Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering
104671 SAMENVATTING In het Convenant Leerkracht hebben de VO-raad en de vakbonden voorbeeldmateriaal, ter inspiratie, opgenomen om te laten zien hoe de functiemix toegepast kan worden op de docentfuncties. Nieuw ontworpen functies dient het bevoegd gezag te laten waarderen door een gecertificeerd FUWA-deskundige. De werkgever heeft bij de actualisatie van de functiebeschrijvingen in het kader van de functiemix aan deze verplichting voldaan. Derhalve wordt, met inachtneming van de kenmerken en scores van FUWA VO, getoetst of en op welk niveau de werkzaamheden van de werknemer inpasbaar zijn binnen dit functiebouwwerk en of deze werkzaamheden juist zijn gewaardeerd. De werknemer, docent bij een Praktijkschool, is overwegend belast met het begeleiden van leerlingen in en rond de stagepraktijk. Hij signaleert sociaalpedagogische problemen, bespreekt die en consulteert deskundigen. Deze werkzaamheden, ook bij crisissituaties, ontstijgen niet het LB-/schaal 10-niveau. Ter vergelijking wijst de Commissie op de voorbeeldfunctie schoolmaatschappelijk werker. Een dergelijke functionaris is belast met psychosociale hulp, heeft een vrij zelfstandige rol en wordt gewaardeerd op het niveau van schaal 10. Bezwaar ongegrond. UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, hierna te noemen A gemachtigde: mr. F.J. Slijkhuis en het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij bezwaarschrift met bijlagen van 14 juli 2010, diezelfde dag ontvangen, heeft A bezwaar ingediend tegen de beslissing van de werkgever d.d. 14 juni 2010 inhoudende handhaving van de beslissing d.d. 21 september 2009 om zijn functie per 1 augustus 2009 in te delen als de functie docent LB met salarisschaal LB. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 23 juli 2010. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 december 2010 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer E, voorzitter centrale directie F en mevrouw G, beleidsadviseur P&O. A heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2.
DE FEITEN
A heeft op de peildatum 1 oktober 2008 een fulltime dienstverband bij de werkgever en is werkzaam op de Praktijkschool H. Op de genoemde peildatum geeft hij vier lessen Algemene techniek en 1 mentorles. Zijn jaartaakformulier voor dat schooljaar vermeldt voorts 750 uur stagebegeleiding (inclusief ca. 50% stagecoördinatie voor 4 groepen) 170 uur BAPO, 60 uur mentoraat en 40 uur schoolkamp. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO VO 2008-2010. 104671/ uitspraak d.d. 4 februari 2011 1
Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering
De werkgever heeft per 1 augustus 2008 de docentenfuncties herzien. Daarbij is meer dan voorheen de nadruk gelegd op de lesgevende taak van de docenten en minder op hun organiserende en coördinerende taak. Vervolgens heeft de werkgever van elk lid van het onderwijzend personeel de werkzaamheden geïnventariseerd per peildatum van 1 oktober 2008. Als gevolg van deze inventarisatie heeft de werkgever bij brief van 21 september 2009 aan A per 1 augustus 2009 de functie docent LB toegewezen. Tegen die beslissing heeft A op 3 november 2009 bezwaar ingediend bij de interne bezwarencommissie (IBC) van de werkgever. Op 3 mei 2010 heeft de IBC de werkgever geadviseerd de eerdere toewijzingsbeslissing te handhaven. Vervolgens heeft de werkgever A bij brief van 14 juni 2010 meegedeeld de eerdere functietoewijzingbeslissing te handhaven. Tegen deze beslissing is het bezwaar gericht. De Commissie oordeelde op 4 december 2009 over een eerder bezwaar van A tegen plaatsing in de functie docent LB. Zijn bezwaar richtte zich toen tegen de waardering van de kenmerken 7, 9 en 11 waar de docent LB een 3 scoort en waarvan A meende dat voor hem op de peildatum 1 augustus 2006 een score 4 gerechtvaardigd was. Dit bezwaar is door de Commissie ongegrond verklaard.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A is met verschillende taken belast. Als klassenmentor regelt hij stageplaatsen voor zijn leerlingen en bezoekt hen op de stagelocatie. Daarnaast is A stagecoördinator voor vier groepen. In die rol evalueert A met de respectievelijke klassenmentoren de reguliere stagebezoeken. Indien zich tijdens de stage een probleem voordoet met een van de leerlingen uit deze vier groepen, dan verschuift de begeleidende taak van de klassenmentor naar A. Bij crisissituaties adviseert A over een alternatieve aanpak en doet dit in samenspraak met de klassenmentor, ouders en instanties zoals Riagg en Jeugdzorg. Ook verzorgt hij in overleg met de ouders aanvragen voor een leerling bij het UWV, voor een jobcoach of een uitkering. De klassenmentor blijft eindverantwoordelijk voor de leerling. Als stagecoördinator legt A verantwoording af aan de schoolleiding. Tussen de collega-stagecoördinatoren bestaan geen hiërarchische verhoudingen. A is al langere tijd actief als hervormer van de stagepraktijk. In dat kader heeft hij onder meer een nieuw volg- en controlesysteem opgezet voor leerlingen en een opzet gemaakt voor het verwerken van stage-ervaringen in handelingsplannen. Ook heeft hij een nieuwe aanpak samengesteld voor het screenen van leerlingen voordat ze stage gaan lopen. A begeleidt leerlingen die hulp nodig hebben bij het uitbreiden van hun praktische en didactische vaardigheden. Daartoe zoekt hij naar lesstof en praktische oefeningen die vervolgens door collega's kunnen worden aangeboden aan de leerlingen. Wat zijn vakoverstijgende werkzaamheden betreft doelt A niet op het mentoraat maar op de koppeling tussen het vak Algemene techniek dat hij geeft en andere vakken. Zo werkt hij mee aan het vak Groen omdat de leerlingen in het vak Algemene techniek materialen maken voor het vak Groen. A heeft een autistische leerling en een leerling met adhd in zijn groep en geeft derhalve les aan een heterogene groep. Hij zoekt bij het vak Algemene techniek naar instructiemogelijkheden om deze twee leerlingen toch in één lokaal les te kunnen geven. Zo zet hij de autistische leerling achter de computer en de adhd-er aan een werkstuk waarop deze zijn energie kwijt kan. Hij hanteert een breed scala aan didactische werkvormen in zijn mentorlessen en gaat in die lessen na waar de behoeften liggen van de leerlingen bij lezen en rekenen en stemt hier zijn lessen op af. De werkgever voert aan dat A één van de drie stagecoördinatoren is van de school. Een van deze drie vormt het aanspreekpunt voor de schoolleiding en is belast met de beleidsmatige ontwikkeling van het stagecoördinatorschap. Daar is A niet mee belast. De klassenmentor en 104671/ uitspraak d.d. 4 februari 2011 2
Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering
niet de stagecoördinator is eindverantwoordelijk voor de leerling. Het mentoraat, het schrijven van handelingsplannen en het lesgeven aan heterogene groepen valt binnen de nieuwe functiebeschrijving van een docent LB. Deze, vooruitlopend op de functiemix, opnieuw beschreven functie heeft de werkgever, net zoals de nieuwe functiebeschrijving docent LC en LD, laten waarderen door drie verschillende gecertificeerde FUWA-deskundigen. De werkgever heeft voor zijn scholen nadrukkelijk afgezien van het voorbeeldmateriaal behorende bij de functiemix. Het hebben van een autistische leerling in de klas is niet onderscheidend voor de vraag of de groep heterogeen is samengesteld. De Commissie gaf al eerder een oordeel over de vraag of A is belast met heterogene groepen en gedifferentieerd lesgeven. Toen heeft de Commissie uitgesproken dat diens werkzaamheden de functie docent LB niet ontstegen, aldus de werkgever.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het bezwaar is gericht tegen een nieuwe beslissing als bedoeld in artikel 10.4 CAO VO en binnen de daartoe geldende termijn is ingediend, is de Commissie bevoegd van het bezwaar kennis te nemen en is het bezwaar ontvankelijk. Het bezwaar Het Convenant Leerkracht is opgesteld om een impuls te geven aan het aantrekkelijker maken van het beroep leraar en biedt verbeterde doorgroeikansen voor docenten. De functiemix is daarbij een belangrijk instrument. In dat kader is volgens artikel 11.5 CAO VO vereist dat de schoolorganisaties de docentfuncties LB, LC en LD actualiseren. In het Convenant hebben de VO-raad en de vakbonden voorbeeldmateriaal, ter inspiratie, opgenomen om te laten zien hoe de functiemix toegepast kan worden op de docentfuncties. Nieuw ontworpen functies dient het bevoegd gezag te laten waarderen door een gecertificeerd FUWA-deskundige. De Commissie stelt vast dat uit de stukken voldoende is gebleken dat de werkgever bij de actualisatie van de functiebeschrijvingen in het kader van de functiemix aan deze verplichting heeft voldaan. De Commissie toetst derhalve, met inachtneming van de kenmerken en scores van FUWA VO, of en op welk niveau de werkzaamheden van A inpasbaar zijn binnen dit functiebouwwerk en of deze werkzaamheden juist zijn gewaardeerd. In het Convenant Leerkracht is opgemerkt dat bij het samenstellen van eigen beleid ten aanzien van de functiemix rekening moet worden gehouden met de afspraken die in de CAO zijn vastgelegd. Een van die afspraken is dat het extra budget voor meer hogere leraarfuncties alleen bestemd is voor leraren met lesgeven als hoofdtaak. Dit wil volgens het Convenant zeggen dat zij in overwegende mate ("bedoeld is meer dan 60%") worden belast met een lestaak. Mede in dit verband merkt de Commissie op dat haar uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het zwaartepunt van de werkzaamheden van A ligt bij zijn werkzaamheden als stagecoördinator. Zijn werkzaamheden als mentor zijn tamelijk procesmatig gericht, terwijl de werkzaamheden als vakdocent in de door hem vervulde functie van ondergeschikt belang zijn. De verschillen tussen de gewijzigde functiebeschrijvingen voor de docent LB en LC komen tot uitdrukking op de kenmerken 2, 10 en 11 waar de docent LC een 4 scoort en de docent LB een 3. In de context van de functiebeschrijving is onder meer opgenomen dat de docent LC zorg draagt voor vakoverstijgend onderwijs. Het hieraan gekoppelde resultaatgebied in de functie104671/ uitspraak d.d. 4 februari 2011 3
Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering
beschrijving geeft aan dat vormgeving van inhoudelijke ontwikkelingen en advisering over onderwijskundige en didactische concepten en programma's wordt verlangd. Volgens de kenmerken en scores FUWA VO wordt voor het toekennen van een score 4 op kenmerk 2 (doel van de werkzaamheden) verlangd dat de functionaris beleidsontwikkelende werkzaamheden verricht, onderwijsprogramma's ontwikkelt of de werkzaamheden zijn gericht op de ontwikkeling en vernieuwing van het eigen vakgebied. Dat de werkzaamheden van A dit doel zouden hebben, is de Commissie niet gebleken. Onder beleidsontwikkelende werkzaamheden of het ontwikkelen van onderwijsprogramma's wordt volgens de kenmerken en scores FUWA VO verstaan: het vanuit de realiteit of op basis van geaggregeerde informatie, c.q. signalen uit de onderwijspraktijk of als gevolg van landelijke onderwijskundige ontwikkelingen, formuleren van probleemstellingen, signaleren van wenselijkheid of noodzaak tot vernieuwing van onderwijsprogramma's, alsmede het creatieve proces van het formuleren van (onderwijs)doelen, het zoeken naar instrumenten en het bepalen van concrete activiteiten, leerplannen, curricula of leermethoden. De Commissie is niet gebleken dat A belast is met een dergelijke wijze van onderwijsontwikkeling. Voorts heeft de werkgever hierover aangegeven dat juist de ontwikkeltaak is weggelegd bij een van de collega's van A. De Commissie merkt op dat het verwerken van stage-ervaringen in handelingsplannen en het afstemmen van de stageplaats op de kwaliteit van de leerling (screening) niet zozeer onderwijsontwikkelwerkzaamheden betreffen, maar uitvoerende taken die passen bij het niveau van een docent LB. Het samenwerken met collega’s van een ander vak kan niet worden gezien als vak-/leergebied overstijgende onderwijsontwikkelwerkzaamheden. Het overleg dat A voert met klassenmentoren over leerlingen is aan te merken als het afstemmen met en informeren van collega’s hetgeen behoort tot de reguliere werkzaamheden van een docent LB. In de huidige OP-functies van de werkgever zijn de, complexiteit verhogende, criteria gedifferentieerd lesgeven en heterogeen samengestelde groepen opgenomen in de functiebeschrijving docent LB en docent LC. Deze criteria zijn derhalve niet onderscheidend voor de vraag of de werkzaamheden van A zich op LB- of LC-niveau bevinden. Beide functies hebben een score 3 op kenmerk 7 (complexiteit van de beslissingen). De kenmerken en scores van FUWA VO verzetten zich hier niet tegen mits de feitelijke werkzaamheden daadwerkelijk op een score 3 uitkomen. In haar vorige uitspraak oordeelde de Commissie dat de beslissingen die A dient te nemen tot stand komen na interpretatie en beoordeling van niet duidelijk omlijnde keuzefactoren en een score 3 op kenmerk 7 rechtvaardigen. Dat dit thans anders is, is de Commissie niet gebleken. De Commissie stelt vast dat A overwegend is belast met het begeleiden van leerlingen in en rond de stagepraktijk. Hij signaleert sociaal-pedagogische problemen, bespreekt die en consulteert deskundigen. Deze werkzaamheden, ook bij crisissituaties, ontstijgen niet het LB-/schaal 10-niveau. Ter vergelijking wijst de Commissie op de voorbeeldfunctie schoolmaatschappelijk werker. Een dergelijke functionaris is belast met psychosociale hulp, heeft een vrij zelfstandige rol en wordt gewaardeerd op het niveau van schaal 10. Alles overziend zijn de werkzaamheden van A passend voor het niveau van een docent LB. Ten aanzien van kenmerk 10 (wijze van controle) geldt dat A op de peildatum niet was belast met onderwijsprogrammering, -ontwikkeling of beleidsontwikkeling zodat een daarmee samenhangende score 4 voor hem in beginsel niet van toepassing is. A wordt (achteraf) beoordeeld over de verzorgde lessen en behaalde resultaten als stagecoördinator. Daarbij past een score 3. Ten aanzien van kenmerk 11 (kennis) is de Commissie niet gebleken dat de werkzaamheden van A een brede of gespecialiseerde theoretische kennis van het vakgebied vereisen. Voor zijn functie geldt algemene nog niet tot op detailniveau benodigde kennis op het vakgebied zodat een score 3 op dit kenmerk passend is.
104671/ uitspraak d.d. 4 februari 2011 4
Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering
Ambtshalve overweging De keuze van de werkgever om gebruik te maken van het zogenoemde functietoewijzingsformulier heeft tot gevolg gehad dat er niet alleen is gesproken over de functie van de desbetreffende werknemer doch ook over diens functioneren. Dit is met name veroorzaakt door de in het formulier gebruikte terminologie. Dit verhoudt zich niet met de systematiek van FUWA-VO omdat dit systeem zich beperkt tot de beschrijving en waardering van de aan de werknemer opgedragen en door hem/haar verrichte werkzaamheden. De wijze waarop de desbetreffende werknemer de functie vervult speelt daarbij geen rol. De Commissie is gebleken dat niet in alle gevallen de inhoud van het formulier met de betreffende werknemer besproken is en deze duidelijk was wie het formulier had ingevuld. In die gevallen heeft de werknemer zich op dat moment niet kunnen verweren tegen de in het formulier ingevulde stellingen terwijl dit formulier ten grondslag ligt aan de uiteindelijke functietoewijzing. De Commissie acht deze gang van zaken onzorgvuldig en acht het te begrijpen dat hierover bij een aantal bezwaarden, waaronder A, onbegrip is ontstaan. Nu A zich zowel in de interne bezwarenprocedure als in de onderhavige procedure adequaat heeft kunnen verweren, en het bezwaar primair is gericht tegen het niet toewijzen van de functie van docent LC, is de Commissie bij de beoordeling van het bezwaar aan deze onzorgvuldigheden voorbijgegaan. Alles overziend zal de Commissie het bezwaar ongegrond verklaren.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het bezwaar ongegrond.
Aldus gedaan te Utrecht op 4 februari 2011 door H. in 't Veld, voorzitter, B.A. Béguin en mr. E. van Zadelhoff, leden, in aanwezigheid van mr. S.J.F. Schellens, secretaris.
H. in 't Veld voorzitter
mr. S.J.F. Schellens secretaris
104671/ uitspraak d.d. 4 februari 2011 5