SCHOOLPLAN PERIODE 2012-2015 November 2011.
INLEIDING In de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) is in art. 23a de verplichting voor scholen vastgelegd om periodiek een schoolplan op te leveren. In art. 24 van de wvo wordt vermeld, dat het schoolplan in elk geval een beschrijving moet geven van de volgende onderwerpen: het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Het schoolplan is bedoeld om in samenhang met de schoolgids en de klachtenregeling een antwoord te geven op de zgn. kwaliteitswetgeving. Het Schoolplan 2012-2015 is een processtuk, dat de richting voor de komende jaren bepaalt. Jaarlijkse evaluatie vindt plaats in het toegevoegde stuk "beleidsvoornemens".
HOOFDSTUK 1:
VERENIGING VOOR CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS IN NOORDWEST-FRIESLAND TE FRANEKER AMS is een christelijke scholengemeenschap die in stand wordt gehouden door de Vereniging voor Christelijk voortgezet onderwijs in Noordwest Friesland te Franeker. De vereniging bestaat uit leden-rechtspersonen. Dat zijn de besturen van de volgende basisscholen: cbs Rehoboth cbs De Hoekstien cbs It Anker rkbs Radbodus cbs De Korendrager cbs Toermalijn rkbs De Kabas cbs Het Baken cbs Pr. Johan Friso rkbs St. Michaël
Achlum Arum Dronrijp Dronrijp Franeker Franeker Franeker Harlingen Harlingen Harlingen
cbs Eben Haëzer cbs De Flambou cbs De Skeakel cbs Staetlansskoalle cbs De Schalmei cbs De Grûnslach cbs De Stapstien
Menaldum Oosterbierum Sexbierum Tzum Tzummarum Welsrijp Winsum
Deze leden-rechtspersoon wijzen vertegenwoordigers aan, die samen de ledenvergadering vormen. In de bestuursvergadering van april 2011 is het besluit genomen om in het kader van de Wet “Goed onderwijs, goed bestuur” te kiezen voor het “raad van beheer-model”. Dit betekent dat de algemeen directeur toetreedt tot het algemeen bestuur en verder gaat als directeur/bestuurder en dat de overige bestuursleden de rol van toezichthouder gaan uitoefenen. De ledenvergadering benoemt de overige leden van het algemeen bestuur. In mei/juni worden wijzigingen in statuten en directiereglement voorbereid en wordt de ledenvergadering op de hoogte gebracht (19 mei 2011). In het najaar (voor 1 november 2011) wordt aan de ledenvergadering gevraagd in te stemmen met de voorgestelde wijziging. De vereniging omschrijft haar grondslag in de statuten als volgt:
Gods Woord, zoals dat geopenbaard is in de Bijbel en beleden is door de christenheid van alle tijden en plaatsen in de Apostolische Geloofsbelijdenis, is de grondslag van de vereniging.
Het bevoegd gezag ziet als haar taak het in stand houden en aanbieden van een zo breed mogelijk aanbod van voortgezet onderwijs in Noordwest-Friesland met een christelijke identiteit. Het bevoegd gezag (directeur/bestuurder en leden van het toezichthoudend bestuur) geeft leiding aan het te voeren beleid, hierbij gesteund door de andere directieleden.
2
Dagelijks Bestuur Directeur/bestuurder
F. Riemersma
Toezichthoudend Bestuur Voorzitter Secretaris/Penningmeester
N. Rohn J. Tolsma-Palma
Directie plaatsvervangend directeur adjunct-directeur
J. Brouwer J. Bouwman
3
HOOFDSTUK 2: CHRISTELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP ANNA MARIA VAN SCHURMAN
Naam en richting Naam: Christelijke Scholengemeenschap Anna Maria van Schurman Vestiging in Franeker, Cort van der Lindenstraat 1 (hoofdgebouw en “It Finster"). De Christelijke Scholengemeenschap Anna Maria van Schurman (AMS) gaat uit van de Vereniging voor Christelijke Voortgezet Onderwijs in Noordwest Friesland te Franeker. Schoolstructuur Op dit moment zijn op AMS de volgende vormen van Voortgezet Onderwijs ondergebracht: Onderbouw: leerjaren 1 en 2 : vmbo-bl/kl (incl. lwoo), vmbo-kl/tl , havo en havoplus (N.B. onderbouw havo en havoplus: klas 1 t/m klas 3). Bovenbouw: vmbo BL en KL (afdelingen: bouw, metalektro, groen en communicatie/informatie) vmbo TL havo Na twee jaar Onderbouw maken de leerlingen een keuze voor een derde leerjaar vmbo of havo / havoplus. Leerlingen die geschikt zijn voor het atheneum krijgen na 3 jaar een advies atheneum-4. Met de scholen in de regio (CSG Comenius, RSG Simon Vestdijk, Piter Jelles en het Marne) zijn hierover afspraken gemaakt. Schoolgrootte (per 1-10-2011) Aantal leerlingen: 1020 Aantal personeelsleden: ± 115
4
HOOFDSTUK 3: OPDRACHT VAN DE SCHOOL
Missie en visie van de school AMS is een school waar leerlingen zich thuis voelen ! Onze basisvisie komt voort uit het feit dat we een open christelijke scholengemeenschap willen zijn waarbij normen en waarden vanuit de Bijbel een eigentijdse vertaling krijgen. Deze basisvisie luidt: vanuit onze christelijke identiteit staan de kernbegrippen “hulpvaardigheid, rechtvaardigheid, dienstbaarheid en zorg voor elkaar” centraal. Dit geldt voor alle geledingen van onze school: bestuur, personeel en leerlingen. Vanuit deze basisvisie is onze missie ontstaan: AMS besteedt aandacht aan de ontwikkeling van hoofd, hart en handen In bovenstaande omschrijving van de missie doen we recht aan de totale ontwikkeling van de leerlingen. Kenmerken van de missie: Het onderwijs aan AMS wordt gekarakteriseerd door de volgende kenmerken: AMS stelt de kernbegrippen uit de basisvisie regelmatig in de dagopening aan de orde; AMS biedt in haar onderwijs ontplooiing van zowel hoofd, hart als handen; AMS houdt rekening met verschillen tussen leerlingen; AMS begeleidt leerlingen op hun weg naar zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en het maken van eigen keuzes; AMS biedt een veilig leef- en werkklimaat; AMS neemt stelling tegen pestgedrag, discriminatie en racisme; AMS leert de leerlingen verantwoordelijk om te gaan met andere mensen en het milieu; AMS biedt onderwijs, dat leerlingen leert kritisch te kijken naar maatschappelijke ontwikkelingen. Met deze missie onderschrijft AMS wat ouders en leerlingen van de school kunnen verwachten. Ouders en leerlingen mogen AMS aanspreken op de missie. AMS verwacht van het personeel dat het verwezenlijkt, wat in de missie is omschreven. Externe analyse AMS heeft o.a. te maken met de volgende externe ontwikkelingen: Demografische ontwikkelingen Het leerlingenaanbod van de basisscholen in onze regio is nog vrij stabiel, al laten de jaren na 2011 een licht dalende tendens zien, vanaf 2015 zet die tendens door. De stadsuitbreiding van Franeker (Keningspark, Zuid) komt moeizaam van de grond, m.n. in Zuid. Ook in de dorpen ligt de bouw van nieuwe woningen vrijwel stil. De werkgelegenheid in het voedingsgebied stagneert. Onze marktpositie:onze leerlingen komen voor 65% uit Franekeradeel, voor 20% uit Menaldumadeel en voor de resterende 15% uit de gemeenten Littenseradiel, Het Bildt, het voormalige Wûnseradiel en Harlingen.
5
Kwaliteit, goede naamsbekendheid, veiligheid en bereikbaarheid zijn voor ouders de belangrijkste elementen als het om schoolkeuze gaat. Een goede PR, afgestemd op de doelgroep, is van groot belang. Doemiddagen en regelmatig stukjes in de regionale pers zijn van groot belang.Ook een goede website voorziet in een behoefte. Uit de jaarlijkse vragenlijst die we aan ouders en leerlingen voorleggen tijdens onze infoavonden voor nieuwe leerlingen blijkt dat bij steeds minder ouders de Christelijke identiteit van belang is bij de schoolkeuze. Landelijke onderwijskundige ontwikkelingen. De nieuwe trend is “afrekenen op de harde gegevens“: het gaat om resultaten zoals het tenminste behouden van het niveau bij aanmelding, zo kort mogelijke verblijfsduur en goede examenresultaten. Wij vinden deze zaken ook belangrijk en steken daar ook veel tijd in. Tegelijkertijd maken we ons sterk dat te veel nadruk op de harde gegevens niet ten koste mag gaan van minder harde zaken, zoals een plezierige schooltijd, een goede begeleiding, aandacht voor sport en cultuur, aandacht voor maatschappelijke zaken. Mocht dit gebeuren dan komt onze missie (aandacht voor hoofd, hart en handen) in het geding en dat willen we per se niet. Het is duidelijk dat we onze ogen niet sluiten voor nieuwe exameneisen rond de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde en de nieuwe voorschriften rond rekenen en taal. We volgen de ontwikkelingen rond maatschappelijke stage, waar we ons de afgelopen jaren terdege d.m.v. pilots op voorbereid hebben. De nieuwe afspraken rond het aantal uren (30 uren in de schoolloopbaan)lijken realistisch. Ook de aanpassing rond onderwijstijd (van 1040 naar 1000 uren) is een stap in de goede richting en haalbaar , zo lang niet verder aan de bekostiging wordt getornd. Maatschappelijke ontwikkelingen. De huidige maatschappij kenmerkt zich volgens ons door een toename van individualisme, waardoor begrippen als naastenliefde en sociaal leren naar de achtergrond dreigen te verdwijnen. Pestgedrag (met name ook cyberpesten), vandalisme, discriminatie en racisme vragen voortdurend onze aandacht. Normen en waarden vervagen. Onze leerlingen leven in een "snelle" maatschappij waarin allerlei ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen, met name op het gebied van de informatietechnologie. Hierdoor zijn de contacten onbeperkt (ieder uur van de dag, overal ter wereld). Jongeren doen hun kennis en ervaringen nog maar voor een deel op school op. Aan ons de taak om dat deel heel waardevol te laten zijn. De leerlingen besteden steeds meer tijd aan bijbaantjes, die veel "vrije" tijd vragen (AMS vindt dat baantjes op geen enkele wijze mogen conflicteren met schoolactiviteiten ). Bovendien vraagt de huidige maatschappij steeds meer om verantwoording en dus openheid, de positie van ouders wordt steeds sterker (belangrijk item bij toezicht) en er komt steeds meer twijfel of de kwaliteit van ons onderwijs wel op peil blijft. Het dilemma: vindt de maatschappij onderwijs en onderwijsniveau echt belangrijk en laat zij dat in de keuzes merken of moet het onderwijs net als andere sectoren bezuinigen, omdat echte keuzes achterwege blijven. Kansen De nadruk leggen bij het primaire proces: zorgen dat docenten blijvend aandacht besteden aan pedagogiek en didactiek en elkaar daarin ondersteunen. Zorgen voor een heldere structuur voor zowel leerlingen als personeel, want juist in deze tijd geeft duidelijkheid houvast. Beter grip krijgen op de kwaliteit door een goed systeem van kwaliteitszorg. Stimuleren dat verbeteringen in het onderwijs plaats kunnen blijven vinden (stilstaan = achteruitgang).
6
Samen met scholen in de regio het aanbod van onderwijs goed bewaken, in het licht van een beginnende krimp (RPO). Deelname aan de coöperatieve vereniging Fricolore levert veel voordelen op, met name op het gebied van personeelsbeleid, scholing en kwaliteitszorg. Deze kansen vragen om een goede aansturing van uit DTO en MT. Bedreigingen De zorgmiddelen staan onder druk. De vraag naar zorg, met name ook met invoering van passend onderwijs, zal niet afnemen. Risico is dat binnen de school de middelen en de kwaliteit onder druk komen te staan. Nieuwe docenten in het eerstegraadsgebied zijn nog steeds schaars. De financiële middelen in het algemeen zijn nauwelijks/niet toereikend om alles wat van ons gevraagd wordt te realiseren. Hoge werkdruk door o.a. de toenemende planlast en wet- en regelgeving. Ook intern ervaart een aantal docenten een toenemende werkdruk. De overheid kiest voor meer controle en meer handhaven, waardoor de ruimte om leerlingen kansen te blijven bieden, kleiner wordt. Interne analyse De huisvesting van AMS is goed op orde. Voor groot onderhoud zijn onvoldoende middelen aanwezig. Doordecentralisatie van huisvestingsmiddelen kan hier soelaas bieden. De eerste gesprekken hierover met de gemeente zijn begonnen. De leerlingenpopulatie neemt komend jaar nog een sprongetje, maar blijft de komende jaren rond de 1000 leerlingen en dat levert geen problemen op voor de huisvesting. Ict: de school heeft de afgelopen jaren een flinke slag op dit gebied gemaakt: voor iedere 3 leerlingen is nu 1 pc aanwezig en in veel lokalen is een active board gekomen. De eerste leerlingen zijn met een volledig of deeldiploma ECDL de deur uitgegaan. Onze zorg staat goed op poten en wordt ook als zodanig gewaardeerd. Aan ons de taak de puntjes op de i te zetten. De invoering van de projecten is gevorderd t/m klas 4; steeds meer docenten zijn naast vakdocent ook projectcoach. Daarmee begint de transfer van projecten naar vakken vorm te krijgen (de manier van werken bij projecten vindt navolging in de reguliere lessen, omdat steeds meer vakdocenten ook projectcoach zijn). Havoplus is nu ingevoerd in klas 1 t/m 3. Leerlingen en docenten reageren positief. MAS heeft een aantal jaren oefenen achter de rug. De leerlingen die in 2011 in het eerste leerjaar instromen moeten aan het eind van hun AMS-schoolloopbaan aantonen voldoende uren gedraaid te hebben. Er ligt een plan om in klas 1 en 2 een deel te doen en het grootste deel in klas 3. Als je kijkt naar de schoolresultaten, dan zie je een wisselend beeld: we scoren goed bij de examenresultaten. Aandachtspunt is dat veel leerlingen slagen op een lager niveau dan verwacht mocht worden op grond van advies van de basisschool. We scherpen de toelatingsvoorwaarden aan, zodat we meer zekerheid hebben over het juiste niveau van instroom. Tegelijkertijd werken we er intern hard aan dat afstroom een uitzondering wordt, tenzij na goed overleg tussen school en thuis dit veel beter wordt geacht (bv van theoretisch naar meer praktisch). De verjonging van het personeel gaat door. Risico is dat er een onbalans ontstaat tussen ervaren en onervaren. Met name in de onderbouw moeten we daar aandacht voor hebben.
7
Beleidsvoornemens Ieder jaar voegen we aan het schoolplan een jaarplan toe waarin we het afgelopen jaar evalueren en de plannen voor het komend schooljaar zijn geformuleerd. In verband met het opbrengstenoordeel 2010 is er een plan van aanpak 2010-2012 gemaakt; dit is besproken met de inspectie (nov. 2010) en akkoord bevonden (conceptrapportage januari 2011). Met de uitvoering zijn we druk bezig. Een tussenrapportage is rond de zomervakantie van 2011 naar de inspectie gegaan. Bijlage: Plan van aanpak 2010-2012 + rapportage inspectie 2011. Beleid Algemeen beleid wordt voorbereid door de directie, onderwijskundig beleid door het DTO. Het beleid wordt voorgesteld door het MT, voorzien van advies/instemming door de MR en uiteindelijk vastgesteld in het bestuur. De 3 werkgroepen (onderbouw, vmbo en 2e Fase) zijn verantwoordelijk voor uitvoering van het onderwijskundig beleid. Ook komen zij met initiatieven tot eventuele aanpassing. De teams zijn klankbord voor de werkgroepen.
8
HOOFDSTUK 4: ONDERWIJS In het vorige Hoofdstuk is ingegaan op de Missie van de school: aandacht voor Hoofd, Hart en Handen. Vertaald naar het Onderwijs, onze kernactiviteit, betekent dit dat we onze leerlingen een flinke dosis kennis en vaardigheden bijbrengen (hoofd), dat we zeker ook behoorlijk aandacht geven aan motorische en creatief-musische vaardigheden (l.o., techniek en creatieve vakken = handen) en dat we veel tijd en energie steken in de vorming van leerlingen tot verantwoordelijke deelnemers van de maatschappij, met oog voor elkaar en respect voor elkaar (hart). De kernbegrippen, zoals geformuleerd in de onderwijsvisie 2008-2011, gelden nog steeds. Ze worden in dit nieuwe schoolplan geactualiseerd, o.a. door de opmerkingen van docenten, gemaakt op de studiedag, januari 2011, erin mee te nemen. Er is toen aan docenten gevraagd welke elementen belangrijk zijn/worden in ons onderwijs. Voor onze onderwijsvisie blijven deze 4 kernbegrippen de basis vormen: Eigentijds, motiverend, betrokken en voldoende bagage. 1) Eigentijds: onderwijs dat past bij de leerlingen van de 21e eeuw; dit vind je terug in de inrichting van de gebouwen, de hulpmiddelen die gebruikt worden en de didactiek. 2) Motiverend: onderwijs dat enthousiaste, actieve leerlingen oplevert; we bereiken dit door les te geven/leerlingen te laten begeleiden door enthousiaste docenten/ begeleiders. 3) Betrokken: onderwijs dat recht doet aan verschillen tussen leerlingen; uitdaging bieden aan leerlingen die meer dan gemiddeld presteren en extra hulp in de klas voor diegenen die dat nodig hebben. Voor een aantal leerlingen is meer nodig en daarvoor hebben we ons zorgsysteem. 4) Voldoende bagage: onderwijs dat een goede voorbereiding biedt op het vervolgonderwijs en de maatschappij. Dit komt tot uiting in een goede begeleiding en voorbereiding op de determinatie in de onderbouw en de school-/centrale examens. En verder door recht te doen aan de verwachte zelfstandigheid in mbo en hbo. Een school die met bovenstaande kernbegrippen werkt, zal: zorgen voor heldere regels voor zowel leerlingen als personeel; voor leerlingen een stabiele “thuisbasis” willen zijn; leerlingen stimuleren en motiveren maximaal te presteren; zal zorgen dat voldoende kennis de basis is en dat er daarnaast veel aandacht is voor vaardigheden die van belang zijn voor vervolgonderwijs en maatschappij. Dit betekent voor onze pedagogische houding: Rekening houden met verschillen: leerlingen zijn niet allemaal gelijk en hoeven dat ook niet te zijn. Waar mogelijk houden we daar rekening mee. Leerlingen helpen bij hun studiehouding. Volgens de nieuwe theorieën rond het “puberbrein” zullen leerlingen moeten leren hoe ze zelfstandig kunnen werken. We doen dit volgens het principe “hard op de inhoud, zacht op de relatie”. Leerlingen moeten zich thuis voelen. De leerlingen herkennen zich in ons pedagogisch klimaat. De docenten motiveren en corrigeren in een klimaat waar echt geleerd wordt.
9
Voor onze didactiek betekent dit: leerlingen motiveren betekent: voortdurend aandacht houden voor variatie in werkvormen, zorgen dat leerlingen op hun niveau les krijgen (binnen ogenschijnlijk homogene groepen is er aandacht voor hardlopers en nakomers en dit verschilt per vak); binnen het onderbouwteam trainen/scholen we de docenten om ook in grote klassen voldoende rekening te kunnen houden met verschillen. zowel in de vaklessen als bij de projecten werken we met een duidelijke structuur en een goede begeleiding in het aanleren van zelfstandig werken. Ook hier gelden individuele verschillen. In het licht van de theorieën van het puberbrein houden we er rekening mee, dat het bereiken van een bepaald niveau van plannen en zelfstandig werken voor veel leerlingen veel meer tijd en begeleiding kost (eerdere plannen over een doorgaande lijn van zelfstandig werken moeten tegen het licht worden gehouden en tot een aangepaste lijn leiden). Onze kerntaak is leerlingen kennis en vaardigheden bij brengen, maar we willen ook zeker een bijdrage leveren aan de maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen (burgerschapsvorming). De school staat achter het idee van de maatschappelijke stages, de nieuwe voorwaarden hiervoor lijken reëel; de school wil de contacten met de bedrijven bestendigen/uitbreiden d.m.v. stages en bedrijfsbezoeken; de school blijft zich inzetten voor goede voorlichting op het gebied van genotmiddelen, discriminatie, e.d. Verder motiveren we leerlingen om zich in te zetten voor leeftijdsgenoten die geen goed onderwijs kunnen krijgen (Grote actie) en willen we doorgaan met veel activiteiten op het gebied van sport en cultuur. AMS kent 3 “bouwen”: de onderbouw, bovenbouw vmbo en de 2e fase. De onderbouw: Vanaf 2011-2012 hanteren we 4 soorten klassen: - binnen het havo: havo-klassen en havoplus-klassen - binnen het vmbo: bl/kl-klassen en kl/tl-klassen, waarbij in de bl/kl-klassen ook de leerlingen met lwoo geplaatst worden. Deze indeling doet recht aan het niveau van instroom; betere afspraken met het basisonderwijs leiden tot een betrouwbaarder niveau van instroom. Ook voor de tussengroep (tl/havo) leiden deze nieuwe afspraken tot een goede instroom: immers ons beleid om deze leerlingen een kans te bieden in een havo-klas blijft zo lang het leerlingvolgsysteem voldoende houvast biedt v.w.b. het niveau bij begrijpend lezen en algemeen rekenen. Doorstroom naar het naastliggende niveau moet gegarandeerd blijven, waarbij we als doel stellen dat de omvang van afstroom kleiner is dan die van opstroom! Doorstroom vindt in principe plaats aan het eind van het schooljaar. Ook blijven leerlingen de eerste twee leerjaren bij elkaar in dezelfde klas. Mocht er sprake zijn van doorstroom, dan wordt dit aan het eind van het 1e leerjaar gerealiseerd. In het onderbouwteam is de vraag gesteld wat we binnen en buiten de les kunnen doen om de leerlingresultaten dusdanig te verbeteren dat de afstroom zal afnemen. Voorstellen zullen o.a. te maken hebben met de samenstelling van het onderbouwteam, de begeleiding van docenten en mentoren, klassenmanagement, ambities van leerlingen, communicatie met ouders en leerlingen, effectieve leertijd, aanscherpen van het determinatiesysteem, regels handhaven, e.d. Op vakgroepniveau werken we aan de kwaliteit van toetsen en aan het op lesniveau verbeteren van het omgaan met verschillen. In het plan van aanpak 2010-2012 staan de plannen voor de onderbouw geformuleerd.
10
Doel is in 2014 een voldoende te scoren voor het rendement van de onderbouw ( dit betekent dat dan het gemiddelde over de 3 afgelopen jaren weer voldoende moet zijn ). De bovenbouw (vmbo en 2e fase): Voor de bovenbouw geldt dat het doel is dat leerlingen met een diploma van school gaan dat past bij het niveau van instroom. Ook hier geldt: opstroom moet afstroom overtreffen. Zowel voor onder- als bovenbouw is dit ambitieus, omdat op dit moment de afstroom behoorlijk is en de opstroom minimaal. Deze ambitie moet waargemaakt worden in de klas, waarbij de docent de hoofdrol speelt: zijn pedagogische houding, zijn didactische aanpak daagt de leerling voldoende uit om bovengenoemd resultaat te realiseren. Dit gaat niet vanzelf. Het MT zal hier een stimulerende en faciliterende rol spelen, door de juiste vragen bij teams en vakgroepen neer te leggen en de benodigde scholing aan te bieden. Onze keuze na 2006 om “vakken en projecten” in de hele school in te voeren is gevorderd tot en met klas 4. De projecten leveren op, dat leerlingen zich meer dan ooit ontwikkelen op het gebied van samenwerken, creativiteit en presenteren. Vaardigheden die niet alleen aanvullend zijn op wat bij de vakken geleerd wordt, maar die daar ook ingezet kunnen worden. De wisselwerking begint met name bij docenten die ook projectcoach zijn, goed van de grond te komen. We zijn tevreden over de examenresultaten, minder tevreden over de examencijfers. Door in te zetten op de motivatie van de leerling moeten we af kunnen komen van de 6-jescultuur. Bovenbouw vmbo: Theoretische Leerweg In het cursusjaar 2008-2009 zijn de uitgangspunten vastgesteld waaraan het onderwijs in de theoretische leerweg moet voldoen (bijlage). Een deel van deze uitgangspunten wordt inmiddels uitgevoerd. Echter een ander deel is tot nu toe nog onvoldoende uitgewerkt en dat betekent dat we in de komende periode energie moeten steken in de genoemde uitgangspunten. Met name het bieden van keuzes aan leerlingen, waardoor ze verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen leerproces, zal verder worden ontwikkeld. Verder moet de loopbaanoriëntatie en begeleiding (lob) geborgd worden in de organisatie. In het derde leerjaar richt lob zich vooral op de sectorkeuze door middel van een projectmatige aanpak. Een assessment maakt deel uit van dit lob-traject. Met dit project wil de school bereiken dat de leerlingen bewuster een sectorkeuze maken en vakkenpakket kiezen. Hierdoor neemt het aantal leerlingen dat in de vierde klas nog van vakkenpakket wil veranderen af. De lob in het eindexamenjaar richt zich uiteraard op de schoolkeuze na de vierde klas. Door middel van een projectmatige aanpak van het sectorwerkstuk en een daarbij behorend assessment kiezen leerlingen een geschikte vervolgopleiding. Tijdens het assessment verdedigen zij hun keuze voor het vervolgonderwijs voor medeleerlingen, ouders en docenten. Uiteraard is de doelstelling van dit project een bewuste keuze voor het vervolgonderwijs, waardoor leerlingen op de juiste plek terechtkomen. De lob maakt deel uit van het projectonderwijs zoals dat op AMS wordt aangeboden. In het cursusjaar 2011-2012 wordt de invoering van de projecten in de theoretische leerweg afgerond, zodat er een doorlopende leerlijn is ontstaan van de eerste klas naar het eerste leerjaar van het M.B.O. De lessentabel zal hiervoor enigszins worden aangepast.
11
Basis- en kaderberoepsgerichte afdelingen. In het cursusjaar 2010-2011 zijn de uitgangspunten voor het onderwijs in de basis- en kaderberoepsgerichte afdelingen in het bvv-team besproken en vastgesteld. In het komende cursusjaar stellen we aan de hand van de uitgangspunten prioriteiten voor het onderwijs in de beroepsgerichte afdelingen. Met name zorgen we er voor dat de vakken wiskunde, nask1 en de technische beroepsgerichte vakken op dezelfde manier omgaan met formules. Hiervoor zijn bijvoorbeeld formulekaarten ontwikkeld. Deze afstemming tussen de beroepsgerichte vakken en de algemene vakken zal in de komende periode verder worden ontwikkeld. Er vindt een pilot plaats in 2011-2012, met name voor het vak Nederlands, waardoor er een betere afstemming zal zijn met de beroepsgerichte vakken. Evenals in de theoretische leerweg zullen ook in de beroepsgerichte afdelingen aanpassingen plaatsvinden om de schoolkeuze te optimaliseren. Hiervoor ontwikkelen we projecten, die de leerlingen uitdagen om serieus met hun schoolkeuze bezig te zijn. In de voorgaande cursusjaren stapten regelmatig leerlingen over van de kaderberoepsgerichte leerweg naar de basisberoepsgerichte leerweg. Deze afstroom neemt momenteel af. Deze trend willen we doorzetten. De vraag zal meer worden: ”wat kunnen we doen om deze leerling op dit niveau te houden” dan “wanneer plaatsen we deze leerling over naar een lager niveau”. Daarnaast moeten leerlingen (met name in de basisberoepsgerichte leerwegen) meer en meer gestimuleerd worden om één of meer vakken op een hoger niveau te examineren. Opstroom van leerlingen moet worden bevorderd. Hiervoor moet de mogelijkheid worden onderzocht om heterogene basis/kaderklassen te maken voor de algemene vakken, waardoor wisseling van niveau eenvoudiger wordt. Ook zal de uitdaging voor leerlingen om op een hoger niveau te presteren worden vergroot. De populatiegrootte van bepaalde afdelingen dwingt de school om, als aanwinst voor sommige leerlingen, verder te gaan met het onderzoeken van de mogelijkheid om het vakcollege techniek in te voeren. Hierbij valt ook te denken aan eventuele samenwerking met andere scholen in de regio. Tweede fase: 1. In de derde klassen nemen de projecten een belangrijke plaats in naast de vakken. De projecten zijn gerelateerd aan de profielen zoals die in de Tweede Fase bestaan. Nadat de leerling in projectvorm kennisgemaakt heeft met vakinhouden en onderzoeksmethoden die kenmerkend zijn voor de Tweede Fase, krijgt de uiteindelijke profielkeuze gestalte. Leerlingen verzorgen een profiel- en beroepenmarkt voor de ouders en lichten hun uiteindelijke keuze toe in een assessment. 2. In 3 havoplus bestaan, naast de vakken en projecten, modules ‘science’ en ‘cultuur’. Zij vormen een verbreding van het aanbod en beogen de onderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen. Deze modules bouwen voort op wat de havoplus-leerlingen in klas 1 en 2 hebben gedaan.
12
3. Vooralsnog werpen we geen drempels op voor tl-gediplomeerden die willen instromen in havo 4. In samenspraak met onze collega’s van rsg Simon Vestdijk stellen wij wel de eis dat er slechts 1 onvoldoende (5) mag voorkomen in het vakkencluster Nederlands, Engels, wiskunde. Er wordt een aansluitingsmodule ontwikkeld voor tl- leerlingen die instromen in havo 4. Deze module staat ook open voor leerlingen uit havo 3 die extra ondersteuning nodig hebben. Daarnaast krijgen tlers die wiskunde kiezen een extra module aangeboden en gaan wij gebruik maken van aansluitingsmodules voor Nederlands en Engels die onze collega’s van sg Simon Vestdijk ontwikkelen. 4. Het Tweede Fase-team heeft in het schooljaar 2010-2011 een training gevolgd van het CPS, waardoor de docenten beter zijn toegerust voor de activiteiten op het leerplein. Na afronding van de cursus zijn de docenten tenminste gevorderd en een aantal zelfs expert op het gebied van de activerende didactiek, met name voor de toepassing op het leerplein (WOT). 5. In het schooljaar 2011-2012 worden projecten ontwikkeld voor havo 4 die moeten leiden tot een beter gefundeerde keuze voor het vervolgonderwijs. Bijkomend doel is de uitval in het hbo terug te dringen. Het slotproject in havo 4 vormt de opmaat voor het Profielwerkstuk. 6. Mentoraat: tot dusver was lob/osb een belangrijk aspect van het mentoraat in 4 en 5. Nu dit wordt overgenomen door de projecten, richt de mentor zich meer op de persoonlijke begeleiding van de leerling en zijn/haar vorderingen. 7. Het Profielwerkstuk in havo 5 wordt aangeboden als project. Het streven is dit zo ‘echt’ mogelijk te laten zijn, waarbij onderzoek wordt gedaan voor een opdrachtgever. De bedoeling is dat het PWS een relatie heeft met de vervolgopleiding die de leerling kiest. Hierbij zal meer gekeken moeten worden naar de mogelijkheden die het hbo biedt ter ondersteuning van dergelijk onderzoek. 8. We ontwikkelen activiteiten om de band tussen de teamleden te versterken. Wij streven naar een team van bevoegde en bekwame docenten, die zich nauw met elkaar verbonden weten en in gezamenlijkheid het onderwijs in 3, 4 en 5 havo goed vorm kunnen geven. 9. Wij bewaken de kwaliteit van ons onderwijs en waar nodig verbeteren we het. Het streven is: veel geslaagde examenkandidaten met voor alle vakken goede resultaten. Leerlingbegeleiding Leerlingbegeleiding binnen AMS heeft altijd een centrale plaats ingenomen en zal dat ook de komende jaren doen. Onze school heeft een goede naam wat betreft de zorg; dit blijkt ook uit de laatste inspectierapportage (januari 2011). Dit betekent niet dat we zelf vinden dat er geen verbetering mogelijk is. We onderscheiden eerstelijnsbegeleiding (het mentoraat), tweedelijnsbegeleiding (alle begeleiding die vanuit de school wordt gegeven en die niet onder het mentoraat valt, bijv. r.t.) en derdelijnsbegeleiding (het inzetten van begeleiding van buiten de school). Een keer per 4 weken komt het zorgteam (teamleiders, counselors, leerlingbegeleider) onder leiding van de zorgcoördinator bij elkaar en worden leerlingen besproken en acties afgesproken. Ook het ZAT komt eens per 4 weken bij elkaar: de zorgcoördinator en een van de counselors overleggen dan met de externe begeleiders (leerplichtambtenaar,schoolpsycholoog, schoolarts, sociaal verpleegkundige en schoolmaatschappelijk werker). In dit overleg stemmen we de werkzaamheden op elkaar af. Ter ondersteuning van het zorgteam en het ZAT hebben we sinds enkele jaren een stagiaire van de NHL, opleiding pedagogiek. Voor leerlingen met een zorgvraag zetten we handelingsplannen op; implementatie en evaluatie van deze handelingsplannen vragen nog meer aandacht.
13
De gezamenlijke reboundvoorziening van beide samenwerkingsverbanden in NW-Friesland voorziet inmiddels in een behoefte: bijna alle leerlingen die hier naar toe worden verwezen, komen na een traject van een week of 12 terug op school. Via het samenwerkingsverband bieden we een aantal cursussen rond leerlingbegeleiding aan die inmiddels door veel docenten gevolgd zijn. Er draait sinds een aantal jaren een zeer succesvolle faalangstreductietraining, daarnaast is er een weerbaarheidstraining opgezet. Decanen verzorgen in samenwerking met de mentoren het keuzeproces van de leerlingen. Leerlingen uit Havo-5 (soms Havo-4) verzorgen bijlessen voor leerlingen in een veelheid aan vakken. Dit slaat goed aan. Soms is de vraag naar bijlessen groter dan het aanbod! Doel: we stellen handelingsplannen op; voor lwoo is er een goede overdracht van ondernaar bovenbouw; docenten geven daadwerkelijk uitvoering aan de plannen en de plannen worden regelmatig geëvalueerd . (Voor meer informatie over de leerlingbegeleiding wordt verwezen naar het Zorgplan en het jaarlijkse Zorgverslag). Scholing MT en docenten stellen vast welke (extra) scholing nodig is om de bovenstaande doelen (onderbouw, vmbo, 2e fase en leerlingbegeleiding) te bereiken. Zie verder hoofdstuk personeelsbeleid.
Ict AMS heeft de afgelopen jaren flinke stappen gemaakt op het gebied van ICT: op iedere 3 leerlingen is nu een pc beschikbaar, in veel lokalen is nu een digitaal bord aanwezig, AMS is ECDL-testcentrum geworden. We geven geen klassikaal ict-onderwijs meer; met name tijdens de projecten in klas 1 en 2 kunnen deficiënties weggewerkt worden. Leerlingen die zich verder willen bekwamen, worden daartoe in staat gesteld: zij kunnen 1 of meer deelcertificaten ECDL halen en zelfs een volledig ECDL. Gebruik van ict past binnen de visie van AMS: eigentijds, motiverend door variatie in werkvormen en goed voorbereid op het vervolgonderwijs. Ict is ook een hoge post op de begroting, omdat iedere uitbreiding ook met zich meebrengt dat er jaarlijks meer vervangen moet worden. Hoe dit in de toekomst verder gaat, hangt af van de uitkomst van de discussie rond leermiddelenbeleid: gaan we inzetten op vo-content en wat betekent dit voor onze uitgaven aan schoolboeken. Doel: voor 2013 is helder welke keuzes gemaakt zijn en hoe de financiën voor leermiddelen ingezet gaan worden.
14
Mediatheek Sinds de WOT-ruimte in gebruik is genomen door de 2e fase, is het minder druk in de mediatheek. Er is altijd voldoende ruimte voor individuele leerlingen om te studeren in de mediatheek (veel 2e fase leerlingen gebruiken de WOT-ruimte ook buiten de ingeroosterde uren). Docenten, met name van binas en gsv, gebruiken de mediatheek door er met hele of halve klassen te werken. De mediatheekmedewerkers leiden dit in goede banen. De dubbelfunctie, informatie verzamelen/boeken lenen naast studieruimte bestaat nog steeds, wel is duidelijk dat de mediatheek al lang niet meer de enige plek in de school is waar informatie gehaald kan worden. Discussie hier is o.a. welke gedrukte informatiedragers willen wij nog in de school. Deze discussie wordt gevoerd met de mediatheekcommissie.
15
HOOFDSTUK 5: PERSONEELSBELEID
AMS wil uitgaan van de kwaliteiten van medewerkers en deze inzetten bij wat de organisatie nodig heeft. Dit bij elkaar brengen van persoonlijke ontwikkelingsperspectieven en de doelstellingen van de school betekent dat er ontwikkeld moet worden op professionaliteit. De organisatie mag veel van de medewerkers verwachten, de medewerkers mogen ook veel van de organisatie verwachten. De medewerker heeft een verantwoordelijkheid zijn bekwaamheid op peil te houden c.q. uit te breiden, de werkgever moet hierin een actief en faciliterend beleid voeren. Opgaven waarvoor AMS staat zijn: Zoeken naar goede medewerkers op een krappe arbeidsmarkt. Een goede balans vinden tussen oudere, ervaren docenten en jongere, minder ervaren docenten. Begeleiding van onervaren medewerkers. Begeleiding bij ziekte en verzuim Werken aan de ontwikkeling van medewerkers. Het voldoende faciliteren van medewerkers. AMS-medewerkers moeten zich kunnen vinden in de missie van de school en moeten zich in een veilige omgeving optimaal kunnen ontwikkelen. Aspecten van personeelsbeleid: 1) Begeleiding van beginnend personeel. Naast begeleiding door vakdocenten en een algemeen coach, verplichte deelname aan intervisiegroepen. 2) Begeleiden van zieke medewerkers, maar ook dreigend verzuim zoveel mogelijk voorkomen door preventieve begeleiding, vaak in samenwerking met de Arbodienst. 3) Intervisiegroepen voortzetten waarbij het willen leren van elkaar centraal staat. 4) Het inzetten van een persoonlijke ontwikkelingslijn, waarbij POP-gesprekken een eerste aanzet kunnen zijn. 5) Scholing met als doel de individuele kwaliteiten van mensen verder te ontwikkelen. In 2010 is het scholingsplan vastgesteld waarin de prioriteiten staan genoemd. (Bijlage: scholingsbeleid). 6) Beleid maken rond de werving van personeel, waarbij naast docenten ook zeker de ontwikkeling wordt voortgezet rond de inzet van onderwijsassistenten. 7) Het actualiseren van het taakbeleid en het arbeidsvoorwaardenbeleid. 8) Actief beleid t.a.v. werving en selectie van personeel. 9) Jaarlijkse inzet van lio’ers. 10) Het invoeren van de functiemix. Beleidsvoornemens 2012-2015: Het invoeren van de functiemix. Voortgang met zelfevaluatie docenten aan de hand van meetinstrument. Voortgang met zelfevaluatie onderwijsondersteunend personeel aan de hand van meetinstrument. Het voeren van gesprekken volgens een tweejarige cyclus, waarbij o.a. scholing en persoonlijke ontwikkeling een rol spelen. Coachen van beginnend personeel uitbreiden tot ook coachen van meer ervaren personeel.
16
HOOFDSTUK 6: KWALITEITSZORG
In 2010 is de notitie “Systeem van Kwaliteitszorg op AMS” vastgesteld. Daarin wordt aan de hand van het systeem van Vensters voor Verantwoording van de VO-raad voor een twintigtal indicatoren de prestaties van de school in beeld gebracht. Deze indicatoren beslaan onderwijsprestaties, effectief onderwijsbeleid, tevredenheid en bedrijfsvoering, waarna enkele aanvullende onderwerpen het beeld compleet maken. Een aantal van deze gegevens wordt centraal aangeleverd door DUO, andere gegevens zoals de tevredenheidsonderzoeken levert de school aan. Het totaal van deze gegevens is te vinden onder het onderdeel “Verantwoording” op de AMS-site. Jaarlijks staat Kwaliteitszorg op de agenda in het directie/MR-overleg.
17
HOOFDSTUK 7: PR
PR is een wezenlijk onderdeel van ieder schoolbedrijf: je levert iets af waarvan je denkt dat het goed is en dat mag/moet je ook naar buiten brengen. Signalen over wat beter kan, neem je mee in toekomstig PR-beleid. PR heeft een interne en een externe component: 1) Intern: Een goede, heldere communicatie van en naar medewerkers. Goede omgangsafspraken tussen medewerkers, tussen medewerkers en leerlingen en tussen leerlingen. Aandacht voor medewerkers en leerlingen, als ze gedurende een korte of langere periode het moeilijk hebben. Zorgen voor een functionele website. 2) Extern: Een goede, heldere communicatie met ouders/verzorgers. Goede informatie naar en een goed contact met basisscholen in de regio. Goede informatie naar en een goed contact met collega-scholen voor v.o., met name in de regio. Gebruik maken, wanneer nodig, van de regionale pers d.m.v. advertenties, artikelen, enz. Zorgen voor een functionele/fraaie website. Voor publicaties naar buiten hebben we een redactiecommissie. Deze redactie draagt zorg voor regelmatige publicaties in de regionale pers en op de website. In 2010 is het communicatieorganogram vastgesteld (bijlage: organogram I en II).
18
HOOFDSTUK 8: FINANCIEN EN BEHEER
Financieel Beleid De financiële middelen waarover de school kan beschikken worden gegenereerd uit Rijksbijdragen (regulier en incidenteel) en de vrijwillige ouderbijdragen en bijdragen voor kopieerkosten. In de financiële verslaggeving worden deze inkomsten jaarlijks verantwoord, evenals de uitgaven. Alleen voor nieuwbouw en renovatie draagt de Gemeente Franekeradeel financieel bij. In 2011 start het overleg met de gemeente en andere schoolbesturen om de mogelijkheden van doordecentralisatie te onderzoeken. Met ingang van begrotingsjaar 2011 is een meerjarenvooruitzicht opgesteld. Ook wordt vanaf dat moment een kwartaaloverzicht gegenereerd waarvan de resultaten in directie, bestuur en met budgethouders wordt besproken. Het jaarlijkse formatieplan met meerjaren prognose met betrekking tot de personele inzet vormt een specificatie van de in de begroting opgenomen cijfers m.b.t. personeel. Met betrekking tot de inzet van de financiële middelen kan opgemerkt worden dat het, gelet op de bijna jaarlijkse veranderingen in de rijksmiddelenbijdragen, en mede gelet op de onzekerheden m.b.t. cao-onderhandelingen, heel lastig is een goed onderbouwd meerjaren beleidsplan uit te stippelen. Ook zijn er een specifieke voorzieningen voor Bapo-rechten en voor onderhoud, de laatste gerelateerd aan een meerjaren onderhoudsrapportage. Investeringen in onderwijskundige ontwikkelingen worden bekostigd uit specifieke middelen met een doelbestemming of uit de algemene reserve. Om nieuw beleid mogelijk te maken, worden zonodig financiële middelen vrijgemaakt. De vaksecties beschikken over een eigen budget, waarmee zij zelf verantwoordelijk zijn voor de kleine uitgaven. Drie tot vier keer per jaar krijgt de sectievoorzitter een uitdraai zodat er controle door de sectie op de uitgaven plaats kan vinden. Investeringsverzoeken worden apart gedaan en worden getoetst enerzijds aan de onderwijskundige ontwikkeling, anderzijds aan de financiële ruimte. Huisvesting De laatste aanpassingen aan het gebouw in verband met de verdere invoering van projecten zijn in 2010 afgerond. Het hoofdgebouw is in 2012 dertig jaar in gebruik. Dat er wensen zijn om zaken op te knappen ligt dan ook voor de hand. Het meest duidelijk is dat in de beide gymzalen waar o.a. de verlichting en verwarming klachten opleveren. Een aanpassing aan de wensen vergt een uitvoerige verbouwing waarvoor de financiën ontbreken. Mogelijkheden om het groot onderhoud na veertig jaar gebruik (2022) in overleg met de gemeente naar voren te halen, worden onderzocht.
19
Bijlage LIJST VAN AFKORTINGEN
DTO
Directeur-teamleiders-overleg: gaat over onderwijskundige zaken
MT
Managementteam: overleg tussen voltallige directie en teamleiders over alle schoolzaken
MR
Medezeggenschapsraad
bvv
Beroepsvoorbereidende vakken
WOT
Werken onder toezicht
PWS
Profielwerkstuk
ZAT
Zorgadviesteam (overleg tussen deel zorgteam en externen)
RT
Remedial Teaching
ECDL
European Computer Driving License
RPO
Regionaal Plan Onderwijs: overleg tussen scholen VO in de regio NoordwestFriesland (Harlingen, Franeker, St Annaparochie, Leeuwarden). RPO moet bv. instemmen met nieuwe onderwijsvormen op een school.
20