Samen voor perspectief 2020
De ontwikkelingen in de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap zijn de laatste jaren in een echte stroomversnelling gekomen. Zoals steeds gaat deze periode van verandering samen met een groot aantal nieuwe begrippen en afkortingen: persoonsvolgende financiering (PVF), basisondersteuningsbudget (BOB), Multfunctioneel Centrum (MFC), Flexibel aanbod meerderjarigen (FAM), en zo kunnen we nog even verder gaan. We gaan deze namiddag niet kunnen ingaan op alles wat er al bezig is en wat er nog staat te gebeuren. Veel zaken zijn nog zo nieuw dat er nog voortdurend ontwikkelingen en veranderingen zijn. We gaan dus niet op alle details ingaan en de hinderpalen opzoeken die er uiteraard zijn. Vooral die ontwikkelingen waarbij de diensten en voorzieningen uit de eerstelijnszorg betrokken zijn, zullen aan bod komen. Ook daar kunnen we nog geen volledig afgewerkte plannen presenteren. Het is immers net de bedoeling dat deze hulpverleners en de ondersteuning vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, afgekort V.A.P.H., elkaar vinden in een samenwerking rond personen met een handicap. Deze mag en zal per Vlaamse regio verschillen. Het gevolg is een stuk onzekerheid, maar tegelijk ook een kans om op de werkvloer een samenwerking op te zetten die ten volle rekening kan houden met de vragen van de persoon met een handicap. We gaan deze namiddag even stilstaan bij hoe het nu is, wat het VAPH verstaat onder een persoon met een handicap en hoe we graag zouden hebben dat de ondersteuning in de toekomst uitgebouwd wordt, hopende dat 1+1 ditmaal 3 mag zijn.
1. Hoe is het nu in 2014? Casus: P. wordt in 1948 geboren in een doorsnee Kempens gezin in Hoogstraten. Bij de overgang van kleuter- naar de lagere school wordt duidelijk dat ze een verstandelijke handicap heeft. In de gewone school kan ze niet mee. Omdat het niet anders kan, gaat P. op internaat waar er wel aangepast onderwijs kan gegeven worden. Ze blijft 12 jaar in het internaat, waar ze een aantal vaardigheden verwerft en bijleert. Dit stopt echter als P. 20 jaar wordt. Ze komt terug naar huis en kan in 1968 starten met werken in de beschutte werkplaats in Turnhout. Dit loopt een aantal jaren goed. Met de loop der jaren wordt het werk echter ingewikkelder. P. voelt zich niet meer echt gelukkig op de beschutte werkplaats. Uiteindelijk blijft ze thuis en helpt ze voor zover ze kan mee op de boerderij. P. mist echter de contacten met andere mensen en heeft behoefte aan andere bezigheden. Een opname in een dagcentrum in 1980 is voor haar, op 32-jarige leeftijd, een ideale oplossing. Het dagcentrum in Turnhout wordt haar werkplek. Elke werkdag stapt ze op het busje. P. en haar familie zijn voor vele jaren verzekerd van een goede opvang. Ook als haar vader overlijdt in 2001, kan deze opvang verder gezet worden. Geleidelijk aan wordt P. echter ouder en begint meer verzorging te vragen. Ook moeder begint door het ouder worden stilaan te sukkelen met de gezondheid en wil graag zekerheid voor de toekomst. P. krijgt van de Regionale Prioriteitencommisie de status prioritair te bemiddelen toegekend. Als in 2013 in Merksplas een gepaste plaats komt in
1
een woonvoorziening, kan P. de overstap zetten en samen met moeder en familie een nieuw begin maken in een nieuwe woonomgeving. Mensen met een handicap geven, net als iedereen, op verschillende manieren vorm aan hun leven. Ze wonen zelfstandig of nog thuis bij hun familie. Ze kunnen zich hierbij laten ondersteunen door eerstelijnsdiensten of specifieke diensten van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (V.A.P.H.). Voor dagbesteding kunnen ze beroep doen op dagcentra of diensten voor begeleid werken. Het Steunpunt Vrije tijd Gehandicapten Kempen geeft ondersteuning bij de vrijetijdsbesteding. Als het zelf niet meer lukt, of hun familie wegvalt, kunnen ze terecht bij voorzieningen die woonopvang bieden. Op het eerste zicht is het dus allemaal mooi geregeld in de Kempen en moeten mensen met een handicap zich geen zorgen maken. Spijtig genoeg is de realiteit een beetje anders. Het loopt voor iedereen niet even vlot. Het is in de Kempen niet anders dan in de rest van Vlaanderen. Ongerustheid over lange wachtlijsten, juridisch opeisen van dringende zorg, schrijnende situaties in beeld op tv, … de berichten in de media geven aan dat er een probleem is. De zorg en ondersteuning, die aan mensen met een handicap gegeven worden in Vlaanderen, zijn kwalitatief zeer goed, maar er is te weinig plaats om iedereen te bedienen. De ongerustheid over de toekomst bij mensen met een handicap blijft toenemen en vergroot het probleem. Om een oplossing te krijgen in de toekomst, wil iedereen een plaatsje op de wachtlijst, ook als het vandaag nog niet nodig is. In de praktijk zien we dan ook een aantal tegenstrijdige zaken. Een aantal mensen hebben nu al een totaaloplossing binnen een voorziening ingenomen om er zeker van te zijn dat de toekomst verzekerd is. Tegelijk brengt dit met zich mee dat er geen plaats is voor een aantal anderen die vandaag dringend deze opvang en ondersteuning nodig hebben. De realiteit is vandaag jammer genoeg dat je ofwel een totaaloplossing hebt waarin alles begrepen zit, ofwel dat je geen oplossing hebt en dat je het zelf of met je familie moet doen met ondersteuning van de eerstelijnsdiensten. Duidelijk is dat de wachtlijstproblematiek niet alleen opgelost kan worden met uitbreiding van capaciteit en plaatsen. De evoluties in onze samenleving met een stijging van het aantal mensen dat zorg en ondersteuning nodig heeft vraagt om een brede aanpak, die voor mensen met een handicap uitgewerkt werd in het plan Perspectief 2020. In eerste instantie lijken een aantal van de keuzes die erin gemaakt worden, een verschuiving van de lasten naar de eerstelijnsdiensten. Het gaat echter om een indruk. De hervormingen binnen de sector VAPH moeten immers leiden tot een betere ondersteuning van deze diensten bij de zorg die ze nu in vele gevallen ook al bieden aan mensen met een handicap. Dit kan echter enkel lukken als we de samenwerking goed organiseren.
2. Heeft elke mens met een beperking een handicap volgens het VAPH? Casus: Een bejaarde vrouw van 80 jaar woont samen met haar 50-jarige zoon, die lijdt aan de ziekte van Korsakov. Door zijn ziekte is hij erg verward, loopt doelloos rond en is erg passief. De zorg wordt zwaar voor moeder, ook omdat ze zelf met haar gezondheid
2
sukkelt. Thuishulp komt 3 maal per week een halve dag. Thuishulp, zorgcoördinator, sociale dienst zoeken samen met een broer die de ernst van de situatie inziet, naar andere mogelijkheden. Een opname in een psychiatrisch ziekenhuis is in het verleden geen oplossing gebleken. Kan een voorziening VAPH hier een oplossing bieden, eventueel via een aantal dagen dagopvang? Ervaringsstelling: Tussen wal en schip. OCMW’s, begeleid wonen CAW en andere reguliere diensten worden regelmatig geconfronteerd met vragen naar hulpverlening en begeleiding van jongvolwassenen die te zwak zijn om zelfstandig op een deftige manier te kunnen leven. Vaak zijn het jongeren die Buitengewoon Onderwijs gevolgd hebben en dan het huis uit moeten of willen. Het zijn vaak mentaal zwakkere jongeren, maar zonder VAPH-erkenning. Voordat we verder ingaan op de nieuwe perspectieven moeten we even stilstaan bij de omschrijving van een mens met een handicap. In de dagelijkse samenwerking zorgt dit immers voor verwarring. Het is niet altijd even duidelijk wanneer het VAPH vindt dat je een handicap hebt en dat je hiervoor ondersteuning kan krijgen. We doen een poging om hierin iets meer duidelijkheid te brengen, voor zover dit mogelijk is. Het VAPH sluit voor de omschrijving aan bij wat er internationaal aanvaard wordt. Een handicap is een langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren". Deze ruime omschrijving van het begrip handicap betekent dat de groep mensen die een vraag kunnen stellen naar een of andere vorm van ondersteuning, gefinancierd door het VAPH, gevoelig groter wordt. In de praktijk merken we dat de duidelijkheid hierdoor zeker niet groter wordt. In het verleden was de afbakening van de groep duidelijker. Het ging om mensen die een verstandelijke beperking, een motorische handicap hadden of blind of doof waren. Het moest ook gaan om een handicap die aanwezig was bij de geboorte of kort nadien tot uiting kwam. Ondertussen is de groep verder uitgebreid: de mensen met een autismespectrumstoornis, niet aangeboren handicap ten gevolge van ongeval of degeneratieve ziekte, al of niet met een motorische handicap zijn ondertussen ook tot de doelgroep gaan behoren. We merken dat deze evoluties zich verder zetten. We stellen vast dat de afgrenzing met de geestelijke gezondheidsproblemen een moeilijk punt blijft. Zo worden momenteel mensen met de ziekte van Korsakov niet aanvaard binnen het VAPH, al is dit ook een vorm van degeneratieve ziekte. Multiple sclerose en de ziekte van Huntington wel, de ziekte van Korsakov niet. Voor wie niet van nabij betrokken is bij de sector is het zeer moeilijk om een goed zicht te krijgen. Dit is zelfs al het geval voor wie in de sector gehandicaptenzorg actief is. Wat momenteel wel zeer duidelijk is, is de leeftijdsgrens van 65 jaar. Stoornissen die pas optreden na de leeftijd van 65 jaar worden niet als handicap beschouwd door het VAPH.
3
Bovendien zitten er ook wel eens verschillen in de beslissingen die de provinciale evaluatiecommissies nemen. Het is dus niet eenvoudig om duidelijkheid te hebben. In concrete situaties raden we aan contact te nemen met verwijzende diensten, zoals Diensten Maatschappelijk Werk van de mutualiteiten om meer duidelijkheid te verkrijgen. Een opsomming geven van alle diensten waar u terecht kan, zou ons te ver voeren. De voorzieningen van het VAPH kunnen u ook altijd op weg zetten naar de verwijzende diensten die de nodige deskundigheid hebben. We komen er later op terug, maar we gaan er alleszins voor zorgen dat het voor medewerkers uit reguliere diensten eenvoudiger wordt om te weten wie men kan contacteren. Vraag: Wie bepaalt of iemand in aanmerking komt voor het VAPH? Na het opmaken van een multidisciplinair dossier door een verwijzende dienst wordt de beslissing of iemand al dan niet hulpverlening kan krijgen van het VAPH, genomen door de Provinciale EvaluatieCommissie, afgekort PEC.
3. Perspectief op de situatie in 2020. Op zich is de algemene doelstelling van perspectief 2020 niet zo nieuw: Een mens met een handicap moet de kans krijgen om net als andere burgers zijn leven zo gewoon mogelijk uit te bouwen in alle levensdomeinen. Dat mensen met een handicap hierbij ondersteuning nodig hebben is duidelijk.. De eerste stappen hierin werden al gezet onder andere met het decreet Persoonsvolgende Financiering en verschillende zorgvernieuwingsprojecten in de sector. We overlopen een aantal hoofdlijnen waarbij samenwerking tussen de eerste lijn en de sector gehandicaptenzorg concreet geïllustreerd wordt: De ondersteuning moet gericht zijn op de versterking van de kracht van de persoon met een handicap en zijn netwerk in alle domeinen van het leven. De mogelijkheden voor een persoon met een handicap om gebruik te maken van alle beschikbare dienstverlening moeten geoptimaliseerd worden. Casus: Twee broers wonen samen in de ouderlijke woonst . Eén van hen is erg zorgbehoevend en heeft een mentale handicap. Zijn broer probeert de zorg zoveel mogelijk op te nemen. De situatie is echter erg vervuild geraakt en na een zeer langdurige ziekenhuisopname van de zorgbehoevende broer werd een zorgoverleg georganiseerd om maximale hulp via de reguliere thuiszorgdiensten te bieden. De zorgbehoevend broer is behoorlijk veeleisend waardoor we vanuit de hulpverleners wat bezorgd zijn dat deze thuiszorg haalbaar blijft. Ondertussen blijkt dit te lukken maar voelt de gezonde broer zich wat bedreigd in zijn privacy door al die ‘vreemde vrouwen’ die hun stempel drukken op hun huishouding. Tijdens een huisbezoek heb ik even de mogelijkheid van een dagcentrum in de gehandicaptenzorg aangekaart. Dit zou een ontlasting kunnen betekenen voor de zorgende broer en tegelijk wordt de privacy wat meer gerespecteerd. De zorgbehoevende broer ziet dat echter niet zitten. Omdat beide broers er uitdrukkelijk voor kiezen om samen hun leven uit te bouwen, zijn klassieke oplossingen zoals een opname in een voorziening niet gewenst. In het verleden zou de ondersteuning die vanuit het VAPH kan gegeven worden dan ook zeer beperkt geweest zijn en zou de zorg in grote mate gedwongen gedragen worden door de
4
reguliere thuiszorgdiensten. Vanuit de nieuwe perspectieven zijn er meer mogelijkheden. Er kan gestart worden met het opmaken van een ondersteuningsplan door een Dienst OndersteuningsPlan. Deze dienst kan, uitgaande van de wensen en verwachtingen van de persoon met de handicap en zijn broer een concreet ondersteuningsplan uitwerken. Dit plan vertrekt vanuit de mogelijkheden die er zijn en bekijkt dan welke aanvullende ondersteuning nodig en gewenst is. In eerste instantie wordt geprobeerd om zoveel mogelijk wensen en verwachtingen in te vullen met de reguliere diensten die er zijn. Aanvullend kan bekeken worden op welke manier VAPH-voorzieningen deze situatie kunnen verstevigen, zowel naar de persoon zelf, zijn broer, maar ook naar de reguliere diensten toe. Op basis van dit ondersteuningsplan wordt bekeken voor welke noden VAPH-deskundigheid noodzakelijk is. In eerste instantie werd dit nu gedefinieerd als ‘naar een dagcentrum kunnen gaan’, al is er wel tegenstand van de zorgbehoevende broer. In de nieuwe perspectieven spreken we niet meer van een dagcentrum, maar gaan we het anders benoemen. In dit geval zou dit kunnen benoemd worden als nood aan een aangepaste dagbesteding en zorgen voor een aantal rustmomenten voor de broer. In de toekomst hoeft dit niet langer alleen via een dagcentrum opgelost te worden. Samen met het netwerk en de persoon kan gezocht worden naar hetgeen er nodig is. Mensen uit voorzieningen kunnen ook thuis ondersteuning geven bij de dagbezigheden, invulling vrije tijd of andere noden in het thuismilieu. Mogelijkheden van begeleid werk kunnen onderzocht en ondersteund worden. Kortom, vanuit voorzieningen gehandicaptenzorg kunnen we veel flexibeler inspelen op wat de mensen nodig hebben en waardoor ze langer in het thuismilieu kunnen blijven als ze dit zelf wensen. De reguliere diensten staan er dan ook niet langer alleen voor. Naast de praktische pedagogische ondersteuning kunnen er adviezen gegeven worden over handicapspecifieke problemen. Geen alles of niets-aanbod vanuit het VAPH. De ondersteuning evolueert mee met de noden die de persoon met een handicap op een bepaald moment in het leven heeft. Je krijgt wat je nodig hebt. Voor personen met een handicap met de grootste ondersteuningsnood wordt tegen 2020 zorggarantie geboden. Casus: huisdokter op visite In een kleine boerderij wonen bejaarde ouders en zorgen voor hun enige zoon Albert, 45 jaar met syndroom van Down. Na de schooltijd is Albert thuis gebleven op mee te werken op de boerderij. Dat was voor iedereen een goede oplossing. De huisarts komt elke maand eens langs op de boerderij en zorgt goed voor het hele gezin. Hij doet zelfs wat meer dan het strikt medische. Advies voor de zorg aan Albert is steeds vlug gegeven en werd steeds in dankbaarheid aanvaard door de ouders. Sinds enkele jaren worstelt moeder met een beginnend dementieproces. Vader krijgt het moeilijker en wordt korter van stof, ook tegen zijn zoon. Bij het laatste huisbezoek merkt de dokter ook de eerste duidelijke symptomen van dementie bij Albert. De huisdokter weet zeer goed dat Albert onderbrengen in een instelling geen bespreekbare optie is. Erover beginnen zou kunnen leiden tot het verbreken van de goede relatie tussen de huisarts en het gezin. Zijn er mogelijkheden? Casus: Vrouw met een CVA met rechter hemiplegie en afasie van Broca, bipolaire stoornis en epilepsie. De rechterarm is afunctioneel, ter hoogte van het rechterbeen zijn er matige functionele beperkingen. Tot voor kort slaagde ze er in om binnen beschut wonen in
5
combinatie met dagcentrum, thuisverpleging, familiehulp en haar partner om zelfstandig te wonen. Haar relatie is recentelijk verbroken, nu aanvraag TNW bezigheid. Ze verblijft via spoedprocedure binnen een TNW. Op dit moment komt het nog veel voor dat mensen met een handicap zeer lang moeten wachten op een geschikte plaats en het ondertussen samen met reguliere diensten moeten blijven redden in moeilijke omstandigheden. De verbinding met de ondersteuning van het VAPH zou in de toekomst sneller moeten komen. Ook als mensen ervoor kiezen om in de thuissituatie te blijven, kunnen voorzieningen VAPH er, zij het dan beperktere, ondersteuning komen geven. De ondersteuning kan dan aangepast worden aan de noden die er op dat ogenblik zijn. Op die manier kan de ondersteuning vanuit het VAPH mee evolueren met de zorgvraag; Als de nood groter wordt, kan er dan geleidelijk een overgang zijn van thuis wonen naar totaalopvang in een voorziening. We hopen dat noodsituaties, die er nu regelmatig zijn, dan minder of niet meer zullen voorkomen. De mensen krijgen dan ook meer zekerheid dat er voor hen een ‘plaats’ zal zijn als ze die nodig hebben. Bovendien is er sinds enkele jaren een procedure noodsituatie, waardoor er snel een oplossing kan komen als een netwerk onverwachts wegvalt. In de situatie van Albert is dit het laatste redmiddel. Als vader en moeder op een bepaald ogenblik de zorg niet meer kunnen opnemen, kan deze procedure opgestart worden om snel een oplossing te vinden. Ondertussen kan een Multidisciplinair Overleg georganiseerd worden om te bekijken welke mogelijke ondersteuning kan geboden worden: van thuis tot totale opvang. Als mensen niet openstaan voor dit overleg, kan de huisarts via outreach advies vragen aan een voorziening gehandicaptenzorg om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om met deze situatie om te gaan. Het feit dat het niet langer moet gaan om een ‘opname in een instelling’ maakt de hulpverleningsbereidheid misschien groter. Starten met een zeer beperkte thuisondersteuning kan een eerste stap zijn. Stelling: We horen spreken van persoonsvolgende budgetten die zouden toegekend worden. Betekent dit dan dat iedereen zijn vraag zal beantwoord worden? In het perspectiefplan is ingeschreven dat de mensen met de grootste ondersteuningsnood tegen 2020 zorggarantie hebben. De vraag is nu nog steeds of alle mensen zullen kunnen geholpen worden. Alles zal afhangen van het budget dat de Vlaamse Overheid kan uittrekken. Het is nu al duidelijk dat uitbreiding noodzakelijk zal zijn. De zorg zal zich de volgende jaren echter zodanig moeten organiseren dat voor de mensen met de grootste ondersteuningsnood een oplossing kan gegeven worden. Het gaat dan om die situaties waar de draaglast van de omgeving overschreden wordt, hetzij door de ernst van de handicap, hetzij door problemen in het netwerk (bv. overlijden ouders). De beoordeling van deze situaties zal gebeuren door provinciale commissies, momenteel het werk van de Regionale Prioriteitencommissie. De zorggarantie, vertaald in het toekennen van persoonsvolgende budgetten, zal in eerste instantie uitgewerkt worden voor de mensen met de grootste ondersteuningsnood, hetzij va nuit de ernst van hun handicap, hetzij vanuit de draagkracht van het netwerk. We zullen moeten afwachten of het Vlaamse budget groot genoeg zal zijn om iedereen te helpen. De geïnformeerde persoon met de handicap en zijn netwerk sturen zelf de zorg en de ondersteuning en kiezen zelf de financieringsvorm. De financiering van de zorg en ondersteuning wordt persoonsvolgend.
6
Casus: Een blinde vrouw krijgt via RTH begeleiding vanuit De Markgrave (psychologische/administratieve en revalidatiebegeleiding). Ze heeft poetshulp, thuishulp en een tuinman via reguliere diensten. Dit is voor haar echter onvoldoende. Ze overweegt een aanvraag in te dienen voor een Persoonlijk Assistentiebudget, een vorm van persoonsvolgende financiering. Ze wil immers zoveel mogelijk zelf in handen houden hoe ze haar ondersteuning organiseert. In de nieuwe perspectieven wordt er uitdrukkelijk voor gekozen om de persoon met de handicap meer sturingsmogelijkheden te geven voor de organisatie van de ondersteuning. Op dit ogenblik zijn het alleen de mensen die een Persoonlijk Assistentiebudget toegekend kregen, die volledig hun eigen zorg in handen kunnen nemen. Mensen met een handicap die een plaats zoeken in een voorziening moeten nog wachten tot er ergens een ‘open plaats’ is vooraleer er ondersteuning kan komen. Als men dan een plaats gevonden is, is het zaak om deze vast te houden. Als de hulpverlening, om welke reden dan ook, stopgezet wordt, is het opnieuw wachten tot er een open plaats komt. Met het decreet Persoonsvolgende Financiering wordt een nieuwe weg ingeslagen. In de toekomst krijgen mensen met een handicap die ondersteuning vragen een ondersteuningsbudget toegekend, dat aan hen gekoppeld wordt. Ze kunnen ervoor kiezen om de hulpverlening zelf te organiseren, maar kunnen dit ook doen in overleg met een voorziening. Aangezien het persoonsvolgend is, kan de persoon met een handicap niet zonder ondersteuning vallen. Bij het stopzetten van de hulpverlening in of door een bepaalde voorziening kan de persoon met zijn of haar persoonsvolgend budget naar een andere voorziening stappen. Deze budgetten moeten in eerste instantie gebruikt worden om ondersteuning van het VAPH ‘in te kopen’. In beperkte mate mag het ook gebruikt worden voor ondersteuning vanuit reguliere en eerstelijnsdiensten. Op deze manier kunnen personen met een handicap veel beter de ondersteuning organiseren zoals ze dat zelf willen met alle tussenvormen tussen zelfstandig thuis en volledige opvang in een voorziening. Het geeft aan voorzieningen ook de ruimte om de ondersteuning aan te passen aan de persoon. Bovendien komen er zo ook meer mogelijkheden om op de werkvloer samen te werken met de eerstelijnssectoren om op maat van mensen met een handicap een ondersteuningspakket op maat samen te stellen. Stelling: De idee van zelfsturing is uiteraard mooi, modern en vertrekt vanuit de emancipatorische gedachte. Zelfsturing is m.i. eerder weggelegd voor de mensen met de meeste mogelijkheden. Hoe moeten we dit zien voor de grote groep van mensen met een mentale beperking en hun soms toch ook eerder zwak familiaal en sociaal steunnetwerk? In een aantal gevallen zijn de mogelijkheden tot zelfsturing inderdaad beperkt, ook in het familiale netwerk. De volgende jaren zal er verder werk gemaakt worden om de positie van deze mensen te versterken. Budgethoudersverenigingen en belangenorganisaties van mensen met een handicap zullen hierin een belangrijke rol gaan opnemen. Bovendien verwachten we veel van de nieuwe wetgeving bewindvoering. Hierin zijn meer
7
mogelijkheden opgenomen voor de vrederechter om rekening te houden met de gradatie in de mogelijkheden tot zelfsturing. Het zou ons te ver voeren om hier in detail op in te gaan. Het is een terechte bezorgdheid, maar ook op dit vlak zijn er positieve ontwikkelingen op andere beleidsdomeinen waardoor meer zorg op maat kan gegeven worden. Diensten en voorzieningen VAPH krijgen meer flexibiliteit om de gevraagde ondersteuning op een individuele manier te geven. De middelen worden op een andere manier ingezet vanuit vraagsturing en zorgvernieuwing. Diensten en voorzieningen VAPH werken nauw samen met andere sectoren en ondersteunen deze met deskundigheid en op de werkvloer. Hiervoor krijgen ze mogelijkheden om outreachend te werken. Casus: Jan is een volwassen man met autisme en fysieke beperktheden.Hij woont samen met zijn hoogbejaarde moeder. Zij is ernstig hulpbehoevend.. Wit-Gele Kruis en gezinszorg van ’t Convent is beperkt ingeschakeld. Het is voor beiden echter een moeilijke situatie. Moeder is zeer hulpbehoevend en heeft bij alles hulp nodig. Jan kan dat moeilijk bieden en heeft ook zijn beperktheden omwille van het autisme. Communicatie is dikwijls zeer moeilijk, maar toch kunnen ze elkaar niet missen. Moeder wil niet opgenomen worden in een RVT zo lang zij niet zeker is dat er een goede opvang is voor Jan. Een ideale opvang voor Jan vinden, is zeer moeilijk, omdat hij moeilijk kan samenleven met anderen. Sinds vorig jaar komt er bij Jan een begeleidster vanuit Den Troon in Vorselaar. .Zij zorgt ervoor dat Jan zijn bezorgdheden kan bespreken, coördineert een stukje zijn vragen en problemen en zorgt ook voor een aantal praktische zaken, bv ondersteuning bij het gaan winkelen. Deze hulp maakt het eigenlijk mogelijk dat deze thuiszorgsituatie nog redelijk haalbaar blijft. We maken regelmatig via een zorgoverleg afspraken. We hopen op deze manier Maria en Jan verder te ondersteunen tot Jan de stap kan zetten naar een aangepaste leefvorm, zelfstandig met ondersteuning, of in een voorziening van het VAPH. Vraag: Welke vragen kan een persoon met een handicap juist stellen? De laatste jaren werden op de werkvloer al voorzichtige stappen gezet in de samenwerking. Ook nu al zijn er situaties waarin mensen uit de eerstelijnshulpverlening samenwerken met diensten of voorzieningen van het VAPH. Deze samenwerking is echter nog beperkt en gegroeid vanuit individuele probleemsituaties. We stellen wel vast dat we hierdoor oplossingen op maat van de individuele persoon met de handicap kunnen brengen. Zorgvernieuwingsprojecten en, in de toekomst, de persoonsvolgende financiering zullen nog meer mogelijkheden geven om samen te werken. De oude erkenningsvormen in het VAPH, zoals begeleid wonen, tehuis werkenden, dagcentrum, tehuis niet-werkenden, nursingtehuis, … zullen in de toekomst wegvallen. Alle voorzieningen en diensten die dat willen zullen de volgende functies kunnen aanbieden: ambulante en mobiele begeleiding, ondersteuning bij dagbesteding, ondersteuning bij wonen. De intensiteit, frequentie en duur va n de ondersteuning zal per persoon met een handicap bepaald worden en vertaald in een budget.
8
We zullen in de samenwerking ook moeten zoeken naar de taakinhoud voor iedere dienst. Voorzieningen vanuit het VAPH bieden ondersteuning bij de specifieke handicapgebonden aspecten. Bijvoorbeeld boodschappen doen in een thuissituatie is geen opdracht voor hen. Dit wordt het wel als er ondersteuning nodig is bij het boodschappen doen door de persoon met de handicap of leerprocessen die daarbij komen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor poetsen, zichzelf verzorgen, … . Het zal toch een stuk overleg vragen tussen de verschillende diensten om deze afgrenzing in de samenwerking per individuele persoon in de dagelijkse praktijk te doen. Het thuiszorgdossier en het multidisciplinair overleg, zoals uitgebouwd binnen de eerstelijnshulpverlening, zijn hiervoor de aangewezen instrumenten. Ondersteuning is gewoon waar het kan, bijzonder en gespecialiseerd waar het moet. Intersectorale netwerken voor complexe problemen moeten verder groeien. Casus: Na de opvang in minderjarigenzorg met school en internaat komt S. thuis bij zijn alleenstaande moeder. De verstandelijke handicap en zijn gedrags-emotionele problemen vragen specifieke zorg in de opvoedingssituatie. Nog versterkt door een moeilijk verlopende echtscheiding, kan moeder de zorg niet bieden die S. nodig heeft. Hij is reeds verschillende malen aangemeld voor een open plaats in een voorziening tehuis nietwerkenden, maar tot nu was er geen plaats voor hem. Meestal zijn de gedragsproblemen te ernstig om in de voorziening opgevangen te kunnen worden. In meer gespecialiseerde opvang voor mensen met GES+-statuut is er nog geen plaats gevonden. Noodgedwongen moet moeder de opvang nu zelf doen, maar de kans is groot dat moeder en zoon het niet zullen redden. De ondersteuning of de zorg zal natuurlijk sterk bepaald worden door de complexiteit van de handicaps. Voor de VAPH-ondersteuning wordt dit in de toekomst nog duidelijker vertaald in het toegekende budget. De algemene lijn is dat bij stijgende complexiteit, de VAPH-ondersteuning groter, en dus ook het budget hoger, zal zijn. In het regionaal overleg Turnhout (ROG), spreken we van basiszorg VAPH en gespecialiseerde zorg VAPH. De meeste mensen met een handicap zijn geholpen met de gewone benadering. Een aantal mensen hebben echter zeer complexe problemen. Voor deze mensen is er gespecialiseerde hulpverlening. Een aantal voorzieningen en diensten van het VAPH zullen de zorg voor deze mensen opnemen. Voor deze zeer complexe medische of gedragsproblemen moet er regelmatig samenwerking gezocht worden met gespecialiseerde andere sectoren zoals ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg. Deze intersectorale netwerken worden uitgebouwd op provinciaal niveau. Er zijn nu eenmaal een aantal complexe situaties die niet kunnen ondersteund worden in een thuissituatie met eerstelijnsdiensten en/of in een gewone voorziening of dienst gehandicaptenzorg.
9
4. Samenwerking tussen de eerstelijnsdiensten en het Regionaal overleg gehandicaptenzorg Turnhout Casus: M. en A. , een man en een vrouw met een autismespectrumstoornis, wonen sinds een aantal maanden samen. Vooral A. heeft nood aan hulp en ondersteuning. Het gezin krijgt via IVA Thuiszorg Kempen gezinszorg en van het OCMW poetshulp. Sinds de start van de relatie loopt dit echter moeilijker. De mensen van de dienst voor de gezinszorg voelen zich de laatste tijd niet zo welkom meer. A. poetst zelf ook veel, op een bijna dwangmatige manier. Beiden kunnen hun vrije tijd niet goed opvullen. Bovendien is M. soms wat bang van A. als zij zich kwaad maakt, wat regelmatig gebeurt. In het geheel merken de hulpverleners dat beiden slechte eetgewoonten ontwikkelen. Frieten en pizza worden dagelijkse kost. A. wordt ook in de thuissituatie ondersteund vanuit het VAPH. Vraag: Hoe kan de samenwerking nu concreet lopen en wat kunnen reguliere diensten verwachten van de diensten en voorzieningen VAPH? In het overleg tussen SEL Kempen en het ROG Turnhout werden reeds afspraken gemaakt om deze samenwerking mogelijk te maken. In eerste instantie spreken we af dat het Thuiszorgdossier van de reguliere diensten het eerste samenwerkingsinstrument wordt. Ook voorzieningen en diensten van het VAPH waarmee samengewerkt wordt, leveren hun bijdrage. Afspraken worden erin genoteerd en het kan dienst doen als communicatiemiddel. Bij voorkeur wordt de communicatie op de werkvloer gevoerd. Als de situatie complexer is of moeilijker wordt, kan een Multidisciplinair Overleg georganiseerd worden. De coördinerende diensten binnen de thuiszorg zorgen voor de organisatie ervan. Voorzieningen en diensten van het VAPH die een rol spelen in de zorgsituatie worden uitgenodigd. Van de diensten en voorzieningen van het VAPH kan verwacht worden dat zij zich uiteraard inpassen in de zorgsituatie. In de thuissituatie kunnen zij psychosociale begeleiding bieden. Dit kan zeer breed zijn, afhankelijk van de handicap en de concrete situatie. Ondersteuning bij vrije tijd, koken, boodschappen doen, bezig zijn, … kortom, bij alle aspecten van het leven. Er is slechts één voorwaarde: het moet gaan om specifieke ondersteuning bij de handicap. Het gaat dus niet om overnemen van taken of activiteiten, maar proberen te ondersteunen waardoor de persoon het toch zelf kan opnemen. Dit zal uiteraard ook afhangen van de ernst van de handicap en de mogelijkheden die de persoon nog heeft. De ondersteuning omvat ook advies en ondersteuning aan de eerstelijnshulpverleners. Zeker als het gaat om het omgaan met gedragsproblemen kan VAPH ondersteuning bieden. Vraag: Hoe kan er contact gelegd worden met VAPH-voorzieningen en diensten als eerstelijnsdiensten geconfronteerd worden met deze situaties en er is nog geen hulp vanuit het VAPH aanwezig? In het ROG hebben we ervoor gekozen om de hulp en de ondersteuning zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de thuisomgeving. We sluiten dan ook aan bij de zorgregio’s. Voor het arrondissement Turnhout gaan we uit van 5 zorgregio’s: Herentals, Hoogstraten, Mol, Geel, Turnhout.
10
Voor alle subregio’s kan de Dienst OndersteuningsPlan gecontacteerd worden. De andere voorzieningen en diensten nemen ook hun verantwoordelijkheid voor hun subregio en kunnen aangesproken worden. Als bijlage bij de overeenkomst met SEL Kempen geven we voor elke subregio weer welke voorziening of dienst er actief is en zal er ook telkens een contactpersoon doorgegeven worden. Zoals u merkt, zijn een aantal voorzieningen in het vet weergegeven. Dit zijn de voorzieningen die binnen het VAPH gespecialiseerde ondersteuning geven voor de mensen met zeer complexe problemen, meestal op medisch vlak of met zeer ernstige gedragsproblemen. Voor de contactnames is dit minder belangrijk. De voorziening die u contacteert zal er voor zorgen dat er doorverwijzing komt als het zou gaan om een specifieke complexe problematiek. Vanuit de pragmatische samenwerking in de Kempen zijn er in het verleden al initiatieven genomen in samenwerking met eerstelijnsdiensten in het kader van een aantal individuele dossiers. We starten dus niet helemaal van nul. We kunnen verder bouwen om het rekensommetje op 3 te brengen, op voorwaarde dat we met zijn allen een steentje bijdragen.
11