SECUNDAIR ONDERWIJS
Onderwijsvorm:
BSO
Graad:
tweede graad
Jaar:
eerste en tweede leerjaar
Studiegebied:
Land- en tuinbouw
FUNDAMENTEEL GEDEELTE Optie(s):
Paardrijden en -verzorgen
Vak(ken):
PV Praktijk mechanica
Vakkencode:
IT-m
Leerplannummer:
2002/361 (vervangt 97263)
Nummer Inspectie:
2002/32//1//N/SG/1/II/ /D/
2 lt/w
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
1
INHOUD Visie ...............................................................................................................................................................2 Beginsituatie ..................................................................................................................................................3 Algemene doelstellingen ...............................................................................................................................4 Leerplandoelstellingen en leerinhouden........................................................................................................5 Pedagogisch-didactische wenken ...............................................................................................................10 Minimale materiële vereisten.......................................................................................................................13 Evaluatie ......................................................................................................................................................14 Bibliografie ...................................................................................................................................................17
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
2
VISIE Er is nood aan goede hoefsmeden, het aantal paarden in ons land neemt nog toe en het aantal hoefsmeden zelf neemt af. Hoefsmederij is een belangrijk vakonderdeel in de opleiding, omdat het behoorlijk kappen en/of beslaan belangrijke invloed kan hebben op de juiste gang en stand van het paard. Jonge paarden kunnen vanaf hun eerste levensjaren (tot 5 à 6 jaar) tot wanneer de beenderen en gewrichten volgroeid zijn, door het juist kappen een geweldige verbetering in stand bekomen. Het is ondenkbaar dat een ruiter, een paardenhouder, een fokker of manegehouder zich niet op de hoogte wil stellen van al wat met de verzorging en het onderhoud van paarden te maken heeft. Deze opleiding geeft de mogelijkheid om zich in het specialisatiejaar te bekwamen in deze tak. Voor iemand die later bv. een manege heeft, kunnen de opgedane kennis en vaardigheden zeer kostenbesparend werken, als men bedenkt dat een paard minimum 8 maal per jaar dient beslagen te worden. Het vak geeft de leerlingen een grondige kennis over de bouw van het been en de hoef, en over de stand en de gangen van het paard. Hierdoor zal men bij de aankoop van materialen beter geïnformeerd zijn en minder vlug bedrogen worden. Het is een praktische toepassing van hetgeen in de theoretische vakken behandeld wordt. Het is een vorm van onderhoud van het paard. Te ver naar achter genagelde ijzers belemmeren de werking van het hoefmechanisme, gaan de doorbloeding naar de haarvaatjes in de ondervoet tegen en veroorzaken klem- of stelthoef. Het vak helpt veel hoefziektes te voorkomen, te verhelpen of te verzorgen. De meeste gebreken komen aan de benen (de hoeven) voor en leren de leerlingen over de bouw en de werking van de ondervoet. Het vak leert wat te doen bij hoefgebreken zoals hoefbevangenheid, hoorn- of wandscheuren (vandaar speciale beslagen). Het vak geeft de leerlingen een vaste basis (naast hoefsmederij) tot de opleiding siersmeden. Het bezorgt de leerlingen een zekere praktische bagage die ze later, bv. als manegehouder, van pas kan komen. Zij leren ook platte lasrupsen leggen. Dit helpt bij het herstellen en/of installeren van bepaalde machines (bv. tractor-wagen). Zij leren bewerkingen, bv. kappen, boren, slijpen, enz., die in andere vakken niet aan bod komen.
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
BEGINSITUATIE Bepaling van de leerlingengroep Om de veiligheid bij het uitvoeren van de oefeningen niet in het gedrang te brengen is het aangewezen dat het aantal leerlingen niet meer dan 14 bedraagt. Beginsituatie De leerlingen komen uit het tweede leerjaar van de 1ste graad met een A of B-attest. Kenmerken van een leerling met hoge slaagkansen: - normale, goed gevormde lichaamsbouw - blijvende interesse voor het vak - flinke dosis doorzettingsvermogen - grote en blijvende motivatie en inspanning - verantwoordelijkheidsgevoel - durf - orde, werklust en disciplinair gedrag (moet niet verlangen dat een dier gehoorzaamt als hij/zij geen controle over zichzelf heeft) - medewerking van de familiekring.
3
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
4
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het vak hoefsmederij behoort tot de dienstverlenende sector. -
Normale lichaamsgrootte en lichaamsbouw (de hoefsmid moet de nodige kracht bezitten en mag vooral niet met de rug en gezondheid sukkelen) vereenvoudigen het aankunnen van de niet te onderschatten eisen bij het smeedwerk en het beslag.
-
De omgang met het paard vereist een bepaalde durf en handigheid om in onvoorziene omstandigheden vlug en gepast te reageren.
-
De juistheid en nauwkeurigheid van uitvoering spelen een zeer grote rol.
-
De hoefsmid moet inzicht hebben in zijn werk (waar gekapt dient te worden, hoeveel en waarom).
-
Hij moet een goede kijk hebben op de gang en stand van het paard.
-
Hij moet de vorm van de hoef goed in zich kunnen opnemen, zodat bij het aanpassen van het ijzer niet teveel tijd verloren gaat.
-
Hij moet met gevoel kunnen werken en rust en vertrouwen uitstralen.
-
Hij moet sociaal zijn en met de klanten overweg kunnen; zelfs in moeilijke gevallen en/of bij vermeende fouten een diplomatische oplossing kunnen voorstellen.
-
Hij moet het vak niet alleen of uitsluitend als winstbejag opvatten, doch ook een verantwoordelijkheidsgevoel t.o.v. de klant en het dier bezitten.
De leerling zal in zijn opleiding vooral de basiskennis en -vaardigheden van het vak aanleren, zodat hij zich tijdens de stageperiode verder kan bekwamen en handigheid verwerven. Ook hierna moet de wil aanwezig blijven tot vervolmaking van het beroep.
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
5
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 1
- eenvoudige technische tekeningen lezen; - in functie van de opgave uit een technische tekening de gegevens opzoeken;
2
- een eenvoudige werkvolgorde kenschetsen, opmaken en uitvoeren in functie van de vijlopdracht; - basisvaardigheden van vijlenuitvoeren: vlak, haaks, evenwijdig naar maat afschuinen; - de gepaste vijl kiezen in functie van de opdracht;
1 •
Technische tekeningen Technische tekening lezen
2 • • • •
Vijlen werkvolgorde vijlen keuze van het gereedschap veiligheid
3
Meet- en aftekengereedschap
• • • • • • • •
kraspen centerpons rechte lat meetlat centerhaak hoogtemaat winkelhaak en/of hoekmaat schuifmaat
- veiligheidsregels toepassen tijdens het vijlen en het opspannen van werkstukken; 3
- meet- en aftekengereedschappen correct gebruiken; - werkstukken meten en controleren in functie van de opdracht;
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 4
- een eenvoudige werkvolgorde kenschetsen, opmaken en uitvoeren; - de hand- en machinale zaag doelmatig gebruiken in functie van de opgave; - veilig met een zaagmachine omgaan; - de hand- en plaatschaar gebruiken volgens de opgave; - veiligheidsvoorschriften toepassen bij het werken met machines;
5
- een boormachine correct en veilig instellen en gebruiken; - het verband weergeven tussen snijsnelheid en toerental; - het werkstuk veilig opspannen; - een diameter boren met een centernauwkeurigheid van 0,2 mm;
4
Verdelen van materiaal met behulp van
• • • •
handzaag machinale zaag handschaar plaatschaar
5
Boren van
• • •
doorlopende gaten blinde gaten verzinken
6
Bankhamer
• • •
bankhamer 300 tot 800 gram bolhamer bankschroef en aambeeld
7 • • •
Snijden van schroefdraad in- en uitwendig keuze van het gereedschap controle
- de vereiste veiligheidsvoorzorgen toepassen bij het gebruik van een boormachine; 6
- hamers op een correcte en veilige manier gebruiken; - de geschikte hamer kiezen in functie van de opdracht; - op een gepaste wijze gebruik maken van het aambeeld;
7
- in- en uitwendige schroefdraad manueel snijden; - het passende wringijzer kiezen; - een inwendige schroefdraad op haaksheid controleren;
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
7
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 8
- vierkant staafmateriaal op de juiste wijze torsen; - plaatmateriaal plooien en bollen; - vierkant ijzer (tot 10 mm) en bandijzer plooien;
8 • • •
Koud smeden torsen plooien bollen veiligheid
- veiligheidsregels toepassen; 9
- de basisvaardigheden van hardsolderen toepassen;
9 •
Solderen hardsolderen
10
- een eenvoudige lasrups leggen;
10 • •
Lassen lasbewerkingen veiligheid
11 • • •
Warmsmeden smidsvuur werkmethode brandstof
12
Gereedschappen
• • • • • •
smeedhamer vuurtangen ritsbeitel stamper doorslag aambeeld
- lasnaden bijwerken; - veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van lasapparatuur toepassen; 11
- op een correcte en veilige wijze een smidsvuur aansteken en het vuur onderhouden; - het ijzer correct in het smidsvuur steken; - de temperatuur aan de hand van de kleur bepalen; - de gebruikte brandstoffen voor een smidsvuur (smeedkolen, cokes) aangeven;
12
- gereedschappen op een correcte en veilige manier gebruiken; - een juiste houding in bij het aambeeld aannemen;
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
8
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 13a
- op geschikte wijze het ijzer in de hand houden in combinatie van het gebruik van hamer en aambeeld; - de smidstang veilig gebruiken;
13 • •
Siersmeden – vormsmeden werkmethode uitvoeringstechnieken
• •
Basishandelingen techniek van het smeden veiligheid
- vierkant smeden in één richting en in twéé richtingen; - warm plooien - vorm smeden en torsen; - van vierkant naar rond smeden; 13b
- van rond naar vierkant smeden; - naar (eenvoudige) vorm smeden; - afrondingen en cirkels (bogen) smeden; - veiligheidsregels in acht nemen bij het smeden;
BSO – 2de graad – optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
9
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 14a
- de lengte van de staaf bepalen en afkappen; - het midden aftekenen;
14 •
Links en rechts voorijzer smeden uitvoeringstechnieken
14b •
Links en rechts voorijzer uitvoeringstechnieken
- het smidsvuur aansteken; - de punt bijsmeden, afschuren en buitentak ruwzetten; - de buitentak vorm geven; - de rits aanbrengen (lengte en diepte); - de nagelgaten aanbrengen met de stamper; - de binnentak aanbrengen (punt bijsmeden, afschuren, ruw vormgeven); - de binnentak nauwkeurig aanbrengen, aftekenen en aanbrengen van de rits met de ritsbeitel (lengte, plaats); - de stampgaten slaan (plaats - richting); - nagelgaten doorslaan met doorslag (bramen verwijderen); - het ijzer vlakken; 14b
- de lip aanbrengen (nauwkeurig plaats, bepalen en volgens vorm maken); - de opzet aanbrengen; - op lengte schuin en rond afkappen van de takken; - de takken naar vorm bijwerken met de warme rasp; - veiligheidsvoorschriften toepassen; - links en rechts voorijzer smeden; - controle uitvoeren op de correctheid.
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
10
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Er wordt met de algemene metaalbewerking gestart om de leerlingen inzicht, begrip, handvaardigheid en kracht te bezorgen. De bedoeling is de leerling niet enkel handigheid aan te leren maar ook te leren kijken, beoordelen en vooral in zich opnemen. Pedagogisch-didactische wenken
Nr. 1
Technische tekeningen tekening leren toepassen in de praktijkopdracht
2
Vijlen De leraar doet de handelingen voor. Mogelijke oefeningen zijn: 1. Vijl-, afteken-, zaag- en booroefening 2. Plooioefening vierkante haak 3. Plooioefening ronde haak 4. Vijl-, afteken-, zaagoefening 5. Kandelaar: plooi en oefening op het bollen, montage 6. Kapstok-plooioefening - begrip braseren 7. Fotostaander: samengestelde oefening: combinatie vorige oefeningen samen
3
Meet- en aftekengereedschap In functie van de opdracht.
4
Verdelen van materiaal De verschillende basiswerktuigen worden gebruikt.
5
Boren Een boormachine correct en veilig leren gebruiken.
6
Bankhamer Verschillende soorten bankhamers correct en veilig leren gebruiken.
7
Snijden van schroefdraad In- en uitwendige schroefdraad leren snijden en controleren.
8
Koud smeden Gebruik van een bankhamer van 800 g, smeedhamer van 1,5 kg, bankschroef en aambeeld. Mogelijke oefening: krantenhouder, tafeltje of kapstok.
9
Solderen Basisvaardigheden van hardsolderen aanleren.
10
Lassen Eenvoudige laswerkjes veilig leren uitvoeren.
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
11
11
Warmsmeden Bespreking smidsvuur en bijbehorend gereedschap. Aansteken van het smidsvuur en onderhoud van het vuur. Plaatsen van het ijzer in het vuur en bepalen van de temperatuur aan de hand van de kleur.
12
Gereedschappen De nodige smeedgereedschappen al doende leren kennen en gebruiken.
13
Siersmeden – vormsmeden Basistechnieken veilig aanleren door eenvoudige werkstukken te laten maken.
14
Smeden van een voorijzer (vorm) Links en rechts Engels voorijzer maken en op de correctheid controleren. Dit kan best gebeuren in samenspraak met de dierenarts.
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
12
Vakoverschrijdend leren De leraar Praktijk mechanica levert ook zijn bijdrage tot de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen. Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelen die niet specifiek tot een vakgebied behoren, maar onder meer door middel van meerdere vakken of onderwijsprojecten kunnen worden gerealiseerd. Ze zijn in eerste instantie een opdracht voor het hele schoolteam. Om uit te maken hoe alle vakoverschrijdende eindtermen op schoolniveau kunnen gerealiseerd worden, zijn afspraken tussen de collega’s van alle vakken nodig. Het is aangewezen om deze afspraken formeel vast te leggen in het schoolwerkplan. In sommige vakken kunnen bepaalde VOET uitdrukkelijker aan de orde komen dan in andere. Leerplannen kunnen dan ook verwijzingen naar VOET bevatten als de binding tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET evident is. Indien de vakgroep nog andere VOET realiseerbaar acht binnen een vak, wordt dit vastgelegd in een verslag waarin zowel de visie en de planning zijn opgenomen. Heel wat VOET die behoren tot de domeinen Leren leren en Sociale vaardigheden zitten reeds verweven in de uitwerking van verschillende vakgebonden doelstellingen in dit leerplan. Door een doordachte keuze van thema’s, teksten en lesonderwerpen kunnen andere VOET (Opvoeden tot burgerzin, Gezondheidseducatie, Milieueducatie, Muzisch-creatieve vorming) ook in de lessen Praktijk mechanica aan bod komen. Bij de aanvang van het schooljaar maakt de leraar een oordeelkundige keuze van de leerinhouden waarmee hij de vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen wil realiseren (bij voorkeur na overleg met de vakgroep) en stelt een jaar(vorderings)plan op waarin hij de leerstof op een evenwichtige wijze verdeelt over het beschikbare aantal lestijden. De onderstaande vakoverschrijdende eindtermen zullen tijdens de lessen Toegepaste mechanica zeker nagestreefd worden. Leren leren: VL1, VL2, VL3, VL4, VL5, VL6, VL7, VL8, VL11, VL13, VL14, VL15 Sociale vaardigheden: VS2, VS3, VS4, VS5, VS6, VS7, VS8, VS12, VS13 Opvoeden tot burgerzin: VB15 Gezondheidseducatie: VG1, VG3, VG4, VG6, VG7 Milieueducatie: VM1, VM2, VM5 Muzisch-creatieve vorming: VC3
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
13
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN Smidse De smidse is geschikt om het vak hoefsmederij aan te leren aan groepen bestaande uit maximum 10 leerlingen. Ze bevat: 8 smidsvuren, een goed werkende afzuiging en toebehoren 8 aambeelden van 100 kg 2 werkbanken met elk 2 bankschroeven lascabines voor elektrisch vlambooglassen met goede afzuiging 2 ruimtes voor autogeen lassen met goede afzuiging 8 steunen voor het plaatsen van dode benen 3 diepvriezers met de nodige dode benen 1 gereedschapskast met het nodige smeedgereedschap, o.a. smeedhamers, bankhamers, ritshamers, stamphamers, doorslagen, hoefijzertangen 10 mm, hoefijzertangen 8 mm, afkortmessen voor de takken (halfrondbeitels), raspen, vijlen, doppers, kraspennen, meetlatten, winkelhaken. 1 gereedschapskast met het nodige kap- en beslaggereedschap: kapmessen, kaphamers (nylon), beslaghamers, aftrektang (groot), aftrektang (klein), nagelkniptang, reveertangen, hoefkaptang, renetten, onderkappers, nietenkappers, afkortmes. Ernaast een volledig ingerichte werkplaats voor algemene metaalbewerking en voor koud smeden, bestaande uit werkbanken, bankschroeven, tafelboormachines, slijpsteen, plooibank, aftekentafel vlakplaat, zaagmachine, plaatschaar. Verspanende handgereedschappen. Meet- en controlegereedschappen. Span- en hulpgereedschap. Veiligheid Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: Codex ARAB AREI Vlarem. Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Ze schrijven voor dat: duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden; de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
14
EVALUATIE Onderscheid moet gemaakt worden tussen de evaluatie van het leerproces en de evaluatie van het eindproduct. Bij de procesevaluatie wordt doorlopend gepeild naar de verwerking van het leerproces, met de bedoeling dit proces zo nodig bij te sturen, zodat elke leerling op de meest effectieve manier kan leren. De klemtoon ligt hierbij duidelijk op het optimaal functioneren van de leerling. Het verloop van het proces wordt, vooraf, door de leraar uitgetekend. Hij bepaalt welke • • •
de verschillende stappen zijn; fouten op elk moment ontoelaatbaar zijn; fouten daartegen kunnen gemaakt worden.
Afhankelijk van het resultaat van feedback-momenten (evaluaties na elke opdracht of deelopdracht) wordt het proces verder gezet of zo nodig bijgestuurd. Om de leerling te motiveren gebeurt dit in een constructieve, positieve sfeer. Productevaluatie gebeurt op het einde van het leerproces, bijvoorbeeld na een hoofdstuk, een opdrachtenreeks, een project, een trimester.... Hierbij wordt nagegaan in hoeverre de leerling de basisdoelstellingen bereikt heeft. Elke evaluatie dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. Zowel het proces als het product moeten op een zo objectief mogelijke manier geëvalueerd worden. De evaluatie steunt altijd op een vaardigheids- en werkanalyse die het verloop, de verantwoording en de criteria weergeeft van de opdracht. Proces- en productgericht evalueren kan vier aspecten omvatten: • • • •
denkactiviteit, bijvoorbeeld instructies lezen, aantekeningen maken motorische handelingen, bijvoorbeeld verbindingen maken praktijk-attitudes, bijvoorbeeld nauwkeurig werken, scherp waarnemen uitvoeringstijd, waarbij gestreefd wordt naar een haalbaarheid voor 90 % van de leerlingen.
Bij de evaluatie zal er in ieder geval rekening gehouden worden met het feit dat het om leerlingen gaat. Onnauwkeurig werken, kleine fouten maken, moet in zekere mate aanvaardbaar zijn. Belangrijk is de evolutie. Daarom zal de leraar voortdurend de vorderingen van de leerlingen controleren. Indien nodig zal hij meteen remediërend optreden. Bij het begin van iedere praktijkopdracht zal de leraar, indien nodig aan alle leerlingen afzonderlijk, meedelen welke (sub)doelstellingen tijdens die les moeten bereikt of nagestreefd worden: iedere leerling moet bij het begin van iedere les weten wat van hem tijdens die les verwacht wordt. In het evaluatieproces kunnen drie stappen onderscheiden worden: • • •
registreren (door middel van een evaluatieschema), interpreteren (door middel van een vierpuntenschaal), rapporteren.
Registreren Om zo objectief mogelijk te kunnen registreren, wordt voor elke praktijkopdracht (met de daarbij horende gedragsvaardigheden) een evaluatieschema opgesteld. Zo’n schema bevat alle doelstellingen (met de daarbij horende subdoelstellingen) en attitudes die bij de opdracht zullen geëvalueerd worden. Het is niet noodzakelijk om bij alle opdrachten steeds alle mogelijke subdoelstellingen te evalueren. Sommige subdoelstellingen kunnen eventueel weggelaten worden als ze vroeger reeds vaker aan bod kwamen of later ruimschoots aan bod zullen komen. De selectie van de attitudes en de wijze van registratie worden in vakgroep overlegd. Bepaalde aspecten zijn objectief meetbaar (bijvoorbeeld een buis op lengte zagen binnen een aangegeven tolerantie), andere aspecten zijn subjectief waarneembaar (bijvoorbeeld een geschikte kleurcombinatie kiezen).
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
15
De mate waarin een objectief waarneembare doelstelling bereikt werd, kan in het schema aangeduid worden door middel van een tweepuntenschaal: • + : doelstelling bereikt • – : doelstelling niet bereikt Voor niet objectief meetbare doelstellingen wordt geadviseerd om te werken met een drie puntenschaal: • + : doelstelling bereikt • ± : doelstelling niet helemaal bereikt • – : doelstelling niet bereikt Door het evaluatieschema samen met de opgave ter beschikking van de leerling te stellen, kan de zelfevaluatie bij de leerling sterk aangemoedigd worden. Interpreteren Door middel van het evaluatieschema controleert de leraar bij het einde van iedere les in welke mate de leerlingen de vooropgestelde lesdoelstellingen bereikten. Dit wordt kort met iedere leerling individueel besproken. Aan de registraties in het evaluatieschema kunnen verschillende interpretaties gegeven worden. Enkele voorbeelden: +
±
–
(doel bereikt)
(doel niet helemaal bereikt)
(doel niet bereikt)
niveau is voldoende
voldoende maar leemten
niveau onvoldoende
voor verbetering vatbaar
onaanvaardbaar niveau
nagenoeg foutloos
aanvaardbare tekorten
schadelijke fouten
nagenoeg correct
aanvaardbaar aantal lichte of onvergeeflijke fouten detailfouten of leerproces fouten zware inbreuken
volledig
kleine tekorten
onvolledig zware tekorten
behoorlijk, zinvol
storingen, fragmentarisch
onlogische uitvoering
kan het en doet het vrijwel altijd, spontaan en zonder aarzelen
kan het en doet het af en toe, kan het niet, doet het niet of zonder overtuiging, wisselvalling nooit, afwijzend en met tegenzin
Om eenvormigheid te bekomen in verband met de gebruikte interpretatie, is een overleg binnen de vakgroep absoluut noodzakelijk. Rapportering Na iedere les (liefst uiterlijk bij het begin van de volgende les) worden de resultaten van het evaluatieschema omgezet op een vierpuntenschaal. Die quotatie wordt in de agenda van de leerling genoteerd, waarbij uiteraard voldoende aandacht moet besteed worden aan een eventueel noodzakelijke remediëring. De omzetting van de (eventueel gewogen) evaluaties kan op verschillende manieren gebeuren. Om eenvormig te kunnen omzetten, is een overleg binnen de vakgroep absoluut noodzakelijk. Hoe de omzetting zal gebeuren moet in ieder geval vooraf vastgelegd worden. Dit kan bijvoorbeeld als volgt gebeuren. Heel goed • • • • •
meer dan 80% van de sub-vaardigheden, subdoelstellingen zijn bereikt (nagenoeg) foutloos, uitstekend, enkel + codes volledig zelfstandig uitgevoerd vlotte uitvoering, met overtuiging, belangstelling, …
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
16
Goed • • • • • •
60 à 80 % van de onmisbare vaardigheden of doelstellingen zijn bereikt veel + en weinig ± codes aanvaardbare kwaliteitsverschillen aanvaardbare proces-leerfouten geen schadelijke fouten zichtbare vorderingen
Zwak • • • • • •
50 à 60 % van de onmisbare vaardigheden of doelstellingen zijn bereikt alleen een deel van de subdoelen zijn bereikt weinig + en veel ± codes veel onnodige leerfouten soms zware schadelijke fouten geen zichtbare vorderingen
Niet goed • • •
minder dan 50% van de onmisbare vaardigheden of doelstellingen zijn bereikt veel ± codes of alleen maar ± codes en – codes veel schadelijke of onvergeeflijke fouten, onlogisch handelingen
Rapportcijfer Naar het rapport toe moeten alle quotaties (vierpuntenschaal – resultaat van remediëring) omgezet worden naar een cijfer. Ook die omzetting moet overlegd worden binnen de vakwerkgroep. Alle ernstige tekorten (cf. diverse evaluatieschema’s) worden steeds vermeld in de rubriek commentaar, waarbij er steeds een duidelijk geformuleerde remediëring moet voorzien worden (geen algemene opmerkingen). Attitudes Zij krijgen elke les een beoordelingscijfer. In dit cijfer zitten volgende attitudes vervat: 1.
Inzicht in het werk
2.
Nauwkeurigheid van het werkstuk (kwaliteit)
3.
Afwerking van het werkstuk
4.
Doorzetting - tempo gedurende het werk (kwantiteit)
5.
Methode (manier) van werken
6.
Samenwerking tussen de leerlingen onderling + eventuele hulp
7.
Orde voor gereedschappen in de smidse
8.
Houding gedurende het werk
9.
Leergierigheid die door de leerling aan de dag wordt gelegd
10.
Kleding
BSO – 2de graad –optie Paardrijden en -verzorgen PV Praktijk mechanica (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 2 lestijden/week)
17
BIBLIOGRAFIE - Hoefverzorging en hoefbeslag van W.A. Hermans - 2de druk - Zonder hoef geen paard; hoefbeslag-hoefverzorging-hoefziekten van Fritz Rödder - Hoefkunde en hoefbeslag van Prof. Dr. H.H. Kroon en Dr. R.H.J. Gallandat Huet, 7de druk 1988 - Hoefsmederij : praktische leergang van hoefsmederij van Bosmans. - Hippologie, deel 1 - Hippologie, deel 2 - Voorbereiding op praktische en theoretische proeven hoefsmid -en ruiterdiploma van Nico Lardenage. - Van leerling tot smidsgezel van Fr. Deys. - Praktische technologie voor metaalbewerking 1: Handgereedschappen, van Dr. A. Hendrickx. - Handgereedschappen van Ing. A. Heling (zesde druk) - Gereedschappenleer voor metaalbewerkers, delen 1 en 2 van K.J. Heeren en A. Heling. - Technologie: Gereedschappen voor de metaalbewerker, deel 1 van Charlier en Dehousse F. - Technologie: Materialen en gereedschappen voor de metaalbewerker, deel 2 van E. Balzarini en F. Stienlet.