Hogeschool Rotterdam HBO-Bachelor Informatica
© Netherlands Quality Agency (NQA) December 2010
2/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding Varianten Croho-nummer Locatie Auditdatum Auditteam
Hogeschool Rotterdam Informatica Voltijd/deeltijd 34479 Academieplein, Rotterdam 14 september 2010 De heer ir. H. Wagter (vakdeskundige, voorzitter) De heer ing. J.H.W. Spitshuis (vakdeskundige) Mevrouw S.A.M. Janssen (studentlid auditteam) De heer drs.ing. A.G.M. Horrevorts (senior auditor NQA) Mevrouw L.A. Redder MSc (junior auditor NQA)
Door Hogeschool Rotterdam is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Bij de beoordeling van de opleidingen zijn bevindingen vanuit de generieke audit meegenomen. De generieke audit heeft plaatsgevonden op woensdag 17 maart 2010. Onderwerp 1 Doelstellingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding een set relevante eindkwalificaties heeft opgesteld, die zijn gevalideerd door het beroepenveld. De eindkwalificaties zijn gebaseerd op de domeinbeschrijving van de Bachelor of ICT. De opleiding heeft voor de verschillende varianten een specifiek profiel, de zogenoemde footprint, vastgesteld. Het auditteam vindt het positief dat de opleiding komend studiejaar een internationale benchmark uitvoert en zich daarmee duidelijker wil positioneren in internationaal perspectief. In een vergelijking tussen de eindcompetenties en de Dublin descriptoren maakt de opleiding voor het auditteam duidelijk dat de opleidingscompetenties aansluiten bij internationale beschrijvingen van het hbo-bachelorniveau. Het auditteam constateert op basis van de documentatie en het gesprek met het werkveld en de alumni dat de eindkwalificaties het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar weerspiegelen.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
3/67
Onderwerp 2 Programma Het auditteam stelt vast dat kennisontwikkeling door studenten plaatsvindt via relevante vakliteratuur die van het gewenste niveau is. Tijdens het uitvoeren van de projecten en tijdens de stages komen studenten regelmatig in contact met het werkveld, waardoor beroepsvaardigheden worden ontwikkeld. De casuïstiek is veelal in samenwerking met de beroepspraktijk ontwikkeld. Het auditteam is van mening dat het onderzoekscomponent sterker verankerd kan worden in het programma. Dit kan de opleiding doen door onderzoek uitgevoerd via het lectoraat meer in het onderwijs te integreren en vanaf het eerste jaar onderzoektechnieken en rapportage daarover in het programma aan te bieden. De relatie tussen doelstellingen en de inhoud van het programma is helder uitgewerkt. De vertaling van competenties naar de leerdoelen, gesplitst in beheersniveaus, kan verder worden versterkt. Aan het programma ligt het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) ten grondslag wat bijdraagt aan een goede samenhang van het programma. De opleiding biedt naar de mening van het auditteam een studeerbaar programma. Het programma biedt ook ruimte voor studenten om gericht deficiënties weg te werken. Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende rekening houdt met de mogelijkheden en specifieke situatie van instromende studenten. De aansluiting ervaren studenten als goed. Het auditteam constateert dat de opleiding voldoet aan de formele eisen voor studieduur. Het gehanteerde didactisch concept is gericht op het verwerven van de beoogde competenties. Daarvoor zet de opleiding passende werkvormen in. De opleiding hanteert verschillende toetsvormen die passen bij competentiegericht onderwijs. Het auditteam stelt tevens vast dat het toetsbeleid van de opleiding in ontwikkeling is. De opleiding Informatica heeft in de afgelopen twee jaar maatregelen genomen om het proces van toetsen en beoordelen te structureren en inzichtelijker te maken. De examencommissie heeft de bewaking van de kwaliteit van toetsen en beoordelen gedelegeerd naar twee toetscommissies (voltijd en deeltijd). Er is een begin gemaakt met het systematisch bewaken van de kwaliteit van toetsen en beoordeling. Het auditteam stelt vast dat de opleiding werkt aan de verbetering van de toetspraktijk: meer aandacht voor de kwaliteit van de rapportagevaardigheden, inzichtelijker maken van de relatie tussen de opleidingscompetenties en de beoordeling. Onderwerp 3 Inzet van personeel Het auditteam is van mening dat de docenten in staat zijn de (actuele) praktijk van de informatica te koppelen aan het onderwijs. Het auditteam heeft in gesprekken met studenten en docenten kunnen vaststellen dat er voldoende docenten worden ingezet om de opleiding te verzorgen. De docent-studentratio voldoet aan de hogeschoolnormen. Het auditteam heeft op basis van de cv’s en de gesprekken met docenten een positieve indruk van de kwaliteit van het docententeam. Er vindt voldoende scholing plaats om deze kwaliteit op een voldoende niveau te houden. Komend jaar worden docenten geschoold in onderzoeksvaardigheden en –methoden.
4/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Onderwerp 4 Voorzieningen Het auditteam heeft de voorzieningen bekeken en stelt vast dat de opleiding voldoende faciliteiten biedt aan studenten en docenten om het programma te realiseren en het gewenste eindniveau te bereiken. Daarnaast vindt het auditteam dat studiebegeleiding en informatievoorziening van voldoende niveau zijn. Studenten zijn zowel in evaluaties als in het gesprek met het auditteam positief over het systeem van begeleiding en de mate waarin studiebegeleiding plaatsvindt. Onderwerp 5 Kwaliteitszorg Het auditteam stelt vast dat het systeem van kwaliteitszorg goed is beschreven en dat de opleiding een groot aantal evaluatie-instrumenten hanteert. Het auditteam vindt dat de opleiding onvoldoende heeft geëxpliciteerd wat de streefdoelen zijn. Daarnaast stelt het auditteam vast dat de opleiding het primaire proces van het onderwijs in voldoende mate evalueert en op basis daarvan het onderwijsproces of de inhoud bijstelt. De opvolging van verbeteracties en een duidelijkere omschrijving van het gewenste resultaat van de verbeteracties behoeft nog de aandacht van de opleiding. Communicatie over de resultaten van evaluaties kan versterkt worden. Het auditteam stelt vast dat de relevante belanghebbenden in voldoende mate bij de evaluatie van de opleiding worden betrokken. Het auditteam vindt wel dat de opleiding meer actief gebruik zou kunnen maken van de kennis en ervaring in de beroepenveldcommissie. Onderwerp 6 Resultaten Het auditteam heeft op basis van de eindwerkstukken een goed beeld gekregen van het eindniveau van de opleiding. Het (technisch) niveau van de eindproducten is aan de maat. De wijze waarop een deel van de studenten rapporteert over het uitvoeren van de opdracht en het verantwoorden van oplossingsmethode kan naar het oordeel van de commissie beter. Dit is door het werkveld in gesprekken bevestigd. De eindwerkstukken worden door drie (deeltijd) of vier (voltijd) deskundigen beoordeeld (docenten, externe deskundigen en opdrachtgever). Naar het oordeel van het auditteam wordt hiermee de objectiviteit van het oordeel voldoende bewaakt. Uit de rendementsgegevens blijkt dat de opleiding de meeste streefdoelen niet haalt. Daarentegen spant de opleiding zich in om het rendement te verbeteren door gerichte activiteiten te ondernemen, waarvan aannemelijk is dat zij een positieve invloed hebben op het rendement. Of dit ook daadwerkelijk leidt tot verbeteringen is nu nog niet vast te stellen. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica van Hogeschool Rotterdam op alle aspecten van het accreditatiekader voldoet aan de basiskwaliteit. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
5/67
6/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
11
2.1
Doelstellingen van de opleiding
11
2.2
Programma
16
2.3
Inzet van personeel
31
2.4
Voorzieningen
35
2.5
Interne kwaliteitszorg
38
2.6
Resultaten
43
Bijlagen
49
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
51
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
57
Bijlage 3
Bezoekprogramma
61
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
65
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
7/67
8/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichtingen Locatie Code of conduct Varianten Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
Hogeschool Rotterdam Bekostigd Informatica 34479 Hbo bachelor 240 EC Software engineering en IT-management Rotterdam Ja Voltijd / deeltijd De kern van het beroep van een informatica professional is softwareontwikkeling. De belangrijkste beroepsspecifieke competenties kunnen als volgt worden samengevat: • kan een requirementsanalyse uitvoeren voor een complex softwaresysteem. • kan een advies opstellen met betrekking tot het aanschaffen dan wel zelf bouwen van software. • kan een ontwerp opstellen voor een onderhoudbaar gedistribueerd softwaresysteem. • kan een ontwerp opstellen voor een structurele softwarearchitectuur. • kan een complex softwaresysteem bouwen, testen en beschikbaar stellen. • kan requirements analyseren voor een middelgroot bedrijfsnetwerk. • kan een ontwerp opstellen voor een middelgroot bedrijfsnetwerk op basis van bij de organisatie in gebruik zijnde informatiesystemen met standaard technologieën. Het werkveld van Informatica ziet er als volgt uit: • het MKB in Rotterdam en haar regio (onder andere Initworks, Hoppinger) • de financiële sector (onder andere Robeco, ING, Fortis) • Softwarehuizen, lokale en grote landelijke softwarehuizen (Centric, Logica, Cap Gemini, Getronics, Sogyo, ISM e-Company) • ziekenhuizen (onder andere Erasmus MC) • gemeente Rotterdam • onderzoeksinstellingen (bijvoorbeeld Decis-lab, TU-Delft) De opdrachten van de bedrijven zijn zeer divers en betreffen onderzoek, ontwikkeling en implementatie op het gebied van software.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
9/67
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool 14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
De opleiding Informatica valt onder het Instituut voor Communicatie, Media en Informatietechnologie (CMI) van de Hogeschool Rotterdam. Visitatie oktober 2004 Besluit juni 2005 • Invoering Rotterdams Onderwijs Model (ROM) • Outside In, Inside Out (OIIO) • Attractief en intensief onderwijs • Project Studiesucces • Invoering gesprekscyclus personeel • Competentiegericht onderwijs Semester 1 - 2 Propedeuse: 1+ 2 Projecten met flankerende vakken Semester 3 - 8 Hoofdfase: 3 + 4 Projecten met flankerende vakken 5 Stage 6 + 7 Minor / Projecten met flankerende vakken 8 Afstuderen
10/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving / inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Voltijd Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende
Oordeel Deeltijd Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende
Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleiding Informatica van Hogeschool Rotterdam voldoet aan de vereiste basiskwaliteit en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau. Indien er verschillen tussen de varianten zijn worden deze aangegeven. Indien er geen verschillen zijn, gelden dezelfde overwegingen en bevindingen.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
11/67
Bevindingen • De opleiding Informatica leidt op tot de titel Bachelor of Information and Communication Technology (B ICT). • De eindkwalificaties van de opleiding Informatica vloeien voort uit de domeinbeschrijving van de Bachelor of ICT, zoals deze door de landelijke HBO-I stichting opgesteld zijn. Binnen HBO-I werken de Nederlandse hbo ICT-opleidingen samen om te komen tot een breed gedragen profielbeschrijving voor de Bachelor of ICT. De landelijke werkveldadviesraad HBO-I onderschrijft de beroepsprofielen zoals deze door HBO-I zijn opgesteld (Domeinbeschrijving Bachelor of ICT, stichting HBO-I 2004 en 2009). • In het geactualiseerde profiel is de inhoud van ICT-opleidingen meer specifiek vastgelegd. In het nieuwe profiel zijn de beschrijvingen van de lifecycle verfijnd. Ook onderscheidt het profiel drie niveaus voor de vijf bouwstenen voor competenties. Hiermee sluit het profiel aan bij Europese ontwikkelingen (e-CF en EQF frameworks). De opleiding is momenteel bezig om het geactualiseerde profiel van HBO-I door te voeren in de opleiding. • Het model van HBO-I geeft een systematische beschrijving van het domein Bachelor of ICT en kent drie dimensies; o De lifecycle van een systeem, bestaande uit de (specifieke beroeps-) competenties; analyseren, adviseren, ontwerpen, realiseren en beheren. o Vijf architectuurlagen te weten: gebruikersinteractie, bedrijfsprocessen, software, infrastructuur en hardware interfacing. o Drie beheersniveaus. Niveau één heeft betrekking op basiskennis en/of gedrag, waarbij een student onder begeleiding in een afgebakende context de competentie kan toepassen. Op niveau twee past een student de competentie zelfstandig toe in relatief eenvoudige overzichtelijke situaties. Niveau drie veronderstelt flexibele toepassing van competenties in complexe situaties. De student is hierbij in staat om de competentie te evalueren en anderen bij toepassing te ondersteunen. • De opleiding heeft haar eindkwalificaties verwoord in het document Competentiematrix Informatica (2009). De competenties bestaan naast de beroepsspecifieke competenties uit algemene competenties. De algemene competenties zijn: 1) samenwerken, 2) ontwikkelen, 3) communiceren, 4) beroepshouding, 5) creativiteit, 6) ondernemerschap, 7) methodisch en 8) transfer. Deze acht kernbegrippen zijn, aldus het auditteam, in overeenstemming met de Dublin descriptoren en de generieke hbo-kwalificaties. • De opleiding wordt in een voltijd en deeltijdvariant aangeboden. De kerncompetenties van beide opleidingsvarianten zijn gelijk, de feitelijke organisatie en uitvoering van het onderwijsprogramma zijn verschillend. De aard van deze verschillen ligt vooral in de achtergrond van de instromende studenten, de relatie van de studenten met de beroepspraktijk en de wijze waarop de relatie met de beroepspraktijk in het programma vorm krijgt. De nadruk bij de voltijdopleiding ligt op het analyseren, ontwerpen en realiseren van software, met aandacht voor gebruikersinteractie en infrastructuur. De deeltijdopleiding kent twee majors: software engineering (klassieke traject van systeemontwikkeling met nadruk op de fasen ontwerp en realiseren) en ICT-managent (centraal staat het professioneel beheer van IT en de advisering aan de leiding van een organisatie over de optimale inrichting van IT passend bij de bedrijfsprocessen).
12/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
De opleiding heeft op basis van de drie dimensies van HBO-I een specifiek profiel, de zogenoemde footprint, vastgesteld. Deze footprints zijn in juni 2010 goedgekeurd door het docententeam en de beroepenveldcommissie. Voor de voltijdopleiding ziet de footprint er als volgt uit: Gebruikersinteractie Bedrijfsprocessen Software Infrastructuur Hardware interfacing
Analyseren 2 1 3 2
Adviseren 1 1 2 1
Ontwerpen 2 1 3 2
Realiseren 2 1 3 1
Beheren
1 1
De footprint van de deeltijdopleiding software engineering ziet er als volgt uit: Gebruikersinteractie Bedrijfsprocessen Software Infrastructuur Hardware interfacing
Analyseren
Adviseren
Ontwerpen
Realiseren
Beheren
2 3 2
1 2
1 3
1 3 2
1 2
En van de deeltijdopleiding ICT-management: Analyseren Gebruikersinteractie Bedrijfsprocessen Software Infrastructuur Hardware interfacing
•
•
3 3 3
Adviseren
Ontwerpen
Realiseren
Beheren
1 3
1 1 3
1 1 3
1 3 3
Op basis van de documentatie constateert het auditteam dat de competenties geborgd worden door de periodieke terugkoppeling met het beroepenveld en de beroepspraktijk (beroepenveldcommissie, alumni-enquête, HBO-Monitor). Het internationaliseringbeleid van het Instituut voor Communicatie, Multimedia en Informatietechnologie (CMI) wordt gestuurd vanuit een instituutsbrede visie en beleid op internationaliseren en is vastgesteld en beschreven in het Actieplan internationaliseren bij CMI 2009-2014. Vanuit dit beleid wil CMI in 2011 een internationale benchmark voor al haar opleidingen uitvoeren. Doelstelling van deze benchmark is zicht krijgen op de internationale positionering van de opleidingen van het Instituut CMI en inzicht krijgen in de mate waarin de opleidingen overeen komen en verschillen met vergelijkbare opleidingen in het buitenland.
Overwegingen De eindkwalificaties van de opleiding Informatica vloeien voort uit de domeinbeschrijving van de Bachelor of ICT, zoals deze door de landelijke HBO-I stichting opgesteld zijn. De beroepsspecifieke competenties vanuit het HBO-I zijn aangevuld met algemene competenties, welke zijn gebaseerd op beschrijving van de Dublin descriptoren en de generieke hbo-kwalificaties. De opleiding heeft voor de verschillende varianten een specifiek profiel, de footprint, vastgesteld. Het auditteam oordeelt positief over deze profilering.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
13/67
Het auditteam vindt het positief dat de opleiding komend studiejaar een internationale benchmark uitvoert. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overweging over het ontbreken van de internationale vergelijking komt het auditteam tot een oordeel voldoende voor zowel de deeltijd als voltijdopleiding.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • De opleiding hanteert de concretisering van de Dublin descriptoren die de hogeschool voor al haar bachelor- en masteropleidingen heeft geformuleerd (Kwalificaties van de hbo-bachelor respectievelijk de hbo-master, november 2003). • De competentiematrix (Opleidingsprofiel Informatica 2010) beschrijft voor iedere module welke competentie een rol speelt en welk beheersniveau bereikt moet worden. De competentiematrix is, evenals het competentieprofiel, voorgelegd aan de beroepenveldcommissie en akkoord bevonden. • In het Opleidingsprofiel Informatica, juni 2010 is de relatie van de Dublin descriptoren met de opleidingscompetenties weergegeven. Zo komt de descriptor ‘Kennis en inzicht’ tot uiting bij alle beroepsspecifieke competenties. De Dublin descriptor ‘Communicatie’ komt naar voren in de competenties beroepsspecifieke competenties ‘Analyse’, ‘Adviseren’ en ‘Beheer’ en bij de algemene beroepscompetenties ‘Beroepshouding’, ‘Communiceren’ en ‘Ondernemerschap’. Hiermee sluit de opleiding haar eindkwalificaties aan op de landelijk geformuleerde uitgangspunten. • In het Toetsingskader EVC Informatica, augustus 2010 zijn per architectuurlaag de competenties uitgewerkt naar beheersniveaus en prestatie-indicatoren. De opleiding is voornemens deze prestatie-indicatoren, die specifiek zijn ontwikkeld voor het beoordelen van competenties in evc-procedures, ook in het opleidingsprogramma te gebruiken. Het auditteam beoordeelt dit positief. • Om het gelijke eindniveau van de opleidingsvarianten te borgen wordt een aantal docenten ingezet bij het afstuderen van zowel voltijd- als deeltijdstudenten. Beide opleidingscoördinatoren hebben regelmatig overleg. • Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat studenten positief zijn over het niveau van de opleiding. Overwegingen In een vergelijking tussen de eindcompetenties en de Dublin descriptoren maakt de opleiding voor het auditteam duidelijk, dat de opleidingscompetenties aansluiten bij internationale beschrijvingen van het hbo-bachelorniveau.
14/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Bij dit facet worden de argumenten van de facetten 1.1 en 1.2 meegenomen. Daaruit blijkt dat de eindkwalificaties afgeleid zijn van het landelijk opleidingsprofiel en de competenties van de Bachelor of ICT. • In de Hogeschoolgids CMI 2009 is de doelstelling van de opleiding beschreven. Het doel van de opleiding is, aldus deze hogeschoolgids, het opleiden van Bachelors of ICT die in staat zijn om softwaresystemen, informatiesystemen en telematicatoepassingen te specificeren, ontwikkelen, implementeren en beheren, waar nodig met gebruikmaking van de nieuwste vormen van informatietechnologie en inzichten in het werkveld. De opleiding leidt studenten op tot ICT-professionals op hbo-bachelorniveau die hun kennis en vaardigheden op het gebied van softwareontwikkeling en ICT-management op een professionele manier kunnen toepassen in de huidige en toekomstige ICT-praktijk. • Voorbeelden van functies in het beroepsprofiel van de bachelor of ICT die passen bij een informaticus zijn: systeemanalist, programmeur, security engineer, ontwikkelaar van games voor mobiel platform, ontwikkelaar serious games, adviseur persoonlijk computergebruik, functioneel applicatiebeheerder, systeem en netwerk beheerder, service manager en als doorgroeifunctie IT-architect. • Het competentieprofiel is uitgewerkt op meerdere niveaus. Deze niveaus zijn gekoppeld aan de verschillende fasen in de opleiding (propedeuse, voorbereiding stage, afstudeerstage en specialisatie in de minor). • Het auditteam stelt op basis van de documentatie vast dat de beroepenveldcommissie het huidige beroeps- en competentieprofiel heeft gevalideerd. • De deeltijdstudenten, die werkzaam zijn in de beroepspraktijk, geven feedback op het curriculum vanuit hun eigen werkpraktijk. • De voltijd- en deeltijdopleiding hebben elk een eigen onderwijsmanager. Om ervoor te zorgen dat beide studievarianten nauw met elkaar verbonden blijven, hebben de onderwijsmanagers structureel overleg in het managementteam en doceert een deel van de docenten in beide opleidingsvarianten. Overwegingen De opleiding heeft het beroeps- en competentieprofiel in samenspraak met het beroepenveld ontwikkeld. Het auditteam constateert op basis van de documentatie en het gesprek met het
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
15/67
werkveld en de alumni dat de eindkwalificaties het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar weerspiegelen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • Met de aanpak volgens het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM, zie ook facet 2.7) is er een kader voor een kennisgerichte benadering van het onderwijs. Tevens leren studenten vanaf het begin van de studie vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. • Aan het begin van het jaar maakt de opleiding de verplichte vakliteratuur bekend voor elke onderwijseenheid. Bij de deeltijdopleiding hebben studenten een actieve rol in het selecteren van vakliteratuur. Docenten beoordelen de gebruikte literatuur op relevantie en toepassing. Het auditteam is van mening dat de voorgeschreven (internationale) literatuur van voldoende niveau en actueel is. De opleiding zou, aldus het auditteam, de literatuur met de thema’s onderzoek en rapporteren als verplichte literatuur moeten voorschrijven en niet als aanbevolen literatuur. • Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de beroepspraktijk in het programma goed is verankerd. De opleiding maakt gebruik van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal (casuïstiek uit de beroepspraktijk). Hiermee is ook gewaarborgd dat studenten in aanraking komen met actuele vraagstukken. • De interactie met de beroepspraktijk vindt op verschillende manieren plaats: uitvoeren van opdrachten bij opdrachtgevers, gastcolleges, stage, de module ‘State Of The Art’, waarin actuele ontwikkelingen worden besproken en het afstuderen. Voor deeltijdstudenten geldt dat zij al in de beroepspraktijk werkzaam zijn, waardoor de interactie en relatie met de beroepspraktijk vanaf het begin van de opleiding aanwezig is.
16/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
•
• •
•
•
De koppeling tussen het lectoraat en de opleiding is nog onvoldoende. Op dit moment is er een vacature en is het lectoraat onderbezet (slechts 0,3 fte wordt ingevuld). Voor deeltijdstudenten geldt dat vooral praktische problemen de samenwerking met het lectoraat in de weg staan. De studenten zijn immers overdag werkzaam in hun eigen werkkring. In het derde jaar van de studie verrichten studenten in het kader van hun gekozen minor toegepast onderzoek. Daarnaast staat in het derde jaar de module ‘Onderzoeksvaardigheden’ (1 EC) geprogrammeerd ter voorbereiding op het toegepast onderzoek dat studenten doen tijdens stage en/of afstuderen. Dit geldt voor zowel de deeltijd- als voltijdstudenten. Het auditteam is van mening dat de opleiding toegepast onderzoek beter kan verankeren in het onderwijs. Het auditteam heeft binnen de opleiding nog geen beleid aangetroffen waarmee gestuurd wordt op doorwerking van het lectoraat naar het onderwijs. De algemene beroepsvaardigheden komen gedurende de gehele opleiding aan de orde, met name bij de leerlijn business skills (zie 2.3). Binnen deze leerlijn worden modulen als adviesvaardigheden, ondernemersvaardigheden, conflicthantering en management en organisatie gegeven. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden houdt de student bij in een Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP). In het POP beschrijft de student aan welke competenties en beroepsvaardigheden hij gaat werken. Hij bespreekt deze ontwikkelingen met de studieloopbaancoach (SLC). Bij de deeltijdopleiding vindt de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden met name plaats in het kader van de buitenschoolse vorming, waarbij studenten reflecteren op hun eigen werkpraktijk. Dit gebeurt onder andere door het bijhouden van de werkzaamheden in een werkdagboek en het schrijven van reflectieverslagen. Het auditteam stelt vast dat studenten in opdrachten en stageverslagen weinig refereren aan geraadpleegde literatuur. Het internationaliseringsbeleid van CMI wordt gestuurd vanuit een instituutsbrede visie op internationaliseren en is vastgesteld en beschreven in het Actieplan Internationaliseren bij CMI 2009-2014. Uit het gesprek met de docenten constateert het auditteam dat het docententeam de laatste jaren gezamenlijk bezig is internationalisering sterker in het onderwijs te verankeren. Zo start in 2011 een Engelstalige module, is de omvang van de module Engels vergroot, volgen docenten een Engelse cursus en zijn er docentencontacten met Brussel en Parijs. De opleiding hoopt deze contacten op korte termijn uit te breiden, zodat meer studenten dan nu het geval is een module in het buitenland kunnen of willen volgen. De onderwijsmanager is verantwoordelijk voor de inhoud en actualiteit van het onderwijs en kan hier zo nodig op bijsturen. De modulebeheerder heeft de taak actueel onderwijs te ontwikkelen. Daarnaast adviseert de beroepenveldcommissie de opleiding over (onderdelen van) het curriculum. De curriculumcommissie is verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijs. Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2009 kan worden geconcludeerd dat de studenten tevreden zijn over de aansluiting bij actuele ontwikkelingen en de inhoudelijke kwaliteit van de opleiding.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
17/67
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat kennisontwikkeling door studenten plaatsvindt via relevante vakliteratuur die van het gewenste niveau is. Het gebruik van literatuur aangaande onderzoek en het rapporteren verdienen de nodige aandacht van de opleiding. De toepassing van kennis vindt plaats binnen de projecten. De casuïstiek van de projecten is actueel en veelal in samenwerking met de beroepspraktijk ontwikkeld. Tijdens het uitvoeren van de projecten en tijdens de stages komen studenten regelmatig in contact met het werkveld. Beroepsvaardigheden worden hierdoor ook in de praktijk verder ontwikkeld. De studenten geven aan dat zij opdrachten uitvoeren binnen de relevante beroepspraktijk en dat zij op de hoogte zijn van de actuele ontwikkelingen uit de beroepspraktijk. Het auditteam oordeelt positief over de vergrootte aandacht voor het internationaliseringsbeleid en het versterken van de contacten met buitenlandse instellingen. Het auditteam is van mening dat het onderzoekscomponent sterker verankerd kan worden in het programma door onderzoek vanuit het lectoraat te implementeren in het onderwijs en vanaf het eerste jaar onderzoek en rapporteren in het programma aan te bieden. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen over de relatie met het lectoraat en onderzoek komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • De opleiding heeft de eindkwalificaties vertaald naar een praktische uitvoering voor het eigen studieprogramma (Opleidingsprofiel Informatica Voltijd en Deeltijd, juni 2010). Deze vertaling heeft samen met de beroepenveldcommissie, het docententeam Informatica en de curriculumcommissie plaatsgevonden. Het competentieprofiel van de opleiding bestaat uit algemene competenties en specifieke beroepscompetenties. • De opbouw van het curriculum staat vermeld in de Hogeschoolgids - CMI 2009 en in het Opleidingsprofiel Informatica 2010. De opbouw ziet er als volgt uit: o In het eerste studiejaar worden de basiskennis en - vaardigheden aangeleerd en vindt de oriëntatie op het beroep plaats; o In het tweede jaar worden basismodulen aangeboden; o In het derde studiejaar volgen voltijdstudenten reguliere modulen (30 EC) en gaan ze op stage (30 EC). Deeltijdstudenten volgen een minor (30 EC) en reguliere modulen (30 EC);
18/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
In het vierde jaar volgen voltijdstudenten een minor en vindt de afstudeeropdracht plaats. Bij de deeltijd staat het laatste jaar in het teken van het afstuderen. Het curriculum bevat een minor met een omvang van 30 EC. De student kan kiezen uit een reeks verbredende, verdiepende of doorstroomminoren die relevant zijn voor deze opleiding. Voorbeelden van minoren zijn: Networked Services and Security en Research and Development in Software Engineering. Het werken aan concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk staat centraal in het minorprogramma. Ook verdiept de student zich in nieuwe conceptuele kaders. De gekozen minor geeft de opleiding van studenten een extra inhoudelijke eindkwalificatie. Studenten kunnen een eigen accent aanbrengen in hun profiel via keuzemogelijkheden en verschillende soorten minoren binnen de studentgestuurde leerlijn. De keuzeruimte in het eerste studiejaar is bij voorrang gericht op het wegwerken van deficiënties bij studenten die met achterstanden (taal, wiskunde) instromen. Voor zover een student de keuzeruimte niet voor dit doel nodig heeft, kan hij gebruik maken van het hogeschoolbrede keuzeonderwijs. De opleiding geeft de individuele student zo veel mogelijk keuzevrijheid met als doelen: aansluiten bij de diversiteit van (instromende) studenten en bij individuele leervragen van studenten. De uitwerking van het competentieprofiel in modulehandleidingen is de verantwoordelijkheid van de modulehouder. In het Format modulehandleiding staan richtlijnen voor docenten voor het beschrijven van de modulen om een consequente en consistente uitwerking van de competenties in het programma en de afzonderlijke programmaonderdelen te bewerkstelligen. Het module format draagt er aan bij dat de koppeling tussen module, leerdoelen en competenties zichtbaar wordt. Het auditteam stelt vast dat niet elke docent de modulewijzers consequent invullen, waardoor de koppeling tussen competenties en leerdoelen niet zichtbaar wordt gemaakt voor de student. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs en de leerdoelen van modulen ligt bij de onderwijsmanagers, die hier worden geadviseerd door de curriculumcommissie en de opleidingscommissie. De deeltijdopleiding heeft met ingang van april 2010 een eigen gecombineerde curriculum- en opleidingscommissie. Binnen de opleiding is momenteel een discussie gaande over het omzetten van de competenties naar heldere prestatie-indicatoren. De opleiding zal hiervoor het Toetsingskader EVC Informatica, augustus 2010 als startdocument gebruiken. Hierin is per architectuurlaag inzichtelijk gemaakt waaraan de kandidaat per competentie moet voldoen. Hierbij is ook een onderscheid in beheersniveaus gemaakt (zie ook facet 2.8). o
•
•
•
•
•
•
•
•
Overwegingen Op basis van de gesprekken met het opleidingsmanagement en de docenten is het auditteam van mening dat er een koppeling is gemaakt van de competenties met de inhoud van het programma. Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua domeinspecifieke eisen. Maar de vertaling van niveau kan door een adequatere vertaling van de leerdoelen, gesplitst in beheersniveaus verder worden versterkt. De opleiding heeft hier zelf al een voorzet voor gegeven in het Toetsingskader EVC Informatica,
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
19/67
augustus 2010. De koppeling tussen leerdoelen en competenties in de modulen behoeft voor een deel van de modulen nog de aandacht van de opleiding. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen over de uitwerking van leerdoelen per competentie en zichtbaarheid hiervan in de modulewijzers komt het auditteam tot een oordeel voldoende voor beide opleidingsvarianten.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Het programma van de opleiding is vormgegeven volgens het ROM, waarin drie leerlijnen zijn te onderscheiden: o Kennisgestuurd: deze lijn legt het fundament van kennis en vaardigheden voor de opleiding. De moeilijkheidsgraad neemt gedurende de eerste twee leerjaren toe. o Praktijkgestuurd: in projecten zijn realistische beroepssituaties en opdrachten uit het beroepenveld de motor voor het leren. o Studentgestuurd: in deze lijn staat de individuele student centraal, waarbij de studenten begeleid worden vanuit studieloopbaancoaching. • Binnen de praktijkgestuurde leerlijn ontwikkelen studenten de eindcompetenties. Naarmate het programma vordert, nemen de omvang en complexiteit van de opdrachten binnen deze leerlijn toe (van 16 EC in het eerste jaar naar 39 EC in het derde jaar en 32 EC in het vierde jaar). Deze leerlijn draagt concreet bij aan de verticale samenhang in het programma. • Onderwijseenheden binnen de praktijkgestuurde leerlijn worden ondersteund door modulen vanuit de kennisgestuurde leerlijn. Binnen de studentgestuurde leerlijn komt alles samen. • Het theorie- en praktijkonderwijs binnen de kennis- en praktijkleerlijnen zijn op elkaar afgestemd en gericht op de ontwikkeling van de beoogde competenties. Binnen de praktijkleerlijn werken studenten aan praktijkopdrachten waarin zij verworven kennis toepassen in de praktijk. • Het auditteam herkent in het curriculum de drie leerlijnen en is van mening dat de opleiding de leerlijnen op een systematische wijze heeft uitgewerkt. • Binnen de kennisgestuurde leerlijn van de voltijdopleiding zijn de volgende vakken geprogrammeerd: business skills, informatieanalyse, programmeren, problem solving, computertechniek, exploitatie en beheer, telematica en overige modulen. • Voor de deeltijdopleiding (major software engineering) zijn de vakinhoudelijke leerlijnen; softwareontwikkeling, realisatie, database technologie, security, problem solving, algemene business skills en fasering systeemontwikkeling en project management. De vakinhoudelijke leerlijnen voor de deeltijdvariant IT-management zijn: telematica en datacommunicatie, softwareontwikkeling, realisatie, beheermodellen, bedrijfskundige aspecten van beheer, datamanagement en migratie, security, problem solving, business skills en projectmanagement.
20/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
•
Om de deeltijdstudenten te informeren over de samenhang in het programma organiseert de opleiding per studiejaar een kick-off (programma kick-off 2009) waarin de samenhang per leerjaar aan de studenten wordt gepresenteerd. De opleiding hanteert het principe van concentrisch leren. Gedurende de opleiding dient de student zich de competenties op een hoger niveau eigen te maken. De niveaus zijn als volgt opgebouwd; 1. Het bezitten van basiskennis en/of gedrag. Het onder begeleiding toepassen van een competentie in een afgebakende context. 2. Het zelfstandig toepassen van een competentie in een relatief eenvoudige overzichtelijke situatie. 3. Het zelfstandig toepassen van een competentie in een meer complexe situatie. 4. Het flexibel toepassen van competenties in een complexe situatie. In staat zijn om een competentie te evalueren en anderen bij toepassing daarvan te ondersteunen. Van de afgestudeerde wordt verwacht dat zij alle beroepscompetenties waarin zij zich gespecialiseerd hebben tenminste op niveau drie beheersen. Op basis van de verslagen van de curriculumcommissie constateert het auditteam dat de samenhang van het curriculum periodiek wordt geëvalueerd. Dit geldt voor zowel de deeltijd als voltijdopleiding. Zowel de voltijd- als deeltijdstudenten beoordelen de samenhang in het programma met een voldoende (Studententevredenheidsonderzoek 2009).
Overwegingen De samenhang van het studieprogramma is aan de hand van de ROM leerlijnen in het programma verwerkt. De praktijkgestuurde leerlijn wordt ondersteund door de kennisgestuurde leerlijn. Het programma is zo opgebouwd dat studenten eerst de benodigde theorie onderwezen krijgen, alvorens zij aan een project beginnen. Parallel aan deze leerlijnen loopt de studentgestuurde leerlijn waarin het volgen van de ontwikkeling van competenties bij de student het belangrijkste is. In de modulewijzers is vermeld wat de plaats van de module is in de opleiding en welke voorkennis vereist is. Dit draagt bij aan het inzichtelijk maken van de samenhang voor studenten. Studenten zijn tevreden over de samenhang van het programma. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • Het instituut heeft normen voor studeerbaarheid vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling (zie Hogeschoolgids - CMI 2009). Deze normen bevatten onder andere richtlijnen voor het aantal studiepunten per onderwijsperiode (Studiegids en
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
21/67
•
•
•
•
•
•
•
Hogeschoolgids – CMI 2009). De opleiding verdeelt de studielast en contacturen gelijkmatig over het studiejaar. De opleiding sluit aan bij de richtlijnen van de hogeschool voor het versterken van de studeerbaarheid. Deze richtlijnen zijn vastgelegd in de hogeschoolnotitie Werken aan attractief en intensief onderwijs (maart 2008). Hierin is onder andere vastgelegd, dat: o het opleidingsjaar is ingedeeld in vier kwartalen van negen lesweken; o keuzeonderwijs en minoren op vaste dagen wordt verzorgd; o in het eerste kwartaal van de opleiding een nulmeting of diagnostische toets wordt afgenomen om achterstanden op te sporen, attitudes en motivatie te inventariseren en op basis daarvan eventueel afspraken te maken; o maximaal drie schriftelijke toetsen aan het einde van een kwartaal worden afgenomen. De studieleiding doet structureel onderzoek onder studenten naar factoren die studenten als belemmerend voor hun studie ervaren. Daarbij wordt ook onderzocht in hoeverre de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. Uit gesprekken met studenten blijkt dat de feitelijke wekelijkse studielast uiteenloopt van 25 tot 40 uur. De hogeschool heeft het minimum aantal contacturen per studiejaar vastgelegd. Voor voltijd-opleidingen is het aantal contacturen vanaf september bepaald op 580, 580, 310, 280 voor respectievelijk het eerste, tweede, derde en vierde studiejaar. De feitelijke contacturen (resultaten) van de opleiding zijn 605, 581, 332, 286. Hiermee voldoet de opleiding aan de gestelde hogeschoolnorm. Alle aantoonbaar begeleide contactmomenten zijn meegenomen, waaronder ook de stagebegeleiding. Voor het onderwijs in de deeltijdvariant is het een vereiste dat de opleiding voor een deel plaatsvindt op de werkplek van de student. De praktijkomgeving van de student dient als leeromgeving. Een student werkt ten minste 16 uur per week wat gelijk staat aan 24 studiepunten per jaar. Om de studeerbaarheid te vergroten heeft de opleiding diverse maatregelen genomen. Eén daarvan is een intensief programma van studieloopbaanbegeleiding (zie facet 4.2). Daarnaast kunnen studenten elke gemaakte toets bij de docent inzien en hier feedback op ontvangen. Verder komen studeerbaarheidsproblemen aan bod bij de opleidingscommissie en het overleg tussen de onderwijsmanager en de studentenvertegenwoordiging. Het auditteam constateert, na het bestuderen van de documentatie, dat dit overleg structureel plaatsvindt. Om de studieplanning voor deeltijdstudenten te vereenvoudigen, zijn er met deze studenten een aantal aanvullende organisatorisch afspraken gemaakt. Deze afspraken hebben te maken met: flexibele roostering (naast de twee lesavonden ook de mogelijkheid om maandag overdag lessen te volgen), flexibele studieroutes (volgen van modulen anders dan geprogrammeerd) en mogelijkheid om eerder verworven competenties in te zetten. Ter ondersteuning van de communicatie op afstand tussen docenten en studenten maakt de hogeschool gebruik van de digitale leeromgeving N@tschool (deeltijd) en Wiki (voltijd).
22/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
• •
Jaarlijks stelt het College van Bestuur het hogeschooljaarrooster op. Lesroosters, tentamenroosters en herkansingenroosters worden uiterlijk twee weken van te voren bekend gemaakt (Onderwijs- en Examenregeling 2009). Om de studeerbaarheid te bevorderen werkt de opleiding met een bindend studieadvies. Voltijdstudenten krijgen een negatief bindend studieadvies wanneer aan het einde van het eerste jaar niet voldaan is aan de kwantitatieve norm, zijnde het behalen van 37 van de 60 EC van het propedeuseprogramma. Heeft de student 37 maar minder dan 45 EC, dan moet ook worden voldaan aan de kwalitatieve norm. Van het propedeuseprogramma zijn 14 studiepunten in het bijzonder toegewezen, van die 14 moeten er ten minste 10 behaald zijn. Wanneer de student na het tweede studiejaar de propedeuse niet heeft afgerond, volgt alsnog een negatief bindend studieadvies. De deeltijdopleiding kent ook een bindend studieadvies. De eerstejaarsstudenten moeten na 24 maanden ten minste 37 studiepunten hebben behaald. Na 48 maanden moet de propedeuse zijn behaald. Het auditteam constateert dat de struikelvakken afhankelijk zijn van de vooropleiding van de student. Zo is wiskunde voor mbo’ers een groter struikelvak dan voor vwo’ers. In het Studententevredenheidsonderzoek 2009 beoordelen zowel de studenten van de voltijd- als deeltijdopleiding de studeerbaarheid van de opleiding met een voldoende. Studenten beoordelen de spreiding van de studielast en het afronden van de opleiding binnen de tijd die ervoor staat ook met een voldoende.
Overwegingen Het auditteam stelt op basis van gesprekken en materiaalbestudering vast dat de studielast reëel is. De opleiding biedt naar de mening van het auditteam een studeerbaar programma. Het programma biedt ook ruimte voor studenten om gericht deficiënties weg te werken. Het instituut biedt verder faciliteiten die een gewenste doorstroom optimaliseren via bijvoorbeeld studieloopbaan coaching, peercoaching en het voeren van startgesprekken. Studenten zijn tevreden over de studeerbaarheid van de opleiding. Het auditteam stelt vast dat de opleiding de studielast evenredig spreidt over het jaar en dat er voldoende contacturen per jaar zijn ingeroosterd. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving en dat de hogeschool aansluit bij de culturele diversiteit in Rotterdam. • Rotterdam heeft, aldus de opleiding, relatief gezien veel laagopgeleiden, veel studenten die voor het eerste hoger onderwijs volgen in een gezin/familie en veel allochtone
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
23/67
•
•
•
•
•
studenten. De hogeschool ontvangt subsidie voor het project Studiesucces voor iedereen om extra aandacht te geven aan deze groepen instromende studenten en om het studierendement te verhogen. De opleiding sluit met haar instroombeleid aan bij het hogeschoolproject Studiesucces voor iedereen (Plan van aanpak studiesucces 2009). Zo voert de opleiding met iedere student een startgesprek, waar mogelijk ‘voor de poort’. Mede op basis van de uitkomst van dit startgesprek kan de student voor aanvang van het programma deelnemen aan een summerschool-programma om eventuele deficiënties of achterstanden weg te werken. Studenten met een ‘risicoprofiel’ krijgen aanvullende begeleidingsgesprekken bij de studieloopbaancoaching (SLC). Ook kan de studieloopbaancoach peercoaching inzetten als aanvulling op het SLC-programma (zie ook facet 4.2). In de eerste twee studiejaren van het programma is twaalf EC (totaal vijf procent van het studieprogramma) gereserveerd voor keuze- en bijspijkeronderwijs. Dit is bedoeld om studenten in staat te stellen eventuele achterstanden (met name op het gebied van Nederlands en Wiskunde) in hun beginsituatie in te lopen. Wanneer dat niet nodig is, kunnen studenten deze studiepunten naar eigen wens invullen op basis van het aanbod van de hogeschool. De doelgroep voor de opleiding wordt gevormd door studenten met een havo-, vwo-, of mbo (niveau 4)-diploma. Voor deze groepen studenten gelden verschillende studietrajecten en wettelijke instroomeisen, namelijk; o Havo; bij het profiel ‘Cultuur en Maatschappij’ is wiskunde A of B verplicht. Studenten met de profielen ‘Economie en Maatschappij’, ‘Natuur en Gezondheid’ en ‘Natuur en Techniek’ zijn zonder aanvullende eisen toelaatbaar. Havo-instromers volgen een vierjarig curriculum. o Vwo; studenten uit het vwo zijn met alle profielen toelaatbaar. Deze studenten kunnen de opleiding in 3,5 jaar doorlopen. Zij krijgen een aantal vrijstellingen op het gebied van Nederlands, Engels en Business Skills (in totaal 13 EC) en volgen in een hoger tempo de opleiding. Dat betekent dat zij elk kwartaal 2 tot 3 EC extra aangeboden krijgen. o Mbo; alle ‘niveau-vier-opleidingen’ zijn toelaatbaar. Instromers van een verwant verklaarde mbo-opleiding kunnen een driejarig traject doorlopen. Een deel van de mbo-instroom heeft een tekort aan wis- en rekenkundige kennis en krijgen daarom aanvullende cursussen binnen de opleiding. De toelatingseisen voor de deeltijdopleiding zijn identiek aan de voltijdopleiding. Deeltijdstudenten dienen vanaf het begin van het tweede jaar ten minste zestien uur per week werkzaam te zijn in een relevante functie en dienen de mogelijkheid te hebben om opdrachten uit te voeren binnen de eigen werkkring. Dit wordt door middel van een werkopdracht gecontroleerd. Studenten die aan de eisen voldoen hoeven geen aparte stage te lopen en kunnen na 3,5 jaar afstuderen. Op basis van certificaten kunnen deeltijdstudenten meer vrijstellingen krijgen om zo het programma versneld te doorlopen. In 2010 wordt, vanuit de hogeschool, EVC-beleid ontwikkeld dat eind 2010 zal worden geïmplementeerd. De opleiding werkt samen met ROC’s in de regio om de instroom te verhogen en de aansluiting op de opleiding te verbeteren. Op het gebied van rekenen en wiskunde zijn er didactische methoden ontwikkeld die de kloof tussen mbo en hbo kunnen dichten. Om de
24/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
instroom vanuit het mbo constant te houden, neemt de opleiding deel aan de SPRINT-projecten en de landelijke wetenschapsweek. Voorlichting aan aspirant-studenten geschiedt via open dagen, proefstuderen en meeloopdagen. Ook wordt voorlichting gegeven op toeleverende scholen. Bij de voorlichting betrekt de opleiding ook studenten van de opleiding. Studenten geven aan tevreden te zijn over de aansluiting van de opleiding bij de vooropleiding (Studententevredenheidsonderzoek 2009). De vwo- en mbo-studenten moeten wel wennen aan het hogere studietempo. Dat is verklaarbaar doordat zij een verkorte studieroute volgen. Alle studenten geven aan dat de aansluiting betreffende werkvormen voldoende is.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende rekening houdt met de mogelijkheden en specifieke situatie van instromende studenten. Met elke student wordt een startgesprek gevoerd om zo tijdig deficiënties in beeld te krijgen en waar nodig studenten bij te spijkeren. Verder is het auditteam positief over het feit dat de opleiding in samenwerking met het mbo een traject is gestart om de aansluiting naar het hbo te verbeteren. Studenten geven aan dat ze tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding bij de vooropleiding. Dit geldt ook voor de aansluiting op de werkvormen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen • De deeltijd- en voltijdopleiding hebben een studielast van 240 studiepunten. • De curriculumcommissie ziet erop toe dat de opleiding dit aantal niet overschrijdt en dat eventuele vrijstellingen en het gevolgde programma gezamenlijk 240 studiepunten omvat. Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum van 240 studiepunten. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen komt het auditteam tot een oordeel voldaan.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
25/67
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • Het Rotterdams Onderwijs Model (ROM) is richtinggevend voor de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. Dat houdt in dat de beroepspraktijk een centrale plaats heeft in de opleiding, evenals een resultaatgerichte probleemaanpak. Daarnaast zijn kennisontwikkeling, gerichtheid op de diversiteit in de studentenpopulatie en de mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten kenmerkend voor het ROM. Informatica heeft deze uitgangspunten doorvertaald naar de eigen opleiding waarbij concentrisch leren, opbouw in complexiteit en zelfsturing, projectonderwijs en beroepsoriëntatie een belangrijke plaats innemen. • Binnen de leerlijnen (zie 2.3) in het ROM hanteert de opleiding relevante werkvormen waarmee op een gewenste manier de vereiste competenties kunnen worden verworven. De volgende werkvormen worden binnen de opleiding gebruikt: Leerlijn ROM Kennisgestuurd
Praktijkgestuurd
Studentgestuurd
•
•
Werkvorm voltijd Hoorcollege Practica Opdrachten (groep en individueel) Werkcolleges Presentaties Projecten Stages Workshops Werkcolleges Coaching individueel Coaching groepsgewijs Workshops Intervisie
Werkvorm deeltijd Hoorcollege Workshops Practica
Projecten Werkopdrachten Coaching individueel Persoonlijke reflectie
Binnen het deeltijdprogramma wordt gewerkt vanuit het concept van ‘action learning’. Studenten leren aan de hand van de praktijk. Zij reflecteren op hun werk en analyseren hun werkzaamheden met behulp van theoretische concepten. Confrontatie met praktijkervaringen van medestudenten (intervisie) draagt bij aan het verbreden van eigen ervaringen en kennis. De opleiding maakt gebruik van ICT om het onderwijs optimaal vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De hogeschool maakt gebruik van de elektronische leeromgeving N@tschool. Daarbinnen hebben studenten ruimte voor hun digitaal portfolio waarbinnen zij hun geproduceerde studiematerialen kunnen verzamelen.
26/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
•
De curriculumcommissie beoordeelt het curriculum op inhoud en actualiteit en doet voorstellen aan de onderwijsmanager voor wijziging van modulen, literatuur en zo nodig het opleidingsprofiel. Zij bewaakt tevens het didactisch concept en de studeerbaarheid (zie facet 2.4). Daarnaast bewaken en verbeteren de modulebeheerders de inhoud en werkvormen van de modulen op basis van evaluaties, analyse van de curriculumcommissie en bespreking in het moduleoverleg. Op basis van de verslagen van deze bijeenkomsten constateert het auditteam dat er structureel gereflecteerd wordt op de vorm en inhoud van het opleidingsprogramma. Uit het gesprek met studenten kwam naar voren dat het in groepsverband maken van opdrachten als een goede voorbereiding op de beroepspraktijk wordt gezien. De alumni bevestigen dit. Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2009 komt naar voren dat zowel de voltijd- als deeltijdstudenten zeer tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen, keuzemogelijkheden binnen het programma en de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de beide varianten van de opleiding diverse werkvormen inzetten die goed passen bij de didactische uitgangspunten van de opleiding. Studenten tonen zich tevreden over de werkvormen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • In de hogeschoolnotitie Attractief en Intensief Onderwijs (2008) is een aantal nieuwe kaders afgesproken voor de toetsing. Binnen een hogeschoolbreed project wordt beoogd de kwaliteit en efficiency van de toetsing op een hoger plan te brengen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de signalen vanuit de interne kwaliteitszorg dat binnen enkele opleidingen de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing verbeterd kan worden. Dit is onderwerp van gesprek in de managementgesprekken tussen het College van Bestuur (CvB) en de instituutsleiding. • De hogeschool heeft in haar kwaliteitszorgkader streefdoelen opgenomen voor ‘toetsing’. Enkele daarvan zijn: o Een student wordt in staat gesteld zijn beoordeelde toets in te zien. De student heeft eens per kwartaal de mogelijkheid om zijn toetsen in te zien en hierover met de docent in gesprek te gaan; o Er zijn duidelijke beoordelingscriteria vastgelegd voor de verschillende stages, afgestemd op de geformuleerde stagedoelen;
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
27/67
De beoordeling van de stages gebeurt door de opleiding, met inbreng van de stageof werkbegeleider; o Voor elk onderdeel van het programma is vooraf bekend hoe de toetsing zal plaatsvinden; o De studieloopbaancoach bespreekt met de student diens studieresultaten en vergelijkt die met de beoogde competenties. Dit gebeurt aan de hand van het (digitaal) portfolio van de student. Het instituut CMI heeft deze doelstelling doorvertaald naar haar eigen toetsbeleid (Toetsbeleid CMI 2010). In het Toetsbeleid CMI 2010 zijn de toetsprocedures verwerkt. De opleiding gebruikt verschillende toetsvormen: digitale toetsen, tentamens, individuele opdrachten, groepsopdrachten, presentaties, verslagen en demonstraties. Docenten van de opleiding ontwikkelen de toetsen, stellen criteria en normen vast binnen de regels van het instituut. Zo controleert de tweede lezer de kwaliteit van de toets en tekent deze ook af. De opleiding bewaakt de kwaliteit van de toetsen door in de modulewijzers van de projecten checklists voor beoordeling op te nemen. In jaar drie en vier beoordelen meerdere docenten opdrachten / projecten van studenten. In de eerste twee jaren worden projecten door één docent beoordeeld. Het auditteam heeft dit in het gesprek met de docenten geverifieerd en stelt vast dat deze procedure bij het ontwikkelen van toetsen wordt gevolgd. De opleiding bewaakt hiermee de kwaliteit van de toetsen (kwaliteitsbewaking vooraf). Het auditteam heeft uit alle studiejaren een aantal toetsen bestudeerd en constateert dat de toetsen voldoende niveau hebben. De motivatie voor het oordeel is echter voor een deel van de toetsen niet duidelijk. Dit is wel het geval bij toetsen waar de opleiding gebruik maakt van internationaal vastgestelde normen zoals die van het Cisco Certified Network Associate programma, de standaard van ITIL Foundation of Sun (Java). Voor de module testen van informatiesystemen gebruikt de opleiding de internationale standaard ISTQB. De toets wordt beoordeeld door een examinator van ISTQB. Bij de beoordeling van de projectverslagen (groepswerk) krijgen studenten in de meeste gevallen hetzelfde cijfer in enkele gevallen wordt daarvan afgeweken (gedifferentieerd oordeel). Op basis waarvan de docent tot een gedifferentieerd oordeel komt, is voor het auditteam niet zichtbaar in de bestudeerde beoordelingsformulieren. Studenten geven aan dat dit binnen de projectgroep wel duidelijk is, doordat hierover gesprekken met de docent plaatsvinden en dat studenten elkaar ook beoordelen. Tijdens de bezoekdag heeft het auditteam een aantal stageverslagen bestudeerd. De stageverslagen voldoen volgens het auditteam niet aan het niveau dat wordt gesteld aan rapporteren. Het auditteam heeft deze observatie besproken met de opleiding. De opleiding meldt dat de schrijfvaardigheid van haar studenten is afgenomen. In reactie hierop heeft de opleiding in het eerste jaar de module rapporteren toegevoegd aan het opleidingsprogramma (verplaatst van jaar vier naar jaar één). Tevens is in het eerste jaar een bijspijkerprogramma Nederlands ingevoerd (extra Nederlandse les en een traject NT2, Nederlands als Tweede Taal). In de modulen beroepsoriëntatie leren studenten een artikel te schrijven. Een gastdocent van Array Publications (uitgever van ICT-vakliteratuur) geeft les over het schrijven van artikelen voor vakbladen. Andere acties die ondernomen zijn: publicatie van een boek over helder schrijven door een docent van
o
• • •
•
•
•
•
28/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
•
•
•
•
•
de opleiding (Analytisch denken en helder schrijven, wordt uitgegeven in 2011). Dit boek is specifiek gericht op studenten informatica. De module Onderzoeksvaardigheden is bijgesteld. Het onderdeel rapportage is aangescherpt en in de derdejaarsstage maakt de rapportage onderdeel uit van de beoordeling. In het vierde jaar brengt de opleiding de rapportage nog eens onder de aandacht van de student in de SBL-bijeenkomsten (checklist basiseisen afstudeerverslag). Het auditteam is positief over deze maatregelen die voor de cohorten 2009 en 2010 zijn gestart. Het effect ervan op de rapportagevaardigheden van studenten zal dus in de komende twee jaar zichtbaar moeten worden. In de stage- en afstudeerhandleiding staan een aantal eisen waaraan een goed verslag/rapport moet voldoen. Het auditteam stelt vast dat deze eisen nog onvoldoende worden meegenomen bij de beoordeling van verslagen en rapporten. Het auditteam constateert dat er op de beoordelingsformulieren van stage en afstuderen geen koppeling wordt gemaakt met de eindkwalificaties (competenties) van de opleiding. Daarnaast worden de formulieren bij stage en projecten niet consequent door alle docenten ingevuld, waardoor het lastig is te beoordelen waarop het eindcijfer gebaseerd is. Dit betreft formulieren die het auditteam op de visitatiedag heeft ingezien. Uit aanvullende informatie blijkt dat de opleiding het beoordelingsformulier afstuderen in december 2009 heeft herzien. Daarin wordt, zij het summier, een relatie gelegd met de Dublin descriptoren. Dit formulier is met ingang van september 2010 ingevoerd. Het bedrijfsbureau ziet er vanaf september 2010 op toe dat de formulieren conform de afspraken worden ingevuld. Verwerking van de beoordelingsformulieren vindt alleen plaats als deze volledig zijn ingevuld. Bij de oplevering van beroepsproducten gaat het erom of de applicatie werkt, volgens de geformuleerde eisen en functionele specificaties. Is dit niet het geval, dan worden studenten begeleid naar een werkende applicatie. De echte praktijk geldt in de opleiding als ultiem toetsmoment. Het auditteam heeft ook verslagen gezien waarbij de applicatie wegens tijdgebrek niet volledig kon worden geproduceerd door het feit dat de student zich nog te veel specifieke kennis moest eigen maken van een in het afstudeerbedrijf gebruikte software. De vraag doet zich dan voor of dit wel een geschikte opdracht was gezien de beschikbare tijd in de afstudeerperiode, aldus het auditteam. Het auditteam is positief over het feit dat projecten door twee docenten worden beoordeeld: één docent beoordeelt de inhoud van het verslag en product, de andere docent beoordeelt de sociale vaardigheden. De eindbeoordeling vindt in overleg tussen deze docenten plaats. De opleiding beoordeelt de derdejaarsstage aan de hand van het POP en portfolio van de student en het stageverslag, waarbij het stageverslag als primair bewijsmateriaal wordt gebruikt. Het oordeel van de bedrijfsbegeleider weegt mee in de eindbeoordeling. Bij de deeltijdopleiding verkrijgt de student de studiepunten voor de stage middels het schrijven van een reflectieverslag op de eigen beroepscontext. Voor informatie over de procedure en beoordeling van het afstuderen zie facet 6.1. Voor studenten is het vooraf duidelijk waarop zij beoordeeld worden. In het Studententevredenheidsonderzoek 2009 beoordelen de voltijdstudenten dit aspect met een voldoende. Het tijdig bekend maken van de cijfers beoordelen studenten in hetzelfde onderzoek met een onvoldoende. Vanaf 2010 is het op tijd leveren van cijfers een vast
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
29/67
•
•
beoordelingspunt geworden in de planningscyclus van docenten. In de NSE 2010 scoort de opleiding een 3.3 op toetsen en beoordelen. Dit is, aldus de opleiding, een indicatie dat studenten in voldoende mate tevreden zijn over de beoordeling. De instituutsdirectie en de studieleiding zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van de toetsen. De examencommissie van het instituut (Reglement Examencommissie in de hogeschoolgids 2010) ziet toe op een juiste naleving van de richtlijnen die gelden voor de uitvoering van toetsing, beoordeling, toekenning van studiepunten en kwaliteit van toetsen en beoordelen. De examencommissie heeft haar taak ‘bewaken van kwaliteit van toetsen en beoordelen’ gemandateerd naar een toetscommissie. De toetscommissie van de deeltijdopleidingen Informatica en Bedrijfskundige Informatica is afgelopen zomer samengesteld. De opleiding heeft in een concept toetsplan de huidige stand van zaken omtrent toetsen en beoordelen en de ambities voor de komende periode beschreven. Het auditteam heeft het Concept Toetsplan deeltijdopleidingen 2010 – 2011 (z.j.) ingezien en stelt vast dat daarin het toekomstige toetsbeleid en kwaliteitsbeleid rond toetsen is beschreven. De plannen moeten nog geïmplementeerd worden.
Overwegingen Het toetsbeleid is op hogeschoolniveau vastgelegd. Het instituut heeft dit beleid doorvertaald naar de eigen opleiding, waarbij de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen zijn beschreven. Het auditteam is positief over het feit dat de projecten door twee docenten worden beoordeeld, waarbij één docent de inhoud beoordeelt en de ander zich focust op de ‘zachte’ kant. Studenten geven aan dat het vooraf duidelijk is waarop zij beoordeeld worden. Het auditteam stelt vast dat er in de beoordelingssystematiek voor stage en afstuderen impliciet een koppeling is gelegd met de opleidingscompetenties. Dit kan aldus het auditteam nog duidelijker worden uitgewerkt. Het auditteam kan moeilijk traceren op basis van welke argumenten het eindcijfer van projecten, stages en afstuderen is gebaseerd. Dit geldt ook voor de beoordeling van groepswerk. Het auditteam stelt vast dat er in de opleiding op ad hoc basis middels onderling overleg tussen docenten gesproken wordt over toetsen en beoordelen. Het auditteam stelt tevens vast dat het toetsbeleid in ontwikkeling is. De opleiding heeft in de afgelopen twee jaar maatregelen genomen om het proces van toetsen en beoordelen te structureren en inzichtelijker te maken (van ad hoc naar structuur). De examencommissie heeft de bewaking van de kwaliteit van toetsen en beoordelen gedelegeerd naar twee toetscommissies (voltijd en deeltijd). Er is een begin gemaakt met het systematisch bewaken van de kwaliteit van toetsen en beoordeling. Conclusie Het auditteam stelt vast dat de opleiding activiteiten uitvoert die bijdragen aan het verbeteren van de aansluiting tussen competenties en toetsing en beoordeling, waaronder de kwaliteit van de rapportages. Resultaten daarvan zullen in de komende twee jaar zichtbaar moeten worden. Op grond van de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
30/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Samenvattend oordeel Programma Alle facetten van het onderwerp Programma zijn met een goed of voldoende beoordeeld. Het auditteam beoordeelt het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • De uitgangspunten van het personeelsbeleid van de Hogeschool Rotterdam zijn vastgelegd in het Beleidsplan Afdeling P&O 2003-2006. • De opleiding streeft ernaar dat onderwijsgevenden beschikken over actuele praktijkervaring. Een van de doelstellingen van CMI is dat docenten idealiter een dienstverband van 0,7-0,8 fte hebben en daarnaast werkzaamheden in de beroepspraktijk vervullen. Bij de opleiding Informatica zijn er meerdere medewerkers die het docentschap combineren met een baan in het werkveld. Uit de cv’s van de docenten blijkt dat ongeveer veertig procent van de docenten beschikt over relevante werkervaring in de beroepspraktijk. • Het bijhouden van ontwikkelingen in het beroepenveld is van belang. De informatica ontwikkelt zich zeer snel en is dus voortdurend in verandering. De opleiding zorgt ervoor dat docenten voeling houden met de praktijk. Vrijwel alle onderwijsgevenden komen in contact met de actuele beroepspraktijk in hun rol van stagebegeleider, afstudeerbegeleider, via projecten met opdrachtgevers en in principe via het lectoraat. Het lectoraat heeft, aldus het auditteam, op dit moment nog geen duidelijke plaats binnen de opleiding Informatica. Twee docenten van de opleiding Informatica participeren actief in het lectoraat ‘Human Centered ICT’. Het doorvertalen van de resultaten van de kenniskring naar het onderwijs is, naar het oordeel van het auditteam, nog geen staande praktijk. Er is wel een begin mee gemaakt via het project Open data, waarin studenten participeren. Daarnaast zijn er vanuit de opleiding contacten met het werkveld in de vorm van werkbezoeken en de inzet van gastdocenten: module beroepsoriëntatie in de eerste twee jaar, de module SOTA (State of the art) en de minoren. • Het auditteam heeft lesmateriaal ingezien en stelt vast dat de docenten in opdrachten en modulewijzers goed gebruik maken van relevante praktijksituaties en praktijkopdrachten. • Studenten beoordelen de kennis van de beroepspraktijk van de docenten met een ruime voldoende (Studententevredenheidsonderzoek 2009). Ook in de gesprekken van het auditteam met de studenten lieten de studenten zich over de praktijkkennis van de docenten positief uit. Overwegingen Het auditteam is van mening dat de docenten in staat zijn de praktijk van de informatica te koppelen aan het onderwijs. Bestudering van het onderwijsmateriaal laat zien dat de docenten daadwerkelijk een goede relatie leggen tussen de theorie en de praktijk.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
31/67
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Op het moment van visiteren telt de opleiding 21 fte aan onderwijsgevend personeel, verdeeld over 28 docenten (CMI INF Teamprofiel 09-10.xls). De docent-studentratio was in 2008-2009 1:26, de huidige ratio is 1:25 (525 studenten in 2009). Hiermee voldoet de opleiding aan de streefnorm van de hogeschool van een ratio tussen de 1:25 en 1:30. • Binnen de opleiding heeft 80 procent van de docenten een vaste aanstelling. Daarmee voldoet de opleiding aan de hogeschoolnorm voor de flexibele formatie (10-20 procent flexibele formatie). • Het CMI hanteert het hogeschool ziekteverzuimprotocol dat eind 2008 is opgesteld. In 2009 was het ziekteverzuimpercentage 2,0 procent en hiermee ruim onder de gestelde norm van 4,4%. van de hogeschool. • Het is de ambitie van de Hogeschool Rotterdam zich tot kenniscentrum te ontwikkelen en het OIIO-beleid uit te voeren (outside in – inside out). In het kader daarvan wil de hogeschool in 2010 de volgende functiemix realiseren: 20 procent docenten, 40 procent kerndocenten, 30 procent hogeschooldocenten en10 procent hoofddocenten. Momenteel is de functiemix binnen de opleiding: 35 procent docenten, 32 procent kerndocenten, 27 procent hogeschooldocenten en 6 procent hoofddocenten. • Het opleidingsteam heeft de afgelopen jaren een verjonging ondergaan. Er zijn zeven docenten met pensioen gegaan. Deze docenten zijn vervangen door een groep jonge docenten. Tijdens de visitatie werd duidelijk dat zowel studenten als docenten vinden dat door de veranderde samenstelling van het docententeam een goede mix is ontstaan: nieuwe docenten met recente praktijkervaring en ervaren docenten met onderwijskundige kennis en ervaring. • Uit het Medewerkerstevredenheidonderzoek 2009 komt naar voren dat de gemiddelde tevredenheid van medewerkers met een 7,0 beoordeeld wordt. Onderdelen als werksfeer, werkdruk en arbeidsvoorwaarden worden als voldoende beoordeeld. • Studenten beoordelen de beschikbaarheid van docenten met een rapportcijfer 6,0 (HBO-Monitor 2008). Studenten met wie het auditteam sprak lieten zich zeer positief uit over de bereikbaarheid en laagdrempeligheid van de docenten. Specifiek werd ook genoemd de positieve impuls die nieuwe docenten hebben gegeven aan de invulling van het onderwijs. Overwegingen Het auditteam heeft in gesprekken met studenten en docenten kunnen vaststellen dat er voldoende docenten worden ingezet om de opleiding te verzorgen.
32/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • Het centrale uitgangspunt van de het personeelsbeleid is dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. Het instituut heeft op basis van het hogeschoolbeleid een meerjaren personeelsplan opgesteld (Meerjaren Strategisch Personeelsplan CMI 2010-2013). Per opleiding wordt vervolgens jaarlijks een scholingsplan (Scholingsplan Informatica 20092010) opgesteld. • De hogeschool heeft haar professionaliseringsbeleid vastgelegd in de Kadernotitie Professionalisering Hogeschool Rotterdam (2006). In deze notitie zijn de investeringen van de hogeschool beschreven voor de doorontwikkeling van de kwaliteit van personeel. Sinds 2008 wordt ingezet op het verhogen van het opleidingsniveau van het onderwijsgevende personeel. Per 2009 geldt als doelstelling het aantal op masterniveau opgeleide docenten gefaseerd te verhogen van 50% naar 60%. Jaarlijks starten 40 docenten aan een mastertraject binnen de hogeschool. • Uit de cv’s van de docenten van de opleiding Informatica blijkt dat circa zestig procent van de docenten een relevante academische opleiding heeft afgerond. Eén docent met een academische opleiding is bovendien gepromoveerd en een ander docent is momenteel bezig met promotieonderzoek. Alle overige docenten hebben een relevante hbo-opleiding gevolgd, waarvan vijf docenten bezig zijn met een masteropleiding. • Het auditteam stelt op basis van de gesprekken met de docenten vast dat de docenten de actuele beroepspraktijk verwerken in het onderwijs en dat zij participeren in opdrachten van het bedrijfsleven. Dit voldoet aan het outside in, inside out principe dat de hogeschool hanteert. • De personeelsontwikkeling wordt op instituutsniveau gestuurd vanuit de jaarlijkse cyclus van plannings- en beoordelingsgesprekken die voor iedere medewerker van toepassing is. Zo maakt het management, aan het begin van de cyclus met iedere medewerker, resultaatafspraken ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelplan (Handreiking POP en voorbeeldformulieren POP). Vervolgens wordt, aan het eind van de cyclus, de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken (Handreiking gesprekscyclus Hogeschool Rotterdam 12 maart 200). Hiervoor stelt de medewerker een zelfevaluatie op waarbij verschillende evaluatie-instrumenten worden ingezet, zoals 360 graden feedback, een collega-evaluatie en een klantevaluatie. De onderwijsmanager is verantwoordelijk voor de gesprekcyclus met de docenten. Het auditteam heeft in zijn gesprek met de docenten kunnen vaststellen dat docenten vinden dat zij voldoende
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
33/67
•
• •
•
•
ruimte krijgen om zich bij te scholen. Scholingswensen van docenten worden altijd gehonoreerd. Uit de cv’s blijkt dat alle docenten na hun afstuderen aanvullende cursussen en trainingen hebben gevolgd. En dat alle docenten die drie jaar of langer voor de opleiding werken een didactische aantekening hebben. Het behalen van een didactische aantekening is een voorwaarde voor een vaste aanstelling. Nieuwe docenten met geen of weinig ervaring in het onderwijs volgen een ‘Quickstart’ cursus en een inwerkprogramma. Aan nieuwe docenten wordt een ‘buddy’ gekoppeld, dat is een ervaren docent die in het begin meeloopt met de nieuwe docent om hem wegwijs te maken in de organisatie. Op basis van de gesprekken en het bestudeerde materiaal constateert het auditteam dat de docenten voldoende didactisch onderlegd zijn. Voor de invulling van afspraken in het kader van professionalisering is voor docerend personeel 10 procent van de arbeidstijd gereserveerd. Naast een eventueel mastertraject, kan de medewerker in aanmerking komen voor scholing georganiseerd door de Dienst P&O. Deze dienst biedt een divers palet aan trajecten voor deskundigheidsbevordering voor onderwijzend en ondersteunend personeel. Deze trajecten zijn bijvoorbeeld gericht op versterking van kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, toetsen, ICT of studieloopbaancoaching. Het auditteam stelt vast dat de kennis en ervaring op het gebied van onderzoek binnen het team beperkt is. Het lectoraat legt nog geen duidelijke verbinding met het onderwijs van de opleiding Informatica. Het onderwijsmanagement meldt dat de onderzoekscomponent de komende jaren sterker ontwikkeld moet worden in het curriculum. Zaak is dat eerst de docenten voldoende geschoold worden in het uitvoeren van onderzoek. Daar ligt, aldus de opleiding, in de komende periode de prioriteit. Vervolgens zal in het curriculum het thema onderzoeksvaardigheden worden versterkt. In het eerste jaar van de opleiding is de aandacht voor onderzoek en verslaglegging daarvan in 2010 al sterker aangezet (bijdragen aan het ontwikkelen van een onderzoekende houding van de student, zie ook facet 2.8). Uit de HBO-Monitor 2008 blijkt dat studenten tevreden zijn over de didactische vaardigheden van de docenten (6.1). Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat zowel de voltijd- als deeltijdstudenten positief zijn over de deskundigheid en bereikbaarheid van docenten.
Overwegingen Het auditteam heeft op basis van de cv’s en de gesprekken met docenten een positieve indruk van de kwaliteit van het docententeam. Het auditteam trof tijdens de visitatie een enthousiast en gedreven team aan dat goed op de hoogte is van de ontwikkelingen binnen de informatica. Het docententeam wordt het komende jaar (bij)geschoold. Prioriteit is daarbij de onderzoekscapaciteit van het team te versterken. De scholingsmogelijkheden voor docenten zijn voldoende. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en opmerking over de onderzoekscapaciteit binnen het docententeam komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
34/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • Het huisvestings- en voorzieningenplan is opgenomen in het zogeheten huisvestingsjaarplan (Jaarplan Vastgoed en Huisvesting Academieplein 2010). De opleiding is gehuisvest in het gebouw Academieplein. • De openstelling van het gebouw Academieplein is maandag tot en met donderdag van 7.30-23.00 uur en vrijdag van 7.30-18.00 uur. Het Academieplein beschikt over een restaurant, een Mediatheek, een ICT-heldpdesk, een audiovisuele dienst en een Student Service Centrum. • In de mediatheek worden actuele en klassieke boeken aangeboden die betrekking hebben op het vakgebied. Van alle voorgeschreven literatuur zijn meerdere exemplaren aanwezig. Daarnaast kunnen studenten hier online in (wetenschappelijke) tijdschriften zoeken. • De opleiding maakt gebruik van verschillende collegezalen, projectlokalen en instructieruimtes. Studenten hebben de beschikking over het Informatica-lab, waar zij zelfstandig aan verschillende projecten kunnen werken. Op dit moment worden er bijvoorbeeld veel projecten uitgevoerd met de Mircosoft Surface tafel. Verder hebben de studenten onder andere beschikking over; verschillende servers, emotive brainscanners, android phones en I-phones, cisco netwerk test- en productieomgeving en VP Microlab. • Studenten kunnen op verschillende plekken binnen de hogeschool gebruik maken computers. Het gebouw is voorzien van draadloos internet, zodat studenten met een eigen laptop aan de slag kunnen. Daar waar steeds meer studenten gebruik maken van een eigen laptop heeft de opleiding besloten om in de practicumzalen extra wandcontactdozen aan te leggen. Studenten met wie het auditteam sprak, melden dat zij graag meer ruimtes willen waar zij met hun projectgroep rustig kunnen werken. In het studententevredenheidsonderzoek 2009 scoren de onderwijsruimtes een 3,5 op een schaal van 5. • Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding rekening houdt met studenten die afhankelijk zijn van een rolstoel (rolstoeltoegankelijkheid). • Naast deze faciliteiten wordt er gebruik gemaakt van CMI-brede voorzieningen, zoals het Bedrijfsbureau en het Bureau Externe Betrekkingen. • Het Bedrijfsbureau vervult een belangrijke coördinerende en ondersteunende rol in de onderwijsorganisatie. Zij vervult taken omtrent; roostering, registratie van cijfers en studievoortgang, evaluatiegegevens en informatievoorziening.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
35/67
•
•
Het lectoraat en het Medialab zijn gevestigd op de RDM Campus, op het terrein van de voormalige Rotterdamse Droogdok Maatschappij. Hier werken studenten en bedrijven samen aan de ontwikkeling van een duurzame leefomgeving. Excellente studenten werken in projecten samen met lectoraten en bedrijven. Studenten zijn tevreden over de materiële voorzieningen van de opleiding (Studententevredenheidsonderzoek 2009).
Overwegingen Het auditteam heeft de voorzieningen bekeken en stelt vast dat de opleiding voldoende faciliteiten biedt aan studenten en docenten om het programma te realiseren en het gewenste eindniveau te bereiken. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot een oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • De studiebegeleiding is, in de vorm van studieloopbaancoaching (SLC), een belangrijk onderdeel van het ROM en ondergebracht in de studentgestuurde leerlijn. SLC komt terug in elke studiefase. De uitgangspunten voor SLC zijn door de hogeschool voor ieder instituut vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). De opleiding heeft dit doorvertaald naar de eigen situatie en vastgelegd in het document Modulewijzer Studieloopbaancoaching. • Binnen SLC vindt de integratie plaats van het geleerde gericht op de competentieontwikkeling van de student (zie ook facet 2.3 en/of 2.7). Via SLC wordt onder andere gestuurd op beroepsoriëntatie, selectie en verwijzing alsmede op loopbaanoriëntatie. Hiermee wordt de gewenste studievoortgang, -planning en het bevorderen van de studentverantwoordelijkheid bewaakt. Ook staat de professionele ontwikkeling van de student centraal in de SLC. Studenten leren hun ontwikkeling van de studiecompetenties en de eigen studievoortgang te bewaken en te sturen. Dit gebeurt onder begeleiding van een studieloopbaancoach. In 2009 hebben drie docenten van de opleiding Informatica deelgenomen aan de interne training SLC die leidt tot certificering (Professionaliseringsplan CMI 2009-2010). • Iedere voltijdstudent heeft ten minste vier individuele gesprekken met zijn studieloopbaancoach. Deeltijdstudenten hebben twee of drie individuele gesprekken met de studieloopbaancoach per jaar. De gemaakte afspraken legt de student vast in een verslag in zijn portfolio en de coach noteert de afspraken in Osiris. Aan het einde van het jaar vindt de beoordeling plaats in een individueel gesprek met de coach. De beoordeling
36/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
•
• • •
•
richt zich op het geheel van studie- en reflectieactiviteiten, hieronder vallen inspanningen ten aanzien van competentieontwikkeling, maken en bijhouden van portfolio en het opstellen en bijwerken van het Persoonlijk OntwikkelingsPlan en het Persoonlijk ActiviteitenPlan. Ook in de deeltijdopleiding heeft SLC als doel het werkplekleren te koppelen aan de ontwikkeling van de kerncompetenties. In alle studiejaren vindt SLC plaats (drie EC per jaar). Een vast onderdeel van SLC is verantwoorden en bespreken studenten de ontwikkeling van de eigen kerncompetenties. In het kader van het hogeschoolbeleid om de diversiteit in de studentenpopulatie te vergroten, werkt de hogeschool met peercoaching (Peercoaching aan de Hogeschool Rotterdam, juni 2007). Peercoaches zijn studenten die fungeren als rolmodel, gastheer, vraagbaak en coach voor medestudenten. Peercoaching wordt in aanvulling op SLC ingezet. De studieloopbaancoach verwijst, wanneer de vraag daartoe is, een student door naar een peercoach. Afspraken met een peercoach zijn niet vrijblijvend. Deze worden vooraf vastgelegd. Een coördinator peercoaching ziet toe op naleving hiervan. Binnen de opleiding zijn peercoaches actief (Modulewijzer peercoaching CMI 2009). In het gesprek met de studenten heeft het auditteam kunnen vaststellen dat de peercoaches gewaardeerd worden door studenten die extra ondersteuning vragen. Informatievoorziening is enerzijds gericht op het monitoren van de studievoortgang en anderzijds op het informeren van studenten over onderwijszaken. Via het studentvolgsysteem Osiris wordt de studievoortgang van studenten gevolgd. Het auditteam heeft het systeem ingezien en stelt vast dat de begeleiders afspraken met studenten vastleggen in dit systeem. De informatie is voor docenten toegankelijk. Coaches en begeleiders kunnen zo een compleet beeld krijgen over de vorderingen van de student en de ontwikkeling van zijn competenties. De stagecoördinator is de modulebeheerder van de verschillende stagehandleidingen en draagt er zorg voor dat deze handleidingen tijdig ter beschikking zijn. Daarnaast verstrekt de opleiding informatie aan studenten via het intranet (Hint), de hogeschoolgids, N@tschool, hogeschooltijdschrift Profielen, e-mail, CMI Campus. Elk kwartaal publiceert de opleiding een toetsrooster. Roosterwijzigingen worden dagelijks vóór 8.30 uur op Hint gepubliceerd. Binnen N@tschool is er een ruimte waarin studenten hun materialen kunnen verzamelen (digitaal portfolio waarmee de competentieontwikkeling van studenten zichtbaar wordt gemaakt). Het Studententevredenheidsonderzoek 2009 toont aan dat de deeltijdstudenten tevreden zijn over de studiebegeleiding, informatievoorzieningen en roostering. Voltijdstudenten beoordelen de studiebegeleiding en informatievoorziening als voldoende. Over het tijdig bekend maken van roosterwijzigingen en de efficiëntie van het lesrooster zijn zij echter ontevreden.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding een goed en doordacht systeem heeft van studiebegeleiding. Studenten beoordelen de begeleiding positief. Het auditteam heeft op basis van de gesprekken een overwegend positief beeld van de begeleiding en informatievoorziening aan studenten. Dat de tijdigheid van de informatie over roostering in de
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
37/67
voltijdopleiding beter kan, laat de commissie in haar oordeel niet zwaar meewegen. Informatie over curriculum, modulewijzers en stage en afstudeerhandleiding zijn in orde. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • De instituutsdirecteur is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid van het instituut en van de opleidingen van het instituut. Richtlijn daarbij is het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is doelbereiking’. Het kwaliteitszorgkader van de hogeschool is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. • Het kwaliteitsbeleid van het instituut en van de opleiding rust, in het verlengde van het hogeschoolbeleid, op drie pijlers (Nota kwaliteitszorg Instituut CMI, juni 2010): 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming, vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen tussen het Instituut en het CvB heeft hierbij een centrale rol. Elk instituut van de hogeschool heeft een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten, op basis waarvan het CvB de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan vaststellen. 2. Met de interne kwaliteitszorgsystematiek van de opleiding wordt cyclisch en methodisch gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. De hogeschool heeft haar doelstellingen binnen deze domeinen en de NVAO-criteria uitgewerkt in toetsbare streefdoelen (Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam, 2006). Binnen dit kader heeft het instituut en vervolgens de opleiding eigen kwaliteitsbeleid vastgelegd. 3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC biedt het College van Bestuur onafhankelijke informatie via het periodiek uitvoeren van (midterm) audits bij opleidingen en instituten, halverwege de accreditatieperiode. Dit gebeurt aan de hand van de facetten van het NVAO-kader.
38/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
•
•
De opleiding heeft haar eigen kwaliteitsbeleid uitgewerkt in de nota Kwalitetiszorg CMI 2010 en de Kwaliteitskalender CMI 2010-2011. Daarin is uiteengezet via welke instrumenten de opleiding periodiek evaluaties uitvoert. Voorbeelden van evaluatieinstrumenten zijn: instroomevaluaties, projectevaluaties, minorenenquêtes, evaluaties stage en afstuderen, studententevredenheidsonderzoek, exit-onderzoek, medewerkerstevredenheidsonderzoek en een werkgeversonderzoek. Daarnaast zijn er evaluaties van de modulen en wordt er geëvalueerd in diverse overleggen: het studentenoverleg, de commissievergaderingen, opleidingscommissie, beroepenveldcommissie en het gesprek tussen de onderwijsmanager en de docenten. Bij al deze instrumenten is beschreven wie de respondenten zijn, welke onderwerpen aan bod komen, wat de frequentie is van het afnemen van de evaluatie, en welke wijze van evalueren wordt gehanteerd (Kwaliteitszorgkalender CMI, studiejaar 2010-2011). Tevens zijn de verantwoordelijkheden en taken beschreven van de verschillende groepen die bij kwaliteitszorg zijn betrokken. De hogeschool heeft in het document Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam (2006) het beleid vastgelegd met betrekking tot het vaststellen van streefdoelen. Dit document dient als richtlijn voor het instituut en de opleiding voor het vaststellen van de streefdoelen. Het auditteam heeft in de opleidingsdocumenten geen duidelijke normering aangetroffen voor te behalen streefdoelen. Voor de evaluaties gaat de opleiding impliciet uit van een norm van 3,0 op een vijfpuntsschaal, de verantwoording voor deze normering ontbreekt. In het zelfevaluatierapport schrijft de opleiding dat informatie over evaluatieresultaten breder in de organisatie verspreid kunnen worden. Daartoe zal een Bureau Innovatie, Communicatie en Kwaliteit (BICK) worden opgericht. Dit bureau zal naast de praktische organisatie en uitvoering van de kwaliteitszorg binnen het instituut ook belast worden met het beheer van het kwaliteitszorgsysteem en het houden van toezicht op de processen waarmee de kwaliteitsbewaking plaatsvindt. Daarnaast behoren ook tot de taken van het bureau: het agenderen van evaluatieresultaten in de vergadering van de docententeams, het verspreiden van de resultaten binnen de verschillende gremia, het ordenen en documenteren van de resultaten en het monitoren van de PDCA-cyclus (Organisatieplan CMI 2010). Op verschillende niveaus binnen het instituut en de opleiding vindt controle plaats op de uitvoering van het kwaliteitszorgsysteem. De directeur van het instituut is integraal verantwoordelijk voor het goed verlopen van de kwaliteitszorg. De onderwijsmanager is eindverantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid van de opleiding en wordt hierin ondersteund door een kwaliteitszorgmedewerker. De kwaliteitszorgmedewerker zet de evaluaties uit en koppelt deze terug naar docenten en onderwijsmanagers. Daarnaast spelen de curriculumcommissie, de toetscommissie, de opleidingscommissie, de beroepenveldcommissie en de instituutsmedezeggenschapsraad een rol in het proces van kwaliteitsverbetering.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het systeem van kwaliteitszorg goed is beschreven. Voor de belangrijke onderdelen van het onderwijsproces zijn evaluatie-instrumenten beschikbaar. De verantwoordelijkheden van betrokkenen zijn vastgelegd en het proces van evalueren,
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
39/67
analyseren en besluitvorming over verbeteracties is vastgelegd. Het auditteam vindt dat de opleiding onvoldoende heeft geëxpliciteerd wat de streefdoelen zijn. Een verantwoording voor de normering ontbreekt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen over de verantwoording van de streefnormen komt het auditteam tot een oordeel voldoende.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • In het kwaliteitszorgplan van CMI is uitgewerkt hoe de opleiding naar aanleiding van evaluaties en nader onderzoek verbetermaatregelen in gang zet. Resultaten vanuit evaluaties worden in het onderwijsteam besproken. De opleidingsdirecteur bespreekt de resultaten van de kwaliteitsmetingen, en de eventueel daaruit voortvloeiende verbeteracties, met de opleidingscommissie. • Dit overleg leidt tot het opstellen van een verbeterplan waarin verbeteracties, doelen, termijnen, middelen en verantwoordelijkheden zijn vastgesteld. In het Opleidingswerkplan van de opleiding wordt ingegaan op de onderdelen personeel, rendement, financiën en evaluatie. Het auditteam heeft het Opleidingswerkplan 2009 – 2010 ingezien en stelt vast dat daarin de belangrijke verbeteracties zijn opgenomen. Via het opleidingswerkplan wordt sturing gegeven aan het verbeteren van de opleiding. Het auditteam mist echter een heldere beschrijving van het resultaat van de verbeteractiviteiten (doelen zijn niet SMART1 geformuleerd). Dat bemoeilijkt het meten van het effect van de verbeteractiviteit. • Het auditteam heeft evaluaties ingezien en stelt vast dat bij sommige module-evaluaties de respons erg laag is. Het resultaat van een dergelijke meting is dan niet betrouwbaar. Daartegenover staat dat het auditteam verslagen heeft ingezien van het Studentenoverleg (klassenvertegenwoordigers) met de onderwijsmanager. In dit overleg worden klachten en ervaringen van studenten met het onderwijs geïnventariseerd en besproken. In de verslagen van het studentenoverleg wordt opgenomen welke zaken verbetering behoeven. Het auditteam is positief over de wijze waarop in dit overleg de kwaliteit van het onderwijs wordt besproken. • Het auditteam heeft in gesprekken met studenten vernomen dat de verbetersuggesties uit het studentenoverleg ook serieus worden behandeld door het management. Studenten zijn positief over deze wijze van overleg met de onderwijsmanager. • Naar aanleiding van de vorige visitatie (2005) heeft de opleiding enkele verbeteringen doorgevoerd.
1
SMART = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.
40/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
Enkele voorbeelden zijn: o Toetsing: uit evaluaties bleek dat studenten niet altijd tevreden waren over de kwaliteit van de toetsen. In dit kader is besloten dat een toets door twee docenten wordt beoordeeld (zie ook facet 2.8). o Invoering van minor met de aandacht voor de ontwikkelmethode SCRUM. o Uitbreiding werkplekken voor het kunnen werken met de laptop (zie facet 4.1). Studenten geven, in het Studententevredenheidsonderzoek 2009 aan dat zijn onvoldoende geïnformeerd worden over de uitkomsten van de onderwijsevaluaties, dat de opleiding onvoldoende gebruik maakt van uitkomsten van onderwijsevaluaties en dat de opleiding niet adequaat reageert op klachten en problemen. Om aan de geluiden tegemoet te komen zet de opleiding in op een bredere verspreiding van evaluatieresultaten in de organisatie. Met ingang van september 2010 zal de opleiding hier via het BICK (zie facet 5.1) verandering in proberen aan te brengen. Ook geeft de opleiding aan meer aandacht te besteden aan evaluatieresultaten tijdens de studentenoverleggen en tijdens studieloopbaancoaching. De studenten zijn, aldus het STO 2009, van mening dat er voldoende evaluaties plaatsvinden.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding het primaire proces van het onderwijs in voldoende mate evalueert en op basis daarvan het onderwijsproces of de inhoud bijstelt. De opvolging van verbeteracties en een duidelijkere omschrijving van het gewenste resultaat van de verbeteracties behoeft nog de aandacht van de opleiding. Het auditteam is positief over de directe wijze van communiceren met studenten over de onderwijskwaliteit via het Studentenoverleg. Communicatie over de resultaten van evaluaties kan versterkt worden. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen over de communicatie van evaluatie-uitkomsten komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • In de nota Kwaliteitszorg CMI 2010 is vastgelegd dat de studieleiding kan aantonen op welke wijze de medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij evaluatieonderzoek en het formuleren van verbeterplannen. • Met de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs zijn docenten continu actief betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Docenten nemen deel aan teamoverleg en hebben zitting in ontwikkelgroepen. Ook de deelname aan het landelijk HBO-I overleg levert verbeteracties op, bijvoorbeeld over de invulling van het onderwijsprogramma. Via het medewerkerstevredenheidsonderzoek meet de opleiding de opinie van docenten over onderwijs en onderwijsproces.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
41/67
•
•
•
•
Maandelijks vindt er een gezamenlijke CMI lunch plaats voor alle medewerkers (afwisselend op één van beide locaties) waarbij een lector, onderwijsmanager, minorcoördinator of docent de collega’s informeert over een project, onderwijsvernieuwing of ontwikkelingen in de opleiding. Studenten zijn op verschillende manieren betrokken bij de verbetering van het onderwijs. Via formele evaluaties en gesprekken met de onderwijsmanager. Evaluatieresultaten koppelt de opleiding terug naar studenten via het overleg in de opleidingscommissie, de medezeggenschapsraad en via de klassenvertegenwoordigers. De verslagen van de verschillende commissies kunnen studenten via Infoland bekijken. Maar kennelijk zijn studenten met deze mogelijkheid onvoldoende bekend, aldus het auditteam. De opleiding voert een enquête uit onder afgestudeerden en neemt deel aan de HBO-Monitor. Alumni worden verder via het tweejaarlijkse alumnionderzoek om hun mening gevraagd. Verder contact met de alumni vindt plaats via de site CMI-campus en via de alumnivereniging van de opleiding. Vertegenwoordigers van het werkveld van de opleiding hebben zitting in de beroepenveldcommissie. De beroepenveldcommissie ondersteunt de opleiding. Zij signaleert actuele ontwikkelingen en bediscussieert deze met de opleiding. Verder voorziet een adviesraad de opleiding van feedback op de doelstellingen en het curriculum. Daarnaast krijgt de opleiding feedback van het beroepenveld door de contacten met begeleiders op de werkplek (via stagiaires), evaluaties van stage en afstuderen van praktijkbegeleiders en het werkgeversonderzoek. In het gesprek van het auditteam met het werkveld kwam naar voren dat de beroepenveldcommissie sinds een jaar weer actief is. De sturing vanuit de directie van dit overleg behoeft verbetering, zo meldt de vertegenwoordiger van de beroepenveldcommissie met wie het auditteam sprak: duidelijke agenda en resultaat- en doelgerichter vergaderen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de relevante belanghebbenden in voldoende mate bij de evaluatie van de opleiding worden betrokken. Het auditteam heeft de stellige indruk dat de opleiding meer gebruik zou kunnen maken van de kennis en ervaring die er binnen de beroepenveldcommissie aanwezig is. Daartoe is een actieve houding vanuit de opleiding (duidelijke agendering en heldere doelstelling van het overleg), aldus de beroepenveldcommissie, een vereiste. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overweging over de rol van de beroepenveldcommissie komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
42/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • De opleiding beoordeelt het gewenste eindresultaat via het toetsen van de eindkwalificaties in het afstudeerwerk. Het afstuderen is, zo meldt het zelfevaluatierapport, dusdanig ingericht dat de student kan laten zien dat hij alle opleidingscompetenties op het juiste niveau (zie facet 1.1) verworven heeft. De opleiding heeft de werkwijze rondom het afstuderen beschreven in de Modulewijzer Afstudeeropdracht Informatica (voltijd en deeltijd hebben een eigen modulewijzer). De afstudeerhandleiding gaat onder andere in op de kwalitatieve eisen die aan de opdracht, het onderzoek en de scriptie worden gesteld en de toetsing van de afstudeeropdracht. • De opleiding heeft samen met de opleiding Technische Informatica voor de voltijdopleiding een modulewijzer voor het afstuderen opgesteld (Modulewijzer CMIAFSOO – Afstuderen INF/TI voltijd). Tijdens het afstuderen voert de student zelfstandig een afstudeeropdracht uit bij een bedrijf. Tijdens de eerste helft van het vierde jaar bereidt de student zich voor op het afstuderen en werkt de student aan het onderzoeksvraagstuk dat als basis dient voor de opdracht. • Bij de deeltijdopleiding wordt gestreefd naar afstudeerprojecten in projectvorm. In een project werken meerdere studenten aan een redelijk complexe opdracht. De begeleiding door docenten richt zich voor een deel op het controleren van de projectmatige aanpak en de werkwijze en het voorkomen van ‘meeliftgedrag’. Nadat een projectteam van de afstudeerbegeleider toestemming heeft gekregen om met de opdracht te starten, wordt een PID (Project Initiatie Document) opgesteld. Voor de projectbeheersing wordt gebruik gemaakt van Prince2. Het projectteam wordt getoetst op drie aspecten; o Het verloop van het proces gedurende de afstudeerperiode; o Het product dat aan het eind van de afstudeerperiode wordt opgeleverd; o De presentatie van het product, inclusief het beantwoorden van vragen. • De eindbeoordeling van het afstudeerwerk geschiedt op grond van het functioneren binnen het bedrijf als beginnend beroepsbeoefenaar, de ingeleverde scriptie en de mondeling verdediging van het afstudeerwerk. De eindbeoordeling wordt uitgedrukt in een geheel cijfer. Criteria voor het functioneren zijn onder andere: zelfstandigheid, samenwerking met begeleiders en praktische vaardigheid. De scriptie wordt beoordeeld op vormtechnische aspecten, stijl en leesbaarheid, omvang en diepgang van de opdracht, gemaakte keuzes en onderbouwing daarvan en het niveau van de uitwerking van de opdracht. De afstudeercommissie bestaat uit de eerste begeleidende docent en voorzitter van de commissie, de tweede docent, de bedrijfsbegeleider en de gecommitteerde (een externe deskundige uit het bedrijfsleven). • Het auditteam heeft tien eindwerkstukken (selectie uit 18 eindwerkstukken) van recent afgestudeerden bestudeerd. De werkstukken waren gewaardeerd in de range van zes tot negen Het auditteam stelt vast dat de eindwerkstukken voldoen aan de basiskwaliteit van hetgeen van een bachelor verwacht mag worden. Bij de hoog gewaardeerde
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
43/67
•
•
•
•
•
•
•
werkstukken is zowel de kwaliteit van het opgeleverde eindproduct als de verslaglegging in de ogen van het auditteam redelijk tot goed (formulering van de opdracht en verantwoording van de wijze waarop de opdracht is uitgevoerd). Bij de laag gewaardeerde eindwerkstukken voldoet, aldus het auditteam, het eindproduct van de afgestudeerde aan de technische basiskwaliteit (een werkbare applicatie voor de opdrachtgever), maar is de verslaglegging doorgaans matig tot zwak. Het auditteam vindt dat de rapportage van een deel van de eindwerkstukken die het team heeft ingezien verbetering behoeft. In de eindwerkstukken maken studenten beperkt gebruik van literatuur en informatie van websites. Het auditteam vindt de beoordeling van een deel van de eindwerkstukken aan de hoge kant. Daarbij is het auditteam uitgegaan van de criteria van de opleiding zoals beschreven in de Modulewijzer afstuderen. Het auditteam stelt vast dat de beoordeling van de eindwerkstukken gebeurt door de afstudeercommissie waarin de examinator (eerste beoordelaar), de assessor (tweede beoordelaar) externe deskundige en bedrijfsmentor zitting hebben. Deze commissie stelt gezamenlijk het eindcijfer vast. In de deeltijd studeren studenten in groepsverband af (een team van maximaal vier personen). De studenten spreken per projectteam af welke rol zij in het team vervullen. De beoordeling gebeurt op basis van dezelfde criteria als in de voltijdopleiding. Bij de deeltijdopleiding bestaat de afstudeercommissie uit drie personen: examinator, assessor en opdrachtgever. Daar het oordeel over het eindwerkstuk met vier (voltijd) of drie (deeltijd) personen wordt besproken, wordt de objectiviteit van het oordeel bewaakt, aldus het auditteam. Alle eindwerkstukken die het auditteam heeft ingezien zijn beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier afstudeeropdracht. De beoordelingscriteria van het afstudeerwerkstuk zijn, aldus het auditteam, moeilijk direct te herleiden naar de Dublin descriptoren en opleidingsdoelen. Daarmee is voor het auditteam de achterliggende motivatie voor het oordeel goed of voldoende niet helder (zie facet 2.8). Het auditteam stelt vast dat een deel van de eindwerkstukken niet voldoet aan de vormeisen en richtlijnen voor de structuur van de rapportage, zoals deze in de modulehandleiding zijn vermeld. De opleiding zou, naar het oordeel van het auditteam, eerst de aspecten vormgeving en structuur kunnen beoordelen, om vervolgens bij een voldoende oordeel van deze aspecten het rapport op inhoud te beoordelen. De opleiding meet periodiek de tevredenheid in het veld over het eindniveau van de opleiding. Via de tweejaarlijkse alumni-enquête meet de opleiding bij afgestudeerden de mate van tevredenheid over het eindniveau en hoe zij de aansluiting op de beroepspraktijk ervaren. Op de jaarlijkse alumnibijeenkomsten bespreekt de opleiding het curriculum met alumni. De opleiding neemt deel aan de HBO-Monitor. Uit de laatste Alumni-enquête (2009) blijkt dat de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden goed is: geen enkele afgestudeerde is werkloos. Dit blijkt ook uit de HBO-Monitor 2008. Afgestudeerden vinden dat de opleiding een voldoende basis biedt om te kunnen starten op de arbeidsmarkt. Daarnaast consulteert de opleiding het werkveld via de beroepenveldcommissie en het werkgeversonderzoek. Het auditteam heeft gesproken met vertegenwoordigers van het werkveld. De vertegenwoordigers melden dat zij een stevige theoretische basis belangrijker vinden dan het bijhouden van de laatste ontwikkelingen. De opleiding zou,
44/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
•
•
aldus het werkveld, meer aandacht moeten besteden aan theoretische kennis van programmeren. Uit de gesprekken bleek dat het werkveld vindt dat de kennis bij studenten van het programmeren nu soms te beperkt is. In de HBO-Monitor 2008 oordelen de studenten positief tot zeer positief over de begeleiding tijdens het afstuderen, de kwaliteit van de afstudeerorganisatie en het project waarop ze zijn afgestudeerd. Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat studenten de informatievoorziening over stage en afstuderen onvoldoende vinden, namelijk een 2,4 op een vijfpuntsschaal. De opleiding heeft naar aanleiding hiervan de afstudeerhandleidingen aangepast.
Overwegingen Het auditteam heeft op basis van de eindwerkstukken een goed beeld gekregen van het eindniveau van de opleiding. Het (technisch) niveau van de eindproducten is aan de maat. De wijze waarop een deel van de studenten rapporteert over het uitvoeren van de opdracht en het verantwoorden van oplossingsmethode kan naar het oordeel van de commissie beter. Dit is door het werkveld in gesprekken bevestigd. De eindwerkstukken worden door drie (deeltijd) of vier (voltijd) deskundigen beoordeeld (docenten, externe deskundigen en opdrachtgever). Naar het oordeel van het auditteam wordt hiermee de objectiviteit van het oordeel voldoende bewaakt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overweging over de kwaliteit van de rapportagevaardigheden en theoretische basis komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • Hogeschool Rotterdam heeft het beleid de rendementen van haar opleidingen te verhogen. In het hogeschoolbrede project ‘Studiesucces voor iedereen’ zijn kaders gegeven voor het realiseren van deze doelstelling. In het Plan van aanpak studiesucces (februari 2009) beschrijft CMI hoe zij dit in de opleidingen van het instituut wil realiseren. • De instituutsdirectie en de opleiding bepalen elk jaar in november welke factoren van belang zijn in relatie tot de instroom, de doorstroom en het rendement van de opleiding. Tevens wordt teruggekeken naar de mate waarin de doelen van het voorafgaande jaar zijn behaald. Op grond van deze gesprekken formuleert de studieleiding jaarlijks een aantal activiteiten die moeten leiden tot versterking van de rendementen (Plan van aanpak studiesucces). Elk kwartaal bespreekt het management met de SLC-begeleiders hoe de voortgang van de studenten is (overzicht per module en per studentgroep).
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
45/67
•
•
•
•
• •
•
•
•
•
De opleiding heeft de volgende streefcijfers geformuleerd voor het onderwijsrendement: o propedeuserendement: 60 procent na 2 jaar o opleidingsrendement voltijd: 55 procent na 5 jaar o opleidingsrendement deeltijd: 40 procent na 5 jaar o studieduur afgestudeerden: maximaal 4,5 jaar o studieduur uitval: maximaal 1,4 jaar o Uitval in de hoofdfase, voltijd < 10 procent o Uitval in de hoofdfase, deeltijd < 25 procent De rendementsdoelen van de opleiding maken deel uit van het managementcontract tussen de instituutsdirectie en het College van Bestuur (vergelijk facet 5.2). De voortgang wordt bewaakt in bilateraal overleg tussen het college en de instituutsdirecteur. Bij de start van de deeltijdopleiding in 2003 was het curriculum aanvankelijk niet helemaal afgestemd op de specifieke doelgroep. In samenspraak met de deeltijdstudenten en het werkveld is het curriculum doorontwikkeld. Dit heeft, aldus de opleiding, invloed gehad op de (lagere) rendementcijfers van de deeltijdopleiding. Het propedeuserendement binnen twee jaar voor de voltijdopleiding voldoet nog niet aan het streefrendement. Ook de deeltijdopleiding haalt het gestelde streefrendement voor de propedeuse niet. Het opleidingsrendement voor het behalen van een diploma binnen vijf jaar wordt door zowel de deeltijd- als voltijdopleiding niet gehaald. De gemiddelde studieduur van uitvallers is 41,1 maanden. De gemiddelde studieduur van uitvallers ligt hiermee boven de norm van de opleiding en boven het landelijk gemiddelde. De oorzaak is, aldus de opleiding, dat de vraag naar ICT’ers groter is dan het aanbod. Studenten blijven werken na hun stage en ronden de opleiding niet (of veel later) af. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden bij de voltijdopleiding ligt op 62,2 maanden. En de gemiddelde studieduur van afgestudeerden van de deeltijdopleiding is 65,5 maanden (streefnorm is 54 maanden). De opleiding voldoet hiermee niet aan de streefnorm voor de studieduur. Ook hier scoort de opleiding boven het landelijk gemiddelde. Uit de gegevens blijkt dat de uitval binnen twee jaar (vt) afneemt, maar dat studenten die vanwege omstandigheden langer dan twee jaar over de propedeuse mogen doen (overleg met decaan) toeneemt: van 1% in 2005 tot 7% in 2007. In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding dat op het gebied van de rendementen nog een slag gemaakt moet worden. Er is ingezet op extra begeleiding en verbetering van het programmeeronderwijs (een struikelvak). Ook is het aantal contacturen verhoogd en worden studenten die niet deelnemen aan practica actief benaderd. Deze maatregelen moeten er toe leiden dat het rendement toeneemt. De resultaten van de maatregelen kunnen pas na enkele jaren zichtbaar worden in het opleidingsrendement. Het auditteam stelt dat ook op kleine schaal gemeten kan worden of de maatregelen werken (bijvoorbeeld moduleresultaten). De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat de rendementen vergelijkbaar zijn met opleidingen aan hogescholen in andere grote steden (groot aandeel allochtonen, groot aandeel van studenten uit gezinnen waar men voor het eerst hoger onderwijs volgt).
46/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Overwegingen Uit de rendementsgegevens blijkt dat de opleiding de meeste streefdoelen niet haalt. Daarentegen spant de opleiding zich in om het rendement te verbeteren door gerichte activiteiten te ondernemen, waarvan aannemelijk is dat zij een positieve invloed hebben op het rendement. Of dit ook daadwerkelijk leidt tot verbeteringen is nu nog niet vast te stellen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Hierbij heeft het auditteam de gerichte acties die de opleiding in de afgelopen jaren heeft ondernomen om het rendement te verbeteren zwaar mee laten wegen. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
47/67
48/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
3
Bijlagen
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
49/67
50/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw L.A. Redder MSc
X
Lid auditteam NQA: De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts
Lid auditteam: De heer ing. J.H.W. Spitshuis
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: Mevrouw S.A.M. Janssen
Lid auditteam: De heer ir. H. Wagter:
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam: De heer ir. H. Wagter De heer Wagter is ingezet als domeindeskundige van het panel. Hij heeft specifiek deskundigheid op het gebied van Informatietechnologie, Bouwkunde, Bedrijfskunde en toegepaste informatica. De heer Wagter is internationaal opgeleid en heeft cursussen gevolgd in Duitsland, de Verenigde Staten en Australië. Na zijn studie bouwkunde heeft de heer Wagter zich vooral beziggehouden met programmeren en grafische systemen. In zijn werk heeft automatisering altijd de hoofdrol gespeeld, onder andere in projectmatig ontwerpen en toepassen van CAD en grafische interfaces in zakelijke processen inclusief het daarbij behorende proces van verandermanagement. De heer Wagter heeft dertien jaar lesgegeven in CAD als professor aan de Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Bouwkunde. Door zijn werkervaring in internationale projecten in onderwijs en bedrijfsleven, door zijn deelname aan talloze internationale congressen en door zijn lidmaatschap van tal van (internationale) brancheorganisaties en commissies beschikt de heer Wagter over een ruime internationale ervaring. Verder heeft de heer Wagter door zijn werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, aanvullend is hij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
51/67
Opleiding: 1965 – 1970 1970 – 1975 1977 1978 1981 1982 1983 1986 1987 1992 Werkervaring: 1970 – 1971 1974 – 1975 1975 – 1979 1979 – 1982 1982 – 1987 1985 – 1999 1987 – 1988 1988 – 1991 1991 – 1993 1993 – 1995 1995 – 1997 1997 – 2004 2004 – heden
HTS Den Bosch Bouwkunde TU Eindhoven, Bouwkunde Eindige Elementen Methode Modulair Programmeren Tekenkamer automatisering (VDI-Duitsland) Numerieke besturing (VDI-Duitsland) Siggraph GKS seminar, USA Klantgericht denken (Door) Expert Systems, Universiteit Sydney Executive Program, Cambridge, USA
Militaire dienst Student assistent TUE, computerafdeling Adviesbureau Arnhem, Heidemij CIAD Zoetermeer I3P Raadgevend Ingenieursbureau Maarheeze Deeltijdhoogleraar TUE, Bouwkunde CAD KPMG Utrecht, industriële automatisering BSO-AT Eindhoven, senior consultant Directeur BSO Advies Utrecht Partner BSO Management Consultants, Utrecht Group vice President Origin, IPS, Internationale projecten Mede-oprichter en partner BrightHouse Management BV Zelfstandig ondernemer en bedrijfsadviseur. Grus Grus Beheer B.V.
Diversen: • Indertijd zeer actief met de oprichting van de toenmalige HTS-unie, het HTS-corps dat toen nog bestond en studenten liaison richting HBO Raad in relatie tot HTS Nieuwe Stijl. • Mede-vormgever van de opleiding CAD en informatica HTS Heerlen • Acht jaar lid van en voorzitter van de raad Advies van EXIN. Opleidingen op het HBO niveau zijn het belangrijkste aandachtspunt van EXIN als Examen Instituut Nederland. • Lid geweest van diverse werkgroepen die opleidingen specificeerden op het gebied van Informatica, CAD en Flexibele Productie Automatisering voor HBO instellingen (opdrachtgever ministerie van EZ) • Medeorganisator van NIOC 94 en 97 (Nederlands Informatica en Onderwijs Congres), dagvoorzitter en presentaties • Presentaties op Fontys Eindhoven, HTS ’s Hertogenbosch (diverse) en HTS Heerlen. • Actief deelgenomen aan ongeveer 30 HBO-visitaties, zowel indertijd via de HBO Raad als meer recent via NQA • Lid van de beroepenadviescie Informatie van LOI Persoonlijk ervaring met Werkvormen: • Geven van college’s (HTS en TU niveau) • Presenteren met behulp van diverse media (diverse projecties, op afstand, via Teleac) • Mede schrijven van collegedictaten • Opzetten en begeleiden van werkcolleges modelleren
52/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
• • • • • • • • •
Begeleiden van projectwerk Begeleiden en coachen van studenten in afstudeerfases (zowel HBO als TU niveau) Opzetten interactieve cursussen Bouwkunde Tot voor kort gecertificeerd mediator, groepsdiscussies en conflictbeheersing en –hantering Begeleiden studiegroepen in diverse studiefasen (van startende studenten tot promovendi) Begeleiden stagiaires, zowel aan de opdrachtgevers zijde als aan de onderwijszijde Diverse malen opzetten, formuleren en begeleiden van grote en kleine groepsopdrachten (projectonderwijs) Begeleiden van meerdere onderzoeksprojecten (in het bijzonder CAD, Virtual Reality, 3D Modeleren, simulatie, expert systems, kunstmatige intelligentie, etc) Creatieve sessies gefaciliteerd als A4-Strategy, Mind Map, Brown paper sessies, brainstorm.
De heer ing. J.H.W. Spitshuis De heer Spitshuis is ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van real-time embedded software in multidisciplinaire mechatronische omgeving en software ontwikkeling. De heer Spitshuis heeft ervaring met gestructureerde software ontwikkelmethodieken (SA/SD), object georiënteerde methodes, model driven design, software architectuur, architectuur en design patterns, UML, real-time embedded software, diverse programmeertalen en operating systemen. Complementair aan zijn ervaring met interne audits is de heer Spitshuis voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 – 1977 1977 – 1981 1982 – 1984
Atheneum B Technische Hogeschool Eindhoven HTS Eindhoven, Afstudeerrichting Elektrotechniek, Technische Computerkunde
Werkervaring: 1984 – 1985 ACE, gedetacheerd bij Philips IE, Numerical Control 1985 – 1989 Ontwerper Software, Philips Natuurkundig Laboratorium, Groep Analytische Chemie 1989 – 1992 Ontwerper software machinebesturingen, Philips Lighting, Afdeling Elektrische Bedrijfsmechanisatie 1992 – 1999 Hoofdontwerper software en projectleider, Philips CFT, afdeling Engineering 1999 – 2001 Groepsleider Equipement Control Groep, Philips CFT, afdeling Engineering 2001 – 2005 Groepsleider Applied Industrial Software & Motion control, Philips Applied Technologies, afdeling/programma Mechatronics 2006 – 2007 Competence manager equipement en motion control software, project manager, Philips Applied Technologies, afdeling/programma Mechatronics 2007 – 2008 Product Line Manager Test, NXP Semiconductors, Business Unit Multimarket Semiconductors, afdeling IS&O/ITEC 2008 – heden Manager Electrotechnics & Software, CCM Centre for Concepts in Mechatronics, Nuenen.
Mevrouw S.A.M. Janssen Mevrouw Janssen is ingezet als studentlid. Zij volgt momenteel een opleiding Informatica bij een andere instelling. Mevrouw Janssen is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Mevrouw
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
53/67
Janssen is betrokken bij diverse PR en voorlichtingsactiviteiten die vanuit haar opleiding worden georganiseerd en zij is actief lid binnen de opleidingscommissie. Voor deze visitatie is mevrouw Janssen individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2006 – 2010 2001 – 2006
Hogeschool Zuyd: Informatica Havo
Werkervaring: 2009 – heden DLWO coach bij Academie Verloskunde Maastricht 2009 Alfa verspreidingen Maastricht 2008 GSD Automatisering Brunssum (stage)
De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 tot 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
Mevrouw L.A. Redder MSc Mevrouw Redder is ingezet als NQA auditor. Door in 2008 deel te nemen aan de evaluatie van het Bachelor-Master systeem en accreditatie voor het ministerie van OCW, uitgevoerd door Centre for Higher Education and Policy Studies, is haar interesse gewekt voor kwaliteitszorg binnen het (hoger) onderwijs. Door haar master thesis ‘Quality Assurance in Higher Education’ is zij bekend geworden met het accreditatieproces en weet zij aan welke door de NVAO gestelde eisen een opleiding moet voldoen om geaccrediteerd te worden en te blijven. Tijdens haar studie heeft zij als studentlid
54/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
deelgenomen aan visitaties voor verschillende opleidingen. Na haar afstuderen in 2010 is mevrouw Redder als junior auditor bij NQA begonnen. Opleiding: 2006 – 2010 2002 – 2006
1997 – 2002
Master Public Administration, richting Higher Education Policies, Universiteit Twente Bestuurskunde/Overheidsmanagement, Thorbecke Academie, Leeuwarden • Stage kwaliteit aansluiting mbo-hbo, ROC Friese Poort • Scriptie toetsen competenties projectleider van Strategisch Implementatieprojecten, Management Centrum, Den Haag HAVO, Maartenscollege, Haren
Werkervaring 2010 – heden Junior-auditor Netherlands Quality Agency, Utrecht 2009 – 2010 Studentlid panel visitaties voor verschillende opleidingen in het hoger onderwijs, Netherlands Quality Agency, Utrexht 2008 Student Assistent, Evaluatie invoering Bachelor-Mastersysteem en Accreditatie voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, CHEPS Universiteit Twente, Enschede 2006 – 2007 Medewerker belastingtelefoon Belastingdienst - Hengelo 2005 – 2006 Medewerker Reïntegratiebureau - Leeuwarden Diversen: 2005 – 2006 2003 – 2004 2003
Voorzitter Damesdispuut Imperatrix Vice-voorzitter Studiegenootschap Trias Politica Secretaris introductiecommissie voor de eerstejaars aan de Thorbecke Academie
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
55/67
56/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
57/67
58/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
59/67
60/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
61/67
62/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Bijlage 3
Bezoekprogramma opleiding Informatica
Dinsdag 14 september 2010 Tijdstip 08.45 – 11.45 11.45 – 12.30 12.30 – 13.15 13.15 – 14.00 14.00 – 14.45 14.45 – 15.30 15.30 – 16.00 16.00 – 17.00 17.15 – 17.45 17.45 – 18.15
Onderdeel Ontvangst en materiaalbestudering Gesprek met onderwijsmanagement Gesprek met studenten Lunch Gesprek met docenten Gesprek met werkveld en afgestudeerden Rondleiding Eventuele extra gesprekken, materiaal bestuderen, intern paneloverleg Tweede gesprek met onderwijsmanagement Afsluitend paneloverleg
Vertegenwoordigers uit het werkveld Naam
Bedrijf
Functie
Martin Jansen Ben van Lier René Lagendijk
Roteb
Hoofd ICT Regie
Relatie met Hogeschool Rotterdam Lid BVC
Centric Business Monitor
Account Directeur Overheid Directeur
Lid BVC Lid BVC
Afgestudeerden Naam Arno Bogaards Dirk Bruinsma Casper Mout Sietse Eling
Functie softwareontwikkelaar directeur Programmeur Support specialist
René Weteling Rick Roelofsen
Programmeur Programmeur
Bedrijf TeboVisie Modulo Initworks TOPdesk Nederland Click internet BV Initworks
In welk jaar afgestudeerd 2009 2009 Augustus 2009 April 2010 Februari 2010 Juli 2009
Studenten Naam Mark Breedveld Carlo Matulessy Yasmijn Kok Dennis Marck Ton Hordijk Berend Vervelde
Vooropleiding mbo havo havo mbo vwo Anders
Ozgur Nurali
mbo
Sander Seppen
mbo
Cohort Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd Voltijd Deeltijd-software engineering Deeltijd-software engineering Deeltijd- IT management
In welk studiejaar? 2e jaar e 2 jaar e 2 jaar e 3 jaar e 3 jaar e 4 jaar 4e jaar 4e jaar
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
63/67
Docenten Naam
Fte
Marco Hazebroek
1,00
In dienst bij opleiding sinds 1999
Janneke Jung
0,70
1989
Hans Maas Mira Ruiken John Grobben Anne van Brussel Wendy Kleij Annette van Rooij
1,00 1,00 0,85 0,80 0,80 0,80
2009 2009 1987 2001 2006 2008
Stelian Paraschiv
1,00
2008
Arend Keemink
1,00
1999
Joop Blankert Hossein Chamani
1,00 0,90
1996 2001
Marijke HagenSallevelt
0,70
2002
George Pluimakers
0,20
1999
64/67
Speciale taken Onderwijsmanager (voltijd) Onderwijsmanager (deeltijd) Directie CMI Directie CMI Opleidingscommissie Internationalisering SLC coördinator PR coordinator MBO/HBO coördinator Projectonderwijs jaar 1 en 2
Coördinator Minoren Curriculum commissie Projectleiding Instroom en Rendement Coördinator BSK
Vakgebied
Wiskunde Usability SLC/Business Skills SLC/Business Skills
Wiskunde Projecten Systeemontwikkeling; business process management Programmeren Testen SLC/Business Skills
IT Management Informatiearchitectuur
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
1. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau 2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid 3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, waaronder: - modulebeschrijvingen; - (stage- en afstudeer)handleidingen; - literatuurlijst en selectie van boeken. 4. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen en feedback): - toetsen; - opdrachten; - portfolio’s en assessments; - stageverslagen; - projectverslagen en producten. 5. Personeelsbeleid (o.a. documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). 6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: - beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers; - recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten en de analyses) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties onder studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. 7. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, adviesraad, curriculumcommissie, examencommissie e.a.). 8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. 9. Afstudeerproducten (zie lijst van 25), inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten. 10. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
65/67
66/67
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. De vijf 1. 2. 3. 4. 5.
kerncompetenties van HBO-I zijn: Analyseren Adviseren Ontwerpen Realiseren Beheren
Deze beroepscompetenties zijn door de opleiding nader uitgewerkt in het document Opleidingsprofiel, opleiding Informatica, Instituut voor Communicatie, Media en Informatietechnologie, Hogeschool Rotterdam, 22 juli 2010, Versie 1.3 (Bijlage 11 van dit document). In het document Competentiematrix Informatica (2009) zijn de algemene competenties: 1) samenwerken, 2) ontwikkelen, 3) communiceren, 4) beroepshouding, 5) creativiteit, 6) ondernemerschap, 7) methodisch en 8) transfer beschreven.
© NQA – Hogeschool Rotterdam: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Informatica
67/67