaar studievertraging op. Dit geldt ook als je zelf besluit om je stage zonder goed overleg met de instellingsdocent, slc-coach en/of werkbegeleider, te beëindigen.
4
Indien je in dienst bent bij een instelling, en dus duaal studeert, is het goed mogelijk dat binnen de leerwerkovereenkomst afspraken zijn gemaakt over je studievoortgang. In dat geval is het mogelijk dat bij herhaald onvoldoende studieresultaat bij vooruit vastgestelde toetsen, je dienstverband wordt beëindigd. Hierover maak je met de betreffende instelling afspraken binnen je leerwerkovereenkomst. Calamiteiten Tijdens de stage kun je geconfronteerd worden met situaties die mogelijk schadelijk zijn voor jezelf. Voorbeelden hiervan zijn: 1. Contact met bloed van een patiënt met hepatitis B of AIDS 2. Aangehoest worden in het gezicht door een patiënt die later TBC blijkt te hebben 3. Gevolgen van agressie van een patiënt 4. Ongewenste intimiteiten Je neemt in dergelijke situaties direct contact op met de praktijkopleider in de stage-instelling en de instellingsdocent, zodat de protocollen en andere richtlijnen van de instelling voor dergelijke situaties gevolgd kunnen worden. Ook wordt de studieloopbaancoach op de hoogte gesteld. Bekeken wordt welke hulp geboden kan worden. De decaan van Hogeschool Rotterdam kan geconsulteerd worden.
5
BIJLAGE 1 BEROEPSHOUDING ROLLEN DOMEINEN DOMEINSPECIFICATIES In de stage wordt van je verwacht dat je je houdt aan de (professionele) waarden en normen van de beroepsgroep en de afdeling waar je stage loopt. In je eerste stage kan het best lastig zijn te bepalen wat nu precies van je verwacht wordt, wat je houding betreft. De Beroepscode, de wettelijke geheimhoudingsplicht en de Eed geven je daarbij houvast. De beroepscode De nationale beroepscode geeft je richtlijnen voor je handelen. Tegenwoordig wordt hierin ook het werken met sociale media betrokken. Belangrijke waarden die in de code zijn verwerkt zijn respect, vertrouwelijkheid, rechtvaardigheid, geen schade toebrengen en autonomie. In procedures waarin verpleegkundigen ter verantwoording worden geroepen, moet het handelen getoetst worden aan de beroepscode. De beroepscode kan in vier soorten recht een rol spelen: het tuchtrecht (alleen verpleegkundigen), het strafrecht, het civiel recht en het klachtrecht. Je kunt de beroepscode vinden op de site van venvn. De code geeft je aanknopingspunten om te kiezen hoe je handelt. Je kunt de code ook gebruiken bij het reflecteren op situaties die je als lastig hebt ervaren. Natuurlijk is het goed steeds in overleg te zijn met je werkbegeleidster van de instelling, en je instellingsdocent van de opleiding over wat concreet van je verwacht mag worden. Geheimhouding Binnen de beroepscode voor verpleegkundigen wordt onder andere geheimhoudingsplicht besproken. Deze geheimhoudingsplicht is tevens een wettelijke plicht tot geheimhouding van in vertrouwen verstrekte gegevens. Jarenlang hebben verpleegkundigen bij de afronding van hun opleiding een belofte tot geheimhouding uitgesproken. Met het opnemen van de plicht tot geheimhouding in de Wet BIG is het afleggen van de eed niet meer nodig: verpleegkundigen moeten zich aan de wet houden. Artikel 88 van deze wet zegt: ‘Een ieder is verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen.’ Op grond van dit artikel hebben artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen een medisch beroepsgeheim. Aan het medisch beroepsgeheim wordt nadere invulling gegeven in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De WGBO is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW). Doorbreken van het beroepsgeheim mag alleen in bijzondere gevallen. Voor meer informatie kun je terecht op de site van het college bescherming persoonsgegevens De Eed De V&VN stelde in 2009 een eigentijdse Eed van Verpleegkundigen en Verzorgenden op die aansluit bij de Beroepscode(s) van Verpleegkundigen en Verzorgenden. Met de ‘Eed van verpleegkundigen en verzorgenden’ maken verpleegkundigen en verzorgenden duidelijk waar zij voorstaan bij de uitoefening van hun beroep. De eed is geen juridisch document en is niet wettelijk verplicht (voor bijvoorbeeld inschrijving in het BIG-register). De eed geeft uitdrukking aan waarden en normen van verpleegkundigen en verzorgenden. Kijk voor de eed op de site van de V&VN.
6