Jeugdliteratuur
Hogeschool Rotterdam, Museumpark Docent: Bart Bijl Student: Melanie de Rooij 0876750 Student: Ellis van der Veen 0876744
DNLV1B Code: NEDJL102X (jeugdliteratuur) LERO NE Deeltijd Versneld Bronnenonderzoek + praktijkonderzoek
Inhoudsopgave Inleiding: Doel onderzoek Hypothesen
3 4
1.Literatuuronderzoek 1.1 Deelvraag 1: Wat beïnvloedt de leesmotivatie van kinderen? 1.2 Deelvraag 2: Welke leesvoorkeuren hebben kinderen tussen de 12 en 14 jaar? 1.3 Deelvraag 3: Welke invloed heeft een docent op het leesgedrag van kinderen tussen de 12 en 14? 1.4 Deelvraag 4: Zijn er verschillen tussen het leesgedrag van jongens en meisjes? 1.5 Conclusie literatuuronderzoek
5 5 7 8
2. Praktijkonderzoek 2.1 Enquête 2.2 Resultaten 2.3 Conclusie praktijkonderzoek
12 12 15 24
3. Eindconclusie
26
4. Bronvermelding
29
10 11
2
Inleiding: Doel onderzoek In dit onderzoek staat het leesgedrag van kinderen tussen de 12 en 14 jaar van het VMBO centraal. Deze doelgroep is gekozen, omdat onze leerlingen in deze categorie vallen. De school van Melanie de Rooij, het Farelcollge, staat in Ridderkerk. Dit is een protestants christelijke school, bestaand uit ongeveer 1600 leerlingen. Deze school is voor vmbo BBL + LWOO tot VWO tweetalig. De school van Ellis van der Veen, Melanchthon Mathenesse, is een protestants christelijke school, bestaand uit ongeveer 350 leerlingen. Deze school is voor vmbo BBL, KBL en TL met leerwegondersteuning. Melanchthon Mathenesse staat in de wijk Spangen in Rotterdam. De scholen vallen onder het zelfde overkoepelende bestuur: CVO. De verschillen tussen deze twee scholen zijn erg groot. De school van Melanie staat in een dorp aan de rand van Rotterdam en de school van Ellis staat in één van de slechtste wijken in de grote stad Rotterdam. Op de school van Ellis heeft 99% van de leerlingen allochtone ouders en groeien de leerlingen grotendeels tweetalig op. Op de school van Melanie heeft 45% van de leerlingen allochtone ouders. Omdat wij deze verschillen zo opvallend vinden, nemen wij dit mee in ons praktijkonderzoek. Om een goed onderzoek te kunnen uitvoeren naar het leesgedrag van kinderen op de middelbare school richten wij ons op de overeenkomsten binnen onze scholen: de vmbo leerling. Aangezien wij beide lesgeven aan klas 2 van het vmbo, richten wij ons op deze doelgroep in dit onderzoek. Voor dit onderzoek voeren wij een literatuuronderzoek uit en een praktijkonderzoek. Omdat Stichting Lezen veel onderzoek heeft gedaan naar het leesgedrag van kinderen, zullen wij hun publicaties als bronnen gebruiken. Daarnaast plegen wij nog bronnen raad van onze opleiding en internet. Het praktijkonderzoek zal bestaan uit een enquête die we afnemen bij onze leerlingen in klas 2. De enquête wordt in totaal bij 34 leerlingen afgenomen. Deze leerlingen zijn allemaal tussen de 12 en 14 jaar oud. Uiteindelijk zullen we de resultaten uit het literatuuronderzoek en praktijkonderzoek vergelijken en daarover een eindconclusie schrijven. De hoofdvraag in ons onderzoek luidt: ‘Wat is het leesgedrag van vmbo leerlingen tussen de 12 en 14 jaar?’ Aan de hand van 4 deelvragen zullen wij deze hoofdvraag beantwoorden. De volgende deelvragen hebben wij geformuleerd: 1. Wat beïnvloedt de leesmotivatie van kinderen? 2. Welke leesvoorkeuren hebben kinderen tussen de 12 en 14 jaar? 3. Welke invloed heeft een docent op het leesgedrag van kinderen tussen de 12 en 14? 4. Zijn er verschillen tussen het leesgedrag van jongens en meisjes?
3
Hypothesen Vooraf verwachten wij de volgende uitkomsten op de deelvragen: Hypothese 1: Ouders en/of verzorgers beïnvloeden grotendeels de leesmotivatie van kinderen. Vooral het voorlezen aan kinderen en het kennis maken met boeken zijn hierbij belangrijk. Ouders zijn een voorbeeldfunctie en rolmodel voor kinderen. Hypothese 2: Een goed boek moet volgens leerlingen humor en spanning bevatten. Hypothese 3: Kinderen lezen voornamelijk uit het genre ‘Hier-en-nuverhalen’ (genre volgens Jan van Coille, 2002). Hypothese 4: Kinderen lezen voornamelijk boeken, omdat ze informatie willen weten. De voorkeur gaat het meeste naar tijdschriften en stripverhalen. Hypothese 5: Kinderen lezen graag boeken van Carry Slee. Hypothese 6: Multimedia beïnvloedt de leesvoorkeur van kinderen. Een kind die een boekverfilming heeft gezien zal eerder het gelijknamige boek gaan lezen. Hypothese 7: De docent (Nederlands) heeft de grootste invloed op het leesgedrag van kinderen. Hypothese 8: Jongens vinden lezen minder leuk dan meisjes. Hypothese 9: De voorkeur in genres verschillen tussen jongens en meisjes.
Rotterdam, mei 2014 Melanie de Rooij en Ellis van der Veen
4
1. Literatuuronderzoek 1.1 Deelvraag 1: Wat beïnvloedt de leesmotivatie van kinderen? Om alle deelvragen te beatwoorden hebben wij verschillende bronnen geraadpleegd, wij zullen deze bronnen kort noemen bij het beantwoorden bij de vragen. Natuurlijk is er aan het eind van ons onderzoek een bronnenlijst te vinden. In het boek van Stalper (2007), Het verhaal achter de lezer, is de psycholoog Icek Ajzen veel aan het woord. Volgens hem worden gedragsvoornemens gevormd de volgende 3 variabelen: Attitude: je houding tegenover het lezen, je inlevingsvermogen, opgaan in fantasie e.d. Sociale normen: lezen mensen in jouw omgeving ook? Krijg jij het mee in je opvoeding? Waargenomen gedragscontrole: je leesvaardigheid, het zelfstandig willen en kunnen lezen. Deze drie variabelen kunnen onderling samen hangen en blijken dat in de praktijk ook vaak te doen. Zo blijkt dat kinderen die vaardiger zijn dan lezen het doorgaans ook leuker vinden om te lezen (Stalpers, 2002). Vaardigheden in het lezen blijken voor een groot deel thuis, door de ouders, getraind te worden. Bijvoorbeeld door voor te lezen. (Burgess, Hecht en Lonigan, 2002). Als we de relaties weergeven tussen deze variabelen krijgen we het volgende schema
Leesintentie
Leesattitude Wat verwacht de lezer als uitkomst van lezen?
Sociale normen ten aanzien van lezen Wat verwacht mijn omgeving van mij als het om lezen gaat?
Leesvaardigheid Hoe goed ben ik in lezen?
Het leesplezier van kinderen wordt ook wel vergeleken met leesattitude. Het is natuurlijk logisch dat kinderen die lezen leuk vinden ook daadwerkelijk gaan lezen. Zij hebben namelijk een positieve leesattitude. De positieve leesattitude wordt gevormd door eerdere ervaringen met het lezen van boeken. Kinderen kunnen naar aanleiding van ervaring erachter komen of lezen bij hem of haar past.
5
In de omgeving van kinderen spelen voornamelijk ouders een belangrijke rol bij de leesintentie. Kinderen die vanaf kleins af aan ouders zien lezen, voorgelezen worden en ouders over boeken horen praten zullen eerder gaan lezen dan kinderen die dit niet hebben meegekregen. Wel geeft onderzoek aan dat de factoren die een positieve leesattitude vormen niet altijd traceerbaar zijn. Twee kinderen uit hetzelfde gezin met dezelfde leesbevorderende invloeden kunnen bijvoorbeeld een verschillende leesattitude hebben. Zo kan het ene kind boeken mijden en het andere kind boeken liefhebben. Hoe iemand precies aan een positieve leesattitude komt verklaart Stalpers nog onduidelijk. Richard McKenna (1995) ontdekte in onderzoeken met zijn collega’s Kear en Ellsworth dat met name kinderen die niet goed in lezen waren, in de loop van de jaren een steeds negatievere leesattitude kregen en het lezen vaarwel zeiden. Dit is tevens de verklaring voor het feit dat tieners in de loop der jaren gemiddeld steeds negatiever tegen lezen komen te staan, met name zwakke lezers haken af. De leesattitude wordt ook gevormd door persoonlijkheidskenmerken. Stalpers onderscheid twee soorten, namelijk behoefte aan kennis en reflectie en behoefte aan fantasie en verbeelding. De behoefte aan kennis wordt gezien als een primair kenmerk van leesvoldoening en de behoefte aan fantasie en verbeelding als secundair kenmerk (Tellegen, 2002). Ook het boek van Jan van Coille (2002), Leesbeesten en boekenfeesten, hebben wij bestudeerd om te kijken wat de belangrijkste leesmotivatie is van kinderen. Tot en met 12 jaar is de belangrijkste motivatie voor lezen ontspanning. Vanaf 12 jaar ontstaat er duidelijk verschil. Kinderen lezen dan voornamelijk om iets te weten te komen. Door te lezen doen ze kennis op. Vooral populair wordt vanaf deze leeftijd de nieuwsgierigheid naar hoe kinderen vroeger hebben geleefd. De media speelt hierbij een grote rol. D. Schram (2008) geeft in zijn boek, Lezen in het vmbo, aan dat er meerdere redenen zijn waarom kinderen gaan lezen. De belangrijkste redenen van kinderen uit het vmbo om te lezen zijn de behoefte aan kennis en informatie. Zowel jongens als meisjes lezen om iets te weten te komen. Ze stellen zich daarbij de vraag ‘Als ik iets te weten wil komen, dan ga ik er over lezen.’Daarnaast vinden ze het belangrijk dat door het lezen hun humeur wordt beïnvloed. Denk hierbij aan het behouden van het goede humeur of het verbeteren van een slecht humeur.
6
1.2 Deelvraag 2: Welke leesvoorkeuren hebben kinderen tussen de 12 en 14 jaar? De meeste kinderen vanaf 12 jaar zijn opzoek naar hun eigen identiteit. Dit heeft onder andere te maken met de puberfase die de kinderen ingaan. Ze zijn gericht op voorbeelden. Hierbij is te denken aan personages met voorbeeldfuncties, zoals leerkrachten, ouders en idolen. Boeken die populair zijn vanaf 12 jaar, zijn dan ook vooral boeken waarin een jonge hoofdpersoon opzoek is naar zichzelf. Deze zijn vooral vernieuwend voor kinderen, omdat ze nieuwe confronterende situaties ‘meemaken’. Daarbij komen er ook veel herkenbare situaties in terug, waarmee de lezer zich kan identificeren. Een populaire vorm van dit boek is een roman in dagboekvorm, omdat daarin een directe inleving mogelijk is.
Jongens 12 t/m 14 Voorkeur 1: Avonturen, met veel actie Voorkeur 2: Liefde en vriendschap
Meisjes 12 t/m 14 Voorkeur 1: Avonturen, met liefde Voorkeur 2: Liefde en vriendschap, met prille verliefdheid en experimenten met seksualiteit.
Boeken met problemen worden gewaardeerd door twaalfplussers. Hier is een duidelijk verschil te zien tussen jongens en meisjes. Van de meisjes vindt 60% dit interessant en van de jongens 20%. Thema’s zoals scheidingen, homoseksualiteit, drugs, weglopen van huis, adoptie en kindermishandeling keren regelmatig terug. Qua humor gaat het vooral om absurde verhalen, waarbij de lezer wordt geprikkeld om na te denken over ‘het normale’. Uit onderzoek over wat vmbo leerlingen het liefste lezen kiest 35% naar boeken over leeftijdsgenoten, 30 % boeken met relatieproblemen en 29% over avontuur. Ongeveer 20% leest graag over oorlog en dieren en minder dan 10% geeft aan boeken over het geloof of reizen te lezen. Uit een ander onderzoek komt duidelijk naar voren dat vmbo leerlingen liever non-fictie lezen dan fictie. Zij ervaren ‘spanning en humor’ als belangrijke kenmerken van een goed boek.
7
1.3 Deelvraag 3: Welke invloed heeft een docent op het leesgedrag van kinderen tussen de 12 en 14? De docent in het middelbaar onderwijs ziet de leerling iedere dag, het lijkt dan ook vanzelfsprekend dat een docent een grote invloed heeft op de leesgedrag van de kinderen. Maar, is dit wel echt het geval? Kunnen docenten er echt voor zorgen dat leerlingen veel gaan lezen? Stalpers heeft een onderzoek uitgevoerd op het leesgedrag van kinderen tussen de 12 en 14 jaar, dit onderzoeken kunnen wij goed gebruiken bij het beatwoorden van deze deelvraag. Het onderzoek is uitgevoerd bij 425 scholieren op 5 verschillende scholen. Wat is de invloed van ouders, docent NE en beste vriend of vriendin op de tiener m.b.t. leesbevordering. In het schema hieronder wordt aangegeven wie de meeste invloed heeft op de leesbevordering van leerlingen:
Praten over boeken Raad boeken aan Leest zelf Keurt lezen goed
Ouders
Docent NE
51%
83%
Beste vriend/vriendin 43%
47% 82% 93%
70% 65% 91%
53% 72% 64%
In het tweede onderzoek zien we de mate waarin vrienden, ouders en docenten van invloed zijn op de leesattitude van tieners, uitgedrukt als kans. * Een kans van precies 1 is geen invloed. Een kans van 2 geeft aan dat e twee keer zo grote kans maken om boekliefhebber te worden enz.
Ouders Docent Beste vriend/vriendin
Kans 4.9 1.5 3.6
Uit het eerste schema blijkt dat de docent Nederlands het meest leesbevorderend gedrag vertoont. Maar uit het tweede schema blijkt juist dat de invloed van een docent op de leerling het minste is, omdat sociaal gezien hij het verste afstaat van de tiener. In ons praktijkonderzoek gaan wij dit zeker meenemen. We gaan onderzoeken of leerlingen zelf ook vinden dat de docent veel boeken aanbiedt en veel over boeken praat, waardoor leerlingen zelf ook meer gaan lezen of juist niet. Hier komen in het praktijkonderzoek uitgebreid op terug.
8
De Stichting Lezen heeft acht succesfactoren geformuleerd die bijdrage aan positieve leeservaringen van kinderen. De factoren zijn voor literatuureducatie en richt zich o.a. op een didactische aanpak. De docent dient rekenen te houden met de volgende acht factoren om leesgedrag, leesvaardigheid en positieve leeservaringen te stimuleren: - Werkvormen 1. Voorlezen 2. Vrij lezen 3. Boekgesprekken - Leesomgeving 4. Boekenaanbod 5. Ondersteunende rol professional 6. Stimulerende rol ouders en vrienden 7. Tijd en aandacht voor lezen 8. Differentiatie
9
1.4 Deelvraag 4: Zijn er verschillen tussen het leesgedrag van jongens en meisjes? Zoals blijkt uit de antwoorden van de andere deelvragen lezen zowel jongens als meisjes om iets te weten te komen. Hiernaast zijn toch nog interessante verschillen te ontdekken tussen het leesgedrag van jongens en meisjes.
Een opvallend verschil is dat meer dan de helft van de jongens leest over hun toekomst. Jongens vinden het interessant om te weten bij welke banen ze veel geld verdienen. Bij meisjes speelt dit wel mee, maar is dit zeker niet het belangrijkste. De verschillen in het leesgedrag tussen jongens en meisjes ontstaat vooral door de verschillende belangstellingen die ze hebben. Jongens hebben over het algemeen bijvoorbeeld meer interesse in sport. Zij lezen dus ook meer over sport met meisjes.
Lezen voor ontspanning is geen prioriteit. Maar als een toch een onderscheid gemaakt moet worden, dan lezen meisjes meer voor ontspanning dan jongens. Als jongens echter wel lezen voor ontspanning, dan zijn dat vooral boeken over sport, spanning/actie en sensatie.
Jongens lezen veel minder geboeid een boek dan meisjes. 5 op de 6 meisjes geeft aan dat ze de tijd ‘vergeten’ tijdens het lezen en het moeilijk vinden om het boek vervolgens weg te leggen. Jongens daarin tegen hebben daar weinig moeite mee.
Jongens hebben meer behoefte aan overzichtelijke en kortere teksten. Zij lezen daarom graag artikelen en/of teksten uit tijdschriften.
Meisjes lezen graag over ‘beroemde’ personages. Jongens hebben daarin tegen alleen interesse in ‘sporthelden’.
Tellegen en Frankhuisen hebben onderzoek gedaan naar verschillen in leesaandacht tussen jongens en meisjes, gericht op het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Omdat wij in dit onderzoek de focus leggen op kinderen tussen 12 en 14 jaar, noteren wij hieronder alleen de gegevens uit het onderzoek van het voortgezet onderwijs.
Jongens hebben tijdens het lezen meer moeite met het erbij houden van hun aandacht. Jongens geven zelf ook aan dat zij vaak geen rust kunnen vinden om een boek te lezen. Meer jongens ervaren lezen als vermoeiend vergeleken met meisjes.
Meiden vinden het prettig als het in hun omgeving stil is tijdens het lezen. Jongens hechten hier veel minder waarde aan. Meiden willen daarin tegen vaker alleen zijn tijdens het lezen dan jongens.
Meiden zijn sneller ‘in’ een boek vergeleken met jongens. Meiden hebben sneller de aandacht erbij. Mochten meiden het boek niet interessant vinden, leggen zij het dan ook sneller weg. Jongens zullen langer doorgaan met lezen en het boek op later moment pas wegleggen.
10
1.5 Conclusie literatuuronderzoek Aan de hand van ons literatuuronderzoek kunnen wij een aantal conclusies trekken. Als eerste gaan wij kijken naar de leesmotivatie van kinderen. Uit de literatuur kwam naar voren dat er drie aspecten zijn die de leesmotivatie beïnvloeden, namelijk de leesattitude, de sociale normen en de leesvaardigheid. Leerlingen die graag willen lezen, waarbij in hun omgeving veel gelezen wordt en waarvan de leesvaardigheid goed is zullen veel eerder gaan lezen dan iemand met een negatieve houding, weinig lezers in hun omgeving hebben en waarvan de leesvaardigheid onvoldoende is. Een zwakke lezer haakt eerder af, dan iemand die goed kan lezen. Dit komt doordat een zwakke lezer sneller een negatieve houding heeft tegenover lezen. Kinderen tot 12 jaar zien ontspanning als motivatie om te gaan lezen. Daarna worden er andere dingen belangrijk die de leesmotivatie beïnvloeden. Leerlingen in het vmbo lezen vooral om kennis op te doen. Pas als zij iets willen weten, gaan zij lezen. Verder lezen zij alleen maar dingen die ten goede komt van hun eigen humeur. Zo vinden zij humor in boeken erg belangrijk. Als we gaan kijken naar de leesvoorkeur van kinderen, zijn zij vooral opzoek naar boeken waarin zij zich kunnen identificeren. Dit gebeurt vooral bij kinderen die in de puberteit zitten. Uit de bestuurde literatuur blijkt dat jongens vooral avontuur verhalen lezen met actie. Meisjes geven liever de voorkeur aan avontuurverhalen met liefde. Dit zullen wij in de praktijk gaan onderzoeken. Bij vmbo leerlingen gaat de voorkeur uit naar ‘hier-en-nuverhalen’ en zij vinden dat een goed boek spanning en humor moeten bevatten. Dit zijn voor hen de twee meest belangrijkste aspecten. Ook hebben wij gekeken welke invloed de docent heeft op het leesgedrag van kinderen. Uit de literatuur is gebleken dat de docent de grootste aanbod geeft om het leesgedrag te bevorderen. Maar de docent blijkt echter de minste invloed te hebben op het leesgedrag ondanks zijn aanbod. Tenslotte hebben wij gekeken naar de verschillen in het leesgedrag tussen jongens en meisjes. Volgens de literatuur lezen meisjes meer voor hun ontspanning en jongens lezen veel meer om kennis op te doen. Jongens zijn vooral toekomstgericht en willen daar graag meer over weten. Meisjes hebben dit niet. Verder kunnen meisjes langer hun aandacht bij een boek houden en zijn zij minder snel afgeleid. Jongens daarentegen zijn sneller afgeleid en vinden het prettig om korte verhalen te lezen.
11
2. Praktijkonderzoek 2.1 Enquête 1. Algemene informatie Geslacht Leeftijd Leerjaar Niveau Geboorteland Geboorteland ouders Lid van de bibliotheek
: jongen / meisje *omcirkel het antwoord : ……… jaar : klas ……… : BBL – KBL *omcirkel het antwoord : …………………………………………………………………… : …………………………………………………………………… : nee / ja *omcirkel het antwoord
2. Leesgewoonte 1. Hoe vaak lees jij een boek? O 1x per week O 1x per 2 weken O 1x per 6 weken O 1x per half jaar O Nooit
O 1x per maand O 1x per 2 maanden O 1x per 3 maanden O 1x per jaar
2. Wie leest er in jouw omgeving boeken? O Vader en/of moeder O Vrienden en/of vriendinnen O Niemand
O Broer en/of zus O Andere familieleden
3. Ben jij vroeger weleens voorgelezen? Bijvoorbeeld door je ouders of andere familieleden? O Ja, door mijn ouders O Ja, door iemand anders uit de familie O Nee, nooit. 4. Hoe kom jij aan boeken? O Ik koop zelf weleens een boek O Ik krijg van mijn ouders weleens een boek cadeau O Ik leen ze bij de bibliotheek O Ik leen ze van school O Ik leen ze van een vriend of vriendin O Anders, namelijk ................................................................................................... 5. Met wie praat jij over boeken? O Thuis, met mijn ouders en/of broers en zussen O Op school met mijn docent O Op school met vrienden en/of vriendinnen O Niet
12
3. Interesse 1. Welk genre spreekt jou het meeste aan? O Hier-en-nu-verhalen O Historische verhalen O Oorlogsverhalen O Andere culturen O Detective verhalen
O Sprookjes O Fantasieverhalen O Griezelverhalen O Science Fiction O Dierenverhalen
2. Waar moet een goed boek volgens jou voldoen? O Spanning O Boeiend O Humor O Griezelig O Actie O Romantisch O Echt gebeurd O Verzonnen 3. Van welke schrijver lees jij het liefst boeken? O Carry Slee O Jacques Vriens O Jeff Kinney O Simone van der Vlugt O Paul van Loon O Anders, namelijk......................................
O Francine Oomen O Jan Terlouw O Thea Beckman O J. K. Rowling O Stephanie Meyer
4. Welke onderwerpen spreekt jou het meest aan? O Geloof O Reizen O Liefde O Problemen O Ziektes O Vriendschap O School O Mensen van mijn leeftijd O Dieren O Geschiedenis O Tovenarij, magie O Anders, namelijk..................................
13
4. Leesmotivatie 1. Waarom lees jij? O Om te kunnen ontspannen O Omdat het moet van mijn ouders O Omdat het moet voor school O Omdat ik dan mij kan inleven in iemand anders O Het is goed voor mijn taalontwikkeling O Om nieuwe dingen te leren over de wereld O Anders, namelijk................................................................................................. 2. Wie beïnvloedt jouw leesgedrag (of je wel of niet leest)? Geeft een ‘rapportcijfer’ tussen de 0 en 10 bij de volgende antwoorden: Mijn ouders: ...................
Vrienden: .......................
Broers, zussen : ...............
Docent: ..........................
3. Vind je lezen leuk? Geef hiervoor een ‘rapportcijfer’ tussen de 0 en de 10. Rapportcijfer = ............................ 4. Wat kan ervoor zorgen dat jij meer boeken gaat lezen? (meerdere antwoorden mogen) O Als mijn ouders mij helpen bij het uitzoeken van een boek O Als mijn docent mij helpt bij het uitzoeken van een boek O Als ik thuis met iemand kan praten over boeken O Als ik op school tijdens de les kan praten over boeken O Er nieuwe/andere boeken komen in de school bibliotheek O Als mijn ouders zelf ook lezen O Als mijn docent voorleest in de klas O Als ik eerst een film zie van een boek O Anders, namelijk....................................................................................................... 5. Waardoor bepaal jij dat je een boek gaat lezen? O Doordat mijn ouders mij hebben gestimuleerd (gesprekje e.d.) O Doordat ik ben getipt door een vriend of vriendin O Ik heb eerst de film van gezien O Mijn docent heeft mij getipt O Als een boek een prijs gewonnen heeft (Kinderjury, Jonge Jury, Griffel e.d.) O Door de achterkant van een boek, dikte van een boek e.d. O Anders, namelijk ..................................................................................................... 6. Wat lees jij het liefst? O Leesboeken O Strips O Informatieboeken O Internet (artikelen, tweets, facebook....) O Krant O Tijdschrift O Anders, namelijk......................................................................................................
14
2.2 Resultaten Resultaten 0.0 Gegevens deelnemers enquête 0.1 Grafiek: Aantal jongens / meisjes
20 15 Jongens 10
Meisjes Lid bibliotheek
5
Totaal 0 Farelcollege
Melanchthon Mathenesse
0.2 Grafiek: Aantal BBL / KBL 20 15 BBL
10
KBL 5
Totaal
0 Farelcollege
Melanchthon Mathenesse
0.3 Grafiek: Leeftijd 20 15 12 jaar 10
13 jaar 14 jaar
5
Totaal
0 Farelcollege
Melanchthon Mathenesse
15
1.0 Leesgewoontes 1.1 Grafiek: Aantal boeken lezen Hoe vaak lees jij een boek? 8
1x per week
7
1x per 2 weken
6
1x per maand
5
1x per 6 weken
4
1x per 2 maanden
3
1x per 3 maanden
2
1x per half jaar
1
1x per jaar
0
Nooit
1.2 Grafiek: Lezen in omgeving Wie leest er in jouw omgeving boeken? 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Vader/moeder Vriend/vriendin Broer/zus Andere familieleden Niemand
1.3 Grafiek: Voorlezen Ben jij vroeger weleens voorgelezen? 28 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Ja, door mijn ouders Ja, door andere familieleden Nee, nooit
16
1.4 Grafiek: Bezit van boeken Hoe kom jij aan boeken? Zelf kopen
16 14
Van mijn ouders
12 Lenen van bieb
10 8
Lenen van school
6 4 2
Lenen van vriend/vriendin
0
Anders
1.5 Grafiek: Praten over boeken Met wie praat jij over boeken?
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Thuis, met ouders, broers… Op school met docent Vrienden, vriendinnen Niet
17
2.0 Interesse 2.1 Grafiek: Genre Welk genre spreekt jou het meeste aan? 10
Hier-en-nu Historisch
8
Oorlog Andere culturen
6 4
Detective Sprookjes Fantasie
2
Griezel Science Fiction
0
Dieren
2.2 Grafiek: Voorwaarde goed boek Waar moet een goed boek volgens jou aan voldoen? 12 Spanning 10
Humor Actie
8
Echt gebeurd
6
Boeiend
4
Griezelig
2
Romantisch Verzonnen
0
2.3 Favoriete schrijver Van welke schrijver lees jij het liefst boeken? 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Carry Slee Jacques Vriens Jeff Kinney Simone van der Vlugt Paul van Loon Francine Oomen Jan Terlouw Thea Beckman J. K. Rowling Stephanie Meyer Anders
18
2.4 Grafiek: Onderwerp in boek Welke onderwerp spreekt jou het meest aan? 10
Geloof Liefde
8
Dieren Tovenarij
6 4
Reizen Problemen Vrienschap
2
Mensen van mijn leeftijd Geschiedenis
0
Anders
19
3.0 Leesmotivatie 3.1 Grafiek: Motivatie Waarom lees jij? Ontspannen
14 12
Moet van ouders
10
Moet voor school
8
Inleven
6
Goed voor taalontwikkeling Nieuwe dingen leren
4 2
Anders
0
3.2 Grafiek: Beïnvloeding leesgedrag Wie beïnvloedt jouw leesgedrag?
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Ouders Broers, zussen Vrienden Docent
3.3 Grafiek: Mening lezen Vind je lezen leuk?
10 8 6
Rapportcijfer (5,9)
4 2 0
20
3.4 Grafiek: Stimulans meer lezen Wat kan er voor zorgen dat jij meer boeken gaat lezen?
14
Ouder helpt met uitzoeken boek Docent helpt met uitzoeken boek Thuis praten over boeken
12 10
Op school praten over boeken Nieuwe boeken in schoolbibliotheek Als ouders ook gaan lezen
8 6 4
Als docent voorleest
2
Als ik eerst een verfilming zie Anders
0
3.5 Grafiek: Keuze boek lezen Waardoor bepaal jij dat je een boek gaat lezen? Stimulans ouders
16 14
Getipt door vrienden
12 Eerst verfilming kijken
10 8
Getipt door docent
6 4
Invloed prijzen Kinderjury e.d.
2
Boekeigenschappen: kaft, dikte e.d.
0
3.6 Grafiek: Voorkeur Wat lees jij het liefst? Leesboeken 18 16 14
Informatieboeken
12 10 8
Strips
Krant
6 4 2
Internet: artikelen, tweets e.d. Tijdschrift
0
Anders
21
4.0 Verschil tussen jongens en meisjes 4.1 Grafiek: Genre 5 4 3 Jongens
2
Meisjes
1 0 Hier-en-nu Historisch
Oorlog
Andere culturen
Detective
Sprookjes
Fantasie
Griezel
Science Fiction
Dieren
4.2: Grafiek: Eisen goed boek
5 4 3 Jongens 2
Meisjes
1 0 Spanning
Humor
Actie
Echt gebeurd
Boeiend
Griezelig
Romantisch
Verzonnen
22
4.3 Grafiek: Meest aangesproken onderwerp * De onderwerpen ‘ziektes’ – ‘geschiedenis’ – ‘school’ werden niet gekozen. Deze zijn daarom niet in de grafiek opgenomen.
10 8 6 Jongens
4
Meisjes
2 0 Geloof
Liefde
Reizen
Dieren
Problem en Tovenarij Vrienschap
Eigen leeftijd
Anders
4.4 Grafiek: Mening lezen. Vind je lezen leuk? In rapportcijfer
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Jongens (5,6) Meisjes (6,5)
Rapportcijfer Lezen
23
2.3 Conclusie praktijkonderzoek Aan de hand van de bovenstaande uitkomenten kunnen wij een aantal conclusies trekken. Als we kijken naar de leesgewoontes, van leerlingen binnen het vmbo van 12 tot 14 jaar, kunnen we zien dat er erg weinig wordt gelezen. De meeste leerlingen lezen nooit of 1 keer in de twee maanden een boek. Later komen we terug op wat de leerlingen lezen. Gelukkig kunnen we duidelijk zeggen dat er in de directe omgeving van de leerling veel wordt gelezen, vooral de ouders en andere familieleden staan bovenaan. Er geven 5 leerlingen aan dat er niemand in hun omgeving zelf leest. Ook kunnen we concluderen dat er bij de leerlingen van ons onderzoek veel wordt voorgelezen. Vooral door de ouders. Deze leerlingen zijn dus van kleins af aan al in aanraking met boeken. Uit het onderzoek blijkt verder dat er van de 34 onderzochte leerlingen 4 leerlingen nooit voorgelezen werden, dat is een kleine 11%. Leerlingen kopen nauwelijks boeken. Ze komen aan boeken door ze te lenen bij een bibliotheek of ze huren ze bij de mediatheek op school. Wat ons opviel is dat leerlingen zelf in de enquête aangeven dat zij liever van hun geld andere dingen kopen en dat zij geen tijd hebben om te lezen. Verder zijn leerlingen zich er niet van bewust dat zij regelmatig over boeken praten. Wij als docenten doen dit regelmatig in de les, maar dit gaven maar weinig leerlingen aan in het onderzoek. Buiten school wordt er helemaal niet over boeken gesproken, niet met familie, ouders of vrienden. Na de leesgewoontes hebben we gekeken naar de interesses van de leerlingen. Hieruit kwamen een aantal duidelijke resultaten. Hier en nu verhalen krijgen qua genre de voorkeur bij de meeste leerlingen. Op de 2e plaats staat het genre fantasie. Erg opvallend vonden we dat de genres historische verhalen en sprookjes niet gekozen werden. Later in het onderzoek zien we daar wel redenen voor naar voren komen. Wat de meeste leerlingen belangrijk vinden in een boek is spanning. Dit staat echt op de 1e plaats, gevolgd door actie. Leerlingen hechten weinig waarde aan humor, dit vonden we erg opvallend. In onze hypothese staat dat wij denken dat leerlingen juist wel kiezen voor humor, dit was dus een verkeerde inschatting. Leerlingen kiezen over duidelijk voor leesboeken van Carry Slee, deze boeken staan stipt op de 1e plaatst. Dit komt dan ook overeen met het genre hier en nu verhalen, ook dit genre was erg populair bij leerlingen. Een andere favoriete schrijver is Paul van Loon, hier zien we het genre spanning weer terug. Schrijvers die veel historische verhalen schrijven worden helemaal niet gekozen, dit komt doordat veel leerlingen al aangeven niet van historische verhalen te houden. Schrijvers zoals Thea Beckman en Jan Terlouw worden niet gekozen. Wat wij opvallend vinden is dat J.K. Rowling, Francine Oomen, Jacques Vriens en Stephanie Meijer niet gekozen worden, ondanks dat zij veel boekverfilmingen hebben. In onze hypothese hebben wij geschreven dat we juist wel dachten dat Jacques Vriens en Francine Oomen wel tot de favoriete schrijvers behoren. Het onderwerp liefde spreekt de leerlingen het meest aan, gevolgd door het onderwerp problemen. Deze onderwerpen zien we dan ook terug in de boeken van Carry Slee, die als populair gezien worden. Het onderwerp geschiedenis is totaal niet populair, vandaar dat
24
leerlingen ook geen historische schrijvers als populair kiezen en geen historische verhalen lezen. Ook het onderwerp reizen wordt niet interessant gevonden. Als we gaan kijken naar de leesmotivatie van de leerlingen zien we duidelijk dat zij lezen omdat het moet van school. Dit staat op de eerste plaats, dicht daarop komt lezen voor de ontspanning. Het herkennen van personages en inleven in personages wordt helemaal niet gekozen. Ook nieuwe situaties meemaken wordt door geen een leerling als belangrijk gezien. De docent beïnvloed het meest de motivatie om te gaan lezen, dit hebben wij ook in onze hypothese geschreven en was dus verwacht. Vrienden en vriendinnen beïnvloeden het minst. De vraag of de leerlingen lezen leuk vinden, moest beantwoord worden met een rapportcijfer. Het gemiddelde van al deze cijfers is een 5,9 geworden, een kleine voldoende. De cijfers varieerden van een 0 tot een 9,5. Leerlingen geven aan dat dit cijfer hoger kan worden als de boeken beter gepromoot worden. Leerlingen krijgen meer zin om te gaan lezen als er een boekverfilming wordt gemaakt. Ook geven veel leerlingen aan dat het aanbod van de boeken in de schoolbibliotheek onvoldoende is. Een opvallend punt hierbij is nog dat leerlingen geen waarde hechten aan het praten over boeken op school, terwijl dit wel veel gebeurd. De keuze van een boek wordt voor een groot gedeelte bepaald of het boek niet te dik is, de kaft, de illustraties en andere boekeigenschappen. Een boekverfilming en de rol van een docent helpen ook mee bij het kiezen van een boek. Uit het onderzoek bleek dat leerlingen niet veel leesboeken lezen, maar als zij lezen is het veel vanaf het internet. Dit steekt er ver bovenuit. Helaas heeft dit niets met jeugdliteratuur te maken. Ten slotte hebben we ook nog gekeken naar de verschillen in leesgedrag tussen de meisjes en de jongens. Qua genre zagen we opvallende verschillen. Bij jongens staat het genre oorlog op nummer 1, terwijl dit door de meisjes helemaal niet gekozen wordt. De meisjes kiezen daarentegen voor het genre andere culturen, dit vinden de jongens weer niet interessant. Het genre hier en nu staat bij beide op de 2 e plaats en hebben een gelijk aantal stemmen gekregen. Hier komen weer de boeken van Carry Slee naar voren. De eisen voor een goed boek waren verschillend, maar had wel 1 duidelijke overeenkomst. Zowel de meisjes als de jongens vinden dat een goed boek spanning moet bevatten. Jongens hechten daarnaast ook waarde aan actie, dit doen de meisjes niet. Wat ons weer opvalt is dat humor niet gekozen wordt. Meisjes zien graag het onderwerp liefde terugkomen in de boeken, terwijl jongens de voorkeur geven aan tovenarij en verhalen met problemen. Tot slot kunnen wij concluderen dat meisjes lezen leuker vinden dan jongen, dit hadden wij ook al verwacht.
25
3. Eindconclusie We hebben nu een literatuuronderzoek en praktijkonderzoek uitgevoerd. Uit deze twee onderzoeken zijn verschillende conclusies gekomen. Deze gaan we nu met elkaar vergelijken. We gaan kijken of de literatuur overeenkomt met de praktijk. We willen hierbij nogmaals benadrukken dat het praktijkonderzoek is uitgevoerd bij 34 leerlingen op 2 verschillende scholen. Als we gaan kijken naar de leesmotivatie komt er bij het literatuuronderzoek uit dat die wordt beïnvloed door drie aspecten: de houding, sociale normen en de leesvaardigheid. In ons praktijkonderzoek komt duidelijk naar voren dat sociale normen een grote rol vormt bij de leesmotivatie van kinderen. De kinderen in ons onderzoek zijn bijna allemaal voorgelezen door ouders en/of andere familieleden. Ook zagen we bij de kinderen dat er in de directe omgeving veel gelezen werd door ouders, familie en vrienden. Volgens de literatuur zou de kans dan groter zijn dat deze kinderen later zelf veel gaan lezen. In ons praktijkonderzoek komt dit echter niet naar voren. Wat wel duidelijk naar voren komt, zowel bij het literatuuronderzoek als bij het praktijkonderzoek, is dat zwakke lezers minder snel lezen. De kinderen in ons onderzoek zijn namelijk allemaal BBL of KBL leerlingen van het vmbo. In de literatuur wordt aangegeven dat de docent het meeste middelen inzet om de kinderen te laten lezen. In beide onderzoeken kwam duidelijk naar voren dat de docent dit zeker doet, maar dat zijn aanbod het minste invloed heeft op de kinderen. In het praktijkonderzoek gaven kinderen aan weinig op school weinig te praten over boeken, terwijl dit in de praktijk niet zo is. Kinderen ervaren dit dus blijkbaar anders dan hun lesgevende docenten. Vervolgens hebben we in beide onderzoeken gekeken naar de leesvoorkeur van kinderen. Een ‘eyecatcher’ in beide onderzoeken is het genre ‘hier-en-nuverhalen’. Dit genre is erg populair bij kinderen binnen het vmbo. In het literatuuronderzoek kwam dit ook naar voren. Een duidelijk verschil tussen het literatuuronderzoek en de praktijk zijn de eisen die worden gesteld aan een goed boek. De literatuur geeft aan dat spanning en humor de belangrijkste eisen zijn voor een goed boek, terwijl in de praktijk blijkt dat kinderen alleen waarde hechten aan spanning. Humor wordt geen enkele keer genoemd. De meeste favoriete schrijver van de kinderen is Carry Slee. Dit ervaren wij logisch, aangezien Carry Slee veel in het genre ‘hier-en-nuverhalen’ schrijft. Paul van Loon is ook een veelgenoemde schrijver. Ook dit komt overeen met de literatuur. Hij schrijft voornamelijk spannende verhalen. Een opvallend gegeven uit de praktijk, is dat veel kinderen aangegeven boeken te kiezen die verfilmd zijn. Er zijn veel boeken verfilmd van Carry Slee, Jacques Vriens, Francine Oomen, Jan Terlouw, Stephanie Meyer en J.K. Rowling. In de literatuur hebben wij hier niets over gevonden. Een belangrijke constatering is dat kinderen aangeven vooral te lezen, omdat het moet van school. Dit gegeven staat op nummer 1. Dicht daarop volgt ontspanning als reden om te lezen. De literatuur geeft aan dat tot 12 jaar kinderen vooral lezen wegens ontspanning en daarna deze behoefte veranderd. Deze ontwikkeling zien wij terug in het praktijkonderzoek.
26
Uit de praktijk bleek dat kinderen vooral letten op boekeigenschappen voor hun keuze van een boek. Hierbij kijken zij naar de dikte van een boek, de kaft van een boek en de illustraties die erin staan. In de literatuur hebben wij hier alleen maar gegevens over de leeskeuze van jongens gevonden. Zij lezen graag korte verhalen. Tot slot kunnen wij nog een aantal conclusies trekken over het verschil tussen jongens en meisjes met betrekking tot het lezen van boeken. Als eerste kwam duidelijk in de praktijk naar voren dat meisjes lezer leuker vinden dan jongens. De literatuur bevestigt dit. De literatuur geeft namelijk aan dat meisjes langer hun aandacht bij een boek kunnen houden dan jongens. Het is ook logisch dat als je iets leuk vindt, dat je het ook langer volhoudt. Ook is er in beide onderzoeken bevestigt dat zowel meisjes als jongens het genre ‘hier-ennuverhalen’ als favoriet zien. Daarnaast kwam in het praktijkonderzoek naar voren dat jongens actie belangrijk vinden voor een goed boek en meisjes houden van liefdesverhalen. De literatuur bevestigt ook deze resultaten. Aan het begin van ons onderzoek hebben wij een aantal hypothesen geformuleerd. Hieronder zullen wij alle hypothese nog een keer benoemen en aangeven of onze verwachtingen klopten of niet: Hypothese 1: Ouders en/of verzorgers beïnvloeden grotendeels de leesmotivatie van kinderen. Vooral het voorlezen aan kinderen en het kennis maken met boeken zijn hierbij belangrijk. Ouders zijn een voorbeeldfunctie en rolmodel voor kinderen. Deze hypothese komt overeen met zowel het literatuuronderzoek als het praktijkonderzoek. Kinderen geven aan dat zij voorgelezen werden en dat veel mensen in hun directe omgeving lezen. Helaas zorgt dat er niet voor dat juist die kinderen nu veel lezen. Hypothese 2: Een goed boek moet volgens leerlingen humor en spanning bevatten. Gedeeltelijk klopt deze hypothese. Spanning als eis voor een goed boek komt naar voren in de literatuur en de praktijk. Humor komt alleen in de literatuur naar voren. De kinderen in het praktijkonderzoek geven aan geen waarde te hechten aan humor in een boek. Hypothese 3: Kinderen lezen voornamelijk uit het genre ‘Hier-en-nuverhalen’ (genre volgens Jan van Coille, 2002). Deze hypothese komt volledig overeen met beide onderzoeken. Hypothese 4: Kinderen lezen voornamelijk boeken, omdat ze informatie willen weten. De voorkeur gaat het meeste naar tijdschriften en stripverhalen. Uit de praktijk blijkt dat kinderen het meeste lezen op internet. Te denken valt aan artikelen en sociale media. De literatuur geeft aan dat jongens vooral lezen om informatie te willen weten voor de toekomst. Meisjes hebben dit minder. Slechts een paar kinderen geven aan wel tijdschriften en stripverhalen te lezen. Hypothese 5: Kinderen lezen graag boeken van Carry Slee. Uit de resultaten van het praktijkonderzoek blijkt dat deze hypothese volledig klopt. In de literatuur wordt het genre ‘hier-en-nuverhalen’ als favoriet benoemd bij kinderen tussen de 12 en 14 jaar. Ook dit komt overeen met de hypothese.
27
Hypothese 6: Multimedia beïnvloedt de leesvoorkeur van kinderen. Een kind die een boekverfilming heeft gezien zal eerder het gelijknamige boek gaan lezen. In de literatuur hebben wij geen informatie gevonden over boekverfilmingen. Uit de praktijk bleek dat kinderen liever een boek gaan lezen als zij eerst de verfilming ervan hebben gezien. Hypothese 7: De docent (Nederlands) heeft de grootste invloed op het leesgedrag van kinderen. Uit de praktijk en de literatuur blijkt dat de docent de meeste middelen aanbied om kinderen te motiveren te gaan lezen. Wel moet hierbij benoemd worden dat de docent echter het minste invloed heeft op de kinderen. Zowel de literatuur als de praktijk bevestigen dit. Hypothese 8: Jongens vinden lezen minder leuk dan meisjes. Onze verwachting blijkt volledig te kloppen. De meisjes geven een hoger rapportcijfer aan lezen dan jongens. In de bestudeerde literatuur hebben wij hier geen informatie over gevonden. Wel geeft de literatuur aan dat meisjes meer lezen voor hun ontspanning. Hypothese 9: De voorkeur in genres verschillen tussen jongens en meisjes. Deze hypothese klopt gedeeltelijk. Beide geven de voorkeur aan ‘hier-en-nuverhalen’. Meisjes geven daarnaast voorkeur aan het genre ‘andere culturen’ en jongens daarentegen aan ‘oorlogsverhalen’.
28
4. Bronvermelding Literatuur Uit: Stalpers, C. (2007). Het verhaal achter de lezer. Een empirisch onderzoek naar variabelen die verschillen in leesgedrag verklaren. Stichting Lezen, reeks 9. (pp. 15, 16, 18, 38, 39)
Uit: Coille, Jan van. (2002) Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Biblion Uitgeverij: Leuven, 5e druk. (pp. 57, 58, 63)
Uit: Schram, D. (2008) Lezen in het vmbo. Onderzoek – interventie – praktijk. Stichting Lezen, reeks 11. (p. 33 t/m 38, 168
Uit: Tellegen & Frankhuisen (2002). Waarom is lezen plezierig? Stichting Lezen, reeks 2. (pp. 52 t/m 57
Internet
Opgehaald van: www.lezen.nl/succesfactoren-leesbevordering op 10 mei 2014.
29