SIII3
syfmonisch iii-3 2013-2014 53e seizoen
AANSTEKELIJK MINIMAL zaterdag 8 februari 2014 14.15-16.10 uur
Residentie Orkest Groot Omroepkoor Brad Lubman dirigent Gijs Leenaars koordirigent Karen Gomyo viool
Igor Stravinsky 1882-1971 Symfonieën voor blaasinstrumenten 1920/1947 Philip Glass 1937 Eerste vioolconcert 1987 Movement I Movement II Movement III pauze
FERNANDO ACEVES
John Adams 1947 Harmonium 1981 Negative Love Because I Could Not Stop For Death Wild Nights
SIII
3
Minimal Music in het Radio 4 Concerthuis
Facebook en Twitter
Minimal Music. Het Radio 4 Concerthuis dook in het archief en zette een aantal ‘minimal must haves’ voor u op een rij: Music in 12 Parts van Philip Glass en Music for 18 Musicians van Steve Reich bijvoorbeeld. En natuurlijk mag ook Lavinia Meijers hommage aan Philip Glass hierin niet ontbreken. radio4.nl/concerthuis
Volg het laatstenieuws rond de NTR Zaterdag Matinee op onze eigen Facebook-pagina en klik ‘vind ik leuk!’ ... en op twitter: @ZaterdagMatinee
TV-registratie
Diskotabel Café
Dit concert wordt opgenomen voor latere uitzending in NTR Podium op Nederland 2.
Na afloop van het concert ontmoeten Hans Haffmans en zijn (Matinee-)gasten elkaar in Diskotabel Café en bespreken opnames van cd, het internet en uit het archief van Radio 4. De nadruk ligt op uitwisseling van persoonlijke smaken, muziekbeleving, voorkeuren en associaties. Live vanuit het Concertgebouwcafé.
?! Nieuwe brochure Eind deze maand verschijnt de nieuwe abonnementenbrochure. Vanaf donderdag 27 februarikunt u uw abonnementen voor het seizoen 2014-2015 bestellen.
2
53e seizoen 8 februari 2014
AANSTEKELIJK MINIMAL
NTR Podium documentaires en concertregistraties op ned 2 zo 9 februari 13.00 uur · ma 10 februari 24.05 uur Diana Vishneva. Een portret van de internationaal gelauwerde Russische prima ballerina, bekend door haar hoofdrollen in Giselle, Doornroosje en het Zwanenmeer bij het Mariinsky Ballet en The American Ballet Theater. Zij is ook te bewonderen tijdens de opening van de Winterspelen in Sotsji. Vishneva, bewonderaar van moderne danschoreografieën werkte in Nederland de choreografen Sól Leon, Paul Lightfoot en Jirí Kylián. Daarna: twee reportages van regisseur Nada Mounzer over voorstellingen uit het Holland Dance Festival 2014. ntrpodium.ntr.nl
Igor Stravinsky in 1915
Geen enkele andere componist heeft het woord ‘symfonie’ van zó veel kanten laten zien (of eigenlijk horen) als Igor Stravinsky. Hij schreef al een symfonie als opus 1, maar raakte daarna al snel bekend als een balletcomponist: met De Vuurvogel, Petroesjka en de Sacre du printemps vestigde hij voorgoed zijn naam. Toen hij in 1920 terugkeerde naar orkestmuziek voor de concertzaal, componeerde hij zijn Symfonieën voor blaasinstrumenten – bepaald geen symfonie in de klassieke zin des woords, zoals we hierna zullen zien. Over Stravinsky en symfonieën gesproken: andere symfonieën in zijn oeuvre zijn de Symphony of Psalms, een groot koorwerk uit 1930 dat je met een beetje geluk een koorsymfonie zou kunnen noemen – zoals Harmonium van John Adams. Zoals een anekdote vertelt, plakte Stravinsky de term mischien wel op dit werk omdat zijn uitgever hem er aan herinnerde dat hij toch echt een opdracht had gekregen om een symfonie te schrijven. Zijn enige echte (volwassen) symfonie is waarschijnlijk de Symfonie in C: Haydnachtig classicistisch in vier delen, georkestreerd voor een orkest in gebruikelijke bezetting. Twee jaar later begon hij aan zijn Symfonie in drie delen: zijn laatste essay over dit onderwerp, waarover hij herhaaldelijk verzuchtte dat hij
3
KEVIN DOOLEY
Philip Glass door Chuck Close in het Phoenix Art Museum
het eigenlijk Three Symphonic Movements had moeten noemen. Een veelzeggende nuance. Nogmaals: het woordje ‘symfonie’ in de Symfonieën voor blaasinstrumenten is bedrieglijk. Stravinsky bedoelde er het ‘samen klinken’, in het oorspronkelijke Griekse betekenis van het woord. Het werk staat ver af van de traditionele symfonie met zijn ontwikkelende vormen. Symfonieën voor blaasinstrumenten is veeleer een caleidoscoop van verwante fragmenten. Musicoloog Richard Taruskin toonde aan dat het stuk het verloop volgt van de Russisch-orthodoxe panichida – het ritueel voor de doden. Een panichida bestaat uit hymnen en litanieën, met antwoorden van het koor, rituele klokken en gezang. Symfonieën voor blaasinstrumenten is als werk nauw verbonden met Stravinsky’s vroege ‘Russische’ werken. Maar ook met zijn fascinatie voor rituelen en in memoriams – vanaf het vroege Les Noces en de Sacre tot de late werken In Memoriam Dylan Thomas
4
en Elegy for JFK. Dat elegische karakter van Symfonieën voor blaasinstrumenten is niet toevallig. In 1920 deed Henry Prunière een oproep voor bijdragen voor een bijlage bij de Revue Musicale ter herdenking van Debussy, die was overleden in 1918. Componisten als De Falla, Bartók en Ravel reageerden met met conventionele klagende of weemoedige miniaturen. Maar Igor Stravinsky leverde een koel, sober koraal in met de titel Fragment des Symphonies pour instruments à vent à la mémoire de Claude Achille Debussy. Het volledige werk, waarvan dit fragment het begin vormt, vond zijn oorsprong in schetsen die Stravinsky in 1919 maakte. Het openingsmotief ontstond op 26 maart 1918, nadat hij had gehoord dat zijn oude vriend Debussy daags daarvoor was gestorven. Uit de meeste van deze schetsen blijkt dat Stravinsky deze muziek oorspronkelijk voor strijkers en harmonium wilde zetten. De uiteindelijke vorm als blaasmuziek lijkt pas veel later gevonden. Het verzoek om een gedenkteken voor Debussy was voor Stravinsky slechts het laatste zetje om het werk zijn definitieve gedaante te geven.
Begrafenisritueel Hoewel Stravinsky en Debussy bevriend waren, was die vriendschap niet zonder wrijving: jaloezie van de kant van Debussy over de grote faam die zijn collega verworven had, ergernis van de kant van Stravinsky dat de oudere Debussy vaak wat neerbuigend tegen hem deed. Debussy keurde de kosmopo-
litische stijl af waarmee de Rus Stravinsky experimenteerde. Hij schreef hem in 1915: “Cher Stravinsky, je bent een groot kunstenaar! Wees, met al je energie, een groot Russisch kunstenaar! Het is goed om bij je land te horen, om met die grond verbonden te zijn zoals de nederigste boer!” Tegen de tijd dat Debussy stierf, was Stravinsky echter verder dan ooit verwijderd van zijn vaderland. Na de Russische Revolutie van 1917 was alle hoop vervlogen dat hij er nog ooit zou terugkeren. Het is zeker geen toeval dat hij in de jaren daarna een werk als Pulcinella componeerde: een enorme breuk met de Russische folkloristische stijl van daarvoor, waarmee hij zijn eerste successen had gevierd. Die stijl maakte plaats voor de objectieve, koele wereld van het neo-classicisme. Symfonieën voor blaasinstrumenten geldt als voorlopig laatste ‘Russische‘ werk dat hij componeerde. Tot de Requiem Canticles zo’n vijftig jaar later, kort nadat hij Rusland (toen de USSR) weer voor het eerst bezocht sinds de Eerste Wereldoorlog. De vorm van de Symfonieën werd in de eerste jaren vooral geprezen en verguisd als radicaal. Het is bovendien een symfonie zonder strijkers, die Stravinsky ook nog eens reviseerde in 1947. Maar de Russisch-Orthodoxe doods rituelen en -gezangen die ten grondslag liggen aan het intense stuk duiden waarschijnlijk inderdaad op een begrafenisritueel. Niet alleen van Debussy, maar ook van Stravinsky als Russisch componist.
1+1 In Glass’ beginjaren was het muzikale minimalisme (of de minimal music) sterk verbonden met de beeldende kunst. Het leek daarom logisch dat de muziek van Glass – toentertijd nog beschouwd als een soort doorgeschoten vorm van performance art – voornamelijk onderdak vond in galeries en musea. Tijdens zijn eerste Europese tournee in 1969 trad de Amerikaanse minimalist Philip Glass onder meer op in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Als assistent van Richard Serra hielp hij de beeldend kunstenaar met de opbouw van zijn sculpturen: werken die luisterden naar namen zoals 1-1-1, 2-1-1, 2-1-2. En die daarmee wel wat deden denken aan Glass’ eigen titels zoals 1+1. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar Glass’ minimalisme was in die tijd een soort revolutie in eenvoud (door de herhalingen van toonladderfiguren) en complexiteit tegelijkertijd, door de afwisseling en overlapping van patronen en de onvoorspelbare relaties die daartussen ontstaan.
Theatre composer Glass is vorige maand 77 geworden en inmiddels al weer een heel lange tijd ‘gearriveerd’. De museumzalen en galeries van vroeger hebben inmiddels plaatsgemaakt voor internationale concertzalen (Glass schreef tien symfonieën), operahuizen (ruim twintig opera’s) en bioscopen (ruim veertig filmscores). Hoewel zijn academische collega’s soms wat lacherig over de ‘commerciële’ Glass doen, draagt een
5
“Ik bedacht dat ik een stuk wilde maken waar mijn vader van gehouden zou hebben. Dus baseerde ik mijn eigen Vioolconcert op dat van Mendelssohn. Maar dat heb ik zó goed weten te vermommen, dat nog niemand ooit de vergelijking heeft getrokken tussen die twee werken.” Philip Glass
breed en gemêleerd publiek hem wereldwijd op handen. Zelf is Glass trouwens niet zo dol op het label van ‘minimal componist’ dat hij nog steeds aangemeten krijgt. Hij noemt zichzelf liever ‘theatre composer’. En eerlijk is eerlijk: dat dekt de lading inderdaad beter. In vergelijking met zijn vroegere ensemblewerken zijn ze minder ADHD en in your face, meer opgebouwd volgens een welhaast romantisch schema van spanning en ontspanning. Glass zei hierover ooit in een interview: “Dat is een proces dat al langer gaande is. De technieken die ik gebruikte in Music in Twelve Parts zou ik nu niet meer zo makkelijk transplanteren naar een orkest. De Romantiek vormt een deel van mijn muzikale persoonlijkheid. Ik heb die kant nu toegestaan in mijn componeren, ik ga die niet meer uit de weg. Dat begon eigenlijk met het Eerste vioolconcert uit 1987. Mijn vader is altijd een groot liefhebber geweest van de grote klassieke vioolconcerten: we hadden ze allemaal thuis op plaat. Zijn favoriet was het concert van Felix Mendelssohn. Ik bedacht dat ik een
6
stuk wilde maken waar mijn vader (die toen al dertien jaar overleden was) van gehouden zou hebben. Dus baseerde ik mijn eigen Vioolconcert op dat van Mendelssohn. Vrij letterlijk zelfs. Maar dat heb ik zó goed weten te vermommen, dat nog niemand ooit de vergelijking heeft getrokken tussen die twee werken. Ik heb de Romantiek voor mezelf weer ontdekt door de oren van mijn ouders.” Glass schreef het werk voor het American Composers Orchestra en violist Paul Zukofsky, ter nagedachtenis aan zijn vader. Het werd al snel een van Glass’ meer populaire werken en het vormde het begin van een lange reeks werken voor orkest. Aanvankelijk wilde de componist een vijfdelig werk maken, met een trage, hoge finale op verzoek van Zukofsky. Maar uiteindelijk bleek de traditionele driedelige vorm toch het best te passen. Gidon Kremer, de eerste die het concert opnam op cd, noemde het Vioolconcert “een typisch werk voor Glass, waarin een raadselachtige drive de uitvoerder tegelijkertijd strikt aan het ritme bindt en vrij laat in zijn fantasie.”
Harmonium Toen John Adams eind jaren ’70 de opdracht kreeg voor een orkestwerk voor het San Francisco Symphony Orchestra, had hij nog nauwelijks ervaring met zo’n grote bezetting. Als docent aan het conservatorium van die stad was hij voornamelijk bezig met experimentele muziek in kleine bezettingen: het strijkseptet Shaker Loops (1979, later omgewerkt voor strijkorkest) was zowat het grootste dat Adams ooit had geschreven. Maar dirigent Edo de Waart, toentertijd chef-dirigent in San Francisco, had vertrouwen in de jonge Adams. Sterker nog: hij moest in zijn nieuwe werk liefst ook een koor verwerken. En zo kreeg de onervaren componist ineens een volwassen opdracht in de schoot geworpen. Harmonium, zoals de koorsymfonie zou gaan heten, vormde de wereldwijde doorbraak van Adams bij orkesten. Na de première in 1981 waren de compositieaanvragen niet meer te stoppen. De rest is geschiedenis. Behalve een ongekend goed componist is Adams ook een begenadigd schrijver, getuige zijn autobiografie Hallelujah Junction. We laten hem daarom het liefst zelf aan het woord over Harmonium. “Harmonium (1980) en Shaker Loops (1978) zijn mijn eerste volwassen uitingen in een taal die werd geboren uit mijn aanvankelijke kennismaking met het minimalisme. Vanaf het allereerste begin duwde ik met mijn eigen merk minimalisme al tegen de grenzen van het genre. Het ordelijke en geduldige evolueren in de werken van Reich
of Glass was in mijn werken al onderworpen aan heftige veranderingen in gebaar en stemming. In Shaker Loops maakte ik bijvoorbeeld gebruik van de repetitieve technieken die Riley voor het eerst introduceerde in zijn ensemblewerk In C. Maar in plaats van het opzetten van kleine machientjes van motivisch materiaal die vervolgens de vrije loop kregen in een willekeurig contrapuntisch spel, gebruikte ik het weefsel van continu herhalende cellen om grote architectonische vormen te smeden. Zo creëerde ik een web van activiteit dat gedetailleerder en gevarieerder was, lichte en donkere kanten kende en serentiteit en turbulentie – zelfs in de loop van een enkel deel. Harmonium werd gecomponeerd in 1980, in een kleine studio op de derde verdieping van een oud Victoriaans huis in de wijk Haight-Ashbury van San Francisco. Degenen onder mijn vrienden die zowel de kamer als het stuk kenden, waren geamuseerd over het feit dat een werk met zoveel ruimte in zo’n krap vertrek was ontstaan. De titel van het werk is alles dat is overgebleven van mijn oorspronkelijke bedoeling gedichten te toonzetten uit de gelijknamige bundel van Wallace Stevens. Toen ik besefte dat Stevens’ taal en ritmisch gevoel niet paste bij het mijne, zocht ik stad en land af naar een tekst die voldeed aan het muzikale beeld dat ik in mijn hoofd had. Een beeld van – vele – menselijke stemmen die golven van kabbelend geluid bereden.
7
SIII
3
LAMBERT ORKIS
monoloog-na-de-dood is een opeenvolging van beelden van een kort leven: een soort pastorale elegie gezien door de lens van een slow motion camera. Zoals Aaron Copland vóór mij deed, toonzette ik per ongeluk de gekuiste versie van het origineel, me onbewust van het feit dat de oorspronkelijke versie van de dichteres aanmerkelijk in syntaxis verschilde met de afgevlakte, John Adams conventionele versie die Thomas Wentworth Higginson ervan maakte. Uiteindelijk kwam ik terecht bij drie Na de laatste hartkloppingen van het gedichten met transcenderende visioelangzame deel komt de muziek terecht nen. ‘Negative Love’ van John Donne in een overgangsfase: een soort baronderzoekt de kwaliteiten van verschil- do-toestand tussen het einde van het lende vormen van liefde, in een stijgen- ene leven en het begin van een nieuw. de beweging die lijkt op die in Plato’s Net zoals in ‘Negative Love’ verzamelt Symposion: van de vleeslijke naar de de muziek geleidelijk gewicht, kracht goddelijke liefde. en snelheid. Totdat ze hals over kop in Ik zag die stijging als een soort vector, het heldere en levendige gekletter van voorzien van zowel snelheid als rich‘Wild Nights’ wordt geslingerd. Hier ting. Muzikaal gezien betekende dat zien we de andere kant van Dickinson: een vorm die begon met een enkele verzadigd van een dronken, extatische, pulserende noot (een D boven de prangende drang om zichzelf te laten midden-C). Die noot groeit aan tot een oplossen in een intieme en onkenbare tooncluster, vervolgens een akkoord en vereniging van eros en dood. uiteindelijk een enorme, kalm kabbeDe tegelijkertijd gewelddadige en zeer lende klankstroom. Die verzamelt sexueel geladen metaforen spelen met energie en massa en mondt uiteindelijk het beeld van het ‘hart in de haven’ – tien minuten later uit in een enorme veilig en weg van het gevaar van de cataract van geluid. Tot op heden wilde, stormachtige zee. Er is zó veel beschouw ik ‘Negative Love’ nog steeds geschreven over Emily Dickinson en als een van de meest bevredigende haar mysterieuze persona is blootarchitectonische experimenten in mijn gesteld aan zó veel speculatieve analyhele oeuvre. ses, dat het altijd schokkend is om deze De twee Dickinson-gedichten tonen de teksten alleen tegen te komen, ver weg tegenpolen van haar poëtische stem. van elke vorm van exegese.” ‘Because I Could Not Stop for Death’ is de intieme, verstilde Dickinson. Haar Anthony Fiumara
8
53e seizoen 8 februari 2014
Harmonium Negative Love or The Nothing I never stoop’d so low, as they Which on an eye, cheek, lip can prey. Seldom to them, which soar no higher Than virtue or the mind to admire. For sense, and understanding may Know what gives fuel to their fire: My love, though silly, is more brave, For may I miss, when’er I crave, If I know yet, what I would have. If that be simply perfectest Which can by no way be express’d But Negatives, my love is so. To All, which all love, I say no. If any who deciphers best, What we know not, our selves, can know, Let him teach me that nothing; this As yet my ease and comfort is, Though I speed not, I cannot miss.
We passed the school where children played At wrestling in a ring; We passed the fields of gazing grain, We passed the setting sun. We paused before a house that seemed A swelling of the ground: The roof was scarcely visible, The cornice but a mound. Since then ‘tis centuries; but each Feels shorter than the day I first surmised the horses’ heads Were toward eternity. Emily Dickinson
Wild Nights
Wild Nights – Wild Nights! Were I with thee Wild Nights should be John Donne Our Luxury!
Because I could not stop for Death Because I could not stop for Death, He kindly stopped for me; The carriage held but just ourselves And Immortality. We slowly drove, he knew no haste, And I put away My labor, and my leisure too, For his civility.
Futile – the winds – To a Heart in port – Done with the Compass – Done with the Chart! Rowing in Eden – Ah, the sea! Might I but moor – Tonight – In thee! Emily Dickinson
9
SIII
3
53e seizoen 8 februari 2014
uitvoerenden Brad Lubman
Gijs Leenaars Gijs Leenaars studeerde piano en ontving orkestdirectielessen van Joop van Zon, studeerde koordirectie bij Jos Vermunt en zang bij Paula de Wit. Gijs Leenaars is artistiek leider van Bachkoor Holland en Capella Frisiae en was assistent-dirigent bij de Radio Kamer Filharmonie en het Radio Filharmonisch Orkest. Hij is regelmatig te gast Brad Lubman
Karen Gomyo De violiste Karen Gomyo, geboren in Tokyo maar opgegroeid in Montréal en New York, ontving in 2008 de Avery Fisher Career Grant. Zij trad op met de Gijs Leenaars
grote orkesten in de Verenigde Staten en Canada (Cleveland, New York, Los Angeles, Philadephia, Minnesota, San Francisco, Toronto en Montréal), en Azië (Tokyo, Hong Kong). In Europa was zij te horen met ondermeer het City of Birmingham Symphony Orchestra en het Residentie Orkest. Zij werkte samen met dirigenten als Leonard Slatkin, Neeme Järvi, David Zinman, Yannick NézetSéguin, Hans Graf, James Gaffigan, Vasily Petrenko, Robin Ticciati en Pietari Inkinen. Zij speelde kamermuziek met musici als Heinrich Schiff, Lynn Harrell, Isabelle van Keulen, Antoine Tamestit en Kathryn Stott. Als groot liefhebster van de ‘nuevo tango’ van Astor Piazzolla ondernam zij in 2012 een tournee waarin zijn muziek werd gecombineerd met werk van klassieke componisten die hem beïnvloedden. Karen Gomyo bespeelt de Stradivarius ‘Aurora/ex-Foulis’, die door een private sponsor voor haar werd verworven. Karen Gomyo
GABRIELLE REVERE
10
Europa, en is te horen op de eerste aan zijn werk gewijde cd, ‘insomniac’. Eerder in de Matinee o.a. Stravinsky Con certo ‘Dumbarton Oaks’ & Reich Daniel Variations (2008), Ives The unanswered question, Andriessen Dances & Vleggaar The Trees of Paradise (2013)
ERICH CAMPING
Orkesten in de Verenigde Staten en Europa, naast hedendaagse-muziek ensembles als Klangforum Wien, Asko|Schönberg, musikFabrik en Steve Reich and Musicians: de Amerikaanse dirigent en componist Brad Lubman dirigeert zowel klassiek als eigentijds repertoire. Hij werkte samen met componisten/dirigenten als Pierre Boulez, Oliver Knussen, Steve Reich en John Zorn. Vorig seizoen sloot hij af met een enthousiast ontvangen opvoering van het muziektheaterwerk Monkey – Journey to the West tijdens het Lincoln Center Festival in New York. Dit seizoen treedt hij met zijn Ensemble Signal, waarvan hij mede-oprichter en chef-dirigent is, op tijdens het Zankel Hall Festival in Carnegie Hall, dirigeert hij het Los Angeles Philharmonic en het Orchestra of St. Luke’s en maakt hij zijn debuut bij het Residentie Orkest. Sinds 1997 doceert Brad Lubman directie en ensemble aan de Eastman School of Music in Rochester (New York), waar hij ook het ensemble Musica Nova leidt. Hij is bovendien verbonden aan de faculteit van het Bang-on-a-Can Summer Institute. Met het Deutsches Sinfonie-Orchester Berlin nam hij niet eerder op cd vastgelegde muziek van Morton Feldman op. Zijn eigen muziek wordt gespeeld in de Verenigde Staten en
bij La Filarmonica di Torino in Italië en repetitor bij Cappella Amsterdam en het Nederlands Kamerkoor. Het afgelopen seizoen dirigeerde Gijs Leenaars concerten bij onder andere Cappella Amsterdam, het Residentie Orkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest en de Radio Kamer Filharmonie. Het huidige seizoen dirigeert hij o.a. Cappella Amsterdam in een a cappella programma van twinstigste-eeuwse koorwerken. Gijs Leenaars werkt sinds het seizoen 2004-2005 geregeld samen met het Groot Omroepkoor, eerst als assistentdirigent en daarna als gastdirigent. In het seizoen 2012-2013 is hij Celso Antunes opgevolgd als chef-dirigent van het Groot Omroepkoor.
11
Residentie Orkest
muziekonderwijstraject voor Haagse Het Residentie Orkest geeft concerten in basisscholen. In 2011 ging The Residents zijn thuishaven de Dr Anton Philipszaal, van start, een project waarin Haagse basisschoolleerlingen in de Schilderstreedt in toenemende mate op in omliggende gemeenten als Leiden, wijk, Transvaalbuurt en Escamp de Gouda en Wassenaar, en is ook veelvulmogelijkheid krijgen zelf een muziekindig te horen op grote podia in binnenstrument te leren bespelen. Het Residenen buitenland. Het orkest is ook nadruk- tie Orkest is initiatiefnemer van dit project en werkt samen met onder kelijk in de stad Den Haag aanwezig, andere het Koorenhuis en Theater met openluchtconcerten en educatieve projecten op talloze scholen. Daarnaast Dakota. Hiermee wil het Residentie is het steevast betrokken bij belangrijke Orkest ook bijdragen aan de sociale gebeurtenissen, zoals de viering van het cohesie in de stad Den Haag. Door een samenwerkingsverband met de Masterhonderdjarig Vredespaleis, de Nuclear Safety Summit en de jaarlijkse Troonopleiding va het Koninklijk Conservatorede. Ook viert het orkest samen met de rium levert het orkest daarnaast een bewoners van (groot) Den Haag de goede bijdrage in talentontwikkeling. feestdagen met kerst-, nieuwjaars-, In de beginjaren stond het Residentie Koningsdag- en Prinsjesdagconcerten. Orkest onder leiding van oprichter dr. Belangrijk zijn de samenwerkingen met Henri Viotta. Al snel was het orkest een Haagse en nationale partners als het pleisterplaats voor componisten als Nationaal Toneel, Festival Classique, Richard Strauss, Igor Stravinsky, Max Paard van Troje, Gemeentemuseum en Reger, Maurice Ravel, Paul Hindemith De Nederlandse Opera, Nederlandse en Vincent d’Indy. Als gastdirigenten Opera Academie en De Vrijdag van traden onder anderen Arturo Toscanini, Vredenburg. Bruno Walter, Leonard Bernstein en Speerpunt in de ambities van het Hans Knappertsbusch op. Na de Tweede Residentie Orkest is het educatieve Wereldoorlog werd Willem van Otterloo beleid. Jaarlijks participeren meer dan aangesteld. Hij was chef-dirigent van het 25.000 scholieren in educatieve projecResidentie Orkest van 1949 tot 1973 en bouwde een bijzondere reputatie op ten. Voor amateurmuzikanten worden door de hoge speelkwaliteit te koppelen masterclasses en orkestweekenden aan een avontuurlijke programmering. georganiseerd, waarbij zij respectieveNa Van Otterloo voerden achtereenvollijk les krijgen van en meespelen met musici uit het orkest. Er zijn speciale gens Jean Martinon, Ferdinand Leitner, activiteiten ontwikkeld voor basisschoHans Vonk, Jevgeni Svetlanov en Jaap van Zweden het orkest aan als cheflen en het voortgezet onderwijs: van dirigent. Tot de zomer van 2012 was schoolconcerten en repetitiebezoeken Neeme Järvi chef-dirigent van het tot een nascholingscursus voor leerResidentie Orkest. krachten en een intensief driejarig
12
Residentie Orkest EERSTE VIOOL
CELLO
HOORN
Kees Hülsmann concertmeester Ilya Warenberg Momoko Noguchi Naomi Bach Orges Caku Yuki Hayakashi Jan Paul Tavenier Pieter Verschuijl Myrte van Westerop Sergey Arseniev Caitlin Ensor Dana Mihailescu Johan Olof Mara Oosterbaan Alexandra Mashina
Roger Regter Caecilia van Hoof Justa de Jong Miriam Kirby Tom van Lent Sven Weyens Carlos Leal Cardin Rares Mihailescu Eduard Ninot Roig
Ron Schaaper Mariëlle van Pruijssen-Endepoel Mirjam Steinmann Edward Stephen Peeters
TWEEDE VIOOL
Janet Krause Faïna Makhtina Justyna Briefjes Hans van Haarst Hanneke Jeltema-Kerremans Barbara Krimmel Ben Legebeke Margot Leger Vasilica Mihailescu-Popa Cato Went Vanessa Damanet Nadia Frissen Tinka Regter Mikhail Zemtsov Jan Buizer Guus Ghijsen Jan van Munster Georg Pudill Elisabeth Runge Tanja Trede Eduard Ataev Maaike-Merel van Baarzel Sven Rotteveel Mansveld Karen de Wit
Ad Welleman Robert-Jan Hoffman Marc Busscher Maarten Elzinga
CONTRABAS
Frank Dolman Roelof Meijer Harry Donders Astrid Schrijner Jos Tieman Jasper Tjallingi Kurt Berger
TROMBONE
Timothy Dowling Arno Schipdam Twan Dubbers * Arno Schipdam TUBA
Carl Kleinsteuber FLUIT
Martine van der Loo Dorine Schade Claire Chabrier Margreet Niks HOBO
Pauline Oostenrijk Hilje van der Vliet Theo Peeters
PAUKEN
Chris Leenders SLAGWERK
Martin Ansink Murk Jiskoot Joeke Hoekstra Gerda Tuinstra HARP
KLARINET ALTVIOOL
TROMPET
Ab Vos Tom Sieuwerts Jasper Grijpink Anne Overpelt
Danielle Riegel PIANO/SYNTHESIZER
Sepp Grotenhuis CELESTA
FAGOT
Jan Willem Nelleke
Dorian Cooke Erik Reinders Janine Teepen
13
Groot Omroepkoor
zaterdag 15 februari 2014, 14.15 uur Concertgebouw Amsterdam
CHEF-DIRIGENT
SOPRAAN
TENOR
Gijs Leenaars
Annelie Brinkhof Elma van den Dool Daphne Druijf Tanja Obalski Loes Groot Antink Maja Roodveldt Annette de Rozario Simone Manders Jolanda Sengers Anitra Jellema Judith Petra Margo Post Yuko Yagishita Esther Adelaar Esther de Vos
Kevin Doss Boguslaw Fiksinski Peter-Paul Houtmortels Matthew Smith Deniz Yilmaz Sebastian Brouwer Geraint Roberts Richard Zook Alan Belk Marius Kwaks Falco van Loon Ioan Micu Matthew Minter Henk Vels John Vredeveldt Matevz Kajdiž
VASTE GASTDIRIGENT
Michael Gläser
ALT
Yvonne Benschop Nicoline Bovens Els Liebregt Harda van Wageningen Anke Zuithoff Femke de Boer Netty Otter-Visser Janneke Vis Anneloes Volmer Ans van Dam Marjan van Eldik Jose Kamminga Anneke Leenman Suzanne Meessen Anjolet Rotteveel Lisinka de Vries Pierrette de Zwaan Maria de Moel
BAS
Peter Duyster Joep van Geffen Daniël Hermán Mostert Palle Fuhr Jørgensen Ludovic Provost Menno van Slooten Jan van Zelm Lars Terray Hans de Vries Gert-Jan Alders Itamar Lapid Geert van Hecke Henk van Heijnsbergen Mitchell Sandler Luuk Tuinder Mathias Dirks Nanco de Vries
VARIATIES IN KLEUR Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Stéphane Denève dirigent Gijs Leenaars koordirigent Ravel Ma mère l’oye (suite) Visman Rumore opdrachtwerk ntr zaterdagmatinee, mede mogelijk gemaakt door het fonds podiumkunsten | wereldpremière Dutilleux Métaboles Ravel Boléro
Ravels liefde voor de wereld van het kind is manifest in de cyclus Ma mère l’oye, oorspronkelijk voor piano vierhandig. Poëzie en fantasie strijden hier om de voorrang. De kleurenpracht en klankverfijning van Ravels orkestmuziek was een wezenlijke inspiratiebron voor Henri Dutilleux, die in Métaboles de essentie van transformaties in muziek onderzocht. Vijf aaneengeregen metamorfosen vormen samen een concert voor orkest, waarbij per deel één instrumentengroep op de voorgrond treedt. Ook in Ravels roemruchte Boléro speelt de variatietechniek een cruciale rol. Zijn experimentele werk bestaat uit één uitgerekt crescendo. Hierdoor gaat alle aandacht uit naar de instrumentatie en de steeds veranderende orkestrale textuur. Omdat de Nederlander Bart Visman zich graag door de Franse traditie laat inspireren, lag een koppeling met zijn gloednieuwe koorwerk voor de hand. Bij zijn vorige Matineeopdracht liet hij de koperblazers schitteren, nu is het Groot Omroepkoor aan de beurt.
SII
4
symfonisch ii 2013-2014
14
15
vrijdag 14 februari 2014, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 21 februari 2014, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
TON KOOPMAN 70 JAAR
PETER EÖTVÖS 70 JAAR MIDORI SPEELT DOREMI
Amsterdam Baroque Orchestra Ton Koopman dirigent
Radio Filharmonisch Orkest Peter Eötvös dirigent
Ton Koopman orgel Tini Mathot orgel Klaus Mertens bas Verena Gropper sopraan Ariel Hernandez tenor
Midori Goto– viool Kodály Dansen uit Galánta* Eötvös Vioolconcert ’Do-Re-Mi’ (nederlandse première) Bartók Concert voor orkest*
J.S. Bach Orgelconcert BWV 1059 (naar Cantate 35) J.S. Bach Sinfonia uit cantate BWV 209 ‘Non sa che sia dolore’ J.S. Bach ‘Schweigt stille, plaudert nicht’: Kaffeekantate BWV 211 Schaffrath Concert voor 2 orgels in a J.C.F. Bach Sinfonia in Bes
* 23 februari, 11.00 uur ook in Het Zondagochtend Concert, Concertgebouw Amsterdam
16