SCHOOLPLAN 2013 - 2017
1
Inhoudsopgave Inleiding 1. De openbare Scholengemeenschap Hengelo 2. Visie en identiteit 2.1. De zes montessorikarakteristieken 3. De huidige situatie van de school 4. Kwaliteitsbeleid 5. Onderwijsontwikkeling 6. Leerlingbegeleiding & leerlingenzorg 7. Personeelsbeleid
Bijlagen Bijlage 1: kwaliteitszorg examenresultaten Bijlage 2: sectieplannen Bijlage 3: unitplannen Bijlage 4: taalbeleidsplan Bijlage 5: rekenbeleidsplan Bijlage 6: TTO beleidsplan
2
blz 3
blz 4 blz 5 blz 6 blz 9 blz 10 blz 15 blz 20 blz 23
Inleiding Het schoolplan is een beleidsdocument dat eens in de vier jaar wordt opgesteld en jaarlijks wordt bijgesteld. In het plan wordt beschreven wat we op Montessori College Twente in de komende vier jaar met ons onderwijs willen bereiken en hoe we dat willen doen. Daarbij zijn zowel onze kernwaarden als de zes Montessorikarakteristieken leidend. De onderwijskundige ontwikkeling van onze school moet gezien worden in relatie tot het Montessoriconcept. Dit concept kent voor zijn concrete uitwerking de visie als basis, met daaraan gekoppeld de gedragscode. Zowel visie als gedragscode heeft het team gezamenlijk geformuleerd is dan ook leidend voor de dagelijkse onderwijspraktijk. Centraal staat de vrijheid van elk individu en die vrijheid wordt begrensd door de vrijheid van de ander. Om dit te kunnen realiseren werken we op basis van vertrouwen, vanuit positieve verwachtingen en een positief mensbeeld. De aanbevelingen die in het kader van het traject ‘collegiale visitatie’ in maart 2012 door het VMO (vereniging van scholen voor voortgezet montessori-onderwijs) zijn gedaan zijn ook in onze plannen verwerkt. We werken daarbij vanuit de kernwaarden: Ambitieus Betrokken Creatief Dynamisch Eigen-Wijs Deze kernwaarden zijn terug te vinden in de plannen. Een schoolplan is natuurlijk pas een goed schoolplan als het gedragen wordt door het hele team. Bij de totstandkoming van dit plan is daar dan ook ruim aandacht aan besteed. Het volgende tijdpad is daarbij gevolgd: December 2012: Januari 2013: Vanaf januari 2013: April 2013: Juni 2013:
conceptplan bespreken in de schoolleiding en team informeren conceptplan voorleggen aan inspectie conceptplan verder uitwerken en aanvullen, in samenspraak met het team definitieve plan gereed jaarplan 2013-2014 opstellen en vaststellen
Carla Jansen
3
1. De Openbare Scholengemeenschap Hengelo Wettelijk kader OSG OSG Hengelo is een organisatie voor openbaar onderwijs. Het openbaar onderwijs is een publieke voorziening die voor iedereen open staat. De algemene toegankelijkheid is wettelijk gegarandeerd. Tevens bepaalt de wet dat het openbaar onderwijs aandacht besteedt aan de pluriformiteit van godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden. De gemeente heeft de grondwettelijke verplichting om zorg te dragen voor voldoende aanbod van openbaar onderwijs. De gemeente Hengelo heeft, in het geval van de OSG, een stichting in het leven geroepen die de statutaire taak heeft om openbaar onderwijs aan te bieden. De gemeente houdt toezicht op de stichting om daarmee te garanderen dat de stichting daadwerkelijke onderwijs verzorgt. Dat verklaart de speciale rol die de gemeente speelt ten aanzien van de “Stichting OSG Hengelo”. De OSG valt onder de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Deze wet stelt eisen aan de inhoud van het onderwijs en regelt de bekostiging. Daarnaast zijn andere specifieke wetten van toepassing, zoals de Wet medezeggenschap scholen. Naast de specifieke op het onderwijs gerichte wetten bevat ook de algemene wetgeving regels die op het onderwijs van toepassing zijn. Het gaat hier met name om de Arbo, de WIA, de ANW (Algemene Wet Bestuursrecht), het Burgerlijk wetboek. Bevoegd gezag Binnen de OSG is er een institutionele scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende functie. De bestuurlijke functie ligt bij de directeur bestuurder, het bevoegd gezag. De Raad van Toezicht fungeert als toezichthouder op de directeur/ bestuurder en de algemene gang van zaken van de OSG Hengelo. De medezeggenschap is op twee niveaus georganiseerd. De overkoepelende medezeggenschapsraad en de deelraden op de vestigingen. Schoolleiding De OSG heeft een bestuursbureau waarin de algemene zaken van de school geregeld worden op het gebied van algemene zaken, personeel, huisvesting, financiën, ICT en strategisch beleid. De OSG heeft 4 onafhankelijke vestigingen, waarvan Montessori College Twente deel uitmaakt. De directeur/ bestuurder, de directeur bestuursbureau en de directeuren van de scholen hebben afspraken met elkaar gemaakt over interne organisatorische bevoegdheden en het management statuut.
4
2. Visie en identiteit In 2015 willen we een volwaardige school voor voortgezet Montessorionderwijs zijn waar de zes montessorikarakteristieken duidelijk herkenbaar zijn in alle onderwijs niveaus en alle leerjaren in onze school. We hebben ons onderwijs vormgegeven volgens het Montessori-concept, dat leidend is bij al onze onderwijsontwikkelingen. Dit concept is nader uitgewerkt in de 6 karakteristieken die hieronder nader worden gespecificeerd. Leerlingen leren in en van het echte leven: niet alleen binnen maar zeker ook buiten school. De maatschappelijke stage (MaS), school- en studiereizen, internationale uitwisselingen en het creatieve en sportieve klimaat zijn daar voorbeelden van. We kiezen voor een breed aanbod waarbij we het belangrijk vinden leerlingen de mogelijkheid te bieden iets extra’s te doen. Dat kan zijn op het gebied van tweetalig onderwijs (TTO), internationale examens bij de moderne vreemde talen (Cambridge-examens voor Engels, Goethe-examens voor Duits & Delph-examens voor Frans), bij sport het examenvak ‘bewegen, sport & maatschappij (BSM)’. Op het gebied van cultuur bieden we op mavo, havo en vwo naast CKV zowel muziek als tekenen als examenvak aan. Bij de exacte vakken doen we mee met diverse projecten van de universiteit Twente. Bij natuurkunde is peer-teaching, het leren van elkaar in kleine groepen, daar een voorbeeld van. Leerlingen We stellen hoge eisen aan leerlingen en zoeken voor ieder de uitdaging: zowel inhoudelijk als procesmatig. We nemen leerlingen serieus, we werken vanuit vertrouwen en geven ruimte. De leerling wordt gekend en erkend, waarbij de docent altijd de professionele distantie in acht neemt. We erkennen de autonomie van de leerling en realiseren ons dat de leerling op weg is naar volwassenheid. De medewerkers in de school spelen een belangrijke rol in het begeleiden naar volwassenheid. Daarbij (h)erkennen we de verschillen tussen leerlingen en houden daar rekening mee: diversiteit mag. Leerlingen mogen keuzes maken in tempo, leerstof en verwerking, dit alles wel binnen aangegeven kaders. Daarbij is het van belang dat de leerling expliciet leert omgaan met en reflecteert op de consequenties van die keuzes. Leren is een proces dat succesvolle en minder succesvolle momenten kent: daar zijn wij ons van bewust. We zijn oplossingsgericht, fouten maken mag. Ouders Ouders kunnen er op vertrouwen dat de school hun kind enerzijds uitdaagt tot het leveren van optimale prestaties in overeenstemming met hun capaciteiten en anderzijds een veilige leeromgeving creëert. De school organiseert een actieve betrokkenheid van ouders en hecht daar waarde aan. Zo zijn er vier keer per jaar ouderplatformgesprekken. Docenten Ontplooiing en ontwikkeling van docenten vinden we van groot belang. Met hun talenten en capaciteiten geven de docenten betekenis aan het onderwijs. Zelfvertrouwen en zelfkennis bij 5
docenten is belangrijk, dat is volgens ons de voorwaarde voor een soepele interactie met leerlingen. Elke individuele docent weet zich onderdeel van een sociaal geheel. We werken vanuit gelijkwaardigheid en stellen authenticiteit op prijs. Daarbij vinden we het prettig als docenten zich verantwoordelijk voelen voor meer dan alleen het eigen stuk en daarop ook aanspreekbaar zijn. Op die manier wordt het geheel meer dan de som der delen. Organisatie Onderwijsinnovatie is structureel verankerd in onze school. Er is ruimte voor het uitproberen en invoeren van nieuwe ideeën. Er is verbinding tussen het uiteindelijke product/resultaat en het proces van leren: wat willen we dat de leerling leert en wat betekent dat voor de didactiek? Daarbij gaan we uit van intrinsieke motivatie bij docenten en hun besef medeverantwoordelijk te zijn voor het welslagen van onderwijsvernieuwingen. Werken op het Montessori College Twente is niet vrijblijvend. Schoolcultuur We denken in mogelijkheden en kansen, werken vanuit vertrouwen en respect. Eigenaarschap is een belangrijk begrip: het werk en het leren is van de mensen in de school, zowel van docenten als van leerlingen. Daarbij delen we elkaars expertise. Als alles onverhoopt niet zo loopt als we willen, staan we elkaar ‘half’.
2.1 De zes montessorikarakteristieken Onderstaande zes karakteristieken vormen de basis voor het onderwijs op alle VMO-scholen. Daarbij houden we terdege rekening met de snelle ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. Voor leerlingen maken zaken als smartphones, computers, laptops, tablets en dergelijke deel uit van hun leven. Via deze technische voorzieningen kunnen leerlingen vrijwel de hele dag online zijn en beschikken zij daardoor vrijwel continu over internet en de mogelijkheden die dat hen biedt. De aanwezigheid van draadloos internet (wifi) in het gebouw maakt dat mogelijk. We zien het als onze opdracht open te staan voor deze mogelijkheden, ze te benutten en ze actief en bewust in te zetten om onze doelen te bereiken. 1. Hoofd, hart en handen Werken met hoofd, hart en handen wordt vertaald naar een breed aanbod dat op school voorhanden is voor zowel de emotionele, morele, sociale, cognitieve als creatieve ontwikkeling van de leerling. Ontwikkeling kent verschillende vormen, die een onlosmakelijk geheel vormen. Onder creativiteit verstaan we niet alleen het kunstzinnig vermogen, maar ook het vermogen om eigenzinnige denkpatronen te ontwikkelen. Het verbinden van hoofd, hart en handen in het onderwijs leidt tot dieper begrip. Het is zaak te zoeken naar samenhang en verbinding van die dimensies: de schoolvakken moeten zoveel mogelijk met elkaar in verband worden gebracht (thematisch, vakoverstijgend onderwijs) in plaats van een indeling in allerlei losse, niet aan elkaar gerelateerde vakken. Werken met hoofd, hart en handen betekent voor docenten dat zij over kennis moeten beschikken van emotionele, morele, sociale, cognitieve en creatieve ontwikkeling bij leerlingen en tevens over 6
de vaardigheid deze kennis om te zetten naar enerzijds het ontwerpen of uitvoeren van uitdagend leermateriaal, anderzijds vaardigheden om leerlingen op deze gebieden te begeleiden. 2. Leren kiezen Leren kiezen op school en keuzevrijheid vormen in de montessoritheorie een voorwaarde voor de identiteitsontwikkeling en de ontwikkeling naar zelfstandigheid. De (keuze)vrijheid dient niet onbegrensd te zijn: ongelimiteerde keuze leidt tot verlies van overzicht. De keuzevrijheid op school kan beschouwd worden als een voorbereiding op keuzes die later in het leven gemaakt moeten worden. Leren kiezen houdt in dat leerlingen op school leren om binnen een kader (de voorbereide omgeving van de docent) constructief en verantwoord te kiezen. De vrijheden strekken zich uit tot het kiezen van materiaal, het bewerken van de inhoud van materiaal (gekoppeld aan leerstijlen), het kiezen van partner en tijd (binnen een kader zelf tijd indelen en werk plannen). Voor docenten betekent dit dat zij in staat moeten zijn een programma te ontwerpen waarin voldoende keuzemogelijkheden zijn opgenomen zodat leerlingen werkelijk zelfstandig en (afhankelijke van leeftijd en niveau) autonoom kunnen werken. Een basisvoorwaarde hiervoor is dat docenten vertrouwen stellen in de capaciteiten van hun leerlingen en bereid zijn te aanvaarden dat leerlingen fouten maken en daarvan kunnen leren. 3. Reflecteren Om leerlingen zelf te laten vaststellen hoever zij zijn in hun ontwikkeling en wat hun volgende stappen kunnen zijn, is reflectie een essentiële vaardigheid. Leerlingen kunnen zelf leren reflecteren en voeren daarnaast reflectiegesprekken met docenten. Reflecteren op leren is een vaardigheid waarbij leerlingen in staat zijn naar hun eigen werk te kijken, zowel naar de inhoud als naar het leerproces. Reflecteren op leren kan individueel, met een leraar, of in een setting met medeleerlingen plaats vinden. Wanneer anderen mee reflecteren, spelen andere vaardigheden mee, zoals feedback geven en ontvangen. Docenten kunnen door observatie vaststellen hoever leerlingen zijn in hun ontwikkeling. Voor docenten is reflecteren met leerlingen een belangrijk instrument bij de begeleiding. Zij dienen over vaardigheden te beschikken om dit in dialoogvorm met leerlingen te bespreken en hen zelf aan het denken te zetten. Deze leerdialogen vormen een belangrijk onderdeel van onderwijs en werkbegeleiding op een Montessorischool. 4. Sociaal leren In de Montessoritheorie is de leeftijd van 12 tot 18 jaar een gevoelige periode voor socialisering. De puberteit is een periode waarin adolescenten op zoek zijn naar zichzelf en naar hun eigen plaats binnen de verschillende sferen waarin ze leven. Daarin speelt de school een rol als oriëntatiepunt en derhalve moet die rol en herkenbare plaats hebben binnen het onderwijsproces. Een element van socialisering is sociale ontwikkeling. Deze kan bevorderd worden door samen te leren, als middel om te ervaren wat het betekent om een bijdrage te leveren aan het werk van een groep, om te leren hoe de onderlinge afhankelijkheid binnen een groep werkt en om te ontdekken wat de eigen identiteit is binnen het groepsproces. Essentieel daarin is het element van taakaanvaarding, van het besef dat het werken in een gemeenschap een persoonlijke verantwoordelijkheid met zich meebrengt voor de afzonderlijke leden daarvan.
7
Leerpsychologische voordelen voor samen leren zijn: het expliciteren van wat geleerd wordt en het actief met elkaar leren. Om leerlingen te leren samenwerken dienen docenten in staat te zijn materiaal te ontwerpen of te gebruiken dat geschikt is voor samenwerking. Docenten moeten in staat zijn leerlingen te begeleiden bij het samenwerken. Dit met als doel dat ze zelfstandig met elkaar kunnen werken, van elkaar kunnen leren en zowel individueel als gezamenlijk verantwoordelijk kunnen zijn voor het werk dat zij maken. 5. Samenhang in leerstof Kennis dient te worden aangeboden als gereedschap waarmee problemen kunnen worden geanalyseerd en ontwerpen kunnen worden gemaakt. Door uit te gaan van grotere gehelen is het gemakkelijker aan te sluiten bij de psychologische beleving van de werkelijkheid van leerlingen; het leren kan daardoor authentieker en motiverender gemaakt worden. Het zich bewust zijn van samenhang tussen verschijnselen kan eraan bijdragen dat leerlingen zich meer bewust worden van hun eigen plek in een groter geheel. Een praktisch belang van het creëren van samenhang in leerstof is tenslotte dat overlappingen tussen vakken worden geschrapt en er doelmatiger met tijd omgegaan wordt. Samenhang in leerstof is erop gericht leerlingen in de gelegenheid te stellen de werkelijkheid zoveel mogelijk als een geheel te onderzoeken. Samenhang in leerstof betekent dat docenten bereid en in staat zijn om met elkaar samen te werken. 6. Binnen en buiten school Leerlingen moeten ervaringen opdoen die helpen bij het maatschappelijk leren functioneren: een handelingsrepertoire opbouwen, over normen en waarden kunnen oordelen, associatie en discipline oefenen. In de periode van 12-18 dient het onderwijs aan te sluiten bij de ontwikkeling van het sociale bewustzijn, het saamhorigheidsgevoel en het rechtvaardigheidsgevoel van de jongvolwassenen. Dit vraagt om leren in een sociale context, binnen en buiten school. Sociale ervaringen door oefeningen voor het maatschappelijke leven leiden tot persoonlijke onafhankelijkheid, eigenwaarde en aanpassing aan het maatschappelijk functioneren. Om waarden en normen te leren kennen en voor het leven op te bouwen is het voor leerlingen van belang in allerlei groepen te verkeren. De school bereidt een omgeving voor met steeds wijdere sociale ervaringen, van nabije omgeving tot verder weg. Bij het leren binnen en buiten school dienen leraren een beeld te hebben welke buitenschoolse en binnenschoolse elementen het leren van leerlingen kunnen verbreden en verdiepen. Het vraagt om nieuwsgierigheid en creativiteit, waarbij het lesgeven niet stopt bij de methode die gebruikt wordt.
8
3. De huidige situatie van de school Tot 2008 waren we een school voor mavo en onderbouw havo en vwo, tot en met leerjaar drie. Vanaf de invoering van de bovenbouw havo/vwo in augustus 2008 heeft de school een enorme groei én ontwikkeling doorgemaakt. Veel aandacht en energie is bij de opbouw van onze bovenbouw havo/vwo gegaan naar het vormgeven van het Montessoriconcept. Het werven van gekwalificeerd personeel met montessori-affiniteit bleek daarbij niet eenvoudig. Het is al lastig om docenten te vinden met ervaring in het eerstegraads gebied, laat staan met ervaring in het eerstegraadsgebied op een Montessorischool. Gezien de groei van de school – niet door meer instroom, maar door de doorstroom naar de bovenbouw van havo/vwo – is in drie jaar tijd het personeelsbestand meer dan verdubbeld. Enerzijds betekent dit dat de ontwikkeling van het team, met secties die een nieuw programma en een adequate doorlopende leerlijn moeten opzetten, nog in volle gang is en anderzijds dat de (praktische) organisatie ook nog niet altijd adequaat is en volledig toegerust op het soepel laten verlopen van voor ons nieuwe processen in de bovenbouw havo en vwo. We zijn nog steeds op weg in onze ontwikkeling en vinden daarbij de adviezen van onze ‘critical friend’ in het kader van de VMO visitatie uiterst waardevol. Deze adviezen zijn leidend bij het formuleren van verbeteringen. Een belangrijke aanbeveling vanuit de VMO –visitatie is te zorgen dat afspraken daadwerkelijk in plannen worden vastgelegd, met daarin SMART geformuleerde doelen. In een kwaliteitscyclus is beschreven hoe er in de praktijk met de plannen wordt omgegaan. Daarbij is het uiteraard van belang dat de plannen ‘gedragen’ worden door het team en dat de schoolleiding zorg draagt voor het adequaat uitvoeren van de gemaakte plannen.
9
4. Kwaliteitsbeleid In schooljaar 2012-2013 starten we met het vormgeven van een kwaliteitsbeleid. Dat kwaliteitsbeleid is gebaseerd op de actieplannen van het ministerie van OCW: “Goed voortgezet onderwijs biedt leerlingen persoonlijke aandacht, daagt ze uit en helpt ze steeds verder. Opbrengstgericht werken en een ambitieuze leercultuur zijn daarbij sleutelbegrippen’. Om te zorgen dat de schoolleiding deskundiger wordt op het gebied van opbrengstgericht werken geeft de school zich op voor de 3e tranche van ‘school aan zet’. Ook is in het voorjaar een studiemiddag gepland voor de schoolleiding en de sectievoorzitters om de sectieplannen te toetsen aan ‘opbrengstgericht werken’. Daarbij ziet het Montessori College Twente zich als lerende school. Het realiseren van goed onderwijs is een voortdurend leerproces voor alle betrokkenen: leerlingen, docenten, onderwijs ondersteunend personeel en schoolleiding. En niet te vergeten de ouders en derden. De vragen die we in dat proces voortdurend moeten stellen zijn:
Doen we de goede dingen? Doen we de dingen goed? Hoe weten we dat? Vinden anderen dat ook? Wat gaan we nu doen?
De kwaliteitszorg wordt gezien als een cyclisch proces volgens het model Plan-Do-Check-Act.
10
Onderdelen van de kwaliteitscyclus zijn:
één keer per vier jaar de zelfevaluatie en toetsing in het kader van de visitatie door het VMO. één keer per jaar het leerlingtevredenheidsonderzoek, uitgevoerd door DUO. Elk jaar de leerlingenquêtes over waardering docenten. Elk jaar een analyse van eindexamenresultaten met nadruk op het verschil SE-CE en het gemiddelde CE cijfer in vergelijking met de landelijke cijfers. Het plan kwaliteitszorg examenresultaten is als bijlage 1 toegevoegd. Elk jaar analyse overgangsresultaten, gerelateerd aan de in- en doorstroomgegevens en de geformuleerde doelen binnen de units. Vier keer per jaar klankbordgroep medewerkers; uit elke unit nemen twee leden deel aan het gesprek dat eens per periode onder leiding van de directeur plaats vindt Vier keer per jaar klankbordgroep leerlingen, georganiseerd per unit. Elke teamleider voert met een brede vertegenwoordiging van leerlingen uit zijn unit eens per periode een gesprek. Vier keer per jaar ouderplatform. Elke unit heeft een platform dat bestaat uit een brede vertegenwoordiging van ouders. Eens per periode voert de teamleider met zijn platform en gesprek. Elk jaar leerling-enquêtes over waardering docenten (onderdeel POP gesprek), mentoren en OOP, enquête onder medewerkers over functioneren schoolleiding, analyse van eindexamenresultaten/verschil CE-SE, analyse van overgangsresultaten (ook t.b.v. prognoses), POP-gesprek voor alle medewerkers.
Om zicht te krijgen op de kwaliteit van ons onderwijsproces en onze onderwijsresultaten gebruiken we de volgende instrumenten:
Cijfermatige informatie uit Magister: Eindexamenresultaten (SE + CE), overgangsresultaten, toetsresultaten, absentiegegevens, IDU gegevens. Benchmarks ‘Vensters voor Verantwoording’. Bolletjeskaart onderwijsinspectie. Ouderraad en ouderplatforms. Leerlingenraad. Overleg met het personeel in unitvergaderingen en met de MR. Jaarlijks wordt door alle docenten een leerling-enquête afgenomen die inzicht geeft in het beheersen van de diverse docentcompetenties. Enquêtes voor schoolleiding, mentoraat en onderwijs ondersteunend personeel zijn in ontwikkeling. In aanvulling op deze jaarlijkse enquêtes worden periodiek tevredenheidonderzoeken afgenomen onder personeel, leerlingen en ouders.
11
De jaarlijkse evaluatie- en beleidscyclus ziet er als volgt uit: Tijdstip
Activiteit
omschrijving
Uitvoering
aug/sept
Evaluatie toelatings- en Doorstroombeleid
doorstroomgegevens van de school worden vergeleken met landelijke cijfers. Toelatingsprocedure wordt getoetst. Slaagpercentages vergelijken met landelijke cijfers en met voorgaande jaren Vergelijken van SE met CE; ook landelijk. Speerpunten beleid worden vastgelegd. Werkgroepen – tijdspad. Welke resultaten streven we na? Secties en units stellen doelen voor schooljaar Vastleggen individuele doelstellingen docenten in POP . Scholingsbehoefte in kaart brengen Cijfers vergelijken met voorgaande jaren en met landelijke gegevens
Algemeen directeur, schoolleiding i.s.m..administratie, secties en units
Evaluatie examen resultaten/ doorstroomresultaten
Beleidsdoelstellingen schooljaar Kwantitatieve doelstellingen Unit/sectiedoelstellingen Individuele doelstellingen
nov
Evaluatie lesuitval
jan/feb jan/feb
Afnemen leerling enquêtes Afnemen enquêtes schoolleiding onder personeel Afnemen enquêtes mentoraat POP-gesprekken
jan/feb sept – apr
Op basis van leerling enquêtes. Evaluatie doelstellingen POP cyclus Units en secties stellen nieuw jaarprogramma en PTA op, mede op basis van evaluatie. In hoeverre gerealiseerd? Cyclus voor volgend schooljaar bijstellen
apr/mei
Leerlijn, PTA, takenboekjes en Montiplanners
einde schooljaar mrt/apr
Evaluatie beleidsplannen Evaluatie kwaliteitszorg
apr/mei
Evaluatie begeleiding nieuwe docenten
Op basis van evaluatie regeling bijstellen
mrt/apr
Evaluatie leerlingenzorg
Leerlingenzorg wordt geëvalueerd met behulp van vragenlijsten onder leerlingbegeleiders en betreffende leerlingen, werkplan bijstellen
12
Schoolleiding, secties en units, administratie, Algemeen directeur
Schoolleiding
Schoolleiding Secties en units Docenten/teamleider
Schoolleiding, algemeen directeur, Roostermaker Docent Schoolleiding Mentoren Schoolleiding, alle medewerkers Secties / units
Schoolleiding, units Schoolleiding, werkgroep Schoolleiding en betrokken Medewerkers Zorgcoördinator
Vensters voor Verantwoording Omdat het MCT en het Bataafs Lyceum onder hetzelfde BRIN-nummer vallen geven de bolletjeskaart van de Inspectie voor Onderwijs en Vensters voor Verantwoording geen beeld van de resultaten van het MCT als zelfstandige vestiging. Er wordt op school met een schaduwadministratie gewerkt om de resultaten in beeld te brengen. Gezien de veranderingen in de exameneisen zullen we ons in de komende jaren met name concentreren op de doorstroom naar het diploma, onze eindexamenresultaten, alsmede het verschil tussen het schoolexamencijfer en het centraal examencijfer. Borging kwaliteit schoolexamens De kwaliteit van het schoolexamen is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van het gehele onderwijsproces. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het schoolexamen ligt primair bij de vaksecties. Het schoolexamen wordt jaarlijks geëvalueerd, waarbij in ieder geval de volgende checklists worden gehanteerd (bron: VO-raad): Checklist inhoud Ten minste die inhoudelijke eindtermen uit de examenprogramma’s worden in het schoolexamen getoetst die niet centraal geëxamineerd worden. Ze wegen mee bij de bepaling van het eindcijfer voor het schoolexamen. Jaarlijks wordt nagegaan of de relevante publicaties van de CEVO (betreffende de inhoud van de examenprogramma’s) in het PTA zijn verwerkt. De toetsvormen in het schoolexamen zijn passend om de inhoudelijke domeinen adequaat te toetsen. Alle vaardigheidsdomeinen uit de examenprogramma’s worden getoetst in het schoolexamen. De toetsvormen in de schoolexamens zijn passend om de vaardigheidsdomeinen adequaat te toetsen. Alle vaardigheidsdomeinen wegen mee in de bepaling van het eindcijfer van het schoolexamen. Checklist kwaliteitszorg Het schoolexamen voldoet inhoudelijk aan de eisen die aan de leerlingen gesteld dienen te worden. Het schoolexamen voldoet in zijn vraagstelling aan de eisen die aan de leerlingen gesteld dienen te worden. De toetsvormen in het schoolexamen zijn geschikt om de beoogde leerdoelen te meten. De leerling wordt beoordeeld op het niveau dat passend is voor leerlingen van de betreffende schoolsoort. Opgaven en vragen richten zich (afhankelijk van de schoolsoort) op evenwichtige wijze op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en analyse, ook bij mondelinge schoolexamens Bij elk vak zijn de leerlingen in staat gesteld te oefenen met de beoogde toetsvorm De beoordelingscriteria en de normering zijn inzichtelijk voor leerlingen. De uitvoering van het schoolexamen voldoet aan criteria van zorgvuldigheid. Deze checklists zullen in de definitieve versie SMART geformuleerd worden. Samen met de richtlijnen 13
voor het vaststellen van de vakprogramma’s, zullen ze jaarlijks onder de aandacht van de vaksecties gebracht door de verantwoordelijke teamleiders. Gedurende het schooljaar 2012-2013 wordt het toetsingsbeleid van de school vergaand geëvalueerd in de werkgroep toetsing. Het hieruit voort vloeiende beleidsstuk wordt opgenomen in het beleid voor 2013-2014. Aanscherping van zak/slaagregeling In 2012 vond de eerste aanscherping plaats van de zak/slaagregeling en moet er gemiddeld een voldoende worden gehaald voor het centrale examen. In 2013 vindt een verdere aanscherping plaats en mag er voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde slechts één vijf worden behaald. In 2014 wordt er een verplichte rekentoets toegevoegd aan het centrale examen. Het MCT heeft de volgende acties ondernomen om er voor te zorgen dat de aanscherping van de zak/slaagregeling geen nadelige gevolgen zal hebben voor de slagingspercentages:
Aanstellen van een rekencoördinator die de landelijke ontwikkelingen op rekengebied bijhoudt en in samenwerking met de schoolleiding passende acties onderneemt Aanstellen van een taalcoördinator die de landelijke ontwikkelingen op taalgebied bijhoudt en in samenwerking met de schoolleiding passende acties onderneemt. Start met gestandaardiseerde rekentoetsen (zie verder het rekenbeleid). Start met gestandaardiseerde taaltoetsen (ze verder het taalbeleid).
Leerlingvolgsysteem Om te kunnen bepalen of een leerling op de juiste weg zit is het belangrijk dat de leer- en ontwikkelingsvorderingen van leerlingen worden gevolgd, zodat op tijd kan worden bepaald of extra inzet nodig is of dat leerlingen meer uitdaging aan kunnen. Daarvoor is een leerlingvolgsysteem noodzakelijk. In studiejaar 2014-2015 wordt het gebruik van een leerlingvolgsysteem verplicht. Op dit moment wordt op het MCT het leerlingvolgsysteem van Magister gebruikt. Dit systeem voldoet niet aan de verwachtingen. Binnen de OSG wordt op dit moment onderzocht welke leerlingvolgsystemen er worden aangeboden die voldoen aan de eisen van OC&W in 2014.
14
5. Onderwijskundig beleid Bij de voorgenomen ontwikkeling voor de komende vier jaar willen we ons Montessori-concept verder uitwerken, werk maken van opbrengstgericht werken, planmatig werken en werken volgens de kwaliteitscyclus. Om dat te realiseren zullen we consequent moeten zijn in het hanteren van onze regels en afspraken. Wezenlijk is ook sturing en regie op alle niveaus in de organisatie. Uit de aanbevelingen van de VMO-visitatie komen wat betreft het onderwijs de ontwikkelpunten toetsing, rapportage en brede ontwikkeldoelen voort. Daarnaast hebben we nog een aantal schoolbrede ontwikkelpunten geformuleerd, de 6-jarige havo, de iPad klassen en het mentoraat. De werkwijze bij onderstaande onderwerpen is als volgt. De onderwerpen zijn unitoverstijgend en niet direct vakgerelateerd. Elk teamlid kiest één van de zes onderwerpen, en werkt een heel schooljaar mee aan dat ontwikkelpunt. Tijdens de vier studiemiddagen, op 25 september 2012, 4 december 2012, 5 maart 2013 en 16 april 2013 worden de onderwerpen uitgewerkt. Voor de uitwerking van elk onderwerp is een teamleider of een docent verantwoordelijk. De procesbegeleiding wordt verzorgd door het nascholingsinstituut van het CVMO. Na elke werkbijeenkomst vindt in de schoolleiding terugkoppeling van de resultaten plaats en wordt de volgende stap in het proces vastgelegd. Deze terugkoppelingsbijeenkomsten zijn op 8 oktober 2012, 10 december 2012, 11 maart 2013 en 22 april 2013. De les Daarnaast is een belangrijk ontwikkelpunt de kwaliteit van het onderwijsleerproces tijdens de lessen. We werken dit jaar aan de verbetering daarvan. Daartoe hebben we 12 aandachtspunten geformuleerd waaraan een goede les moet voldoen. Hoe hoort een les op het Montessori College Twente er uit te zien?
De lestijd wordt effectief benut: het streven is om een effectieve leertijd te hebben van ≥75% van de lestijd, De les begint en eindigt op tijd, De docent zorgt voor variatie in werkvormen, De docent geeft structuur aan de les en heeft regie over de leerlingen, De docent geeft het doel van de les aan en evalueert of het doel is behaald, De docent zorgt voor een duidelijke uitleg/instructie en controle, De docent ondersteunt de leerlingen actief (proactieve houding), De docent heeft aandacht voor het leerproces van de individuele leerling, De docent betrekt de leerling actief bij de les, De leerlingen zijn actief aan het werk en aan het leren, De leerlingen werken gedifferentieerd en taakgericht, De leerlingen hebben geen ‘last’ van elkaar.
De teamleiders werken die aandachtpunten uit, samen met de leden van hun unit. In de unitplannen is opgenomen hoe ze dat gaan doen.
15
Toetsing In schooljaar 2012-2013 zijn we bezig het toetsbeleid tegen het licht te houden en in overeenstemming te brengen met de montessori-uitgangspunten. De doelen van de toetsen willen we opnieuw formuleren, de functie van toetsen bij determinatie in kaart brengen, de kwaliteit van de toetsen evalueren, afspraken maken over het aantal toetsen en beleid formuleren ten aanzien van nabespreken en herkansen. Het huidige toetsanalyseformulier wordt kritisch bekeken en zonodig aangepast. Uitkomst: voor alle leerjaren is helder wat er wanneer en waarom getoetst wordt. Binnen secties zijn er afspraken over het beoordelen en normeren van toetsen. Werkgroepvoorzitter: Hugo Stolker Gereed: mei 2014 Rapportage We hebben de cijferregistratie in magister, vier keer per jaar krijgen leerlingen een cijferrapport, met een letterbeoordeling voor inzet en werkverzorging. In leerjaar 1 hebben we na periode 1 een woordrapport. Het eerste rapport wordt aan alle leerlingen met hun ouders persoonlijk uitgereikt. Wat we willen is een rijkere vorm van rapportage. Naast de cijfers willen we ook de ontwikkeling van de leerling weergeven en daarmee het rapport gebruiken als reflectie- en ontwikkelinstrument. Naast de cijfers op het rapport ook aandacht voor de brede ontwikkelingsdoelen. Werkgroepvoorzitter: John Kok Gereed: mei 2013 Brede ontwikkelingsdoelen Brede ontwikkelingsdoelen spelen een rol in ons onderwijs. Het nastreven daarvan is gediend met een heldere beschrijving van die doelen. Daar wordt aan gewerkt. Die beschrijvingen zullen het ook mogelijk moeten maken beter bij te houden of leerlingen deze ontwikkelingsdoelen ook daadwerkelijk bereiken. Aanknopingspunten zijn te vinden in de montessori karakteristieken, die een onderlegger vormen voor onze manier van werken. Ook de door de school ontwikkelde rubric ‘zelfstandig werken’ is een aanknopingspunt. Ons streven is dat leerlingen aan het eind van hun schoolloopbaan zelfstandig kunnen leren. We willen uitwerken wat dit betekent en hoe we een dergelijk begrip zichtbaar kunnen maken. Werkgroepvoorzitters: Marieke Klein Gunnewiek en Gerard Jager Gereed: mei 2014 De 6-jarige havo In samenwerking met de SLO ontwikkelen we een programma waarbij leerlingen uit de mavoafdeling al in klas 3 kunnen kiezen voor een route die ‘voorsorteert’ op het havo-traject na het behalen van het mavo-diploma. Er is in schooljaar 2011-2012 gestart met de vakken Nederlands, Engels, wiskunde en geschiedenis. In schooljaar 2012-2013 sluiten meerdere vakken bij de pilot aan. De onderwerpen die naast de vakinhoud worden uitgewerkt zijn determinatie, toetsing,rapportage, voorlichting, PR en communicatie. Doel: in schooljaar 2014-2015 starten we met klas 3 havo/mavo. Werkgroepvoorzitter: Jan Harmsen
16
iPad pilot In schooljaar 2012-2013 werken we in twee 2e klassen met de iPad. Doel van de pilot is te onderzoeken wat de meerwaarde van een iPad in het onderwijs is en of elektronische boeken de ‘gewone’ boeken kunnen vervangen. Werkgroepvoorzitters: Jan Schmitz en Marie Louise Reimerink Advies werkgroep gereed: mei 2013 Mentoraat Doel is een doorlopende lijn in het mentoraat te beschrijven. In een taakomschrijving hebben we opgeschreven wat en mentor moet doen, we hebben een programma voor de mentorlessen, materiaal in de ELO en de rubric ‘zelfstandig leren’. Wat we willen is een de montessori-aspecten in de begeleiding beschrijven, mentoren bewust een eigen begeleidingsstijl laten ontwikkelen waarbij er verschillen tussen onderbouw en bovenbouw mogen (moeten?) zijn. Daarbij wordt enerzijds beschreven wat de taak van de mentor is, anderzijds krijgt de manier waarop dit in de mentorenteams wordt getraind aandacht. Werkgroepvoorzitter: Eef Veenman Gereed: mei 2013, daarna via twee evaluatiemomenten per jaar de voortgang borgen. Kwaliteitsplan examenresultaten De examenresultaten op havo en vwo willen we verbeteren. Het verschil tussen Se en CE moet kleiner en het cijfer voor het CE moet hoger. Daar zetten we concreet op in met het plan verbeteren kwaliteit examenresultaten. Het plan bevat verbeteracties voor de korte termijn en voor de lange termijn en is als bijlage 1 toegevoegd. Verantwoordelijk: directie in samenspraak met teamleiders C, D en E Evaluatie resultaten: augustus/september Volgen voortgang: vier keer per jaar, dat wil zeggen eens per periode Sectieontwikkeling Alle secties hebben een sectiewerkplan geschreven met daarin aandacht voor de doorlopende doorlopende leerlijn, gedifferentieerd werken, de montessorikarakteristieken, vakoverstijgend werken en de verbetering van de examenresultaten. Daarbij heeft de sectie de doelen SMART geformuleerd. De plannen zijn als bijlage 2 toegevoegd. Verantwoordelijk: de sectievoorzitters Evaluatie: twee keer per voert de directie gesprek met sectievoorzitters Unitontwikkeling De units hebben een unitplan geschreven waarin beschreven wordt hoe het onderwijsleerproces concreet geoptimaliseerd kan worden. Daarbij rekening houdend met de karakteristieken en de inen doorstroomdoelen. Ook de kwaliteitsbewaking van de werkwijzers komt aan de orde. In het unitplan van unit A en B wordt aandacht besteed aan de overstap naar leerjaar 3. In unit C, D en E wordt in het unitplan ook aandacht besteed aan het verbeteren van de examenresultaten. De plannen zijn als bijlage 3 toegevoegd. Verantwoordelijk: de teamleiders Evaluatie: eens per periode voortgang bespreken in schoolleidersoverleg
17
Taalbeleid In het taalbeleidsplan wordt beschreven hoe de school werkt aan het bereiken van de verplichte referentieniveaus. Daarnaast willen we meer: ons streven is dat taalontwikkeling niet alleen binnen het vak Nederlands aandacht krijgt, maar binnen alle vakken aandacht krijgt. Het plan is als bijlage 4 toegevoegd. Werkgroepvoorzitter: Noëlle ter Haar Volgen voortgang: twee keer per jaar in gesprek met directie Rekenbeleid In het rekenbeleidsplan wordt beschreven hoe de sectie wiskunde in samenwerking met de vakken economie, aardrijkskunde, natuurkunde, scheikunde en natuur & techniek ervoor gaat zorgen dat de leerlingen in het voorexamenjaar hun rekenexamen op het voor hun passende niveau gaan halen. Het plan is als bijlage 5 toegevoegd. Werkgroepvoorzitter: Ingrid Deterink Volgen voortgang: twee keer per jaar in gesprek met directie TTO Sinds 2008 zijn we een junior TTO school en bieden tweetalig onderwijs op vwo en havo/vwo-niveau aan in leerjaar 1 tot en met leerjaar 3. De voorgenomen ontwikkelingen zijn beschreven in het bijgevoegde TTO beleidsplan. Onze ambitie is ook binnen het reguliere vak Engels de manier van werken zoals binnen het TTO in te voeren. Een goede beheersing van het Engels wordt ook in het vervolgonderwijs steeds belangrijker en daarmee zou de interesse voor het TTO moeten toenemen. Ons doel is per jaar tenminste 80 leerlingen voor TTO in te schrijven. Overigens vindt de volgende visitatie door het Europees Platform in mei 2014 plaats. Het TTO-beleidsplan is in concept gereed en als bijlage 6 toegevoegd Verantwoordelijk: Carla Jansen Volgen voortgang: twee keer per jaar in gesprek met directie Externe projecten Op het gebied van onderwijsontwikkeling nemen we deel aan een aantal externe projecten. DOT en TOT De universiteit Twente organiseert sinds 2010-2011 de zogenaamde docent-ontwikkelteams (DOT’s) voor de bèta-vakken. Docenten van diverse scholen werken samen met UT-docenten en vakdidactici aan de ontwikkleing van hun vak. Concrete aanleiding zijn de landelijke vakvernieuwingen voor wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Docenten die werk maken van vakontwikkeling dragen bij aan hun professionalisering. Van onze school nemen daaraan deel een docent scheikunde, een docent natuurkunde en een TOA scheikunde. Sinds 2012-2013 organiseert de UT de teamleider-ontwikkelteams (TOT’s). In het teamleiderontwikkelteam werken teamleiders van diverse scholen uit de regio onder deskundige leiding aan het ontwikkelen van leidinggevende vaardigheden waarbij opbrengstgericht werken centraal staat. Van onze school nemen de beide teamleiders onderbouw deel. Materiaalontwikkelteams VMO In samenwerking met wikiwijs en VO-content zijn binnen het VMO materiaalontwikkelteams gestart die criteria ontwikkelen voor digitaal lesmateriaal, geschikt voor zelfstandig werken binnen het 18
montessori-concept. Er is een team voor de talen, voor de gamma-vakken, voor de exacte vakken en voor de creatieve vakken. In elk van de teams neemt een docent van onze school deel. SLO -netwERK Het ERK-netwerk is en netwerk voor docenten moderne vreemde talen die hun onderwijs willen afstemmen op het Europees Referentiekader. De SLO organiseert binnen dit netwerk informatieinput en uitwisseling van ‘good practices’. De school neemt met drie docenten deel aan het project.
19
6. Leerlingbegeleiding & leerlingenzorg Mentoraat De school beschikt over een volwaardig begeleidingssysteem. Mentoren spelen een centrale rol in de begeleiding. Elke leerling heeft gedurende zijn/haar hele schoolloopbaan een mentor. Mentoren zijn gemakkelijk aanspreekbaar voor leerlingen en voor ouders. Voor ouders is de mentor het eerste aanspreekpunt op school. In de onderbouw is er een mentor voor de hele klas, deze mentor blijft twee jaar bij de klas. In de onderbouw wordt tijdens het mentoruur gewerkt met de mentormap, waarin thema’s op het gebied van sociale vaardigheden, reflecteren, plannen en groepsvorming worden beschreven. De mentormap is door ons eigen mentorenteam samengesteld. In de bovenbouw kiezen leerlingen zelf hun mentor, zodat er gemengde mentorgroepen ontstaan. Mentoren kunnen binnen zo’n gemengde groep gebruik maken van de heterogeniteit en ook leerlingen elkaar laten ondersteunen. De begeleiding is op maat en uiteindelijk gericht op het overbodig worden daarvan: we willen de leerlingen zó aan het vervolgonderwijs afleveren (MBO, HBO en WO) dat ze daar zelfstandig en zelfverantwoordelijk hun weg kunnen vinden. Ontwikkeling:
De volgende stap in de ontwikkeling is een doorlopende lijn in het mentoraat te beschrijven. In een taakomschrijving hebben we opgeschreven wat een mentor moet doen, we hebben een programma voor de mentorlessen, materiaal in de ELO en de rubric zelfstandig leren. Wat we willen is een de montessori-aspecten in de begeleiding beschrijven, mentoren bewust een eigen begeleidingsstijl laten ontwikkelen waarbij er verschillen tussen onderbouw en bovenbouw mogen (moeten?) zijn. Daarbij wordt enerzijds beschreven wat de taak van de mentor is, anderzijds krijgt de manier waarop dit in de mentorenteams wordt getraind aandacht. (zie ook hoofdstuk 4) Werkgroepvoorzitter: Eef Veenman Gereed: mei 2013 Voortgang en evaluatie via teamleiders
Leerlingenzorg Op het gebied van de zorg kiezen we de insteek dat de zorg die wij leerlingen bieden moet passen bij onze visie op onderwijs. “Help mij het zelf te doen” is ook hier de richtlijn. De zorg moet transparant, onfhankelijk en schoolbreed aangeboden worden. Extra zorg moet zo lang als nodig en zo kort als mogelijk aangeboden worden. Zorg moet een pro-actief karakter hebben en daarom besteden we daar in het mentoraat in ruime mate tijd en aandacht aan. Naast het mentoraat, dat voor verreweg de meeste leerlingen voldoende begeleiding biedt, hebben we een aanvullend aanbod. Voor het aanvullende aanbod verwijzen we naar het plan ‘visie op en uitvoering van zorg’ van januari 2012.
20
Ontwikkelingen: De transitie van handelingsplannen naar ontwikkelingsperspectiefplannen (OWPP) is een aandachtspunt voor de komende jaren. Daarbij is de ‘vertaling’ van deze plannen naar het niveau van de docent cruciaal. Het is immers de docent die in staat moet zijn om handelingsgericht te werken op basis van het OWPP. Mentoren schrijven in samenspraak met zorgcoördinator en teamleider. Teamleiders zorgen voor vertaling van de plannen naar het niveau van de docent. Daarnaast bereidt de school zich voor op de wet passend onderwijs. In samenspraak met de VO-scholen in Hengelo wordt per school in schooljaar 2012-2013 het specifieke zorgaanbod bepaald. Om te kunnen bepalen of een leerling op de juiste weg zit is het belangrijk de leer- en ontwikkelingsvorderingen van de leerling goed te volgen. Dit om op tijd te kunnen bepalen of extra inzet nodig is of dat meer uitdaging geboden kan worden. Het huidige leerlingvolgsysteem Magister biedt daar onvoldoende mogelijkheden voor. De aanpassing van het leerlingvolgsysteem volgens de nieuwe eisen van het ministerie van O&CW een aandachtspunt voor de komende jaren. Doel is dat het aangepaste leerlingvolgsysteem in 2014 gereed is. Passend bij onze visie proberen we ook leerlingen een rol te alten spelen in de begeleiding. Dit vanuit onze overtuiging dat leerlingen heel veel zelf kunnen en dat ze in het kader van de karakteristiek 'sociaal leren’ een bijdrage kunnen en willen leveren aan de begeleiding. De leerlingbemiddeling en het tutorsysteem zijn hier voorbeelden van. Leerlingbemiddeling In schooljaar 2010-2011 zijn we gestart met de pilot leerlingbemiddeling van het APS. Tijdens de pilot zijn leerlingen opgeleid tot bemiddelaars die kunnen helpen bij het oplossen van conflicten tussen leerlingen in leerjaar en 2 op het gebied van pesterijen, buitensluiten, roddelen en kleine ruzies. Tevens zijn er docentcoaches opgeleid. Deze coaches begeleiden de leerlingbemiddelaars en ze leiden leerlingen op tot bemiddelaar. De leerlingbemiddelaars blijken heel goed in staat op efficiënte wijze geheel zelfstandig conflicten op te lossen. De bemiddelaars geven hierover voorlichting tijdens de mentorlessen. Ze werken volgens een vast protocol en evalueren regelmatig met de coaches. Op dit moment heeft de school 7 bemiddelaars. We streven naar een toename per jaar met 6 en willen in 2014-2015 het aantal van 20 bereiken. Tutorsysteem Leerlingen uit 5 & 6 vwo geven volgens een tutorsysteem, één of twee leerling(en) uit leerjaar 2 & 3 één uur bijles per week, gedurende vier weken. Dit gebeurt in drie rondes per jaar. Uit evaluatie is gebleken dat met name de leerlingen veel voordeel halen zowel uit het ofwel uitleg krijgen van medeleerlingen als het uitleg geven. Het tutorsysteem levert verschillende voordelen op. Zo worden de bijlessen voor de onderbouwleerlingen gewoon op school gegeven en gericht op een specifiek vak. 21
Voorts herkennen de oudere leeftijdsgenoten uit 5 & 6VWO de problemen waar de jongere leerlingen mee te maken hebben. Daarnaast is de begeleiding kortdurend en intensief. In een periode van vier weken wordt datgene wat de te begeleiden leerling als lastig ervaart of de achterstand die hij heeft aan- en opgepakt. Het voordeel is tevens dat de bovenbouwleerling op een andere manier met de leerstof bezig is en dit ook zijn/haar kennis over het vak in zijn totaliteit vergroot. Bijkomend voordeel is dat de sociale brug tussen onderbouw en bovenbouw leerlingen hiermee wordt bewandeld. Leerlingen uit verschillende leerjaren leren elkaar kennen. De bedoeling is dit systeem te handhaven en waar mogelijk verder uit te breiden.
22
7. Personeelsbeleid Ontplooiing en ontwikkeling van docenten vinden we van groot belang. Met hun talenten en capaciteiten geven de docenten betekenis aan het onderwijs. Zelfvertrouwen en zelfkennis bij docenten is belangrijk, dat is volgens ons de voorwaarde voor een soepele interactie met leerlingen. Elke individuele docent weet zich onderdeel van een sociaal geheel. We werken vanuit gelijkwaardigheid en stellen authenticiteit op prijs. Daarbij vinden we het prettig als docenten zich verantwoordelijk voelen voor meer dan alleen het eigen stuk en daarop ook aanspreekbaar zijn. Op die manier wordt het geheel meer dan de som der delen. Onderwijsinnovatie is structureel verankerd in onze school. Er is ruimte voor het uitproberen en invoeren van nieuwe ideeën. Er is verbinding tussen het uiteindelijke product/resultaat en het proces van leren: wat willen we dat de leerling leert en wat betekent dat voor de didactiek? Daarbij gaan we uit van intrinsieke motivatie bij docenten en hun besef medeverantwoordelijk te zijn voor het welslagen van onderwijsvernieuwingen. Werken op het Montessori College Twente is niet vrijblijvend. Daarbij hoort een uitgebreid begeleidingstraject voor nieuwe docenten. We zien als verantwoordelijkheid van onze school daar serieus aandacht aan te besteden. In de bijlage is het begeleidingsprogramma opgenomen. Jaarlijks heeft ieder personeelslid een gesprek met de direct leidinggevende. Bij docenten wordt het gesprek vooraf gegaan door een lesbezoek. Tijdens het gesprek worden de resultaten van de leerlingenquêtes besproken en is er aandacht voor de professionele ontwikkeling die elk personeelslid vastlegt in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). In het POP worden jaarlijks de ontwikkelingsdoelen en de scholingswensen vastgelegd. Tijdens het gesprek wordt hierover verantwoording afgelegd. De verslagen van de gesprekken en de POP-formulieren vormen samen het bekwaamheidsdossier. Dit dossier wordt beheerd door de direct leidinggevende.
23
8. Bijlagen Bijlage 1: kwaliteitszorg examenresultaten Bijlage 2: sectieplannen Bijlage 3: unitplannen Bijlage 4: taalbeleidsplan Bijlage 5: rekenbeleidsplan Bijlage 6: TTO beleidsplan
24