Stagehandleiding
Bachelor Verpleegkunde, Instituut voor Gezondheidszorg Hogeschool Rotterdam 2015-2016
INLEIDING
De stage tijdens de opleiding bachelor verpleegkunde is bedoeld om in de praktijk nieuwe kennis, vaardigheden en attituden op te doen, ook wel competentieontwikkeling genoemd. De stage biedt de mogelijkheid om mee te kijken met andere professionals, te anticiperen in verschillende zorgsituaties1, je leert wat er van een verpleegkundige wordt verwacht en hoe jouw kennis en vaardigheden zich daartoe verhouden. Hierdoor kun je geleerde theorie op school tijdens de stage in de praktijk toepassen. Deze praktijkkennis is van belang in je ontwikkeling tot hbo-verpleegkundige Om de stage succesvol te laten verlopen is het belangrijk dat je goed voorbereid aan de stage begint. Deze handleiding biedt ondersteuning voor het inrichten van je stageleerproces. Omdat deze informatie voor nagenoeg alle stages gelijk is, geldt deze handleiding voor jaar 2 tot en met jaar 4. Ter ondersteuning van je leerproces organiseren wij terugkomdagen op school. Hier kun je de betekenis van dat wat je tijdens de stage meemaakt bespreken. Zodat je van met elkaar kan leren en je leerproces verder vorm kunt geven. We wensen je een leerzame stage toe. Vriendelijke groet, Docententeam verpleegkunde.
1
1
Hieronder wordt verstaan dat de zorgvrager in de praktijk in verschillende zorgsettings tegenkomt. Dit kan zijn in het verpleeghuis, de thuissituatie , het psychiatrische ziekenhuis of het algemene ziekenhuis.
2
INHOUDSOPGAVE
Uitgangspunt stage…………………………………………………………………………………………………………………………….3 Startdocument……………………………………………………………………………………………………………………………………3 Beoordeling stage………………………………………………………………………………………………………………………………4 Opbouw stage……………………………………………………………………………………………………………………………………5 Voorwaarden voor, tijdens en na de stage………………………………………………………………………………………….7
BIJLAGE 1: TOELICHTING TAKEN EN VERANTWOORDELIJKEN. BIJLAGE 2: OVERIGE PRAKTISCHE ZAKEN TIJDENS DE STAGE BIJLAGE 3: BEROEPSHOUDING BIJLAGE 4: GENERIEKE INFORMATIE OMTRENT VERTRAGERSBELEID LEERJAAR 1 T/M LEERJAAR 4. BIJLAGE 5: CONTACTGEGEVENS
UITGANGSPUNT STAGE
3
De Hogeschool Rotterdam heeft als uitgangspunt om het opleiding van studenten vorm te geven in nauwe samenwerking met de praktijk. Dit doet we op basis van het zogenoemde ‘competentiegericht onderwijs’. Dit betekent dat je zowel kennis, houding als vaardigheden op school en in de praktijk aanleert. Het competentieprofiel voor de opleiding Verpleegkunde bestaat uit 12 kerncompetenties, die aangeven wat er van een hbo -verpleegkundige verwacht mag worden.1 Samen met de praktijk zijn deze competenties op verschillende niveaus onderverdeeld; van niveau 1 voor jaar 2 tot en met niveau 3 voor jaar 4 (Zie hiervoor de gedragsindicatoren). De competenties zijn te meten aan de hand van gedragsindicatoren. Zo weet je precies wat er van je verwacht wordt. De stageperioden zijn zo opgebouwd dat alle competenties gedurende de opleiding aan bod kunnen komen. In onderstaande tabel vind je de competenties waar je tijdens je stage het accent op legt.
Stage leerjaar 2
Competenties 1 t/m 5, en 12
3
1 t/m 6, 10 en 12
4 1 t/m 5 en 12 (Tabel 1: Accenten competentieontwikkeling tijdens de stage)
Niveau gedragsindicatoren Niveau 2 Competentie 4 op niveau 1 Semester 1 niveau 2 Semester 2 niveau 3 Niveau 3
De competentieontwikkeling maak je middels het startdocument inzichtelijk2. Startdocument
Het stardocument is het basisdocument voor de stage Tijdens de stage staat de competentieontwikkeling centraal. Aan het eind van de stage kun je de competenties aantonen op het niveau wat passend is voor het leerjaar. (Zie hiervoor de gedragsindicatoren leerjaar 2,3 en 4) In het startdocument staan alle leerdoelen en de activiteiten die je tijdens je stage gaat ondernemen om je te ontwikkelen tot een competente beginnend beroepsbeoefenaar. Dit startdocument stel je zelf op en lever je binnen 2 tot 3 stageweken in bij je instellingsdocent en je werkbegeleider. Na 1 tot 2 weken krijg je feedback van je instellingsdocent op je startdocument. Het startdocument is een dynamisch plan en stel je gedurende je stage steeds bij. De wijze waarop je stagebeoordeling tot stand komt staat beschreven in het startdocument (leerjaar 2,3 en 4) De beoordeling is opgebouwd uit in ieder geval de volgende onderdelen:
1
Voor een beschrijving van de kerncompetenties wordt verwezen naar het competentieprofiel van de bachelor verpleegkundige zoals beschreven in ‘Met het oog op de toekomst’ (Pool 2001). 2 Zie hiervoor www.hr.nl/ivg 4
casus besprekingen waarin je middels een casus het niveau van je competentie ontwikkeling van de betreffende stage laat zien; een reflectie op minimaal twee ingevulde 360 gr feedback rondes, het behalen van je persoonlijke leerdoelen.
De systematiek is voor jaar 2, 3 en 4 hetzelfde. In jaar 2 wordt verwacht dat je de competenties, met uitzondering van competentie 4, op niveau 2 beheerst. Eind beheers je de competenties op niveau 2 en/of 3. In jaar vier moet je de competenties op niveau 3 beheersen. Zie onderstaand tabel voor een schematisch overzicht van het startdocument. Tijdens de terugkomdagen op school wordt hier dan ook aandacht aan besteed. Het volledige startdocument staat op de externe hr site; www.hr.nl/ivg Schematisch overzicht startdocument Beginsituatie; Hier beschrijf je wie je bent en wat je al kan a.d.h.v. je competentieontwikkeling. Situatiebeschrijving; Hier beschrijf je kort en krachtig de context van de stageplaats Competentieontwikkeling; Hier beschrijf je leerdoelen en de behorende leeractiviteiten gericht op het behalen van de competenties op niveau ( zie gedragsindicatoren leerjaar 2, 3 of 4) Beoordeling; Binnen de beoordelingen en voortgangsgesprekken staan je competentieontwikkeling en je professionele beroepshouding centraal. Planning (Tabel 2: Schematisch overzicht startdocument. Bij een onvoldoende stagebeoordeling en/of het niet voldoen aan stagedrempels verwijzen we je naar bijlage 4,5 en 6. Daar kun je terugvinden wat de consequenties en vervolgacties zijn. Toelichting werkwijze beoordeling stage:
Voor de beoordeling van de stage beschrijf je een kritische beroepspraktijksituatie volgens de methode STARRT (Situatie, taak, activiteit, resultaat, reflectie en transfer). Het gaat om een feitelijke beschrijving van een gekozen praktijksituatie, waar je trots op bent en die voldoet aan het niveau waarop je de competentieontwikkeling moet laten zien. Tijdens de terugkomdagen zijn er mogelijkheden om te oefenen met de STARRT. Een tip is om eventuele leervragen n.a.v. de STARRT die je opstelt voor je stagebeoordeling te bespreken met de docent op school. In de onderstaande tabel staan hulpvragen beschreven die je kunt gebruiken in de uitwerking van kritische beroepspraktijksituatie(s). Uitgangspunten t.a.v. de uitwerking van de kritische beroepspraktijksituatie(s) 1. Kun je met behulp van de gekozen situatie iets zeggen over de competenties die voor de competentieontwikkeling in de praktijk centraal staan? 2. Zijn de gedragsindicatoren voldoende beschreven en voldoe je aan het gestelde niveau? 3. Heb je alle belangrijke onderdelen van de gedragsindicator beschreven? 4. Zorg dat je gekozen situatie overeenkomt met de competentie en bedoelde gedragsindicator. E instellingsdocent en de begeleider uit de praktijk voeren een STARRT-gesprek van een half uur. De benodigde formulieren zijn te vinden op de externe site (www.hr.nl/ivg). Je vindt de 5
beoordelingsformulieren ook in het startdocument.
OPBOUW STAGE
Gedurende de opleiding Verpleegkunde doe je praktijk-ervaring op in verschillende instellingen en kom je met verschillende zorgvragers in contact.3 Het BEB ( bureau extern betrekkingen) heeft contact met de stage instellingen en is tezamen met de stagecoördinatoren verantwoordelijk voor de toewijzing van stageplekken. De stageperiode begint in het tweede jaar en wordt toegewezen door het bureau externe betrekkingen (BEB) In het derde jaar ontvang je voor de stage begint een enquête waarin je je stagevoorkeur aan kunt geven. Hier wordt bij de plaatsing door het BEB zoveel als mogelijk rekening mee gehouden.. Je kunt zowel voor je tweede jaars als derdejaars stage op een leerafdeling4 geplaatst worden. Hieronder vind je een schematische weergave van de verschillende stages binnen de opleiding verpleegkunde. Studiejaar en variant 2 voltijd
Opbouw van de stage
Kwartaal
Doel van de stage
18 weken 4 dagen per week
1 en 2 of 3 en 4
2 VMH 2 OVD
8-10 WEKEN 40 dagen stage verdeeld over 17 weken 2 stages van 20 weken 3 dagen per week
1 en 2 1 en 2
Aantonen van je competentieontwikkeling op basis van de gedragsindicatoren niveau 2 en 1 Idem Idem
3 VMH 4 voltijd
2 stages van 20 weken 20 weken Afstudeerstage
Kwartaal 3 en 4 Kwartaal 3 en 4
4 VMH
20 weken
Kwartaal 3 en 4
3 voltijd
3
Kwartaal 1 en 2 Kwartaal 3 en 4
Aantonen van je competentieontwikkeling op basis van gedragsindicatoren niveau 2 en/of 3 Idem Vernieuwend en sturend acteren met betrekking tot je competentieontwikkeling op basis van de gedragsindicatoren niveau 3 idem
De zorgvragen zijn verschillend van aard b.v.; psycho-geriatrisch, psychiatrisch, gericht op somatiek, of een combinatie hiervan. 4 Havekes & Drenth (2005, p.13) omschrijven een leerafdeling als: “een authentieke werkomgeving, waarin een groep studenten alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert en verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan, met als doel het beroep te leren”. Je kunt minimaal 1 maal tijdens je opleiding op een leerafdeling geplaatst worden. 6
Afstudeerstage (Tabel 1: opbouw stage)
VOORWAARDEN VOOR, TIJDENS EN NA DE STAGE
Om de stage binnen de opleiding Verpleegkunde prettig te laten verlopen is een aantal voorwaarden leidend. Deze voorwaarden zijn verdeeld in vier categorieën namelijk: voorwaarden geldend voor de stage, tijdens de stage, na de stage en tot slot de laatste categorie gericht op de taken en verantwoordelijkheden op begeleidingsniveau binnen de stage. Deze voorwaarden worden hieronder per categorie uitgewerkt Categorie 1: Voorwaarden voor de stage
Indeling van de stage: Het BEB plaatst de studenten in de stage jaar 2. Vanaf het derde leerjaar maak je, via een door het BEB uitgezette inventarisatie, je eigen stagevoorkeuren bekend. Je wordt dan zoveel als mogelijk conform deze voorkeurslijst geplaatst. Gedurende de opleiding kun je minimaal 1x geplaatst op een leerafdeling. In verband met bezuinigingen en reorganisaties in de gezondheidszorg kan dit meerdere malen voorkomen. Verschillende instellingen hanteren een sollicitatieprocedure. Het BEB informeert je hierover. Bereid je goed voor op de stage door: Je te oriënteren op de instelling, de afdeling en de patiëntgroep. Je kunt dit doen door de website van je stageadres te raadplegen; Je eigen startdocument samen te stellen.5 ( zie kopje startdocument) Je slc-docent ondersteunt je in de slc-les; een diagnostische toets te maken. Dit is een verplicht onderdeel op www.leerstationzorg.nl. Klik rechts op ‘inloggen leeromgeving’. Vul als gebruikersnaam in: studentnummer.ivg (bijvoorbeeld: 015900.ivg) en als wachtwoord: studentnummer (bijvoorbeeld 015900). Zie onderstaande tabel voor verdere toelichting. Bij sommige stage-afdelingen wordt de diagnostische toets opgenomen in de introductie. Informeer hiernaar bij je stageafdeling.( Zie onderstaande tabel met toelichting betreffende de diagnostische toetsen.) Toelichting werking diagnostische toetsen Er staan verschillende toetsen klaar, doorloop daarin de volgende stappen: 1. Kijk eerst of er een toets van jouw stageafdeling klaar staat (zoek daarbij op instellingsnaam). Staat er geen toets van jouw stageafdeling klaar, kies dan een toets met een onderwerp dat past bij jouw afdeling.
5
Zie hiervoor www.hr.nl/ivg 7
2. De toetsen zijn bedoeld om je eigen kennisniveau in te schatten (het grootste deel van de studenten scoort tussen de 50 en 75 procent van de antwoorden goed). Bespreek de uitslagen van de diagnostische toetst samen met het startdocument met je werkbegeleider. Na afronding van de toets staat er onder de tab ‘mijn portfolio’ een digitaal certificaat voor je klaar. Een kopie van dit certificaat lever je tegelijkertijd met je startdocument in. Voeg ook een kopie toe aan je portfolio. (tabel 3: toelichting diagnostische toetsen) Categorie 2: Voorwaarden tijdens de stage:
Begeleiding door een werkbegeleider van de stage-instelling en een instellingsdocent vanuit de HR; Een open leerhouding en een correcte beroepshouding.6; Je voert de geformuleerde leerdoelen in je startdocument met de daarbij behorende leeractiviteiten uit (zie het startdocument); De opleiding gebruikt beoordelingsformulieren7 deze zijn het uitgangspunt tijdens de stagebeoordeling; Diagnostische toetsen (zie tabel 3) zijn uitgevoerd. Herhaling van het maken van de diagnostische toets ( zie tabel 3). De resultaten worden vergeleken met de toets die bij aanvang van de stage is gemaakt. Hierdoor worden de hiaten in de kennis van de student duidelijk. Indien relevant neem je leerdoelen mee naar de volgende stage Je voegt het certificaat dat je uitdraait na het maken van de diagnostische toe aan je startdocument.
Categorie 3: Voorwaarden na de stage Categorie 4: Taken en verantwoordelijkheden op begeleidingsniveau binnen de stage
Bij het leren in de stage zijn vanuit de opleiding en de beroepspraktijk verschillende personen betrokken die een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het vormgeven van het leerproces. Bij de begeleiding/coaching tijdens de stage zijn de volgende personen betrokken; jijzelf; je werkbegeleider; een eventuele praktijkopleider; de instellingsdocent van school.
6 7
Zie hiervoor bijlage IV. voor een uitgebreide versie zie HINT” Zie hiervoor www.hr.nl/ivg startdocument. 8
Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting betreffende de verantwoordelijkheden en taken per persoon.
BIJLAGE 1: TOELICHTING TAKEN EN VERANTWOORDELJIKHEDEN BETROKKENEN PRAKTIJKLEREN
Student Eerstverantwoordelijke voor je leerproces ben je natuurlijk zelf. Dat begint al bij de voorbereiding op de stage. Tijdens de terugkomdagen wordt hier door de docent met de klas nader op ingegaan. Je legt in het startdocument de planning van je persoonlijke-, competentie- en professionele beroepshouding vast. Het startdocument is een belangrijk instrument om je eigen competentieontwikkeling te bewaken en te sturen. Je geeft namelijk aan: 1. wat je precies wilt bereiken aan het eind van de stageperiode a.d.h.v. leeractiviteiten 2. wat de link is tussen deze leeractiviteiten en je competentieontwikkeling. Dit doe je door de gedragsindicatoren te gebruiken op het juiste niveau. 3. welke concrete en specifieke stappen je hiertoe gaat nemen De leeractiviteiten bepaal je aan de hand van wie je bent en wat je al kan. Naast het gebruik van het startdocument hou je rekening met de mogelijkheden en urgenties op het stageadres. Het startdocument beoordeelt je werkbegeleider op inhoud en haalbaarheid. Je stuurt het startdocument nadat dit is afgestemd binnen de instelling binnen twee stageweken naar je instellingsdocent. Hij zij geeft binnen twee weken feedback op je startdocument. Let erop dat je in overleg met je werkbegeleider en/of praktijkcoördinator en instellingsdocent de momenten van je tussenevaluatie en je beoordeling afspreekt. Deze leg je vast in het startdocument. Zie het schema hieronder om je evaluatie en beoordelingsgesprekken te plannen. Let erop dat je in kwartaal 2 van het 4e leerjaar je eindbeoordeling in week 6 plant. Dit in verband met de inleverdatum van je assessmentdossier. Draag er zorg voor dat de commnunicatie over de beoordeling tussen jouzelf, de werkbegeleider/praktijkcoordinator en instellingsdocent goed verloopt. Tot slot is het van belang dat je instellingsdocent bij minimaal een van de onderstaande gesprekken aanwezig is. De voorkeur gaat hierbij uit naar de tussenevaluatie. 9
Kwartaal 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3
Leerjaar 4
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Kwartaal 4
t tussenevaluatie wk 8 -10 kw 1
Beoordeling Wk 8-10 2 kw 2
Tussenevaluatie wk 8-10 kw 3
Beoordeling wk8-10 kw 4
Tussenevalutatie Wk 9-11 kw 1
Beoordeling op afstand* kw 2
Tussenevaluatie Wk 8-10 kw 3 ,
Beoordeling Wk 8 kw 4
Tussenevaluatie Wk 8-10 kw 3
Beoordeling Wk 8 kw 4
De praktijkopleider van de instelling De praktijkopleider is intermediair tussen jou en de leidinggevende van de afdeling en tussen jou en de werkbegeleider. Zij onderhoudt contacten over je leerproces met jou, de werkbegeleider en de instellingsdocent. In samenspraak met jou, de werkbegeleider en indien nodig de instellingsdocent fiatteert hij ook het startdocument. Zij bewaakt de aansluiting van het startdocument op het leerplaatsprofiel van je stage- of werkadres. Zij bewaakt en beoordeelt in samenwerking met de werkbegeleider de formele kant van het leerproces: analyse van het leerproces, vorderingen, stagnaties en toetsing. Zij doet dit aan de hand van reflectieverslagen, het startdocument, het 360 gr feedback formulier, de casuïstiekbeoordelingen en de individuele gesprekken. Tijdens de beoordelingsgesprekken word hier aan de hand van de beoordelingsformulieren nader op ingegaan. De praktijkopleider coacht je bij het zoeken en ontdekken van mogelijkheden met betrekking tot het werken aan je competentieontwikkeling. Zij creëert leersituaties en biedt ruimte en gelegenheid tot reflectie op ervaringen en het geleerde. De praktijkopleider bewaakt het leerklimaat op de afdeling en coacht werkbegeleiders en andere medewerkers. De werkbegeleider Werkbegeleiders vervullen een voorbeeldfunctie. Daarnaast hebben zij een taak in het bespreekbaar maken en faciliteren van het leren. Dat bepaalt uiteindelijk de mate waarin je kunt leren. In samenwerking met de praktijkopleider bewaakt en beoordeelt hij de (in)formele kant van het leerproces. Bij onvoldoende competentieontwikkeling informeert hij de student, praktijkcoordinator en instellingsdocent. Hij analyseert het leerproces, signaleert vorderingen of stagnaties en toetst dit aan de hand van jouw goedgekeurde startdocument. Hij past in zijn coaching de principes van situationeel coachen toe. Hij hanteert een studentgerichte benadering.
10
Hij attendeert je op mogelijkheden m.b.t. het plannen en uitvoeren van leeractiviteiten uit het (gefiatteerde) startdocument en stimuleert je bij de uitvoering. Hij betrekt je bij specifieke en authentieke werkzaamheden die zich op de afdeling, de instelling of daarbuiten voordoen en die in relatie staan tot de beroepsrollen en competenties van de Bachelor en jouw startdocument. Hij stimuleert je om je een beeld te vormen van de specifieke werksituatie van de Bachelor verpleegkunde en helpt je om situaties in een breder verband te plaatsen. De werkbegeleider biedt ruimte tot reflectie op leerwerksituaties en het toepassen van 360 graden feedback. Hij geeft gevraagd en ongevraagd feedback en/of advies tijdens leerwerksituaties of kort daarna. De werkbegeleider neemt deel aan de tussenevaluatie en eindbeoordeling.
11
Overige medewerkers op de afdeling Naast de werkbegeleiders en de praktijkbegeleider kom je ook in contact met andere medewerkers op de afdeling. Dit zijn zowel verpleegkundigen als andere disciplines. Deze medewerkers zijn mede bepalend voor het leerklimaat en de leermogelijkheden op de afdeling. Van deze medewerkers wordt eveneens een studentgerichte benadering verwacht waardoor een veilig leerklimaat kan ontstaan. Zij betrekken je bij diverse (multidisciplinaire) overlegvormen, o.a. patiënten- of cliëntenoverleg, werkoverleg en intervisie. Zij kunnen je gevraagd en ongevraagd feedback en/of advies geven tijdens leer- en werksituaties of kort daarna met inachtneming van de daarvoor geldende regels en omgangsvormen. Informele gesprekken met collega’s en ruimte geven voor informele gesprekken met medestudenten bevorderen het leerklimaat op de afdeling. Om je te kunnen wijzen op relevante leersituaties is het wenselijk dat ook medewerkers op hoofdlijnen op de hoogte zijn van je startdocument. De instellingsdocent De instellingsdocent coacht je in je leerproces afhankelijk van je leerjaar volgens het principe ‘strakke, gedeelde of losse sturing’ en past hierbij een studentgerichte benadering toe. Hij volgt het leerproces en bewaakt de vorderingen en stagnaties. Hij doet dit door bij of voordat de beoordeling plaatsvindt feedback te geven op het startdocument, e.v.t. in te gaan op leervragen die jij of je werkbegeleider stellen en deelname aan het eerste of tweede beoordelingsgesprek. Indien een onvoldoende eindbeoordeling is het verplicht dat de instellingsdocent hierbij aanwezig is. Tijdens individuele gesprekken of via email informeer je de instellingsdocent over jouw functioneren in de praktijk en wat je tijdens het leren in de praktijk ondervindt. Zo kan een beeld worden gevormd van de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van het praktijkleren en de handelingen/competenties die zijn verworven en/of nog verworven moeten worden. Belangrijk daarbij is een beeld te vormen en te expliciteren van wat is geleerd, hoe dit is geleerd en hoe effectief dit leren is ten opzichte van de gestelde doelen. Daarbij kunnen onderdelen van het startdocument worden belicht, zoals de 360 gr feedback of en je persoonlijke ambities. Centraal staat altijd het beroepscompetentieprofiel van de bachelor verpleegkundige. De afgeleide gedragsindicatoren zijn een belangrijke graadmeter voor het niveau van je functioneren in de praktijk. Zijn er aandachtspunten met betrekking tot jouw competentieontwikkeling dan kan de instellingsdocent, in overleg met jou, contact opnemen met de slc-coach. In begeleidingsgesprekken of e-mails met werkbegeleider, praktijkopleider en instellingsdocent gebruik je onderstaande items: Wat heb je geleerd (in een specifieke situatie)? Wat kun je zelf (niet) en wat is het beste in jezelf? Wat vind je leuk en waar wil je moeite voor doen? Welke activiteiten komen voor in je stage en wat zijn uitdagende ontwikkelingen en waarden in de stage? Wat zijn de korte termijn en incidentele acties en hoe kun je het beste uit jezelf halen en in de toekomst het beste uit jezelf gebruiken? 12
Welke mensen heb je ontmoet, kun je nu of in de toekomst aanspreken om je te ondersteunen in je leren en werken? De slc-coach De slc-coach begeleidt je bij je persoonlijke en beroepsmatige competentie ontwikkeling. Eén keer per kwartaal heb je een individueel gesprek. (zie hiervoor de studiehandleiding) Zijn er aandachtspunten met betrekking tot jouw competentieontwikkeling, dan kan de slc-coach op jouw verzoek contact opnemen met de instellingsdocent.
13
BIJLAGE 2: OVERIGE PRAKTISCHE ZAKEN TIJDENS DE STAGE
Het stage-contract Voor de studenten wordt er door middel van een stageovereenkomst tussen de instelling, de opleiding en de student een overeenkomst aangegaan die voor de partijen rechten en plichten omschrijft. Wat wij van je verwachten is dat je een week voor de vakantie het stagecontract bij het BEB ophaalt. (in drievoud. Het stagecontract is dan al ondertekend door de opleiding). Je neemt de stagecontracten mee naar je stageplaats en laat deze ondertekenen door de werkbegeleider of door de praktijkcoördinator. Vraag bij je organisatie na wie tekenbevoegd is. Daarna teken je ook zelf de stagecontracten. In de tweede stageweek zorg je ervoor dat de werkbegeleider, het BEB en jijzelf een door alle partijen ondertekend exemplaar in bezit heeft. Wanneer het contract niet tijdig retour is op de opleiding kan dit o.a. tot gevolg hebben dat de ‘stage’ per direct wordt afgebroken. Verwerking stage-beoordeling De stagepunten worden voor leerjaar 2 t/m 3 toegekend met de daar bijhorende codes van het passende cohort van de student. Dat betekent dat de codes de integrale beoordeling (360 gr feedback, casuïstiek, het niveau van functioneren weergeeft). In het vierde leerjaar vindt na het eindassessment de puntentoekenning plaats. Vaccinatie Tijdens de stages loop je een verhoogd risico op infectie met o.a. het Hepatitis-B virus (bijvoorbeeld bloed-bloed contact). Bij de start van het 2e-jaar word je in de gelegenheid gesteld om kosteloos gevaccineerd te worden tegen Hepatitis-B. Ook is het mogelijk om je bijvoorbeeld door de GGD te laten vaccineren. Wanneer je geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, zijn de kosten voor eigen rekening. Bij steeds meer stage-instellingen is het verplicht om gevaccineerd te zijn tegen Hepatitis-B. Wanneer je om principiële redenen afziet van vaccinatie, moet je er rekening mee houden dat de stageverlenende instelling kan besluiten om je de toegang tot de stage te ontzeggen. In dit geval word je zelf verantwoordelijk voor het vinden van een adequate stageplaats. Het Bureau Externe Betrekkingen (BEB) kan dan uitsluitend adviseren. Voor verdere vragen met betrekking tot het vaccineren kun je mailen met
[email protected] MRSA Alvorens je op stage gaat, moet je het MRSA-beleid van de desbetreffende instelling raadplegen. Je bent zelf verantwoordelijk voor het volgen van de richtlijnen van dit beleid. Indien je verzuimt je te laten testen als de instelling dit verplicht stelt, kan dit gevolgen hebben voor de start van de stage en daarmee voor het verplicht aantal uren dat je stage kan lopen.
14
Verzekering en rechtspositie Studenten zijn via de hogeschool gedurende de stage WA verzekerd (aansprakelijkheidsverzekering). Daarnaast dien je jezelf ook te verzekeren tegen het risico van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad of toerekenbare tekortkoming. Dit kan door een (gezins)-polis voor een WAverzekering waarop je vermeld staat. Om recht te hebben op een eventuele vergoeding vanuit de WA verzekering van school, is een absolute voorwaarde dat de stageovereenkomst uiterlijk in de eerste week van de stage is ingeleverd bij Bureau Externe Betrekkingen. Je kunt eventueel zelf daarnaast een ongevallenverzekering afsluiten. Van toepassing is tevens de Arbo-wet, waarin veiligheid, gezondheid en welzijn in relatie tot arbeid en arbeidsomstandigheden centraal staan en het arbeidsbesluit waarin werk- en rusttijden worden geregeld. Voor de rechtspositie van student met een leerarbeidsovereenkomst wordt verwezen naar de van toepassing zijnde leerarbeidsovereenkomst en CAO. Onregelmatige diensten Stagiaires kunnen tijdens hun opleiding geconfronteerd worden met onregelmatige diensten. Tijdens elke stage is het mogelijk dat de stagegever de stagiair onregelmatig inroostert waarbij dag, avond en weekenddiensten tot de mogelijkheden behoren. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: er moet sprake blijven van een studeerbaar programma waarbij niet ingeroosterd mag worden tijdens de nachtdienst zonder expliciete toestemming en instemming van instellingsdocent en student; er mag niet ingeroosterd worden op onderwijsdagen; er mag niet in negatieve zin afgeweken worden van de bepalingen zoals opgenomen in de wet en/ of de cao en/ of een reglement van de stagegevende instellingen. tijdens vakanties ben je in principe vrij. Leerwerkplaatsen / Leerafdelingen Leerwerkplaatsen spelen een grote en belangrijke rol in het aanbod aan stageplaatsen dat voor hboverpleegkunde studenten beschikbaar is. Waar je op een ‘normale’ stage gekoppeld bent aan een werkbegeleider, is dit op een leerwerkplaats anders ingericht. Een leerwerkplaats is een authentieke werkomgeving, waarin je met een groep studenten verpleegkunde (hbo en mbo, verschillende studiejaren) alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert en samen verantwoordelijk bent voor de uitvoering ervan, met als doel het beroep te leren. Dit betekent o.a. dat je onregelmatige diensten. Vakanties plan je in overleg met je mede-studenten en collega’s. Ook het uitvoeren roosteractiviteiten kunnen tot je taken behoren. Werkbegeleiders ondersteunen hierbij en dragen de eindverantwoordelijkheid voor de afdeling. Aan de leerafdeling is ook een instellingsdocent gekoppeld die jou tijdens deze stage zal begeleiden. Deze instellingsdocent is regelmatig aanwezig op de leerafdeling.
Door deze unieke manier van het benaderen van ‘leren in de praktijk’ kom je met meer en uitdagender leersituaties in aanraking. Hierdoor is deze stage bijzonder effectief en leerzaam. 15
Studenten die een stage afgerond hebben op een leerwerkplaats zijn hier in overgrote meerderheid uiterst positief over. Omdat deze positieve beleving door de opleiding en zorginstellingen wordt gedeeld, neemt het aantal leerwerkplaatsen binnen het totale stageaanbod van alle sectoren toe. Voortijdig beëindigen van een stage Voor studenten die geen goedgekeurd startdocument binnen de vastgestelde weken hebben ingeleverd bij de instellingsdocent en/of gedrag vertonen dat niet toelaatbaar is, wordt voortijdig een gesprek gearrangeerd met de werkbegeleider, student en instellingsdocent. In dit gesprek worden dwingende afspraken gemaakt over de invulling van de stage. Een uiterste consquentie kan zijn dat de stage vroegtijdig wordt beëindigd. Dit gebeurt altijd in overleg met de studieloopbaancoach en stagecoordinator. Indien een stage wordt afgebroken ben je verplicht daarvan je begeleiders en het bureau externe betrekkingen (BEB) zo spoedig mogelijk in te lichten. Bij een voortijdige beëindiging loop je in principe een half jaar studievertraging op. Dit geldt ook als je zelf besluit om je stage zonder goed overleg met de instellingsdocent, slc-coach en/of werkbegeleider, te beëindigen. Indien je in dienst bent bij een instelling, en dus duaal studeert, is het goed mogelijk dat binnen de leerwerkovereenkomst afspraken zijn gemaakt over je studievoortgang. In dat geval is het mogelijk dat de instelling bij herhaald onvoldoende studieresultaat bij vooruit vastgestelde toetsen, je dienstverband beëindigt. Hierover maak je met de betreffende instelling afspraken binnen je leerwerkovereenkomst. Calamiteiten Tijdens de stage kun je geconfronteerd worden met situaties die mogelijk schadelijk zijn voor jezelf. Voorbeelden hiervan zijn: 1. Contact met bloed van een patiënt met hepatitis B of AIDS 2. Aangehoest worden in het gezicht door een patiënt die later TBC blijkt te hebben 3. Gevolgen van agressie van een patiënt 4. Ongewenste intimiteiten Je neemt in dergelijke situaties direct contact op met de praktijkopleider in de stage-instelling en de instellingsdocent, zodat de protocollen en andere richtlijnen van de instelling voor dergelijke situaties gevolgd kunnen worden. Ook stel je de studieloopbaancoach op de hoogte. Samen bekijken we welke hulp geboden kan worden. De decaan van Hogeschool Rotterdam kan geconsulteerd worden.
16
BIJLAGE 3: BEROEPSHOUDING
ROLLEN DOMEINEN DOMEINSPECIFICATIES In de stage wordt van je verwacht dat je je houdt aan de (professionele) waarden en normen van de beroepsgroep en de afdeling waar je stage loopt. In je eerste stage kan het lastig zijn te bepalen wat nu precies van je verwacht wordt wat je houding betreft. De Beroepscode, de wettelijke geheimhoudingsplicht en de Eed geven je daarbij houvast. De beroepscode De nationale beroepscode geeft je richtlijnen voor je handelen. Tegenwoordig wordt hierin ook het werken met sociale media betrokken. Belangrijke waarden die in de code zijn verwerkt zijn respect, vertrouwelijkheid, rechtvaardigheid, geen schade toebrengen en autonomie. In procedures waarin verpleegkundigen ter verantwoording worden geroepen, moet het handelen getoetst worden aan de beroepscode. De beroepscode kan in vier soorten recht een rol spelen: het tuchtrecht (alleen verpleegkundigen), het strafrecht, het civiel recht en het klachtrecht. Je kunt de beroepscode vinden op de site van vnvn. De code geeft je aanknopingspunten om te kiezen hoe je handelt. Je kunt de code ook gebruiken bij het reflecteren op situaties die je als lastig hebt ervaren. Natuurlijk is het goed steeds in overleg te zijn met je werkbegeleidster van de instelling, en je instellingsdocent van de opleiding over wat concreet van je verwacht mag worden. Geheimhouding Binnen de beroepscode voor verpleegkundigen wordt onder andere geheimhoudingsplicht besproken. Deze geheimhoudingsplicht is tevens een wettelijke plicht tot geheimhouding van in vertrouwen verstrekte gegevens. Jarenlang hebben verpleegkundigen bij de afronding van hun opleiding een belofte tot geheimhouding uitgesproken. Met het opnemen van de plicht tot geheimhouding in de Wet BIG is het afleggen van de eed niet meer nodig: verpleegkundigen moeten zich aan de wet houden. Artikel 88 van deze wet zegt: ‘Een ieder is verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen.’ Op grond van dit artikel hebben artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen een medisch beroepsgeheim. Aan het medisch beroepsgeheim wordt nadere invulling gegeven in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De WGBO is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW). Doorbreken van het beroepsgeheim mag alleen in bijzondere gevallen. Voor meer informatie kun je terecht op de site van het college bescherming persoonsgegevens De Eed De V&VN stelde in 2009 een eigentijdse Eed van Verpleegkundigen en Verzorgenden op die aansluit bij de Beroepscode(s) van Verpleegkundigen en Verzorgenden. Met de ‘Eed van verpleegkundigen en verzorgenden’ maken verpleegkundigen en verzorgenden duidelijk waar zij voorstaan bij d 17
BIJLAGE 4: GENERIEKE INFORMATIE OMTRENT VERTRAGERSBELEID LEERJAAR 2 T/M LEERJAAR 4.
Het uitgangspunt is dat een student die een stage niet haalt, de stage overdoet. Uitzondering is mogelijk voor studenten die in maximaal 3. weken een reparatieopdracht kunnen doen. De instellingsdocent legt deze afspraken vast in Osiris. De instellingsdocent informeert de stagecoördinator , studieloopbaancoach en IVG-BEB over de gemaakte afspraken bij een onvoldoende stage. De student die een stage niet haalt, doet de stage in een volgende aansluitende stage over, maar blijft zoveel mogelijk op schema. Dit kan door de kennistoetsen te maken en/of door het beroepsproduct te maken dat hoort bij de betreffende stage. De student volgt dus zoveel mogelijk het onderwijs dat bij haar cohort hoort. Een student die een stage niet haalt, heeft minimaal een half jaar vertraging in de studie. Dit betekent dat een duale student die een onvoldoende heeft voor stage 1 niet aan het einde van het 3e leerjaar zowel stage 1 als 2 kan afronden tenzij er een reparatie is van een aantal weken. Een student die vertraagt, houdt ook bij het inhalen van de stage de lesdagen aan van het eigen cohort. Dus bijvoorbeeld: doet de student de stage van het tweede jaar over, dan gebeurt dat in de dagen waarin de derdejaars stage lopen. Dit maakt het mogelijk het onderwijs te volgen en de kennistoetsen af te leggen. Uiteraard is het streven deze situatie zoveel mogelijk te voorkomen door -net als in jaar 1- de eerste beoordeling halverwege te doen, de reparatie zo mogelijk in het tweede deel en uiteindelijk op een voldoende uit te komen voor de gehele stage. De student is al in een vroeg stadium alert en er zijn duidelijke afspraken gemaakt. Goed initiatief en voorkomt problemen die wij recent binnen het Erasmus MC hebben ervaren.
Kern voor alle jaren behalve jaar 4: - Als max. 3 weken reparatie/herkansing niet mogelijk is of de herkansing van het eerste deel van de stage met een onvoldoende wordt beoordeeld, is de hele stage onvoldoende en loopt student een half jaar vertraging op. - Bij herkansing stage: lesdagen conform beroepsproduct. - Kans en herkansing beroepsproduct conform herkansingsbeleid kennistoets (vaste momenten; herkansing in week 5) - 1e deel van de stage onvoldoende, 2e deel van de stage voldoende, dan cijfers voor beide perioden toekennen - 1e deel van de stage voldoende, 2e deel van de stage onvoldoende, dan in 3 weken herkansen. Deze herkansing onvoldoende? Dan hele stage over conform onderstaand schema. - Als 1 van de 2 delen onvoldoende is, maak dan afspraken voor herkansing binnen 3 weken. Als er direct een stage volgt op de betreffende stage, maak dan afspraken voor reparatie in weekenden, onderwijs/stage-vrije weken of uitloopweken. 2) Dit laatste is lastig te organiseren zeker als een voltijdstudent in een andere organisatie stage loopt. Een student moet zijn ingeschreven als student en als de reparatie over een aantal weekenden en vakantie heen gaat is een stageovereenkomst bijna niet te maken. -
Voor duale studenten is het niet mogelijk om 3 weken te herkansen (repareren) op de vorige stage afdeling zie 1) Instellingsdocent bepaalt cijfer voor de stages o.b.v. eigen waarneming en beoordeling (geldt als advies) van de praktijk. Instellingsdocent zet cijfers in Osiris en legt notities vast in Osiris.
-
Minimaal: tips en tops en concrete afspraken in geval van onvoldoende. Instellingsdocent stemt afspraken herkansing af met stagecoördinator. 3) Zeggen jullie hiermee dat als wij een onvoldoende geven het mogelijk is dat de docent er een voldoende van maakt? Dit geeft met name problemen bij duale studenten. (opleidingsreglement Erasmus MC en onregelmatige diensten) SLC maakt afspraken over studieplanning op basis van onderstaande toelichting.
11
BIJLAGR 5: CONTACTADRESSEN
Discipline Instituut voor gezondheidszorg.
Bureau Externe Betrekkingen (BEB)
Stagecoördinator: Arie Hettinga
Stagecoördinator: Nelleke Rietveld
Contactgegevens Hogeschool Rotterdam Instituut voor Gezondheidszorg, Afdeling Verpleegkunde Rochussenstraat 198 3015 EK ROTTERDAM Telefoonnummer: 010 794 5151 Bereikbaar van: maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 16.00 uur. Telefoonnummer: 010-794 4199 Email:
[email protected] Bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 09.00 tot 16:00 Telefoonnummer: 010- 794 5162 Email:
[email protected] Bereikbaar op maandag, donderdag en vrijdag van 09.00 tot16.00 Telefoonnummer: 010-794 6553 Email:
[email protected]