Perspectief voor PERSPECTIEF !
Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vlaams Parlement, 28 april 2009 Hoorzitting over “ Perspectief ! “ Visie op en toekomstperspectieven voor welzijn van kinderen en jongeren
Het Vlaams Parlement als motor van de Jeugdzorg Sinds de stemming van de decreten van de bijzondere jeugdbijstand (1990) heeft de Commissie Welzijn van het Vlaams Parlement steeds betekenisvolle initiatieven genomen voor de uitbouw van de jeugdbijstand. Na het eerste decreet inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen ( 1997, 2003) en de oprichting van een Kinderrechtencommissariaat (1997), volgde de maatschappelijke beleidsnota jeugdzorg met, na een volle week van debat en reflexie, een motie van 42 aanbevelingen ( 1998). Uit dit belangrijk proces vloeiden in 1994 de decreten inzake Integrale Jeugdhulp en Rechtspositie van de minderjarigen ( 2004) voort. Samen met de vijf krachtlijnen die de Vlaamse Gemeenschap vastlegde bij de hervorming van de wet op de Jeugdbescherming ( 2004), vormden al deze decreten en principes de basis voor het Globaal Plan Jeugdzorg in 2006, het jaar waarin de hervormde jeugdwet tot stand kwam. Vanuit een historisch perspectief wordt vandaag een nieuwe belangrijke stap gezet in de Commissie Welzijn. Het plan Perspectief! dat vandaag voorligt, werkt tal van principes en krachtlijnen voor een goede jeugdzorg verder uit. Het is, zoals zijn voorganger, het Globaal Plan Jeugdzorg, een belangrijk, weloverwogen en gedoseerd plan dat in een meerjarentraject van verdere groei en uitbouw voorziet. We benadrukken de noodzaak en uitvoering van zo’n meerjarenplannen. De samenleving heeft meer dan ooit nood aan meer, betere en gedifferentieerde jeugdzorg om aan de opvang- en begeleidingsbehoeftes van kinderen, jongeren en gezinnen die met moeilijke leefsituaties te maken hebben, te voldoen. Vandaag kan deze Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een volgende, historische stap zetten die ongetwijfeld ten goede zal komen aan hulpvragende jongeren en gezinnen.
Jeugdzorg: een complex maatschappelijk probleem vraagt een planmatig antwoord De voorbije twee decennia bouwden we in Vlaanderen een evenwichtige visie en goed concept uit voor de jeugdhulpverlening in de brede betekenis van het woord. We beschikken over een gevarieerde aanpak en een professioneel kader waarbij een good practice voorop staat. We zoeken en vinden geleidelijk aan vernieuwing, bouwen verder uit wat goed is, passen aan waar nodig. Jeugdhulpverleners zijn zich meer dan van hun deontologisch kader bewust. Bijzondere jeugdzorg draagt immers dagelijks een enorme en reële verantwoordelijkheid voor jongeren en hun gezinnen en dat onder moeilijke omstandigheden. Hierbij wordt met steeds meer principes en uitgangpunten die goede jeugdzorg nu eenmaal veronderstelt, rekening gehouden: vrijwilligheid 1
primeert, tijdig ondersteunen en ingrijpen, volgens het subsidiariteitsprincipe, op gedifferentieerde wijze, conform het Kinderrechtenverdrag, in samenwerking met andere betrokken actoren en instanties, gezinsgericht, kwaliteitsvol, op basis van wetenschappelijke kaders, na goede diagnostiek en indicatiestelling, effectief en efficiënt, flexibel, eerst herstelgericht indien er als misdrijf omschreven feiten werden begaan….Het vertrouwen in die omstandigheden en rekening houdend met al deze maatschappelijke vereisten verdienen, is natuurlijk geen eenvoudige aangelegenheid ! Maar de meest pijnlijke evolutie is het zorgwekkend maatschappelijk probleem van een snel groeiende vraag naar begeleiding en opvang. Overbezette voorzieningen, wachtlijsten, consulenten onder druk, met de regelmaat van een klok media-aandacht, meestal uitvergroot in een concrete situatie,toch wel pijnlijke en aanhoudende toestanden voor de Vlaamse gemeenschap. Fundamentele reflexie, en dit vanuit verschillende wetenschappelijke kaders en analyses, dringt zich inderdaad meer dan ooit op. Maar daar zijn de concrete noden en problemen niet mee verholpen. Er moet op lange, maar ook op korte termijn, doorgewerkt worden. Een onmiddellijke doorstart van het Globaal Plan dat dit jaar afloopt, is noodzakelijk. Tijd verliezen is maatschappelijk niet te verantwoorden. Die bres die we met het Globaal Plan wilden dichten, blijkt niet gedicht. Ondanks de enorme impuls van het globaal plan, benadrukken de cijfers en analyses allemaal de ernst, omvang, urgentie en diversiteit van dit maatschappelijk probleem. Iedereen vraagt een samenhangend antwoord, een antwoord dat uitgaat van een fundamenteel gedragen visie, met strategisch weloverwogen keuzes, een antwoord dat continuïteit én vernieuwing inhoudt, inhoudelijk en budgettair evenwichtig is en in een meerjarenplan voor de ruime sector voorziet. Voor ons is Perspectief! een degelijke aanzet tot een uitvoerbaar antwoord op de bestaande maatschappelijke nood. Het is een weloverwogen doorstart voor het eerste Globaal Plan dat inmiddels quasi volledig uitgevoerd is. Want we weten zeker dat een complex en urgent probleem nu eenmaal een inzet vergt op meerdere sporen en acties. We weten dat het geheel meer zal zijn dan de som der delen en dat de uitdrukking : ‘If you fail to plan, you plan to fail’ hier zeker zal opgaan. Op maat kunnen en mogen werken als uitgangspunt De principes en uitgangspunten die we daarstraks opsomden als een historisch gegroeid concept van een goede jeugdzorg, zijn samen te vatten in één centraal principe, reeds ingeschreven in de gecoördineerde decreten van 1990, nl. op maat werken van de situatie waarin de het kind en zijn gezin zich bevinden. Dit op-maat-werken principe ( rekening houdend met het concrete belang van elk kind en draaglastverlagend/verhogend interveniëren voor het gezin) werd geconcretiseerd in de omschrijving van het zgn. volume van een problematisch opvoedingssituatie ( POS). Als kenmerken werden de lengte in tijd,de diepte van de intensiteit van de problematiek en de breedte als maatschappelijke omvang van het probleem weerhouden. Ondertussen werd hier het flexibel werken aan toegevoegd, het mee evolueren met de noden en de vraagstelling van de betrokkenen zodat een traject kan worden afgelegd dat varieert met de situatie, opgevat als een dialogisch en participatief proces tussen hulpverlener(s) en hulpvrager. Hierbij zullen combinaties van een intersectoraal en gemoduleerd hulpaanbod mogelijk worden (integrale jeugdhulp). Dit flexibel op maat werken moet voor ons het centrale uitgangspunt voor een goede jeugdzorg zijn, en dus ook voor een plan van aanpak zoals Perspectief! dat voorstaat. Het daagt een geprofessionaliseerde en competente sector uit tot reflexie en dialoog, tot een participatieve houding, tot het dagelijks concreet realiseren van een maatschappelijk verantwoorde hulpverlening. Meteen is dat ook een centrale kritiek op plan dat voorligt. Perspectief! neemt eerder functionaliteit en effectiviteit als uitgangspunt aan, daardoor kan het op maat hulp verlenen in het gedrang komen. Op diverse plaatsen dringt een nuancering zich dan ook op. Sectoren of werkvormen aflijnen op leeftijdscriteria, methodieken en maatregelen nog verder beperken in tijd of ze zelfs maar mogelijk maken voor een beperkte duur (6 maanden), pleegzorg steeds als bijna eerste keuze opvatten, uitgaan van afname van impact ifv begeleidingsduur… het zijn voorbeelden van een a priori functioneel model dat jeugdhulp opvat als een rationeel op te vatten systeem waarbij kwaliteit afhankelijk gemaakt wordt van objectiveerbare indicatoren en meetbare interventies. 2
Objectiveerbaarheid, wetenschappelijke verantwoording, effectiviteit en efficiëntie, ze hebben uiteraard een ontegensprekelijke waarde en verdienen permanent aandacht, maar participatieve processen, ruimte voor verkenning en vernieuwing,dialoog en situationele respons…mag niet prijsgegeven worden. Perspectief! gaat meermaals uit van een quasi mathematische benadering van doorlooptijd, begeleidingsduur, tijdslimieten en afgemeten acties. Zo beperkt men de BZWbegeleidingen georganiseerd door residentiële voorzieningen tot 1 jaar, ook in thuisbegeleiding wordt een begeleidingsduur van 6 maand vooropgesteld in het rechtstreeks toegankelijke segment, zgn. uitstroombegeleidingen kunnen ook maar 6 maand… Uitgaan van een kwaliteitsvolle en geresponsabiliseerde professionele hulpverlening, betekent ook uitgaan van een eigen handelingsruimte voor de professional, en dit zowel op het micronivo van de individuele hulpverlener als voor de organiserende initiatiefnemer van een maatschappelijk erkend aanbod. Verantwoord omgaan met duurtijd en methodieken, in concrete afspraak met de hulpvragers, maakt daar een wezenlijk deel van uit. Enkele kritische succesfactoren Wanneer we de jeugdzorg in Vlaanderen echt de erkenning willen geven die ze verdient, kunnen we niet anders dan wijzen op enkele kritische succesfactoren die spijtig genoeg vandaag de dag niet aanwezig zijn: - hoe lang nog weten we te weinig? Het manco aan gegevens over doelgroepen, problematieken, begeleidingseffecten enz… blijft inderdaad een fundamentele probleemstelling. We moeten nu toch wel eens gaan beschikken over de ‘geaggregeerde’ gegevens die reeds lang beloofd zijn. Dit blijft een zware domper voor een verantwoord beleid naar de toekomst toe. - aanbieders én verwijzers samen verantwoordelijk De geactualiseerde conclusie van Perspectief! onderlijnt terecht het bevragen van het maatschappelijk probleem dat aan de grondslag ligt van een stijgende vraag naar begeleiding en hulpverlening. Het tekort aan capaciteit ( wachtlijsten) verantwoordt dus zeker de voorziene uitbreiding én innovatie van de sector. Maar naast de aanbieders verdienen toch ook het verwijzingsbeleid en de manier waarop zij van het bestaande aanbod gebruik maken ( denk maar aan de herindicatiestellingen, het zgn. ombuigen of afwenden van de vraagstelling door een toewijzing van een andersoortige maar aanverwante hulpverleningsvorm enz.) verdere analyse en acties ( bvb .de in het oog springende stijging van POS door jeugdrechtbank, de toestand van de regio Antwerpen, het vorderingsbeleid, het gebruik van aanbod buiten de geprogrammeerde capaciteit…). Het huidig globaal plan ging in zijn analyses veel dieper door op het ‘verwijzersbeleid’, waar uiteindelijk toch elke essentiële beslissing tot instroom, doorstroom en uitstroom…enz. wordt genomen. Wat is hier de voorbije jaren veranderd/verbeterd en wat moet er op dat vlak nog gebeuren…? - bestaande concrete deficits inlossen Sommige concrete problemen slepen sommige voorzieningen reeds jarenlang mee, zonder dat er schijnbaar beweging kan in komen. Zo denken we hier aan de toegang tot VIPA voor de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK), Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) en de Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG). Zo denken we hier ook aan de meer dan twintig jaar bestaande projecten van GezinsOndersteunende Pleegzorg ( GOP ), aan de geconventioneerde projecten die momenteel dit jaar soms nog steeds, in mei, hun werking prefinancieren en op zoek moeten naar kaskredieten ( ook GOP)… We vermelden hier ook de aanslepende structurele onderfinanciering van de CIG. Ook de begeleidingsomkadering in de residentiële jeugdzorg en de versterking van de bestaffing in de private voorzieningen voor jeugdzorg zijn dringend aan verbetering toe.
3
- randvoorwaarden voor voorzieningen Dit plan is opnieuw een stevige uitdaging op inhoudelijk, financieel en projectmatig vlak voor de organisaties, het beheer en hun management. Versterking van het kader is niet voorzien. Dat is nochtans een noodzakelijke randvoorwaarde om succes te boeken en verdere vordering te maken inzake het broodnodige praktijkonderzoek, het realiseren van bijkomende minimale kwaliteitseisen, het vooropgestelde protocolleren van methodieken, invoeren van registratie enz…Een echte impactanalyse van dit plan op de werking en draagkracht van voorzieningen dringt zich dus op. Acht Beleidskeuzes: een eerste lezing Gezien de beschikbare tijd, kan onmogelijk op alle acties ingegaan worden, daarom geven we, per beleidskeuze, maar enkele essentiële kritieken of opmerkingen weer. 1 innovatie stimuleren Voor het zgn. competentiemanagement is zeker actie nodig : mensen blijven aantrekken, werken in sector moet je ‘graag ‘ (blijven) doen…dat is voor alle medewerkers in de sector zo. Dit verdient zeker aandacht, weet wel dat er op de huidige arbeidsomstandigheden ( loon- en arbeidsvoorwaarden) heel wat valt aan te merken : personeelskaders van begeleidend personeel in residenties vermeldden we reeds, maar ook administratieve ondersteuning, managementondersteuning, toegenomen complexiteit in doelgroepen en methodieken, toezichtsproblematiek, nachtwerk en permanentie…er leven op dat vlak nu reeds heel wat verzuchtingen. Als een aanpassing van de personeelsnormen wordt in het vooruitzicht gesteld zal dit intens en in een nauwe betrokkenheid moeten worden voorbereid. De oprichting van een expertisecentrum voor de jeugdzorg is een uitdagend idee dat nog heel wat verduidelijking vergt : voor welke expertise op welk domein , hoe ziet de positionering en het beheer van zo’n centrum eruit, welke relatie is er eventueel met de Ondersteuningsstructuur voor de Bijzondere Jeugdzorg (OSBJ) ( toch niet daar nu middelen reduceren om ruimte te maken voor een nog niet-uitgewerkt/gerealiseerd concept ), hoe breed is de opdracht, welke relatie is er met de betrokken agentschappen…Het concept van een expertisecentrum lijkt nog niet rijp voor een snelle realisatie. Hoe verhoudt kennismanagement zich hier ten overstaan van competentieprofielen, beroepenstructuur, kwaliteitsdenken, innovatie en ondersteuning? En wat leert Nederland ons op dit vlak ? Verder vinden we het omzetten van recentere regelgeving in een kwaliteitsmodel zeker nodig, wanneer deze omzetting blijft uitgaan van een deregulering en verdergaande responsabilisering. Ook het creëren van nieuwe projectruimte is noodzakelijk maar, zoals reeds vermeld, maanden voorfinanciering door huidige projecten kan toch echt niet meer, en wat met jarenlange projecten die nog geen vast statuut hebben? Opletten voor te ambitieuze timing van deze acties 2 opvoedingsondersteuning versterken Opvoedingswinkels zijn opgevat als netwerken die een preventieve impact zullen hebben en aan een ondersteuningsnood beantwoorden. Versterking kunnen we alleen maar toejuichen, maar hoe gaan we weten/meten dat deze acties op termijn de druk op de jeugdzorg zullen verlagen, wat toch een beoogde doelstelling is? Hun netwerking versterken via betere aansluiting met de inloopteams is een waardevol opzet wanneer die inloopteams uiteraard hun eigenheid tenvolle kunnen blijven bewaren. En ja, Vlaanderen heeft baat bij een centrale opvoedingstelefoon waarbij de bestaande expertise voluit benut zou worden. 3 toegankelijke hulp garanderen Binnen de sector gezinsondersteuning zijn wij heel blij met een meerjarenplan voor de jeugdzorg, die verder reikt dan de (bijzondere) jeugdzorg. Er wordt naast meer van hetzelfde, ook duidelijk 4
gekozen voor anders, met oog voor de vernieuwende methodieken, nieuwe wetenschappelijke studies, evaluaties van de reeds geplande en uitgevoerde zaken, …, maar ook voor preventie. We hopen dan ook dat er budgettair ten volle zal geïnvesteerd worden in de groei van de preventie binnen de gezinsondersteunende sectoren , waar wij nog steeds een groei van minimum 20 % voorop stellen de komende vijf jaar. Wij zijn blij met de mogelijke opstart van een expertisecentrum over sectoren heen, waar men de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding krijgt bij vernieuwingen en waar de sectorale partners participatief kunnen meedenken. Als sector Kind en Gezin willen wij ons engageren om een dialoog aan te gaan met de verschillende sectoren/ werkvormen, omtrent de modules die raken aan onze eigen werking, zodanig dat deze beter op elkaar kunnen afgestemd worden. Zeker nu we zien dat bijvoorbeeld een deel van de mobiele begeleidingen binnen Jongerenwelzijn deels rechtstreeks toegankelijk zouden worden. We wensen hier vooral te wijzen op de jongeren ( + 12-jarigen ) die op latere leeftijd voor het eerst met de hulpverlening in contact komen en op een laagdrempelige, kortdurende manier geholpen worden. Iets waar de CKG’s al jaren voor pleiten. Daarnaast denken wij ook aan een dialoog met de nieuw opgestarte opvoedingswinkels, de CAW’s, de CLB’s,…, over hoe er vlot kan doorverwezen worden naar elkaar ifv. concrete hulpvragen. Ook betreffende de positionering van de verschillende sectoren binnen de brede toegang van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening is er nog verder overleg noodzakelijk. Onze eerste vereiste dient nog steeds te zijn : een kind en zijn gezin de nodige hulp op maat kunnen bieden zonder veel omwegen binnen een zo kort mogelijke tijdsspanne. Dus organisaties die tot nu toe heel erg laagdrempelig werkten, moeten dit ook in de toekomst kunnen blijven waarmaken, ook al nemen ze voorlopig geen taak op binnen die brede toegang. Dit geldt oa. voor de GOP’s en de CKG’s. We moeten blijvend werk maken van het transparanter maken van de jeugdhulpverlening over sectoren heen. Het ‘sectordenken’ blijft nog teveel aanwezig en dat maakt het er voor de cliënt niet altijd gemakkelijker op om een weg te vinden in het kluwen van hulpverlening. In het plan staat ook dat voor de 0 tot 3-jarigen bij een vraag naar residentiële opvang, er enkel nog een CKG of pleegzorg kan overwogen worden. We zijn blij dat er gekozen wordt voor pleegzorg als een eerste te onderzoeken hulpverleningsvorm voor de 0-6-jarigen en dat de keuze gemaakt wordt in het belang van het kind, met de nodige ondersteuning van de biologische ouders als partners in de pleegzorg. We kunnen het alleen maar toejuichen dat er meer middelen vrij gemaakt worden voor een betere ondersteuning, een grondiger matching, een ruimere promotiecampagne,… We begrijpen echter niet wat het beleid nog steeds belet om de gezinsondersteunende pleegzorg te erkennen als reguliere werking na meer als 20 jaar projectwerking. Dit maakt het organisaties, die niet op subsidies van andere pleegzorgmodaliteiten kunnen terugvallen, bijna onmogelijk om te blijven bestaan, daar zij maanden loon en andere werkingskosten dienen te prefinancieren. Wat betreft de CKG’s pleiten we voor het behoud van residentiële plaatsen, zeker voor die 0-3jarigen, wanneer een pleeggezin (nog) geen optie is (zware hechtingsproblematiek, intensieve begeleiding van het gezin ifv. het zo snel mogelijk weer naar huis werken, te grote weerstand bij de biologische ouders tegen een pleeggzin, geen pleeggezin voor handen, … ). Ook de + 3-jarigen moeten bij voorkeur kortdurend in onze CKG’s terecht kunnen, zodat we onze naadloze overgang tussen werkvormen kunnen blijven bewaken en onze opdracht binnen de crisisopvang blijvend verzekeren . We merken de laatste jaren een afname van de residentiële werkvorm ten voordele van de meer preventieve methodieken, als zijnde de ( intensieve )mobiele begeleiding of training van ouders binnen een ambulante werking. Dit deels omdat dit beter aanleunt bij onze preventieve opdracht, maar deels ook omdat de enveloppe ontoereikend is om een groot percentage residentiële plaatsen te behouden, wanneer men ook wil investeren in vernieuwing. We worden gedwongen die keuze te maken. Wij blijven echter wel pleiten voor een voldoende capaciteit aan residentiële plaatsen. 5
Het plan perspectief wil investeren in 130 bijkomende plaatsen voor ambulante en mobiele begeleiding. Wij willen daartoe een duidelijk programmatiebeleid, maar ook voldoende financiering. Het plan stelt daartoe 4.550.625 euro voorop, doorgedreven intensieve modules zijn met dit bedrag niet mogelijk. Met het globaal plan Jeugdzorg werden de STOP (samen terug sterker op pad) 4-7-projecten gekoppeld aan de werkingen van de CKG’s. We vinden dit een zeer verrijkende manier van werken samen met de kinderen, hun ouders en de leerkrachten, die zeer preventief werkt. We moeten wel inbrengen dat ook de middelen voor de STOP4-7-teams ontoereikend zijn en dat 60 begeleidingen opnemen op jaarbasis met 4 FTEq een onrealistische doelstelling blijft. De medewerkers presteren massa’s overuren, kunnen onvoldoende huis- en schoolbezoeken doen, moeten inboeten op nazorg, … Dus pleiten wij op korte termijn voor een vermindering van de caseload om dit evidence-based programma op een kwalitatief hoogstaande manier te kunnen blijven volbrengen. De Vertrouwenscentra Kindermishandeling zijn blij met de ¾ FTEq/centra die recurrent gaat toegekend worden. Verder zijn zij vragende partij om zo snel mogelijk meer duidelijkheid te krijgen betreffende het bureau maatschappelijke noodzaak, de toegangspoort, hun eigen positie daar tegenover, … We zijn wel blij dat daartoe een werkgroep wordt opgericht. Ook op de VK’s komen momenteel heel wat bijkomende opdrachten af, zijnde : bepalen van kwaliteitscriteria, een nieuwe regelgeving, implementatie van het decreet rechtspositie, procesanalyses, … Er wordt in het plan ook een uitbreiding van 25 eenheden voorzien voor de CIG’s bovenop de uitbreiding van 42 plaatsen in 2009. Hiervoor moet met de sector tevens een duidelijke programmatie besproken worden. Het plan Perspectief! vermeldt dat de CIG’s zo maximaal mogelijk de doelgroep van tienermoeders/minderjarigen moeten opvangen. De tienermoeders zijn evenwel slechts één doelgroep van de CIG’s, naast de meerderjarige ouders en hun minderjarige kinderen. Ook voor deze doelgroep zijn er lange wachtlijsten en vragen wij de nodige aandacht binnen het programmatiebeleid . De CIG’s moeten voldoende tijd en ruimte krijgen om zich op vlak van infrastructuur aan te passen aan eventuele uitbreidingen. Voor een infrastructuurbeleid dienen de nodige financiële middelen te worden voorzien (cfr. VIPA ), wat trouwens ook voor de andere gezinsondersteunende sectoren geldt. De voorwaarden voor uitbreiding moeten tijdig en duidelijk gecommuniceerd worden aan de CIG’s. In de huidige uitbreidingsprocedure misten we duidelijke communicatie over de voorwaarden en de toewijzingscriteria …. De reeds besliste uitbreiding met 42 eenheden en de geplande uitbreiding met 25 eenheden in de CIG mogen geen rem zijn op de structurele verhoging van de enveloppe die nodig zal zijn om de hulpverlening kwalitatief te blijven waarborgen en uit te bouwen . De subsidiëring moet op een niveau gebracht worden dat een hulpverlening mogelijk maakt die gelijkwaardig is met de bijzondere jeugdzorg en de CKG’s. We vragen dat in het plan Perspectief! voldoende middelen worden ingeschreven om het nieuwe decreet ten uitvoer te brengen. Tenslotte stellen we ons de vraag of de (intentie tot de) implementatie van de module gezinsdiagnostiek niet moet ingeschreven worden in het plan Perspectief!. Ook dit zal moeten gepaard gaan met de nodige middelen op vlak van personeel en infrastructuur. We zijn er ons van bewust dat we in dit plan een belangrijke preventieve verantwoordelijkheid krijgen, maar we geloven erin dat we op die manier de instroom in de Bijzondere Jeugdzorg kunnen beperken en de begeleidingstrajecten korter kunnen maken. Betere samenwerking, afstemming en dialoog van de diensten Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) via het rechtstreeks toegankelijk maken is niet haalbaar noch wenselijk. De problemen bij de uitstroom van +18j. BZW’ers verdient aandacht vanuit de bezorgdheid om geen rupturen of 6
discontinuïteit te veroorzaken. Incentives voor samenwerking geven is nodig, maar een gedifferentieerd aanbod moet er blijven om de toegang voor een bepaalde doelgroep te vrijwaren. BZW van de BJB is altijd al sterk geweest in het aanklampend gericht zijn op de 'moeilijker begeleidbare jongeren'. BZW realiseert dit in de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdzorg. Deze huidige doelgroep zal zeer waarschijnlijk verdrongen worden door jongeren met minder complexe problematiek. Er zijn hier nu ook wachtlijsten… Ook de voortgezette hulpverlening in BJB voor jongvolwassenen vanuit bepaalde specifieke expertise en werkvormen moet behouden worden. Er kan wel nagaan worden of de leeftijdsuitbreiding op basis van nieuwe jeugdwet ( en bevoegdheden van agentschap JWLZ) niet tot 23/25 moet verruimd worden Voor wat betreft het voorstel om maximaal 10% van de thuisbegeleiding (TB) rechtstreeks toegankelijk te maken : we kunnen dit voorstel volgen voor een tijdelijk, te evalueren experiment, inderdaad voor beperkt volume, te realiseren vanuit de bijkomende cap. TB. De logica die achter de weging in functie van de toegankelijkheid zit ( vanuit het perspectief van de IJH ) moet wel gerespecteerd blijven. Het idee nu al lanceren voor de verbreding naar de DC is voor ons onduidelijk en voorbarig: eerst evalueren hoe het met de TB zal gaan… Wat de vermelding van de Trainingscentra voor Kamerbewoning ( TCK) in deze context betreft, dit lijkt ons echt een misvatting, het is een werkvorm die een uitgesproken residentieel karakter heeft en dus op zich staat, bijgevolg niet zomaar als een nazorgformule kan of mag opgevat worden. De uitbreiding van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG ) naar een outreaching voor voorzieningen BJB is welgekomen. Als actie tussen CGG en BJB is dit misschien wat eng: we denken hier ook aan stimuleren van expertiseontwikkeling voor beide sectoren ( coaching, casusbespreking..), aan ontwikkelen van goede zorgtrajecten op mesonivo ( netwerktafels, goede doorverwijzingen, complementaire trajectontwikkeling), ondersteunen van knelpuntdossiers ( dus niet alleen vanuit gemeenschapsinrichtingen ) in deze context. Graag verwijzen we naar de conclusies van de beleidsdag van het STENT project van de OSBJ. 4 pleegzorg overwegen Pleegzorg is inderdaad steeds in overweging te nemen wanneer zo een gepast antwoord wordt gegeven op de pedagogische vraag van het jonge kind en de draagkracht van het natuurlijk gezin daarbij gerespecteerd blijft. Pleegzorg kan niet per definitie de eerste keuze zijn: deze zorg moet ook voortvloeien uit een juiste indicatiestelling en toewijzing, het moet, zoals andere werkvormen, een effectief antwoord zijn op de probleemsituatie. Pleegzorg is een werkvorm die bij de BJB hoort en moet er deel van blijven uitmaken. Wanneer deze opvang niet als hulpverlening opgevat wordt, moet een combinatie met de gepaste hulpverlening mogelijk zijn/worden. Een, over de sectoren heen, transversale afstemming en uniformiteit van de pleegzorg betrachten is nodig, op diverse vlakken. Daarvoor kan een decreet nodig zijn maar de werkvorm als dusdanig en op zich decretaal verankeren hoeft voor ons niet. Misschien moet er wel een (decretale ?) regeling komen voor het statuut van de pleegouders. 5 intersectorale toegangspoort Alle acties die handelen over de intersectorale toegangspoort van de integrale jeugdhulp beantwoorden aan het Advies 15 ( 16.10.2008) van de Adviesraad Integrale Jeugdhulp hierover. We zijn blij dat de zgn. Gemengde Werkgroep hierover vorige week vrijdag reeds opstartte. Er werd een degelijk traject uitgewerkt , het zal lopen tot februari 2010. Uitgaand van het bestaande decreet en de toenmalige adviezen van de Centrale Commissie wordt het ganse voorgestelde concept met
7
vertegenwoordigers van alle betrokken geledingen doorgenomen en getoetst op zijn inhoud en effect. Ook de regeling van de knelpuntdossiers wordt vanuit een intersectoraal perspectief bekeken. 6 meer specifieke hulp Deze beleidskeuze omvat belangrijke acties die een voelbaar resultaat zullen geven op het werkveld. Centraal staat hier het beleidsmatig onderbouwd uitbreiden en verder differentiëren van de jeugdzorg. Een onderbouwd beleid heeft inderdaad behoefte aan gegevens. Zo zou een algemeen inzicht over de aard en omvang van de wachtlijsten in gans Vlaanderen er wel mogen zijn : de voorziene capaciteitsuitbreiding moet zich daar toch redelijkerwijze en proportioneel toe verhouden. Het invoeren van een meer dynamisch programmatie-instrument moet onmiddellijk voorbereid worden. Een uitbreiding dit jaar en volgende jaren, residentieel en (semi)ambulant, is natuurlijk nodig. Ook de versterking van het diagnostisch potentieel dat de Onthaal-,Orientatie en Observatiecentra ( OOOC) hebben moet verder kunnen groeien en uitbreiden. De cijfers tonen aan dat een algemene groei gedurende de volgende vijf jaar van 20 % noodzakelijk is. Bijkomende residentiële opvang kan echter niet zonder bijkomend begeleidend personeel. Voorstellen van uitbreiding buiten programmatie, met sterk gereduceerde omkadering, zijn voor ons niet aanvaardbaar. De effecten van de ingevoerde flexibilisering, o.a. wegens nog te recent, zijn momenteel totaal onbekend. Het Vlaams Welzijnsverbond is hierover een eerste effectmeting opgestart. Eerst de resultaten afwachten, dan pas beleid voeren. Ook hier kan het invoeren van kortere begeleidingsduur, van (intensieve) ambulante werkvormen, niet louter gebeuren om steeds meer jongeren en hun gezin in begeleiding te nemen. We kijken dan ook uit naar het overleg dat zal opgestart worden in voorbereiding van het voorgestelde ‘ gezamenlijk engagement begeleidingsduur’: hier zullen alle aspecten in alle openheid moeten kunnen aan bod komen. Verder missen we hier ook wel een meer uitgewerkt toekomstperspectief voor de lopende projecten zoals Gestructureerde Intensieve Trajectbegeleiding ( GIT), Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding ( GKRB), Multifunctionele Centra (MFC) : diverse sporen kruisen hier mekaar, een evaluatie van de bestaande toestand, zeker nu er nog bijkomende, andere acties zullen opstarten, dringt zich dan ook op. 7 Vlaamse antwoorden op jeugddelinquentie Ook hier is het positief dat een inventarisatie en evaluatie van de uitvoering van de gewijzigde wet op de jeugdbescherming aangekondigd wordt. We vragen hier uitdrukkelijk aandacht voor verdere ondersteuning en uitbouw van aanbod dat private voorzieningen nu reeds, dikwijls met gelijkaardige doelgroepen als gemeenschapsinrichtingen en in gemeenschappelijke trajecten, doen ( zoals GKRB, Centrum voor Actieve Netwerkontwikkeling en Omgevingsondersteuning (CANO)…). De verschillende acties voor de Gemeenschapsinrichtingen en het gesloten centrum dienen zich vanuit een transparant en verder uitgewerkt concept van ‘gesloten opvang’ uitdrukklijk te verhouden t.o.v. de private voorzieningen die hier een belangrijke weg hebben afgelegd. Experimenten moeten opgevolgd en verder ontwikkeld worden. We willen ook fundamentele vragen blijven stellen bij de toch wel sterke groei van de door de gemeenschap zelf uitgebouwde gesloten en sterk gestructureerde inrichtingen. De doorstroming naar de private voorzieningen zal hierbij een noodzakelijk vervolgverhaal blijven. 8 cliëntparticipatie en diversiteit Het is verheugend om vast te stellen dat een expliciete beleidskeuze voor meer cliëntparticipatie en diversiteit in de jeugdzorg gemaakt wordt. Zowel op het vlak van de integrale jeugdhulp als voor wat betreft de procesondersteuning en proefprojecten inzake participatie is dit een duidelijke keuze voor een meer cliëntgerichte hulp. Het Vlaams Welzijnsverbond kiest voluit voor het ontginnen van de aanwezige expertise: zowel bij de voorzieningen die met niet-begeleide minderjarigen werken 8
als in de ondersteuningsteams voor allochtonen ( OTA) werd er reeds een grote weg afgelegd. Tijd om deze inzichten verder te verdiepen en te verspreiden. We kijken uit naar de vooropgezette acties van deze beleidskeuze.
Afsluitend : geef Perspectief ! een toekomstperspectief Het plan Perspectief! is een waardige opvolger van het Globaal Plan Jeugdzorg. Het werkt verder in de diepte en voorziet in de broodnodige uitbreiding en differentiatie. Hulp op maat van de jongere en zijn/haar gezin blijft ons uitgangspunt : we onderlijnen de professionalisering van de sector en situeren daarin de verantwoording die hulpverlenende organisaties en hun hulpverleners dienen af te leggen aan cliënt, beleid en wetenschap. In dit plan is er een duidelijke accentverschuiving naar het versterken van de opvoedingsondersteuning en de rechtstreeks toegankelijke hulp. Dat blijkt ook uit de inzet van de vooropgestelde middelen. Dat is een terechte maar steeds complementaire keuze met de voorziene en noodzakelijke uitbreidingen van de opvangcapaciteit. Ook de verdere differentiatie en uitbouw van de antwoorden die aan de jeugddelinquentie worden gegeven zijn goed uitgewerkt: wel vragen we aandacht voor (het versterken van) de rol van de private voorzieningen en projecten hierbij. Perspectief! wordt gekenmerkt als een weloverwogen en samenhangend meerjarenplan. Het onderkent de problemen en analyseert ze. We staan achter de genomen beleidskeuzes en voorgestelde acties en hopen dat ze in overleg concreet kunnen gestalte krijgen. Onze bemerkingen en nuanceringen zullen daar en dan ongetwijfeld verder aan bod kunnen komen. Gezien de onmiskenbare maatschappelijke problematiek, verwachten we dat de nieuwe Vlaamse regering werk maakt van dit plan. Deze commissie en het Vlaams Parlement kunnen opnieuw een historische stap zetten voor de uitbouw van de jeugdzorg. We vragen een duidelijke resolutie die er zal toe bijdragen dat Perspectief! als plan in concrete realiteit wordt omgezet.
Vlaams Welzijnsverbond Jan Bosmans, sectorcoördinator Evelyn Huys, directeur CKG St.-Clara Brugge
9