De Oranje Pauw
SCHOOLPLAN 2014-2018
Stichting Nederlandse School New Delhi NTC SCHOOL NEW DELHI
SCHOOLPLAN
2014-2018
SCHOOLPLAN 2014-2018 Stichting Nederlandse School New Delhi
De Oranje Pauw Royal Netherlands Embassy, 6/50 F Shantipath, Chanakyapuri New Delhi - 110021 (INDIA), Email:
[email protected] Internet: www.oranjepauw.nl Postadres: NTC School De Oranje Pauw ZMA New Delhi – Locatie 413 Postbus 12200 2500 DD Den Haag
1
SCHOOLPLAN
2014-2018
Inhoudsopgave SCHOOLPLAN 2014-2018 ...................................................................................................... 1 1
DE FUNCTIE VAN HET SCHOOLPLAN .......................................................................... 4 1.1 1.2 1.3 1.4
2
CONTEXT EN MISSIE: DE OPDRACHT VAN ONZE SCHOOL ...................................... 6 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3
Bestuurlijke organisatie ...................................................................................... 18 Financieel beleid................................................................................................. 18 Huisvesting ......................................................................................................... 18 Personeelsbeleid ................................................................................................ 19 Het Schoolmanagement ..................................................................................... 19 Het Schoolteam .................................................................................................. 19 Het bestuur ......................................................................................................... 20 Veiligheidsbeleid................................................................................................. 20 Oudercontacten .................................................................................................. 20 Externe contacten: netwerkvorming ................................................................... 21 Klachtenregeling ................................................................................................. 21
INTEGRALE ZORG VOOR KWALITEIT ........................................................................ 22 5.1 5.2 5.3 5.4
6
Doelen , methoden en planning van Nederlandse taalonderwijs ....................... 10 Nederlandse cultuur ........................................................................................... 12 Leertijd ................................................................................................................ 12 Didactisch handelen en pedagogisch klimaat .................................................... 13 Omgaan met verschillen ..................................................................................... 14 Interactief taalonderwijs ...................................................................................... 14 Woordenschatonderwijs ..................................................................................... 15 NTC en ITC ........................................................................................................ 15 De zorg voor de leerling en zijn/haar ontwikkelingsgang ................................... 15 Signalering en diagnose ..................................................................................... 16 Diagnosticering ................................................................................................... 17 Speciale begeleiding .......................................................................................... 17 Evaluatie ............................................................................................................. 17
ONDERSTEUNENDE PROCESSEN .............................................................................. 18 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5 4.6 4.7 4.8
5
De school in haar specifieke situatie .................................................................... 6 Leerlingen- en ouderpopulatie en NTC Richtingen .............................................. 6 Onze missie: waar we voor staan......................................................................... 7 Externe ontwikkelingen: wat er op ons af komt .................................................... 7 Onze interne sterke/zwakte-analyse .................................................................... 8 Streven naar kwaliteit ........................................................................................... 9 Beleidsvoornemens/plannen ................................................................................ 9
HET ONDERWIJSLEERPROCES BINNEN HET BASISONDERWIJS ......................... 10 3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4
4
Doelen en functies van ons schoolplan ................................................................ 4 De totstandkoming en status van ons schoolplan ................................................ 4 Gerelateerde documenten en bronnen ................................................................ 4 Evaluatie en bijstelling van ons plan..................................................................... 5
Bepaling van de kwaliteit (diagnose) .................................................................. 22 Formuleren van verbeterpunten (kwaliteitsverbetering) ..................................... 22 Werken aan verbeteringen ................................................................................. 22 Waarborgen van kwaliteit ................................................................................... 22
SAMENVATTENDE BELEIDSVOORNEMENS VOOR DE KOMENDE VIER JAAR..... 24 2
SCHOOLPLAN
2014-2018
BIJLAGE 1
HERZIENE KERNDOELEN BASISONDERWIJS NEDERLANDS .............. 27
BIJLAGE 2
OVERZICHT TUSSENDOELEN BEGINNENDE GELETTERDHEID ........... 30
BIJLAGE 4
KERNDOELEN CULTUUR ........................................................................... 36
3
SCHOOLPLAN
2014-2018
1 DE FUNCTIE VAN HET SCHOOLPLAN 1.1
Doelen en functies van ons schoolplan
Het schoolplan is er in de eerste plaats voor de scholen zelf. Bij het opstellen van het schoolplan denkt men opnieuw na over doelstellingen en prioriteiten. Dat geeft houvast bij initiatieven in de school die erop gericht zijn om de kwaliteit van het onderwijs te handhaven en verbeteren. Het schoolplan heeft dus vooral de functie van beleidsdocument; hiermee willen wij voor de periode 2014-2018 het beleid vaststellen met betrekking tot de volgende onderdelen: § onderwijskundig beleid, § personeelsbeleid, § beleid met betrekking tot bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (kwaliteitszorg), § overige beleidsterreinen (algemeen strategisch, financieel, materieel en relationeel). In het schoolplan kunnen wij het beleid zo vaststellen dat het gebruikt kan worden voor planmatige schoolontwikkeling en als uitgangspunt voor de planning per schooljaar. Een ander doel van het schrijven van een schoolplan is het op gang brengen van een dialoog over de kwaliteit van het onderwijs en over het onderwijsbeleid van de school. Het schoolplan lokt deze dialoog uit onder teamleden, maar ook tussen de directie en het bestuur van de school. Tenslotte is het schoolplan ook bedoeld als verantwoording aan de Stichting NOB en de overheid: het schoolplan wordt in ontvangst genomen door de inspectie en bij schoolbezoek getoetst aan de werkelijke situatie. 1.2
De totstandkoming en status van ons schoolplan
Uitgaande van het raamschoolplan van de Stichting NOB hebben bestuur en schoolteam gediscussieerd over aanvullingen en aanpassingen op ons vorige schoolplan. Er zijn keuzes geformuleerd voor veranderings- en verbeteringsonderwerpen voor de volgende vier jaar en er is een trajectplanning gemaakt ten aanzien van de keuzes. Het bestuur heeft na overleg met het schoolteam het schoolplan vastgesteld. 1.3
Gerelateerde documenten en bronnen
In het schoolplan zal een aantal malen worden verwezen naar reeds bestaande procedures, beleidsstukken en afspraken. Het gaat daarbij om: § De jaarlijkse schoolgids; § Directie- en coördinatiestatuut; § Bestuursrichtlijn; § Zelfevaluatie van de school; § Schoolmap met gemaakte afspraken en procedures. Tussen schoolgids en schoolplan zijn – ook al zijn er duidelijke verschillen – belangrijke verbindingen. Het belangrijkste verbindingspunt is dat beide middelen 4
SCHOOLPLAN
2014-2018
zijn binnen het kwaliteitszorgsysteem van de leslocatie. Hierbij wordt zowel uitgegaan van door de wetgever gestelde doelen – kerndoelen bijvoorbeeld – als van door de school zelf vastgestelde missie en verbeterdoelen. Die verbeterdoelen vallen uiteen in twee categorieën: a. Verbeterdoelen op de middellange termijn, die in het vierjarig schoolplan zijn uitgezet. Dit schoolplan vormt als het ware de opslagplaats van te verbeteren onderwerpen. b. De verbeterdoelen die in het komende schooljaar prioriteit krijgen en onder de kop ‘Doelen en resultaten van het onderwijs’ vermeld worden in de schoolgids. In de volgende schoolgids blikt de school terug en geeft ouders informatie in hoeverre de in de vorige schoolgids gestelde verbeterdoelen ook inderdaad bereikt zijn. 1.4
Evaluatie en bijstelling van ons plan
Jaarlijks zullen de veranderings- en verbeteringsonderwerpen van het betreffende schooljaar worden geëvalueerd door directie, team en bestuur. In de jaarlijkse schoolgids zal hierover worden gerapporteerd. In het schooljaar 2017-2018 zal het schoolplan worden geëvalueerd.
5
SCHOOLPLAN
2014-2018
2 CONTEXT EN MISSIE: DE OPDRACHT VAN ONZE SCHOOL 2.1
De school in haar specifieke situatie
Ouders hebben in 1994 de Stichting Nederlandse School in New Delhi opgericht. Het leerlingenaantal fluctueerde door de jaren heen. In de afgelopen vier jaar telde de school minimaal 24 leerlingen en maximaal 32 leerlingen. Momenteel heeft de school echter slechts 14 leerlingen. De lessen vinden plaats na afloop van de lessen op de diverse dagscholen. Ze zijn deel van het totale onderwijs dat de leerling wordt aangeboden. Voor de kinderen die onze NTC- school bezoeken, is door de ouders veelal bewust gekozen voor het Nederlands als moedertaal en voor Nederland en België als het land waarmee speciale emotionele en culturele banden onderhouden worden. Ons onderwijs heeft daarom een belangrijke taak als centrum van de Nederlandse taal en cultuur. Veel leerlingen zullen na zekere tijd naar Nederland terugkeren om daar hun schoolloopbaan voort te zetten. 2.2
Leerlingen- en ouderpopulatie en NTC Richtingen
Het NTC-onderwijs kenmerkt zich door een grote diversiteit in leeftijdsgroepen en taalniveaus. Op basis van de doelstellingen van NTC onderwijs, maken wij onderscheid tussen NTC Richting 1, 2 en 3. NTC Richting 1: Is gericht op directe aansluiting bij onderwijs in Nederland en moet een terugkeer in Nederlands onderwijs faciliteren. Binnen deze richting wordt toegewerkt naar de kerndoelen van de Nederlandse taal en de tussendoelen zoals geformuleerd voor de verschillende jaargroepen. Bij deze leerlingen is Nederlands de dominante taal in de thuissituatie, daarnaast spreken zij de dagschooltaal en eventueel de taal van het land. De woordenschat zal daarom variëren en het schriftelijk taalgebruik zal beïnvloed zijn door het onderwijs in de dagschooltaal. NTC Richting 2: Doel is het zo goed mogelijk op peil houden van de Nederlandse taal, met het oog op een eventuele terugkeer naar Nederland. Bij deze leerlingen wordt doorgaans met één van de ouders Nederlands gesproken en de taal van de andere ouder valt vaak samen met de dagschooltaal. Deze taal zal de dominante taal zijn binnen het gezin. Kerndoelen en tussendoelen voor verschillende jaargroepen worden op een maximale afstand van twee jaar gevolgd. Deze kinderen zullen thuis wel Nederlands spreken, maar over het algemeen zal in het gezin een andere taal dominant zijn. De nadruk in NTC-onderwijs zal in dit geval liggen op het bereiken van een zo hoog mogelijk niveau van mondelinge taalvaardigheid. NTC Richting 3: Deze leerlingen leren Nederlands als vreemde taal, met het oog op een eventuele terugkeer naar Nederland. Het leerstofaanbod is gericht op de gewenste taalontwikkeling voor deze leerlingen gezien hun startniveau. Het betreft kinderen die thuis geen Nederlands spreken en de taal ook nog niet of nauwelijks beheersen. In ons huidige onderwijs gaan we uit van taalrichtingen 1 en 2. Onze school verzorgt momenteel geen onderwijs voor leerlingen uit taalrichting 3, welk onderwijs aparte groepen en speciaal lesmateriaal vereist. We constateren echter een steeds grotere 6
SCHOOLPLAN
2014-2018
vraag aan onderwijs op dit niveau, met name vanuit de Franstalige Belgische gemeenschap. Het bestuur en het schoolteam willen in het komende schooljaar 2014-2015 bezien of de school kan worden uitgebreid met onderwijs voor leerlingen uit taalrichting 3. Om toegelaten te kunnen worden tot De Oranje Pauw behoeven de leerlingen niet over de Nederlandse of Belgische nationaliteit te beschikken. Voor de taalrichtingen 1 en 2 moeten de kinderen het Nederlands in zeker mate beheersen en enige band met of bijzondere interesse in de Nederlandse of Belgische cultuur is een pre. De leeftijdgrens voor het BO ligt tussen de 4 en 14 jaar. We proberen de aanpak van individuele leerproblemen te integreren in de lessen. 2.3
Onze missie: waar we voor staan § § §
§ § § §
2.4
De school heeft als taak de Nederlandse taal en cultuur een plaats te geven binnen de totale opvoeding van het kind; Leerstof en vaardigheden die bij het onderwijs in Nederlandse taal en cultuur overgedragen worden, staan ten dienste van de totale persoonlijkheidsvorming; De school stelt zich als doel om de aansluiting met het Nederlandse onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen. Wij werken daarbij - op dit moment - met twee verschillende NTC-richtingen, die elk hun eigen doelen hebben ten aanzien van het niveau van de leerlingen; De school heeft, om het taalonderwijs succesvol te kunnen laten verlopen, als richtlijn een minimum aantal gewenste onderwijsuren voor Nederlandse taal van 100 uren per jaar; De school heeft, om het cultuuronderwijs succesvol te kunnen laten verlopen, als richtlijn een minimum aantal gewenste onderwijsuren voor Nederlandse cultuur van 20 uren per jaar; De school streeft naar een goede opvang en overdracht van leerlingen bij de overgang van of naar een andere (internationale) school; De school streeft er naar dat de resultaten tijdens de schoolperiode ten minste liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. Externe ontwikkelingen: wat er op ons af komt
Leerlingenpopulatie De laatste jaren is er een toenemend aantal internationale bedrijven dat zich vestigt in India en groeit ook de Nederlandse en Belgische belangstelling om zich rondom New Delhi te vestigen. Steeds meer bedrijven kiezen er echter - vermoedelijk ingegeven door de globale economische crisis en de daarmee samenhangende bezuinigingsmaatregelen - voor om geen families met kinderen uit te zenden, maar slechts één persoon of koppel zonder kinderen. Daarnaast hangt de vraag of ex-pat families zich daadwerkelijk vestigen mede af van de beschikbare plaatsen in het door hen gewenste dagonderwijs. Op de populaire American Embassy School en de British School bestaan wachtlijsten voor diverse groepen. Als gevolg hiervan besluiten families met schoolgaande kinderen steeds vaker om niet naar New Delhi te komen. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen is het aantal leerlingen op de Oranje Pauw in het afgelopen jaar dramatisch gedaald. Voor de vele families die naar elders zijn vertrokken, zijn er nauwelijks nieuwe gezinnen in de plaats gekomen. Het lage leerlingenaantal vormt een duidelijke bedreiging voor de school. Het bestuur wil samen met het schoolteam al het mogelijke doen om de populatie leerlingen weer omhoog te krijgen. Zo zal in het komende schooljaar 2014-2015 worden bezien of de 7
SCHOOLPLAN
2014-2018
school kan worden uitgebreid met onderwijs voor leerlingen uit taalrichting 3, om zo ook met name de Franstalige Belgische gemeenschap aan de school te kunnen binden. Ook zal worden bekeken of er binnen de gemeenschap behoefte is aan een peuter(speel)groep. Afbouw subsidie In de zomer van 2013 liet Stichting NOB weten dat het kabinet in het kader van algehele bezuinigingen had besloten om de subsidie voor de NTC Scholen in het buitenland met ingang van januari 2014 stop te zetten. Onlangs liet Stichting NOB weten dat de plannen gewijzigd zijn, in die zin dat de subsidie vanaf januari 2014 binnen drie jaar zal worden afgebouwd. Het mag duidelijk zijn dat deze geplande afbouw van de subsidie van Stichting NOB een ernstige (financiële) bedreiging vormt in het voortbestaan van de school. De in het verleden ontvangen subsidie besloeg een derde van jaarlijkse budget van de school. Het bestuur wil het gat dat met de afbouw van de subsidie in de begroting ontstaat, binnen drie jaar dichten met de nodige maatregelen. Daarbij wil het bestuur niet alleen denken aan een simpele verhoging van het schoolgeld. Een grotere en gezondere leerlingenpopulatie is zeker zo belangrijk voor het sluitend krijgen van de begroting. Bevoegd leerkracht Vanaf het eerste ontstaan van de school in 1994 was er binnen de Nederlandstalige gemeenschap in New Delhi altijd wel iemand aanwezig die beschikte over de benodigde bevoegdheid om les te geven en die de rol van directeur van de school op zich nam. In december 2011 kwam hier met het onvoorziene vertrek van de toenmalige bevoegd leerkracht en directeur verandering in en moest de school voor het eerst iemand vanuit Nederland werven om als bevoegd leerkracht de school te ondersteunen. Doordat de school geen officiële status heeft in India, kan zij de aanvraag van een verblijfs- en werkvergunning voor een leerkracht niet ondersteunen. De school is hiertoe dan ook een samenwerkingsverband aangegaan met een Nederlands bedrijf dat behoefte heeft aan Nederlandse taallessen voor hun lokale medewerkers. Op deze manier kan voor een leerkracht echter slechts een verblijfs- en werkvergunning worden verkregen voor een periode van maximaal 6 tot 10 maanden. De ervaring die de school heeft opgedaan met deze constructie, leert dat de leerkracht wel enige vakinhoudelijke ondersteuning kan geven, maar de school niet echt als directeur kan sturen. Daarvoor is de periode van 6 tot 10 maanden simpelweg te kort; tegen de tijd dat de leerkracht goed zicht heeft gekregen op de werkprocessen, is het einde van de plaatsing alweer nabij. Het ontbreken van een heuse directeur begint na twee jaren echter voelbaar te worden. De school heeft steeds meer behoefte aan sturing door iemand met vakinhoudelijke kennis. Indien er gedurende het schooljaar 2014-2015 geen nieuwe bevoegd leerkracht zich voor langere tijd in New Delhi zal vestigen, wil het bestuur op zoek gaan naar een oplossing voor het tekort aan vakinhoudelijke sturing. Zo wordt er nagedacht over de mogelijkheid om voor een aantal jaren een (externe) adviseur aan de school te verbinden, die de werkprocessen kan monitoren en bijsturen. 2.5
Onze interne sterke/zwakte-analyse
Uit een zelfevaluatie komen de volgende sterke punten van onze school naar voren: § We hebben een actief bestuur en een leuk onderwijsteam dat goed op elkaar is ingespeeld. 8
SCHOOLPLAN § § § § § § §
2014-2018
We hebben een duidelijke bestuursrichtlijn en een directiestatuut waarin de verantwoordelijkheden van het bestuur en de directeur zijn vastgesteld; We hebben een gezonde financiële reserve; We hebben een goede kennis van onze leerlingen door het houden van intakegesprekken en leerlingbesprekingen; We beschikken over goed bijwerkte leerlingendossiers en overzichten van toetsresultaten van het leerlingenvolgsysteem; We beschikken over moderne lesmethodes die een doorgaande leerlijn binnen het Nederlands basisonderwijs geven; We hebben een vaste, centrale locatie met daglicht, een uitgebreide bibliotheek, goede ICT hardware en een internetconnectie; We hebben goed contact met de ouders en houden een jaarlijks terugkerende oudertevredenheidsenquête.
Verder blijken uit de evaluatie de volgende zwakke punten: § We beschikken binnen de Nederlandstalige gemeenschap in New Delhi niet of nauwelijks over bevoegde leerkrachten en kunnen niet of nauwelijks - voor een meerjarige periode - een bevoegd leerkrachten vanuit Nederland of België aantrekken, waardoor de (vakinhoudelijke) aansturing van de school onder druk komt te staan; § We zijn erg afhankelijk van het komen en gaan van families, waardoor de leerlingenpopulatie per jaar sterk kan wisselen; § We hebben geen duidelijke visie op en invulling van het cultuuronderwijs; § We beschikken niet over een eenduidig en vastgelegd inwerkprogramma voor nieuwe leerkrachten zonder onderwijsbevoegdheid; § We analyseren en evalueren onvoldoende de overzichten van toetsresultaten van het leerlingvolgsysteem. In de schoolgidsen werken wij uit hoe de zwakke punten de komende jaren zo mogelijk zullen worden aangepakt. De sterke punten willen wij handhaven en uitbouwen. 2.6
Streven naar kwaliteit
Vanwege de kenmerken van de leerlingenpopulatie van de Oranje Pauw willen wij in de komende vierjarige periode in het bijzonder aandacht besteden aan: § leesbevordering; § uitbouwen van routines; § vastleggen van aangepaste lesprogramma’s voor diverse leerlingen; § het nog meer betrekken van ouders bij de school; § klassenmanagement, met name het zelfstandig werken; § de vervanging van onze lesmethoden: we zullen kritisch kijken of deze vervanging noodzakelijk is en welke methode het best aansluit bij onze lessituatie. 2.7
Beleidsvoornemens/plannen
Zie hoofdtsuk 6 voor een overzicht van beleidsvoornemens.
9
SCHOOLPLAN
2014-2018
3 HET ONDERWIJSLEERPROCES BINNEN HET BASISONDERWIJS 3.1
Doelen , methoden en planning van Nederlandse taalonderwijs
Ons NTC onderwijs voor NTC Richting 1 leerlingen heeft als doelstelling dat kinderen bij terugkeer naar Nederland, zoveel als mogelijk, aansluiting vinden in het Nederlandse onderwijs. We richten ons op toewerken naar de kerndoelen zoals deze geformuleerd zijn voor de deelvaardigheden van de Nederlandse taal (bijlage 1) en de tussendoelen zoals geformuleerd voor de verschillende jaargroepen (bijlage 2). Ons onderwijs voor NTC Richting 2 leerlingen, waarbij het Nederlandse vaak niet de dominante taal binnen het gezin als zijn, streeft er naar de al eerder genoemde kerndoelen, zoals deze geformuleerd zijn voor de deelvaardigheden van de Nederlandse taal, en de tussendoelen, zoals geformuleerd voor de verschillende jaar groepen, met maximaal een achterstand van twee jaar te bereiken. Omdat de startsituatie anders is dan voor NTC richting 1 leerlingen, is veelal in de lagere leerjaren gebruik van aanvullende leermiddelen en didactieken noodzakelijk. De school waarborgt een leerstofaanbod waarmee het voor NTC-richting 1 leerlingen in beginsel mogelijk is om de kerndoelen Nederlandse taal te bereiken. Voor de NTC-richting 2-kinderen waarborgt ze een leerstofaanbod dat past bij de onderwijsbehoeften van deze leerlingen, waarbij de kerndoelen Nederlandse taal met uiterlijk 2 jaar achterstand worden gevolgd. De gebruikte leermethodes zijn door de Stichting NOB aanbevolen. In het algemeen is het onderwijs in de Nederlandse taal er op gericht dat de leerlingen: § Vaardigheden ontwikkelen waarmee ze de Nederlandse taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. § Kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van de taal. § Plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van de taal. § Kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om hun mogelijkheden als speler van een rol te vergroten. Voor de opeenvolgende leerjaren is er een doorgaande lijn voor de deelgebieden spreken en luisteren, lezen, schrijven (stellen en spellen) en taalbeschouwing. We geven prioriteit aan lezen, begrijpend lezen en spellingsonderwijs. Ook neemt uitbreiding van de woordenschat een belangrijke plek in. Met name bij het opstellen van de onderwijsinhoud komt de complexiteit van ons NTC-onderwijs naar voren: hoe creëren we voldoende taalgebruiksituaties die motiverend voor de leerlingen zijn, terwijl we toch voldoen aan de gestelde doelstellingen. Een gedegen voorbereiding, zowel didactisch en organisatorisch als wat betreft de keuze van materialen vinden we noodzakelijk om kwalitatief goed werk te leveren. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat we doublures met het dagonderwijs willen voorkomen. Wij richten ons met name op de doelstellingen met betrekking tot het taal- en leesonderwijs, die in de dagschool niet aan bod komen. Bij het maken van lesplanningen voor NTC richting 2 kinderen is de meertaligheidsproblematiek nadrukkelijk aanwezig, want het kind groeit binnen het gezin op met twee talen. Extra aandacht wordt besteed aan auditieve aspecten, 10
SCHOOLPLAN
2014-2018
Nederlandse klanktekenkoppeling en de spelling. Het bepalen van de lesinhoud in deze situatie hangt af van het niveau van Nederlandse taalbeheersing. Indien nodig worden additionele leermiddelen en didactieken toegepast, waarbij het bereiken van de kerndoelen richtinggevend zal zijn bij het bepalen van de onderwijsinhoud. Ons didactisch handelen in de praktijk is terug te vinden in de groepsmappen (elke leerkracht houdt een map bij waarin lesinformatie staat weergegeven). Op het gebied van woordenschat en taalbeschouwing is veel aandacht voor werken met thema’s voor het leren in betekenisvolle situaties. Doelen, onderwijsplanning en methoden voor NTC richting 1 en 2 binnen het basisonderwijs Vakgebied of domein Technisch en Begrijpend lezen
Doelen van onderwijs Beginnende geletterdheid (groep 1-2) • functie van taal begrijpen • verhaalbegrip • woordenschat • taalbewustzijn • klank - tekenkoppeling Aanvankelijk Lezen (groep3) • klank - tekenkoppeling • leren lezen van Nederlandse woorden en zinnen Voortgezet lezen (groep 4-8) • goed technisch leren lezen • begrijpen van moeilijkere woorden en teksten
Methoden / materialen Lesmethode De Leessleutel - Groep 1-2 Lesmethode Van Beginnende geletterdheid tot lezen Computerprogramma De Leessleutel - Groep 1-2 Computerprogramma Mini Loco Luisterpret Lesmethode De Leessleutel - Groep 3 Computerprogramma De Leessleutel - Orthotheek Computerprogramma De Leessleutel - Groep 3 Computerprogramma De Leesladder Werkboekjes Estafette Werkboekjes Nederlandse schoolbibliotheek, met AVI 1 – 9 boeken en (voor)leesboeken voor elk niveau Kilometerlezen
Leespromotie & Leesplezier Mondelinge taalvaardigheid
Vergroten van spreek- en luistervaardigheid Informatie geven Spreektechniek
Lesmethode De Leessleutel – Groep 1-2 Lesmethode De Leessleutel – Groep 3 Lesmethode Taal actief 3 - NTC module Mondelinge vaardigheden geïntegreerd met taalbeschouwingsopdrachten, leesopdrachten, stelopdrachten en informatieverwerkingsopdrachten Teksten van Nieuwsbegrip
Taalbeschouwing
Inzicht krijgen in de opbouw van woorden, zinnen en teksten in Nederlandse taal
Lesmethode De Leessleutel – Groep 3 Lesmethode Taal actief 3 - NTC module Teksten van Nieuwsbegrip
Stellen en informatieverwerking
Stelopdrachten met gevarieerde doelstellingen kunnen maken
Lesmethode De Leessleutel - Groep 3 Lesmethode Taal actief 3 - NTC module Teksten van Nieuwsbegrip
Woordenschat
Verbreding en verdieping van de woordenschat
Lesmethode De Leessleutel - Groep 1-2 Lesmethode De Leessleutel - Groep 3 Lesmethode Taal actief 3 - /NTC module Computerprogramma Taal actief 3 - Woordenschat
De spelling van de Nederlandse taal zo goed mogelijk kunnen hanteren
Lesmethode De Leessleutel - Groep 3 Lesmethode Taal actief 3 - NTC module Computerprogramma Taal Actief 3 - Spelling Werkboekjes Estafette
Spelling
11
SCHOOLPLAN 3.2
2014-2018
Nederlandse cultuur
De lessen Nederlandse cultuur beogen het instandhouden en versterken van de verbondenheid met de Nederlandse cultuur, om een succesvolle terugkeer naar Nederland te bevorderen. Het Ministerie van Onderwijs heeft diverse kerndoelen voor het onderwijs in de Nederlandse Cultuur voorgeschreven. Binnen de cultuurlessen op school is er een drietal domeinen te onderscheiden: Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes: Leerlingen hebben kennis van, en doen ervaringen op met typisch Nederlandse festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes. Sommige festiviteiten worden buiten de reguliere schooluren gevierd en uitleg wordt gegeven. Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen: Leerlingen zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen en de jeugdcultuur in Nederland. Dit wordt geïntegreerd en in onderlinge samenhang aangeboden met de Nederlandse taallessen. We stimuleren het uitwisselen van persoonlijke ervaringen na contact met Nederland. Actuele ontwikkelingen komen aan de orde in verwerkingsopdrachten van het taalonderwijs. Domein Nederlandkunde: Leerlingen hebben kennis van de Nederlandse samenleving, vanuit historisch en (sociaal)geografisch perspectief. Daar waar dit niet aan de orde komt in de taalmethode, wordt dit thematisch behandeld. De school heeft diverse naslagwerken. De lessen Nederlandse cultuur worden op de Oranje Pauw vastgelegd op de jaarkalender. In een schooljaar worden er een aantal cultuurevenementen ingepland op vrijdagavonden of zaterdagmiddagen, waaronder bijvoorbeeld een Nederlandse filmavond en de viering van Sinterklaas. Verder besteden wij in de reguliere lessen aandacht aan actuele onderwerpen die Nederland raken. En als er een cultureel element in de lesmethode zit, wordt het geïntegreerd aangeboden met de taallessen. Voor de cultuurlessen maakt de school gebruik van de methode van de Stichting NOB “Nederland in Zicht”. Verder wordt gebruik gemaakt van naslagwerken en het internet. De school beschikt echter niet over een duidelijke visie op het cultuuronderwijs en heeft dientengevolge geen helder, inhoudelijk programma voor het cultuuronderwijs. De lessen die worden gegeven, hebben een (te) hoog ad-hoc gehalte en kennen nauwelijks een doorgaande lijn. In de komende twee jaar wil het bestuur dan ook samen met het schoolteam meer richting gaan geven aan het cultuuronderwijs. 3.3
Leertijd
Wij zorgen ervoor dat er voldoende tijd is voor leerlingen om zich het leerstofaanbod eigen te maken. Zoals in onze missie is aangegeven, hebben wij - om het NTConderwijs succesvol te kunnen laten verlopen - als richtlijn een minimum aantal gewenste onderwijsuren van 120 uren per jaar; 100 uur voor taalonderwijs en 20 uur voor cultuuronderwijs. Deze tijd zien wij als een centrale schakel tussen het leerstofaanbod dat de leerkracht in de klas verzorgt en de resultaten die leerlingen behalen. Wij realiseren ons dat kinderen in Nederland - met 8 uur puur taalonderwijs per week - al moeite hebben de kerndoelen Nederlandse taal te halen: het behalen van de kerndoelen in gemiddeld 3 uur per week door NTC-leerlingen noodzaakt ons in ieder geval tot het 12
SCHOOLPLAN
2014-2018
optimaliseren en maximaliseren van de schaarse onderwijstijd en tot het stellen van leerstofprioriteiten. De feitelijke onderwijstijd maximaliseren wij door het treffen van de volgende maatregelen: § We voeren een actief beleid om onnodig verlies van deze schaarse onderwijstijd tegen te gaan: we zorgen ervoor dat de lessen op tijd beginnen, gaan ordeverstoringen tegen en doen er alles aan om lesuitval te voorkomen. § Wij houden de tijd voor niet-onderwijsinhoudelijke zaken – klassenmanagement, administratie, organisatie – tijdens de les zo beperkt mogelijk. § We geven leerkrachten tijd om lessen voor te bereiden, zodat dit niet ten koste gaat van effectieve onderwijstijd. § We streven er naar dat leerlingen weinig tijd verliezen door het wachten op instructies en dat ze niet hoeven te wachten voor het uitvoeren van opdrachten. § Wanneer een leerkracht verhinderd is, dan zoeken we vervanging binnen het schoolteam of vallen we terug op geschikte vervangers binnen de groep van Nederlandstaligen in New Delhi. § Bij afwezigheid van leerlingen wordt hierover contact met de ouders opgenomen. De netto onderwijstijd optimaliseren wij door onderwijs op maat. Leerlingen met extra onderwijsbehoeften proberen we extra aandacht te geven. Bij achterstanden kan in overleg met de ouders worden besloten om ook thuis extra werk te doen. De leerkracht zal hiervoor een programma opstellen. De beperkte tijd die ons ter beschikking staat, noodzaakt ons ook tot het stellen van prioriteiten in de aan te bieden leerstof: welke leerstofinhoud moeten zeker wél en welke moeten in mindere mate aan bod komen in onze taallessen. Hierbij volgt de school het advies van de Stichting NOB. We gaan de komende jaren extra aandacht besteden aan lezen en begrijpend lezen. Daarnaast krijgen de leerlingen spellingswoorden mee om ook thuis te oefenen. Het lezen van boeken (uit de bibliotheek) en voorbereiden van spreekbeurten wordt ook als huiswerk meegegeven. Wanneer leerlingen school verzuimen door ziekte of vakantie, kan ook huiswerk worden meegegeven om niet achter te raken. 3.4
Didactisch handelen en pedagogisch klimaat
De lessen steunen in hoge mate op de lesmethodes de Leessleutel en Taal Actief 3 (met NTC module). De lesinstructie en uitleg is duidelijk en effectief. De lessen hebben een duidelijk lesdoel dat door de leerkracht vooraf wordt aangegeven. De lesonderwerpen worden duidelijk ingeleid, gebruik makend van voorkennis en ervaringen van leerlingen.Tijdens de instructiemomenten is er een actieve interactie. De leerkrachten laten kinderen succes ervaren door uitdagende, functionele en haalbare opdrachten te geven. De leerkrachten stemmen het te hanteren didactisch model af op de doelstelling van de les (directe instructie, probleemgestuurd leren, imitatie, drill en practice). Er vinden regelmatig activiteiten plaats om te controleren of de les begrepen is. Het taalgebruik van de leerkracht is begrijpelijk en stimulerend voor de taalontwikkeling van de leerlingen.
13
SCHOOLPLAN
2014-2018
De leerkrachten bevorderen het zelfvertrouwen van leerlingen, ook m.b.t. het zich durven uiten in de Nederlandse taal. Zij geven blijk van belangstelling voor leerlingen en doen met hen activiteiten waarbij mondelinge taalvaardigheid wordt gestimuleerd. De leerkrachten weten leerlingen te motiveren en zij sluiten bij het lesgeven en de materiaalkeuze aan op de belevingswereld van de leerlingen. De leerlingen krijgen te maken met gevarieerde werkvormen en krijgen gelegenheid tot zelfstandig en samenwerkend leren. De leerlingen zijn betrokken bij het onderwijsleerproces en we verwachten van hen dat ze geconcentreerd en taakgericht werken en actief deelnemen aan leeractiviteiten. 3.4.1 Omgaan met verschillen Gezien de situatie op De Oranje Pauw, met het beperkte aantal leerlingen, proberen we recht te doen aan de verschillen tussen de leerlingen zowel op onderwijskundig gebied als op een meer persoonlijke basis. Wij trachten ons onderwijs af te stemmen op relevante verschillen tussen de leerlingen. Wij differentiëren naar beginsituatie, doelstellingen en tempo. Binnen onze NTC school hebben we te maken met heterogene groepen. Verschillende jaargroepen zitten bij elkaar, en binnen één jaargroep zijn weer verschillende taalniveaus (NTC-Richting 1, 2 met daarbinnen ook verschilen). Door middel van gedifferentieerde instructie en goed klassenmanagement proberen we tegemoet te komen aan de verschillen. Gedifferentieerde instructie is een mix van klassikale instructie, instructie in kleinere groepen en individuele instructie. Afhankelijk van de leerdoelstelling vinden er grote of kleine groepsactiviteiten plaats, ofwel er wordt individueel gewerkt. Een aantal activiteiten, zoals b.v. startactiviteiten, mondelinge vaardigheidsactiviteiten en culturele activiteiten, leent zich goed voor een klassikale instructie, waarna in de verwerkingsfase gedifferentieerd gaat worden. Klassenmanagement heeft niet alleen tot doel het managen van de groep als geheel, maar het accent ligt op het organiseren van zinvolle leermomenten voor alle kinderen. Factoren die onderdeel uitmaken van ons klassenmanagement zijn: de inrichting van de klas,het stimuleren en faciliteren van het zelfstandig werken en gebruik maken van coöperatieve werkvormen. We zorgen ervoor dat leerlingen materialen die ze nodig hebben, makkelijk kunnen pakken, zonder andere kinderen te storen. Het zelfstandig werken wordt gestimuleerd, zodat de leerkracht rustig instructie kan geven aan andere groepjes. Hiervoor zijn de volgende aspecten onmisbaar: § Vooraf instructie gericht op het zelfstandig werken § Regels en routines, het nakomen van afgesproken regels is van belang. § Leerlingen verantwoordelijkheid maken voor eigen leren, dit kan ondermeer door het werken met een taakblad, vooraf aangeven wat leerlingen kunnen doen bij moeilijkheden, leerlingen zelf werk laten controleren, leerlingen laten samenwerken (gebruik van zelfcorrigerende materialen en software is hierbij nuttig). § Uitdagende betekenisvolle opdrachten, die niet te moeilijk, maar ook niet te makkelijk zijn. § Een positieve houding van de leerkracht wanneer de kinderen zelf initiatieven en verantwoordelijkheid nemen. 3.4.2 Interactief taalonderwijs In navolging van het taalonderwijs in Nederland, staat interactief onderwijs centraal 14
SCHOOLPLAN
2014-2018
in onze school. Acht jaar geleden zijn de nieuwe interactieve taalmethodes De Leessleutel en Taalactief 3 met de bijbehorende NTC modules van de Stichting NOB module aangeschaft. De uitgangspunten van interactief taalonderwijs zijn: betekenisvol, strategisch en sociaal leren. Het blijkt voor effectief leren van taal belangrijk dat kinderen kennis en vaardigheden leren toepassen in betekenisvolle contexten. Door leerlingen te laten samenwerken wordt recht gedaan aan leren als sociaal proces. En zowel in de interactie met elkaar als in die met de leerkracht kan duidelijk worden welke strategieën er onder de verschillende onderdelen van taalgebruik liggen. Bij dit strategische leren staat het aanpakgedrag van de leerlingen centraal. Daarnaast is het van belang dat de verschillende onderdelen van taalonderwijs zo veel mogelijk geïntegreerd aan bod komen, bijvoorbeeld doordat individueel of in groepjes wordt gewerkt aan taalbeschouwing, informatieverwerking, stellen en spreken/luisteren. 3.4.3 Woordenschatonderwijs Voor NTC leerlingen geldt over het algemeen dat ze een kleinere Nederlandse woordenschat hebben, omdat ze minder en in minder verschillende situaties geconfronteerd worden met de Nederlandse taal. Het is van groot belang om in het onderwijsaanbod en didactiek hiermee rekening te houden. Naast de reguliere leesboeken, beschikken we over een flink arsenaal aan informatieve boeken. Ook hebben we de nodige Nederlandstalige DVD’s, zodat de leerlingen ook thuis aan hun woordenschat kunnen werken. In ons onderwijskundig handelen streven we naar het volgen van woordenschatonderwijs van onze lesmethodes: De Leessleutel en Taal Actief 3. 3.4.4 NTC en ITC De school heeft 5 desktop computers en 2 laptops die ook zijn aangesloten op het internet. In de onderbouw van de basisschool is het gebruik van computers gemiddeld één keer per week tot één keer in de twee weken. In de hogere groepen wordt het gebruik aangegeven door de lesmethodes. De school beschikt over de volgende software: § Babbelbrij (woordenschat voor kleuters) § Mini Loco Luisterpret § Letterpret § De Leesladder § De Leessleutel - Groep 1 – 3 § Taalfanfare § Taal Actief 3 - Woordenschat - Groep 4 – 8 § Taal Actief 3 - Spelling - Groep 4 - 8 Het uitgangspunt bij de inzet van computers en ITC in de klas is dat dit een toegevoegde waarde heeft in het (taal)leerproces. De inzet van de computer zal het mondelinge taalonderwijs ondersteunen maar nooit vervangen. De huidige taalmethodes maken steeds meer gebruik van de computer, zowel door bijgeleverde programma's als met opdrachten waarin de computer en internet een rol speelt in de verwerking. Daarnaast heeft de school speciale computerprogramma’s voor woordenschatonderwijs op maat. 3.5
De zorg voor de leerling en zijn/haar ontwikkelingsgang
Preventieve zorg vindt plaats door de inschatting van de Nederlandse 15
SCHOOLPLAN
2014-2018
taalvaardigheid van leerlingen. Om te beginnen, vindt bij binnenkomst met behulp van het intakeformulier een uitgebreide intake plaats, waarbij de NTC richting van de leerling wordt bepaald, en vervolgens leerdoelen worden vastgesteld. We bespreken deze met de ouders, om wederzijdse verwachtingen op elkaar af te kunnen stemmen. Voor iedere leerling wordt een dossier aangelegd dat vertrouwelijk is. Curatieve zorg betreft doorgaans de groep leerlingen die moeite heeft om de vastgestelde doelen te halen. Bijstelling van het programma is dan noodzakelijk. In dat geval verricht de leerkracht nader onderzoek en stelt een handelingsplan op, om dit vervolgens in de klas uit te voeren. Ook kinderen die opvallend hoger presteren dan de norm, krijgen een op onderdelen aangepast programma. Voor het vaststellen van de benodigde zorg voor leerlingen onderscheiden we in het algemeen vier fasen: § signalering/opsporen van risicoleerlingen; § diagnostisering/doen van nader onderzoek; § remediëring/speciale begeleiding; § evaluatie van die speciale begeleiding. 3.5.1 Signalering en diagnose Tussentijdse evaluatie vindt plaats, door het regelmatig verzamelen van gegevens over de voortgang van leerlingen o.a. met behulp van methodegebonden toetsen en aan de hand van observaties en andere producten van kinderen (portfolio). Het beoordelen van de prestaties is hierbij vooral een middel, om te zien wat de leerling van de lessen opsteekt om hem bij zijn leerproces optimaal te kunnen ondersteunen. Daarnaast is er binnen het basisonderwijs sprake van methode onafhankelijke toetsing voor technisch en begrijpend lezen, spelling en woordenschat van het leerlingenvolgsysteem van Cito. Hierbij ligt de nadruk op de beoordeling van de leerprestaties. Er wordt gekeken of de leerdoelen bereikt zijn tussentijds of aan het einde van een onderwijsperiode. De toetsen zijn genormeerd en hebben m.n. een signalerende functie. De leerkrachten waarborgen een zorgvuldige afname en verwerking van de toetsen. Zij zijn op de hoogte van de voorwaarden voor afname en beoordeling en registreren de resultaten van toetsen overzichtelijk per groep en de resultaten worden intern besproken. Op grond van de resultaten passen we eventueel het lesaanbod aan. Het bestuur wordt op de hoogte gesteld van gemiddelde resultaten. Deze worden ook in de schoolgids vermeld. We hanteren het volgende toetsschema voor methode-onafhankelijke (Cito) toetsen: Leerstofgebied Taal Spelling Woordenschat Technisch lezen Begrijpend lezen
Toets Taal voor kleuters Spelling Woordenschat Drie Minuten Toets Leestechniek en Leestempo Toetsen begrijpend lezen
Groep 1 en 2 3 t/m 8 3 t/m 8 3 4 t/m 8 4 t/m 8
Een methode onafhankelijke toets brengt de opbrengst van het onderwijs in beeld. Daarom moet een leerling worden getoetst op het niveau waarop hij les krijgt. Richting 1 kinderen zijn daarin vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Voor NTC Richting 2 kinderen, kan een toets van één of twee jaar lager worden afgenomen.
16
SCHOOLPLAN
2014-2018
Wanneer er opvallend onder de maat gescoord wordt, wordt dit aan de ouders gemeld in het rapport. Methode-onafhankelijke toetsen confirmeren vaak wat de leerkracht al opmerkt in de les. Wanneer een leerling moeite heeft met bepaalde aspecten, zoeken we naar andere manieren of andere momenten voor het onderwijs hiervan en kunnen we voor advies ook terugvallen op de expertise van de Stichting NOB. Eventueel wordt samen met de ouders overwogen problemen met de leerkracht van de dagschool te bespreken. Voor leerlingen die voorlopen zoeken we naar manieren om lesstof te verdiepen of te versnellen. Naast de toetsen volgen we ook het functioneren van leerlingen in de groep. De school streeft naar een zo goed mogelijk welbevinden van haar leerlingen. Zo is het is niet ongebruikelijk dat leerlingen in New Delhi voor het eerst Engels dagonderwijs volgen en dat het bezoeken van 2 scholen een (te) hoge tol eist. Even een pauze van De Oranje Pauw is dan soms de beste oplossing. 3.5.2 Diagnosticering Voor het diagnosticeren worden op onze NTC-leslocatie de volgende materialen gehanteerd: • groep 1 en 2: Taal voor kleuters (Cito); • groep 3 t/m 8: DMT en AVI (Cito), Analyseschema van Spelling (Cito). 3.5.3 Speciale begeleiding Alle toetsresultaten van het leerlingenvolgsysteem van alle leerlingen worden in de leerlingbespreking besproken. Voor leerlingen die op D- of E-niveau presteren wordt afhankelijk van de situatie (hoe is totale groepsscore, is het een nieuwe toets, vergelijking met vorige jaren) bepaald of extra hulp noodzakelijk is. Voor leerlingen die extra hulp nodig hebben, wordt een aanpassing gemaakt in het lesprogramma. Dit kan zijn in de vorm van extra oefening en/of uitleg of werken op een ander niveau. Dit laatste gebeurt altijd in overleg met de ouders. Gezien de beperkte lestijd en de verschillende niveaus in de lesgroepen is het voor de leerkracht niet mogelijk veel individuele aandacht aan de zorgleerlingen te besteden. Als blijkt dat achterstanden te groot worden, overlegt de leerkracht met de ouders of zij bereid zijn ook thuis extra werk met hun kind te doen. De leerkracht stelt hiervoor een programma op en evalueert dit met de ouders. 3.5.4 Evaluatie Systematische toetsing en observatie vinden wij van belang om de ontwikkeling van de kinderen bij te houden en te beoordelen. Door een eventuele aanpassing van het onderwijsprogramma kan dit zo goed mogelijk op het kind worden afgestemd. De vergelijking met leeftijdgenoten in Nederland speelt een belangrijke rol. De klassikale toetsgegevens verzamelen we in een map per groep. In het geval dat speciale begeleiding nodig is, kijken we na een van te voren vastgestelde periode of de speciale begeleiding effect heeft gehad en of voortzetting van speciale begeleiding wenselijk is. Dit kan in bepaalde gevallen in samenspraak gaan met medewerkers van de Stichting NOB.
17
SCHOOLPLAN
2014-2018
4 ONDERSTEUNENDE PROCESSEN 4.1
Bestuurlijke organisatie
De Oranje Pauw is een in Nederland geregistreerde stichting. Het bestuur zorgt voor minimaal drie bestuurszetels, t.w. voorzitter, penningmeester en secretaris (meer leden mag ook) en zorgt dat er geen personeelsleden of relaties van hen in het bestuur zitten. In verband met de locatie van de school binnen het ambassadeterrein, en volgens de statuten, moet tenminste één bestuurslid tevens ambassadestaflid zijn of partner van een ambassadestaflid. Het schoolbestuur wil in het algemeen vooral een beleidsbepalend bestuur zijn. De taakverdeling tussen bestuur en directeur is vastgelegd in het Directiestatuut. Alle overige procedures en uitvoering van taken van het bestuur zijn vastgelegd in de Bestuursrichtlijn. Deze richtlijn wordt aan het eind van elk schooljaar bijgewerkt. Het bestuur zorgt voor een verantwoord financieel beheer van de school. De penningmeester voert een boekhouding, waaruit de financiële stand van zaken blijkt d.m.v. een balans en verlies en winst rekening. Hij of zij maakt de jaarlijkse begroting op basis van ervaringscijfers en beleidsplannen. Tijdens de jaarlijkse Algemene Oudervergadering in oktober wordt kort verantwoording afgelegd over de inkomsten en uitgaven van de school. Het bestuur vormt dan uit de groep van ouders of deskundigen een kascommissie die de cijfers controleert. Bestuur legt ook naar de Stichting NOB verantwoording af van de cijfers. Het bestuur zorgt dat de school is en blijft aangesloten bij de Stichting NOB door aan de voorwaarden te voldoen die aan de aansluiting en subsidieverstrekking ten grondslag liggen. 4.2
Financieel beleid
De inkomsten op onze school bestaan op dit moment uit een bijdrage van de ouders voor de lessen en uit subsidie van de Stichting NOB. De subsidie wordt als gevolg van een kabinetsbesluit echter in de komende jaren afgebouwd naar nul. Onze doelstelling is een kostenneutrale begroting en exploitatie. Het bestuur zal daarom in de komende drie jaar met maatregelen komen om het wegvallen van de subsidie op te vangen binnen de reguliere begroting. In het verleden is een overschot aan inkomsten omgezet in een noodfonds. Deze reservering heeft een meerledig doel: • opvangen van tekorten in magere jaren • het opvangen van grote uitgaven ten behoeve van vervanging van duurzame goederen zoals computers, meubilair en leermethodes • het opvangen noodsituaties zoals (tijdelijke) vervanging van leerkrachten uit Nederland of de noodzaak tot huren van externe accommodatie buiten het ambassade terrein Eventuele exploitatie overschotten worden aan het eind van het financiële jaar toegevoegd aan dit noodfonds. 4.3
Huisvesting
Bestuur, schoolmanagement en leerkrachten dragen zorg voor een geschikte 18
SCHOOLPLAN
2014-2018
leslocatie De school is momenteel gehuisvest in een stafhuis op de ambassadecompound bij gate 5. Er zijn twee lesruimte beneden en een lesruimte boven. Verder beschikt de school over een keuken en twee toiletten en een kleine omheinde tuin. In principe kunnen drie groepen tegelijkertijd de school gebruiken. De locatie huisvest ook de bibliotheek, een leeshoek en 5 computers en 2 laptops met een eigen internetaansluiting. Voor groep 1 tot en met 3 is er aangepast meubilair. 4.4
Personeelsbeleid
Bestuur, schoolmanagement en leerkrachten hebben een professionele beroepshouding, zijn betrokken bij de school en werken voortdurend aan de eigen ontwikkeling. Uitgangspunt is dat ten minste een van de leerkrachten gediplomeerd is. Indien er binnen de Nederlandstalige gemeenschap in New Delhi geen leerkracht met de benodigde onderwijsbevoegdheid aanwezig is, zal het bestuur al het nodige doen om iemand vanuit Nederland of België aan te trekken. De overige bij de school werkzame leerkrachten zullen echter over het algemeen niet beschikken over een bevoegdheid om les te geven. Op dit moment heeft de school nog geen eenduidig en vastgelegd inwerkprogramma voor nieuwe leerkrachten zonder onderwijsbevoegdheid. Het inwerken gebeurd vooralsnog op ad-hoc basis door - bij voorkeur - de aanwezige bevoegd leerkracht. Om de kwaliteit van onderwijs op de school te garanderen, wil het bestuur wil in samenspraak met de directeur een helder inwerkprogramma opstellen, waarin duidelijk wordt verwoord welke cyclus en cursus(sen) een nieuwe leerkracht zonder onderwijsbevoegdheid moet doorlopen. Alle leerkrachten hebben een contract voor bepaalde tijd. Dit maakt het mogelijk om, wanneer het leerlingenaantal daalt of stijgt, minder of extra leerkrachten aan te nemen. Betrokkenen trekken een duidelijke grens tussen werk en privé. Zij houden regelmatig contact met Nederlandse samenleving en zijn op de hoogte van de cultuur, het nieuws en ontwikkelingen in Nederland. Ieder jaar kunnen twee leerkrachten de bijscholing van de Stichting NOB volgen. 4.4.1 Het Schoolmanagement De directeur is als eerstverantwoordelijke aanspreekbaar op de uitvoering van beleid, is verantwoordelijk voor en coördineert het onderwijs en overige schoolactiviteiten, organiseert periodiek en gestructureerd teamoverleg, bewaakt het verloop van de dagelijkse gang van zaken en is verantwoordelijk voor de organisatie van de oudercontacten. 4.4.2 Het Schoolteam Het ziet er naar uit dat het leerlingenaantal de komende jaren blijft fluctueren. Het aantal leerkrachten van de school is afhankelijk van het aantal leerlingen, de diversiteit van leerlingen en de in New Delhi beschikbare leerkrachten. Het team vergadert in principe een keer per maand. Daarnaast worden zaken per email afgehandeld, maar ook op een dagelijkse basis tijdens of voor de lesvoorbereidingen. De directeur faciliteert de emaildiscussies. Taken worden verdeeld alhoewel de directeur de arbeidsintensieve taken zoveel mogelijk probeert op zich te nemen. De directeur is het aanspreekpunt van het team naar het bestuur toe en zij overlegt regelmatig met de voorzitter. Naast het voorbereiden en geven van lessen en cultuuractiviteiten met een 19
SCHOOLPLAN
2014-2018
didactische inslag, leveren leerkrachten een bijdrage aan overige schoolactiviteiten. Zij informeren de ouders over de voortgang van leerlingen door middel van rapporten en ouder- of voortgangsgesprekken. Binnen deze situatie zijn de doelen van ons personeelsbeleid: - werken aan teamvorming: ondersteunen, samenwerken en feedback geven, werken aan een gemeenschappelijke visie en een doorgaande lijn; - voortzetten klassenbezoeken, functioneringsgesprekken en coachen van leerkrachten - actief op zoek gaan in de Nederlandstalige gemeenschap naar mensen die langere tijd zullen blijven en die les kunnen geven; - Sinds 2006 is het directiestatuut van kracht. In dit statuut staat de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen directie/coördinator en bestuur. 4.4.3 Het bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor de werving van leerkrachten en de directeur. Het bestuur streeft ernaar blijvende leerkrachten eens per twee jaar deel te laten nemen aan de bijscholingsdagen van de Stichting NOB of een andere cursus, indien de financiële situatie van de school dit toelaat. De keuze voor de cursussen dient in relatie te staan met de onderwijskundige en bestuurlijke ontwikkeling van de school. 4.5
Veiligheidsbeleid
De ouders regelen zelf het vervoer van en naar De Oranje Pauw. Voor het vervoer van onze leerlingen tijdens eventuele schoolreisjes zijn goede afspraken gemaakt, waaronder ook over toezicht en verzekeringen. We passen dan de in Nederland geldende vuistregel van een begeleider op maximaal zes leerlingen toe. Veiligheidspersoneel van de ambassade controleert de toegang tot de school en het verlaten van het ambassadeterrein door onbegeleide leerlingen. Iedere ouder krijgt een ouderpasje van de school en met dit pasje kan men tijdens de schooluren van zijn of haar kind toegang tot school gekregen worden. Op aanvraag kan een leerkracht leerlingen naar de poort brengen en aan hun chauffeur overdragen. De school heeft een procedure “Hoe te handelen bij een ongeval”, die ouders aan het begin van elk schooljaar invullen en tekenen. Het formulier is vastgelegd in de procedure “aanname en vertrekkende leerlingen”. Op de ambassade zijn opgeleide EHBO’ers aanwezig en in de school beschikken we over een kleine EHBO-kit. 4.6
Oudercontacten
Aan het begin van het schooljaar vindt er een informatiebijeenkomst plaats voor de ouders over het lesprogramma in de diverse lesgroepen. Tenminste eenmaal per jaar vindt er een Algemene Oudervergadering plaats. Daarnaast worden er halverwege het jaar naar aanleiding van het rapport oudergesprekken gehouden. Met de ouders van vertrekkende leerlingen vindt aan het eind van schooljaar een overdrachtsgesprek plaats. Verder contact tussen ouders en leerkracht is informeel en vindt regelmatig voor of na de les plaats. De groep is klein en het is eenvoudig om een afspraak te maken. Nieuwe ouders worden uitgenodigd om op school langs te komen voor intakegesprek en zij kunnen dan ook kennis maken met de school, het materiaal en de leerkracht. Ook het begin- en eindfeest vormen een goede gelegenheid voor het 20
SCHOOLPLAN
2014-2018
uitwisselen van gedachten. 4.7
Externe contacten: netwerkvorming
Via de ouders wordt contact onderhouden met andere (internationale) scholen. Tijdens de bijscholing worden contacten gelegd met leerkrachten van andere NTCscholen. Indien gewenst wordt ook rechtstreeks contact opgenomen met andere NTC-scholen. 4.8
Klachtenregeling
De klachtenregeling van de Oranje Pauw voorziet, zoals in de schoolgids vermeld, onder meer in een vertrouwenspersoon ter plekke, terwijl we in de schoolgids ook bekend hebben gemaakt hoe het meldpunt vertrouwensinspecteurs in Nederland bereikt kan worden.
21
SCHOOLPLAN
2014-2018
5 INTEGRALE ZORG VOOR KWALITEIT In dit hoofdstuk vindt u een algemene beschrijving van ons kwaliteitsbeleid. Dit begint met het stellen van 5 vragen: • Doet de school de goede dingen? • Doet de school die dingen goed? • Hoe weet de school dat? • Vinden anderen dat ook? • Wat doet de school met die wetenschap? Deze vragen hebben wij onszelf ook gesteld. Het kwaliteitsbeleid valt uiteen in vijf stappen, die hieronder verder worden uitgewerkt: bepalen van de kwaliteit (daarbij hebben we gebruik gemaakt van het zelfevaluatie-instrument van de Stichting NOB), formuleren van prioriteiten, ontwikkelen van een aanpak, uitvoeren en evalueren en borgen van de kwaliteit. In de laatste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de beleidsvoornemens van de school. Wij zien de zorg voor kwaliteit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daarom worden naast de leerkrachten ook de ouders hier nadrukkelijk bij betrokken. 5.1
Bepaling van de kwaliteit (diagnose)
Om te bepalen waar de school staat maken we om de twee jaar gebruik van het zelfevaluatie instrument van de Stichting NOB om te controleren of aan alle eisen van kwaliteit wordt voldaan. Verder vindt er jaarlijks een ouderenquête plaats met als doel te onderzoeken in welke mate ouders tevreden zijn. Ook opmerkingen in de bestuurs- en teamvergaderingen alsmede de functioneringsgesprekken worden meegenomen in de bepaling van de kwaliteit. 5.2
Formuleren van verbeterpunten (kwaliteitsverbetering)
De volgende stap in ons kwaliteitsbeleid is het maken van keuzes: om goed te kunnen werken aan de kwaliteit is het belangrijk om met elkaar prioriteiten te stellen. In dit schoolplan geven wij een overzicht van de beleidsvoornemens voor de komende vier jaar (zie schema hoofdstuk 6). Hierin zijn oom de verbeterpunten uit de hoofdstukken 2 tot en met 5 opgenomen. In de jaarlijkse schoolgids geven wij vervolgens aan welke beleidsvoornemens dat schooljaar zullen worden uitgevoerd. 5.3
Werken aan verbeteringen
Bij de uitvoering van de verbeterpunten zijn over het algemeen meerdere mensen betrokken, die elk hun eigen verantwoordelijkheid hebben. De bestuursvoorzitter houdt overzicht over het verloop van het proces. 5.4
Waarborgen van kwaliteit
Bestaande kwaliteit en gerealiseerde verbeteringen moeten worden onderhouden: kwaliteit moet worden gewaarborgd. Het handhaven van de kwaliteit van ons onderwijs wordt bemoeilijkt door de vele personele wisselingen waarmee een NTCschool mee te maken heeft. Om dit te ondervangen besteden wij veel aandacht aan de overdracht van taken aan nieuwe medewerkers. Zo is er een map waarin alle belangrijke (beleids)documenten worden verzameld. Daarnaast worden alle notulen, documenten, procedures, etc op Mijn School geplaatst. Nieuwkomers kunnen zich zo eenvoudig inlezen. Nieuwe leerkrachten worden uitgebreid ingewerkt en begeleid 22
SCHOOLPLAN
2014-2018
door de directeur. Wij maken gebruik van de volgende middelen om kwaliteit te waarborgen: § schoolplan; § schoolgids met o.a. verslag van het afgelopen jaar en de planning voor het komende jaar; § directiestatuut; § bestuursrichtlijn; § activiteitenkalenders voor leerlingen, leerkrachten en bestuur; § toetskalender; § procedures in een schoolmap; § Mijn School.
23
SCHOOLPLAN
2014-2018
6 SAMENVATTENDE BELEIDSVOORNEMENS VOOR DE KOMENDE VIER JAAR Op basis van de voorgaande hoofdstukken hebben we voor de komende vier jaar een aantal beleidsvoornemens geformuleerd. Veel van de beleidsvoornemens zijn van doorlopende aard. Andere zullen we in de komende periode proberen te behandelen volgens onderstaand tijdschema. Samenvattend schema beleidsvoornemens 2014-15
2015-16
2016-17
2017-18
Wie
Houden van intake nieuwe leerling
X
X
X
X
Directeur
Houden van maandelijkse teamvergadering en leerlingbespreking
X
X
X
X
Directeur Onderwijsteam
Bijhouden leerlingendossiers
X
X
X
X
Directeur Onderwijsteam
Houden van informatieavond lesmethoden
X
X
X
X
Directeur Onderwijsteam
Houden van leesbevorderingsproject
X
X
X
X
Directeur Onderwijsteam
Vastleggen lesprogramma’s
X
X
X
X
Directeur Onderwijsteam
Noodzaak vervangen lesmethoden bekijken
X
Directeur
Ontwikkelen van visie op en programma voor cultuuronderwijs
X
Bestuur Directeur
Onderwijs
Bestuur en Management Aanpassen van bestuursreglement en directiestatuut
X
X
X
X
Bestuur
Houden van zes wekelijkse bestuursvergadering
X
X
X
X
Bestuur
Bijwonen van bestuursvergadering
X
X
X
X
Directeur
Begroting sluitend maken met inachtneming subsidie afbouw
X
X
X
Creëren mogelijkheid voor (bij)scholing directeur en leerkrachten
X
X
X
Onderzoeken mogelijkheden voor NTC3 onderwijs
X
Onderzoeken mogelijkheden voor peuter(speel)groep
X
Bestuur
X
Bestuur
Bestuur
X
Bestuur
24
SCHOOLPLAN
2014-2018
Kwaliteitsborging Houden zelfevaluatie
X
X
Bestuur
Houden ouderenquête
X
X
X
X
Bestuur
Evaluatie van onderwijsopbrengsten
X
X
X
X
Bestuur Directeur
Gericht en stapsgewijs aan de verbetering van kwaliteit van het onderwijs werken en daarover in de jaarlijkse schoolgids rapporteren
X
X
X
X
Bestuur Directeur
Maatregelen treffen voor kwaliteitsborging en procedures vastleggen
X
X
X
X
Bestuur Directeur
Opstellen jaarplan
X
X
X
X
Bestuur
Coaching leerkrachten
X
X
X
X
Directeur
Opstellen inwerkprogramma nieuwe leerkrachten
X
Zoeken van onderwijskundige ondersteuning in geval van ontbreken directeur
Bestuur Directeur X
X
X
Bestuur
25
SCHOOLPLAN
2014-2018
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Herziene kerndoelen basisonderwijs Nederlands Overzicht tussendoelen beginnende geletterdheid Overzicht tussendoelen gevorderde geletterdheid Kerndoelen Cultuur
26
SCHOOLPLAN
2014-2018
Bijlage 1 Herziene kerndoelen basisonderwijs Nederlands Kerndoelen zijn streefdoelen. Ze geven aan wat iedere school in elk geval nastreeft bij leerlingen. Daarbij kunnen drie kanttekeningen geplaatst worden. In de eerste plaats omschrijven de doelen het eind van een leerproces, niet de wijze waarop ze bereikt worden. Met andere woorden, kerndoelen doen geen uitspraken over didactiek. Gezien het karakter van het basisonderwijs dienen leraren een beroep te doen op de natuurlijke nieuwsgierigheid en de behoefte aan ontwikkeling en communicatie van kinderen, en deze te stimuleren. Door een gestructureerd en interactief onderwijsaanbod, vormen van ontdekkend onderwijs, interessante thema's en activiteiten worden kinderen uitgedaagd in hun ontwikkeling. In de tweede plaats dienen inhouden en doelen zo veel mogelijk op elkaar te worden afgestemd, verbinding te hebben met het dagelijks leven en in samenhang te worden aangeboden. In de derde plaats dient er aandacht te worden besteed aan doelen die voor alle leergebieden van belang zijn: goede werkhouding, gebruik van leerstrategieën, reflectie op eigen handelen en leren, uitdrukken van eigen gedachten en gevoelens, respectvol luisteren en kritiseren van anderen, verwerven en verwerken van informatie, ontwikkelen van zelfvertrouwen, respectvol en verantwoordelijk omgaan met elkaar, zorg voor en waardering van de leefomgeving. Karakteristiek Taalonderwijs is van belang omdat de rol van taal bij het verwerven van inhouden en vaardigheden in alle leergebieden (en de transfer daartussen) evident is. Het onderwijs in Nederlands als tweede taal heeft dat besef de laatste jaren sterk doen groeien. Taalonderwijs is dus van belang voor het succes dat kinderen in het onderwijs zullen hebben en voor de plaats die ze in de maatschappij zullen innemen. Daarnaast heeft taal een sociale functie. Kinderen dienen hun taalvaardigheid te ontwikkelen omdat ze die nu en straks in de maatschappij hard nodig hebben. Dat houdt onder meer in dat het onderwijs waar mogelijk uitgaat van communicatieve situaties: levensechte en boeiende leesteksten, gesprekken over onderwerpen die kinderen bezig houden, een echte correspondentie met kinderen van andere scholen. Taalverwerving en -onderwijs verlopen als het ware in cirkels: het gaat vaak om dezelfde inhouden, maar de complexiteit en de mate van beheersing nemen toe. Anders gezegd: het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht dat kinderen in de beheersing van deze taal in en buiten school steeds competenter taalgebruikers worden. Die competenties zijn te typeren in vier trefwoorden: kopiëren, beschrijven, structureren en beoordelen. Die zijn niet zonder meer tot formuleringen in kerndoelen te verwerken, omdat het vaak gaat om een combinatie van competenties. Met 'kopiëren' wordt bedoeld: zo letterlijk mogelijk een handeling nadoen (overschrijven van het bord bijvoorbeeld). 'Beschrijven' is op eigen wijze (in eigen woorden) toepassen van een vaardigheid. Dat kan inhouden: verslag uitbrengen, informatie geven of vragen. 'Structureren' houdt in: op eigen manieren ordening aanbrengen. 'Beoordelen' is reflectie op mogelijkheden, evalueren. In het aanbod neemt de schriftelijke taalvaardigheid een belangrijke plaats in. 'Geletterdheid' veronderstelt meer dan alleen de techniek van lezen en schrijven. Ook inzicht in de maatschappelijke functie ervan en een positieve attitude maken er 27
SCHOOLPLAN
2014-2018
deel van uit. Deze ontwikkeling begint eigenlijk al voor de basisschool, bij voorlezen en vertellen in het gezin, en wordt verder ontwikkeld in alle groepen. Ook al is de ontwikkeling van de schriftelijke taalvaardigheid van belang, de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid verdient blijvende aandacht. Uitbreiding van de woordenschat, aandacht voor taal en denken, toepassen van luisterstrategieën, voorlezen en vertellen: het zijn activiteiten die de mondelinge taalvaardigheid verder ontwikkelen, maar daarnaast voorwaardelijk zijn voor het schriftelijk domein. Beschouwing van taal en taalgebruik geeft kinderen 'gereedschappen' om over taal te praten en na te denken. Traditioneel ging het hierbij om grammatica, soms ook om de beschouwing van interessante taalverschijnselen. Tegenwoordig denkt men hierbij vooral aan inzicht in eigen en andermans taalgebruikstrategieën, zodat een kind leert deze steeds bewuster en doelgerichter in te zetten. Naast aandacht voor taal als systeem is er ook reflectie op taalgebruik. Taalbeschouwing dient geen op zichzelf staand onderdeel te vormen, maar geïntegreerd te worden met (onderdelen uit) de overige domeinen. Het zal duidelijk zijn dat onderwijs in Nederlands als tweede taal vaak een wat ander karakter heeft dan Nederlands als eerste taal: de beginsituatie van de leerlingen is anders, de didactiek verschilt, het aanbod is soms anders gefaseerd, er ligt meer nadruk op woordenschatuitbreiding. Maar voor alle leerlingen gelden in feite dezelfde doelen en hetzelfde aanbod. Veel van oorsprong autochtone kinderen die in achterstandssituaties opgroeien zijn ook gebaat bij didactische inzichten die door ervaring met onderwijs aan allochtone kinderen scherper zijn geworden. Een van die inzichten is dat taal in alle vakken een cruciale rol speelt bij het verwerven van kennis en vaardigheden in die 'andere vakken'. Kerndoelen Mondeling taalonderwijs § De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. § De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. § De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. Schriftelijk taalonderwijs § De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen. § De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. § De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van schoolen studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. § De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. § De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. § De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. 28
SCHOOLPLAN
2014-2018
Taalbeschouwing, waaronder strategieën § De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. § De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: − regels voor het spellen van werkwoorden; − regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; − regels voor het gebruik van leestekens. § De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.
29
SCHOOLPLAN
2014-2018
Bijlage 2 Overzicht tussendoelen beginnende geletterdheid 1. Boekoriëntatie § Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. § Ze weten dat boeken worden gelezen van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts. § Ze weten dat verhalen een opbouw hebben. § Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins voorspellen. § Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties. 2. Verhaalbegrip § Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal. § Kinderen weten dat de meeste verhalen zijn opgebouwd uit een situatieschets en een episode. Een situatieschets geeft informatie over de hoofdpersonen, de plaats en tijd van handeling. In een episode doet zich een bepaald probleem voor dat vervolgens wordt opgelost. § Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt. § Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen, aanvankelijk met steun van illustraties. § Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven maken van illustraties. 3. Functies van geschreven taal § Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. § Kinderen weten dat symbolen zoals logo's en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen. § Kinderen zijn zich bewust van het permanente karakter van geschreven taal. § Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. § Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen 'lezen' en 'schrijven'. Ze kennen het onderscheid tussen 'lezen' en 'schrijven'. 4. Relatie tussen gesproken en geschreven taal § Kinderen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd, op papier en met audio/visuele middelen. § Kinderen weten dat geschreven woorden kunnen worden uitgesproken. § Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven. Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke personen/dingen, logo's en merknamen.
30
SCHOOLPLAN
2014-2018
5. Taalbewustzijn § Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden. § Kinderen kunnen onderscheid maken tussen de vorm en betekenis van woorden. § Kinderen kunnen woorden in klankgroepen verdelen zoals bij kin-derwa-gen. § Kinderen kunnen reageren op en spelen met bepaalde klankpatronen in woorden; eerst door eindrijm ("Pan rijmt op Jan") en later met behulp van beginrijm ("Kees en Kim beginnen allebei met k"). § Kinderen kunnen fonemen als de kleinste klankeenheden in woorden onderscheiden, zoals bij p-e-n. 6. Alfabetisch principe § Kinderen ontdekken dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters met die klanken corresponderen en leggen de foneemgrafeemkoppeling. § Kinderen kunnen door de foneem-grafeemkoppeling woorden die ze nog niet eerder hebben gezien, lezen en schrijven. 7. Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’ § Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijstjes, briefjes, opschriften en verhaaltjes. § Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten. 8. Technisch lezen en schrijven, start § Kinderen kennen de meeste letters; ze kunnen de letters fonetisch benoemen. § Kinderen kunnen klankzuivere (km-, mk- en mkm-)woorden ontsleutelen zonder eerst de afzonderlijke letters te verklanken. § Kinderen kunnen klankzuivere woorden schrijven. 9. Technisch lezen en schrijven, vervolg § Kinderen lezen en spellen klankzuivere woorden (van het type mmkm, mkmm en mmkmm). § Kinderen lezen korte woorden met afwijkende spellingpatronen en meerlettergrepige woorden. § Kinderen maken gebruik van een breed scala van woordidentificatietechnieken. § Kinderen herkennen woorden steeds meer automatisch. 10.
Begrijpend lezen en schrijven § Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten en boeken en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen. § Kinderen begrijpen eenvoudige verhalende en informatieve teksten. § Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel.
31
SCHOOLPLAN
2014-2018
Bijlage 3 Overzicht Tussendoelen gevorderde geletterdheid De tussendoelen gevorderde geletterdheid (groep 4-8) zijn – net als de tussendoelen beginnende geletterdheid – door het Expertisecentrum Nederlands ontwikkeld. Toelichting In de tussendoelen gevorderde geletterdheid wordt aan de volgende acht leerlijnen aandacht worden besteed (de leerlijnen moeten overigens wel weer in samenhang met elkaar worden gezien): leerlijn 1: lees- en schrijfmotivatie leerlijn 2: technisch lezen leerlijn 3: spelling en interpunctie leerlijn 4: begrijpend lezen leerlijn 5: strategisch schrijven leerlijn 6: informatieverwerking leerlijn 7: leeswoordenschat leerlijn 8: reflectie op geschreven taal Hieronder zijn de leerlijnen uitgewerkt: leerlijn 1: Lees- en schrijfmotivatie Middenbouw 1.1. Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven. 1.2. Ze beschouwen lezen en schrijven als dagelijkse routines 1.3. Ze zien geschreven taal als communicatiemiddel 1.4. Ze hanteren geschreven taal als middel voor informatieverwerving. 1.5. Ze ervaren geschreven taal als expressiemiddel. Bovenbouw 1.6. Kinderen waarderen bestaande werken op het terrein van fictie. 1.7. Ze waarderen bestaande werken op het terrein van non-fictie. 1.8. Ze waarderen bestaande werken op het terrein van poëzie. 1.9. Ze hebben een positief zelfbeeld tegenover het gebruik van geschreven taal. 1.10. Ze onderkennen het persoonlijk en maatschappelijk belang van geletterdheid. leerlijn 2: Technisch lezen Midden- en bovenbouw De leerlingen gebruiken verschillende technieken om woorden snel en nauwkeurig te herkennen. 2.1. Ze herkennen lettercombinaties en spellingpatronen. 2.2. Ze herkennen lettergrepen in geschreven woorden. 2.3. Ze herkennen het unieke letterpatroon van (leen)woorden. 2.4. Ze maken gebruik van de betekenis van een woord. 2.5. Ze maken gebruik van de context van een woord. De leerlingen gebruiken verschillende technieken om een tekst goed voor te lezen: 2.6. Ze gebruiken leestekens op de juiste wijze. 2.7. Ze lezen groepen van woorden als een geheel. 2.8. Ze lezen een tekst met het juiste dynamische en melodisch accent. 2.9. Ze lezen een tekst in het juiste tempo en zonder spellinguitspraak. 2.10. Ze houden bij het voorlezen rekening met het lesdoel en met het publiek. leerlijn 3: Spelling en interpunctie Middenbouw 32
SCHOOLPLAN
2014-2018
3.1. Kinderen zijn in staat klankzuivere woorden correct te spellen. 3.2. Ze kennen de spelling van woorden met homofonen (ei-ij, au-ou, g-ch) 3.3. Ze passen de gelijkvormigheidregel toe (hond-honden, kast-kastje) 3.4. Ze passen de analogieregel toe (hij zoekt, hij vindt) 3.5. Ze kunnen eenvoudige interpunctie duiden en toepassen: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken. 3.6. Ze kunnen hun spelling- en interpunctiefouten onderkennen en corrigeren. Bovenbouw 3.7. Kinderen zijn in staat lange, gelede woorden en woordsamenstellingen te spellen (geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd) 3.8. Ze beheersen de regels van de werkwoordspelling (hij verwachtte, de verwachte brief) 3.9. Ze zijn redelijk in staat leenwoorden correct te spellen (politie, liter, computer). 3.10. Ze kunnen complexe interpunctie duiden en toepassen: komma, puntkomma, dubbele punt, aanhalingstekens en haakjes. 3.11. Ze zijn in staat om zelfstandig hun spelling- en interpunctiefouten te onderkennen en te corrigeren. 3.12. Ze ontwikkelen een attitude voor correct schriftelijk taalgebruik. leerlijn 4: Begrijpend lezen Middenbouw De leerlingen lezen eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend en argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit: 4.1. Ze bepalen het thema van een tekst en activeren hun eigen kennis over het thema. 4.2. Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten. 4.3. Ze lossen het probleem van een moeilijke zin (of zinnen) op. 4.4. Ze voorspellen de volgende informatie in een tekst. 4.5. Ze leiden informatie af uit een tekst. 4.6. Ze onderscheiden verschillende soorten teksten zoals verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 4.7. Ze herkennen de structuur van verhalende teksten. Bovenbouw De leerlingen lezen minder eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend of argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit. 4.8. Ze zoeken, selecteren en verwerken op een doelbewuste en efficiënte manier informatie uit verschillende bronnen. 4.9. Ze leiden betekenisrelaties tussen zinnen en alinea's en herkennen inconsistenties. 4.10. Ze stellen zelf vragen tijdens het lezen. 4.11. Ze bepalen de hoofdgedachte van een tekst en maken een samenvatting. 4.12. Ze herkennen de structuur van verschillende soorten teksten. 4.13. Ze plannen, sturen, bewaken en controleren hun eigen leesgedrag. 4.14. Ze beoordelen teksten op hun waarde.
33
SCHOOLPLAN
2014-2018
leerlijn 5: Strategisch schrijven Middenbouw 5.1. De kinderen schrijven korte teksten, zoals antwoorden op vragen, berichten en afspraken en langere teksten, zoals verhalende en informatieve teksten. 5.2. Ze kennen kenmerken van verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 5.3. Ze durven te schrijven en hebben er plezier in. 5.4. Ze stellen het onderwerp vast en zijn zich bewust van het schrijfdoel en het lezerspubliek. 5.5. Ze verzamelen informatie uit enkele bronnen die beschikbaar zijn. 5.6. Ze ordenen de gevonden informatie in de tijd. 5.7. Ze kiezen de geschikte woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in enkelvoudige zinnen. 5.8. Ze schrijven korte teksten met de juiste spelling en interpunctie. 5.9. Ze lezen hun geschreven tekst na en reviseren die met hulp van anderen. 5.10. Ze kunnen opmerkingen maken bij hun eigen teksten. Bovenbouw 5.11. De kinderen schrijven allerlei soorten teksten, waaronder verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 5.12. Ze herkennen en gebruiken enkele kenmerken van verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 5.13. Ze stellen het schrijfdoel en het lezerspubliek van tevoren vast. 5.14. Ze verzamelen informatie uit verschillende soorten bronnen. 5.15. Ze ordenen vooraf de gevonden informatie. 5.16. Ze kiezen de juiste woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in enkelvoudige en samengestelde zinnen. 5.17. Ze schrijven langere teksten met de juiste spelling en lay-out. 5.18. Ze besteden aandacht aan de vormgeving en de lay-out. 5.19. Ze lezen hun geschreven tekst na en reviseren die zelfstandig. 5.20. Ze reflecteren op het schrijfproduct en op het schrijfproces. leerlijn 6: Informatieverwerking Middenbouw 6.1. De kinderen zoeken snel woorden op die alfabetisch zijn geordend. 6.2. Ze kennen de functie en opzet van verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.3. Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.4. Ze zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander materiaal op een efficiënte wijze op met behulp van een trefwoordenlijst of de computer. 6.5. Ze herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is. 6.6. Ze stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst. Bovenbouw 6.7. De kinderen kennen de betekenis en functie van verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet. 6.8. Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet. 6.9. Ze zoeken in een openbare bibliotheek boeken of andere materialen op een efficiënte wijze op met behulp van een computer. 6.10. Ze maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of informatieve tekst. 34
SCHOOLPLAN
2014-2018
6.11. Ze stellen zichzelf relevante vragen voor, tijdens en na het lezen van een tekst. leerlijn 7: Leeswoordenschat Middenbouw 7.1. Kinderen breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. 7.2. Ze maken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden. 7.3. Ze kunnen eenvoudig figuratief taalgebruik interpreteren. 7.4. Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst. 7.5. Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe woorden. Bovenbouw 7.6. Kinderen weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende betekenisrelaties kunnen hebben. 7.7. Ze weten dat woordparen betekenisrelaties kunnen hebben, zoals tegenstelling en synoniem. 7.8. Ze passen figuratief taalgebruik zelf toe. 7.9. Ze kunnen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden. 7.10. Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie). leerlijn 8: Reflectie op geschreven taal Middenbouw 8.1. Kinderen weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben. 8.2. Ze hebben zicht op de processen van schriftelijk taalgebruik. 8.3. Ze maken onderscheid tussen woordsoorten. 8.4. Ze kennen de afgrenzing van een zin. 8.5. Ze kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten. Bovenbouw 8.6. Kinderen zijn in staat qua functie en structuur onderscheid te maken tussen verhalende, informatieve, argumentatieve, directieve en expressieve teksten. 8.7. Ze zijn in staat om verbuiging van naamwoorden en vervoeging van werkwoorden te interpreteren en toe te passen. 8.8. Ze beheersen basale grammaticale begrippen, zoals onderwerp, gezegde en persoonsvorm. 8.9. Ze maken het onderscheid tussen formeel en informeel gebruik van geschreven taal. 8.10. Ze begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal. Verwijzingen Bron: Cor Aarnoutse en Ludo Verhoeven (red.) (2003): Tussendoelen gevorderde geletterdheid. Leerlijnen voor groep 4 tot en met 8. Expertisecentrum Nederlands
35
SCHOOLPLAN
2014-2018
Bijlage 4 Kerndoelen Cultuur Hierna volgen de relevante kerndoelen voor het onderwijs in de Nederlandse Cultuur, zoals voorgeschreven. Aangehouden is de officiële nummering van kerndoelen. Mens en samenleving 35. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. 36. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. 38. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen. Ruimte 47. De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie, twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en ZuidAmerika. 48. Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden / werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. 50. De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland. Tijd 53.
De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
Kerninhouden Nederlandse cultuur voor het NTC-onderwijs Toelichting De hieronder vermelde kerninhouden zijn niet voorschrijvend bedoeld, maar bij wijze van richtlijn. Als NTC-scholen expliciet aandacht besteden aan cultuur, moeten hiervoor doelstellingen worden geformuleerd en lesinhouden worden aangegeven. De beschikbare tijd is een belangrijke factor bij de invulling van de cultuurcomponent. Op de meeste NTC-scholen is geen of weinig tijd beschikbaar. Afhankelijk van de beschikbare tijd kunnen de domeinen meer of minder aandacht krijgen. Kerninhouden Nederlandse cultuur Algemene doelstelling De lessen Nederlandse cultuur beogen het instandhouden en versterken van de verbondenheid met de Nederlandse cultuur, om een succesvolle terugkeer naar Nederland te bevorderen. De lessen Nederlandse cultuur worden gegeven ter ondersteuning van en als aanvulling op de Nederlandse taallessen. We onderscheiden de domeinen: • festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes; • jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen; 36
SCHOOLPLAN •
2014-2018
Nederlandkunde.
De domeinen worden geïntegreerd en in onderlinge samenhang aangeboden, en zo veel mogelijk ook in samenhang met de Nederlandse taallessen. Kerninhouden per domein: Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes: Leerlingen hebben kennis van en doen ervaringen op met typisch Nederlandse festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes. Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen: Leerlingen zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen en de jeugdcultuur in Nederland. Domein Nederlandkunde: Leerlingen hebben kennis van de Nederlandse samenleving, vanuit historisch en (sociaal)geografisch perspectief. Uitwerking in leerstofaanbod: Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes: Voor alle groepen wordt de jaarlijkse cyclus van feestdagen doorlopen, waarbij in ieder geval aandacht is voor Koninginnedag en Sinterklaas. Jaarlijks worden daarnaast andere feestdagen benadrukt, zoals carnaval, vader- en moederdag, Pasen, Kerst, enzovoort. Incidenteel (als daartoe aanleiding is) worden typisch Nederlandse evenementen belicht, zoals bijvoorbeeld de Elfstedentocht, Luilak, St. Maarten. Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen: Voor alle groepen: - lezen van en spreken over Nederlandse kinder- en jeugdtijdschriften - uitwisselen van persoonlijke ervaringen na contact met Nederland (bezoeken, visite, - vakanties) Groep 3 t/m 8: - contacten met kinderen in Nederland per post/e-mail/Internet - lezen van en spreken over Nederlandse tijdschriften, krantenberichten, websites, enzovoort - de inhouden aan de orde laten komen in verwerkingsopdrachten Domein Nederlandkunde: Voor alle groepen: In alle groepen vormen de inhouden van dit domein een aanvulling (op het gebied van Nederlandse begrippen en de Nederlandse situatie) op het onderwijs dat in de dagschool al aan de orde komt bij de lessen aardrijkskunde, geschiedenis en andere onderwerpen op het gebied van ‘mens en maatschappij’. Groep 1 t/m 4: - Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - Jaarlijks wordt in ieder geval één seizoen behandeld.
37
SCHOOLPLAN
2014-2018
Groep 5/6: - Onderwerpen die in de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - De kinderen nemen kennis van specifieke sociaal-geografische en geschiedkundige kenmerken van de stad en/of regio waar men in Nederland (familie)banden mee heeft. Groep 7/8: - Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - De leerstof van het vakgebied aardrijkskunde voor groep 6: Nederland. - Onderdelen van de leerstof geschiedenis specifiek gericht op Nederland, waaronder in ieder geval ontdekkingsreizen en expansie (de Gouden Eeuw), het Koninkrijk na 1815, de Tweede Wereldoorlog en de hedendaagse maatschappij.
38