Schoolplan 2010-2014
Inhoudsopgave
pagina
1. Opdracht van de school 1.1 Missie van de school 1.2 Visie van de school 1.3 Kernwaarden van de school
3 3 3 4
2. Pedagogisch klimaat 2.1 De omgang tussen de deelnemers van de school 2.2 Leerling-zorg
5 5 6
3 Onderwijs 3.1 Didactiek in de onderbouw 3.2 Didactiek in de bovenbouw
8 8 9
4 Organisatie en beheer 4.1 Personeel en organisatie 4.2 Opbrengsten en kwaliteitszorg 4.2.1 Wat willen we bereiken m.b.t. opbrengsten? 4.2.2 Wat willen we bereiken m.b.t. de kwaliteitszorg? 4.3 Invloed ouders en leerlingen 4.4 Public Relations 4.5 Veiligheid 4.6 Financiën 4.7 Gebouw en beheer 4.8 ICT 4.9 Academische opleidingsschool
11 11 13 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Lijst met afkortingen
22
2
1. Opdracht van de school 1.1. Missie van de school Onze missie is leerlingen te helpen bij: □ de ontwikkeling van zelfstandigheid, zelfkennis, zelfwerkzaamheid en zelfvertrouwen; □ het verwerven van bekwaamheid om in het dagelijkse, sociale en maatschappelijke leven te kunnen functioneren; □ een persoonlijke, creatieve, onafhankelijke en verantwoordelijke rol te leren vervullen in de samenleving van nu en morgen. De school kan deze missie alleen realiseren in nauwe samenwerking met ouders. School is naast onderwijs immers ook opvoeding. En opvoeding is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ouders. De school is een plaats waar leerlingen veel tijd doorbrengen. Daardoor draagt de school voor de leerlingen voor een belangrijk deel bij het ontdekken van hun identiteit. Ook gaan leerlingen met de kennis die zij op doen op school geleidelijk aan de maatschappij om hen heen ontdekken. Kortom de school besteedt naast kennisoverdracht veel tijd aan pedagogische doelen. De communicatiedriehoek “leerling, ouders en school” is hierbij wezenlijk. 1.2 Visie van de school Ieder kind is uniek en kent een natuurlijke ontwikkeling (van kind via puber naar jong adolescent met de bij iedere periode behorende interesses en gedrag). Ieder kind heeft veel mogelijkheden. Uitgangspunt is actief te zoeken naar het potentieel van leerlingen en voor elke leerling individueel, de maximale ontwikkeling te stimuleren. Daarbij wordt uitgegaan van de ontwikkelingsfase waarin elke leerling zich individueel op een bepaald moment bevindt. Wanneer zij de school verlaten willen we dat onze leerlingen, naast een diploma, beschikken over een ruime mate van zelfstandigheid, zelfkennis, zelfvertrouwen, en zelfverantwoordelijkheid. “Help het me zelf doen” is daarbij de leidraad. Dit alles gebeurt in een pedagogische sfeer van vrijheid krijgen, veiligheid bieden en vertrouwen en verantwoordelijkheid geven. Onderstaand schema verbeeldt onze visie op leerlingen en leren.
‘help me het zelf te doen’’ Motto
Vrijheid
Veiligheid Didactiek
Iedere leerling - is uniek - maakt een natuurlijke ontwikkeling door - heeft veel mogelijkheden
1. Gelijkwaardig aanbod in samenhang
Mensbeeld
(cognitief, creatief, sociaal) 2. Veel eigen (leerling)activiteit, binnen en buitenschools leren Moet 3. Grote nadruk op reflecteren leiden 4. Vanuit verschillende leerstrategieën tot 5. Kunnen kiezen uit veelzijdig programma 6. Samenwerking staat centraal (sociaal leren)
Verantwoordelijk
-zelfstandigheid -zelfkennis -zelfvertrouwen -zelfverantwoordelijkheid
Vertrouwen
Alle elementen uit de pedagogiek en didactiek zoals weergegeven in het centrale deel van het schema moeten herkenbaar en zichtbaar zijn in ons dagelijkse handelen
3
1.3 Kernwaarden van de school De school hanteert vier kernwaarden. Twee daarvan zeggen wat over de pedagogiek: Hart voor elkaar: iedereen moet zich gekend weten, de omgang met elkaar is op basis van wederzijds respect, we doen veel samen, je mag ook anders zijn. Groeien: je ontwikkelt je niet alleen in kennis, maar ook als persoon. Er is ook aandacht voor sociaalemotionele, creatieve en praktische ontwikkeling van leerlingen. De derde en vierde kernwaarde zeggen wat over de didactiek. Met elkaar: door samen te werken leren leerlingen van elkaar en met elkaar. Ze spiegelen zich aan elkaar en aan volwassenen en kunnen daardoor hun identiteit ontdekken en ontwikkelen. Structuur: de school biedt een structuur waarin leerlingen ruimte en vertrouwen krijgen, maar óók de helderheid van wanneer wat gedaan moet worden en hoe je begeleid wordt. De ene leerling heeft meer behoefte aan ondersteuning dan de ander en krijgt die dan ook. Dit alles gebeurt met lef. Leerlingen worden uitgedaagd, we bieden veel mogelijkheden, geven leerlingen ruimte om te kiezen, om fouten te maken, hun eigen weg te zoeken. Docenten en andere medewerkers schuwen vernieuwingen / veranderingen niet. We durven onze nek uit te steken en risico’s te lopen. Een onderzoekende houding borgt dat we de resultaten van onze keuzes steeds kritisch tegen het licht houden en de werkwijze zo nodig aanpassen.
4
2. Pedagogisch klimaat. 2.1 De omgang tussen de deelnemers van de school Wat is aanwezig? -
een veilig klimaat waarin leerlingen en personeel zich op een goede en plezierige manier kunnen ontwikkelen. wekelijkse groepsmentorlessen waarin sociale vaardigheden geregeld aan bod komen. driewekelijks een individueel mentorgesprek. een personeelsvereniging. een elektronische leeromgeving (TeleTOP) met informatie voor personeel, ouders en leerlingen. twee ouderklankbordgroepen waar ouders en school in gesprek zijn over vorm en inhoud van het onderwijs. (Eén voor leerjaar één en één voor leerjaar twee). tijdens de les contact op ooghoogte. rapportagegesprekken door de mentor met de leerling èn de ouders. tutoyeren van docenten door leerlingen. de leerlingen spelen een serieuze en essentiële rol bij de voorlichting op basisscholen en op de open dag . de leerlingen hebben een rol bij sollicitatiegesprekken. leerlingen worden betrokken bij de gesprekscyclus van de medewerkers (360° feedback). de docentcoaches voeren coachingsgesprekken met nieuwe docenten. het pedagogisch klimaat is onderwerp in de jaarlijkse plannings- en voortgangsgesprekken een klimaat waarin feedback geven en ontvangen normaal is. (thematische) ouderavonden en rapportageavonden.
Wat willen we bereiken? -
-
alle deelnemers op school gaan op een respectvolle, zorgvuldige, gelijkwaardige en transparante manier met elkaar om iedereen is op de hoogte van en schaart zich achter de visie op de ontwikkeling van jonge mensen (zoals die gezamenlijk geformuleerd is met kernbegrippen: ontwikkeling, vertrouwen, verantwoordelijkheid geven, observeren, reflecteren en begeleiden). iedereen voelt zich vanuit zijn of haar positie betrokken bij de school.
Wanneer hebben wij dit bereikt? Wanneer: □ de onderwijsvisie breed gedragen is en in de praktijk van alledag herkenbaar. □ leerlingtevredenheidsonderzoeken op dit punt voldoende zijn. □ exit-enquêtes bij schoolverlaters een positief beeld geven over omgang. □ medewerkertevredenheidsonderzoeken voldoende zijn op dit punt. □ oudertevredenheidsonderzoeken voldoende zijn op dit punt. □ tweejaarlijkse gesprekkencyclus met daarin een planningsgesprek, voortgangsgesprek en beoordelingsgesprek geen aanleiding geeft voor maatregelen op dit vlak. □ de ouderklankbordgroepavonden een positief beeld van de school geven wat betreft het pedagogische klimaat op school. □ de leerlingenraad actiever bij de school betrokken is. □ de personeelsvereniging een grotere rol heeft in de informele sfeer. □ in de bovenbouw ook ouderklankbordgroepen ingevoerd zijn. □ de leerlingenraad/leerlingvertegenwoordiging daadwerkelijk invloed kan uitoefenen op het beleid van de school. □ de teams (binnen kaders) in grote mate zelfsturend en verantwoordelijk zijn voor het beleid op het gebied van onderwijs aan en begeleiding van leerlingen. □ alle leerlingen geregeld de kans hebben feedback te geven op het onderwijs en begeleiding via mentoraat maar ook via bijvoorbeeld een jaargroepoverleg. □ er een leerplan mentoruren is met aandacht voor omgang met elkaar, respect voor elkaar en de omgeving.
5
2.2. Leerlingenzorg: Wat is aanwezig? e
Op het gebied van 1 lijnszorg: - elke leerling heeft een klas met een groepsmentor die een groepsmentoruur geeft, waarin onder meer studie- en sociale vaardigheden, activiteiten en loopbaanoriëntatie aan bod komen. - elke leerling heeft een individuele mentor, met wie eens in de drie weken (en indien nodig vaker) een individueel mentorgesprek gevoerd wordt. - op de agenda van het teamoverleg waaraan elke mentor deelneemt, is standaard het agendapunt ‘leerlingbespreking’ opgenomen. - de leerling wordt begeleid door de pedagogisch conciërge en de receptie (in geval van spijbelen, te laat komen, ziek worden op school etc.) e
Op het gebied van 2 lijnszorg: - een dyslexiefunctionaris - een faalangstreductietrainer - een vertrouwenspersoon - afdelingsleiders en decanen - een schoolarts en een schoolverpleegkundige. e
Op het gebied van 3 lijnszorg: - er is een zorgadviesteam (ZAT) dat geraadpleegd kan worden door het teamoverleg - er kunnen externe zorginstellingen ingeschakeld worden. - via het samenwerkingsverband is plaatsing op SOS of Timeout mogelijk. - Leerlingen krijgen ambulante begeleiding vanuit hun indicatiestelling (cluster 1, 2, 3 of 4). - Deze leerlingen krijgen 40 taakuren toegewezen van de mentor voor begeleiding en opstellen handelingsplan. - Een deel van het rugzakgeld wordt gebruikt voor scholing aan het gehele team op het gebied van leer- en gedragsproblematiek. - Leerlingen met LWOO indicatie van het RVC worden ingedeeld door de afdelingsleider onderbouw voor cursussen met remedial karakter voor taal en/of rekenen. - Deze leerlingen mogen op vrijwillige basis deelnemen aan naschoolse huiswerkbegeleiding. - Tijdens deze huiswerkbegeleiding is aandacht voor planning, organisatie en leerprocessen. - Dyslexie/dyscalculie. - Leerlingen met diagnose dyslexie hebben een dyslexiepas. - Per leerling wordt door de dyslexiefunctionaris bekeken welke extra voorzieningen voor deze leerlingen nodig zijn. - Leerlingen met dyscalculie kunnen gebruik maken van vergrotingen en extra tijd. - van leerlingen met gedragsproblemen wordt per leerling bekeken welke gedragsproblematiek hij/zij ondervindt en welke afstemming we kunnen maken met school, ouders en omgeving. - De mentor zorgt voor bespreking van de leerling in het teamoverleg en gezamenlijk worden handelingstips uitgevoerd. - Voor leerlingen met faalangst is er een faalangstreductietraining. - Voor leerlingen die moeite hebben met slapen of ontspannen is er een keuzecursus tieneryoga. Wat willen we bereiken? -
6
Zorg is afgestemd op de individuele behoefte van de leerling, adequaat, professioneel, creatief en betrokken. Een leerlingdossier in Magister waaraan alle betrokkenen bijdragen, zodat de leerling optimaal te volgen is De inhoud van het leerlingvolgsysteem koppelen aan de zorg die de leerling nodig heeft op het gebied van leer- en gedragsproblematiek. Korte lijnen zodat problemen snel erkend en opgepakt worden. Zorg niet beperken tot ouders en team, maar ook leerlingen onderling een rol geven. Voorbeeld bovenbouwleerlingen begeleiden onderbouwleerlingen. Voldoen aan de criteria genoemd in streefbeeld 2013 van het SamenWerkingsVerband (SWV).
Wanneer hebben we dat bereikt? Wanneer: □ er scholingen zijn voor het team op gebied van leer – en gedragsstoornissen. □ er een goed werkend leerlingvolgsysteem in Magister is ontwikkeld. □ er naast de VAS-toetsen ook een schoolvragenlijst wordt afgenomen. □ er structurele begeleiding van leerlingen met extra zorgbehoefte binnen en buiten de les is. □ er uitbreiding van aanbod op gebied van dyscalculie, sociale vaardigheidstrainingen, antiagressietraining en huiswerkbegeleiding is gerealiseerd. □ alle beginnende mentoren geschoold zijn en gecoacht worden. □ leerlingen werken binnen juniormentoraat, peermediation of als peacemakers. □ de grenzen van de zorg duidelijk in kaart zijn gebracht en hun weerslag hebben in aannamebeleid en lespraktijk. □ streefbeeld 2013 van SWV is gerealiseerd: trefzekere plaatsing van leerlingen in het derde leerjaar; uitbreiding van de interne ondersteuning; registratie van zorgleerlingen; samenwerking met V(S)O scholen; samenwerking met externe instanties. □ er jaarlijks een zorgplan op- en bijgesteld wordt. □ de resultaten van de zorg jaarlijks in een zorgverslag beschreven worden.
7
3 Onderwijs 3.1 Didactiek in de onderbouw Wat is aanwezig? -
-
-
-
-
-
-
-
In de onderbouw is er samenhang tussen vakken. Ontwikkelingsdoelen staan centraal. Het aanbod dekt de kerndoelen van de basisvorming en is thematisch van opzet. De opdrachten zijn een combinatie van theorie, praktische toepassingen en vaardigheden als samenwerken, zelfstandigheid, attitude en reflectie. Vijf leergebieden: Internationale Communicatie, Mens en Maatschappij, Mens en Natuur, Kunst, Cultuur en Bewegen en Keuzeprogramma. Bij Internationale Communicatie werken de leerlingen cyclisch in periodes van drie maanden intensief aan de talen Frans, Duits en Engels. Een aparte leerlijn voor de vakken Nederlands en wiskunde . De kerndoelen voor Nederlands zijn verdeeld over de leergebieden Mens en Maatschappij en Kunst, Cultuur en Bewegen. Voor wiskunde zijn de praktische toepassingen ondergebracht bij Mens en Maatschappij en Mens en Natuur. Parallel hebben de leerlingen één lesuur per week de theorie van de wiskunde. Het keuzeprogramma dat aanvullend is op het aanbod van de kerndoelen en waarin leerlingen in twee jaar in totaal achttien cursussen volgen met uiteenlopende onderwerpen op cognitief, creatief of sociaal gebied. Zowel in de keuzecursussen als via de maatschappelijke stages, krijgt het binnen- en buitenschools leren vorm. De programma’s zijn gedifferentieerd naar niveau (havo en mavo), interesse, aanleg en tempo. Er, wordt gedurende de hele periode met de leerlingen gereflecteerd op hun sterke en zwakke kanten en de gevolgen daarvan voor hun doorgroeimogelijkheden. In het tweede leerjaar wordt op basis van de persoonlijke ontwikkeling en de behaalde resultaten een trajectadvies uitgebracht dat de leerling toegang verschaft tot drie havo of drie mavo. De programma’s bestaan in totaal uit twaalf deeltaken. Elke deeltaak bestaat uit zes weken. Het programma van elke deeltaak staat op een programmakaart (het werkoverzicht). Via TeleTOP wordt de leerling wegwijs gemaakt in de programma’s en de planning van de leergebieden (via studiewijzers). TeleTOP speelt een belangrijke rol in de communicatie met de docent. Mededelingen, achtergrondinformatie, informatie over het inleveren van gemaakte opdrachten gaan via dit systeem. De wijze waarop wordt getoetst past bij de werkwijze: er zijn practica, werkstukken, voorstellingen, presentaties, praktische individuele en samenwerkingsopdrachten, digitale en schriftelijke toetsen. De resultaten worden per deeltaak weergegeven in cijfers op havo- en mavo-niveau. Deze worden genoteerd op het werkoverzicht. Daarnaast is er een beoordeling voor algemene vaardigheden als inzet, zelfstandigheid en samenwerken. Aan de hand daarvan vindt er een reflectie plaats van en met de leerling door de docent, de ouders en de mentor. Drie maal per jaar worden de resultaten met de leerling en de ouders besproken tijdens een rapportagegesprek.
Wat willen we bereiken? -
8
een evenwichtige samenstelling van opdrachten en toetsvormen binnen de programma’s, waarin zowel de theorie als de praktische toepassing aan bod komen met de bijkomende vaardigheden. de programma’s bieden voldoende maatwerk voor de leerlingen. Het aanbod en de lesorganisatie zijn zodanig ingericht dat aan die behoeftes tegemoet wordt gekomen. elke onderwijsleersituatie heeft een eigen voertaal (Nederlands, dan wel Engels, Frans of Duits). Leerlingen leren en voeren opdrachten uit via de voertaal. binnen de leergebieden is er in leerjaar twee kennis van de verschillen en overeenkomsten in het aanbod en de werkwijze van de bovenbouw van havo en mavo. de vaksites op TeleTOP zijn voor alle leergebieden gelijk ingericht, zodat leerlingen en andere betrokkenen op elk moment over de juiste informatie en leermiddelen beschikken. de leergebiedteams hebben onderling de taken en rollen gedefinieerd. Deze verdeling is gebaseerd op competenties, voorkeuren en taakbelasting. een consistente vorm van rapportage die zo efficiënt en transparant mogelijk resultaten, voortgang en proces koppelt en zichtbaar maakt.
Wanneer hebben we dat bereikt? Wanneer: □ elk leergebied per deeltaak tenminste één complexe opdracht ontwikkeld heeft, waarbij zowel het product als het proces wordt beoordeeld. □ de leergebieden tegemoet komen aan de verschillende leerstijlen. □ de vaksites op TeleTOPop door alle leergebieden volledig en herkenbaar ingevuld zijn. □ de didactische uitwerking per leergebied beschreven is. Deze deelwerkplannen worden gebruikt als werkplan. □ jaarlijks de teamtaken en -rollen binnen leergebieden besproken en geëvalueerd worden. □ er een algemene checklist is die de didactische Montessori-uitgangspunten bevat waarop programma’s en werkwijze van de leergebieden getoetst worden. □ het deelwerkplan jaarlijks wordt aangevuld met een sterkte-zwakte analyse die gemaakt wordt op basis van de algemene didactiekchecklist. □ in tenminste twaalf bijeenkomsten per jaar de teams van de leergebieden werken aan een ontwikkel- of evaluatieonderwerp voor dat leergebied. De onderwerpen worden in overleg met de afdelingsleider vastgesteld aan de hand van de algemene checklist of de sterkte-zwakte analyse van het betreffende leergebied. □ er een taalbeleidsplan is dat door alle medewerkers onderschreven en uitgevoerd wordt. □ de criteria voor havo en mavo voor de toetsing, rapportage en overgang helder en valide zijn. Dit geldt zowel voor de kennis, de vaardigheden als de attitude van de leerling. □ de rapportage gedigitaliseerd is en aan de leerling, ouders, mentor en andere betrokkenen op elk moment inzicht geeft in de vorderingen van de leerling. □ het rapportgesprek plaatsvindt met de leerling, de ouders en de mentor. Voor dit gesprek zijn de gedigitaliseerde gegevens verzameld in één document.
3.2 Didactiek in de bovenbouw Wat is aanwezig? Havo: - vanaf leerjaar 3 wordt gewerkt met de ‘standaard’ vakken. In havo 4 en 5 wordt aan de hand van PTA’s gewerkt richting examen. - havo 3 heeft een lesuur per dag als KeuzeWerkTijd. - in havo 4 en 5 worden vier profielen aangeboden. - in navolging van de onderbouw wordt in havo 4 voor de profielen C&M als E&M aan de hand van thema’s twee vakoverstijgende profielprogramma’s aangeboden. In elk thema speelt een aantal vakken uit het gekozen profiel een rol. - in havo 4 en 5 zijn er voortgangstoetsen (tellen niet mee in PTA), SE-toetsen (tellen wel mee) en praktische onderdelen (tellen wel mee). - het jaarprogramma bestaat uit zes deeltaken. - leerlingen maken gebruik van TeleTOP als digitale leeromgeving die intensief gebruikt wordt voor mededelingen, het geven van achtergrondinformatie, het inleveren van gemaakte opdrachten en het communiceren met een docent. Mavo: - vanaf leerjaar 3 wordt gewerkt met de ‘standaard’ vakken. Aan de hand van PTA’s wordt er gewerkt aan het examenprogramma. - leerlingen kiezen in de vijfde deeltaak een sector van leerjaar 3. - van alle gekozen vakken wordt het behaalde derdejaarscijfer meegenomen naar het vierde jaar. Vakken die niet meer in de vierde gegeven worden, moeten voldoende afgesloten zijn ( hoger dan 5,5). - in het vierde jaar moeten de leerlingen voor de gekozen sectorvakken en de vakken in het vrije deel hun proef halen. De proef houdt in dat de leerling alle onderdelen voor het vak moet maken en het vak met een voldoende moet afsluiten. - voor Nederlands en Engels doen de leerlingen mee aan het CSE. Voor de overige vakken kent de school een eigen afsluiting. - de leerling ontvangt zijn diploma als hij/zij alle sectorvakken, vakken in het vrije deel voldoende heeft en voor Nederlands en Engels minimaal één 5 en één 6 heeft gehaald.
9
-
het jaarprogramma bestaat uit zes deeltaken. mavo 3 en 4 hebben dagelijks een lesuur KeuzeWerkTijd. leerlingen maken gebruik van TeleTOP als digitale leeromgeving die intensief gebruikt wordt voor mededelingen, het geven van achtergrondinformatie, het inleveren van gemaakte opdrachten en het communiceren met een docent.
Wat willen we bereiken? -
-
-
een optimalisering van de doorlopende leerlijn van onder- naar bovenbouw. Door eind van het tweede leerjaar en het begin van havo/mavo 3 zo in te richten dat de leerlingen een vlekkeloze aansluiting ervaren van leergebied naar vakkenstructuur. in mavo 3 wordt gewerkt met twee sectormodules (in navolging van de profielprogramma’s van de havo). de deels eigen examenregeling voor mavo 4 is in zijn geheel behouden in de huidige vorm. in havo 3 zijn er verplichte vakken. In de eerste periode is er aandacht voor de overgang van leergebieden naar vakken. Aan het eind van het schooljaar, deeltaak zes, wordt het lesaanbod gestroomlijnd, in een streaming programma om leerlingen goed voor te bereiden op de gekozen profielen in havo 4 en 5. de mogelijkheden die leerlingen krijgen om keuzes te maken, heeft een nieuwe vorm gekregen in Havo 4 zijn in de natuurprofielen twee profielprogramma’s ontwikkeld. er worden in de gehele bovenbouw veel verschillende werkvormen gebruikt. Hierbij zijn de uitgangspunten van de Montessori-didactiek sturend.
Wanneer hebben we dat bereikt? Wanneer: □ de aansluiting tussen onderbouw en bovenbouw zodanig vorm heeft gekregen dat het voor leerlingen geen problemen geeft. □ er twee sectormodules zijn ontwikkeld. □ de streaming in havo 3 is gerealiseerd. □ er twee profielprogramma’s in de natuurprofielen zijn ontwikkeld. □ het ministerie de licentie voor huidige examenregeling mavo (deelname CSE Nederlands en Engels; andere vakken eigen afsluiting) voor geruime tijd gegarandeerd heeft. □ er systematisch aandacht geschonken wordt aan samenwerken en reflecteren. □ alle vakken per deeltaak aantoonbaar minimaal vijf werkvormen inzetten. □ de karakteristieken van de Montessori-didactiek jaarlijks getoetst worden aan de praktijk.
10
4 Organisatie en beheer 4.1 Personeel en organisatie Wat is aanwezig? -
een organisatie die zich kenmerkt door korte lijnen. een algemeen directeur en drie afdelingsleiders (onderbouw, bovenbouw havo en bovenbouw mavo). afdelingsleiders die naast deze taak ook lesgeven. docenten zijn verdeeld in teams. het onderwijsondersteunend personeel is verdeeld onder de verschillende schoolleiders. de teams en leergebieden formuleren jaarlijks doelstellingen (verwoord in Balanced Score Cards) die geëvalueerd worden. we zien elkaar als partners in het bereiken van de geformuleerde doelen. alle medewerkers leggen verantwoording af over de afgesproken resultaten aan de direct leidinggevende. een tweejarige gesprekscyclus met daarin een plannings-, een voortgangs- en een beoordelingsgesprek. de collega’s volgen scholing op aanwijzing van school dan wel op eigen initiatief voor zover dat aansluit bij de behoeften van school. een vastgesteld begeleidingsmodel voor nieuwe(re) docenten. de jaartaak komt in dialoog tot stand, waarbij persoonlijke ambities, talenten, mogelijkheden en schoolbelangen worden gewogen. de MR speelt een belangrijke rol bij het vaststellen van beleid en als ‘critical friend’. Deze rol wordt in de onderbouw ook door klankbordgroepen van ouders vervuld.
Wat willen we bereiken? -
de Montessori-doelstellingen gaan niet alleen op voor leerlingen, maar ook voor personeelsleden .In een veilige sfeer krijgen teamleden vertrouwen en verantwoordelijkheid. samenwerken binnen teams en reflecteren op eigen functioneren is standaard. Het feedback geven aan collega’s is normaal. personeelsleden worden getoetst aan de hand van een schooleigen competentieprofiel. er is een heldere en doeltreffende overleg-, besluit- en leercultuur. het is gewoon dat we elkaars werk zien en van elkaar leren. in het kader van de academische opleidingsschool worden frequent onderzoeken uitgevoerd door de OBS van school en studenten. de school is aantrekkelijk voor alle medewerkers. er is een eigen scholingsprogramma. de werkdruk is acceptabel. De ontwikkelingsmogelijkheden zijn groot. het taakbeleid is flexibel waardoor het eenvoudiger is in te springen op actuele vragen en problemen. ziekteverzuim is structureel onder het landelijk gemiddelde ziekteverzuim onderwijs. er wordt voldaan aan de wettelijke vereisten ten aanzien van de functiemix docenten.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ er jaarlijkse voor het hele team scholing is over Montessori-uitgangspunten en het in praktijk brengen daarvan. □ er voor nieuwe docenten scholing is in kader van Montessori-uitgangspunten. □ de teams binnen gestelde kaders een grote mate van beleidsvrijheid kennen in de voor dat team belangrijke zaken. Teams zijn zelfsturend. □ de teams beschikken over een financieel en personeel budget. □ het overleg over teamoverstijgend beleid goed gestructureerd is. □ er systematisch aandacht geschonken wordt aan samenwerken en reflecteren. □ jaarlijks onderzoek gedaan wordt om beleid te ontwikkelen, bij te stellen en om opbrengsten en resultaten in kaart te brengen. □ er een strakke uitvoering van de gesprekscyclus is.
11
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
12
er een zorgvuldige uitvoering is van de beoordelingsgesprekken. er een breed gedragen scholingsbeleid is. personeelsleden worden gestimuleerd om zich te ontwikkelen en hun Montessoricompetentieprofiel te versterken en daarover afspraken gemaakt worden met de leidinggevende. er structureel aandacht is voor werkdruk. het taakbeleid gaat in de richting van het vrije taakmodel waarbij minder taken vastliggen en er meer naar behoefte ingevuld kan worden. het ziekteverzuim gedaald is tot 4 procent of lager door lagere werkdruk en grotere arbeidssatisfactie. er een functiehuis ontwikkeld is (inclusief competentieprofielen) dat recht doet aan de ontwikkelingen van ons onderwijs en aan de wettelijk gestelde eisen. de het personeel een concreet carrièreperspectief heeft. het beloningsbeleid van Quadraam is vertaald naar schoolniveau. de MR nauw betrokken is bij beleidsontwikkeling en -vaststelling. ouders en leerlingen nauw betrokken zijn bij het onderwijsproces en de groei van leerlingen. door een aantrekkelijke arbeidsomgeving er geen problemen zijn met het opvullen van vacante werkplekken. er in het kader van de academische opleidingsschool structureel studenten opgeleid worden tot Montessori-docent VO. de algehele personeelstevredenheid 7,5 of hoger is.
4.2 Opbrengsten en kwaliteitszorg Wat is aanwezig? -
-
tevredenheidsonderzoeken afgenomen onder alle bij school betrokkenen (docenten, (oud)leerlingen, ouders). visitatie van de vereniging voor Voortgezet Montessori Onderwijs (VMO), waarbij het onderdeel opbrengsten een van de te beoordelen onderwerpen is. jaarlijkse opbrengstenkaart opgesteld door de inspectie. jaarverslagen met een analyse van feitelijke gegevens over in- uit- en doorstoom en (examen-) resultaten, opgesteld door de afdelingsleiders. Met de groepsrapportage analyseren de docenten daar waar het mogelijk is het CSE. het CINOP doet onder de (oud-) leerlingen onderzoek via een enquête. in teamvergaderingen worden de uitkomsten van de opbrengstenkaarten , enquêtes en de jaarverslagen besproken en zo nodig resulteert dit in een BSC.
4.2.1 Wat willen we bereiken op het gebied van opbrengsten? -
-
-
alle betrokken partijen (schoolleiding, vakgroepen, leergebiedteams en individuele docenten) hebben effectief overleg over alle indicatoren rond opbrengsten. opbrengsten zijn op een voldoende tot goed niveau: de uitstroom in onderbouw en bovenbouw is gering, de doorstroom van mavo naar havo is gelijk aan of hoger dan het landelijk gemiddelde van vergelijkbare scholen, het LOB-programma en de doorlopende LOB-lijn zijn gerealiseerd, docenten en (oud)leerlingen zijn tevreden over het bereikte niveau van de vaardigheden plannen, zelfstandigheid, en keuzes maken. alle gegevens over opbrengsten worden systematisch verzameld en besproken met betrokkenen. Overleg hierover vindt aan het begin en einde van het schooljaar plaats volgens een beleidsagenda. een doorlopende LOB-lijn of LOB-programma die ook wordt uitgevoerd en geëvalueerd. het betreffende beleid wordt geanalyseerd, geëvalueerd en eventueel bijgesteld. via Magister worden alle relevante gegevens geadministreerd (cijfers / leerlingvolgsysteem). de VAS-toetsen in de onderbouw worden systematisch in het evaluatieproces gezet. er is systematisch onderzoek waarom leerlingen uitstromen en hoe deze uitstroom verkleind kan worden. de instroom aan de onderkant is zodanig dat alle aangenomen leerlingen een reëel perspectief hebben op een diploma. De warme overdracht van het PO is goed geregeld.
Wanneer hebben we dat bereikt? Wanneer: □ de uitstroom uit de leerjaren 1 en 2 onder 5 procent ligt en er in de bovenbouw geen uitstroom is. □ aanname vanaf de basisschool gebeurt op een zorgvuldige en volledige wijze. □ leerlingen met problemen in leerjaar 1 of 2 worden besproken met de toeleverende basisschool. de indicatoren “rendement onderbouw” en “diploma in driejaren zonder zittenblijven” op de opbrengstenkaarten het oordeel “op of boven het landelijke gemiddelde” hebben (Rendement onderbouw 95 procent / diploma in twee (mavo) of drie jaar (havo) zonder zittenblijven 95 procent). □ de indicator 1.1. (systematische evaluatie opbrengsten) in het PKO een 3 of 4 is. □ de indicatoren “gemiddeld cijfer cse” op of boven het landelijk gemiddelde liggen. □ het slagingspercentages voor de havo en de mavo op of boven 94 procent ligt. □ de uitkomsten van het CINOP tot tevredenheid stemmen (de positieve oordelen samen minimaal 85 procent). □ de gemiddelde totale beoordeling van tevredenheidsonderzoeken van leerlingen, ouders en personeel 7 of hoger is. □ de inspectie de indicator “verschil SE/CE “ voor de havo-afdeling van het oordeel “gering verschil” voorziet.
13
4.2.2 Wat willen we op het gebied van kwaliteitszorg? Wat willen we bereiken? -
een goed werkend en breed gedragen kwaliteitszorgsysteem. verbeteracties in gang zetten vanwege de analyse van de inspectie (Betreft actief burgerschap en sociale integratie, schoolplan en realistisch tijdpad ). de verantwoordelijkheid voor kwaliteitszorg ligt bij het management . medewerkers, ouders en (oud-)leerlingen betrekken bij de kwaliteitszorg (via enquêtes, thema op conferentiedagen en tevredenheidsonderzoeken) een plan van aanpak rond integratie en actief burgerschap schrijven, acties uitvoeren en evalueren. - - het toetsborgingssysteem beschrijven en in alle leerjaren invoeren. jaarlijks de programma’s van toetsing en afsluiting evalueren en eventueel aanpassen. tijdens de gesprekkencyclus het onderwerp kwaliteitszorg systematisch aan de orde stellen.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ de onderwijsinspectie alle indicatoren rond kwaliteitszorg positief beoordeelt □ medewerkers, leerlingen en ouders worden jaarlijks actief betrokken worden bij de te realiseren verbeteringen op basis van de tevredenheidonderzoeken. □ er een beleidsplan integratie en actief burgerschap geschreven is, dat tweejaarlijks geëvalueerd en aangepast wordt. □ het toetsborgingssysteem beschreven is en de afdelingsleiders de procedures monitoren. □ de kwaliteit van opbrengsten en PTA’s geëvalueerd worden.
14
4.3 Invloed leerlingen en ouders Wat is aanwezig? -
-
op school is een aantal overlegorganen aanwezig waarin ouders en leerlingen zitting hebben en hun invloed kunnen laten gelden. Dat zijn onder meer de leerlingenraad, de feestcommissie, de MR, GMR en de klankbordgroepen. Daarnaast worden ouders en leerlingen regelmatig bevraagd via tevredenheidsonderzoeken. leerlingen worden betrokken bij het beoordelen van het functioneren van docenten. Zij spelen ook een rol bij sollicitatiegesprekken van nieuwe docenten.
Wat willen we bereiken? -
ouders en leerlingen actiever betrekken bij de school. Zij zijn onze spiegel, ons klankbord, leveren kritiek en houden ons scherp. leerlingen meer betrekken bij het onderwijs dat zij volgen. leerlingen en ouders moeten hun ideeën en wensen over beleid en inrichting van de school op volwaardige manier kenbaar kunnen maken. de school vindt het belangrijk dat leerlingen en ouders medezeggenschap hebben in die zaken waarmee zij direct en indirect te maken hebben.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ er structurele voorlichting is tijdens open dagen, ouderavonden en mentoruren om aandacht te geven aan inspraakmogelijkheden. □ ouders en leerlingen zich nauw betrokken voelen bij de ontwikkelingen binnen de school. □ relevante stukken zoals Balanced Score Cards, schoolplan, schoolgids en inspectierapporten via TeleTOP te raadplegen zijn voor ouders en leerlingen. □ informatie over cijfers en absentie beschikbaar is via het digitale LVS. □ overleggen op alle niveaus structureel ingepland zijn. □ tevredenheidsonderzoeken op gebied van invloed op en betrokkenheid bij beleid en school door ouders en leerlingen minimaal met een 7 gewaardeerd worden. □ leerlingen en ouders voltallig, volgens het toegestane quotum, vertegenwoordigd zijn in de MR en GMR. □ leerlingen aanwezig zijn bij sollicitatiegesprekken en deelnemen aan het besluitvormingsproces □ leerlingen structureel betrokken zijn bij de gesprekscyclus van het personeel.
15
4.4 Public Relations Wat is aanwezig? -
-
-
de school heeft een PR-commissie, bestaande uit leden van de schoolleiding en enkele personeelsleden. De commissie vergadert frequent, beschikt over een eigen budget en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de schoolleiding. de PR-commissie verzorgt de jaarlijkse PR-activiteiten en onderhoudt contacten met toeleverende basisscholen. er zijn jaarlijks publicaties en er is een goed functionerende website. de commissie draagt zorg voor de organisatie van de voorlichting op school en gaat namens school naar voorlichtingsbijeenkomsten op andere scholen. De personeelsleden worden hiervoor via het taakbeleid gefaciliteerd. contacten met de media lopen via de PR-commissie, zo nodig via de medewerker communicatie van Quadraam.
Wat willen we bereiken? -
-
de school staat stevig in de markt. De uitgangspunten en werkwijze zijn bekend en worden gewaardeerd. Alle leerlingen / ouders die geïnteresseerd zijn in Montessori onderwijs worden, ongeacht de basisschool van de leerling, bereikt. met scholen die een verwant profiel hebben wordt samengewerkt op gebied van warme overdracht en op onderwijsinhoudelijk gebied. activiteiten van de PR-commissie, specifiek gericht op de basisscholen in Arnhem-Noord, zodat het procentuele aandeel van leerlingen uit dit deel van de stad groeit. alle medewerkers van de school zijn ware ambassadeurs van de school. alle officiële uitgaven van de school zijn van hoge kwaliteit qua vorm en inhoud.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ we minimaal vijf keer per jaar aandacht van de media voor de school genereren. □ voor ouders van leerlingen ouderavonden georganiseerd worden waarop de invulling van het Montessori-onderwijs duidelijk herkenbaar is. □ oud-leerlingen nadrukkelijker worden betrokken bij de voorlichting in brede zin. □ we de resultaten van ons onderwijs meer communiceren naar basisscholen, ouders, media. □ alle medewerkers het voorlichtingsverhaal kennen en dat eenduidig naar buiten brengen. □ er minimaal vijf verwante scholen zijn waarmee we nauwer samenwerken wat betreft warme overdracht en doorlopende leerlijn. □ minimaal 8 procent van de leerlingen in Arnhem-Noord kiest voor onze school en de helft van de leerlingen uit Arnhem-Noord komt. □ er structureel minimaal 20 basisscholen worden bezocht in het kader van onze kringscholen activiteiten. □ de tevredenheid van basisscholen over onze school is toegenomen in vergelijking met het tevredenheidsonderzoek in 2009. □ het aantal aanmeldingen in leerjaar 1 de komende jaren stabiel is tussen 140 en 160 leerlingen.
16
4.5 Veiligheid Wat is aanwezig? -
de school is een kleinschalige school. een veiligheidsplan. voldoende BHV-ers (één op vijftig aanwezigen). twee contactpersonen en een extern contactpersoon. een pedagogisch conciërge die een bijdrage levert aan het veilige klimaat. In geval van conflicten worden deze op hele korte termijn besproken en afgehandeld. in mentoruren wordt aandacht besteed aan alles wat de school veilig maakt. er zijn duidelijke regels. jaarlijks vinden controles plaats in kader van veiligheid. een ontruimingsplan.
Wat willen we bereiken? - een nog veiliger plek voor leerlingen èn medewerkers. - op het gebied van veiligheid is het voor iedereen helder wie waarvoor verantwoordelijk is - leerlingen spelen nadrukkelijker een rol op gebied van veiligheid. - er is een risico-inventarisatie en -evaluatie. - Personeel en leerlingen evalueren jaarlijks de regels en afspraken. Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ er een veiligheidscoördinator is. □ er een veiligheidscommissie is met iemand uit de schoolleiding, de wijkagent en de veiligheidscoördinator. □ er een risico-inventarisatie en -evaluatie heeft plaatsgevonden. □ jaarlijks aan de hand van de risico-inventarisatie de veiligheid verbeterd wordt. □ er een voortdurend geactualiseerd veiligheidsplan is. □ er jaarlijks drie ontruimingsoefeningen zijn. Door evaluaties weten personeelsleden en leerlingen hoe zij in geval van calamiteiten moeten handelen. □ incidenten op school systematisch genoteerd en geanalyseerd worden en er zo nodig acties worden ondernomen ter voorkoming van dergelijke incidenten. □ leerlingen betrokken worden bij de surveillance. □ leerlingen opgeleid worden tot mediator bij conflicten tussen leerlingen onderling. □ het naleven van (gedrags-)regels door personeel en leerlingen jaarlijks op de agenda staat van personeelsvergaderingen en in het overleg tussen leerlingenraad en schoolleiding.
17
4.6 Financiën Wat is aanwezig? -
er is een goed functionerende bestuursbrede afdeling financiën. kaders en verantwoordelijkheden zijn bekend en helder. al enkele jaren is de financiële situatie van de school niet gezond. op schoolniveau wordt er gewerkt met budgetten voor onder- en bovenbouw. de verantwoordelijkheid, toedeling en bewaking van deze budgetten ligt bij een of meer teamleden.
Wat willen we bereiken? -
de school is in de zwarte cijfers. het geld dat direct beschikbaar is voor het primaire proces (los van personele inzet) is hoger dan in 2009. exploitatielasten van de huisvesting dalen jaarlijks vergeleken met het peiljaar 2009. afschrijvingslasten zijn beduidend lager dan in het peiljaar 2009. er is een meerjarig investeringsplan; op sectie- en leergebiedniveau, op teamniveau en op schoolniveau. de teams beheren een teambudget en kunnen daarin reserveren.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ het leerlingaantal is gegroeid tot boven de 630 leerlingen. □ het percentage lesvervangende taken onder 3 procent is van totale OP-aanstelling. □ het geld dat rechtsreeks beschikbaar is voor het primaire proces boven 4,5 procent ligt. □ exploitatielasten liggen onder 5 procent van het totale budget. □ afschrijvingslasten liggen onder 5 procent van het totale budget. □ de afdracht aan centrale ondersteunende diensten onder 7 procent ligt. □ er een jaarlijks bij te stellen investeringsplan ligt. □ het onder- en bovenbouwteam voor een adequate verdeling van de beschikbare budgetten zorgen en deze bewaken. □ de ‘exploitatielasten onderhoud en schoonmaak’ als percentage van de materiële lumpsum niet gestegen zijn vergeleken met het peiljaar 2009.
18
4.7 Gebouw en beheer Wat is aanwezig? -
het Montessori College Arnhem is gehuisvest in een “vernieuwbouwd” oud, monumentaal pand, met daarachter nieuwbouw. installaties anno 2009 zijn zo goed als nieuw. het gebouw is ingericht met een mix van leergebieden en vaklokalen afgestemd op de Montessoriwerkwijze. in het oude gedeelte zijn op de begane grond de leergebieden gesitueerd met grotere open ruimtes met aparte instructieruimtes. tevens zijn hier, naast de receptie, de werkruimtes voor docenten en administratie en de werkkamers voor functionarissen gesitueerd. op de eerste en tweede verdieping zijn mavo 3 en 4 en havo 3, 4 en 5 gehuisvest. in de nieuwbouw bevinden zich de praktijklokalen voor de kunstvakken, biologie, natuurkunde, scheikunde, LO en drama. daarnaast hebben de aula en de personeelskamer in dit nieuwbouwgedeelte een plaats gevonden.
Wat willen we bereiken? -
een schone, leefbare en veilige school zijn volgens de geldende richtlijnen. een goede staat van onderhoud waarbij de onderhoudskosten in redelijke verhouding staan met de begroting. leerlingen en docenten zijn medeverantwoordelijk voor hun omgeving.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer; □ zaken die kapot zijn binnen twee weken gerepareerd zijn. □ er een meerjarenonderhoudsplan is. □ de benodigde onderhoudscontracten afgesloten zijn. □ er binnen de diverse overleggen structureel aandacht is voor de verantwoordelijkheid van leerlingen en personeel voor hun werk- en leeromgeving. □ de kwaliteit van schoonmaak en het leefklimaat in het gebouw positief beoordeeld wordt in gebruikerstevredenheidsonderzoeken en overleggen. □ Er een Risico Inventarisatie en Evaluatie is aan de hand waarvan de veiligheid systematisch verbeterd kan worden.
19
4.8 ICT Wat is aanwezig? -
-
een moderne ICT infrastructuur met diverse digitale schoolborden met beamers. de school is aangesloten op een glasvezelring en heeft een schooldekkend draadloos netwerk. de verhouding leerling : pc/laptop is 1 : 2,5. De ondersteuning gebeurt op afstand via een servicebureau en indien nodig op locatie. de belangrijkste softwarepakketten zijn: TeleTOP als ELO en Magister als schooladministratiesysteem. Daarnaast zijn diverse ondersteunende programma’s in gebruik (KWT CUP, NetOp School, ePacks) digitale content om leerlingen een meer individuele leerroute te garanderen.
Wat willen we bereiken? -
de digitale voorzieningen moeten gebruiksvriendelijk en gedurende de hele afschrijvingsperiode efficiënt kunnen worden ingezet. medewerkers en leerlingen hebben de vaardigheden om optimaal gebruik te maken van de digitale voorzieningen (software en hardware). de ICT-kosten moeten in verhouding zijn met de totale begroting. digitale onderwijsapparatuur en software wordt aangeschaft na planmatig overleg met betrokken secties en teams. TeleTOP speelt een belangrijke rol in de communicatie tussen ouders, leerlingen en docenten. docenten moeten toegang hebben tot alle voor hen belangrijke digitale content. ouders en leerlingen hebben via een gedigitaliseerd leerlingvolgsysteem te allen tijde inzicht in cijfer- en absentenregistratie. de schoolleiding beschikt over software die ondersteunend is voor een planmatige ontwikkeling van de school in de meest brede zin. voor dyslectische leerlingen kan software, bijvoorbeeld Kurzweil, ingezet worden.
Wanneer hebben we dit bereikt? Wanneer: □ dankzij de inzet van ICT er een meer individuele leerlijn voor leerlingen gerealiseerd is. □ de vaksites op TeleTOP door alle leergebieden volledig en herkenbaar ingevuld zijn. □ er een meerjaren investeringsplan is voor ICT (hardware èn software). □ er structureel en planmatig informatieoverdracht plaats vindt vanuit de ICT-innovator naar medewerkers en docenten over relevante nieuwe ontwikkelingen op ICT-gebied. □ er overleg is met betrokken secties of medewerkers over aanschaf en gebruik van ICTvoorzieningen. □ de secties, leergebieden of teams tevreden zijn en daadwerkelijk gebruik maken van beschikbare ICT-voorzieningen. □ de rapportage gedigitaliseerd is en de leerling, ouders, mentor en andere betrokkenen op elk moment inzicht hebben in de vorderingen van de leerling. □ er een protocol is waarin het gebruik van educatieve ICT is vastgelegd. □ nieuwe docenten een starttraining TeleTOP , Magister, TOPdesk en KWT CUP krijgen. □ in jaarplanningen vanwege gepeilde behoefte training ingepast wordt op conferentiedagen. □ informatie over cijfers en absentie voor ouders en leerlingen digitaal beschikbaar is in het LVS. □ de schoolleiding alle beleidsstukken op onderdelen, al dan niet ondersteund door cijfers, opslaat in een handzaam en eenvoudig te benaderen programma. □ voor leerlingen met leerproblemen ondersteunende software beschikbaar is.
20
4.9 Gespecialiseerde academische opleidingsschool Wat is aanwezig? -
project ‘de academische school’ (vanaf schooljaar 2007-2008) specialistische opleidingsschool (vanaf schooljaar 2008-2009) Algemeen Begeleider School (ABS, vanaf schooljaar 2009 – 2010)), die de contacten met de Hogeschool (en Universiteit) onderhoudt Opleider In School (OIS) die School Practicum Docenten aanstuurt en een rol speelt in de beoordeling van (LIO)studenten. de visie dat opleiden, onderzoek en onderwijsontwikkeling hand in hand dienen te gaan. Deze visie wordt op alle niveaus in school gedragen.
Wat willen we bereiken? -
-
-
in een krappe arbeidsmarkt voldoende gekwalificeerde studenten opleiden tot competente (Montessori-)docenten. studenten nieuwe kennis en ervaringen binnen de teams laten brengen . de school moet een ‘learning community’ zijn, waarin levenslang leren, van en met elkaar, en teamgericht werken centraal staan. voor leerlingen, docenten, studenten en schoolleiding is een onderzoekende houding normaal. Dit leidt jaarlijks tot een aantal onderzoeken. er is een Onderzoeks Begeleider School (OBS) benoemd. de school is een gecertificeerde opleidingsschool. Het is voor studenten helder op welke didactische en/of pedagogische karakteristieken zij zich kunnen ontwikkelen. Daarvoor worden leerwerktaken beschreven. beschikken over een docentopleidingsplan waarin de organisatie van de opleiding beschreven staat, maar ook de wijze van evalueren van de uitvoering van het opleiden. alle docenten die minimaal vijf jaar aan school verbonden zijn worden (in principe) opgeleid tot SPD. het aantal studenten dat opgeleid wordt is zodanig dat er daardoor meer handen voor de klas komen en daarmee de gestelde onderwijskundige doelen in de leergebieden (nog) beter gerealiseerd worden. Er worden zes collega’s opgeleid tot SPD.
Wanneer hebben we dat bereikt? Wanneer: □ docenten die langer dan vijf jaar op school werken geschoold worden tot SPD. □ er jaarlijks vier of meer onderzoeken gedaan worden, waarvan een door minimaal een LIO. □ ieder team minimaal een onderzoeksvraag per jaar formuleert. □ er jaarlijks tien of meer studenten opgeleid worden. □ er een goed scholingsprogramma is opgezet voor studenten en nieuwe Montessori-docenten. □ de school een kwaliteitskeurmerk academische opleidingsschool heeft. □ er een interne OBS benoemd is. □ er meer dan twintig schoolspecifieke leerwerktaken zijn ontwikkeld waar studenten uit kunnen kiezen. □ de school geen tekort heeft aan docenten en onderwijsassistenten.
21
Alfabetische afkortingenlijst /
ABS BHV BSC CE CINOP CSE CUP ELO GMR ICT KWT LGF LIO LOB LVS LWOO Magister MR OBS PKO PTA RVC SE SOS SPD SWV TeleTOP TO VAS VMO VO VSO
22
lijst met korte toelichtingen
Algemeen Begeleider van de School Bedrijfs HulpVerlener Balanced Score Cards Centraal Examen Onderwijskundig onderzoeksbureau Centraal Schriftelijk Examen ContactUren Planner Elektronische LeerOmgeving (TeleTOP) Gemeenschappelijke MedezeggenschapsRaad Informatie en Communicatie Technologie KeuzeWerkTijd LeerlingGebonden Financiering Leraar in opleiding Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding LeerlingVolgSysteem LeerWeg Ondersteunend Onderwijs Administratief programma MedezeggenschapsRaad Onderzoeks Begeleider School Periodiek Kwaliteits Onderzoek (van de Inspectie voor Onderwijs) Programma van Toetsing en Afsluiting Regionaal Verwijzings Commissie School Examen opvang van leerlingen die tijdelijk niet op school kunnen zijn School Practicum Docent SamenWerkingsVerband (samenwerkende scholen om opvang zorgleerlingen goed af te stemmen) Elektronische Leeromgeving Team Overleg Voortgangs- en AdvieS toetsen (van Cito) vereniging Voortgezet Montessori Onderwijs Voortgezet Onderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs