Landelijke Commissie Geschillen WMS
SAMENVATTING 104464 - Interpretatiegeschil VO - artikel 16 lid 2 onder a en b WMS (hoofdlijnen meerjarig financieel beleid en criteria verdeling middelen over voorzieningen op (boven)schools niveau) De GMR en het bevoegd gezag verschillen van mening over de vraag of de GMR adviesbevoegdheid toekomt m.b.t. het werven en aanstellen van een interim-manager en m.b.t. de te maken kosten die voortvloeien uit het ontslag van een rector. Aangezien de interim-manager niet is belast met bovenschoolse zaken is ingevolge artikel 11 onder h WMS de MR van de betrokken school en niet de GMR bevoegd te adviseren over de aanstelling van de interim-manager. Partijen zijn het erover eens dat de vastgestelde notitie 'Weerstandsvermogen' deel uitmaakt van het financieel beleid. In die notitie is aangegeven voor welke risico's het weerstandsvermogen gebruikt kan worden. De kosten die voortvloeien uit het ontslag van een rector en het aanstellen van een interim-manager zijn ten laste van het schoolbudget en daar waar nodig ten laste van het weerstandsvermogen gebracht. Daarmee is het weerstandsvermogen gebruikt conform de criteria (zoals beschreven door het bevoegd gezag in een beleidsnotitie waar de GMR mee heeft ingestemd) waarvoor het is bedoeld en is er naar het oordeel van de Commissie geen sprake van een wijziging van de voorgenomen bestemming van de financiële middelen die ter advisering aan de GMR voorgelegd had moeten worden.
UITSPRAAK in het geding tussen: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A, verzoeker, hierna te noemen de GMR en het College van Bestuur van A, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: mr.drs. N.L.P. te Bos
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij verzoekschrift met bijlagen van 8 februari 2010, ingekomen op 8 februari 2010 en aangevuld op 15 februari en 10 maart 2010 heeft de GMR een interpretatiegeschil voorgelegd aan de Commissie ter zake van artikel 16 lid 2 onder a en b WMS en artikel 22 sub a en b GMR-reglement in samenhang met de artikelen 8 lid 1 en 17 WMS en artikel 18 lid 3 GMR-reglement. Het bevoegd gezag heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 11 maart 2010. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 april 2010. De GMR werd vertegenwoordigd door C, voorzitter GMR en D, lid GMR. Het bevoegd gezag werd vertegenwoordigd door E, bestuursmanager A, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. De GMR heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2.
DE FEITEN
104464 / uitspraak d.d. 19-05-2010 Pagina 1 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
Sinds 1 maart 2006 maken zes openbare scholen deel uit van A: scholengemeenschap F, scholengemeenschap M, Praktijkschool G te B, scholengemeenschap H te K, scholengemeenschap I College en Praktijkschool J te N. Met ingang van 20 november 2009 is de rector van het I College op non-actief gezet en per 1 januari 2010 is hij ontslagen. Een interim-manager is met ingang van 23 november 2009 aangesteld met als taak de schoolleiding van het I College waar te nemen. De GMR is op 24 november 2009 geïnformeerd over de schorsing en het voorgenomen ontslag van de rector en over het aanstellen van de interim-manager. Het bevoegd gezag heeft met betrekking tot de werving van personeel en een gezonde financiële huishouding respectievelijk de beleidsnotities “Mobiliteit, interne werving, voorkeursbehandeling eigen personeel en terugkeerrecht” respectievelijk “Weerstandsvermogen, bovenschoolse reserves en bapovoorzieningen” opgesteld. De GMR heeft in 2008 ingestemd met de notitie over de werving van personeel en in 2007 positief geadviseerd over de notitie ten aanzien van het weerstandsvermogen. Omdat partijen van mening verschillen over de vraag of de GMR adviesrecht heeft ter zake van de financiële gevolgen die het ontslag van de rector en het aanstellen van de interim-manager met zich meebrengen, heeft de GMR onderhavig geschil aan de Commissie voorgelegd.
3.
HET STANDPUNT VAN DE GMR
De GMR voert aan dat de beleidsnotitie “Weerstandsvermogen” beschrijft welke kosten ten laste van alle scholen komen maar dat daaruit niet volgt dat aan de GMR geen advies meer gevraagd moet worden als deze kosten gemaakt worden. Nu de kosten die met het ontslag van de rector en het aanstellen van de interim-manager gemoeid gaan (juridische kosten, ontslagvergoeding, kosten interim-management) leiden tot een grote wijziging van de voorgenomen bestemming van de financiële middelen, had het bevoegd gezag op grond van artikel 16 lid 2 onder a en b WMS en artikel 22 lid a en b GMR-reglement een adviesaanvraag aan de GMR moeten voorleggen. De kosten kunnen, mede gezien het gegeven dat niet duidelijk is tot wanneer de interim-manager blijft, zeer hoog oplopen. Dit zal op alle scholen van de A drukken omdat het weerstandsvermogen van de Onderwijsgroep hierdoor zwaar belast wordt. Met de plicht om advies aan te vragen hangt samen de plicht om de aanvraag tijdig aan de GMR voor te leggen. Het een noch het ander is gebeurd. Op grond van artikel 8 WMS had het bevoegd gezag de GMR in ieder geval tijdig moeten informeren. Ook dat heeft het bevoegd gezag nagelaten. Zou dat wel zijn gebeurd dan had overlegd kunnen worden over minder kostbare oplossingen. In dat verband had het bevoegd gezag ook een voorstel voor het werven en aanstellen van een interim-manager ter advisering aan de GMR moeten voorleggen. Hierover bestaan geen vastgestelde afspraken aangezien de notitie die gaat over het werven van personeel niets vermeldt over het werven van een interim-manager. Door de GMR op geen enkele wijze te betrekken bij het werven en aanstellen van de interim-manager is het bevoegd gezag in gebreke gebleven, aldus de GMR
4.
HET STANDPUNT VAN HET BEVOEGD GEZAG
Het bevoegd gezag voert aan dat niet de GMR maar de MR op grond van artikel 11 sub h WMS bevoegd is om te adviseren over de aanstelling of het ontslag van de schoolleiding. Alleen als het gaat om een schoolleider die belast is met managementtaken ten behoeve van meer dan een school komt die bevoegdheid op grond van artikel 16 lid 2 onder c WMS toe aan de GMR. Daarvan is op het I College geen sprake en daarom is de adviesaanvraag over het ontslag van de rector en het aanstellen van de interim-manager in december 2009 voorgelegd aan de MR. De kosten die voortvloeien uit het ontslag van de rector en het aanstellen van de interim-manager komen ten laste van het schoolbudget en zo nodig ten laste van het bovenschools weerstandsvermogen. Daarmee 104464 / uitspraak d.d. 19-05-2010 Pagina 2 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
wordt uitvoering gegeven aan de beleidsnotitie “Weerstandsvermogen”, die in 2007 is vastgesteld na een positief advies van de GMR. Niet kan worden gesteld dat met het maken van genoemde kosten het vastgestelde meerjarig financieel beleid is gewijzigd. Er is dan ook geen sprake van een voorstel zoals bedoeld in artikel 16 lid 2 onder a WMS, aldus het bevoegd gezag.
5.
OORDEEL VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid van de Commissie en de ontvankelijkheid van het verzoek
Op grond van artikel 31 aanhef en onder d WMS is de Commissie bevoegd van een geschil kennis te nemen indien het bevoegd gezag en de GMR van mening verschillen over de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens de WMS dan wel het bepaalde in het medezeggenschapsreglement of het medezeggenschapsstatuut. Partijen verschillen van mening over de vraag of de GMR adviesbevoegdheid toekomt met betrekking tot de te maken kosten die voortvloeien uit het ontslag van een rector en het werven en aanstellen van een interim-manager. Aangezien de bevoegdheden van de GMR geregeld zijn in de WMS en in het GMR-reglement, is er sprake van een verschil van mening over het bepaalde in de WMS en het GMR-reglement. Op grond van artikel 31 onder d WMS is de GMR bevoegd dit geschil aan de Commissie voor te leggen. Derhalve oordeelt de Commissie zich bevoegd van het geschil kennis te nemen en acht zij het verzoek ontvankelijk.
Het toetsingskader Op grond van artikel 35 WMS dient de Commissie bindend uitspraak te doen over de vraag welke interpretatie aan het bepaalde bij of krachtens de WMS dan wel het medezeggenschapsreglement dient te worden gegeven. Dit betekent voor dit geschil dat de Commissie zich dient uit te spreken over de interpretatie van de artikelen 16 lid 2 onder a en b WMS en artikel 22 onder a en b GMR-reglement in samenhang met de artikelen 8 lid 1 en 17 WMS en artikel 18 lid 3 GMR-reglement. De interpretatie Het werven en aanstellen van de interim-manager Artikel 11 onder h WMS bepaalt dat de MR adviesrecht heeft met betrekking tot de aanstelling of het ontslag van de schoolleiding. Al eerder heeft de Commissie uitgesproken dat dit artikel zich mede uitstrekt over een tijdelijke aanstelling, ook als deze op interim-basis plaatsvindt. Als het gaat om de aanstelling of het ontslag van personeel dat is belast met managementtaken ten behoeve van meer dan een school komt het adviesrecht op grond van artikel 16 lid 2 onder c WMS toe aan de GMR. Aangezien de interim-manager die op het I College is aangesteld niet is belast met bovenschoolse taken, komt het adviesrecht over zijn aanstelling toe aan de MR van het I College. De vraag of het bevoegd gezag de voorschriften die gelden ten aanzien van de adviesaanvraag en die zijn beschreven in artikel 17 WMS, heeft nageleefd kan buiten beschouwing blijven nu het adviesrecht over de aanstelling van de interim-manager aan de MR en niet aan de GMR toekomt. Ten aanzien van de vraag of het bevoegd gezag de GMR niettemin op grond van artikel 8 lid 1 WMS had moeten informeren oordeelt de Commissie dat dit niet het geval is omdat artikel 9 WMS bepaalt dat artikel 8 (algemeen informatierecht) van overeenkomstige toepassing is op de GMR als het onderwerp in kwestie van gemeenschappelijk belang is voor alle of voor de meerderheid van de scholen van het bevoegd gezag. Daarvan is geen sprake als het gaat om het aanstellen van een 104464 / uitspraak d.d. 19-05-2010 Pagina 3 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
interim-manager op één school. Op grond van artikel 18 lid 3 van het GMR-reglement had het bevoegd gezag het voorstel dat ter advies aan de MR is voorgelegd wel gelijktijdig ter kennisgeving aan de GMR moeten voorleggen. De Commissie heeft niet kunnen vaststellen of dat is gebeurd. Wel staat vast dat het bevoegd gezag de GMR heeft geïnformeerd voordat de adviesaanvraag bij de MR is neergelegd. Daarmee is de GMR naar het oordeel van de Commissie tijdig geïnformeerd, mede gelet op het feit dat het adviseren over het aanstellen van de interim-manager een bevoegdheid van de MR is. De redenering dat het bevoegd gezag een adviesaanvraag aan de GMR had moeten voorleggen omdat in de notitie over het werven van personeel niet expliciet de mogelijkheid om een interimmanager te werven is beschreven, kan de Commissie niet volgen. In de notitie staat dat voor managementfuncties in eerste instantie intern wordt geworven. Naar het oordeel van de Commissie laat dat de mogelijkheid open om op enig moment extern een interim-manager te werven. Door een interim-manager te werven is er naar het oordeel van de Commissie dan ook geen sprake van een nieuw of gewijzigd wervingsbeleid. Het vaststellen of wijzigen van het meerjarig financieel beleid Artikel 16 lid 2 onder a en b WMS en artikel 22 onder a en b GMR-reglement bepalen dat de GMR adviesrecht heeft ten aanzien van besluiten met betrekking tot de vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die aan het bevoegd gezag ten behoeve van elk van de scholen uit de openbare kas zijn toegerekend of van anderen zijn ontvangen en ten aanzien van besluiten met betrekking tot de criteria die worden toegepast bij de verdeling van deze middelen over voorzieningen op bovenschools niveau en schoolniveau. Partijen zijn het er over eens dat de notitie “Weerstandsvermogen” deel uitmaakt van de hoofdlijnen van het financieel beleid en dat het weerstandsvermogen past binnen de normen die zijn vastgesteld door het ministerie van OCW (tussen de 10% tot 40% van de totale exploitatie). De doelstelling die in de notitie “Weerstandsvermogen” is beschreven, is te streven naar een gezonde financiële huishouding. Dat kan volgens de notitie bereikt worden door voldoende reserves te vormen waaruit voorziene, maar ook onvoorziene uitgaven worden gedekt. Het weerstandsvermogen bevat de reserves die nodig zijn om risico’s mee af te dekken. In de notitie is aangegeven voor welke risico’s ten behoeve van alle scholen het weerstandsvermogen gebruikt kan worden. Daaronder vallen de risico’s juridische ondersteuning voor personele vraagstukken indien deze kosten uitstijgen boven 0,2% van de exploitatie, personele frictie voor zover de scholen niet beschikken over vrij te besteden reserves en meerkosten van interim-management. De kosten die voortvloeien uit het ontslag van een rector en het aanstellen van een interim-manager zijn ten laste van het schoolbudget en daar waar nodig ten laste van het weerstandsvermogen gebracht. Daarmee is het weerstandsvermogen conform de beschreven criteria gebruikt waarvoor het is bedoeld en is er naar het oordeel van de Commissie aldus geen sprake van een wijziging van de voorgenomen bestemming van de financiële middelen die ter advisering aan de GMR voorgelegd had moeten worden.
6.
UITSPRAAK
Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat: • het besluit om aan het I College een interim-manager aan te stellen een aangelegenheid is als bedoeld in artikel 11 onder h WMS, ten aanzien waarvan niet de GMR doch de MR van het I College adviesrecht heeft; • de kosten die voortvloeien uit het ontslag- en aanstellingsbesluit niet hebben geleid tot een besluit tot wijziging van het financieel beleid zodat de GMR advies ter zake geen adviesrecht heeft.
104464 / uitspraak d.d. 19-05-2010 Pagina 4 van 5
Landelijke Commissie Geschillen WMS
Aldus gedaan te Utrecht op 19 mei 2010 door prof.mr. I.P. Asscher-Vonk, voorzitter, drs. K.A. Kool en prof.mr. D. Mentink, leden, in aanwezigheid van mr. A.A. Veraart, secretaris.
prof.mr. I.P. Asscher-Vonk voorzitter
mr. A.A. Veraart secretaris
Tegen deze uitspraak staat op grond van artikel 36 lid 3 WMS beroep open bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep wordt ingediend binnen een maand nadat het bevoegd gezag dan wel de MR van de uitspraak op de hoogte is gesteld. Op grond van artikel 36 lid 4 WMS kan het beroep uitsluitend worden ingesteld ter zake dat de Commissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de wet.
104464 / uitspraak d.d. 19-05-2010 Pagina 5 van 5