Landelijke bezwarencommissie functieordenen hbo
103346
SAMENVATTING Bezwaar tegen indeling in profiel van Docent C schaal 11 HBO Werknemer wenst indeling in profiel Docent D en stelt een aantal kernactiviteiten van dat profiel uit te voeren. De werknemer geeft leiding aan werkprocessen, maar dit betreft niet meer omvangrijke ontwikkelingsgerichte werkprocessen. Dit is een rechtstreeks gevolg van het feit dat de aard en inhoud van de post-HBO opleiding waar de werknemer werkzaam is van minder complexe aard is dan die van de reguliere initiële vierjarige opleiding. De werknemer is belast met onderdelen van het functioneel leidinggeven maar van een integrale leidinggevende verantwoordelijkheid is geen sprake. Voorts is de werknemer belast met onder andere curriculumontwikkeling, maar dit betreft voornamelijk vernieuwing van bestaand materiaal. Van innovatie en het uitvoeren van onderwijsvisieontwikkeling alsmede het tonen van onderwijskundig leiderschap door de werknemer is niet gebleken. De werknemer functioneert niet als aanjager voor vernieuwing van de opleiding. Bezwaar ongegrond. 103346
ADVIES in het geding tussen: A, wonende te B, verzoeker, hierna te noemen A en het College van bestuur van de C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij bezwaarschrift met bijlagen van 14-10-2006, ingekomen op 20-10-2006 en aangevuld d.d. 23-102006, heeft A bezwaar ingediend tegen de beslissing van de werkgever d.d. 08-09-2006 om de indelingsbeslissing d.d. 09-05-2006 te handhaven, ten gevolge waarvan de functie van A in het kader van de invoering van de nieuwe functieordening op basis van FUWA-HBO per 01-01-2006 is ingedeeld in het functieprofiel van Docent C, met schaal 11. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 13-11-2006. De mondelinge behandeling vond plaats op 04-12-2006. A verscheen in persoon. De werkgever werd vertegenwoordigd door D, beleidscoördinator X en E, hoofd afdeling F. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2.
DE FEITEN
De Commissie gaat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht uit van de volgende, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken en door de Commissie in deze procedure relevant geachte, tussen partijen vaststaande feiten.
103346/ uitspraak dd. 22-01-2007 Pagina 1 van 5
Landelijke bezwarencommissie functieordenen hbo
A is sinds 15-09-2001 als docent met maximumschaal 11 werkzaam bij het cluster “G en H” van de C in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,9444 FTE. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-HBO. In het kader van de invoering van de nieuwe functieordening op basis van FUWA-HBO, heeft de werkgever A bij brief van 27-02-2006 de voorgenomen beslissing medegedeeld om zijn functie in het kader van de invoering van FUWA-HBO per 01-01-2006 in te delen in het functieprofiel van Docent C, met schaal 11. Tegen deze voorgenomen beslissing heeft A op 10-03-2006 zijn bedenkingen geuit bij zijn leidinggevende, E, hetgeen hij op 04-04-2006 in een persoonlijk gesprek met E heeft toegelicht. E heeft vervolgens de werkgever aangegeven geen aanleiding te zien tot wijziging van het voorgenomen besluit hetgeen geresulteerd heeft in een brief van de werkgever d.d. 09-05-2006 waarin hij A heeft meegedeeld de voorgenomen beslissing om te zetten in een definitieve beslissing. Hiertegen heeft A op 18-05-2006 bezwaar ingediend bij de interne bezwarencommissie van de hogeschool, omdat hij van mening was dat karakteristieke aspecten van het functieprofiel van Docent D met betrekking tot de uitvoering, het beslissingsniveau en de aard van de contacten meer van toepassing zijn op zijn takenpakket dan deze van de Docent C. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de werkgever per brief van 20-06-2006 A bericht dat hem gebleken is dat bij het toezenden van de definitieve beslissing de schriftelijke motivering niet is meegezonden. Deze motivering wordt in de brief alsnog gegeven, onder andere door middel van een bijlage in de vorm van een brief d.d. 18-04-2006 van E aan A waarin E aangeeft waarom hij van oordeel is dat A dient te worden ingedeeld in het functieprofiel van Docent C. Voorts is bij de brief van 20-06-2006 een verslag van het gesprek tussen E en A op 04-04-2006 gevoegd. Naar aanleiding van de brief van 20-06-2006 heeft A bij brief van 28-06-2006 zijn bezwaar nader aangevuld. De interne bezwarencommissie heeft op 14-07-2006 advies uitgebracht, inhoudende gegrond verklaring van het bezwaar van A. De interne bezwarencommissie heeft daarbij aangegeven van oordeel te zijn dat de werkgever bij het resultaatgebied 2.7 “aansturen onderwijs- en werkprocessen” er ten onrechte van uitgegaan is dat dit een niet-structurele taak betreft. Omdat het een structurele taak betreft, is niet van doorslaggevend belang of deze voor meer of minder dan 25% van de gehele taakomvang wordt verricht. De werkgever heeft derhalve ten onrechte dit punt niet meegewogen, zodat reeds op deze grond het bezwaar volgens de interne bezwarencommissie gegrond is. Daarenboven meent de interne bezwarencommissie dat in het licht van het voorgaande andere onderdelen van de functie eveneens opnieuw beoordeeld kunnen worden en dat de resultaatgebieden 2.6 en 2.8 ten onrechte niet zijn meegenomen in de indeling. De werkgever heeft A per brief van 0809-2006 meegedeeld het advies van de interne bezwarencommissie niet over te nemen en geen nieuwe beslissing te nemen waardoor het voorgenomen besluit werd omgezet in een definitief besluit. Tegen deze beslissing heeft A bezwaar ingediend.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A voert aan dat het overzicht van de uitgevoerde taken niet juist is. Er zijn uren met terugwerkende kracht toegekend en voor bepaalde activiteiten zijn geen uren opgevoerd (bijvoorbeeld de curriculumherziening opleiding I). Daarenboven is er gekeken naar bruto uren maar er moet worden gekeken naar netto uren. Bij de opleiding is sprake van een integraal werkterrein, er is afstemming met vele belanghebbenden, de stakeholders komen uit zeer uiteenlopende werkvelden en de beslissingen en acties gedurende het cursusjaar worden genomen vanuit de optiek met een effect op het daarop volgende jaar Over resultaatgebied punt 2.5: “onderwijs- en toetsontwikkeling” merkt A op dat hij verantwoordelijk is voor de dagelijkse coördinatie en leiding van meerdere opleidingen van het cluster. Daarbij is sprake van onderwijsontwikkeling/-vernieuwing, projectmatig werken en het aansturen van onderwijs- en werkprocessen. Ten aanzien van de resultaatgebieden 2.2: “optreden als expert/inhoudsdeskundige” en 2.3: “beoordeling van studenten” stelt A dat hij geen voorzitter van de examencommissie is maar dat hij een taak vervult die inhoudelijk gelijk is. Resultaatgebied 2.7: “het leidinggeven aan werkprocessen” houdt voor A in het aansturen van minder gangbare uitvoering- en ontwikkelprocessen. Op “aard en doel functionele contacten” is de functie Docent D volgens A van toepassing. Hij is belast met het werven van klanten. Ook heeft hij een samenwerkingsverband op basis van mandaat van het centraal management tot stand doen komen. Bij het punt “vaardigheid en functiecompetenties” voert A aan dat hij zelf modules heeft ontwikkeld, en hij heeft collega’s bij de onderwijsvernieuwing resultaatgerichte sturing gegeven vanuit de doelstellingen van de organisatie; 103346/ uitspraak dd. 22-01-2007 Pagina 2 van 5
Landelijke bezwarencommissie functieordenen hbo
zo heeft A de onderwijsvisie van de hogeschool geïntegreerd in het vernieuwde curriculum. A stelt dat de kaders van het functieprofiel verder reiken dan afdelingsniveau waarbij het strategische belangen betreft, terwijl het nemen van beslissingen verder reikt dan operationele aspecten waarbij er rekening wordt gehouden met effecten op lange termijn. De werkgever voert aan dat A geen onderzoek verricht. Voor zover er sprake is van onderzoekachtige activiteiten betreft het onderwijs en toetsontwikkeling zoals bedoeld in resultaatgebied 2.5 van het functieprofiel Docent C. Van functioneel leidinggeven door A is geen sprake. Hij is niet belast met de dagelijkse leiding, is niet verantwoordelijk voor het rendement van (een deel van) de afdeling en hij voert geen ontwikkelings- en functioneringsgesprekken. De sturing van onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg voor de onderwijseenheid en de ontwikkeling van het afdelingsbeleid en het bewaken van de kwaliteit van de medewerkers behoren tot de verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd. A geeft wel leiding aan werkprocessen, maar dit betreft resultaatgebied 2.7 van het functieprofiel van Docent C. Het aansturen van onderwijs- en werkprocessen betreft het post-HBO onderwijs. Dit is niet gelijkwaardig aan de initiële opleiding. Het betreft min of meer gangbare ontwikkelingsgerichte en afgebakende (beperkte) uitvoeringsgerichte werkprocessen, zoals genoemd in resultaatgebied 2.7 van het functieprofiel van Docent C, aldus de werkgever.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
Het bezwaar is gericht tegen een heroverwogen beslissing functieordenen als bedoeld in art. 4 lid 5 van de Landelijke bezwarenregeling functieordenen hbo en is binnen de daartoe geldende termijn ingediend. Dientengevolge is de Commissie bevoegd van het bezwaar kennis te nemen en is het bezwaar ontvankelijk.
De indeling als Docent C A heeft als voorbeelden van taken die, zijns inziens, door de werkgever ten onrechte niet zijn opgevoerd met name gewezen op zijn taken in het kader van de curriculumontwikkeling. Deze taken zijn echter wel door de werkgever gewogen, zoals bijvoorbeeld valt op te maken uit de schriftelijke toelichting van E d.d. 18-04-2006 op de functietoewijzing. Op het van toepassing zijnde resultaatgebeid voor deze werkzaamheden komt de Commissie hieronder terug. Voorts is de Commissie van oordeel dat in casu niet van belang is of de werkgever bij de indeling van de functie is uitgegaan van bruto of netto uren, omdat dit onderscheid blijkens het door de werkgever vastgestelde “Plan van aanpak” alleen van belang is in het geval dat in de referteperiode voor meer dan 25% van de betrekkingsomvang niet-structurele werkzaamheden in een hogere functie zijn uitgevoerd, terwijl vaststaat dat bij A geen niet-structurele werkzaamheden deel van zijn functie hebben uitgemaakt. Hierbij wenst de Commissie evenwel niet ongezegd te laten van oordeel te zijn dat een dergelijk algemeen geldend percentage in een functiewaarderingstraject niet in alle gevallen recht doet aan de omstandigheden van het geval. De werkgever heeft in de procedure bij de interne bezwarencommissie aangegeven als beleid te hanteren dat ten einde ingedeeld te kunnen worden als Docent D ten minste één van de opgedragen en uitgevoerde werkzaamheden op één van de resultaatgebieden 2.2, 2.5, 2.7, 2.8, 2.9 en 3.0 op niveau D uitgevoerd dient te worden. A heeft aangegeven de resultaatgebieden 2.2, 2.3, 2.5, 2.7 en 2.8 op niveau D uit te voeren. Over de stelling van A aangaande resultaatgebied 2.7, namelijk dat hij verantwoordelijk is voor de dagelijkse coördinatie en leiding van meerdere opleidingen van het cluster, overweegt de Commissie dat uit de stukken en het ter zitting verhandelde gebleken is dat A leiding geeft aan werkprocessen, maar dat dit niet betreft meer omvangrijke ontwikkelingsgerichte werkprocessen. Dit is een rechtstreeks gevolg van het feit dat de aard en inhoud van de post–HBO opleiding waar A werkzaam is van minder complexe aard is dan die van de reguliere initiële vierjarige opleiding. Hiermee vallen deze werkzaamheden onder resultaatgebied 2.7 van Docent C (het leidinggeven aan meer gangbare, afgebakende ontwikkelingsgerichte werkprocessen en van minder gangbare, meer omvangrijke 103346/ uitspraak dd. 22-01-2007 Pagina 3 van 5
Landelijke bezwarencommissie functieordenen hbo
uitvoeringsgerichte werkprocessen). Voorts is A belast met onderdelen van het functioneel leidinggeven zoals bedoeld in resultaatgebied 2.8. Dit geschiedt veelal onder eindverantwoordelijkheid en aansturing van het Hoofd van de opleiding. Van een integrale leidinggevende verantwoordelijkheid van A is geen sprake zodat zijn taken op dit onderdeel, hoewel naar het oordeel van de Commissie wel tenderend naar die van Docent D, kunnen worden gebracht onder resultaatgebied 2.8 van Docent C [het (functioneel) leidinggeven aan een deel van de onderwijseenheid; functioneel aansturen van de onderwijsuitvoering en –ontwikkeling, coachen en begeleiden van docenten, sturen van de kwaliteitszorg, bevorderen van de instroom en ontwikkelen van delen van het afdelingsbeleid] . Over resultaatgebied 2.5: “onderwijsontwikkeling” overweegt de Commissie dat A belast is met onder andere curriculumontwikkeling, maar dit betreft voornamelijk vernieuwing van bestaand materiaal. Van innovatie en het uitvoeren van onderwijsvisieontwikkeling alsmede het tonen van onderwijskundig leiderschap door A is niet gebleken. A functioneert niet als aanjager voor vernieuwing van de opleiding. Derhalve vallen zijn taken op dit onderdeel onder resultaatgebied 2.5 van Docent C [het uitvoeren van (vakoverschrijdende) vernieuwing/ontwikkeling van het onderwijs van de opleiding, curriculum, en/of onderwijsafdeling; het integreren van diverse vakgebieden en ontwikkelen van nieuwe toetsvormen; het doen van voorstellen voor de ontwikkeling van de onderwijsorganisatie van de onderwijsafdeling of opleiding]. Dat A een taak verricht die gelijk is aan die van Voorzitter van de Examencommissie is door de werkgever niet weersproken. Het betreft echter niet een onderscheidend resultaatgebeid tussen de in het geding zijnde functies. Voor resultaatgebied 2.2: “het optreden als expert/inhoudsdeskundige geldt dat A niet de voor indeling in resultaatgebied 2.2 van Docent D van belang zijnde werkzaamheden van ontwikkeling van onderwijs in brede zin zoals bedoeld bij de initiële opleiding verricht zodat het resultaatgebied 2.2. van Docent C van toepassing is. Aangaande het onderdeel “aard en doel functionele contacten” heeft A niet aangetoond dat hij in voorkomende gevallen bevoegd is afspraken met externe partijen te maken die de hogeschool binden, zoals beschreven in het functieprofiel van Docent D. Over het punt “aard van de vereiste vaardigheid” overweegt de Commissie dat de door A genoemde taken alle betreffen het zelfstandig tot stand brengen van producten en resultaten op het gebied van onderwijsuitvoering, -ontwikkeling en/of onderzoek. A is niet belast met de vormgeving of innovatie van de opleiding zodat ook op dit onderdeel de beschrijving van Docent C van toepassing is. Tot slot overweegt de Commissie dat de kaders die voor de functie van A gelden, gesteld worden door hogeschool-, afdelings- en opleidingsbeleid. A functioneert op operationeel, tactisch niveau, maar is niet betrokken bij strategische beslissingen zoals bijvoorbeeld de vraag of een opleiding in stand kan blijven, hoe het totale programma vorm dient te krijgen of welke producten in de onderwijsmarkt gezet worden. Aldus heeft de werkgever de functie van A redelijkerwijze kunnen indelen in het functieprofiel Docent C. Dientengevolge oordeelt de Commissie het bezwaar ongegrond. De Commissie wenst hierbij niet onvermeld te laten dat de werkgever ter zitting heeft bevestigd dat zijn aanbod aan A nog steeds bestaat om de mogelijkheden te onderzoeken om de positie van het post-hbo onderwijs te versterken in relatie tot het reguliere onderwijs en het praktijkgericht onderzoek ten einde te kunnen bewerkstelligen dat A na twee jaar bevorderd wordt naar schaal 12.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het bezwaar ongegrond en adviseert de werkgever de bestreden beslissing in stand te laten. Aldus gedaan te Utrecht op 22 januari 2007 door drs. H. van der Vlist, voorzitter, B.A. Béguin, mr. C.A.H. de Jong, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris.
drs. H. van der Vlist voorzitter
103346/ uitspraak dd. 22-01-2007 Pagina 4 van 5
mr. J.A. Breunesse secretaris
Landelijke bezwarencommissie functieordenen hbo
103346/ uitspraak dd. 22-01-2007 Pagina 5 van 5