Commissie voor geschillen CAO-BVE en CAO-VO
Samenvatting 102073 Geschil omtrent inschaling van de functie.
De werknemer treedt in tijdelijke dienst van de werkgever en ontvangt eerst een salarisstrook met vermelding van schaal 10.12 en maximumschaal 10. De werknemer geeft aan van mening te zijn dat er omtrent de van toepassing zijnde maximumschaal andere afspraken zijn gemaakt. De werkgever heeft dit schriftelijk bestreden doch ruim zeven maanden later ontvangt de werknemer een akte van benoeming die schaal 12 als maximumschaal vermeldt. De salarisschaal waarin de werknemer dan wordt ingedeeld is 10.10. Als het tijdelijk dienstverband wordt omgezet in een vast dienstverband wordt de maximumschaal op 10 vastgesteld. Omdat de werkgever bij zijn standpunt blijft dat de inschaling correct is, tekent de werknemer beroep aan bij de Commissie van Beroep. Deze spreekt uit dat de werknemer niet-ontvankelijk in zijn beroep is. Vervolgens wendt de werknemer zich tot de de Commissie voor Geschillen. De Commissie constateert dat reeds bij aanvang van het dienstverband duidelijk is aangegeven wat de bij de functie behorende maximumschaal is. De CAO biedt geen basis voor verplichte benoeming in schaal 12 voor de werknemer die in zijn vorige functie deze schaal bezat en voorts is de Commissie niet gebleken van toezeggingen van de zijde van de werkgever. De akte waarin schaal 12 aan de werknemer is toegekend bevatte een fout en dit was kenbaar voor de werknemer. De Commissie oordeelt dat de werkgever de CAO juist heeft toegepast zodat de werknemer niet het uitzicht op schaal 12 toekomt. 102073 UITSPRAAK in het geschil tussen: A, wonende te B, verzoeker, hierna te noemen A gemachtigde: mr C.H.M. Janssen-van Oosterhout en het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever 1
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij verzoekschrift met bijlagen van 26-10-2001, ingekomen op 29-10-2001 en aangevuld d.d. 12-112001, heeft A een geschil met betrekking tot de inschaling van zijn functie aan de Commissie voorgelegd. De werkgever heeft een verweerschrift d.d. 13-11-2001 met bijlagen ingediend, ingekomen op 03-12-2001. De mondelinge behandeling vond plaats op 18-01-2002. A verscheen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door drs E, secretaris College van bestuur en mr F, adviseur, daartoe gemachtigd bij schriftelijke volmacht van 17-01-2002. Partijen hebben hun standpunten gehandhaafd en toegelicht. A heeft een pleitnotitie met bijlagen overgelegd. De werkgever heeft een pleitnotitie met bijlagen overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
IN 01.007/ uitspraak dd. 1 maart 2002 1
2.
DE FEITEN
Commissie voor geschillen CAO-BVE en CAO-VO
De Commissie gaat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht uit van de volgende, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken en door de Commissie in deze procedure relevant geachte, tussen partijen vaststaande feiten. A is sinds 23-11-1998 werkzaam bij het C als docent met een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding was tot 01-08-1998 de CAO-BVE 1996-1998 van toepassing, van 01-08-1998 tot 01-08-1999 de CAO-BVE 1998-1999, van 01-08-1999 tot 01-01-2001 de CAO-BVE 1999-2000 en thans de CAO-BVE 2001-2002. A is aanvankelijk aangesteld in een tijdelijk dienstverband dat per 01-08-2000 is omgezet in een vast dienstverband. Bij aanvang van het dienstverband is geen akte van benoeming opgesteld. Wel ontving A een brief d.d. 22-12-1998 van de werkgever waarin is aangegeven dat hij voor de periode van 23-111998 tot 01-08-1999 was benoemd als docent. De inschaling van A was niet in de brief vermeld. De eerste salarisstrook met betrekking tot dit dienstverband dateert van december 1998. Deze salarisstrook vermeldt onder meer: 'Schaal 10 salarisnummer 12 Carrièrepatroon met maximumschaal 10'. Naar aanleiding van deze vermelding op de salarisstrook heeft A in december 1998 een brief aan de werkgever gezonden, welke brief niet aan de Commissie is overgelegd. Hierop heeft de werkgever bij brief van 04-01-1999 geantwoord dat de vermelding op de salarisstrook correct is. Vervolgens is op 1507-1999 een akte van benoeming opgesteld waarin als termijn van het tijdelijk dienstverband 23-111998 tot 01-08-2000 is aangegeven en waarin ten aanzien van de inschaling vermeld staat: 'salarisschaal 10, salarisnummer 10, maximumschaal 12'. Deze akte is door A ondertekend. Vervolgens is het dienstverband met ingang van 01-08-2000 omgezet in een vast dienstverband waarvoor op 21-082000 een akte van benoeming is opgesteld die ten aanzien van de inschaling vermeldt: 'salarisschaal 10, salarisnummer 12, maximumschaal 10'. A heeft deze akte niet ondertekend en heeft vervolgens tegenover de werkgever diverse malen schriftelijk en mondeling geprotesteerd tegen de vermelding van maximumschaal 10 in plaats van maximumschaal 12. Tegen een brief van 11-12-2000 van het bestuur, inhoudende de mededeling dat schaal 10 de correcte maximumschaal voor A is, heeft A beroep ingesteld bij de Commissie van beroep BVE. In haar uitspraak d.d. 15-08-2001 heeft de Commissie van beroep A niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep omdat de brief van 11-12-2000 waartegen beroep was ingesteld, niet kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbaar besluit. Omdat A van mening blijft recht te hebben op maximumschaal 12, heeft hij het onderhavige geschil bij de Commissie aangemeld. 3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A stelt zich op het standpunt dat hij vanwege zijn inschaling in schaal 12 bij zijn vorige werkgevers en op grond van het bij hem opgewekte vertrouwen tijdens het aan het dienstverband voorafgaande sollicitatiegesprek, recht heeft op maximumschaal 12. A heeft daarbij aangegeven dat hij tijdens het sollicitatiegesprek uitdrukkelijk heeft aangegeven er op dat moment noch in de toekomst op achteruit te willen gaan. A kwam uit een onderwijsfunctie en in de CAO-BVE is nergens aangegeven dat de artikelen I-14 e.v. alleen bij dezelfde werkgever gelden. Bovendien kan de werkgever op grond van art. I12 CAO in voor de werknemer gunstige zin van de CAO afwijken, aldus A. Van een typefout in de akte van benoeming is volgens A geen sprake. De werkgever heeft daartegen aangevoerd tijdens het sollicitatiegesprek met A een inschaling volgens schaal 10, salarisnummer 12 is aangeboden en dat dit door A is aanvaard. Volgens de werkgever is nimmer de verwachting gewekt dat benoeming in een schaal 12 functie zou plaatsvinden. Bij de werkgever zijn schaal 12 functies voor MBO-docenten niet voorhanden. In de akte van benoeming is per abuis het salarisnummer en de maximumschaal verwisseld. Alle loonstroken die aan A zijn uitgereikt, vermelden van begin af aan de juiste gegevens. De werkgever concludeert dat A had behoren te weten
IN 01.007/ uitspraak dd. 1 maart 2002 1
Commissie voor geschillen CAO-BVE en CAO-VO
dat hetgeen in de akte stond niet correct was en dat hij thans niet op basis van een verschrijving in de akte van benoeming kan ontkennen wat destijds overeen is gekomen. Voorts zijn aan A geen toezeggingen omtrent benoeming in een functie met maximumschaal 12 gedaan, aldus de werkgever. 4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie, is de Commissie in zoverre bevoegd van het geschil kennis te nemen. De werkgever heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de Commissie niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen omdat er geen sprake is van een geschil aangaande de toepassing van de CAO-BVE. A heeft daartegen opgeworpen dat het geschil betrekking heeft op de toepassing van de artikelen H-1 t/m H-25 en de artikelen I-7, I-7a en I-10 t/m I-20 en I-30 en voorts op alle artikelen die tijdens de geschillenprocedure betrokken kunnen worden. De Commissie overweegt dat het geschil tussen partijen betrekking heeft op de vraag in welke schaal de functie van A ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst ingevolge de CAO diende te worden ingedeeld: A is van mening dat hij op grond van door de werkgever opgewekt vertrouwen in combinatie met het bepaalde in art. I-12 CAO-BVE, vanaf de aanvang van het dienstverband recht heeft op een schaal 12-functie. Artikel N-6 van de CAO-BVE geeft aan dat alle geschillen welke tussen de werkgever en werknemer betreffende de toepassing van de CAO mochten ontstaan, voor zover de wet dit niet verhindert, onderworpen worden aan het oordeel van de Commissie voor Geschillen waarbij de werkgever is aangesloten. Aangezien de inschaling bij aanvang van het dienstverband met toepassing van de CAO dient plaats te vinden en A stelt dat de CAO niet juist is toegepast, is de Commissie bevoegd van het geschil kennis te nemen en is A ontvankelijk in zijn verzoek. Het geschil Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie gebleken dat A bij aanvang van het dienstverband bij de werkgever bezoldigd is volgens schaal 10, salarisnummer 12 en dat daarin slechts verandering is gekomen toen vaststond dat de functie van A in het kader van de invoering van FUWA-BVE gewaardeerd werd als een docentenfunctie met maximumschaal 11. Bezoldiging volgens schaal 12 heeft aldus nooit plaatsgevonden. Dat A naar de mening van de werkgever ook geen uitzicht heeft op schaal 12 en dat schaal 10 de bij de functie behorende maximumschaal was, is A reeds gebleken bij de ontvangst van de eerste salarisstrook waarin één en ander duidelijk stond aangegeven. A heeft daartegen schriftelijk bezwaar gemaakt bij de werkgever en de werkgever heeft A bij brief van 04-01-1999 duidelijk aangegeven dat de bij de functie behorende maximumschaal 10 is. Aan de Commissie zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat A bij indiensttreding op grond van de CAO-BVE onjuist is ingeschaald. De CAO-BVE bevat geen bepaling op grond waarvan de werknemer die bij een voorgaande werkgever was bezoldigd volgens schaal 12, bij de nieuwe werkgever zou dienen te worden benoemd in een functie met maximumschaal 12. Ook is de Commissie niet gebleken dat de werkgever toezeggingen zou hebben gedaan op het uitzicht op schaal 12. De Commissie sluit niet uit dat A tijdens het sollicitatiegesprek de verwachting heeft gehad dat hij uitzicht op schaal 12 zou krijgen, doch zo dit al het geval was, dan is voor de Commissie niet aannemelijk geworden dat die verwachting door de werkgever zou zijn opgewekt dan wel aan hem dient te worden toegerekend. Weliswaar is aan A een akte van benoeming d.d. 15-07-1999 uitgereikt waarin ten onrechte
IN 01.007/ uitspraak dd. 1 maart 2002 1
Commissie voor geschillen CAO-BVE en CAO-VO
bezoldigingsschaal 10, regelnr. 10 en maximumschaal 12 staan vermeld, doch hieruit heeft A naar het oordeel van de Commissie niet in redelijkheid kunnen afleiden dat aan zijn functie maximumschaal 12 is toegekend. De werkgever heeft voor de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat in de genoemde akte van benoeming per abuis het salarisnummer en de maximumschaal verwisseld zijn. Naar de mening van de Commissie heeft A deze vergissing als zodanig kunnen herkennen. Immers, de werkgever had reeds in januari 1999 schriftelijk aangegeven dat schaal 10 de maximumschaal is en A is ook tot aan de waardering van zijn functie op basis van FUWA-BVE altijd volgens schaal 10 regelnr. 12 en niet volgens schaal 10 regelnr. 10 bezoldigd. Daarenboven geldt dat indien A uitzicht zou hebben gehad op een hogere maximumschaal, hij gedurende het 2de jaar van zijn dienstverband ook volgens een hogere schaal zou zijn bezoldigd, hetgeen niet het geval is geweest. De loonstroken van A vermelden ook het carrièrepatroon met maximumschaal 10. Alles overziende is de Commissie van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de werkgever de CAOBVE niet juist heeft toegepast door A niet het uitzicht op maximumschaal 12 toe te kennen. 5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat niet is gebleken dat de werkgever de CAO-BVE niet juist zou hebben toegepast door A niet het uitzicht op maximumschaal 12 toe te kennen. Aldus gedaan te Woerden op 1 maart 2002 door mr drs W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, L. Murray en mr G.J. Wubs-Postma, leden, in aanwezigheid van mr H.E. Mertens, secretaris.
mr W.H.B. den Hartog Jager voorzitter
mr H.E. Mertens secretaris
IN 01.007/ uitspraak dd. 1 maart 2002 1
Commissie voor geschillen CAO-BVE en CAO-VO