Landelijke Commissie Geschillen WMS
SAMENVATTING 104590 - Adviesgeschil VO- artikel 11 onder h WMS (aanstelling schoolleiding) De MR heeft negatief advies uitgebracht over een voorgenomen besluit tot benoeming van de waarnemend rector tot rector. Het bevoegd gezag heeft besloten het advies van de MR niet over te nemen en de betrokken persoon te benoemen tot rector. Daarop heeft de MR een adviesgeschil aan de Commissie voorgelegd. Gelet op het gebruik van het woord 'besluit' in artikel 34 leden 1 en 2 WMS en de laatste volzin van artikel 34 lid 3 WMS gaat de Commissie ervan uit dat de wetgever in artikel 34 lid 3 WMS (waarin 'voorstel' staat) beoogd heeft te bepalen dat de Commissie dient te beoordelen of het bevoegd gezag bij het niet volgen van het advies van de MR niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Ten aanzien van de vraag of het bevoegd gezag het juiste toetsingskader heeft gehanteerd bij het nemen van het benoemingsbesluit, oordeelt de Commissie dat het feit dat het bevoegd gezag geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de MR om een aantal concrete meetpunten te formuleren, niet in de weg heeft gestaan aan een zorgvuldige afweging. Het verschil van mening of de kandidaat aan de criteria voldoet spitst zich voornamelijk toe op het criterium draagvlak c.q. vertrouwen. Mede gelet op de cultuurverschillen binnen de school en de verschillende visies op leiderschap tussen de beide vestigingen is de Commissie van oordeel dat het bevoegd gezag in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat er binnen de school voldoende draagvlak en vertrouwen bestond om tot de benoeming over te kunnen gaan. Het bevoegd gezag heeft bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen en het besluit kan in stand blijven.
UITSPRAAK in het geding tussen: de medezeggenschapsraad van het X College te B, verzoeker, hierna te noemen de MR en de Bestuurscommissie van het X College te B, verweerster, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: mr.drs. N.L.P. te Bos
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij verzoekschrift met bijlagen van 1 juni 2010, ingekomen op 6 juni 2010, heeft de MR een adviesgeschil aan de Commissie voorgelegd met betrekking tot de benoeming per 1 augustus 2010 van de waarnemend rector, de heer C, tot rector van het X College. Het bevoegd gezag heeft op 16 juni 2010 een aantal stukken ingediend. Op 24 juni 2010 heeft het bevoegd gezag een verweerschrift met bijlagen ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 juli 2010 te Utrecht. De MR werd ter zitting vertegenwoordigd door D, voorzitter, E, vice-voorzitter, F en G, leden MR. Het bevoegd gezag werd vertegenwoordigd door H, I, voorzitter respectievelijk secretaris van de Bestuurscommissie en J, ambtelijk secretaris, bijgestaan door de gemachtigde. 104590 / uitspraak d.d. 14-07-2010 Pagina 1 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
De MR heeft een pleitnotitie overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2.
DE FEITEN
Het X College is een openbare school voor voortgezet onderwijs. De school heeft twee vestigingen: op de locatie K wordt Havo-, Atheneum- en Gymnasium-onderwijs verzorgd, op de locatie L is de Mavo-afdeling gehuisvest. Bij brief van 21 april 2010 heeft het bevoegd gezag een voorgenomen besluit met betrekking tot de benoeming van M. C tot rector ter advisering voorgelegd aan de MR. De beoogde rector, tot dan toe lid van de directie, nam de functie waar sinds januari 2009. Een eerder voornemen om de heer C per 1 oktober 2009 tot rector te benoemen, is niet doorgezet vanwege een niet positief advies van de MR dat mede gebaseerd was op een enquête onder het personeel. Na overleg met de kandidaat en de MR heeft het bevoegd gezag de criteria vastgesteld aan de hand waarvan een besluit zou worden genomen over de benoeming per 1 augustus 2010. Deze criteria zijn opgenomen in een brief van het bevoegd gezag aan de MR van 15 maart 2010. Op 22 maart 2010 heeft de MR een aanvulling gegeven op deze criteria. Bij brief van 27 april 2010 heeft de MR het bevoegd gezag meegedeeld negatief te adviseren met betrekking tot de voorgenomen benoeming van de heer C per 1 augustus 2010. Bij brief van 6 mei 2010 heeft het bevoegd gezag de MR meegedeeld ondanks het negatieve advies over te zullen gaan tot tenuitvoerlegging van het besluit per 1 augustus 2010. In een brief van 12 mei 2010 heeft de MR het bevoegd gezag gewezen op het voorschrift van artikel 17 onder d WMS, inhoudende dat het bevoegd gezag, alvorens een definitief besluit te nemen, de MR in de gelegenheid dient te stellen nader overleg met hem te voeren. Daarop heeft het bevoegd gezag de MR bij schrijven van 16 mei 2010 uitgenodigd voor het voeren van nader overleg op 20 mei 2010. Na dit overleg heeft het bevoegd gezag bij schrijven van 26 mei 2010 aan de MR medegedeeld het besluit van 29 april 2010 te bevestigen. Hierop heeft de MR het adviesgeschil bij de Commissie ingediend.
3.
HET STANDPUNT VAN DE MR
De MR stelt dat door de benoeming van de heer C de belangen van de school in ernstige mate worden geschaad. De MR is tot het advies gekomen na toetsing aan de afgesproken beoordelingscriteria. De MR merkt daarbij op dat het bevoegd gezag bij het nemen van het benoemingsbesluit verzuimd heeft aan (al) deze criteria te toetsen. Ook indien uitsluitend wordt uitgegaan van de criteria, geformuleerd in de brief van het bevoegd gezag van 15 maart 2010, en derhalve wordt voorbijgegaan aan de aanvulling van de MR van 22 maart 2010, is de toetsing door het bevoegd gezag niet zorgvuldig geweest. Op het gebied van het pedagogisch beleid heeft de heer C als waarnemend rector slechts een beleidsdocument geproduceerd dat ook thans nog alleen in een werkversie bestaat en niet is vastgesteld. De onderwijsopbrengsten vertonen weliswaar een positief beeld, maar dat is het gevolg van beleid dat al geruime tijd geleden is ingezet en dus niet aan de waarnemend rector kan worden toegeschreven. Op het gebied van financiën schiet de waarnemend rector zodanig tekort dat het nodig blijkt een controller aan te stellen om deze lacune te vullen. Wat betreft de verzelfstandiging van de school hebben het bevoegd gezag en de MR de nodige inspanningen verricht; van een concrete invloed van de waarnemend rector op dit proces is geen sprake. 104590 / uitspraak d.d. 14-07-2010 Pagina 2 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
De plannen met betrekking tot de nieuwbouw van de school liggen stil, zodat ook niet kan worden gezegd dat de waarnemend rector daarop een positieve invloed heeft gehad. Voorts ontbreekt het op de school aan strategisch HRM-beleid, hetgeen een van de criteria was. In het kader van het governance-traject, waarbij verantwoordelijkheden lager in de organisatie worden gelegd, is behoefte aan sterk leiderschap. Op dit gebied heeft de waarnemend rector zich niet onderscheiden. Hij beschikt onvoldoende over de vereiste communicatieve vaardigheden en is niet het boegbeeld, waar de school in deze periode behoefte aan heeft. Het volgen van een coachingstraject is onvoldoende om de toekomst op dit vlak gerust tegemoet te zien. Ten slotte ontbeert de waarnemend rector voldoende draagvlak binnen de school, hetgeen gebleken is in gesprekken die de MR heeft gevoerd binnen de school. Met name op de Havo/Vwo-vestiging ontbreekt het draagvlak voor de benoeming. Twee van de vier daar werkzame teams steunen de benoeming niet. Ten slotte stelt de MR desgevraagd dat de belangen van de school ernstig geschaad worden door de benoeming. Er bestaat met name de vrees dat het governance-model geen succes wordt, als gevolg van de te geringe communicatieve vaardigheden van de heer C. Dat zal leiden tot een ongewenst verloop van personeel, aldus de MR.
4.
HET STANDPUNT VAN HET BEVOEGD GEZAG
Het bevoegd gezag stelt, dat het de procedure tot benoeming van de nieuwe rector, zorgvuldig en in nauw overleg met onder meer de MR heeft gevoerd met als oogmerk de rust op de school te bewaren. Procedureel is er in eerste instantie niet helemaal correct gehandeld door geen toepassing te geven aan artikel 17 onder d WMS, maar dit gebrek is hersteld door de MR op 20 mei 2010 alsnog in de gelegenheid te stellen tot het voeren van overleg. Volgens het bevoegd gezag is de MR bij de totstandkoming van het negatieve advies in onvoldoende mate uitgegaan van het in de brief van 15 maart 2010 neergelegde toetsingskader. Daarbij komt dat de beoogde rector in januari 2009 tot waarnemend rector is benoemd in de verwachting en het vertrouwen dat hij de functie van rector naar behoren zou kunnen gaan vervullen. Uit eigen waarnemingen van het bevoegd gezag en uit drie met de heer C als waarnemend rector gevoerde beoordelingsgesprekken is gebleken dat hij dit vertrouwen niet heeft beschaamd. Er zijn belangrijke stappen gezet bij het vergroten van de onderwijsopbrengsten. Dat die trend al eerder was ingezet, doet aan de prestatie van de heer C niet af. Overigens was de heer C eerder lid van de algemene directie en belast met de portefeuille onderwijs. Dat de rector gebruik maakt van de financiële kennis van derden is geen probleem; het gaat erom dat hij leiding kan geven aan belangrijke processen, iets waarin de heer C is geslaagd. Voorts is de heer C wel degelijk en op succesvolle wijze nauw betrokken geweest bij de processen op het gebied van verzelfstandiging en nieuwbouw. Op HRMgebied heeft hij zich onderscheiden door het succesvol invoeren van de functiemix. Wat betreft draagvlak wijst het bevoegd gezag er op dat de benoeming van de heer C tot rector door de afdelingsmanagers unaniem wordt gesteund. Binnen de teams bestaat wel verdeeldheid, die te verklaren is uit bestaande cultuurverschillen tussen de beide vestigingen van de school. Met name op de Havo/Vwo-vestiging bestaat weerstand tegen de benoeming. Niettemin is het bevoegd gezag van mening dat er voldoende draagvlak is om tot de benoeming over te gaan nu twee van de vier teams op de desbetreffende vestiging te kennen hebben gegeven niet tegen de benoeming te zijn. Ook uit gesprekken met de overige geledingen binnen de school heeft het bevoegd gezag de conclusie getrokken dat er sprake is van voldoende draagvlak. Coaching van de heer C op het vlak van communicatie is gericht op het leidinggeven aan een organisatie waarin de verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Dat de benoeming de belangen van de school ernstig schaadt, is op geen enkele wijze gebleken. Er is geen sprake van een groter personeelsverloop dan andere jaren en het bevoegd gezag zal door het voeren van exit-gesprekken zonodig peilen of de benoeming van invloed is geweest op de beslissing van docenten om ontslag te nemen. Tot op heden zijn dergelijke signalen door de afdelingsmanagers niet ontvangen, aldus het bevoegd gezag. 104590 / uitspraak d.d. 14-07-2010 Pagina 3 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
5.
OORDEEL VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid van de Commissie en de ontvankelijkheid van het verzoek
Op grond van artikel 31 aanhef en onder c WMS is de Commissie bevoegd van het geschil kennis te nemen indien het bevoegd gezag een besluit heeft genomen waarover ingevolge artikel 11 WMS dan wel ingevolge het medezeggenschapsreglement advies door de MR is uitgebracht, het bevoegd gezag daarbij het uitgebrachte advies niet of niet geheel volgt en de MR van oordeel is dat daardoor de belangen van de school of de belangen van de MR ernstig worden geschaad. Het bevoegd gezag heeft in afwijking van het advies van de MR besloten de heer C per 1 augustus 2010 te benoemen tot rector en de MR heeft gesteld dat daardoor de belangen van de school ernstig worden geschaad. Voorts heeft de MR het geschil binnen de in artikel 34 lid 2 WMS geldende termijn van 6 weken ingediend. Derhalve oordeelt de Commissie zich bevoegd van het geschil kennis te nemen en acht zij het verzoek van de MR ontvankelijk.
Het toetsingskader Op grond van artikel 34 lid 3 WMS dient de Commissie te beoordelen of het bevoegd gezag bij het niet volgen van het advies van de MR bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen (onderstreping van de Commissie). Gelet op het gebruik van het woord ‘besluit’ in artikel 34 leden 1 en 2 WMS in samenhang met de laatste volzin van artikel 34 lid 3 WMS gaat de Commissie ervan uit dat de wetgever in artikel 34 lid 3 beoogd heeft te bepalen dat de Commissie dient te beoordelen of het bevoegd gezag bij het niet volgen van het advies van de MR niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Vervolgens dient de Commissie ingevolge artikel 34 lid 3 laatste volzin WMS bindend uit te spreken of het betrokken besluit al dan niet in stand kan blijven. Het geschil Ten aanzien van de bij de totstandkoming van het besluit door het bevoegd gezag gevolgde procedure overweegt de Commissie dat het bevoegd gezag aanvankelijk weliswaar heeft verzuimd het in artikel 17 onder d WMS genoemde overleg te voeren alvorens een definitief besluit te nemen, maar dat dit verzuim voldoende is hersteld door op 20 mei 2010 alsnog overleg te voeren en vervolgens op 26 mei 2010 het definitieve besluit mede te delen aan de MR. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of het bevoegd gezag het juiste toetsingskader heeft gehanteerd bij het nemen van het benoemingsbesluit. Het bevoegd gezag heeft getoetst aan de op 15 maart 2010 vastgestelde kaders. Dat het bevoegd gezag geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de MR - zoals verwoord in de e-mail van 22 maart 2010 - om een aantal concrete meetpunten te formuleren, heeft naar het oordeel van de Commissie niet in de weg gestaan aan een zorgvuldige afweging, leidend tot het bestreden besluit. Het ontbreken van concrete meetpunten heeft er, blijkens uitlatingen van het bevoegd gezag ter zitting, niet aan in de weg gestaan dat de in de e-mail van de MR genoemde criteria (pedagogischdidactisch klimaat, opzetten strategisch HRM-beleid en vertrouwen) een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming van het bevoegd gezag. Daarbij komt dat een deel van deze criteria, zij het wellicht in enigszins andere bewoordingen, reeds deel uitmaakten van het toetsingskader zoals geformuleerd in de brief van het bevoegd gezag van 15 maart 2010. Partijen verschillen tevens van mening over de vraag of de beoogd rector in voldoende mate aan de gestelde criteria voldoet. Het verschil van mening spitst zich voornamelijk toe op het criterium draagvlak c.q. vertrouwen. 104590 / uitspraak d.d. 14-07-2010 Pagina 4 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
Het bevoegd gezag heeft de mening gepeild van alle geledingen binnen de school. Alvorens het besluit tot benoeming te nemen, heeft het bevoegd gezag maatregelen getroffen, bestaande uit het vaststellen van een coachingstraject voor de nieuwe rector en het versterken van het financiële management door het aantrekken van een controller. Mede gelet op de cultuurverschillen binnen de school en de verschillende visies op leiderschap tussen de beide vestigingen is de Commissie van oordeel dat het bevoegd gezag in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat er binnen de school voldoende draagvlak en vertrouwen bestond om tot de benoeming over te kunnen gaan. Ten aanzien van de overige gehanteerde criteria verschillen partijen weliswaar van mening over de vraag in welke mate de nieuwe rector daaraan voldoet, maar deze verschillen zijn niet zodanig groot dat daarop het oordeel zou kunnen worden gebaseerd dat het bevoegd gezag het besluit over de benoeming niet in redelijkheid heeft kunnen nemen. Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om, in afwijking van het advies van de MR, de heer C met ingang van 1 augustus 2010 te benoemen tot rector.
6.
UITSPRAAK
Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie: a. dat het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de heer M. C per 1 augustus 2010 te benoemen tot rector; b. dat dit besluit in stand kan blijven. Aldus gedaan te Utrecht op 14 juli 2010 door mr. D.J.B. de Wolff, voorzitter, prof. mr. D. Mentink en mr. W.J.J. Beurskens, leden, in aanwezigheid van mr. M. Smulders, secretaris.
mr. D.J.B. de Wolff voorzitter
mr. M. Smulders secretaris
Tegen deze uitspraak staat op grond van artikel 36 lid 3 WMS beroep open bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep wordt ingediend binnen een maand nadat het bevoegd gezag dan wel de MR van de uitspraak op de hoogte is gesteld. Op grond van artikel 36 lid 4 WMS kan het beroep uitsluitend worden ingesteld ter zake dat de Commissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de wet.
104590 / uitspraak d.d. 14-07-2010 Pagina 5 van 5