SIMPLY CLEVER www.skoda-auto.com
Navigatiesysteem Amundsen Instructieboekje
Amundsen+: Superb, Octavia, Yeti, Fabia, Roomster, Rapid Navigacní systém holandsky 05.2012 S00.5610.83.32 3T0 012 149 FH
Voorwoord U hebt gekozen voor een ŠKODA die is uitgerust met het navigatiesysteem Amundsen+ (hierna alleen "radionavigatiesysteem" genoemd). Wij danken u voor uw vertrouwen. Wij adviseren u dit instructieboekje aandachtig te lezen, zodat u uw radio-navigatiesysteem snel en volledig leert kennen. Mocht u vragen over of problemen met uw radio-navigatiesysteem hebben, neem dan contact op met een ŠKODA Servicepartner of de importeur. Afwijkende nationale wettelijke bepalingen hebben voorrang op de in dit instructieboekje verstrekte informatie. Wij wensen u veel plezier met uw radio-navigatiesysteem en te allen tijde een goede reis. ŠKODA AUTO a.s. (hierna ŠKODA)
PHONE-functie
Inhoudsopgave Algemene aanwijzingen Instructieboekje
3
Verklaring van symbolen Belangrijke aanwijzingen
16 17
3
Instellingen in PHONE-functie
18
NAV-functie (navigatie) 8
Hoofdmenu RADIO
9
Instellingen in de RADIO-functie
9
Digitale radio DAB
10
Verkeersinformatie TP
10
Inleidende informatie
19
Navigatiegegevens en de geheugenkaart
20
Hoofdmenu Navigatie
20
Instellingen in (NAV) navigatiefunctie
21
Reisdoelen
22
Routegeleiding
23
TMC-functie
MEDIA-functie Hoofdmenu MEDIA
11
Instellingen in MEDIA-functie
11
Weergaveopties
11
Inleidende informatie over de cd-functie
12
Geheugenkaart
12
Externe bronnen
13
Eisen aan mediabronnen en audiobestanden
14
Inhoudsopgave
Hoofdmenu TELEFOON
3
RADIO-functie
2
16
Telefoongesprek en functies tijdens een telefoongesprek
Basisinstellingen Systeem- en geluidsinstellingen
Mobiele telefoon of Bluetooth®-apparaat met radio-navigatiesysteem koppelen
TMC-verkeersmeldingen weergeven
26
Instellingen verkeersinformatie TP en TMCverkeersmeldingen
26
Trefwoordenlijst
Garantie
Algemene aanwijzingen
Voor het apparaat gelden dezelfde garantievoorwaarden als voor nieuwe wagens, zie het Serviceplan.
Instructieboekje In dit instructieboekje worden altijd alle uitrustingsvarianten beschreven, zonder dat deze als meeruitvoering, modelvariant of marktafhankelijke uitrusting worden aangegeven.
Reiniging van het beeldscherm VOORZICHTIG
Hierdoor kan het voorkomen dat in uw wagen niet alle uitrustingscomponenten aanwezig zijn die in dit instructieboekje worden beschreven. De uitrustingsomvang van uw wagen wordt beschreven in de verkoopdocumentatie die u bij de aanschaf van de wagen hebt ontvangen. Meer informatie krijgt u bij uw ŠKODA Servicepartner.
Ð
Geen oplosmiddelen als benzine of terpentine gebruiken, omdat dit het oppervlak van het beeldscherm aantast. ■ Het beeldscherm voorzichtig behandelen, omdat door hard drukken of contact met scherpe voorwerpen deuken en krassen kunnen ontstaan. ■
Ð
Let op
Verklaring van symbolen
Vingerafdrukken op het beeldscherm kunnen met een zachte doek en eventueel met zuivere alcohol worden verwijderd.
Ð
Ð Einde van een paragraaf. De paragraaf gaat op de volgende pagina verder. → Overgang naar de volgende toets.
Signaalontvangst Ð
Parkeergarages, tunnels, hoge gebouwen en bergen kunnen het radio- en gpssignaal storen. In het ergste geval wordt geen enkel radio- of gps-signaal ontvanÐ gen.
Belangrijke aanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen
Diefstalbeveiliging
ATTENTIE Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledige verantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag. Gebruik het systeem alleen als u uw wagen volledig onder controle hebt - gevaar voor ongevallen! ■ Stel het volume zodanig in, dat u akoestische signalen van buiten, bijvoorbeeld de sirene van de politie, de ambulance en de brandweer, altijd goed kunt horen. ■ Een te hoog ingesteld volume kan het gehoor beschadigen! ■
Ð
Uw radio-navigatiesysteem werkt met een antidiefstalcode. Hierdoor wordt voorkomen dat het systeem na een onderbreking van de voedingsspanning, bijvoorbeeld door een reparatie of door diefstal, kan worden ingeschakeld. Na het losmaken van de massakabel van de accu, na het onderbreken van de voedingsspanning van het radio-navigatiesysteem en na het doorbranden van een zekering moet de antidiefstalcode worden ingegeven om het radio-navigatiesysteem te kunnen inschakelen. De code kan alleen "online" via het ŠKODA systeem worden afgevraagd om zo een nog effectievere diefstalbeveiliging te garanderen. Zo nodig contact opnemen met een geautoriseerde ŠKODA Servicepartner.
Algemene aanwijzingen
3
Code ingeven Als na het inschakelen van het radio-navigatiesysteem een toetsenbord verschijnt met de vraag om de code in te geven, moet het systeem door het ingeven van het juiste 4-cijferige codenummer worden gedeblokkeerd. › De 4-cijferige code met behulp van de functietoetsen 0 t/m 9 ingeven. Het cijfer wordt in de ingaveregel overgenomen. Na het ingeven van het 4-cijferige codenummer wordt het cijferblok grijs (inactief) en kunnen geen verdere cijfers meer in de ingaveregel worden overgenomen. › Om de cijfers in de ingaveregel van rechts naar links te wissen, op de functietoets Wissen drukken. › Als de juiste code in de ingaveregel staat, druk dan op de functietoets OK . Onjuiste code Indien bij het ingeven van de code een onjuiste code wordt bevestigd, kan de procedure nog tweemaal worden herhaald. Het aantal pogingen wordt op de onderste beeldschermregel weergegeven. Indien de code een derde maal verkeerd wordt ingegeven, wordt het apparaat gedurende ca. een uur geblokkeerd. Pas na een uur met ingeschakeld apparaat en ingeschakeld contact is het mogelijk de antidiefstalcode weer in te geven. Indien vervolgens weer driemaal een onjuiste code wordt ingegeven, wordt het radio-navigatiesysteem weer gedurende een uur geblokkeerd.
Let op De code is normaliter in het geheugen van het instrumentenpaneel opgeslagen. Hierdoor vindt een automatische decodering plaats (comfortcodering). Daarom is het handmatig ingeven van de code normaal gesproken niet nodig.
Ð
Weergave op het beeldscherm Op het beeldscherm van het apparaat wordt bijvoorbeeld informatie van de Climatronic, de afstand van de wagen tot een obstakel bij ingeschakelde "parkeerhulp" enz. weergegeven. Personalisering Uw wagen wordt met maximaal vier sleutels geleverd. De instellingen van het radio-navigatiesysteem worden altijd opgeslagen voor de sleutel die op dat moment wordt gebruikt. Dit betekent dat er vier verschillende instellingen van het radio-navigatiesysteem kunnen worden opgeslagen. De eerste keer dat een sleutel wordt gebruikt, zijn de fabrieksinstellingen van het radio-navigatiesysteem acÐ tief.
4
Algemene aanwijzingen
Als uw wagen met het systeem KESSY is uitgerust, wordt het apparaat na het afzetten van de motor en het openen van het portier automatisch uitgeschakeld. Als eerst het portier wordt geopend en daarna de motor wordt afgezet, wordt het apparaat pas uitgeschakeld na het vergrendelen van de wagen.
Apparaatoverzicht 1
- Stelknop Voor in- en uitschakelen van het apparaat (indrukken) Volumeregeling (draaien) RADIO - Radio-functie MEDIA - Media-functie PHONE - Telefoon-functie NAV - Navigatie-functie TMC - Weergave van TMC-verkeersmeldingen SETUP - Instellingen in de afzonderlijke bedrijfsfuncties en - Toetsen om verder en terug te gaan Cd-opening Beeldscherm - Cd verwijderen - Extra informatie en functies afhankelijk van de gekozen functie - Terug naar het vorige menupunt AUX-bus - Aansluiten van een externe audiobron Menuknop › Selecteren van een functie of een submenu, bevestigen van een waarde (indrukken) › Wisselen tussen functies of submenu's, instellen van een waarde (draaien) Geheugenkaartopening Functietoetsen - Functie is contextafhankelijk
› ›
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17
5 9 11 16 19 26 8
Bij uitgeschakeld contact schakelt het apparaat (ontladingsbeveiliging van de accu) na ca. een half uur automatisch uit.
Ð
Volume instellen
› Om het volume te verhogen knop 1 rechtsom draaien. › Om het volume te verlagen knop 1 linksom draaien. De volumewijziging wordt op het beeldscherm van het apparaat weergegeven.
12 5 12
Als het volume tot 0 wordt verlaagd, komt er geen geluid meer uit de luidsprekers en verschijnt op het beeldscherm het symbool .
VOORZICHTIG Een te hoog ingesteld volume kan het gehoor beschadigen!
Ð
13
Beeldschermbediening Afbeelding 1 Overzicht van de bedieningselementen op het beeldscherm
12 Ð
Apparaat in- en uitschakelen
› Voor het in- resp. uitschakelen van het apparaat op knop
1 drukken.
Na het inschakelen van het apparaat wordt de audiobron weergegeven die vóór het uitschakelen het laatst actief was. Als de sleutel bij ingeschakeld apparaat uit het contactslot wordt verwijderd, wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld.
Het beeldscherm van het apparaat is een zogenaamd "touchscreen" (aanraakscherm). Delen op het beeldscherm die met een kleur omkaderd zijn, zijn op dat moment "actief" en kunnen door het aanraken van het beeldscherm of door op de betreffende toets 17 te drukken, worden bediend » pagina 5, Apparaatoverzicht. Sommige functies van het radio-navigatiesysteem kunnen vanaf het multifunctie stuurwiel worden bediend, zie het instructieboekje van uw wagen.
Algemene aanwijzingen
5
A "Schuifbalk"
› Door op de schuifbalk
A te drukken en deze naar beneden of boven te ver-
schuiven (of door menuknop genavigeerd.
15
te bedienen) kan in het actuele menu worden
B Naar het volgende menuniveau gaan B te drukken, gaat u naar het volgende menuniveau.
› Door op toets Met toets
13
■ XYZ ■ XYZ ■ XYZ ■ XYZ -
Beschrijving van een functietoets in het eerste menuniveau - Beschrijving van een functietoets in het tweede menuniveau - Beschrijving van een functietoets in het tweede menuniveau Beschrijving van een functietoets in het eerste menuniveau
Ð
Ingavescherm met toetsenbord
keert u terug naar het vorige menuniveau. Afbeelding 2 Voorbeeld van een ingavescherm met toetsenbord
C Waarde instellen C te drukken, wordt een nieuw scherm geopend waarin de be-
› Door op toets
treffende waarde, bijvoorbeeld lage tonen, door te draaien aan menuknop kan worden ingesteld.
15
D "Pop-upvenster"
› Na het indrukken van functietoets
D wordt een zogenaamd "pop-upvenster" geopend met verschillende menupunten. › Kort op een van de menupunten drukken. Het pop-upvenster wordt gesloten en het gekozen menupunt wordt in de functietoets weergegeven.
Als u geen van de menupunten kiest, wordt het "pop-upvenster" na ca. 5 seconden gesloten. In de lijst met DAB-zenders verschijnt na het indrukken van deze functietoets een DAB-ensemble » pagina 10, Digitale radio DAB. E "Checkbox"
Sommige functies kunnen alleen in- of uitgeschakeld worden. Voor een functie die alleen kan worden in- of uitgeschakeld, bevindt zich een zogenaamde "checkbox":
Het ingavescherm met toetsenbord verschijnt bijvoorbeeld bij het ingeven van een nieuw reisdoel of bij het zoeken van een bijzonder reisdoel of een telefoonnummer. Als u een functietoets met een teken op het toetsenbord in het ingavescherm indrukt, verschijnt dit teken in de ingaveregel in het bovenste deel van het beeldscherm. U kunt de tekens in de ingaveregel wissen, de tekenvolgorde veranderen en speciale tekens toevoegen.
- Functie is ingeschakeld.
De beschikbare tekens zijn contextafhankelijk.
- Functie is uitgeschakeld. › Voor het in- of uitschakelen van de functie eenmaal kort op de betreffende functietoets drukken.
Ingavemogelijkheden: - Wisselt tussen hoofdletters en kleine letters resp. tussen cijfers en speciale tekens (contextafhankelijk)
F Variabele functietoetsen De toetsfunctie is contextafhankelijk. De actueel aangeboden functie kan worden gekozen door op de betreffende functietoets F (of op de toets 17 ) te drukken.
Voorbeeldmenu in de gebruiksaanwijzing Op de toets ABC → DEF drukken - deze toetsen moeten na elkaar worden ingedrukt.
áü
- Weergeven van speciale tekens van de geselecteerde taal
- Wisselt naar het ingeven van cyrillische letters
ABC
A..Z
6
Algemene aanwijzingen
- Wisselt naar het ingeven van Latijnse letters
- Wisselt naar het ingavescherm voor cijfers en speciale tekens - Wisselt naar het ingavescherm voor letters
- Ingeven van spatie
- Cursor in de ingaveregel naar links of naar rechts bewegen
- Wissen van tekens in de ingaveregel vanaf de cursorpositie van rechts naar links Wissen
Op letters gebaseerde speciale tekens selecteren In het ingavescherm zijn sommige letters voorzien van het symbool "". Als een dergelijke letter langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kunnen speciale taalafhankelijke tekens worden geselecteerd. Variabele functietoetsen De variabele functietoetsen F hebben in het ingavescherm de volgende functies (contextafhankelijk): Wissen OK
- Wissen van tekens in de ingaveregel
- Bevestiging van de in de ingaveregel geschreven tekst
Lijst/OK
lijke
- Openen van een keuzelijst met bijvoorbeeld landen, plaatsen en dergeÐ
Algemene aanwijzingen
7
■ Equal. instellingen
Basisinstellingen
■ Surround
Systeem- en geluidsinstellingen Systeeminstellingen Op de toets SETUP →
Systeem
drukken.
- Vastleggen van de menutaal voor de schermmeldingen en de gesproken meldingen ■ Adaptief - Automatisch vastleggen van de menutaal; dit is afhankelijk van de instelling in het informatiescherm ■ of het rechtstreeks selecteren van de gewenste taal uit een lijst Toetsenweergave - Vastleggen van de toetsenweergave voor het ingeven van tekst ■ ABC - Rangschikken van de toetsen in alfabetische volgorde ■ QWERTZ - Plaatsing van de toetsen volgens het QWERTZ-systeem Aircoweergave - Vastleggen van de weergaveduur voor de Climatronic-bediening Beeldscherm - Beeldscherminstelling ■ Helderheid - Helderheidsniveau van het beeldscherm instellen ■ Tag/nacht - Wisselt tussen dag- en nachtdesign. De automatische weergave is afhankelijk van het in- en uitschakelen van het dimlicht. ■ Bevestigingstoon - In- / uitschakelen van de bevestigingstoon bij het drukken op een functietoets Fabrieksinstellingen - Systeem op fabrieksinstellingen terugzetten Sd-kaart verwijderen - Verwijderen van de sd-kaart Tijdsweergave - In- of uitschakelen van de tijdsweergave op het beeldscherm bij uitgeschakeld radio-navigatiesysteem
■ Taal/Language
■
■ ■
■ ■ ■
Klankinstellingen Op de toets SETUP →
Klank
drukken.
■ Volume - Volume-instelling ■ Max. inschakelvolume - Instelling
van het inschakelvolume
■ Verkeersinfo (TP) - Instelling van het volume van de verkeersmeldingen (TP) ■ Navigatievolume - Instelling van het volume van navigatiemeldingen ■ PDC volume lager - Instelling van de volumeverlaging bij actieve parkeerhulp ■ GALA - Snelheidsafhankelijke volumeregeling ■ Hoge tonen - Instelling van hoge tonen ■ Mitddentonen - Instelling van middentonen ■ Lage tonen - Instelling van lage tonen ■ Balance - Instelling van de volumeverhouding links/rechts ■ Fader - Instelling van de volumeverhouding voor/achter
8
Basisinstellingen
- Instelling van de equalizer (lineair, spraak, rock, klassiek, dan-
ce) - Instelling van surroundgeluid
Ð
Instellingen in de RADIO-functie
RADIO-functie
Op de toets
Hoofdmenu RADIO Op de toets
RADIO
drukken.
Herhaald drukken op de toets Functietoets
RADIO
→
SETUP
drukken.
■ Verkeersinfo (TP) - In-/uitschakelen van de verkeersinformatie ■ Pijltoetsen - Instelling van de zenderwisselfunctie in de RADIO-functie RADIO
- Wisselen van frequentiebereik.
Extra's
■ Extra's - Opent een menu met nieuwe functies ■ Geheugen - In-/uitschakelen van de weergave
van de voorkeuzetoetsen
1
t/m
■
24 ■ Handmatig - Handmatig zenders zoeken door draaien aan menuknop 15 ■ Scan - Weergeven van alle te ontvangen zenders in het actuele frequentiebe-
reik gedurende ongeveer 5 seconden - In-/uitschakelen van de verkeersinformatie » pagina 10, Verkeersinformatie TP
■ TP
■
Functietoets Band ■ Band - Opent de frequentiebereiklijst ■ DAB/Lijst - Opent de DAB-zenderlijst » pagina 10, Digitale radio DAB ■ Updaten - Bijwerken van de DAB-zenderlijst ■ Opslaan - Opslaan van de actuele zender onder de gewenste geheugentoets ■ FM/Lijst - Opent de lijst met alle actueel te ontvangen FM-zenders
■
■
■ Opslaan - Opslaan van de actuele zender onder de gewenste geheugentoets ■ AM - Wisselt naar het AM-frequentiebereik, een zenderlijst is niet beschikbaar
Let op
Functietoetsen 1 t/m 24 Rechtstreeks kiezen van de opgeslagen zenders.
RDS ("Radio Data System") dient voor de overdracht van programmakenmerken en aanvullende diensten waardoor onder andere automatisch een zender kan worden gevolgd. Bij voldoende ontvangstkwaliteit wordt bij radiozenders die RDS ondersteunen in plaats van de zenderfrequentie de zendernaam weergegeven. ■ TMC (Traffic Message Channel) is een digitale radio-datadienst voor een continue overdracht van verkeersmeldingen. ■ DAB - Digital Audio Broadcasting is de digitale overdracht van radioprogramma's, waarbij gebruik wordt gemaakt van de transmissiestandaard DAB, DAB+ of Ð DMB » pagina 10, Digitale radio DAB. ■
1 t/m 24 ingedrukt houden tot een signaaltoon klinkt - opslaan van de actuele zender onder de gewenste geheugentoets.
Andere zender kiezen of - Afhankelijk van de instelling van de "pijltoetsen" - wisselen tussen de opgeslagen zenders of tussen de zenders die in het huidige gebied kunnen worden ontvangen. Instelling RDS-weergave Op de toets drukken - In-/uitschakelen van de radiodatadienst RDS. RDS ("Radio Data System") dient voor de overdracht van programmakenmerken en aanvullende diensten waardoor onder andere automatisch een zender kan worden gevolgd.
met behulp van de pijltoetsen 8 ■ Zenderlijst - Wisselen naar alle actueel te ontvangen zenders in het geselecteerde frequentiebereik ■ Geheugen - Omschakelen naar de opgeslagen zenders (op het beeldscherm verschijnt het symbool ) RDS regionaal - In-/uitschakelen van het automatische zendervolgsysteem met RDS ■ Adaptief - Automatisch kiezen van de zender met de momenteel beste ontvangst ■ Vast - De ingestelde regionale zender wordt zo lang mogelijk vastgehouden Setup DAB - Instellingen van de DAB-radiofunctie ■ DAB-berichten - In-/uitschakelen van de DAB-berichten ■ DAB programma volgen - In-/uitschakelen van het DAB-programmavolgsysteem ■ DAB - FM-overname - In-/uitschakelen van de automatische omschakeling van DAB naar het FM-frequentiebereik bij DAB-signaalverlies Geheugen wissen - Wissen van de opgeslagen zenders ■ Afzonderl. - Eén zender wissen ■ Alle - Alle opgeslagen zenders wissen Alternatieve freq. (AF) - In-/uitschakelen van het zoeken naar alternatieve frequenties van de ingestelde zender
Ð
RADIO-functie
9
Digitale radio DAB
Verkeersinformatie TP
DAB - Digital Audio Broadcasting is de digitale overdracht van radioprogramma's, waarbij gebruik wordt gemaakt van de transmissiestandaard DAB, DAB+ of DMB. Met DAB kunnen meerdere zenders in een zogenaamd ensemble op één frequentie worden uitgezonden. Bovendien is het mogelijk om tijdens de uitzendingen extra diensten en extra informatie (bijv. nieuws, sport, weer, waarschuwingen enz.) door te sturen.
De aanduiding "TP" in combinatie met een zendernaam (bijvoorbeeld in de zender- of geheugenlijst) geeft een zender aan die verkeersinformatie uitzendt. Onafhankelijk van welke radiozender wordt beluisterd, zorgt een extra ontvanger in het apparaat ervoor dat er altijd een verkeersinformatiezender wordt ontvangen, zolang de verkeersinformatiefunctie is ingeschakeld. In de mediafunctie wordt op de achtergrond steeds automatisch een ontvangbare verkeersinformatiezender gezocht.
In gebieden zonder DAB-ondersteuning wordt in de DAB-radiofunctie het symbool weergegeven. DAB-zenderlijst Op de toets RADIO →
Band
→
DAB/Lijst
drukken.
XYZ
- Een ensemble van DAB-zenders
XYZ
- DAB-zender met de naam XYZ
XYZ
De paraatheid van de verkeersinformatiefunctie wordt met de letters "TP" rechtsboven op het beeldscherm aangegeven. Als er geen verkeersinformatiezender kan worden ontvangen, omdat bijvoorbeeld de radio-ontvangst in zijn geheel gestoord is, wordt in plaats van "TP", "No TP" Ð weergegeven.
- DAB-zender met de naam XYZ die op dit moment niet kan worden ont-
vangen XYZ (FM) - DAB-zender met de naam XYZ die op dit moment alleen in het FMfrequentiebereik kan worden ontvangen
DAB-programmavolgsysteem Als een DAB-zender deel uitmaakt van meerdere ensembles, wordt bij een slechte signaalontvangst de zender in een ander ensemble gezocht. Automatische omschakeling DAB - FM Bij slechte DAB-ontvangst probeert het apparaat voor de beluisterde DAB-zender een corresponderende FM-zender te vinden. Voorwaarde voor een automatische omschakeling is dat de DAB- en de FM-zender dezelfde zendercode uitzenden. Als de zender via de FM-frequentieband wordt ontvangen, wordt (FM) achter de zendernaam weergegeven. Als de corresponderende DAB-zender weer kan worden ontvangen, verdwijnt de weergave (FM). Als een DAB-zender bij slechte ontvangst ook in het FM-frequentiebereik niet kan worden teruggevonden, wordt het geluid van de radio onderdrukt. Als een automatische zenderomschakeling niet gewenst is (bijvoorbeeld in tunnels wanneer de ontvangst kortstondig kan wegvallen), kan deze functie worden uitgeschakeld » pagina 9, Instellingen in de RADIO-functie.
10
RADIO-functie
Ð
■
Hoofdmenu MEDIA Op de toets
MEDIA
■
drukken.
■
Selecteerbare audiobronnen in het menu MEDIA CD - Wisselen naar de geplaatste cd
Keuzemenu met beschikbare audiobronnen openen Op de toets MEDIA drukken en een van de beschikbare audiobronnen selecteren.
Sd-kaart - Wisselt naar een geplaatste geheugenkaart
AUX , MDI of - Wisselt naar een aangesloten externe audiobron. De bediening van een extern aangesloten audiobron is via het radio-navigatiesysteem slechts beperkt mogelijk en is sterk afhankelijk van het aangesloten apparaat.
- Weergeven van de titellijst van de actueel weergegeven audiobron. De actueel beluisterde titel wordt gemarkeerd. ■ Omhoog - Openen van de bovenliggende map (herhaald indrukken - terugkeren naar de hoofdmap (root)) ■ Afspelen - Weergeven van de geselecteerde titel
■ Kiezen
Toetsen voor bediening van actuele audiobronnen Aantippen - Naar het begin van de actuele titel Ingedrukt houden Aantippen
- Naar het begin van de vorige titel
Instellingen in MEDIA-functie RADIO
→
SETUP
drukken.
Functietoetsen in het menu Instellingen - Media ■ Verkeersinfo (TP) - In-/uitschakelen van de verkeersinformatie ■ Scan/Mix/Herh. incl. - in-/uitschakelen van de weergave van titels in de modi "Scan", "Mix" en "Repeat" inclusief submappen » pagina 11, Weergaveopties ■ AUX volume 1) - Ingangsvolume voor een externe audiobron die op de multimediabus AUX-IN is aangesloten 1)
Extra's
drukken - Er worden meer functies weergegeven.
- Alle titels van de actuele mediabron worden elk gedurende ca. 10 seconden weergegeven In de "Scan"-functie Scan - Terugkeren naar de normale weergave Map mixen - Alle titels van de actuele map worden in willekeurige volgorde afgespeeld In de "Map mixen"-functie Map mixen - Terugkeren naar de normale weergave Alles mixen - Alle titels van de actuele audiobron worden in willekeurige volgorde afgespeeld In de "Alles mixen"-functie Alles mixen - Terugkeren naar de normale weergave Titel herhalen - De actueel afgespeelde titel wordt herhaald In de "Titel herhalen"-functie Titel herhalen - Terugkeren naar de normale weergave Map herhalen - Herhalen van alle titels van de actuele map In de "Map herhalen"-functie Herhalen - Terugkeren naar de normale weergaÐ ve
■ Scan
- Snel vooruit
Instelling van de tijd- of titelweergave Op de toets drukken - Wisselen tussen de afspeeltijd van de titel en de informatie bij de titel
Op de toets
Weergavemodi Op de toets MEDIA →
- "Terug naar het begin " - Snel achteruit
- Naar het begin van de volgende titel
Ingedrukt houden
Ð
Weergaveopties
Cd 1-6 - Wisselt naar een aangesloten externe cd-wisselaar
Tweemaal kort aantippen
1) - Ingangsvolume voor een iPod™ of iPhone™ die op de multimediabus MDI is aangesloten is of een AUX audiobron op de multimediabus MDI Instellingen Bluetooth - Instellingen van de Bluetooth® - functie » pagina 18, Instellingen in PHONE-functie Aux 2-ingang activeren - Activering van de externe audiobron AUX via de MDI-ingang » pagina 13, AUX- en MDI-ingang BT volume 1) - Ingangsvolume voor een externe Bluetooth®-audiobron
■ MDI volume
MEDIA-functie
■ ■ Ð
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Dient voor het aanpassen van het weergavevolume aan de andere audiobronnen.
MEDIA-functie
11
VOORZICHTIG
Inleidende informatie over de cd-functie Cd plaatsen › Een cd met het opschrift naar boven zo ver in de cd-opening 9 schuiven tot deze zelfstandig naar binnen wordt getrokken. De weergave start automatisch. Cd verwijderen › Op de toets drukken - de cd wordt uitgeschoven. Als de cd niet binnen ca. 10 seconden wordt verwijderd, wordt deze om veiligheidsredenen weer naar binnen getrokken. Cd niet leesbaar Als de geplaatste cd niet leesbaar is, verschijnt een pop-upvenster met een overeenkomstige aanwijzing. Op de functietoets Ok drukken, de cd wordt uitgeschoven. Overslaan Op een slecht wegdek en bij heftige trillingen kan de cd-speler bij het afspelen overslaan. Condensvorming Bij koude weersomstandigheden en na regenbuien kan vocht in de cd-speler neerslaan (condensatie). Dit kan leiden tot overslaan of de weergave verhinderen. In dergelijke gevallen moet u wachten tot het vocht is verdwenen. Aanwijzingen over de verzorging van cd's Indien een cd is vervuild, deze nooit in een cirkelvormige beweging schoonmaken, maar altijd van binnen naar buiten met een zachte pluisvrije doek. Bij sterke vervuiling adviseren wij de cd met een universele cd-reiniger schoon te maken. Ook in dit geval de cd niet in een cirkelvormige beweging schoonmaken, maar van binnen naar buiten en de cd vervolgens laten drogen.
ATTENTIE De cd-speler is een laserproduct van de klasse 1. Indien de cd-speler wordt geopend, bestaat gevaar voor verwondingen door niet-zichtbare laserstralen.
■ De cd-speler speelt alleen audio-cd's (cd-a) en mp3-cd's af. In de cd-speler mogen geen dvd's worden geplaatst. Hierdoor zou de cd-speler onherstelbaar beschadigd kunnen raken. ■ In de interne speler mogen geen cd's met de aanduiding "Niet in spelers zonder schuiflade aanbrengen" of Eco Disc worden geplaatst. ■ Door het plaatsen van een tweede cd op het moment dat een aanwezige cd wordt uitgeschoven, kan de cd-speler in het apparaat beschadigen. Na het indrukken van de eject-toets duurt het enkele seconden tot de cd wordt uitgeschoven. Gedurende deze tijd is de blokkering van de cd-opening geopend. Beslist wachten tot de cd is uitgeschoven, voordat een nieuwe cd wordt geplaatst. ■ Is de cd mechanisch beschadigd, of verkeerd of niet volledig erin geschoven, verschijnt op het beeldscherm de volgende melding "Storing: Cd". De cd controleren en correct in de speler plaatsen. Als opnieuw de melding "Storing: Cd" verschijnt, een andere cd uitproberen en zo nodig een specialist opzoeken. ■ Als de temperatuur in het apparaat te hoog is, worden geen cd's meer geaccepteerd. Het apparaat gaat naar de laatst actieve functie. ■ Gebruik nooit vloeistoffen zoals benzine, verfverdunner of LP-reiniger, omdat anders het oppervlak van de cd kan worden beschadigd! ■ De cd nooit blootstellen aan direct zonlicht! ■ De cd alleen beschrijven met hiertoe geschikte stiften. ■ De cd niet beplakken!
Let op Als de functietoets Cd inactief wordt weergegeven, zit er geen audio-cd in de cd-speler, of is de geplaatste audio-cd niet leesbaar. ■ Cd's met kopieerbeveiliging en zelfgebrande cd-r en cd-rw worden onder bepaalde omstandigheden niet of slechts beperkt weergegeven. ■ De wettelijke bepalingen ten aanzien van het auteursrecht in uw land in acht nemen. ■ De cd-speler bevat geen componenten die onderhoud behoeven of die u kunt repareren. Als de cd-speler defect is, een specialist raadplegen. ■
Ð
Geheugenkaart Geheugenkaart erin schuiven
› De geheugenkaart met de afgesneden hoek eerst en naar boven gericht in de geheugenkaartopening tomatisch.
12
MEDIA-functie
16
schuiven tot deze "vastklikt". De weergave start au
Geheugenkaart verwijderen › In het menu "Systeem- en klankinstellingen" de menuoptie "Sd-kaart verwijderen" kiezen » pagina 8, Systeem- en geluidsinstellingen. › Op de erin geschoven geheugenkaart drukken. De geheugenkaart "springt" in de verwijderpositie. Geheugenkaart leeg of bestanden niet leesbaar Als een geheugenkaart erin wordt geschoven waarop geen of geen leesbare gegevens zijn opgeslagen, wordt na het laden niet naar de geheugenkaartfunctie omgeschakeld.
Externe bronnen AUX- en MDI-ingang AUX-ingang Op de toets MEDIA →
AUX
drukken.
De ingang voor een externe audiobron AUX bevindt zich aan de voorzijde van het apparaat 14 . Externe audiobronnen die op de AUX-bus zijn aangesloten, kunnen niet via het radio-navigatiesysteem worden bediend. Via het radio-navigatiesysteem kan alleen het volume worden geregeld. Voor de AUX-bus wordt een standaard 3,5-mm-jackplugstekker gebruikt. Indien de externe audiobron niet voorzien is van deze jackplugstekker moet een adapter worden gebruikt. MDI-ingang Op de toets
De bediening van de externe audiobron staat beschreven in de handleiding van de betreffende fabrikant. Voor het aansluiten van externe audiobronnen via de MDI-ingang is een speciale adapter nodig.
Ð
iPod Als een iPod op de MDI-ingang wordt aangesloten, wordt een menu geopend waarin afzonderlijke mappen van de iPod (afspeellijsten, artiesten, albums, nummers, enz.) kunnen worden gekozen. Aansluiten van een externe audiobron via Bluetooth® In de Bluetooth-audiofunctie kunnen audiobestanden van een externe audiobron (bijvoorbeeld een mobiele telefoon) die via Bluetooth® verbonden is via de luidsprekers van de wagen worden afgespeeld. Voor het inschakelen van deze functie moet de externe audiobron met het radionavigatiesysteem zijn gekoppeld » pagina 16, Mobiele telefoon of Bluetooth®apparaat met radio-navigatiesysteem koppelen. Weergavevolume van externe audiobron aanpassen Het weergavevolume van de externe audiobron kan met de volumeregelaar van het radio-navigatiesysteem worden gewijzigd 1 . Afhankelijk van de aangesloten audiobron kan het uitgangsvolume van de externe audiobron worden gewijzigd. U kunt bovendien de ingangsgevoeligheid van de externe audiobron wijzigen om zo het weergavevolume van de externe audiobron aan de andere audiobronnen aan te passen of vervormingen te voorkomen » pagina 11, Instellingen in MEDIAfunctie. Voorwaarden voor het correct aansluiten
MEDIA
→
MDI
drukken.
Audiobestanden van de op de MDI-ingang aangesloten externe informatiedragers in MP3-, WMA-, OGG-Vorbis- en AAC-formaat kunnen via het radio-navigatiesysteem worden afgespeeld » pagina 14, Eisen aan mediabronnen en audiobestanden. Externe audiobronnen die op de MDI-bus zijn aangesloten, kunnen via het radionavigatiesysteem worden bediend. Op ieder gewenst moment kan op de radio een andere audiobron worden geselecteerd. Zolang de externe audiobron niet wordt uitgeschakeld, blijft deze altijd op de achtergrond actief.
› Er kunnen alleen apparaten met USB 2.0 specificatie worden aangesloten. › De versie van het FAT bestand (File Allocation Table) van de aangesloten apparaten moet gelijk zijn aan FAT16 (< 2 Gb) of FAT32 (> 2 Gb).
› Bij de weergave van een apparaat met een harde schijf (HDD) waarop zich een
zeer grote hoeveelheid data bevindt, kan een tijdsvertraging optreden bij het inlezen van het overzicht van de muziekbestanden. › Bij de weergave van een apparaat waarop zich een gecompliceerde mapstructuur bevindt, kan een tijdsvertraging optreden bij het inlezen van de audiobestanden. › De mapstructuur op het aangesloten apparaat mag niet meer dan 8 niveaus bevatten. Een map mag niet meer dan 1.000 bestanden bevatten. › Voor het aansluiten van het apparaat mag geen USB-verlengkabel of USB-hub worden gebruikt.
MEDIA-functie
13
ATTENTIE
ATTENTIE (vervolg) Tijdens het rijden mag de externe audiobron niet in de hand worden gehouden of op de knieën worden gelegd. Deze kan bij een plotselinge manoeuvre in het interieur worden geslingerd en de inzittenden ernstige verwondingen toebrengen. ■ De aansluitkabel van de externe audiobron altijd zodanig leggen dat deze bij het rijden geen belemmering vormt. ■
De externe audiobron in geen geval op het dashboard leggen. Deze kan bij een plotselinge manoeuvre in het interieur worden geslingerd en de inzittenden ernstige verwondingen toebrengen. ■ Externe audiobronnen in geen geval in de buurt van de airbags leggen. Ze kunnen bij het activeren van de airbag in het interieur worden teruggeslingerd en de inzittenden ernstige verwondingen toebrengen. ■
VOORZICHTIG De AUX-bus mag alleen voor audiobronnen worden gebruikt!
Let op De externe audiobron die op de AUX-ingang is aangesloten, kan alleen worden gebruikt wanneer op dat moment geen apparaat op de MDI-ingang is aangesloten. ■ Als op de AUX-ingang een externe audiobron is aangesloten die met een adapter voor een externe voeding is uitgerust, kan het voorkomen dat het audiosignaal wordt gestoord. Dit hangt van de kwaliteit van de gebruikte adapter af. ■
Ð
Eisen aan mediabronnen en audiobestanden Mediabron
Voorwaarden voor het afspelen
Audio-cd's (tot 80 minuten) met een diameter van 12 cm.
Cd-digital-audiospecificatie
Cd-rom, cd-r, cd-rw met een diameter van 12 cm tot max. 700 MB (megabyte) volgens ISO 9660 Level 1 en 2, Joliet of UDF 1.02, 1.5, 2.01, 2.5 SD- en MMC-geheugenkaarten van 32 mm x 24 mm x 2,1 mm of 1,4 mm in bestandssysteem FAT12, FAT16 en FAT32 tot max. 2 GB (gigabyte) en SDHC-geheugenkaarten tot max. 32 GB.
– MP3-bestanden (.mp3) met bitrates van 48 tot 320 kbit/s of variabele bitrate. – WMA-bestanden (.wma) tot 9.2 resp. 10.0 mono/stereo zonder kopieerbeveiliging. – Audiobestanden in de formaten OGG-Vorbis en MPEG4 AAC. – Playlists in de formaten PLS, B4S, ASX en WPL. – Bestandsnaam en padaanduidingen niet langer dan 256 tekens. – Mapstructuren met maximaal acht niveaus. – Op audio-cd's max. 256 mappen en max. 512 bestanden. – Op geheugenkaarten max. 2048 mappen en max. 15.000 bestanden, per map max. 6000 bestanden.
Weergave van audiobestanden via Bluetooth®a).
– De mobiele telefoon resp. de externe audiobron moet het A2DP-Bluetooth® -pro fiel ondersteunen
14
MEDIA-functie
AUX externe audiobron
Audioweergave via 3,5-mm-jackplugsteker mogelijk
MDI externe informatiedrager
Compatibel met multimedia-interface MEDIA-IN
a)
Bluetooth® is een geregistreerd merk van Bluetooth SIG, Inc.
Ð
MEDIA-functie
15
Op de toets
PHONE-functie Mobiele telefoon of Bluetooth®-apparaat met radionavigatiesysteem koppelen Om een mobiele telefoon of een ander Bluetooth ®-apparaat via het radio-navigatiesysteem te kunnen bedienen, is een eenmalige koppeling van beide apparaten noodzakelijk. Actieve koppeling Bij de actieve koppeling wordt het zoeken naar een apparaat via het radio-navigatiesysteem gestart. De Bluetooth®-functie op uw mobiele telefoon activeren. Op de toets
PHONE
→
■ Instellingen Bluetooth ■ Apparaten zoeken tooth®-functie
SETUP
drukken.
- Instellingen van de Bluetooth®- functie Zoeken naar externe apparaten met ingeschakelde Blue-
Het zoeken kan ca. 15 tot 20 seconden duren. Is de procedure afgesloten, dan worden op het beeldscherm de namen van de gevonden Bluetooth-apparaten weergegeven. De te koppelen mobiele telefoon kan direct worden gekozen door op de functietoets met de naam van de mobiele telefoon te drukken of door aan menuknop 15 te draaien en de selectie met de toets Verbinden te bevestigen. De koppeling op de mobiele telefoon bevestigen. Afhankelijke van het type mobiele telefoon wordt ofwel een automatisch gegenereerde 6-cijferige pincode weergegeven die volgens de aanwijzingen op het beeldscherm van de mobiele telefoon en van het radio-navigatiesysteem moet worden bevestigd of er moet handmatig de op het beeldscherm van het radio-navigatiesysteem weergegeven 4-cijferige pincode worden ingegeven. Als de pincode juist wordt ingegeven, verschijnt op het beeldscherm van het radio-navigatiesysteem een melding dat de koppeling gelukt is. Passieve koppeling Bij de passieve koppeling wordt het zoeken naar een apparaat via de mobiele telefoon gestart. De Bluetooth®-functie op uw mobiele telefoon activeren.
16
PHONE-functie
PHONE
→
SETUP
drukken.
■ Instellingen Bluetooth - Instellingen van de Bluetooth®- functie ■ BT-zichtbaarheid instellen - Inschakelen van de zichtbaarheid van gatiesysteem op andere apparaten met Bluetooth®-functie
het radio-navi-
Op de mobiele telefoon het zoeken naar Bluetooth® -audioaccessoires starten. Het zoeken kan ca. 15 tot 20 seconden duren. AIs de procedure is afgesloten, dan wordt op de mobiele telefoon het radio-navigatiesysteem als SKODA_BT weergegeven. Met de mobiele telefoon de verbinding uitvoeren. Afhankelijke van het type mobiele telefoon wordt ofwel een automatisch gegenereerde 6-cijferige pincode weergegeven die volgens de aanwijzingen op het beeldscherm van de mobiele telefoon en van het radio-navigatiesysteem moet worden bevestigd of er moet handmatig de op het beeldscherm van het radio-navigatiesysteem weergegeven 4-cijferige pincode worden ingegeven. Als de pincode juist wordt ingegeven, verschijnt op het beeldscherm van het radio-navigatiesysteem een melding dat de koppeling gelukt is. Wissen van gekoppelde apparaten Met het radio-navigatiesysteem kunnen max. 4 mobiele telefoons resp. Bluetooth®-apparaten zijn gekoppeld. Wilt u nog een apparaat koppelen, dan moet eerst een mobiele telefoon resp. Bluetooth®-apparaat worden gewist. Op de toets
PHONE
→
SETUP
drukken.
■ Instellingen Bluetooth - Instellingen van de Bluetooth®- functie ■ Lijst gekopplde apparaten - Lijst met apparaten die met het radio-navigatiesys-
teem zijn gekoppeld ■ Wissen - Wissen van tooth®-apparaat.
geselecteerde gekoppelde mobiele telefoon resp. BlueÐ
Hoofdmenu TELEFOON Hoofdmenu TELEFOON Op de toets PHONE drukken. Sommige functies in het menu TELEFOON kunnen afhankelijk zijn van de uitvoering en de eigenschappen van de aangesloten mobiele telefoon. De is.
PHONE -functie
kan alleen worden ingeschakeld als het contact ingeschakeld
Bij het inschakelen van het radio-navigatiesysteem wordt automatisch verbinding met de mobiele telefoon gemaakt waarmee het radio-navigatiesysteem als laatste verbonden was. Als het niet mogelijk is om met deze mobiele telefoon verbinding te maken, probeert het systeem automatisch verbinding te maken met de volgende mobiele telefoon in de lijst met gekoppelde apparaten.
Telefoongesprek en functies tijdens een telefoongesprek Oproepen kunnen ook worden beantwoord als het radio-navigatiesysteem uitgeschakeld is.
Functietoetsen in het hoofdmenu TELEFOON ■ Op de toets PHONE drukken. ■ - Inschakelen van de spraakbediening, alleen met telefoonvoorbereiding GSM II. Meer informatie over de spraakbediening is te vinden in het instructieboekje van uw wagen. ■ SOS - Alarmnummer bellen, alleen met telefoonvoorbereiding GSM III bij koppeling via het rSAP-profiel. Meer informatie over de telefoonvoorbereiding GSM III is te vinden in het instructieboekje van uw wagen. ■ - Oproep beantwoorden, ingegeven nummer kiezen. In het hoofdmenu TELEFOON wordt na het aantippen van deze toets de oproeplijst weergegeven. ■ - Oproep beëindigen of weigeren - alleen tijdens een gesprek actief ■ - Nummer kiezen ■ Wissen - Cijfers wissen ■ - Nummer kiezen ■ - Telefoonboek openen ■ Zoeken - Ingavescherm openen om in telefoonboek te zoeken ■ Details - Informatie bij een telefoonboekvermelding weergeven ■ - Lijst van gemiste oproepen openen ■ Bewerken - Telefoonnummer bewerken ■ - Nummer kiezen ■ - Lijst met gekozen telefoonnummers openen ■ Bewerken - Telefoonnummer bewerken ■ - Nummer kiezen ■ - Lijst met beantwoorde oproepen openen ■ Bewerken - Telefoonnummer bewerken ■ - Nummer kiezen ■ - Voicemail (het telefoonnummer van de voicemail moet ingesteld zijn) » pagina 18, Instellingen in PHONE-functie
Indien een verbindingsopbouw met een telefoonnummer is gestart of een gesprek is aangenomen, wisselt het hoofdmenu TELEFOON naar de weergave Telefoongesprek. Telefoongesprek tot stand brengen Met behulp van het radio-navigatiesysteem kunt u een telefoongesprek tot stand brengen door een telefoonnummer rechtstreeks in te geven, of door een telefoonnummer te selecteren uit het telefoonboek, uit de lijst met gekozen telefoonnummers of uit de lijst met beantwoorde oproepen » pagina 17, Functietoetsen in het hoofdmenu TELEFOON. Als uw wagen is uitgerust met de telefoonvoorbereiding GSM II, kunt u het telefoongesprek ook tot stand brengen via de spraakbediening met de toets » pagina 17, Functietoetsen in het hoofdmenu TELEFOON. Ontvangen telefoonoproep ■ - Oproep beantwoorden ■ - Oproep weigeren Overige functies tijdens een telefoongesprek ■ Extra's - Opent een menu met nieuwe functies ■ Volume uitschakelen - In-/uitschakelen van de microfoon tijdens een gesprek. Als de microfoon wordt uitgeschakeld, kan de gesprekspartner niet horen wat er in de wagen wordt gezegd. ■ Handsfree - In-/uitschakelen van de handsfreeset. Het gesprek wordt niet weergegeven via de luidsprekers van de wagen, maar alleen door de luidspreker van de telefoon (privégesprek). ■ Oproep in wacht - "Verbergen" van het gesprek (het volgende wordt weergegeven: "In wacht ..."). De verbinding wordt onderbroken, maar niet beëindigd. Oproep doorgaan - Er wordt teruggekeerd naar de oproep ■ Conferentie - Conferentieschakeling van alle gesprekspartners » pagina 17, Tweede telefoongesprek tot stand brengen ■ Cijfers ingeven - Openen van het ingavescherm voor DTMF-toetsgeluiden
ATTENTIE Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledige verantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag. Gebruik het systeem alleen als u uw wagen volledig onder controle hebt - gevaar voor ongevallen!
Ð
- Oproep beëindigen
Tweede telefoongesprek tot stand brengen Op de toets PHONE drukken.
PHONE-functie
17
Een nieuw telefoonnummer of een opgeslagen telefoonnummer selecteren. ■ Extra's - Opent een menu met nieuwe functies ■ Opr. wisselgesprek - Wisselen tussen gesprekken ■ Conferentie - Conferentieschakeling van alle gesprekspartners
■
DTMF-toetsgeluiden Aan elke toets van een mobiele telefoon is een bepaald DTMF-toetsgeluid gekoppeld. DTMF-toetsgeluiden worden bijvoorbeeld gebruikt voor het ingeven van een wachtwoord via de mobiele telefoon, of om een keuzemenu van bijvoorbeeld een "callcenter" te doorlopen. Als tijdens een gesprek om het ingeven van een DTMF-toetsgeluid wordt gevraagd, het toetsenbord openen door op de functietoets Extra's → Getallen ingeven te drukken en de aanwijzingen opvolgen (bijvoorbeeld: "Kies 3 voor een persoonÐ lijk gesprek met een van onze medewerkers").
Instellingen in PHONE-functie Op de toets
PHONE
→
SETUP
drukken.
■ Instellingen Bluetooth 1) - Instellingen van de Bluetooth®- functie ■ Lijst gekopplde apparaten - Opent een lijst met gekoppelde apparaten ■ Apparaten zoeken - Zoeken naar externe apparaten met ingeschakelde tooth®-functie
Blue-
- Inschakelen van de zichtbaarheid van het radio-navigatiesysteem op andere apparaten met Bluetooth®-functie ■ Hoofdcode ingeven - Wijzigen van de 4-cijferige code voor het koppelen van apparaten Voicemailnummer ingeven - Ingeven van het voicemailnummer van de mobiele telefoon Oproeplijsten wissen 2) - Wissen van de oproeplijsten in het geheugen van de telefoon Telefoon uitschakelen 2)3) - Uitschakelen van de telefoon (de mobiele telefoon blijft gekoppeld) ■ BT-zichtbaarheid instellen
■ ■ ■
1)
2) 3)
Als de mobiele telefoon gekoppeld is via de telefoonvoorbereiding GSM III, is deze functie niet beschikbaar. De Bluetooth®-instellingen van de telefoonvoorbereiding GSM III vindt u in het instructieboekje van uw wagen. Als de mobiele telefoon gekoppeld is via de telefoonvoorbereiding GSM III, is deze functie niet beschikbaar. Als de mobiele telefoon gekoppeld is via de telefoonvoorbereiding GSM III via het HFP-profiel, is deze functie niet beschikbaar.
18
PHONE-functie
- Laden van het telefoonboek uit de mobiele telefoon in het geheugen van het radio-navigatiesysteem. Dit kan enkele minuten duren. Fabrieksinstellingen - Apparaat op fabrieksinstellingen terugzetten, de gebruikersÐ profielen worden gewist
■ Telefoonboek laden
ATTENTIE
NAV-functie (navigatie) Inleidende informatie Telkens wanneer u de rijadviezen negeert of van de route afwijkt, wordt de route opnieuw berekend. De berekening duurt enkele seconden. Pas daarna kunnen weer rijadviezen worden gegeven. In gebieden die niet of onvolledig gedigitaliseerd op de navigatie-dvd beschikbaar zijn, wordt door het radio-navigatiesysteem toch geprobeerd een routegeleiding mogelijk te maken. Houd er in dit geval rekening mee dat het mogelijk is dat de berekende route niet helemaal klopt, bijvoorbeeld wanneer straten met eenrichtingsverkeer en straatcategorieën (snelweg, provinciale weg, enz.) niet of onvolledig in de navigatiegegevens zijn opgenomen. Bij het ingeven van adressen (plaats, straat) zijn alleen die letters of symbolen beschikbaar die een zinvolle ingave mogelijk maken. Er wordt een lijst met in aanmerking komende namen weergegeven. Bij samengestelde namen, zoals bijvoorbeeld Bad Düben, niet vergeten ook de spatie in te geven. U kunt het laatste rijadvies laten herhalen door menuknop dens het rijadvies kunt u het volume wijzigen.
Houd uw aandacht in de eerste plaats bij het autorijden! Als de bestuurder wordt afgeleid, kunnen ongevallen en verwondingen worden veroorzaakt. Als bestuurder draagt u de volledige verantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag. De functies van het radio-navigatiesysteem alleen zodanig gebruiken dat u in alle verkeerssituaties volledige controle over uw wagen behoudt! ■ Volg de rijadviezen van het navigatiesysteem niet klakkeloos op. ■
15
in te drukken. Tij-
In tunnels of parkeergarages bereikt het signaal van de gps-satellieten de antenne niet. In deze gevallen maakt het radio-navigatiesysteem uitsluitend gebruik van de wagensensoren.en een interne gyroscoop.
Neem het wegenverkeersreglement in acht. Houdt u zich aan de verkeersborden, lichtsignalen of aanwijzingen van de politie. ■ Houd rekening met situaties en omstandigheden die zich ter plekke voordoen. ■ Houdt u zich aan de verkeersregels. ■ Verkeersborden en -voorschriften hebben voorrang op de rijadviezen van het navigatiesysteem. ■ Ook al zijn in de navigatiegegevens straten met eenrichtingsverkeer, voetgangerszones, enz. opgeslagen, het is mogelijk dat de verkeerssituatie is veranderd. Het radio-navigatiesysteem houdt geen rekening met verkeerslichten, stopborden, voorrangsborden, parkeerverboden, stopverboden, wegversmallingen en snelheidsbeperkingen. ■ Pas uw snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de verkeersomstandigheden aan. Laat u zich niet door het radio-navigatiesysteem verleiden om bijvoorbeeld in de mist te snel te rijden - gevaar voor ongevallen! ■ Bedien het radio-navigatiesysteem alleen wanneer de verkeerssituatie het toelaat. ■ De gegeven rijadviezen kunnen van de actuele situatie afwijken, bijvoorbeeld door wegwerkzaamheden of verouderde navigatiegegevens. Neem in dat geval altijd de verkeersregels in acht en negeer de rijadviezen. ■ Stel het volume zodanig in, dat u akoestische signalen van buiten, bijvoorbeeld de sirene van de politie, de ambulance en de brandweer, altijd goed kunt horen. ■ ■
NAV-functie (navigatie)
19
Let op Het is niet noodzakelijk de reisdoelen (landnamen, plaatsnamen, straatnamen, bijzondere reisdoelen) inclusief alle landspecifieke (resp. taalspecifieke bij bijzondere reisdoelen) speciale tekens in te geven. ■ Landspecifiek kunnen enkele functies van het radio-navigatiesysteem vanaf een bepaalde snelheid niet meer op het beeldscherm worden bediend. Dit is geen Ð onjuiste werking, maar een gevolg van de wettelijke voorschriften van dit land.
■
Navigatiegegevens en de geheugenkaart De navigatiegegevens bevinden zich in het geheugen van het radio-navigatiesysteem en kunnen daarom direct voor de navigatie worden gebruikt. Navigatiegegevens bijwerken
› De mechanische schrijfbeveiliging van de geheugenkaart opheffen. › Geheugenkaart erin schuiven » pagina 12, Geheugenkaart. Na het erin schuiven van de geheugenkaart verschijnt automatisch: Toewijzen Toewijzing van de geheugenkaart aan het radio-navigatiesysteem. Om licentierechtelijke redenen wordt de geheugenkaart aan uw radio-navigatiesysteem toegewezen en kan deze niet meer in andere radio-navigatiesystemen worden gebruikt. - Navigatiegegevens rechtstreeks van de geheugenkaart gebruiken. Wanneer u navigatiegegevens wilt gebruiken van andere gebieden dan die in het geheugen van het radio-navigatiesysteem zijn opgeslagen, kunt u voor de routegeleiding gebruikmaken van de gegevens op de geheugenkaart. U hebt dus de beschikking over twee verschillende sets navigatiegegevens. Op deze manier is het niet nodig om de navigatiegegevens van de geheugenkaart naar het geheugen van het radio-navigatiesysteem te kopiëren. Installeren - Kopiëren van de navigatiegegevens van de geheugenkaart naar het interne geheugen van het radio-navigatiesysteem. De "oude" navigatiegegevens in het interne geheugen van het radio-navigatiesysteem worden gewist. Gewiste gegevens kunnen niet meer worden teruggehaald » .
Handmatig kopiëren Als na het erin schuiven van de geheugenkaart met geldige navigatiegegevens het kopiëren niet automatisch start, kunnen de navigatiegegevens van de geheugenkaart handmatig worden gekopieerd. Op de toets
NAV
→
SETUP
drukken.
■ Database navigatie - Weergeven van de opties van de navigatiegegevens ■ Sd-kaarten installeren/gebruiken - Installeren resp. gebruiken van de navigatiege-
gevens van de geheugenkaart
VOORZICHTIG Worden de navigatiegegevens in het interne geheugen van het radio-navigatiesysteem overschreven door andere navigatiegegevens, dan kunnen deze niet meer worden teruggehaald!
Let op Een geheugenkaart met actuele navigatiegegevens of met gegevens van andere landen is te verkijgen uit het het originele ŠKODA accessoireprogramma.
Hoofdmenu Navigatie
■ Sd gebr.
■
Tijdens het kopiëren zijn geen navigatiegegevens beschikbaar. Het kopiëren duurt ongeveer 2 uur. Tijdens het kopiëren van de navigatiegegevens van de geheugenkaart naar het interne geheugen van het radio-navigatiesysteem mag de geheugenkaart niet worden verwijderd! Dit kan de geheugenkaart beschadigen!
20
NAV-functie (navigatie)
Ð
Afbeelding 3 Hoofdmenu Navigatie
Hoofdmenu Navigatie oproepen Op de toets NAV drukken. Tussen hoofdmenu Navigatie en kaartweergave wisselen Op de toets NAV drukken - Wisselen van hoofdmenu NAVIGATIE naar kaartweergave. Nogmaals op de toets nu NAVIGATIE.
NAV
drukken - Wisselen van kaartweergave naar hoofdme
Extra informatie oproepen Op de toets drukken - Informatie over de positie van de wagen en toegang tot extra functies (vlaggetjesreisdoel, routelijst, traject blokkeren) » pagina 23, Extra venster en "vlaggetjesreisdoel" opslaan. Functietoetsen in het hoofdmenu NAVIGATIE Kaart - Naar kaartweergave wisselen Adres - Scherm voor ingeven van reisdoeladres oproepen » pagina 22, Reisdoelen ingeven en opslaan
Reisdoelgeheugen - Lijst met handmatig opgeslagen reisdoelen openen
Laatste reisdoelen - Lijst met automatisch opgeslagen laatste reisdoelen openen
Tankstation - Lijst met dichtstbijzijnde tankstations openen » pagina 23, Tankstation of parkeerplaats kiezen Parkeerplaats - Lijst met dichtstbijzijnde parkeerplaatsen openen » pagina 23, Tankstation of parkeerplaats kiezen Bijzonder reisdoel - Bijzonder reisdoel kiezen » pagina 23, Bijzonder reisdoel als reisdoel kiezen
Thuisadres - Routegeleiding naar een opgeslagen thuisadres starten. Tijdens de routegeleiding verschijnt op deze plaats de functietoets Stoppen .
Doelen Sd-kaart Met behulp van een webapplicatie die op de website van ŠKODA te vinden is, kunnen reisdoelen als visitekaartjes of afbeeldingen worden aangemaakt. Deze reisdoelen kunnen dan eenvoudig via de sd-kaart in het radio-navigatiesysteem worden geïmporteerd .
Instellingen in (NAV) navigatiefunctie Op de toets
NAV
→
SETUP
drukken.
Ð
Functietoetsen in het menu Navigatie ■ Route-opties - Instellen van de route-opties ■ Routecriteria - Vastleggen van de criteria voor het berekenen van de route ■ Snel - Snelste route naar het reisdoel, ook als daarvoor een omweg nodig is ■ Economisch - Berekenen van de route met een zo kort mogelijke reistijd en een zo kort mogelijke afstand ■ Kort - De kortste route naar het reisdoel, ook als daarvoor een langere reistijd nodig is. De routegeleiding kan ongewone trajecten bevatten, bijv. onverharde wegen. ■ Dynamische route - In-/uitschakelen van het gebruik van TMC-verkeersmeldingen voor de routeberekening » pagina 25, Dynamische routegeleiding met gebruik van TMC ■ Autosnelweg mijden - In-/uitschakelen van het gebruik van autosnelwegen voor de routeberekening ■ Tolwegen mijden - In-/uitschakelen van het gebruik van tolwegen voor de routeberekening ■ Veerboot mijden - In-/uitschakelen van het gebruik van veerboten voor de routeberekening Als er geen andere route is (een eiland bijvoorbeeld kan zonder veerboot niet worden bereikt), wordt dit wegtype in de routeberekening meegenomen, hoewel dit van tevoren werd uitgesloten ■ Weg met vignetplicht mijden - Openen van een lijst met landen waarin een vignetplicht bestaat. Een vinkje betekent dat in het geselecteerde land alle wegen met een vignetplicht bij de routeberekening worden uitgesloten. ■ Volume berichten - Instellen van het volume van navigatiemeldingen ■ Dag/nacht - Wisselt tussen dag-, nacht- en de automatische kaartweergave. De automatische weergave is afhankelijk van het in- en uitschakelen van het dimlicht. ■ Bijz. reisdoelen op kaart - Weergeven van bijzondere reisdoelen op de kaart (alleen parkeerplaatsen, tankstations en ŠKODA-werkplaatsen) ■ Autozoom - Kaartschaal verandert automatisch afhankelijk van de snelheid en de gereden route (autosnelweg: kleine kaartschaal - stad: grote kaartschaal) ■ Verkeerstekenweergave - In-/uitschakelen van de weergave van de maximumsnelheid op het traject dat op dat moment wordt gereden (linksboven op het beeldscherm) ■ Tijdsweergave - Omschakelen tussen de volgende informatie tijdens de routegeleiding ■ Aankomsttijd - Weergave van de verwachte aankomsttijd op het reisdoel ■ Rijtijd - Weergave van de verwachte resterende rijtijd tot aan het reisdoel
NAV-functie (navigatie)
21
■ Tijdsweergave tot - Omschakelen van de aankomsttijd op: ■ Reisdoel - Weergave van de verwachte aankomsttijd op
het definitieve reis-
doel - Weergave van de verwachte aankomsttijd bij de tussenstop » pagina 23, Tussenstop ingeven Thuisadres ingeven - Uw thuisadres ingeven ■ Huidige pos. - Opslaan van de huidige positie als thuisadres ■ Adres - Ingeven of wijzigen van een adres als thuisadres Demo-modus -In-/uitschakelen van de demo-modus. Als de demo-modus ingeschakeld is, kunt u bij het begin van de routegeleiding aangeven of de routegeleiding in de normale modus ("werkelijke" routegeleiding) of in de demo-modus (virtuele routegeleiding) moet plaatsvinden. Bij de routegeleiding in de demomodus rijdt u de route virtueel. Een virtuele routegeleiding wordt na het bereiken van het fictieve reisdoel herhaald. Startpunt demo-modus - Openen van een scherm voor het ingeven van een fictief startpunt in de demo-modus Reisdoelgeheugen wissen - Wissen van het reisdoelgeheugen of van de lijst met laatste reisdoelen ■ Alle - Wissen van alle reisdoelen in het geheugen ■ Ltste. doel. - Wissen van alle reisdoelen in de lijst met laatste reisdoelen Database navigatie - Weergeven van informatie over de in het radio-navigatiesysteem of op de geheugenkaart opgeslagen navigatiegegevens resp. navigatiegegevens rechtstreeks vanaf de geheugenkaart gebruiken » pagina 20, NavigatieÐ gegevens en de geheugenkaart. ■ Tussenstop
■
■
■ ■
■
Reisdoelen Reisdoelen ingeven en opslaan Reisdoelen handmatig ingeven en opslaan Op de toets NAV → drukken. Bij het ingeven van het adres eerst het land en dan de plaats of de postcode kiezen. Daarna kan eventueel de straat en het huisnummer of een kruising worden ingegeven. Voor het ingeven van de adresgegevens verschijnen verschillende ingaveschermen. Als er voldoende gegevens voor de routegeleiding zijn ingegeven, verschijnt de functietoets Succes . Nu kan met de routegeleiding worden begonnen, of er kunnen verdere details over het reisdoel worden ingegeven.
22
NAV-functie (navigatie)
■ Opslaan - Scherm voor het ingeven ■ Wissen - Reisdoelnaam wijzigen ■ Ok - Reisdoelnaam opslaan ■ Starten - Routegeleiding starten
van de reisdoelnaam wordt geopend
Reisdoelgeheugen Op de NAV → drukken - De lijst met handmatig opgeslagen reisdoelen wordt weergegeven (door op de functietoets met het gewenste reisdoel te drukken wordt de routegeleiding gestart). Door te draaien aan de menuknop 15 kunt u een reisdoel selecteren en vervolgens hernoemen, bewerken of wissen. ■ Reisdoelen sd-kaart
- De lijst met op de sd-kaart opgeslagen reisdoelen weerge-
ven - Op de sd-kaart opgeslagen reisdoelen in het apparaatgeheugen importeren ■ Alle - Alle reisdoelen op de sd-kaart selecteren ■ Importeren - Op de sd-kaart geselecteerde reisdoelen in het apparaatgeheugen importeren ■ Details - Meer informatie over het reisdoel weergeven ■ Importeren - Voor import weergegeven reisdoelen selecteren ■ Starten - Routegeleiding starten Details - Meer informatie over het reisdoel weergeven (reisdoelnaam, land, plaats, enz.). De weergegeven informatie kan worden gewijzigd. ■ Wissen - Geselecteerd reisdoel wissen ■ Starten - Routegeleiding starten ■ Importeren
■
Laatste reisdoelen opslaan Op de toets NAV → drukken - De lijst met de automatisch opgeslagen laatste reisdoelen wordt weergegeven. Als op een van de weergegeven reisdoelen wordt gedrukt, schakelt het apparaat over op de kaartweergave en wordt de routegeleiding automatisch gestart. ■ Details - Meer informatie over het reisdoel weergeven ■ Opslaan - Reisdoelnaam ingeven en opslaan ■ Wissen – Reisdoelnaam wissen ■ Ok - Reisdoelnaam bevestigen ■ Starten - Routegeleiding starten
en opslaan
Tussenstop ingeven Tijdens een routegeleiding kan een extra reisdoel als tussenstop worden ingegeven. De ingegeven tussenstop wordt dan aangedaan, voordat de routegeleiding naar het definitieve reisdoel wordt voortgezet. Het definitieve reisdoel is altijd dat reisdoel waar als eerste een routegeleiding naartoe werd gestart. Let er bij het ingeven op of u een tussenstop of het definitieve reisdoel ingeeft.
■ Wissen - Ingegeven tekens wissen ■ Zoeken - Aan de hand van de ingegeven parameters zoeken ■ Opslaan - In het reisdoelgeheugen opslaan ■ Details - Meer informatie over het reisdoel weergeven
Tijdens de routegeleiding op de toets nu van de navigatie gewisseld.
Extra venster en "vlaggetjesreisdoel" opslaan Op de toets drukken - Er wordt een pop-upvenster geopend.
NAV
drukken - er wordt naar het hoofdme-
Een nieuw adres ingeven of een reeds opgeslagen adres selecteren. Tussenstop
- Nieuw ingegeven reisdoel als tussenstop kiezen
Nieuw reisd. - Lopende routegeleiding beëindigen en nieuw reisdoel als definitief reisdoel kiezen
Tankstation of parkeerplaats kiezen Op de toets NAV → - Tankstation of - Parkeerplaats drukken - Er worden tankstations resp. parkeerplaatsen in de omgeving van de huidige positie gezocht. ■ Opslaan - In het reisdoelgeheugen opslaan ■ Details - Meer informatie over het reisdoel weergeven ■ Opslaan - In het reisdoelgeheugen opslaan ■ Starten - Routegeleiding starten
Bijzonder reisdoel als reisdoel kiezen Op de toets NAV → - Bijzonder reisdoel drukken. ■ Plaats ■ Hier -
- In het centrum van een willekeurige plaats zoeken In de omgeving van de huidige positie zoeken
Er verschijnt een zoekvenster waarin een "sleutelwoord" of een woord dat deel uitmaakt van de naam van het bijzondere reisdoel kan worden ingegeven om het bijzondere reisdoel te zoeken. Het bijzondere reisdoel wordt in een straal van 75 km gezocht. Als "sleutelwoorden" kunnen woorden als hotel, stadion, ŠKODA, of een deel van de reisdoelnaam, zoals bijv. zee, worden gebruikt of woorden als honger, dorst, inkopen, ontspanning, enz.
■ Opslaan ■ Starten
- In het reisdoelgeheugen opslaan - Routegeleiding starten
Als de routegeleiding niet actief is, verschijnt er een pop-upvenster met details over de huidige positie met de volgende informatie:
› positie › breedte- en lengtegraad › zeespiegel (als ten minste 4 satellieten beschikbaar zijn) › gps-status (GPS_FIX - de positie kan worden bepaald, GPS_FIX_3D - de hoogte kan worden bepaald)
› aantal beschikbare satellieten (het aantal beschikbare satellieten is bepalend voor de gps-status)
Als de routegeleiding actief is, verschijnt er een pop-upvenster van het reisdoel. ■ Vlaggetjesreisdoel
- Huidige positie als "vlaggetjesreisdoel" opslaan
Ð
Routegeleiding Routegeleiding starten Op de toets
NAV
→
Kaart
drukken - Er wordt naar de kaartweergave gewisseld.
De routegeleiding wordt gestart met de functietoets
Starten .
De routegeleiding kan ook in andere menupunten worden gestart » pagina 22, Reisdoelen ingeven en opslaan.
Ð
Let erop dat u het "sleutelwoord" (inclusief speciale tekens) correct ingeeft.
NAV-functie (navigatie)
23
- De berekende route wordt vanaf de huidige positie tot aan het reisdoel op een overzichtskaart weergegeven (tijdens de actieve routegeleiding) Ð Routelijst - Lijst met trajecten » pagina 25, Trajecten weergeven
■ Overzichtskaart
Oriëntatie in de kaart tijdens de routegeleiding Afbeelding 4 Een voorbeeld van de kaartweergave
■
Routegeleiding stoppen Tijdens de routegeleiding op de toets NAV (of het beeldscherm aantippen) → Stoppen drukken - Routegeleiding beëindigen (stoppen).
Kaartsymbolen - Kompas (rechtsboven op het beeldscherm), de pijl wijst naar het noorden. Door op het symbool te drukken kan tussen een tweedimensionale (2D) en een driedimensionale (3D) kaartweergave worden gewisseld.
Routegeleiding voortzetten Op de toets NAV → Starten drukken - De routegeleiding wordt voortgezet vanaf de huidige positie van de wagen.
Traject handmatig blokkeren Direct voor u liggend traject handmatig blokkeren (bijv. vanwege een gemelde verkeersopstopping) Op de toets → Route drukken.
- Huidige positie van de wagen en rijrichting - Afstand tot het reisdoel (linksonder op het beeldscherm) - Afstand tot de tussenstop (linksonder op het beeldscherm) - wordt alleen weergegeven wanneer de routegeleiding en de weergave van de verwachte aankomsttijd bij de tussenstop actief zijn » pagina 21, Instellingen in (NAV) navigatiefunctie - Verwachte aankomsttijd op het reisdoel of de rijtijd (rechtsonder op het beeldscherm)
- Door aan de menuknop 15 te draaien, markeert u vanaf de huidige positie de lengte van het te blokkeren traject. De lengte van het actueel geblokkeerde traject wordt op de onderste beeldschermregel weergegeven. Bij het bereiken van de maximaal blokkeerbare lengte verschijnt achter de lengteweergave de tekst "(Max)". ■ Ok - Lengte van het geblokkeerde traject bevestigen
■ File vooruit
Linksonder op het beeldscherm wordt aanvullende informatie weergegeven, bijv. de rijrichtingspijl, de maximumsnelheid, enz.
Om de blokkering van het voor u liggende traject op te heffen, op de toets Route drukken.
Instellingsopties Draaien aan menuknop
■ Fileblokk. opheffen 15
Indrukken van menuknop
- Wijzigen van de schaal. 15
Extra's
en
■ Extra's - Opties van kaartweergave wijzigen ■ 2D noorden - Tweedimensionaal, van bovenaf met het noorden boven ■ 2D rijrichting - Tweedimensionaal, van bovenaf in rijrichting ■ 3D rijrichting - Driedimensionaal, schuin van voren ("vogelperspectief")
24
NAV-functie (navigatie)
→
→
- Handmatige blokkering van het traject opheffen
Trajecten met behulp van de routelijst blokkeren Op de toets → Route drukken.
- Herhalen van laatste navigatiemelding.
Aantippen van beeldscherm - Weergave van de functietoetsen Stoppen » pagina 24, Routegeleiding stoppen.
Ð
■ Routelijst - Lijst met trajecten openen ■ Blokkeren - Begin van het te blokkeren traject kiezen ■ Blokk. t/m - Einde van het te blokkeren traject kiezen
Om de blokkering van het voor u liggende traject op te heffen, op de toets Route drukken. ■ Routeblokk. oph.
- Blokkering van het traject opheffen
Ð
Als de functie Dynamische route » pagina 21, Instellingen in (NAV) navigatiefunctie geactiveerd is en het radio-navigatiesysteem voor het omzeilen van de op de route liggende verkeersopstopping tijdwinst berekent, wordt automatisch een alternatieve route berekend.
Trajecten weergeven Pop-upvenster tijdens de routegeleiding Op de toets → Route drukken. ■
In de Routelijst wordt de lijst met punten weergegeven (straatnamen, wegaanduidingen en trajecten) die nog moeten worden afgelegd. ■ Details - Details over het geselecteerde traject weergeven
Ð
Bij het opnieuw berekenen van de route wordt een overeenkomstige navigatiemelding uitgegeven. Dezelfde melding wordt gegeven, wanneer bij de oorspronkelijke routeberekening een verkeersopstopping bestond die nu opgelost is.
Let op Dynamische routegeleiding met gebruik van TMC Voorwaarden voor een dynamische routegeleiding TMC is een digitale radio-datadienst voor een continue overdracht van verkeersmeldingen.
Het omzeilen van een file op basis van TMC-verkeersmeldingen levert niet altijd tijdwinst op, de alternatieve route kan ook overbelast raken. ■ Als op de route liggende verkeersopstoppingen nog niet via TMC-verkeersmeldingen zijn geregistreerd, kunnen trajectblokkeringen ook handmatig worden ingegeven » pagina 24, Traject handmatig blokkeren.
■
Als op de huidige positie een TMC-verkeersinformatiezender kan worden ontvangen, worden de TMC-verkeersmeldingen op de achtergrond voortdurend bijgewerkt. Ontvangen TMC-verkeersmeldingen worden in een lijst weergegeven » pagina 26, TMC-verkeersmeldingen weergeven. De kwaliteit van de uitgezonden verkeersmeldingen is afhankelijk van de verkeersredactie van de radiostations. De ontvangst van TMC-verkeersmeldingen kan niet in- of uitgeschakeld worden. De beluisterde zender hoeft niet de TMC-zender te zijn. Als de functie Dynamische route » pagina 21, Instellingen in (NAV) navigatiefunctie geactiveerd is en het radio-navigatiesysteem voor het omzeilen van de op de route liggende verkeersopstopping tijdwinst berekent, wordt automatisch een alternatieve route berekend. TMC-verkeersmeldingen kunnen alleen door het radio-navigatiesysteem worden beoordeeld en weergegeven als de navigatiegegevens voor het gebied waar u momenteel doorheen rijdt in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen of via een aangebrachte navigatie-dvd kunnen worden opgeroepen. De actuele TMC-verkeersmeldingen kunnen worden weergegeven door op de apparaattoets TMC te drukken. Via TMC ontvangen verkeersopstoppingen die op de route liggen, worden op de kaart met een gekleurd symbool weergegeven. Verkeersopstoppingen die niet op de route liggen, worden op de kaart met een grijs symbool weergegeven. De plaats van het TMC-symbool geeft het begin van een verkeersopstopping en de richting aan, als beide via de TMC-verkeersmelding eenduidig zijn gedefinieerd.
NAV-functie (navigatie)
25
Ð
Instellingen verkeersinformatie TP en TMCverkeersmeldingen
TMC-functie TMC-verkeersmeldingen weergeven
Op de toets
Voor een optimale route bij verkeersopstoppingen wordt tijdens de routegeleiding rekening gehouden met TMC-verkeersmeldingen » pagina 25, Dynamische routegeleiding met gebruik van TMC.
Op de toets
TMC
drukken - Lijst van actuele verkeersmeldingen weergeven.
- Details weergeven over de uit de lijst gekozen verkeersmelding
Op de toets drukken - De naam van de TMC-zender die op dit moment wordt ontvangen, wordt weergegeven Verkeersopstoppingen worden in de detailweergave en op de kaart door een symbool aangegeven. In welke richting de verkeersopstopping zich bevindt, wordt met een kleur aangegeven. Een verkeersopstopping die zich op de route bevindt (in rijrichting) wordt rood aangegeven, een verkeersopstopping in tegenovergestelde richting wordt grijs aangegeven.
Let op Als op de huidige positie een TMC-verkeersinformatiezender kan worden ontvangen, worden de TMC-verkeersmeldingen op de achtergrond voortdurend bijgewerkt. De beluisterde zender, hoeft niet de TMC-zender te zijn. ■ TMC-verkeersmeldingen kunnen alleen door het radio-navigatiesysteem worden beoordeeld en opgeslagen, als het apparaat navigatiegegevens over het gebied waar u momenteel doorheen rijdt beschikbaar heeft. ■ De kwaliteit van de dynamische routegeleiding is afhankelijk van de uitgezonden verkeersmeldingen. Voor de inhoud hiervan zijn de verkeersredacties van de radiozenders verantwoordelijk. ■ TMC-verkeersmeldingen zijn ook nodig voor de dynamische routegeleiding. ■ Het omzeilen van een file op basis van TMC-verkeersmeldingen levert niet altijd tijdwinst op, de alternatieve route kan ook overbelast raken. ■
26
TMC-functie
→
SETUP
drukken.
voor de routeberekening » pagina 25, Dynamische routegeleiding met gebruik van TMC
In de detailweergave kunt u met de functietoetsen door alle ontvangen verkeersmeldingen bladeren. ■ Details
TMC
■ Verkeersinfo (TP) - In-/uitschakelen van de verkeersinformatie ■ Dynamische route - In-/uitschakelen van het gebruik van TMC-verkeersmeldingen
Ð
Ð
F
Trefwoordenlijst A Algemene aanwijzingen Apparaatoverzicht AUX
3 5 13
3 5
C Cd Cd niet leesbaar Plaatsen Verwijderen
12 12 12
D DAB Diefstalbeveiliging Display Reiniging DTMF Dynamische routegeleiding
10 3 3 18 25
E Externe bronnen Externe ingang AUX MDI
11 19 16 9 26
G
B Beeldscherm Bediening
Functie MEDIA NAVIGATIE PHONE RADIO TMC
M
13 13 13
Garantie Gebruik SETUP Geheugenkaart
3 8 12
H Hoofdmenu MEDIA Navigatie RADIO TELEFOON
11 20 9 16
I Ingavescherm met toetsenbord Inschakelen van het apparaat Instellen Volume Instellingen Klank Media Mobiele telefoon Navigatie Radio Systeem Systeembasisinstellingen TMC-verkeersmeldingen Verkeersinformatie TP iPod
6 5 5 8 11 18 21 9 8 8 26 26 13
MDI Media Bluetooth-apparaat koppelen Eisen aan audiobestanden Eisen aan mediabronnen Hoofdmenu Instellingen Weergaveopties Mobiele telefoon Functies tijdens een telefoongesprek Instellingen Mobiele telefoon met Bluetooth koppelen Telefoonboek Telefoongesprek Telefoonnummer ingeven
13 16 14 14 11 11 11 17 18 16 17 17 17
N Navigatie Bijwerken van de navigatiegegevens Hoofdmenu Instellingen Navigatie van de sd-kaart Oriëntatie in de kaart Reisdoel ingeven en opslaan Routegeleiding starten Routegeleiding stoppen Trajecten weergeven Traject handmatig blokkeren
20 20 21 20 24 22 23 24 25 24
P Parkeerplaats PHONE-functie Hoofdmenu
23 16
Trefwoordenlijst
27
R
V
Radio DAB Frequentiebereik kiezen Hoofdmenu Instellingen Wissen van de opgeslagen zenders Zender opslaan RDS Reisdoel Bijzonder reisdoel Ingeven Opslaan Routegeleiding Vlaggetjesreisdoel
10 9 9 9 9 9 9 23 22 22 23 23
S Sd-kaart Bijwerken van de navigatiegegevens Navigatie van de sd-kaart
12 20 20
T Tankstation Telefoon Hoofdmenu TMC Dynamische routegeleiding TMC-verkeersmeldingen Toetsgeluiden DTMF TP Verkeersinformatie Weergave
23 16 25 26 18 10 10
U Uitschakelen van het apparaat
28
Trefwoordenlijst
5
Veiligheidsaanwijzingen Verkeersinformatie Volume - instelling
3 10 5
Trefwoordenlijst
29
30
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst
31
ŠKODA werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling van alle modellen en typen. Wij vragen u om begrip, dat om deze reden wijzigingen van de leveringsomvang in de vorm, uitvoering en techniek mogelijk zijn. De gegevens over leveringsomvang, uiterlijk, maten, gewichten, brandstofverbruik, normen en functies van de wagen komen overeen met de stand van de informatie op het moment van het ter perse gaan van dit instructieboekje. Sommige uitrustingen worden pas op een later tijdstip geïntroduceerd (informatie hierover is verkrijgbaar bij geautoriseerde ŠKODA Servicepartners) of worden alleen in bepaalde markten aangeboden. Uit de gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen in dit instructieboekje kunnen geen aanspraken worden afgeleid.
Nadruk, reproductie, vertaling of andere vormen van gebruik, ook van gedeelten, is zonder schriftelijke toestemming van ŠKODA niet toegestaan. ŠKODA behoudt zich uitdrukkelijk alle rechten op grond van het auteursrecht voor. Wijzigingen voorbehouden. Uitgegeven door: ŠKODA AUTO a.s. © ŠKODA AUTO a.s. 2012
SIMPLY CLEVER www.skoda-auto.com
Navigatiesysteem Amundsen Instructieboekje
Amundsen+: Superb, Octavia, Yeti, Fabia, Roomster, Rapid Navigacní systém holandsky 05.2012 S00.5610.83.32 3T0 012 149 FH