Schoolplan Periode 2011-2015
De Groene Ring Montessori basisschool
[email protected] Bergdravik 2 6922HM Duiven 0316-266611
Dependance: Schoolstraat 14 6921ZP Duiven 0316-265116
www.montessori-groenering.nl
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
1
Inhoudsopgave Titelblad Tekenblad
1
Voorwoord
6
Inleiding
7
Hoofdstuk 1 : Het schoolconcept 8 1.1. Missie en visie 8 1.2. Situatiebeschrijving 8 Externe aspecten 1.2.1. Demografische gegevens 10 1.2.2. Leerlingenpopulatie 10 1.2.3. Verwachtingen van ouders 11 1.2.4. Voortgezet onderwijs 11 1.2.5. Kenmerken van collega scholen 11 1.2.6. Wet- en regelgeving 12 1.2.7. ICT ontwikkelingen 12 Interne aspecten 1.2.8. Werkhouding en sociale vaardigheden 13 1.2.9. Adaptief- /passend onderwijs 13 1.2.10. Aandacht voor zorgleerlingen 13 1.2.11. Doorlopende ontwikkelingslijnen 14 1.2.12. Aandacht voor kinderen uit andere culturen of levensovertuigingen 1.2.13. Onderwijsinhoudelijke ontwikkeling 14 1.2.14. Betrokkenheid en veranderingsgezindheid 14 1.2.15. Wisselwerking met de omgeving 15 1.2.16. Samenvatting 15 1.3 Zicht op kwaliteit 16
Hoofdstuk 2 : Inleiding op leerinhouden, leerlijnen en werkvormen 2.1. Leerinhouden en leerlijnen 2.2. Didactische werk- en instructievormen 2.3. Het materiaal 2.4. Kwaliteitsmeting en borging
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
18 18 20 21
2
Hoofdstuk 3 : Vakgebieden 3.1. Nederlandse taal 3.1.1. 3.1.2. 3.1.3. 3.1.4. 3.1.5. 3.1.6. 3.1.7. 3.1.8.
Kerndoelen mondeling taalonderwijs Kerndoelen schriftelijk taalonderwijs Kerndoelen taalbeschouwing Inleiding Leerinhoud Materialen Kwaliteitsborging Beleidsvoornemens
22 22 22 22 23 23 24 25 25
Kerndoelen Engels Inleiding Leerinhoud Werk- en instructievormen Materialen Kwaliteitsborging Beleidsvoornemens
25 25 25 26 26 26 26
3.2. Engelse taal 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.2.5. 3.2.6. 3.2.7.
3.3. Rekenen en wiskunde 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5. 3.3.6. 3.3.7. 3.3.8. 3.3.9.
3.4
Kerndoelen wiskundig inzicht en handelen Kerndoelen getallen en bewerkingen Kerndoelen meten en meetkunde Inleiding Leerinhouden Werk- en instructievormen Materialen Kwaliteitsborging Beleidsvoornemens
Kosmisch Onderwijs 3.4.1.
3.4.2. 3.4.3. 3.4.4.
Kerndoelen Oriëntatie op jezelf en de wereld Mens en samenleving Natuur en techniek Ruimte Tijd Inleiding Leerinhouden en materialen Werkvormen
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
27 27 27 27 27 28 29 29 30 30 31 31
32 33 35 3
3.4.5. 3.4.6. 3.4.7.
Instructie Kwaliteitsborging Beleidsvoornemens
3.5. Bewegingsonderwijs 3.5.1. 3.5.2. 3.5.3. 3.5.4. 3.5.5. 3.5.6. 3.5.7.
Kerndoelen bewegingsonderwijs Inleiding Leerinhoud Werk- en instructievormen Materialen Kwaliteitsborging Beleidsvoornemens
3.6. Culturele vorming en muzische vakken 3.6.1. 3.6.2. 3.6.3. 3.6.4. 3.6.5. 3.6.6. 3.6.7. 3.6.8.
Kerndoelen Inleiding Leerinhouden Werkvormen Instructievormen Materiaal Kwaliteitsborging Beleidsvoornemens
36 37 37 38 38 38 38 38 38 39 39 40 40 40 41 41 41 42 42 43
Hoofdstuk 4 : Personeelsbeleid
44
4.1. Inleiding 4.2. Personeelsbeleidsplan
44
4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.2.5. 4.2.5.1. 4.2.5.2. 4.2.5.3. 4.2.5.4. 4.2.5.5. 4.2.5.6.
Doelstellingen van het personeelsbeleid Vormgeving Ontwikkelingen Formatiebeleid Loopbaanbeleid Taak- en functieomschrijving Nascholingsbeleid Taakbeleid Functioneringsgesprekken Beoordelingsgesprekken Begeleiding startende leerkracht
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
44 44 45 45 46 47 47 48 48 48 49 49
4
4.2.6. 4.2.6.1. 4.2.6.2.
Arbeidsvoorwaarden Werving en selectie Arbeidsomstandighedenbeleid
Hoofdstuk 5 : Overige beleidsterreinen 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
49 49 49 53
Inleiding Strategisch beleid Financieel beleid Materieel beleid Relationeel beleid
53
Hoofdstuk 6 : Kwaliteitszorg
57
6.1. 6.2.
Kwaliteitszorg op schoolniveau Leerlingenzorg
Hoofdstuk 7 : Nawoord
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
53 55 55 55
58 58
62
5
Voorwoord Het schoolplan van Montessori basisschool De Groene Ring geeft de lezer inzicht in de onderwijskundige doelstellingen van de school en in de wijze waarop zij deze probeert de verwezenlijken. Het is daarmee een informatiebron voor belangstellenden en vormt tevens een kader voor de kwaliteitstoetsing. Belangstellenden is een ruim begrip. Nieuwe ouders moeten de kern van onze Montessorionderwijs in dit document kunnen vinden. Een zekere overlap met de schoolgids is zeker vanzelfsprekend. Solliciterende leerkrachten kunnen snel de visie van de school en de belangrijkste ontwikkelingen voor de komende jaren zien. Zowel voor nieuwe ouders als startende leerkrachten is het van belang dat zij zich kunnen vinden in de Montessori gedachte op onderwijs en opvoeding zoals die voor onze school is geformuleerd. Voor ouders binnen de school en verantwoordelijken biedt het schoolplan inzicht in de wijze en middelen waarmee de doelstellingen worden gerealiseerd. Ook de onderwijsinspectie en Montessori Vereniging gebruiken dit stuk om hun visitatie en kwaliteitstoetsing op te baseren. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van dit document een uitputtend en hoogdravend verhaal te maken. Het moet gemakkelijk leesbaar de essentie van visie, missie, doelen, werkwijze en middelen aangeven. Waar mogelijk wordt verwezen naar achterliggende handleidingen. Het schoolplan wordt vastgesteld voor een periode van vier jaar t.w. 2011-2015. Aangezien De Groene Ring een lerende organisatie is, die zich continu richt op haar veranderende omgeving vormt het document de ballast die stabiliteit geeft aan de koers. Zij is het onderwijskundig onderdeel van een reeks beleidsstukken. Aan de lezer adviseren wij deze in hun onderlinge relatie te zien:
Het schoolplan De Schoolgids/ infoboekje/website Het strategisch beleidsplan Het jaarbeleidsplan
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
Beschrijving van het onderwijs Informatiebron voor ouders Meerjarenplan voor schoolontwikkeling Jaarlijks plan van aanpak
6
Inleiding Het onderwijs en daarmee onze school hebben in de afgelopen jaren te maken gehad met een aantal ontwikkelingen die van invloed zijn op het beschrijven van de doelstellingen voor de komende vier jaar. Het betreffen o.a. de demografische gegevens op lokaal en regionaal niveau m.n. de bijstelling van de leerling-prognoses, de groei van de school en de verwachte daling van leerlingen, onderwijsstrategische ontwikkelingen zoals fusies van collega-scholen en vorming van breed voortgezet onderwijs, veranderd toezicht van de onderwijsinspectie op m.n. het “opbrengstgericht werken”, de visitaties door de Nederlandse Montessori Vereniging, functiedifferentiatie, de opdracht tot “passend onderwijs”, de aanzet tot lokale “integrale kindcentra”(lees:brede school) en diverse onderwijskundige ontwikkelingen binnen het verband van Montessori scholen. Om een standvastige koers te varen in deze ontwikkelingen is het noodzakelijk dat een schoolorganisatie helder formuleert waarvoor zij staat en dat ook waarmaakt. Onderstaande piramide van Daniel Kim geeft een model voor een (lerende) organisatie. In de volgende hoofdstukken wordt invulling gegeven aan de verschillende lagen. Activiteiten Tactische keuzes (welke?) Strategische keuzes (hoe?) Visie (wat zien we over vier jaar?) Missie (Waarom doen we wat we doen?) Normen en waarden – identiteit (Wie zijn wij?) De onderste lagen zijn liggen vast en geven daarmee stabiliteit aan de organisatie en haar handelen (hoofdstuk 1).Visie en strategische keuzes geven antwoord op vraag vanuit de veranderende omstandigheden ( paragraaf 1.2-1.4) en liggen vast in het strategische vierjaren beleidsplannen (hoofdstuk 2).Welke leermiddelen we gebruiken (hoofdstuk 3) en met welke activiteiten we die uitvoeren, vinden we in de jaarplanning terug. Aangezien personeelsbeleid de meest essentiële keuze is , worden de hoofdlijnen van dit beleid afzonderlijk beschreven (hoofdstuk 4). Het totale proces wordt bewaakt en geborgd door het kwaliteitsbeleid (hoofdstuk 6) Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
7
Hoofdstuk 1 Het schoolconcept 1.1. Missie en visie In het beleidstuk “Montessoriopvoeding en –onderwijs in de 21e eeuw” formuleert het Wetenschappelijk Bureau van de Nederlandse Montessori Vereniging de volgende doelen voor het Montessori onderwijs:
de ontwikkeling van bewustzijn, identiteit, zelfrespect en wil; het verwerven van bekwaamheid om in het dagelijks, sociale en maatschappelijke leven en verdere studie te kunnen functioneren; een persoonlijke, creatieve, zelfstandige en onafhankelijke rol te leren vervullen in de samenleving van nu en morgen met verantwoordelijkheid voor jezelf en voor de ander. Uitgangspunt is actief te zoeken naar het potentieel van leerlingen en voor elke kind individueel, zodat de maximale ontwikkeling gestimuleerd kan worden. Daarbij wordt uitgegaan van de ontwikkelingsfase waarin het kind zich op een bepaald moment bevindt. In het project “Afstemming”, waaraan de school heeft deelgenomen wordt bovenstaande uitgangspunt als een vraagstelling als volgt beschreven: “wat heeft dit kind bij deze leerkracht in deze school en met deze ouders nodig om in samenspraak bepaalde doelen (lees: een maximale ontwikkeling) te bereiken?” In juli 2007 heeft de Nederlandse Montessori Vereniging het draaiboek voor visitatie t.b.v. erkenning als Montessoribasisschool vernieuwd. In de bijbehorende brochure “Kwaliteit telt” staat een herziene versie van “de gulden tien”, kenmerken van Montessorischolen:
De werkwijze van de school is gebaseerd op de antropologie en het pedagogisch, didactisch concept van dr. Maria Montessori, waarin kosmisch onderwijs en opvoeding, opvoeding tot onafhankelijkheid en sociaal verantwoordelijk gedrag een belangrijke plaats innemen. In de schoolgids beschrijft de school hoe deze werkwijze wordt vormgegeven. De werkwijze en de uitgangspunten van de school worden onderschreven door het bevoegd gezag van de school en alle personeelsleden die aan de school zijn verbonden en deze worden gerespecteerd door de ouders van de kinderen die de school bezoeken. De vastbenoemde onderwijsgevenden hebben naast een onderwijsbevoegdheid een door de NMV erkend Montessoridiploma of zijn studerend daarvoor. De school houdt door professionalisering de (Montessori)bekwaamheid op peil. De functionarissen die verantwoordelijkheid dragen voor het personeels- of onderwijsinhoudelijk beleid hebben een door de NMV erkend Montessoridiploma of zijn studerend daarvoor. Zij houden door professionalisering hun (Montessori)bekwaamheid op peil. De school is lid of aspirant lid van de NMV en de school werkt mee aan de kwaliteitstoetsing die leidt tot erkenning door de NMV. Voorafgaande aan deze kwalitietstoetsing voert de school een zelfevaluatie uit in het kader van hun eigen systeem van kwaliteitszorg.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
8
Voldaan wordt aan de eisen ten aanzien van het gebruik van ontwikkelingsmaterialen en de inrichting van de klaslokalen als uitgebreide en uitnodigende omgeving, zodat kinderen zich zelfstandig en zelfverantwoordelijk kunnen ontwikkelen. De kinderen van 2 t/m 12 jaar worden ingedeeld in heterogene leeftijdsgroepen. Er is vrije werkkeuze door vrijheid van lesrooster, door het creëren van een ruime vrije werkperiode en door adequaat klassenmanagement, zodat kinderen ruim de gelegenheid krijgen eigen keuzes te maken in hun ontwikkeling en in staat zijn hun eigen ontwikkeling te volgen. De school heeft een adequaat kindvolgsysteem en groepsadministratie waarin de observatiegegevens van de individuele ontwikkeling van het kind en de groepsactiviteiten geregistreerd staan. Per bouw bestaat uniformiteit, tussen de bouwen is aansluiting zichtbaar. Het kindvolgsysteem bevat in ieder geval ook pedagogische en sociale gegevens. Over de ontwikkeling van het kind wordt op initiatief van de school regelmatig overleg gevoerd tussen ouders en leerkrachten. Er wordt zowel schriftelijk als mondeling aan de ouders gerapporteerd. Deze rapportage bevat in elk geval ook pedagogische en sociale gegevens.
Als vierde bron voor het formuleren van de visie en missie van de school dienen “de kerndoelen voor het basisonderwijs” van de overheid. Ze zijn te uitgebreid om in dit schoolplan op te nemen en liggen daarom ter inzage op school. De school beschouwt deze doelen als minimale inhoudelijke eisen. Zij wenst nadrukkelijk meer te bieden. Op basis van bovenstaande doelstellingen, voorwaarden, kenmerken en vraagstelling wordt de missie van De Groene Ring als volgt geformuleerd: Kind, leerkracht, ouders en school bezinnen zich intensief , met name door reflectie op eigen handelen, op de vraag wat dit kind in zijn/haar situatie nodig heeft, zodat een zo individueel mogelijk onderwijsarrangement geboden kan worden om een optimale ontwikkeling van het kind mogelijk te maken. Onze school gaat niet alleen om met verschillen van kinderen, zij gaat hier juist vanuit, omdat zij verschillen tussen mensen als een verrijkend gegeven beschouwt.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015
9
De visie van De Groene Ring kan afgeleid worden van deze bezinning op de pedagogische en didactische onderwijsbehoeften en de reflectie op eigen handelen. Willen we kinderen daadwerkelijk en Montessoriaans zien als mede-eigenaars van hun eigen ontwikkelingsproces, dan is het logisch dat we ze ook leren na te denken over wat en op welke manier ze willen leren. Dit kan door kinderen enerzijds de ruimte te bieden zelf aan te geven wat en op welke manier zij willen leren en anderzijds kinderen die handvatten en vaardigheden aan te leren die zij nodig te hebben om zelfstandig te kunnen leren. De visie (wat kunnen we over vier jaar zien) luidt : -
Zorgdragen voor een veilig en tegelijkertijd uitdagend leer- en leefklimaat, waarvan het kind mede-eigenaar is. Het kind heeft in eigen mate specifieke vaardigheden aangeleerd, waardoor het zichzelf kan reguleren en op eigen benen kan staan. Betekenisvolle leersituaties en samenwerkend leren aanbieden, zodat het kind actief en betrokken kan leren met en van andere kinderen. Leren reflecteren, zodat het kind een houding ontwikkelt waarmee het leert van eerdere ervaringen en steeds meer “zicht op zichzelf en zijn omgeving” krijgt.
Nadrukkelijk wordt deze visie geplaatst in het kader van eerder genoemde doelstellingen, kenmerken en voorwaarden voor Montessorischolen.
1.2 Situatiebeschrijving Externe aspecten 1.2.1. Demografische gegevens Duiven kent als KAN-gemeente op dit moment een beperkte groeitaak. Volgens de prognoses daalt het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd in de komende vijf jaar met ruim 20%. Die trend zal zich tot 2020 voortzetten. De Groene Ring heeft per oktober 2011 ongeveer 390 leerlingen verdeeld over twee locaties en 17 groepen. De school heeft ongeveer 12% van het totale leerlingenaanbod. Ontwikkeling: De locatie Noord heeft haar voedingsgebied in de nieuwbouwlocaties Lommerweide, De Ploen en Nieuweling. 1.2.2. Leerlingenpopulatie Ongeveer 5 % van de leerlingen komt uit gemeenten in de regio. De overige kinderen komen uit alle wijken van Duiven. Als groeigemeente kent Duiven veel inwoners die uit andere delen van Nederland afkomstig zijn. In veel gezinnen werken beide ouders. De toenemende zorgbreedte van de school (WSNS) leidt tot meer diagnosticerend en remediërend werk. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 10
Ontwikkeling: Het continurooster in combinatie met buitenschoolse opvang en peuterspeelzaal sluit aan bij de vraag van werkende ouders. De uitdaging kinderen met specifieke begeleidingsvragen een passend onderwijsarrangement te geven verhoogt het kwaliteitsniveau van het basisonderwijs. Uiteraard vraagt dit om professionalisering en faciliteiten. 1.2.3. Verwachtingen van ouders Ouders kiezen bewust voor deze vorm van basisonderwijs. Zowel qua pedagogisch klimaat als leerresultaten verwacht men iets extra’s. Ouders typeren de school als kindvriendelijk, open met een intensieve werksfeer. Er is sprake van een grote ouderbetrokkenheid. Ontwikkeling: Betrokken ouders zijn bereid qua tijd en middelen extra te investeren. Hoge verwachtingen van de klant leiden tot meer kwaliteitsbewustzijn binnen de organisatie. Door goede wederzijdse informatie bij de intake en regelmatige feedback ontstaat een reëel verwachtingspatroon bij ouder en school. 1.2.4. Voortgezet onderwijs Het driejarig BOVO project als voorbereider en onderdeel van regionaal passend onderwijs heeft de aansluiting tussen het basisonderwijs in Duiven en Westervoort met het Candea college verbeterd. Vooral voor scholen met een specifiek concept is het van belang hun werkwijze herkenbaar voortgezet te zien. 80% van onze leerlingen kiest voor het Candea. 90% van deze leerlingen zit na drie jaar nog in de geadviseerde stroom. Een opmerkelijk hoog aantal. Men mag verwachten dat de vaardigheden die kinderen in het Montessori onderwijs zich eigen hebben gemaakt een positief effect hebben in het studiehuis. In augustus 2008 is in Arnhem een school voor Montessori Voortgezet Onderwijs gestart. Ontwikkeling: Zowel het BOVO-project, de Technasium-stroom als het Montessori College zijn kansen voor onze leerlingen. De voorbereiding van het Montessori-basisonderwijs tot een zelfstandige werkhouding lijkt bij uitstek geschikt voor recente ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs. 1.2.5. Kenmerken van collega-scholen Duiven beschikt over een breed onderwijsaanbod: 12 basisscholen en een brede school voor voortgezet onderwijs. Het basisonderwijs omvat een aantal scholen op basis van confessie, bestuurs- en onderwijskundige vormen. (Dalton, Jenaplan, Montessori,klassikaal). Er bestaat een indirecte koppeling van een aantal basisscholen met een peuterspeelzaal. Regionale fusies hebben tot drie grote verbanden geleid. De Groene Ring neemt als enige éénpitter een aparte positie in. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 11
Ontwikkeling: Bij een éénpitter is een sterke en directe relatie tussen school en ouders (vaak wordt het bestuur uit ouders samengesteld) aanwezig. Het is van belang dat eigen karakter klantgericht uit te dragen door profileren en kwaliteit te bieden. Eenpitters behoren in het bestand van 120 PONscholen tot de financieel meest gezonde scholen. Lichte samenwerkingsverbanden van autonome scholen wordt anno 2011 gunstiger gevonden dan bestuurlijke fusies. 1.2.6. Wet- en regelgeving Enerzijds decentraliseert de overheid haar bemoeienis met het onderwijs, anderzijds wordt de “vrije” beleidsruimte van scholen sterk belast met externe regelgeving en kwaliteitsverantwoording. In dit verband kan genoemd worden: ARBO wetgeving, personeelsbeleid, decentralisatie huisvesting, lokaal onderwijsbeleid, WSNS, kwaliteitsvergelijk, inspectietoezicht, kerndoelen, klachtenregeling. Ontwikkeling: Verantwoorden dwingt tot bewust worden van eigen sterkte en zwakte en het nemen van maatregelen tot verbetering. Het is belangrijk pro-actief op ontwikkelingen te reageren zonder daarbij een duidelijke eigen koers uit het oog te verliezen. De inspectie richt zich in het kader “opbrengstgericht werken” met name op taal en rekenen. Door de eindtoetsgegevens als meetlat te gebruiken heeft de inspectie snel maar ook zeer eenzijdig zicht op opbrengsten. Tijdens schoolbezoeken wordt m.n. gekeken naar de kwaliteitscyclus en zorg voor leerlingen. 1.2.7. ICT ontwikkelingen De computer vormt bij uitstek een Montessori leermiddel. Hij voldoet aan alle Montessori kenmerken. De school heeft dit middel vergaand en volgens eigen onderwijsfilosofie geïntegreerd. De hype rond het smartboard of interactief schoolbord heeft zij niet gevolgd. De meerwaarde van deze borden is ongeveer 5% t.o.v. computers met groot scherm. Bovendien leidt het gebruik tot ongewenst frontaal gericht onderwijs. De school beschikt over een adequaat arsenaal software o.a maatwerk, ambrasoft, kurzweil, taaljournaal, gedigitaliseerd leerlingvolgsysyteem e.a. Ontwikkeling: ICT toepassingen geven mogelijkheden om Montessori-onderwijs te optimaliseren. Er zal wel steeds een kosten-batenanalyse uitgevoerd moeten worden en een zorgvuldige inpassing. Teambreed moet de vaardigheid en kennis aanwezig zijn om het middel te gebruiken. De komende jaren zal geïnvesteerd worden in de aanschaf van laptops (skoolmates).
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 12
Interne aspecten 1.2.8. Werkhouding en sociale vaardigheden Het Montessori-onderwijs heeft door haar pedagogische-didactische werkwijze een aantal sterke kanten. Het geeft kinderen de gelegenheid bijzondere interessegebieden (meervoudige intelligentie) door vrije werkkeuze te ontwikkelen. Ook de zelfstandige werkhouding en het nemen van verantwoordelijkheid krijgen door het aanleren van het werk plannen veel aandacht. Door de samenstelling van een groep met oudere en jongere kinderen, waarin kinderen zich natuurlijk kunnen bewegen, krijgt het sociale aspect van de ontwikkeling (coöperatief leren) optimaal kansen. Zij vormt daarmee een goede voorbereiding op het moderne voortgezet onderwijs. 1.2.9. Adaptief-/ passend onderwijs De visie van de school geeft aan dat alle betrokkenen zich de vraag moeten stellen wat dit individuele kind nodig heeft in zijn/haar situatie om een optimale ontwikkeling door te maken. Wanneer men bereid en in staat is het eigen systeem in samenwerking met andere onderwijsinstellingen aan te passen aan het kind spreekt men over passend onderwijs. Voor Montessori onderwijs geeft dat kansen. Door de groeperingsvorm en de vrijheid naar eigen tempo en bekwaamheden te werken, kan differentiatie naar het individuele kind bereikt worden. Ook het systematisch aanleren van zelfstandig werken is een sterke kant. Doordat alle kinderen met een eigen plan werken worden zij zelden een uitzondering. Het gevaar bestaat dat deze kwaliteiten van onze onderwijsvorm onder externe druk tot eenzijdig “opbrengstgericht werken” afgezwakt worden. Dit kan voorkomen worden door een leerlingvolgsysteem dat zich richt op de totale ontwikkeling van het individuele kind. 1.2.10. Aandacht voor zorgleerlingen De opzet van de interne leerling-begeleidings-groep (drie deskundige leerkrachten), waarin standaard opgenomen de consultatie van een orthopedagoge (OBD), voldoet goed. Alle vragen van leerkrachten en ouders worden hier voor advies neergelegd en zo nodig vertaald in handelingsplannen (het uitgewerkte traject is in een beleidsstuk beschreven). Het opstellen van deze richtlijnen gebeurd in combinatie met het maken van groepsplannen door de leerkracht. Deze werkwijze zal in de komende jaren in alle bouwen ingevoerd worden De orthotheek beschikt over een ruim pakket middelen en er is de mogelijkheid materialen in te huren (SBO-OBD). Het Montessori-onderwijs is voor veel, maar niet voor alle kinderen geschikt. Kinderen met een zeer zwakke concentratie hebben echter een grote behoefte aan opgelegde structuur en een prikkelarme omgeving. Zij zullen gebaat zijn bij een omgeving waarin deze structuur voor alle kinderen geldt bijv. het orthodox klassikaal onderwijs of SBaO met kleine groepen. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 13
In het Montessori-onderwijs beschikt men t.a.v. leerlingen die extra zorg behoeven over een optimistische, kindgerichte houding. Uitgaande van wat kinderen wel kunnen. Om onjuiste verwachtingen te voorkomen is het van belang ouders regelmatig te informeren over de resultaten gebaseerd op standaardnormen. De voortgang van kinderen met een handelingsplan wordt om de 6 weken met ouders gecommuniceerd. De beslissing t.a.v. de begeleiding van zorgkinderen blijft overigens een schoolbesluit. 1.2.11 Doorlopende ontwikkelingslijnen De Groene Ring kent een opbouw van peutergroep tot bovenbouw. De Montessoripedagogiek beschrijft daarvoor een doorgaande lijn, die in de pedagogische benadering en het didactisch materiaal aanwezig is. De huidige ontwikkeling met een accent op opbrengstgericht werken, referentiekaders, vroegtijdige toetsing en het vaststellen van tussendoelen vraagt om een nauwgezette analyse van de ontwikkeling van het kind en het afstemmen van de individuele ontwikkelingslijn waarbij recht wordt gedaan aan alle aspecten. Een nadrukkelijk gevaar schuilt in de eenzijdige benadering op taal en rekenen en daarmee verbonden schijnresultaten. 1.2.12 Aandacht voor kinderen uit andere culturen of levensovertuigingen: Ofschoon er betrekkelijk weinig allochtone kinderen op school zitten, past aandacht voor de multi-culturele samenleving in ons opvoedingsdoel en het “Algemeen Bijzonder” karakter van de school: respect voor andere levensvisies. De school biedt kinderen diverse projecten en informatiemappen over de wereldgodsdiensten aan. Ook ouders laten de kinderen van een groep soms kennismaken met een feest uit hun cultuur. 1.2.13. Onderwijsinhoudelijke ontwikkeling: Om op een Montessoriaanse wijze te werken, moet de school over materialen beschikken, die zelfstandig werken door kinderen mogelijk maken. Dit Montessori-materiaal vormt een degelijke basis in de school. Een groot deel van de kinderen ontwikkelt zich door middel van dit materiaal op een “natuurlijke” wijze. Het materiaal in de Montessorischolen is echter in ontwikkeling. Daarvoor is een aantal redenen te noemen: Nieuwe kennis en inzichten moeten “vertaald” worden in materiaal en aanschaf van aanvullende leermiddelen bijv. Kosmisch onderwijs, vroege (taal)ontwikkeling, techniek en wetenschap, meervoudige intelligentie en hersenonderzoek. De vroegtijdige signalering van kinderen die extra aandacht vragen, noodzaakt tot het hanteren van voorgestructureerde leermiddelen en het stellen van duidelijke (tussen)doelen.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 14
1.2.14 Betrokkenheid en veranderingsgezindheid: De organisatie beschikt over een team van onderwijsgevenden, die bewust kiezen voor deze vorm van onderwijs en voor een school als lerende organisatie. Dit vereist en leidt tot een hoge mate van betrokkenheid. Een duidelijke visie is daarbij essentieel. Een ontwikkelingsgerichte school vraagt om voortdurende aanpassing en scholing van het team. In de afgelopen jaren zijn de competenties van het team sterk gegroeid. 1.2.15 Wisselwerking met de omgeving: Door de hoge verwachtingen van ouders moet de school klantgericht werken. Het veld om haar heen dwingt ook tot een marktgericht ondernemersschap. De school bevindt zich in een breed netwerk van relaties met wie zij kennis uitwisselt en ontwikkelingen deelt. In dat verband kan genoemd worden: onderwijs-begeleidingsdiensten, opleidingsinstituten in de regio, Personeelscluster Oost Nederland, Montessori regio Oost, PO raad, Nederlandse Montessori Vereniging, WSNS-samenwerkingsverband De Liemers, de Vereniging Bijzondere Scholen, lokale/regionale verbanden van scholen, het voortgezet onderwijs. Essentieel voor het zelfstandig voortbestaan van het Montessori-onderwijs is de doorgroei van het huidige kenniscentrum van de N.M.V. 1.2.16. Samenvatting De Groene Ring beschikt door haar onderwijsmethodiek, het betrokken team en dito ouders over een aantal sterke punten. Er is sprake van een onderwijssysteem dat kinderen in hun eigenheid waardeert, de onderwijsorganisatie flexibel kan richten op de “vraag” van individuele kinderen en zelfstandig, planmatig werken van kinderen ontplooit. Zij sluit daarmee goed aan op de ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs. De school kenmerkt zich door een voortdurende kwaliteitsgerichte veranderingsgezindheid. Als uitdaging kan de voortdurende aanpassing aan moderne leerinzichten en het ontwikkelen van nieuwe materialen c.q. het inpassen van methodische leermiddelen genoemd worden.. Daartoe zullen Montessori leerlijnen en materialen samengevoegd moeten worden met nieuwe leermiddelen.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 15
1.3 Zicht op kwaliteit Het schoolplan is een meerjaren planningsinstrument voor de schoolontwikkeling. Doordat de geplande innovatie beschreven staat, vormt het schoolplan samen met het strategisch beleidsplan, het onderwijskundig jaarplan en de jaarverslagen een sturings-/evaluatieinstrument. De planning van veranderingsonderwerpen bestrijkt een periode van vier jaar. Het is belangrijk smart doelen te stellen.. Uit het artikel van Cor Hofmans “kwaliteit, de gewoonste zaak van de wereld” blijkt dat het Montessori-onderwijs op veel punten voldoet aan de criteria voor kwalitatief goed onderwijs:
Een actieve rol voor de leerling Een krachtige leeromgeving Een pedagogisch klimaat met een evenwicht tussen uitdaging en ondersteuning Het ontwikkelen van een actieve leerhouding Een actieve, stimulerende rol van de leerkracht Leerstof, leertijd en handelen van de leerkracht dienen afgestemd te zijn op de extra leerbehoeften van leerlingen. Vertaald naar de praktijk signaleert Hofmans een aantal uitdagingen voor het Montessorionderwijs :
De relatie tussen kerndoelen en individuele ontwikkeling van leerlingen Vroegtijdig en systematisch signaleren Gestructureerd en interactief onderwijs versus individualisering.
De Groene Ring heeft op deze uitdagingen een antwoord geformuleerd. De kerndoelen vormen de basis voor het leeraanbod. Wij zijn van mening dat een Montessori-basisschool minimaal de doelen van het basisonderwijs moet realiseren en individuele kinderen nadrukkelijk de ruimte moet geven om sterke kanten verder uit te bouwen. Zowel de Nederlandse Montessori Vereniging als de onderwijsinspectie hebben het (kwaliteits)beleid van de school in het afgelopen schooljaar positief beoordeeld. Op de Cito-eindtoets scoort de school voor alle onderdelen ruim boven het landelijk gemiddelde. De ontwikkeling van kinderen wordt gevolgd met een leerlingvolgsysteem dat drie keer per jaar wordt afgenomen. Samen met individuele toetsen en “observatie en registratie” uit het Montessori-onderwijs vormt zij een goed functionerend signaleringssysteem. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 16
Een belangrijk aspect van de kwaliteit van De Groene Ring is de schoolcultuur. Er dient een veilige , warme, kindvriendelijke en uitnodigende omgeving voor het kind te zijn, waarin het alle mogelijkheden kan ontwikkelen. Een veilige leeromgeving vraagt om een gerichte, continue zorg voor het schoolklimaat en –cultuur. Door het aanleren van bewuste zorg voor hun omgeving worden kinderen mede-eigenaar van hun school. Dit is een essentiële voorwaarde om meer specifieke benaderingen als antipestprogramma’s of “Taakspel” te laten landen in de organisatie. Het geven van ruimte met verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling leidt tot een ontspannen cultuur waarin hulp geven en ontvangen tot het normale gedrag behoort. Het is belangrijk deze vrijheid voor kinderen te houden, ook wanneer sommige kinderen gebaat zijn geclusterd (tijdelijk en fragmentarisch) een meer gestructureerd, gezamenlijk programma te volgen.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 17
Hoofdstuk 2 Inleiding op leerinhouden, leerlijnen en werkvormen. 2.1. Leerinhouden en leerlijnen In dit hoofdstuk worden de afzonderlijke vakgebieden met hun leerlijnen beschreven. Voor de structuur van dit onderdeel is gebruik gemaakt van de brochure “Kerndoelen en leerlijnen” van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en “Kerndoelen Primair Onderwijs” versie 2006 van het ministerie Cultuur, Onderwijs en Wetenschap. De kerndoelen beschrijven het door de overheid verplicht gestelde minimale aanbod van kennis en vaardigheden. Uit het feit dat De Groene Ring in de resultaatmeting tot de categorie één scholen van Nederland behoort kan men afleiden dat het gemiddelde aanbod van de school aanmerkelijk meer diepgang heeft dan de voorgeschreven kerndoelen. Bij de beschrijven hanteren we de volgende structuur:
Per vakgebied de (herziene-2006) kerndoelen en leerinhouden. De toegevoegde doelen van onze school. De gebruikte methode, (montessori) materialen en nadrukkelijke verwijzing naar de handleiding. Indien aanwezig nieuwe methodieken en de verantwoording van de keuze Indien specifiek of afwijkend van de algemene omschrijving worden didactische werk- , instructievormen aangegeven. Indien specifiek of afwijkend van de algemene omschrijving worden meet- of borgingsinstrumenten omschreven Voor de gevolgde leerlijnen verwijzen we naar c.q. citeren we uit de SLO –brochure en/of de gehanteerde methoden. Uitgebreid gaan we in op beleidsvoornemens bij sommige onderdelen.
2.2. Didactische werk- en instructievormen Het Montessori onderwijs gaat uit van de individuele ontwikkeling van het kind. De organisatie van het onderwijs, de inrichting van de groep en het specifieke materiaal maken dit mogelijk. Een logisch gevolg is de grote variatie in werk- en instructievormen die gedurende de onderwijstijd gebruik worden. Het z.g. zelfstandig werken waarbij kinderen zelf hun werk kiezen, al dan niet voorgestructureerd door een dag- of weekplan, geeft ruimte voor variatie in keuze van inhoud, tempo,duur,cyclus en samenwerkingsvorm. Gedurende anderhalf tot twee uur per dag werken de kinderen liefst ononderbroken op deze manier. De leerkracht gaat door de groep volgens een vast patroon van individuele uitleg of instructie aan kleine groepjes. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 18
Regelmatig last hij/zij momenten in voor observatie en registratie om daarna weer gericht zijn/haar volgende instructieronde in te zetten. Zoals gezegd kiezen de kinderen voor individuele verwerking, maar vaak zal voor samenwerking met anderen gekozen worden. Voorafgaand aan het zelfstandig werken kan een instructie aan meerdere kinderen tegelijk efficiënt zijn. Met name bij interactieve instructie, waarbij een creatieve, probleemoplossende rol van de kinderen gevraagd wordt, is de stimulans van de groep belangrijk. Bij groepsinstructie passen we vaak het principe van mastery learning toe. Kinderen die de uitleg snel opnemen, gaan verder met hun verwerking. Anderen blijven langer deelnemen aan uitleg en of begeleide verwerking. Bij veel vakgebieden, met name bij kosmisch onderwijs, wordt gewerkt met thema’s of projecten. De Montessoriaanse “algemene les” vormt de introductie en warming-up. De aandachtstafel, schoolomgeving en excursie geven mogelijkheden voor ervaringsgericht leren. Het Montessori ontwikkelingsmateriaal en de Meervoudige Intelligentie -opdrachten sluiten aan bij het ontwikkelingsgericht leren. Kinderen werken bij de projecten meestal samen. Hierbij komen de verschillende competenties en voorkeursleerstijlen uit de verf. Naast de mogelijkheid zelfstandig te werken en werk te plannen zijn er ook z.g. “moetwerkjes”. Deze opdrachten staan meestal op het bord en moeten binnen een bepaald tijdsbestek gemaakt zijn. Deze opdrachten zorgen ervoor dat alle leerlingen op een bepaald tijdstip een leerlijn-gebonden toets kunnen maken en aansluiting vinden bij groepsinstructies. In het kader van opbrengstgericht werken heeft het inoefenen van vaardigheden extra accent gekregen. Dagelijks worden hiervoor meerdere momenten vrijgemaakt. Vooral in groep 2, 3 en 4 is dit van belang. Het beheersen van de vaardigheden gaat vooraf en vormt de basis voor inzichtelijk werk. De laatste jaren staat de didactisch lusmodel in de schijnwerpers van de vernieuwing van het Montessori (reken)onderwijs. Deze cyclus van leren kent de opeenvolgende stadia: Verwerven, verwerken, betekenis verlenen en toepassen. Misschien is het eerste stadium het meest Montessoriaans. De leraar voert in deze fase bepaalde handelingen nauwkeurig uit (drie stappen aanbieding). Woorden worden nauwelijks gebruikt om het kind met zijn verbeeldingskracht zelf de essentie van het materiaal te laten ontdekken. Daarna volgen de eerder beschreven verwerkingsvormen. Van groot belang is het betekenis verlenen. Zo wordt taal pas taal wanneer het kind de communicatieve waarde ontdekt en toekent. Leren in betekenisvolle contexten vergemakkelijkt de betekenisverlening. Begrijpt het kind de zin van het geleerde dan beschikt het over een nieuw instrument dat het steeds weer zinvol kan toepassen. Al doende komt het weer tot verwerven….. de volgende cyclus. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 19
2.3. Het materiaal Het zal duidelijk zijn dat bij deze gedifferentieerde werkvormen specifiek materiaal nodig is. Met het montessori materiaal kunnen kinderen na een korte instructie zelfstandig aan het werk. Het materiaal, waar de kinderen vaak handelend mee bezig zijn, houdt de aandacht vast en leidt gemakkelijk naar een vervolgstap. Van concreet via schematisch komt het kind bij de stap van de abstractie. Het ICT gebruik past bij uitstek bij het Montessori onderwijs. Het voldoet aan alle criteria die aan Montessori materiaal worden gesteld: Duidelijke en herhaalde uitleg, variabele tijdsduur in de verwerking, directe controle van de fout en positieve feedback. De laatste jaren werkt de school samen met andere Montessorischolen aan het ontwikkelen van opdrachtkaarten volgens de principes van Meervoudige Intelligentie. Hierbij gaat men uit van verschillende voorkeursleerstijlen van kinderen. De toegang tot een leerinhoud zou via de voorkeursleerstijl moeten plaatsvinden om een optimale motivatie te krijgen. Op dit moment worden de opdrachten m.n. gemaakt bij de projectkisten Kosmisch Onderwijs. De onderwerpen passen bij de evolutie- en geschiedkundige tijdlijnen.
2.4 Kwaliteitsmeting en borging In iedere vorm van onderwijs is kwaliteit- of resultaatmeting belangrijk. In een onderwijsvorm waarvoor onderlinge verschillen tussen kinderen uitgangspunt zijn, is het nauwgezet volgen een absolute noodzaak. De Groene Ring hanteert de volgende instrumenten:
Iedere leerkracht heeft een tweejarige opleiding voor Montessori leerkracht gevolgd. Leren observeren en registreren met het Montessori Kindvolgsysteem vormt een belangrijk onderdeel van de cursus. Aangezien kinderen altijd in heterogene groepen zitten, maakt de leerkracht het kind enige jaren mee. Men leert een kind en zijn/haar situatie goed kennen waardoor gedrag, emotie en houding beter interpreteerbaar zijn. Twee keer per jaar (de onderbouw minder) wordt een Leerling Volg Toets van het CITO afgenomen. Ofschoon het Montessori onderwijs moeite heeft met het toepassen van deze standaardmeetlat, leveren deze objectieve gegevens een duidelijk beeld over de ontwikkelingscurve van een kind. De Groene Ring blijft deze toetsen naast haar observatiegegevens gebruiken. De gezamenlijke gegevens leveren op groeps- en schoolniveau een duidelijk inzicht in de onderwijsopbrengst. De CITO entreetoets in groep 7 en de eindtoets in groep 8 leveren waardevolle informatie t.a.v. de onderwijsresultaten en de overgang naar het voortgezet onderwijs
Gegevens dienen digitaal vastgelegd te worden. Hierdoor zijn selecties en overzichten te maken Ze worden overdraagbaar naar ouders, collega’s, begeleiders of andere scholen . Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 20
Verbanden worden duidelijk, hetgeen voor de begeleiding van het kind en de school essentieel is. Overzichten met kengetallen zijn een waardevol borgingsinstrument. In het leerlingendossier kunnen de volgende onderdelen zitten: -
Leerling volgsysteem overzichten – profielkaarten voor meerdere vakgebieden en sociaal emotionele ontwikkeling. Aanmelding voor de leerling begeleidingsgroep Handelingsplannen Groepsplannen Verslagen van schoolarts, logopedie. Verslagen van ambulante begeleiders, leesklas, speelpraatgroep, orthopedagogen, psychologen e.a. Dyslexieverklaring Aanvraag Leerling gebonden financiering, leerweg ondersteuning Verwijzingen naar speciaal onderwijs. Onderwijskundig rapport bij verhuizing of overgang voortgezet onderwijs.
Ouders worden drie keer per jaar geïnformeerd over de voortgang van hun kind. Twee keer gaat dit gesprek vergezeld van een schriftelijk verslag. De verslagen worden digitaal opgeslagen. Overigens kunnen ouders en leerkrachten op ieder moment een afspraak maken voor een voortgangsgesprek. Wanneer er sprake is van extra hulpvragen is de interne begeleider na de leerkracht het aanspreekpunt.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 21
Hoofdstuk 3 Vakgebieden 3.1.
Nederlandse taal
3.1.1. Kerndoelen mondeling taalonderwijs 1. De leerlingen leren op een verantwoorde manier deel te nemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings-en spelvormen ervaren en uitvoeren. 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in gesprek dat informatie of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren 3.1.2. Kerndoelen schriftelijk taalonderwijs 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. 5. De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals informeren, instrueren, overtuigen en plezier verschaffen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van schoolen studieteksten, andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. 7. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 9. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. 3.1.3 Kerndoelen taalbeschouwing 10. De leerlingen leren bij de doelen onder “mondeling taalonderwijs” en “schriftelijk taalonderwijs” strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.
11. De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: -regels voor het spellen van werkwoorden; -regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; -regels voor het gebruik van leestekens.
12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder woordenschat vallen ook begrippen die de leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 22
3.1.4. Inleiding De komende jaren zullen er referentieniveaus worden ingevoerd. In de referentieniveaus is beschreven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan. Zij zijn bedoeld om de taalprestaties van de leerlingen duurzaam te verbeteren. Daarbij gaat extra aandacht uit naar zowel de zorgleerling als naar de hoogbegaafde leerlingen. De referentieniveaus zullen naar verwachting in 2014 volledig zijn ingevoerd. 3.1.5. Leerinhoud Mondelinge taalvaardigheid: •Onderbouw: geen methode. Sterk verweven met kringgesprekken, spontane spelsituaties, spel- en bewegingslessen en aanvankelijk leesonderwijs. Uitgangspunt zijn van de tussendoelen beginnende geletterdheid en het curriculum auditieve training. Onderdelen worden telkens ingepast in het thema dat aan de orde is. •Middenbouw: Een sterke verwevenheid met min of meer spontane taalsituaties zoals de kring, Groene Ringtheater, spellessen, kosmisch onderwijs, het leesonderwijs en later spreekbeurten. •Tussen-en bovenbouwbouw: Verdere uitbouw. Voorlezen door kinderen wordt belangrijk. Er is een nadrukkelijke koppeling met de leergang begrijpend lezen en opdrachten bij kosmisch onderwijs. Meerdere keren per jaar houden de kinderen een spreekbeurt, lezen voor en verwoorden hun belevenissen in de kring. In deze bouw geldt ook de koppeling met kosmisch onderwijs en begrijpend lezen. Spellessen en opvoeringen leveren veel oefensituaties. Aan het eind van groep 8 een presentatie van de werkstukken aan de ouders. Schriftelijk taalvaardigheid: De school heeft twee lijnen om de technische leesvaardigheid aan te leren t.w.:
De Montessoriaanse wijze “natuurlijk leren lezen”. Kinderen komen vanuit het aanbieden en herkennen van letters, het leggen en stempelen van woorden met de letterdozen, het gebruik van computer programma’s tot het leren lezen van woorden. Voor veel kinderen is dit een vanzelf “natuurlijk” verlopend proces. Zij beginnen hiermee in de onderbouw. In groep 3 starten de kinderen die nog niet lezend uit de onderbouw komen met de Leessleutel. Deze methode vormt min of meer de leidraad voor het leesproces in de groep 3. Voor het begrijpend leren lezen maakt de school gebruik van “Goed Gelezen”. Daarnaast is er ervaring opgedaan met Nieuwsbegrip. Vanaf augustus 2011 zullen we vanaf groep 4 gebruik gaan maken van Nieuwsbegrip XL en daarmee de beoogde kerndoelen afdekken. Er wordt nadrukkelijk verband gelegd met het kosmisch onderwijs en de actualiteit. Doordat veel kinderen werkstukken maken en binnen de wereld oriënterende vakken min of meer zelfstandig informatie verwerken, worden de geleerde leesstrategieën voortdurend toegepast. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 23
Het schrijven: Kinderen leren met behulp van zintuiglijke materialen zoals schuurpapieren letters, zandlade, bordjes en grote letterdoos lettervormen herkennen. Spoedig ontstaat de teken-klankkoppeling. Voor het ontwikkelen van de schrijftechniek en fijne motoriek wordt eerst gebruik gemaakt van Schrijfdans. Afhankelijk van die ontwikkeling beginnen de kinderen met het schrijven van letters. Vanaf de middenbouw groep 3 gebruikt de school de methode Schrijftaal. Vanaf augustus 2011 voeren we Novoscript in en voor de onderbouw het programma Schrijfatelier. Taalbeschouwing:
Door het bewust worden van strategieën en taalkundige principes in betekenisvolle taalsituaties ontstaat een taalgevoel en taalbewustzijn. Verweven met eerder genoemde aspecten van het taalonderwijs komt taalbeschouwing aan bod. Wij maken gebruik van Taalactief. Naast het zelf ontdekken van de taal kan de leerkracht attenderen op mooi of zinvol taalgebruik. Bij het werken met “Het verhalenatelier” is de reflectie een belangrijk onderdeel. De Groene Ring wil zich nadrukkelijk profileren als een school met een grote leescultuur. In 2010 zijn we gestart met het project Kunst van lezen in samenwerking met de plaatselijke bibliotheek De Liemers. 3.1.6. Materialen Mondelinge taalvaardigheid: Taalactief kaarten, opdrachten voor spreekbeurten, kringgesprekken, Groene Ringtheater, poppenkast. Leesvaardigheid: Montessori-materiaal, Ziezo lezen, Veenendaal set, Leessleutel, Nieuwsbegrip, Goed Gelezen, Monro leesmap, Zuid Vallei, Speciale leesbegeleiding Schrijfvaardigheid: Montessori-materiaal, Schrijfatelier, Novoscript. Schriftelijke taalvaardigheid: Kaartenset Taalactief, Het Verhalenatelier, opdrachten werkstukken, Taaljournaal(nieuwe versie) met computerprogramma en Bloon. Taalbeschouwing: Montessori-taalsets, Reflectiekaarten op betekenisvol taalgebruik, Taalactief (verrijkend) Diverse ondersteunende materialen: computer, loco, varia, letter- en stempeldozen, project rond kinderboeken, de voorleeswedstrijd, poëzieboek maken, het voorleesontbijt, schoolbibliotheek, de rijke taalomgeving t.b.v. ontluikende geletterdheid. Remediërend: o.a. Spelling in de Lift, map Speciale leesbegeleiding, Leesprogramma’s Zuid Vallei, Mondjesmaat-cur.schoolrijpheid.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 24
3.1.7. Kwaliteitsborging De volgende kwaliteitsbewakingsmiddelen worden gebruikt: • Observatie en registratie door de leerkracht • Analyseren van de resultaten van de groep door de leerkracht • Resultaten bespreken in het bouwoverleg • 4x per jaar evalueren van het groepsplan lezen met de Ib-er • LVS van het Cito: Taaltoets (groep 1,2), DMT, AVI, Begrijpend lezen, entreetoets groep 7 en eindtoets groep 8 • Bespreken van resultaten in teamvergadering (2x per jaar) • Centrale registratie LVS
3.1.8. Beleidsvoornemens Benoemen van een taal-leescoördinator, de leescultuur vastleggen in beleid en borgen. Vanaf augustus 2011 Nieuwsbegrip XL invoeren vanaf groep 4 Invoeren van een Montessoriaanse schrijfmethodiek: Schrijfatelier en Novoscript. Verder uitbouwen van het Verhalenatelier. Kunst van Lezen implementeren in de hele schoolorganisatie.
3.2.
Engelse taal
3.2.1. Kerndoelen Engels 13. De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en
geschreven Engelse teksten. 14. De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij zij zich durven uit te drukken
in die taal. 15. De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over
alledaagse onderwerpen. De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijze van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. 3.2.2. Inleiding De Groene Ring maakt gebruik van de methode “the Team” uitg.Wolters Noordhoff. Deze methode is kerndoeldekkend en leent zich redelijk goed voor individuele verwerking. Kinderen begrijpen tegenwoordig al op jonge leeftijd (gezongen) Engelse teksten 3.2.3. Leerinhoud Door te luisteren naar en het lezen van teksten verwerft het kind de Engelse taal in die mate, dat het in staat is te reageren op hetgeen het hoort of leest. Het begrijpen van de teksten is de primaire doelstelling. Daarvoor is de context en ondersteunende afbeeldingen van belang. Het leren van grammaticale regels is niet aan de orde. Het kunnen reageren in de taal is een secundair doel. Door opdrachten uit te voeren of te vertellen waar het verhaal over gaat, kan het kind de taal beleven en begrijpen. De Engelse taal wordt aangeboden in de tussen- en bovenbouwgroepen. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 25
3.2.4. Werk- en instructievormen Het materiaal is redelijk geschikt om zelfstandig mee te werken. De kinderen beluisteren bandjes en lezen de teksten mee. Woordkaarten worden vaak samen gemaakt. De kinderen overhoren elkaar of lezen de boekjes voor. De leerkracht leest een bladzijde voor. Daarna leest het kind de tekst, terwijl de leerkracht op de uitspraak let. Na het lezen van een Engels boek vertellen de kinderen het verhaal aan de leerkracht of aan de groep. De lessen uit The Team hebben een aanbieding nodig. Dit kan individueel, maar bij voorkeur in groepsverband. Sommige woordkaarten zijn zelfinstruerend en corrigerend. Bij de overige werkjes ontvangen de kinderen een korte individuele instructie van de leerkracht of een ouder kind. 3.2.5. Materialen Het materiaal bestaat uit de volgende onderdelen: Methode “The team” on the move / in action – Wolters Noordhoff De lessen zijn op kaarten geplakt om de individuele verwerking te vergemakkelijken. Daarnaast zijn kopieermappen aanwezig. - Het Montessori materiaal is in groep 6 gehandhaafd en als extra aanwezig in groep 7/8. Het bestaat uit:
6 series readers opklimmend in moeilijkheidsgraad songs worksheets: drama, instructions, news, poetry en riddles cassettebandjes ingesproken door native speakers games woordenboeken boeken voor de bibliotheek kaarten met woorden en afbeeldingen
3.2.6. Kwaliteitsborging De volgende kwaliteitsbewakingsmiddelen worden gehanteerd: Registratie door de leerkracht van het verwerkingsniveau Kinderen tekenen het werk af in het aftekenboekje 3.2.7. Beleidsvoornemens Komende periode onderzoeken en oriënteren we ons op onderwijsvernieuwing op dit gebied met name het aanbod van de Engelse Taal voor het jongere kind.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 26
3.3.
Rekenen en Wiskunde
3.3.1. Kerndoelen wiskundig inzicht en handelen 4. De leerlingen leren wiskundetaal te gebruiken 5. De leerlingen leren praktische en formele rekenwiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven 6. De leerlingen leren de wijze van oplossen van rekenwiskundige problemen te onderbouwen en oplossingen te beoordelen. 3.3.2. Kerndoelen getallen en bewerkingen 7. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, hele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. 8. De leerlingen leren de basisbewerkingen met hele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uit te voeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn. 9. De leerlingen leren schattend tellen en rekenen. 10. De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. 11. De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures. 12. De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken. 3.3.3. Kerndoelen meten en meetkunde 13. De leerlingenleren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. 14. De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur. Naast deze kerndoelen maken wij gebruik van:
Montessori-materialen Tule leerlijnen Het LVS van het CITO De methode “Pluspunt” (zie handleiding) Ambrasoft Maatwerk
3.3.4. Inleiding In het Montessori-onderwijs neemt het rekenmateriaal een belangrijke plaats in. Door deze middelen kan het kind heel concreet met hoeveelheden omgaan om vervolgens via de schematische stap naar een meer abstract niveau van rekenen te gaan. Het moderne rekenonderwijs richt zich op het interactief zoeken van meerdere oplossingsstrategieën, handig rekenvaardigheden en realistische inhouden. Gelet op Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 27
bovenstaande wiskundige, realistische rekenkerndoelen wordt van de leerkracht voortdurend reken-inventiviteit verwacht om de koppeling naar realistische contexten te leggen. De komende jaren zullen er referentieniveaus worden ingevoerd. In de referentieniveaus is beschreven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan. Zij zijn bedoeld om de rekenprestaties van de leerlingen duurzaam te verbeteren. Daarbij gaat extra aandacht uit naar zowel de zorgleerling als naar de hoogbegaafde leerlingen. De referentieniveaus zullen naar verwachting in 2014 zijn ingevoerd. 3.3.5. Leerinhouden In de peuter- en onderbouwgroepen vormt het werken met het zintuiglijke materiaal een uitstekende voorbereiding op het rekenen. Seriёren, classificeren en het ontwikkelen van hoeveelheidsbegrip zijn aan dit materiaal verbonden. Aansluitend op dit materiaal kent de Montessori werkwijze materialen die het getalbegrip en –schrijfwijze verbinden met hoeveelheden. Het goudenmateriaal maakt het leggen van grote hoeveelheden met getallen mogelijk. Na het wisselspel volgt de mogelijkheid om hoeveelheden op te tellen of af te trekken. We schrijven nadrukkelijk “mogelijkheid”, omdat ook hier geldt dat het kind aangeeft of het hier aan toe is. De onderbouwgroepen werken aan de hand van een checklist ‘ontluikende gecijferdheid’. Per thema kiezen de leerkrachten rekenbegrippen die aangeboden worden. Vanaf groep 3 leggen de leerkrachten de rekendoelen 4x per jaar vast in een groepsplan. Wekelijks besteden ze aandacht aan bordwerk (4 rekenvraagstukjes)Betekenisvolle sommen die tijdens het bouwoverleg gemaakt worden, uitgewisseld en verzameld in een rekenmap “Rekenvragen”. Dagelijks worden hoofdrekenvaardigheden geoefend.(Bron: Handleiding van de MIO set en Ambrasoft( voor individueel oefenen.) In de middenbouw neemt het Montessorimateriaal een belangrijke plaats in. De handleiding/methode Pluspunt is hier bronnenboek. Oefenstof voor de kinderen zijn: het Montessorimateriaal, de opdrachtkaarten, wekelijks bordwerk, onderdelen uit Pluspuntboek en oefenstof uit Maatwerk. Vanaf groep 5 komen alle (deel)taken van Pluspunt aan bod aangevuld met het vermenigvuldigbord en deelbak voor het concreet werken met grote getallen. Bovendien maken de kinderen dan hun eerste breukenboekje. Komende periode wordt ervaring opgedaan met het werken met katernen van het CED voor geld, meten, gewichten, maten ect. Deze onderdelen zullen dan geschrapt worden in Pluspunt.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 28
3.3.6 Werk- en instructievormen Door de Montessori werkgroep Rekenen wordt het z.g. Lusmodel geïntroduceerd. Een belangrijke eerste stap in dit model is “verwerving”, waarin kinderen middels hun fantasie en creativiteit oplossingen bedenken voor het vraagstuk. Na de fase volgt “verwerken”, van groot belang voor de functionaliteit van het geleerde is de fase van de “betekenisverlening” gevolgd door “toepassing”. In de groepen 1 en 2 werken de kinderen thematisch aan de rekenbegrippen vanuit de doelen uit ontluikende geletterdheid. In groep 3 en 4 zullen de kinderen meer zelfstandig werken met het materiaal en de opdrachtkaarten. De instructie zal vooral individueel plaatsvinden. Het is echter van belang ook voldoende gezamenlijke momenten in te bouwen o.a. voor de projecttaken en het automatiseren. Kinderen in midden- en bovenbouw plannen hun zelfstandig werken in hun dag/weekoverzicht. De leerkrachten verzorgen 1 a 2x per week een instructie voor de A-B leerlingen. De C-D kinderen krijgen minimaal 3x een instructie en voor de E leerlingen is er nog een extra instructie. Instructievormen; Interactief instructie gesprek (w.o. bordwerk) Groepsinstructie Individuele instructie Ervaringsgericht werken Schriftelijk verwerken n.a.v. een instructie.
Zelfstandig werken op de computer n.a.v. een instructie. 3.3.7. Materialen Peuterbouw: Montessorimateriaal en realistische contexten. Onderbouw: Montessorimateriaal gekoppeld aan ervarend leren en realistische contexten. Middenbouw (groep 3/4 ) Montessorimateriaal; getallenlijnopdrachten vanuit MONRO set, de grote getallenlijn, fichesspel, rekenstaafjes, computerprogramma voor automatiseren (Ambrasoft) en Pluspunt Tussenbouw:
Montessorimateriaal; vermenigvuldigbord, deelbak en breukenmateriaal en Pluspunt Bovenbouw: Pluspunt (aangepast) met verrijking zoals grafieken, tabellen, KOO-rekenen, Kien, Meetlijn, knoopjesbord, decimalenbord. Remediërend wordt de digitale versie van Maatwerk gebruikt. Voor de meer begaafde kinderen wordt ook gebruik gemaakt van Plustaak, Kien, Routeboekje SLO en verdieping van Montessori-materialen.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 29
3.3.8. Kwaliteitsborging De volgende kwaliteitsbewakingsmiddelen worden gebruikt:
Observatie en registratie door de leerkracht Analyseren van de resultaten van de groep door de leerkracht Resultaten bespreken in het bouwoverleg met ib-er en/of rekencoördinator 4x per jaar evalueren van het groepsplan met de ib-er LVS: Cito rekenen en wiskunde vanaf groep 1, entreetoets groep 7 en eindtoets groep 8 Rekentempo toets( RTT) Bespreken van resultaten in teamvergadering (2x per jaar) Centrale registratie LVS
3.3.9. Beleidsvoornemens Vanaf schooljaar 99/00 werkt De Groene Ring met de methode Pluspunt.
Om goed aan te kunnen sluiten bij onderwijsbehoeften van kinderen en meer rekenwiskundeonderwijs op maat te kunnen geven zal nu de leerlijn rekenen (Tule) het uitgangspunt zijn. Leerkrachten zijn op de hoogte van doorgaande leerlijnen en bijgeschoold in effectieve instructie en het maken van een groepsplan rekenen voor 4 perioden van 10 weken. Het beleid is er op gericht samen meer en beter de ingezette onderwijsvernieuwing te borgen. Mede hiervoor is afgelopen jaar een rekencoördinator benoemd die de ingezette verandering samen met de ib-er en directie begeleidt.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 30
3.4.
Kosmisch Onderwijs
3.4.1. Kerndoelen Oriëntatie op jezelf en de wereld In onderstaande inleiding is omschreven wat in het Montessori onderwijs verstaan wordt onder kosmisch onderwijs. Er is aangegeven dat de onderwijsinhouden die vallen onder “oriëntatie op jezelf en de wereld” een basis vormen voor het ontwikkelen van kosmisch onderwijsmateriaal. Deze kerndoelen zijn: Mens en samenleving 34. De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. 35. de leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. 36. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. 37. De leerlingen leren zich gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. 38. De leerlingen hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke een belangrijke rol spelen. Zij leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. 39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. Natuur en techniek 40. De leerlingen leren in eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren te onderscheiden en benoemen. Ze leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41. De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen. Daarnaast leren zij over vorm en functie van de onderdelen. 42. De leerlingen leren onderzoek te doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 44. De leerlingen leren bij producten uit hun omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. 46. De leerlingen leren dat e positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt. Ruimte 47. De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid Amerika. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 31
48. De leerlingen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. 49. De leerlingen leren over de mondiale spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. 50. De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld. Zij ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld. Tijd 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 52. De leerlingen leren kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en Holocaust; televisie en computer. 53. De leerlingen leren over de belangrijkste historische persoenen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. 3.4.2. Inleiding “Eigenlijk is het gehele montessori-onderwijs kosmisch onderwijs”. Met deze zin werd een conferentie “Montessori rekenen” in 2006 afgesloten. De gedachte kwam voort uit de opvatting dat leren door het kind als zinvol en betekenisvol moet worden ervaren. In het didactisch lusmodel wordt een prominente plaats ingeruimd voor de eerste fase van “verwerven”. Hierin gaat het om het inleven en eigen maken van het onderwerp. Kinderen gebruiken hiervoor alle fantasie en creativiteit. Kruipen in de huid van het onderwerp of worden mede-eigenaar van het proces. De derde fase is die van “betekenis verlenen”. Hierin ontdekken de kinderen het belang van het geleerde in de relatie met andere kennis en/of in de toepasbaarheid. Een goed vormgegeven verhaal is communicatief waardevoller dan een onleesbaar verhaal met veel spellingsfouten. In het Montessori-onderwijs wordt de plaats van de mens in de onderlinge verbanden van de kosmos
(lees: samenhang) geplaatst. Alles staat met elkaar in verband. Met het doorgronden van die samenhang worden we tegelijk verantwoordelijk voor het voortbestaan. Kosmisch opvoeden betekent kinderen begeleiden de ordening van de dingen te ontdekken en te leren. Kosmisch onderwijs staat in dienst van die opvoedingstaak en moet de kennis en vaardigheden aanreiken. Wanneer kinderen deze relatie tussen verwondering, leren, kennis en hernieuwde verwondering zien, ontstaat betekenisvol onderwijs. Aan het kosmisch denken zitten dus drie facetten waarin het kind zijn weg moet vinden:
Het leren kennen van dingen in hun identiteit en veranderlijkheid. De onderlinge ordening op eigenschappen. En de meest essentiële: de verhouding van de mens tot die kosmos. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 32
De taak van de Montessori leerkracht is kinderen in zo’n voorbereide omgeving te brengen, dat zij de wereld kunnen observeren en de eigenschappen en samenhang leren zien. Vervolgens kunnen zij met hun verbeeldingskracht (verwerven) een begrip vormen (betekenis verlenen), dat op verstandelijke wijze geoefend (verwerken) en getoetst (toepassen) kan worden. Verwondering vormt de basis voor leren en kennis. Kennis leidt tot meer verwondering. Kennis roept ook op tot het nemen van verantwoordelijkheid. Weten hoe de samenhang (kosmos) in elkaar zit, vraagt om het morele besef haar verantwoord in stand te houden. Wanneer we op het bovenstaande het lusmodel toepassen t.w. verwerven –verwerken betekenis verlenen – toepassen, dan zien we dat alle aspecten van het onderwijs zinvol passen in het kosmisch onderwijs. De onderwijspraktijk is echter weerbarstig. Veel leerstof wordt, losgeweekt uit een zinvol verband als technische vaardigheid aangeboden. Weinig onderwijsmateriaal of methoden gaan uit van het grote geheel met zijn onderlinge verbanden. Zelfs de wereld oriënterende vakgebieden zijn vaak fragmentarisch opgebouwd. Toch bieden juist deze vakgebieden een mooi aanknopingspunt om concreet materiaal voor kosmisch onderwijs vorm te geven, ofschoon het duidelijk moet zijn dat kosmisch onderwijs niet hetzelfde is als het vak wereldoriëntatie. Essentieel is steeds het tot uiting laten komen van de onderlinge samenhang. Daarom zijn tijdbalken en landkaarten als kapstokmaterialen een absolute voorwaarde. Ook gaat het presenteren van het grote geheel vooraf aan het leren van het detail. De Groene Ring werkt samen met andere Montessorischolen in een voortdurend proces aan de ontwikkeling van materiaal voor kosmisch onderwijs. 3.4.3. Leerinhouden en materialen Voor de leerinhouden van deze onderdelen verwijzen we naar de gebruikte methoden. In de handleidingen staan uitgebreide overzichten en omschrijvingen. Het zou ondoenlijk zijn in dit bestek op te nemen. De leerinhouden uit de volgende methoden zijn minimaal kerndoel dekkend:
De Grote Reis: in onderlinge samenhang probeert de methode invulling te geven aan alle bovengenoemde doelstellingen. Voor de duidelijkheid vermelden we dat hierin zijn verwerkt: aardrijkskunde, geschiedenis waaronder staatskunde/ burgerschap, biologie en natuurkunde. In mindere mate komen verkeer en techniek aan de orde. De materialen van de Techniektorens geven een grote variatie aan technische en natuurkundige leerinhouden die zelf ontdekkend verwerkt kunnen worden Kennis en gedrag als verkeersdeelnemer wordt aangeleerd d.m.v. de uitgaven “Op voeten en fietsen”, “de jeugd verkeerskrant” en “oefeningen voor het verkeersexamen” van Veilig Verkeer Nederland. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 33
Daarnaast beschikt de school over een computer verkeersprogramma dat volledig op Duiven is afgestemd.
Ofschoon biologie in De Grote Reis voldoende aan de orde komt, maakt de school veel gebruik van het wisselende aanbod van de dienst Natuur en Milieu-educatie. Jaarlijks gaat iedere groep in dit kader op excursie, ontvangt gastdieren of lesmaterialen. ( voor de doelstellingen van de NME verwijzen wij naar de bijlage)
Geestelijke stromingen: aandacht voor de wereld godsdiensten komen in de bovenbouwgroepen aan de orde in de mappen van uitg. Kok-Kampen. In de lagere groepen vormen godsdienstige feesten de aanleiding voor projecten. Uiteraard vormen het documentatiecentrum, internet-/kennisnet en het weekjournaal goede informatiebronnen voor alle leerinhouden bij dit vakgebied.
Ontwikkelingen t.a.v. leerinhouden/ materialen voor kosmisch onderwijs Met toekenning van subsidie voor innovatieve projecten en kennisdeling werkt De Groene Ring samen met andere Montessorischolen aan het vormgeven van materialen voor leerinhouden bij kosmisch onderwijs. Het kader is als volgt gedefinieerd: -
-
-
we bieden ruimte voor het ontplooien en verdiepen van individuele interesse van kinderen t.a.v. alle mogelijke onderwerpen. We bieden materialen t.a.v. de kerndoelen die geschikt zijn voor individuele en zelfstandig gebruik. Deze materialen richten zich op de ontwikkelingsfasen (ontdekker, bouwer en wetenschapper) en op de voorkeursleerstijl (acht intelligenties) van het kind. Regelmatig bieden we een inspirerend, enthousiasmerend, evaluerend moment aan de gehele heterogene groep. ( de algemene les). Daarbij houdt de leerkracht rekening van de MI (meervoudige intelligentie) voorkeursleerstijl van het kind. Aanschouwelijke tijdlijnen en landkaarten zijn essentiële ankerpunten voor het plaatsen van de leerstof in een onderling verband. We gaan uit van het grote geheel, dan naar de delen en verwachten dat het kind vervolgens de delen in het grote geheel in onderlinge samenhang kan aangeven. We willen dat kinderen komen tot ordening en bieden daarom materialen om te seriёren en te classificeren. We laten de kinderen het verhaal van de big bang, naar het heelal, de aarde, het ontstaan van planten –en dierenrijk, de evolutie van de mens en de cultuurlijnen zien. De tien tijdperioden en de canon van Nederland worden daarin opgenomen. Om ervarend leren mogelijk te maken heeft de school een schooltuin, dieren en vormen excursies een vast onderdeel. Presentaties en portfolio’s volgen de kwaliteit.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 34
In dit KOO- project zijn ingeschoven “het verhalenatelier” en onze visie op “meervoudige intelligentie”. Ook hier volstaan we voor de leerinhouden met een verwijzing naar de handleiding bij de materialen. In een meerjarenplan (zie bijlage ) wordt een overzicht gegeven van de onderwerpen die uitgewerkt zijn/worden in een projectkist. In deze kisten zitten de volgende materialen met leerstof:
“Geschiedenis anders”: informatie- en opdrachtkaarten gericht op meervoudige intelligentie (MI) Tijdlijnen van Jos Werkhoven. Vooral gebruikt voor achtergrond informatie en eerste presentatie Vele kosmisch werkjes en informatieve materialen bij het thema van de kist Zelf gemaakte MI opdrachten. Verwijzingen naar (digitale)informatiebronnen.
Het werken met de kosmisch projectkisten zal langzaam de methode “de grote Reis” verdringen. 3.4.4. Werkvormen Kosmische materialen en projectkisten: Een nieuw onderwerp wordt aangeboden door de “algemene les” zoals we die in het Montessori-onderwijs kennen. Deze introductie wordt gekoppeld aan een verhaal, film, plaat, cd etc. In ieder geval hoort de rijk en gestructureerd ingerichte aandachtstafel erbij. Op deze tafel ligt uitnodigend materiaal en staan de MIopdrachtkaarten opgesteld. In iedere lokaal zijn zg. kapstokmaterialen aanwezig. Dit zijn landkaarten, tijdbalken en planborden. De leerkracht besteedt veel aandacht aan de plaatsing van het onderwerp in tijd, ruimte en volgorde. Het project “draait ”enige tijd mede afhankelijk van de aandacht van de kinderen. Na de algemene les zijn instructies aan groepjes of individuele kinderen mogelijk. Ook de verwerking kent, mede door de verschillende opdrachtkaarten, vele vormen. Het is belangrijk dat voldoende aandacht aan de kwaliteit en verzorging van de verwerking wordt besteed. Dit wordt betekenisvol, omdat de presentatie van werkstukken een vast onderdeel vormt van de cyclus. Presentaties worden indien mogelijk tentoongesteld en opgeslagen in het documentatiecentrum. De Grote Reis Deze methode is m.n. gekozen, omdat de integratie van meerdere zaakvakken het aantal instructiemomenten zou beperken. In de praktijk valt dit tegen. Ook de verwerkingsopdrachten worden door de kinderen vaak als saai ervaren. De informatie is redelijk. Een goede reden deze methode langzaam te vervangen door projectkisten kosmisch onderwijs. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 35
Het onderdeel biologie wordt verrijkt door de excursies en gastlessen van het centrum voor Natuur en milieu educatie. Biologie zoals het gegeven hoort te worden!
Techniek De techniekdozen van De Techniektorens worden via het documentatiecentrum uitgeleend. Kinderen kunnen daardoor individueel of in groepjes aan werken. Zij ontvangen vooraf een korte instructie van de leerkracht. Tevens wordt aan de hand van het “product” gekeken of de opdracht begrepen en uitgevoerd is. Middels doorvragen wordt vastgesteld of het principe van het techniekonderdeel opgepakt is. De leskist wordt afgetekend. Het VTBA-project (initiatief metaalsector) biedt gastlessen aan. In de samenwerking met het Candeacollege (VO) kan de school gebruik maken van gastlessen en gebruik van het technieklokaal. Dit bevordert tevens de keuze voor de technasiumstroom. Verkeer De verkeerskranten worden meestal in groepslessen behandeld en verwerkt. Het interactieve karakter van deze lessen is belangrijk. De software (o.a. gemaakt n.a.v. Duivense verkeerssituaties) leent zich voor individuele verwerking. Actief burgerschap In de Grote Reis lenen meerdere lessen zich voor bezinning op onze maatschappij en de rol die het kind daarin (kan) speelt. Bestuursvormen en staatsinrichting komen aan de orde. Ook het weekjournaal en acties t.b.v. een maatschappelijk onderwerp vallen onder deze noemer. Het onderdeel leent zich bijzonder voor projectactiviteiten en interactief onderwijs. De NMV heeft een beleidsstuk opgesteld voor het Montessori-onderwijs. Geestelijke stromingen Zowel groepslessen als individuele verwerking zijn mogelijk aan de hand van de mappen in de bovenbouwgroepen. Aansluiten bij de projectkisten en actualiteit verdient uiteraard de voorkeur. 3.4.5. Instructie Zoals bij de werkvormen aangegeven wordt een onderwerp vaak met een algemene les dan al niet interactief geïntroduceerd. Hierin wordt ook het principe van mastery learning toegepast. Kinderen krijgen individuele uitleg/hulp tijdens de verwerking. “Laat uw woorden geteld zijn” wijst op de noodzaak kernachtige informatie te geven en te zorgen voor materiaal dat zelf instruerend is.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 36
3.4.6 Kwaliteitsborging De presentatie van het werkstuk geeft meestal een beoordelingsmoment dat recht doet aan diversiteit van verwerkingsvormen. De Grote Reis wordt beoordeeld met overhoringen. De opdrachten worden bijna allemaal afgetekend. De entree en eindtoets geven uiteraard met de toets wereldoriëntatie informatie over het niveau van de verwerking. 3.4.7. Beleidsvoornemens De uitbouw van de projectkisten kosmisch onderwijs blijft een speerpunt van de school. Met de subsidie van € 3000,- zijn tijdlijnen voor boven- , tussen- en middenbouw ontwikkeld. Deze worden door Nienhuis uitgegeven. Komende vier jaar werkt de school met “vier keer wijzer”. Zij gebruikt dit model van Marco Bastmeijer als werkwijze voor bovenstaande onderdelen van het kosmisch onderwijs.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 37
3.5.
Bewegingsonderwijs
3.5.1. Kerndoelen bewegingsonderwijs 15. De leerlingen leren op een verantwoorde manier deel te nemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings-en spelvormen ervaren en uitvoeren. 16. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deel te nemen, afspraken te maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden in te schatten en daarmee bij activiteiten rekening te houden. 3.5.2. Inleiding De Groene Ring wil nadrukkelijk het sporten en bewegen stimuleren. Afgelopen jaren neemt de school deel aan activiteiten georganiseerd door plaatselijke sportverenigingen zoals de voetbal-korfbal- en zwemvereniging. Ook voor de peutergroepen voeren we een actief beleid t.a.v. bewegen. Zij hebben deelgenomen aan Fit for Kids, hier zijn ook de ouders middels een voorlichtingsavond bij betrokken. Een van de leerkrachten van de locatie Noord verzorgt gedurende een dag de gymlessen van groep 3 t/m 8. Afgelopen jaar is op positieve wijze ervaring opgedaan met studenten Sport en Bewegen die gedurende een schooljaar stage liepen. Peuteren onderbouwgroepen gymmen in het speellokaal van De Groene Ring. Vanaf groep 3 gaan de kinderen naar de sporthal De Spelleward of de Endesprong. 3.5.3. Leerinhoud De leerinhouden komen uit de BIOS-map, ook de peutergroepen beschikken over een vijftal lessen. Voor de overige lessen wordt een keuze gemaakt uit de methode” Bewegen en didactiek”. 3.5.4. Werk- en instructievormen In de gehanteerde methodieken wordt uitgebreid ingegaan op de organisatie van de groep en de werkwijze. Werk- en instructievormen dienen aan te sluiten bij de verschillende leeftijden en mogelijkheden van de kinderen. Er wordt veel gewerkt met een circuitmodel. Bij de lessen moet voorop staan dat zoveel mogelijk kinderen tijdens de gymlessen kunnen bewegen waarbij de veiligheid voorop staat. De lessen starten met een korte duidelijke instructie van de leerkracht. 3.5.5. Materialen BIOS lessenmap Bewegen en didactiek; werkgroep Groels Methode “De wereld danst” en “Spelkriebels voor kleuters”. Het speellokaal en de sporthal zijn ingericht met de gebruikelijke attributen.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 38
3.5.6. Kwaliteitsborging Observeren en registreren van de ontwikkeling van de kinderen op spelgebied en gymvaardigheden.
Signalen van een stagnerende ontwikkeling worden door de leerkrachten ingebracht bij de leerlingbespreking. Zo nodig wordt verwezen naar externe instanties of aangemeld na overleg met ouders bij de schoolarts.
3.5.7. Beleidsvoornemens Op gemeentelijk niveau zullen we de ontwikkelingen volgen (Integraal Kindcentra). Komende jaren zal één sportcomplex afgebroken worden(waarschijnlijk 2013). In overleg met de gemeente zal dan naar vervangende sportaccommodatie gezocht moeten worden op loopafstand van de locatie Noord. Een actief beleid voeren t.a.v. stagiaires “Sport en Bewegen” mede om onze eigen kennis en kunde uit te breiden. Deelname aan het project van de Gelderse Sportfederatie om kinderen uit kansarme gezinnen te kunnen laten sporten bij een plaatselijke sportvereniging.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 39
3.6. Culturele vorming en muzische vakken 3.6.1. De kerndoelen 54. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. 56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van het cultureel erfgoed. Als afgeleide doelen kunnen we noemen: sociale en mult-culturele vorming, taalverwerving, lichamelijke ontwikkeling, plezier in spel en bewegen, grenzen verkennen en verleggen. 3.6.2. Inleiding Bij deze vakgebieden ligt naast het aanleren van technieken en vaardigheden tevens een accent op de leerstofoverstijgende doelen, zoals : Werken volgens plan, het gebruik van verschillende leerstrategieën, het zelfbeeld, sociaal gedrag, waardering voor verworvenheden en schoonheid. Door voor deze vakken de methode “Moet je doen” op verschillende manieren en gekoppeld aan andere vakgebieden toe te passen, proberen wij zowel het werken van kinderen volgens eigen ontwikkelingsplan als een cursorische opbouw van de leerinhouden te garanderen. Als leidraad wordt de methode “Moet je doen” gebruikt. Deze methode geeft een basis van eenvoudig te geven creatieve vaklessen. De leergangen zijn door de SLO ontworpen Met deze methode als basis garanderen wij:
Aansluiting bij het individuele ontwikkelingsniveau van het kind Een cursorische opbouw van zowel het beeldend als technisch doel Structuur aan het onderwijs in deze vakgebieden Een gerichte begeleiding en evaluatie Een regelmatige herhaling en toepassing van geleerde stof Een afstemming in lescycli over de bouwen Een gemakkelijke inpassing in de diverse werkvormen van een Montessorischool.
In samenwerking met Eduart (een Gelderse instantie voor ondersteuning op dit gebied) heeft de school het bestaande culturele plan voor de Duivense scholen uitgebreid met een eigen cultuurbeleidsplan. In de bijlage vindt u het activiteitenschema. Daarnaast is een van de leerkrachten opgeleid tot intern coördinator culturele vorming. De plannen garanderen dat ieder kind tenminste twee keer in zijn basisschoolperiode kennis maakt met alle onderdelen van onze cultuur.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 40
3.6.3. Leerinhouden De methode “Moet je doen” omvat de volgende deelgebieden: Handvaardigheid,tekenen, dans, drama en muziek. Op deze plaats verwijzen wij naar de algemene inleiding bij de methode waarin een volledig overzicht van de leerinhouden en een planning van de lessen staat aangegeven. Er wordt een koppeling gemaakt tussen kerndoelen en de doelomschrijvingen van de verschillende domeinen. Voor de culturele vorming biedt het Duivens- en het schoolspecifieke cultuurplan kennismaking met: Muziek, dans, toneel, taal, beeldende kunst, musea, orkesten, historische gebouwen en regionale tradities. 3.6.4. Werkvormen De gekozen lessen worden met een instructie aangeboden De gekozen lessen kunnen verschillend aangeboden/verwerkt worden: - rond een thema of project - verspreid over het schooljaar - in een circuitmodel met deelgroepjes over meerdere weken In de tussen- en bovenbouw kunnen de kinderen de verwerking van de les als onderdeel in hun weekplan opnemen. Periodieke crea middagen in deelgroepen en wisselende technieken gedurende het jaar Inpassing bij festiviteiten Excursies o.a. aan musea. Naast het spontane spel van kinderen zal het initiatief en het aanleren van speltechnieken uitgaan van de leerkracht. Dit is ook noodzakelijk om het spel op een hoger niveau te brengen. Uiteraard is het verstandig aan te sluiten bij de beleving van de kinderen. Dit vakgebied leent zich bij uitstek voor ervaringsgericht leren. Nadat een spel- of dansles is aangeboden krijgen de kinderen de mogelijkheid gedurende het schooljaar het geleerde toe te passen in zelfgeleide spelsituaties. Daarvoor moet een kader aangegeven worden. Naast afspraken hoe de samenwerking en het gebruik van de vrije ruimte dient te verlopen, worden de geleerde technieken door een opdracht(kaart) ingekaderd. Sprookjes, fabels, parabels, spreekwoorden, gezegden en strips lenen zich daarvoor goed. Zowel het verhaal als de personages zijn vaak duidelijk en prikkelen toch de fantasie.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 41
3.6.5. Instructievormen Bij de individuele verwerking krijgen de kinderen instructie op de manier zoals dat in het Montessori-onderwijs bij zelfstandig werken gebruikelijk is. In kleine groepjes, door middel van het vraagkaartje of tijdens een algemeen groepsmoment wordt de les uitgelegd. In de knutselgroepjes assisteren vaak ouders. Zij ontvangen vooraf uitleg over de les en de wijze van begeleiding. De handleidingen geven hiervoor duidelijke aanwijzingen. 3.6.6. Materiaal Naast de methode “Moet je doen” maken de leerkrachten van aanvullende methoden gebruik zoals de serie “handvaardig/tekenvaardig”, “eigenwijs”, liedbundels, (montessori)muziek-instrumenten, “drama een vak apart”, taalexpressie uit Taalactief en “het verhalenatelier”, “de wereld danst”, “dansante vorming” en “geschiedenis van Nederland- de canon van ons vaderlands verleden”, KOO projectkist “Kunst door de tijd” en “De Gouden eeuw”. Nadat de bouw een selectie heeft gemaakt, levert zij een bestellijst van bijbehorende materialen en gereedschappen in. De beheerder expressiemiddelen bestelt deze leermiddelen uit het jaarlijks budget. De leermiddelen worden per bouw opgeslagen en zijn voor individuele verwerking bereikbaar. Het kan zinvol zijn in onderling overleg een beperkte en roulerende hoeveelheid kaarten ter beschikking te stellen, zodat de materialen in de klas aanwezig kunnen zijn. 3.6.7. Kwaliteitsborging Binnen het team van leerkrachten is een behoorlijk aantal muzikale en creatieve mensen aanwezig. Hun persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme vormen misschien de beste garantie voor kwaliteit. Registratie van verwerking en het niveau zorgen voor kwaliteitsbewaking. De volgende vormen worden gehanteerd:
Een meerjaren-aftekensysteem van het geselecteerde cultuuraanbod. Deze lijst wordt zowel in de klassen-, de bouw- als de directiemap bewaard. Een registratie door de leerkracht per kind van de groepslessen. Jaarlijks evalueert het team de werkwijze. Daarnaast komt de klassenregistratie aan de orde in functioneringsgesprekken. Gelet op het belang van leerstofoverstijgende doelen zoals sociaal emotionele vorming zal ook in het overleg leerkracht -Interne begeleider aan deze vakken tijdens de groepsanalyse aandacht worden besteed. De cultuurcoördinator bewaakt de uitvoering van het cultuur-activiteitenplan. Zij voert het overleg met de collega scholen en begeleidingsinstanties
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 42
3.6.8. Beleidsvoornemens “Moet je doen” is een laagdrempelige methode. Zij geeft een uitstekend basisprogramma voor alle expressiedomeinen. Door het inpassen van expressie in het thematisch werken en het kosmisch onderwijs wordt het betekenisvol. Door lessen uit de methode te geven in het circuitmodel en creamiddagen blijft het aanleren van technieken op het juiste niveau gegarandeerd. Komende jaren gaan we onderzoeken op welke wijze de kwaliteitsborging door observatie en registratie beter vastgelegd kan worden.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 43
Hoofdstuk 4: Personeelsbeleid 4.1. Inleiding Competente, betrokken leerkrachten die zich prettig voelen in hun werksituatie zijn het “instrument” om een optimale kwaliteit van de schoolorganisatie te bereiken. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de school met gericht personeelsbeleid probeert competentie, betrokkenheid en welbevinden te bevorderen. In alle gevallen gaat het steeds op de afstemming van persoonsgerichte ontwikkelingen en die van de organisatiedoelstellingen. Een lerende organisatie is gericht op de ontwikkelingen in haar omgeving en zij zal haar onderwijsdoelen steeds moeten en willen bijstellen. Het personeelsbeleid zij zodanig inrichten, dat een voortdurende aanpassing en verhoging van de professionele competenties wordt bereikt. Een niet onbelangrijk aspect van het personeelsbeleid is het bewaken en borgen van de bereikte kwaliteitsverbetering. Het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling en competentieverhoging en de afstemming van het personeelsbeleid op het kwaliteitsbeleid van de organisatie wordt Integraal personeelsbeleid (IPB) genoemd.
4.2.
Personeelsbeleidsplan
In dit beleidsstuk wordt een aantal samenhangende taakvelden beschreven t.w.: -
Formatiebeleid Loopbaan- en scholingsbeleid Arbeidsvoorwaarden en -omstandighedenbeleid
4.2.1 Doelstellingen van het personeelsbeleid Gestalte geven aan een zodanige organisatie en gezagsverhoudingen, dat de personeelsleden hun bijdrage aan het goed functioneren van de school kunnen geven. Het zodanig organiseren van de werkzaamheden dat er sprake is van betekenisvolle arbeid met een zo groot mogelijke eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid, afhankelijk van competentie en betrokkenheid van de personeelsleden Personeelsleden betrekken bij het inrichten van de eigen werksituatie en bij het vormgeven van het beleid binnen de organisatie Voorwaarden scheppen tot competentieverhoging van de personeelsleden Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 44
Het bevorderen van de continuïteit van de werkgelegenheid. Actief meewerken aan’ PON in beweging’, mobiliteit bevorderen.
4.2.2 Vormgeving Op school zijn de beleidsstukken die zich richten op algemeen personeelsbeleid, loopbaanbeleid, formatiebeleid, arbeidsvoorwaardenbeleid en arbeidsomstandighedenbeleid vrij toegankelijk aanwezig in de directiekamer. In dit schoolplan wordt volstaan met een verwijzing naar deze stukken en een overzicht. 4.2.3 Ontwikkelingen Gekoppeld aan de onderwijskundige beleidsvoornemens van de komende vier jaar wordt in het taak- en nascholingsbeleid prioriteit gegeven aan afstemmingsgericht werken waarbij de principes van Montessoriaans- en opbrengstgericht werken elkaar versterken. Nascholing zal gericht zijn op bredere kennis van lees-spellingsproblematiek en op rekenen en het analyseren van LVS gegevens en interpreteren hiervan, met als doel hogere opbrengsten. Daarnaast zal de focus liggen op techniek en wetenschap binnen ons kosmisch onderwijs(Vier keer wijzer). Competentieverhoging en nascholing zullen zich in eerste instantie op deze onderwijsinhoudelijke innovaties richten . Specialisatie en het aanstellen van coördinatoren (LB functies) is een onderdeel van het taakbeleid. Een aantal mannelijke collega’s gaat in de komende vier jaar de fptu leeftijd bereiken. Leeftijds-en sexebewust beleid en vroegtijdig anticiperen op deze uitstroom is een noodzaak. De verwachting is dat een aantal jonge collega’s naast hun werk ook de zorg hebben voor een groeiend gezin. Begeleiding gericht op “dubbel belaste vrouwen” is gewenst. Het PON beleid “In Beweging” verplicht de school tot het opnemen van boventallig personeel van PO -scholen in haar vacatureruimte. De affiniteit c.q. de Montessoribevoegdheid van deze instromers is een aandachtspunt. Naast instroom van nieuwe collega’s ontstaan interne doorstroommogelijkheden voor collega’s die zich specialiseren.(LB functies) Daarbij kan men denken aan de toename van het aantal vakgebiedgerichte coördinatoren, uitbreiding van de Leerling Begeleidings Groep, vakspecialisatie (o.a. gymnastiek). Aangezien de huidige directeur in januari 2012 de fptu-leeftijd bereikt en opgevolgd wordt door de huidige IB-er zal ook de zorgstructuur de komende jaren aandacht vragen.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 45
4.2.4. Formatiebeleid Personeelscluster Oost Nederland De school maakt deel uit van het Personeelscluster Oost Nederland. In dit samenwerkingsverband van ruim honderd scholen is een aantal aspecten van het personeelsbeleid ondergebracht: -
Werkgelegenheidsbeleid, m.n. benoemings-, formatie- en ontslagbeleid Herplaatsing van wachtgelders Mobiliteitsbeleid Verminderen van langdurend ziekteverzuim.
Door een directe koppeling van vacatureruimte op scholen aan de terugloop van formatie op andere scholen, wordt voorkomen dat personeelsleden moeten afvloeien. Deelnemende scholen verplichten zich tot herplaatsing van afvloeiende personeelsleden. Daarnaast begeleidt het cluster actief de herbezetting van vacatureruimte door vrijwillige mobiliteit te bevorderen. Door dit beleid kunnen ook sluimerende of manifeste arbeidsconflicten voorkomen of opgelost worden. Personeelsleden krijgen nieuwe kansen en uitdagingen op andere scholen. Het zal duidelijk zijn dat hiermee tevens een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van langdurig ziekteverzuim wordt geleverd. Dit beleid (“In Beweging”) heeft in verband met de krimp in de meeste regio’s landelijke belangstelling. De PON-scholen hebben een gezamenlijk mantelcontract tot 2012 afgesloten met een arbodienst. Daarnaast is een profiderboog ingericht voor re-integratie activiteiten. In de komende periode van vier jaar stopt het vervangingsfonds met haar bekostiging d.w.z. dat scholen zelf risicodragend worden. Dit zal waarschijnlijk geen consequenties hebben voor onze school. Mogelijk wel ten aanzien van het in stand houden van de vervangingspool van het PON. Het beleid van het Personeelscluster staat beschreven in het “Handboek PON”. In het Personeelsbeleidsplan van de school staan met betrekking tot het formatiebeleid de volgende onderdelen:
Het formatieplan incl. verzilvering t.b.v. meerjarenplanning Het bestuursformatieplan (jaarlijks) Het schoolbeleid t.a.v. deeltijdarbeid Het doelgroepenbeleid –evenwichtige vertegenwoordiging
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 46
4.2.5. Loopbaanbeleid De school wil het personeelslid mogelijkheden bieden zich optimaal te ontplooien in zijn of haar functie. Hiervoor dienen de functionerings- en beoordelingsgesprekken waarbij gebruik wordt gemaakt van het evaluatie-instrument uit het beleidstuk “kwaliteit en erkenning”. Daarnaast is een heldere taak-/ functieomschrijving belangrijk. Hierin moeten het specifieke “competentieprofiel voor Montessori leerkrachten” opgenomen zijn. Nieuw is de 360 graden feedback die bij onderstaande instrumenten wordt gebruikt. De school gebruikt de digitale versie van Werken met kwaliteitskaarten ten behoeve van personeelsdossiers. 4.2.5.1 Taak- en functieomschrijving In het basisonderwijs kennen we een beperkt aantal functies t.w. directeur en leerkracht en ondersteunde functies zoals klasse- of onderwijsassistent ,conciërge en administratieve kracht. Waarschijnlijk zal in het kader van de brede schoolgedachte het aantal functies toenemen o.a. met peuterleidster en BSO begeleidster. Een taak is een concreet te omschrijven activiteit. De taken die iemand moet verrichten liggen vast in een taakomschrijving. Aan de hand van deze omschrijving kan worden nagegaan of iemand de werkzaamheden juist uitvoert. De omschrijving vormt een belangrijk instrument bij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Zij is tevens de basis voor het vaststellen van de taakbelasting. In het functieboek staan de organisatiestructuur en de functieomschrijving te weten: Interne Begeleider Remedial teacher Klassenassistent Onderwijsassistent Het directiestatuut Competentieprofiel van een Montessori-leerkracht LB functies Conciërge Een transparant taak- en beloningsbeleid zijn waardevolle instrumenten binnen een organisatie. Zij geven mogelijkheden voor de uitvoering van pop’s, nieuwe uitdagingen en mogelijkheden mensen “op sterkte zetten” binnen de organisatie. In sterk in betekenis groeiende rol is weggelegd voor de nieuwe LB functies. Dit zijn coördinatoren die naast hun onderwijsgevende taak ook inhoudelijk beleid initiëren. De school kent een managementteam. Een denktank waarin informatie wordt aangeleverd t.b.v. beslissingen van de directie. In deze groep zit naast de directeur, de intern begeleiders en de contactpersoon van de dependance. Afhankelijk van de noodzaak kan hieraan een coördinator toegevoegd worden.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 47
4.2.5.2 Nascholingsbeleid Dit beleidsstuk legt een verbinding tussen de beschikbare middelen (budget “Professionalisering van het onderwijs”), de persoonlijke ontwikkelingswensen van leerkrachten en de ontwikkeling van de school. In eerste instanties worden de nascholingswensen van personeelsleden gehonoreerd, die een directe relatie hebben met de gekozen veranderingsonderwerpen binnen de school. Scholing, ontwikkeling en leren worden door de school als voornaamste instrumenten gezien om als lerende organisatie blijvend een antwoord te geven op de kwaliteitsvraag uit de omgeving. 4.2.5.3Taakbeleid Dit onderdeel van het personeelsbeleid omvat de volgende onderdelen: Taakomvang Taakverdeling Taakbelasting Taakbelastbaarheid Stappenplan. Het doel is een evenwichtige verdeling van het takenpakket van de school over alle personeelsleden te bewerkstelligen. Het beleid moet de ervaren werklast tot een acceptabel niveau reduceren door rekening te houden met bevoegdheden, bekwaamheden, persoonlijke omstandigheden, ambities en wensen van personeelsleden. Jaarlijks wordt de zwaarte van taken in teamverband geëvalueerd en nieuw ingeschaald, waarna een verdeling van de taken over de teamleden volgt. Leerkrachten maken daarbij zelf hun keuze. De relatie taakbelasting en taakbelastbaarheid kunnen uiteraard in functioneringsgesprekken, maar ook in tussentijdse gesprekken tussen leerkracht en directie aan de orde gesteld worden. 4.2.5.4 Functioneringsgesprekken Informatie is een sleutelbegrip in een lerende organisatie. In functioneringsgesprekken geven personeelsleden informatie om tot een optimalisering van hun huidige of toekomstige functie-invulling te komen. 4.2.5.5 Beoordelingsgesprekken Beoordeling is gericht op het zorgvuldig vastleggen van een oordeel over de wijze waarop een personeelslid zijn/haar functie vervult. Het is een belangrijk reflectie-instrument. Bovendien geeft het mogelijkheden om tot een waardering van het functioneren te komen. Ter informatie voor de leerkrachten is de brochure “Help ik word beoordeeld!”van het CPS aangeschaft.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 48
4.2.5.6 Begeleiding startende leerkracht Aan de hand van de map “Klaar voor de start” worden nieuwe leerkrachten aan de school begeleidt door een mentor. Een schema van consultatie-, evaluatie-, functionerings- en beoordelingsgesprekken geeft de mogelijkheid tot voortdurende terugkoppeling. 4.2.6. Arbeidsvoorwaarden De meeste arbeidsvoorwaarden liggen vast in het Rechtpositiebesluit en de CAO Onderwijs. Ieder personeelslid is in het bezit van een uitgave van de actuele CAO. Leerkrachten worden verplicht het Montessori-diploma/certificaat te halen en de benoemingsuren op school aanwezig te zijn. 4.2.6.1 Werving en selectie De school heeft een wervings- en selectiebeleid. Gelet op de vraag naar Montessori competent personeel en de verplichtingen binnen het Personeelscluster vindt de werving vaak via contacten in het netwerk plaats. De selectie wordt uitgevoerd door een commissie waarin zitting hebben: de directeur, de intern begeleider, de bouwcoördinator en een direct betrokken collega (mentor). 4.2.6.2 Arbeidsomstandighedenbeleid Dit beleid richt zich op een gezond en veilig werkklimaat. De arbeidsomstandigheden hebben invloed op de mate van betrokkenheid waarmee het werk wordt uitgevoerd en daarmee op de kwaliteit. De school inventariseert één keer per vier jaar met behulp van de “ARBO-Meester” de risico’s binnen de organisatie. Zij kan hiervoor ook een Arbodienst inhuren. Een van de leerkrachten heeft de taak van “veiligheidscoördinator”. Ofschoon de taak zich in eerste instantie richt op fysieke aspecten heeft zij ook een signaleringsfunctie m.b.t. het welbevinden van personeelsleden. In de open teamcultuur van de school wordt die taak overigens door veel teamleden vervuld. Schoolbesturen die aangesloten zijn bij het Personeelscluster hebben een mantelovereenkomst met de Arbo Unie afgesloten. Na kritische evaluatie is besloten tot een tijdelijke verlenging. In 2012 moet een definitief besluit genomen worden. In de bijlage worden alle onderdelen van het personeelsbeleid aangegeven.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 49
Bijlage personeelsbeleid
Taakveld
Ontwikkeld
In ontwikkeling
Nog te realiseren
A. Algemeen * beleid t.a.v. schaalvergroting
X
* directiestatuut (taakverdeling bestuur - directie)
X
* personeelsbeleidsplan (art.14,lid 2 raamovereenkomst)
X
* sociaal jaarverslag
X
* personele component in de begroting
X
* personele component in jaarplan/meerjarenplan
X
B. Formatiebeleid * formatieplan
X
* meerjarenplanning (gemeenteprognoses)
X
* werkgelegenheidsbeleid (PON)
X
* RDDF: scholing en sollicitatieplicht
X
* werving en selectie/ benoeming
X
* functiedifferentiatie
X
C. Loopbaanbeleid * begeleiding nieuw personeel
X
* begeleiding zittend personeel
X
* functioneringsgesprekken
X
* beoordelingsgesprekken
X
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 50
* (na)scholingsbeleid
X
* taakbelasting (normjaartaak / werktijdfactor)
X
* taakdifferentiatie/ taakomschrijving
X
* taaktoebedeling en taakomvang
X
* personeelszorg
X
* conflictpreventie * mobiliteit (PON)
X X
* ontslag doelgroepenbeleid * loopbaanbeëindiging
X X
* POP’s
X
D. Arbeidsvoorwaardenbeleid * benoemingsvereisten
X
* voorrangsbenoemingen
X
* ADV / BAPO
X
* tijdelijk / vast
X
* sollicitatiecode
X
* disciplinaire maatregelen (RPB/CAO)
X
* verlof (RPB/CAO)
X
* deeltijdbeleid
X
* doelgroepenbeleid
X
* beloningsbeleid
X
* MR en vakbondsfaciliteiten (RPB/CAO)
X
E Arbeidsomstandigheden Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 51
Informatie en scholing (BHV - EHBO)
X
Jaarplan en -verslag
X
Ziekteverzuim (CABO/ARBO)
X
Risico-inventarisatie (RI&E)
X
Registratie ongevallen en beroepsziekten (CABO)
X
Arbodienst (mantelovereenkomst)
X
Arbeidsgezondheidskundig spreekuur (PAGO)
X
Regeling intimidatie
X
F Overigen Klachtenregeling
X
Schoolgids
X
Schoolplan
X
WSNS zorgplan
X
Activiteitenplan
X
wet persoonsregistratie/privacy
X
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 52
Hoofdstuk 5 Overige beleidsterreinen 5.1
Inleiding
Naast het onderwijskundig en personeelsbeleid bieden onderstaande beleidsterreinen de condities om kwalitatief goed onderwijs te realiseren:
het strategisch beleid het financieel beleid het materieel beleid het relationeel beleid Voor het financieel en materieel beleid verwijzen wij naar de meerjarenbegroting en meerjaren onderhoudsplannen. We volstaan op deze plaats met het benoemen.
5.2
Strategisch beleid
Het strategisch beleid richt zich toekomstgericht op de positie van de school in haar omgeving. Zij schept de juiste condities voor de continuïteit van de organisatie en van haar product. Alle meerjarenplannen maken in die zin onderdeel uit van het strategisch beleid. Nu de overheid zich door decentralisatie en lumpsum financiering terugtrekt, krijgt de school meer mogelijkheden haar eigen beleid in te vullen. Bij vrijheid hoort verantwoording. De overheid vraagt in sterke mate verantwoording van de kwaliteit van het onderwijsproduct. De positie van de school wordt door twee aspecten in hoge mate bepaald t.w. haar status als éénpitter ( een schoolbestuur met één school) en haar onderwijskundige (Montessori) identiteit. Beide aspecten zorgen dat ouders en leerkrachten bewust kiezen voor deze school. Daardoor ontstaat een grote betrokkenheid. De (positief)kritische houding van de klant/ouder dwingt de school tot een voortdurende bezinning op de geboden kwaliteit van haar onderwijsproduct. Het levert de school ook veel ondersteuning van ouders. De betrekkelijk “eenzame” positie in het omringend onderwijsveld heeft haar charme, maar noodzaakt ook tot bewust profileren. De korte lijnen tussen het bestuur op hoofdlijnen en een gemandateerde directie maken de organisatie wendbaar en tot snel reageren in staat. De status van éénpitter maakt de organisatie ook kwetsbaar. Door de decentralisatie is de school afhankelijk geworden van het politieke spel op gemeentelijk niveau. In de Duivense situatie wordt men geconfronteerd met politieke “machtsblokken” rond fusieverbanden van scholen. Prioriteit geven aan de belangen van een kleine, zelfstandige school kan electoraal minder interessant zijn. De financiële risico’s op personeelsgebied en continuïteit van bestuurlijke kwaliteit uit een betrekkelijk kleine oudergroep stellen grenzen aan de zelfstandigheid van de school. In het strategisch beleid is “netwerken”, het innemen van informatie-posities en het zoeken van samenwerking van groot belang voor het voortbestaan van de school. Daarbij kan gedacht worden aan een éénpittersverband binnen het Personeelscluster Oost-Nederland, Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 53
Samenwerkingsverband De Liemers, Regio Montessori-Oost, Gemeentelijk Onderwijsoverleg, directieberaad Duiven, Overleg basis- en voortgezet onderwijs, Ned.Montessori Vereniging etc. “Profileren van onderwijskundige identiteit” vormt het tweede aspect. Wil men het bestaansrecht als eenpitter rechtvaardigen, dan zal de school “iets” extra’s of een eigen model moeten bieden. Ook daarin schuilen kansen en bedreigingen. De Montessori werkwijze is een prachtige onderwijsconcept, maar dan moet het wel de vertaalslag kunnen maken naar een invulling van de 21e eeuw. Juist een hedendaagse vormgeving van het Montessori-onderwijssysteem kan een antwoord in de concurrentiepositie vormen. In onderwijskundig opzicht moet de school elitair zijn. Hiertoe zullen extra inspanningen zowel financieel als qua energie en tijd nodig zijn. Sterke punten zoals “onderwijs op maat”, meervoudige intelligentie, flexibele onderwijsorganisatie met continurooster en BSO moeten gevoed worden met up-to-date leermiddelenonderwijsactiviteiten en een grote betrokkenheid van leerkrachten. Onderdelen als “plant en dier”, computergebruik, leerlingenzorg, ouderbetrokkenheid, schoolcultuur, onderwijsresultaten, kosmisch onderwijs en “ ruimte” voor de betere leerling vormen kapstokken waaraan het schoolprofiel hangt. Nu de groei van het leerlingenaantal in Duiven gaat dalen, vormt onze locatie Noord een belangrijke schakel van het wervingsbeleid. Verwacht mag worden dat het aantal leerlingen in de komende periode van vier jaar zal dalen. De vrijkomende ruimte biedt mogelijkheden voor kwaliteitsinitiatieven (dagarrangementen, Integraal Kindcentrum) Beleidsvoornemens:
Deelname aan overlegstructuren. Het verwerven van “informatiepunten” is van cruciaal belang. Netwerken vraagt extra inzet van directie, intern begeleider en bestuursleden. Eénpitters kennen vette en magere jaren. Bij het creëren van voorzieningen moet daarmee rekening worden gehouden. Samenwerking o.a. om risico’s gezamenlijk af te dichten is noodzakelijk. Montessoriaans reageren op onderwijsvernieuwingen vraagt tijd, inzet en financiën. Kwaliteit en herkenbaarheid zijn sleutelwoorden. Het actief ondersteunen van een op te richten Montessori Kenniscentrum vormt een actiepunt. Een tweede locatie is van groot belang gebleken. De school moet alert blijven in het gemeentelijk-schoolbesturenoverleg m.b.t. de ontwikkelingen (brede school) van nieuwe schoollocaties. De geïntegreerde peuterspeelzaal is strategisch en onderwijskundig van groot belang. De ingeslagen weg van doorlopende onderwijslijnen (o.a. ontluikende geletterdheid) moet voortgezet worden. De Ned.Mont.Vereniging onderzoekt de mogelijkheid driejarigen op te nemen in de basisschool. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 54
Personeelsbeleid gericht op Mont. Competenties verdient in verband met de profilering van de school hoge prioriteit.
5.3. Financieel beleid De school beschikt op dit moment over een financieel gezonde positie. In de afgelopen periode heeft zij door de tussentijdse groei, de decentralisatie en lumpsum redelijke voorzieningen kunnen creëren. Een noodzaak om hogere pieken en diepere dalen bij een éénpitter op te kunnen vangen. Ook de ouderbijdrage dekt een substantieel deel van de uitgaven. De uitgaven in 2011 t.b.v. groot onderhoud, de verbouwing van locatie Zuid, het aanbrengen van ventilatiesystemen, het vervangen van verwarmingsketels en speeltoestellen heeft de doelbewust gecreëerde hoge, algemene reservering aanzienlijk verlaagd. In de komende periode zullen uitgaven zorgvuldig afgewogen moeten worden. Het frequent monitoren van de uitgaven met de nieuwe CABO systemen maakt dat mogelijk. Het betreft o.a. : de aanschaf van nieuwe methoden , compensatie voor de onvoldoende dekking door de overheid van schoonmaak en meubilairvervanging, de kosten voor het onderhoud en energieverbruik van het gebouw, Tuinonderhoud, bouwkundige voorzieningen t.b.v. Integraal Kindcentrum, het uitbreiden van de digitale leeromgeving,, ziekteverzuim en re-integratie, ondersteuning door onderwijsassistenten
5.4
Materieel beleid
Anno 2011 beschikt de school over 16 groepen en 16 lokalen. Daarnaast heeft zij voorzieningen voor drie geïntegreerde peutergroepen. Alle groepen zijn voldoende ingericht en/of een vervangingscyclus loopt. Beide schoolgebouwen zijn goed onderhouden. Wel is er sprake van een hoog energieverbruik. Verwacht mag worden dat de aanpassingen van 2011 het energieverbruik doen dalen. In de komende periode van vier jaar zullen bij financieel beleid genoemde materiële voorzieningen (naast de standaard aanschaf en vervangingen) bijzondere aandacht behoeven.
5.5
Relationeel beleid
Zoals reeds bij het strategisch beleid opgemerkt, vraagt de positie van éénpitter een bijzondere inspanning op relationeel gebied. Het is van belang deze noodzaak gezamenlijk te onderkennen, zeker nu personele wisselingen in de functie van directeur en IBer in 2011 plaatsvinden.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 55
De volgende terreinen vragen bijzondere aandacht in de komende periode:
In verband met de onderwijskundige profilering van het Montessori-onderwijs en het ontwikkelingen van nieuwe onderwijsinhoudelijke materialen zal onderwijskundige ondersteuning (OBD, SWV) noodzakelijk zijn. Het is van belang informatiepunten zowel plaatselijk als regionaal te bezetten. De directeur heeft anno 2011 binding met het sectiebestuur van Ned.Mont.Ver., Stg Zorg op Maat De liemers, gemeentelijk schoolbesturenoverleg, Mont.Regio Oost overleg, PON. De Ibers maken deel uit van het IB-overleg van het Samenwerkingsverband, Mont.Oost., diverse netwerken gericht op de signalering en begeleiding van zorgleerlingen. Een van de IBers maakt deel uit van het BOVO-overleg. De contacten met de PABO, als toeleveringsinstituut van nieuwe collega’s, kan geïntensiveerd worden. Bijvoorbeeld door een stage-begeleider op locatie en gecommitteerde vanuit de school bij het examen voor het Montessori diploma..
Daarnaast verdienen de volgende relationele aspecten aandacht:
Interne communicatie. Door de groei van het aantal parttimers is de informatieoverdracht en taakverdeling een aandachtspunt. Instellen van resonansgroepen onder ouders. Hiervoor kunnen de WMK-kaarten gebruikt worden. Website, schoolgids, ontvangst van nieuwe ouders en kinderen, advertenties in gemeentegidsen bieden kansen om de school onder de aandacht te Gelet op de plaatselijke positie is gedoseerde publiciteit noodzakelijk. Het PON beleid “in beweging” vraagt om dichtbij contact.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 56
Hoofdstuk 6 Kwaliteitszorg 6.1. Kwaliteitszorg op schoolniveau De kwaliteitszorg van de school heeft als doel de activiteiten die haar missie vorm geven te borgen. Het kader van de kwaliteitszorg zijn dus de onderliggende waarden en normen van de school en de daaruit afgeleide missie. Op schoolniveau wordt aan deze missie de doelen en standaarden voor de opbrengsten ontleend. Daarmee wordt stap 1 van de kwaliteitscyclus , geformuleerd door de inspectie in haar brochure “opbrengstgericht werken in het basisonderwijs” nov. 2010, ingevuld. Er worden 5 stappen van de kwaliteitszorg in volorde onderscheiden: Het vastleggen van doelen en standaarden Het verzamelen van informatie Het registreren van vorderingen en deze analyseren Het interpreteren van deze vorderingen Het nemen van verbeteracties De school hanteert het instrument “Werken met kwaliteitskaarten (Montessoriversie)” van Cees Bos als instrument voor haar kwaliteitszorg. Daarin worden de volgende stappen gehanteerd: To Plan Vaststellen van de doelen van school en medewerkers To Do De doelen in de praktijk realiseren To Check Controleren of de doelen gerealiseerd worden To Act Vasthouden wat goed gaat(borgen) en verbeteringen realiseren. Uiteraard moeten dit instrument zodanig gebruikt worden dat daarmee de evaluatieve cyclus in voldoende mate wordt afgedekt. Voor de invulling van de kwaliteitszorg kan de volgende inrichting omschreven worden: Evaluatie resultaten 1.1.a De school maakt trendanalyses van haar reslutaten 1.1.b Er worden conclusies getrokken uit deze analyses 1.1.c Jaarlijks evalueert men de kwaliteit van de tussen- en eindresultaten 1.1.d Er zijn meetbare doelen geformuleerd voor de tussen- en eindresultaten 1.1.e Er worden hoge verwachtingen c.q. referentiekaders gehanteerd Planmatig werken aan verbeteracties 1.2.a De school werkt beargumenteerd aan verbeteracties 1.2.b Verbeterdoelen zijn vertaald in termen van waarneembare effecten. Zij zijn uitgewerkt in groepsplannen of individuele handelingsplannen 1.2.c Uit rapportages kan de school aantonen aan verbeteracties te werken dan wel deze afgerond te hebben Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 57
Opbrengstgerichte cultuur 1.3.a De school straalt een opbrengstgerichte cultuur uit 1.3.b Dit valt o.a. te lezen in beleidsdocumenten als schoolplan en schoolgids 1.3.c Alle partijen zijn betrokken bij de evaluatie. Het bestuur als toezichthouder 1.3.d De directie neemt initiatieven tot verbeteringen Het “werken met groepsplannen” wordt gebruikt als efficiënte werkvorm voor bovenstaande inrichtingselementen. Een concrete invulling betreft het werken met groepsplannen bij rekenen. Hiervoor wordt het onderstaand schema gehanteerd : Observatie en registratie door de leerkracht Analyseren van de resultaten van de groep door de leerkracht Resultaten bespreken in het bouwoverleg met ib-er en/of rekencoördinator 4x per jaar evalueren van het groepsplan met de ib-er LVS: Cito rekenen en wiskunde vanaf groep 1, entreetoets groep 7 en eindtoets groep 8 Rekentempo toets( RTT) Bespreken van resultaten in teamvergadering (2x per jaar) Centrale registratie LVS Aan de kwaliteitszorg voor leerlingen besteden we een afzonderlijke paragraaf.
6.2 Leerlingenzorg De leerlingenzorg vormt een aparte paragraaf in dit hoofdstuk omdat ze een integraal onderdeel vormt van het handelen van leerkrachten in de Montessori-school en daarnaast een eigen organisatiestructuur kent. De leerlingen ontwikkelen zich op verschillende manieren. De resultaten die leerlingen behalen kunnen heel divers zijn. Wij vinden het belangrijk om uit te gaan van deze verschillen. Dat start al bij de aanbieding van de leerstof. De instructie moet effectief en gedifferentieerd zijn en de verwerking geënt op de capaciteiten van de leerling. Daar waar nodig, wordt extra hulpinstructie geboden en/of wordt de leerstof aangepast. Op onze school is een solide basis gelegd in de vorm van een samenhangend systeem van leerlingenzorg .De leerlingenzorg is ondergebracht bij de LBG (de leerlingbegeleidingsgroep)In de LGB zitten naast de twee IB-ers een deskundige op het gebied van het jonge kind, tevens RT-er. Eénzorg-route: Met ingang van augustus 2011 heeft de leerkracht 4x per jaar een groepsbespreking met de Ib-er. Aansluitend volgt een leerlingbespreking met de LBG leden. Vervolgens kan een extern traject ingaan worden met deelname van een orthopedagogisch medewerker van de onderwijsbegeleidingsdienst Marant te Elst of deelname van SWV de Liemers. Het spreekt vanzelf dat ouders steeds nadrukkelijk meegenomen worden in dit proces. Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 58
Het systeem heeft de volgende kenmerken: a. In onze school volgen de leerkrachten de ontwikkeling (met name van de basisvaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling) systematisch en signaleren problemen hierin tijdig. b. De interne begeleiders dragen zorg voor de coördinatie van de activiteiten in het kader van de leerlingenzorg. c. In onze school worden de gegevens van leerlingen volgens een vaste procedure besproken en nader geanalyseerd. d. Bij de bespreking van toetsresultaten worden conclusies getrokken op drie niveaus: de individuele leerling, de groep en de doorgaande lijn binnen de school. e. Ook leerlingen die bij één of meer vakken op D- en E-niveau zitten van het CITO leerlingvolgsysteem, worden besproken. De E- leerlingen worden nader gediagnosticeerd en zo nodig met hulp van een OPP (ontwikkelingsperspectief plan) verder geholpen. Ook de leerlingen die boven het A-niveau scoren (hoogbegaafden) worden uitgebreider besproken. f. De leerkracht stelt aan de hand van de verzamelde gegevens een plan op om het onderwijs aan de behoeften van leerlingen aan te passen, met het oog op het realiseren van minimum en aanvullende doelen.(In het groepsplan) g. Bij zowel analyse als planning maken leerkrachten c.q. de school gebruik van de deskundigheid en de ervaring van collega's binnen de bouw ,het SWV en/of van andere externe deskundigen. h. De leerkracht voert de opgestelde plannen uit. Indien nodig wordt de hulp buiten de klas verzorgd. i. De leerkracht evalueert samen met de interne begeleider de uitvoering van de plannen en zorgt ervoor dat voortgangsbeslissingen worden genomen. j. De concrete afspraken(toetskalender), procedures en formulieren(zorgformulieren) zijn te vinden in de “Zorgmap” die in elke klas aanwezig is. k. Voor leerlingen met een rugzakje wordt extra formatie, extra materialen en ambulante begeleiding ingezet.
De rugzak is een andere naam voor de wet op de leerling gebonden financiering (lgf-wet). Deze wet geeft ouders van een kind met een handicap het recht om die school voor hun kind te kiezen die zij het meest geschikt vinden. Dat kan een reguliere (gewone) school zijn of een school voor speciaal onderwijs. De rugzakwetgeving is bedoeld voor kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Wanneer ouders kiezen voor een reguliere school en het kind extra voorzieningen nodig heeft, kunnen de ouders een leerling gebonden budget aanvragen. Het kind neemt dit budget als het ware in een rugzakje met zich mee. In het kader van Passend Onderwijs zullen de gelden per augustus 2012 anders ingezet worden.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 59
Weer Samen Naar School (WSNS) Sommige kinderen hebben extra zorg of begeleiding nodig op de basisschool. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen - eventueel met passende zorg - in de gewone basisschool kunnen blijven, werken we samen in samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS). Aan elk samenwerkingsverband WSNS neemt minimaal een school voor speciaal basisonderwijs deel. De speciale scholen voor basisonderwijs vervullen binnen de samenwerkingsverbanden de rol van expertisecentrum en vangen leerlingen op die meer zorg nodig hebben. Elk samenwerkingsverband heeft een extra budget voor de opvang van leerlingen met speciale zorgbehoeften. “De Groene Ring” valt onder het samenwerkingsverband De Liemers. www.wsnsdeliemers.nl Samenwerkingsverband WSNS De Liemers Ons samenwerkingsverband bestaat uit 43 basisscholen (waaronder één school voor speciaal basisonderwijs “De Schilderspoort”.
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 60
Hoofdstuk 7 Nawoord Het schoolplan geeft een beschrijving van het onderwijs op de Groene Ring en schetst ontwikkelingen voor de komende vier jaar. Het beoogt een levend document te zijn, dat het handelen van mensen in de school stuurt, toetst, evalueert en bijstelt. Het is de bedoeling dat men aantekeningen maakt in deze map en verdere gewenste veranderingen voor de komende periode van vier jaar noteert. Op die manier draagt ze werkelijk bij aan het proces van voordurende kwaliteitsverbetering, een kenmerk voor onze lerende organisatie De Groene Ring.
Duiven, 20 juni 2011
Schoolplan De Groene Ring 2011-2015 61