DEEL 4
ONDERNEMEN IN PERSPECTIEF (2020) - 64 -
schets van een veranderende context
Het thema "ondernemen in perspectief" was het thema van de voorlopig laatste studiedag van een vierluik dat in de schoot van het Vlaams Welzijnsverbond sinds vorig jaar werd opgestart. Een aantal sleutelthema’s uit de perspectiefnota 2020 van minister Vandeurzen vormen de focus van dit vierluik. Zo kwamen de thema’s inclusie, persoonsvolgende financiering en vraaggestuurde zorg reeds eerder aan bod. Deze studiedagen schetsten als het ware de contouren van een nieuwe -deels nog toekomstige- context waarbinnen de ondersteuning voor personen met een beperking uitvoering zal krijgen. De belangrijkste fout die wij als ondernemers in welzijn zouden kunnen maken is het onderschatten van de impact van deze nieuwe context op onze eigen positie, op ons eigen handelen en op de structuren van onze organisaties. We moeten hierover goed nadenken zodat we ook in de toekomst meerwaarde kunnen blijven creëren voor mensen met een beperking, onze cliënten, die op ons een beroep willen doen. Ik zet voor u een aantal cruciale toekomstige contextwijzigingen nog eens even op een rijtje: 1. Onze cliënten zullen steeds meer instrumenten in
handen krijgen om ook effectief de regie van hun leven in handen te houden. De persoonsvolgende financiering, of dit nu een cash- of vouchersysteem of een combinatie van beide wordt doet er niet toe, is ongetwijfeld dé katalysator om deze wens van de cliënten realiteit te laten worden. En iedereen weet: wie het geld heeft, heeft de beste troeven om de regie te voeren. 2. De ondersteuning moet zo uitgebouwd worden dat elke persoon met een beperking zo maximaal mogelijk in zijn eigen woon- en leefomgeving kan vertoeven (inclusie). De herwaardering van de ondersteuningsrol van het persoonlijke netwerk van de persoon met een beperking, het zoeken naar professionele ondersteuning bij die diensten waar ook de mensen zonder een beperking een beroep op doen, de tendens om steeds meer in een genormaliseerde context te wonen, te werken en zijn vrije tijd te beleven zijn hier een aantal voorbeelden van. Voor alle duidelijkheid: Wij, ondernemers in welzijn, hebben van in het begin onze steun gegeven aan deze contextwijzigingen die terechte verzuchtingen zijn van onze cliënten. Maar tegelijkertijd hebben ook wij wijzigingen gevraagd die het mogelijk moeten maken om binnen die nieuwe context onze cliënten op een kwaliteitsvolle manier te kunnen blijven ondersteunen. Wij hebben altijd gesteld
- 65 -
dat een grondige deregulering en/of een nieuwe regelgeving noodzakelijk is om op een creatieve en innovatieve manier, samen met onze cliënten, op zoek te gaan naar nieuwe vormen van ondersteuning. Als ondernemers in welzijn moeten we de mogelijkheid krijgen om gevarieerde antwoorden te kunnen bieden op de in de toekomst steeds diverser wordende vragen van onze cliënten zonder dat dit door een te stringent wettelijk kader wordt onmogelijk gemaakt. Begrijp mij niet verkeerd. Ik pleit hier niet voor een vrijstaat waar zowel cliënten als ondernemers in welzijn zich op geen enkele manier moeten verantwoorden, maar tussen beide uitersten ligt er nog heel wat speelruimte die het mogelijk moet maken om tot een positief ondernemingsklimaat te komen. Hier ligt dus een grote medeverantwoordelijkheid voor onze andere belangrijke partner, de overheid. Meer ondernemerschap, creatief ondernemerschap, innovatief ondernemerschap, … zal groeien wanneer de overheid werk maakt van een beleid dat een positief ondernemingsklimaat in de welzijnssector stimuleert. Ik geef, zonder volledig te willen zijn, een aantal condities die een dergelijk klimaat kunnen faciliteren: 1. Een stabiele en betrouwbare overheid. Een overheid, met andere woorden, waar je op kan rekenen, die zegt wat ze doet en doet wat ze zegt. 2. Een overheid met een lange-termijn-visie én een goed strategisch- én operationeel plan om die visie
Vlaams Welzijnsverbond
Patrick Penders, ortho-agogisch centrum Broeder Ebergiste
Meer ondernemerschap, creatief ondernemerschap, innovatief ondernemerschap, … zal groeien wanneer de overheid werk maakt van een beleid dat een positief ondernemingsklimaat in de welzijnssector stimuleert.
om te zetten in transparante en eenvoudige werkingskaders. 3. Een overheid die haar klassieke regelneverij van zich durft af te gooien en zelf ook, samen met de sector, op zoek gaat naar nieuwe vormen, nieuwe methodieken van verantwoording afleggen. 4. Een overheid die ondernemers in welzijn ziet als haar cliënten en hen dus ook, we trekken de lijn naar analogie met onze cliënten gewoon door, de regie van het ondernemerschap terug in eigen handen geeft. Hier wordt het trouwens ook interessant om de omschrijving van het begrip “ondernemingsklimaat” zoals dat in Van Dale terug te vinden is eens te formuleren: Ondernemingsklimaat = het geheel van maatschappelijk-economische omstandigheden –in het bijzonder voor zover die wordt beïnvloed door overheidsmaatregelen- dat invloed uitoefent op de bereidheid van een onderneming om te investeren. Rekening houdende met die nieuwe context moeten we onze huidige manier van ondernemen kritisch in vraag durven stellen en ons afvragen hoe ondernemen/ondernemerschap in onze sector verder moet evolueren.
✔ In hoeverre hebben onze huidige methodes van werken/van ondernemen nog voldoende relevantie in de
toekomst? Moeten we op zoek gaan naar nieuwe methodes? ✔ Wat betekent het nu precies om in die nieuwe context een goede ondernemer te zijn? Welke competenties moet een goede ondernemer hebben? ✔ … Als opwarmertje ivm het begrip ondernemen vind ik het echt zinvol om met U terug te gaan naar mijn vriend Van Dale. Het op zoek gaan naar wat de oorspronkelijke betekenis van een woord of van een begrip is, ontdaan van elke culturele of persoonlijke interpretatie, levert soms verrassende resultaten op. Ondernemen, zegt Van Dale, is:
✔ Op zich nemen ✔ Aanvangen te doen of te verrichten Synoniemen zijn:
✔ Beproeven ✔ Wagen …en dan voegt Van Dale er nog dit interessante zinnetje toe: + altijd met het bijdenkbeeld dat er zwarigheden aan de volvoering verbonden zijn. Ondernemend, zegt Van Dale, is:
- 66 -
✔ niet bevreesd om moeilijke of gevaarlijke zaken op zich te nemen
✔ van aanpakken wetend Ondernemer, zegt Van Dale, is:
✔ degene die iets onderneemt ✔ die een zaak van enig gewicht op zich neemt Een laatste omschrijving die ik U niet wil onthouden en waar zelfs een poëtisch kantje aan zit is ondernemingszucht. Dat begrip bestaat blijkbaar ook. Van Dale omschrijft dit als: ✔ de begeerte om veel te ondernemen of te wagen Er is nog een ander, niet onbelangrijk, punt dat ik graag even voor U verduidelijk. Laat er geen misverstand zijn over het feit dat ondernemerschap een zaak zou zijn van enkel de directies. Uit de thema’s van de hierna beschreven workshops zal U wellicht kunnen afleiden dat ondernemerschap daarentegen een zaak is van alle mensen die betrokken zijn bij de professionele ondersteuning van cliënten. Gaande van de leden van de raad van bestuur tot en met de basismedewerkers. Uiteraard zal de invulling van dat ondernemerschap, afhankelijk van de verantwoordelijkheid die iemand binnen een organisatie heeft, andere accenten krijgen. Maar, niet onbelangrijk, ondernemen doen we binnen een organisatie best met z’n allen.
HET CONCEPT ondernemen in welzijn Het concept ondernemen in welzijn Algemeen concept Als ondernemers in welzijn realiseren we duurzame veranderingen in het belang van de cliënt, zijn netwerk en de samenleving. We geven hiermee een antwoord op sociaal, maatschappelijke uitdagingen. Als ondernemers in welzijn realiseren we maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning waarbij de vraag van de cliënt het uitgangspunt is. We werken hiervoor in openheid samen met alle stakeholders en komen in solidariteit tot afspraken. Als ondernemers in welzijn zoeken we op een innovatieve manier naar oplossingen en durven hierbij verantwoorde risico’s nemen. Als ondernemers in welzijn werken we met overheidssubsidies en andere financieringsbronnen. Deze middelen worden op een efficiënte en effectieve manier ingezet. Overschotten worden geherinvesteerd om de sociale doelstellingen te bereiken en de continuïteit te garanderen.
Uitwerking van dit concept Deel 1: Als ondernemers in welzijn realiseren we duurzame veranderingen in het belang van de cliënt, zijn netwerk en de samenleving. We geven hiermee een antwoord op sociaal, maatschappelijke uitdagingen.
evolueren. Zo ook moet de zorg mee stappen zetten om blijvend mee te evolueren met de maatschappij waarin onze cliënten hun rechtmatige plaats moeten krijgen.
Ondernemers in welzijn: Oorspronkelijk spraken we van “sociaal ondernemer”, een eigenschap die ook een aantal bedrijven en banken in het normaal economisch circuit zich toe-eigenen. Velen onder hen kunnen zich terecht zo noemen. Toch willen wij aangeven dat wij als ondernemer in de zorg/welzijn, niet dezelfde doelstellingen, middelen, competenties aanwenden als deze ondernemers. De essentie is ingegeven door de vraag: wat dient wat. De financiële winst is voor de zorg een belangrijk middel. Daartegenover staat dat winst in het normaal economisch circuit meestal het hoofddoel is. Ondernemers in welzijn hebben een sociaal doel, nl de zorg. Met de benaming “ondernemen in welzijn” lijkt de vlag de lading te dekken.
Duurzame veranderingen: Veranderingen die we realiseren kunnen een kortstondig antwoord bieden op een directe vraag. Waar het continuüm van de oplossing primeert, zullen blijvende antwoorden voor fundamentele permanente noden gezocht worden. In alle gevallen zal de geboden oplossing kwalitatief en duurzaam moeten zijn. Een ondernemer in welzijn komt zoveel mogelijk tegemoet aan de nood van de cliënt. De duurzaamheidprincipes van de maatschappelijke verantwoorde ondernemer (MVO) worden hierbij niet uit het oog verloren. Blijvende aandacht voor de zogenaamde 3P’s, people, planet, profit is een evidentie. People: onze cliënt, zijn rechtstreeks netwerk, de maatschappij, maar ook onze eigen medewerkers enz. Planet: we kunnen en willen niet opteren voor oplossingen die de omgeving niet ten goede komen Profit: hoe we denken over profit, daarop komen collega’s straks terug.
Duurzame veranderingen: Veranderingen zijn geen doel op zich. Ze blijken wel noodzakelijk om te kunnen antwoorden op de geherformuleerde maatschappelijke belangen, zoals bijvoorbeeld het volwaardig burgerschap. Daarenboven is het een gegeven dat we leven in een steeds sneller evoluerende maatschappij die vereist dat alle stakeholders mee
Sociaal, maatschappelijke uitdagingen: In het kader van het eerder vermelde volwaardig burgerschap is inclusie een belangrijke sociaal maatschappelijke uitdaging. Perspectief 2020 van minister Vandeurzen benoemt inclusie als één van de belangrijke thema’s. “Integratie” betekent dat mensen met een beperking welkom zijn om deel te nemen aan de maatschappij. Inclusie daar-
- 67 -
Vlaams Welzijnsverbond
Uitwerking: Commissie ondernemen van het Vlaams Welzijnsverbond, in het bijzonder Alain Nauwelaerts, Geert Bonte, Philip Vanneste en Hendrik Vandamme.
entegen vraagt een meer actieve rol van de maatschappij. Dit impliceert dat de maatschappij dient te veranderen ten gunste van de personen met een beperking. We willen hen dus inclusieve perspectieven bieden, maar ook is het onze taak om te helpen het gedrag van de maatschappij inclusief te maken. Vanuit de Verklaring van de Rechten van Personen met een Handicap en vanuit onze overtuiging uiteraard, zoeken we nieuwe antwoorden op reeds langer bestaande vragen. Als voorbeeld denken we hier aan het zoeken naar nieuwe oplossingen voor het woonprobleem voor personen met een beperking. Oplossingen die we zo weinig mogelijk moeten zoeken binnen de muren van de voorziening, daar waar mogelijk en wenselijk. Deel 2: Als ondernemers in welzijn realiseren we maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning waarbij de vraag van de cliënt het uitgangspunt is. Wij werken hiervoor in openheid samen met alle stakeholders en komen in solidariteit tot afspraken. De vraag van de cliënt is het uitgangspunt ✔ van aanbodgestuurde ondersteuning … Bij een aanbodgestuurde ondersteuning zijn het de zorgverleners die “pakketten” van zorg en ondersteuning aanbieden, op maat van het gemiddelde, volgens de logica van een zo efficiënt mogelijke organisatie. Het gaat hier als het ware over gestandaardiseerde pakketten voor wonen in leefgroepen, voor dagbesteding, voor therapeutische ondersteuning, voor ontwikkelingsondersteuning, … . Bij deze traditionele visie op ondersteuning staat het perspectief van de zorgverlener centraal. De zorgverlener beslist wat goed is voor de cliënt. Deze visie is gefundeerd in het medisch paradigma met als centrale waarden de waarde van de ondersteuning en de waarde van de professionele verantwoordelijkheid van de zorgverleners. In zijn extreme toepassing kan deze visie leiden tot paternalisme en betutteling. Vanuit dit perspectief wordt al vlug te weinig rekening gehouden met de eigen verlangens en wensen van de cliënt.
✔ naar vraaggestuurde ondersteuning …
Cliënten zijn meer dan consumenten in de ondersteuning. In 2012 zijn begrippen als emancipatie, volwaar-
- 68 -
dig burgerschap en inclusie bakens bij de uitwerking van de ondersteuning. De autonomie en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt staan voorop. Een cliënt geeft als een uniek persoon op een geëmancipeerde wijze, richting aan zijn leven en dus ook aan dat deel waarvoor ondersteuning wordt gevraagd. De cliënt krijgt daardoor in het proces een meer actieve rol en een grotere verantwoordelijkheid, waarbij de zorginstelling ondersteunend en adviserend optreedt. Vanuit het burgerschapsparadigma kan de ondersteuning best zoveel mogelijk geboden worden in de gemeenschap zelf en met de betrokkenheid van de mensen uit het sociaal netwerk van de cliënt. Het uitgangspunt voor ondernemen is een grotere participatie in de ondersteuning van de cliënt en zijn naastbetrokkenen. In deze benadering staat het perspectief van de cliënt voorop. Deze visie op ondersteuning insinueert dat de cliënt vraagt en bepaalt én de zorgverlener hierbij als onderaannemer herleid wordt tot uitvoerder. Dit standpunt kan in zijn extreme toepassing leiden tot frustratie bij de zorgverleners (omdat onvoldoende rekening gehouden wordt met de aanwezige professionaliteit) en frustratie bij de cliënt en zijn/haar netwerk (omdat die ervaren dat niet alle wensen kunnen gerealiseerd worden).
✔ met speciale aandacht voor dialogale verantwoor
delijkheid !!! In zijn extreme toepassing zijn beide hierboven aangehaalde visies individualistisch van ingesteldheid. In beide gevallen maakt immers één partner de keuze zonder er de andere partners op een beslissende wijze bij te betrekken. Er wordt hierbij voorbij gegaan aan standpunt en waardevolle inbreng van de andere partij. Alle betrokkenen moeten echter beseffen dat ze vanuit een eigen beperkt perspectief kijken naar de situatie van de cliënt. Geen enkel van deze perspectieven biedt een volledig zicht op de situatie in al haar aspecten. De cliënt en de naastbetrokkenen hebben ervaringsdeskundigheid ivm levensgeschiedenis en leefsituatie van de cliënt. De zorgverleners hebben professionele deskundigheid mbt de problematiek van de cliënt. We pleiten dan ook voor een
Samenvattend kan gesteld dat wij uiteraard vinden dat de keuze van de cliënt centraal staat, met dialoog als basis voor de samenwerking tussen cliënt, naastbetrokkenen en zorgverleners. Kernwaarde bij deze dialoog is wederzijds vertrouwen. Ondernemers realiseren maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning Wij wensen kwaliteitsvolle ondersteuning aan te bieden aan de cliënten, maar het is de maatschappij die deze ondersteuning financiert. Dit betekent dat de maatschappij in een bepaalde mate bepaalt wat er wordt uitgegeven aan deze maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning. Veel heeft te maken met de waarden die aanwezig zijn in de maatschappij. Dit betekent eveneens dat de overheid hier controle op kan en mag uitvoeren. Daarenboven kan deze maatschappelijke ondersteuning ook veranderen in de tijd, rekening houdende met maatschappelijke veranderingen. Belangrijke begrippen die de huidige norm voor maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning bepalen zijn enerzijds de reeds aangehaalde begrippen als volwaardig burgerschap, inclusie en emancipatie. Anderzijds is er een beperkt budgettair kader waarbinnen de ondersteuning dient gerealiseerd te worden. Dit gegeven maakt dat we bij de uitwerking van de ondersteuning telkens rekening moeten houden met drie elkaar beïnvloedende niveaus : het niveau van de individuele cliënt, het regionaal niveau en het maatschappelijk niveau. We zien dit als het micro-, meso- en macro-antwoord op de vraag naar ‘maatschappelijk aanvaardbare’ ondersteuning.
zien van de cliënten. Hier speelt het regionaal overleg een belangrijke rol en dit zowel sectoraal als intersectoraal.
✔ op microniveau : met oog voor kwaliteit van leven
van de individuele cliënt Onze ondersteuning moet oog hebben voor de kwaliteit van leven van elke cliënt. De keuze van de cliënt staat hierbij centraal. Samen met de cliënt en zijn netwerk moeten we op zoek gaan naar oplossingen. De zorgverlener loopt als het ware samen met de cliënt zijn traject. Dit betekent dat er een fundamentele omslag is van aanbodgestuurde naar vraag-georiënteerde ondersteuning. Hierbij is wendbaarheid een belangrijke voorwaarde. Er zijn echter grenzen aan deze ondersteuning. We leven in een samenleving waar men ervan uitgaat dat alles kan : ‘The sky is the limit !’. Ook cliënten gaan er soms van uit dat alles mogelijk moet zijn. En ook medewerkers beschouwen het soms als een evidentie dat ze ‘alles’ kunnen doen voor ‘onze’ mensen… Toch botsen we hier vaak op de grenzen van de ondersteuning. Er is enerzijds de ondersteuningsvraag die explodeert. Het is niet steeds haalbaar en ook niet steeds wenselijk of verdedigbaar om als voorziening in te gaan op elke vraag. Sommige vragen zijn niet verenigbaar met het samenleven in groep. Andere vragen worden best vanuit een regionaal perspectief benaderd. Anderzijds is er de schaarste aan personele en financiële middelen, die het onmogelijk maakt om alle vragen te beantwoorden, laat staan om de wachtlijsten als sneeuw voor de zon te laten wegsmelten.
We werken hiervoor in openheid samen met alle stakeholders en komen in solidariteit tot afspraken.
✔ op macroniveau : uitbouwen van een zorgzame sa
✔ op mesoniveau : kwaliteitsvolle ondersteuning rea
liseren binnen een regio Keuzevrijheid is de vrijheid om te kiezen tussen verschillende mogelijkheden die in een bepaalde situatie voorhanden zijn zonder dwingende invloeden van buitenaf. Het is dus aangewezen dat er binnen elke regio een -weliswaar beperkte- keuzemogelijkheid is.
Zorgvoorzieningen mogen geen eilanden zijn. Voorzieningen opereren meer en meer in netwerken en spelen ook in op maatschappelijke tendensen en nieuwe verwachtingen.
Uit de maatschappelijke opdracht volgt dat er tussen voorzieningen een zekere solidariteit bestaat ten aan-
- 69 -
menleving Als zorgvoorziening hebben we een maatschappelijke opdracht of mandaat. Anders dan in de profitsector, bestaat onze maatschappelijke opdracht er niet in om winst te maken of een bepaald product te verkopen, maar om goede ondersteuning te verlenen. Ook al staan we in opdracht van de samenleving in voor het welzijn van onze cliënten, toch zijn we geen ‘onderaannemers’ in de zorg. We willen als autonome voorzieningen uit de private non-profitsector ten aanzien van onze opdrachtgever ten volle onze verantwoordelijkheid opnemen. We werken immers voor een niet onbelangrijk deel met middelen van de samenleving. We willen kwaliteitsvolle, relevante en toegankelijke ondersteuning verlenen. Belangrijke elementen wanneer we spreken over toegankelijkheid zijn beschikbaarheid, tijdigheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid en informatie. De realisatie van dit alles kan één voorziening nooit alleen. Dit moet verwezenlijkt worden in een samenwerkingsverband tussen de overheid en de ondernemer. Ondernemers in zorg werken samen met alle stakeholders (de cliënt en zijn netwerk, de medewerkers, netwerk-organisaties, VAPH en de overheid) en komen in solidariteit tot afspraken. Solidariteit is een fundamentele waarde om van een samenleving een zorgzame samenleving te maken. Immers, wanneer wij wensen dat de samenleving mensen met een zorgvraag of zorgbehoefte gaat ondersteunen en opvangen, dan hebben wij nood aan een solidaire samenleving. We moeten ons als maatschappij engageren voor iedereen, in het bijzonder de zwaksten. Dit veronderstelt dat mensen hun persoonlijk welzijn ondergeschikt willen maken aan het algemeen welzijn. Niet evident !!
Vlaams Welzijnsverbond
dialoog tussen alle betrokken partijen. In deze dialoog draagt ieders verantwoordelijkheid bij tot de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Essentieel hierbij is het vertrouwen. Vertrouwen is het geloof in de mogelijkheden en de trouw van de ander. Dit is niet vanzelfsprekend : de cliënt moet de ondersteuning aanvaarden én de zorgverlener moet de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt respecteren. Dit is niet vanzelfsprekend aangezien vertrouwen niet afdwingbaar is maar gaandeweg –naargelang de partijen elkaar beter leren kennen- groeit. Het is dan ook belangrijk dat er van meet-af-aan gestreefd wordt naar heldere afspraken die alle betrokken partijen onderschrijven.
Als ondernemers in de zorg moeten we verantwoording afleggen aan de subsidiegever, aan cliënten en hun ouders en aan de maatschappij. We zijn verantwoording verschuldigd voor de zorgprocessen, maar ook voor personeelsbeleid, financieel en communicatiebeleid. Inspecties verwachten ook meer van de voorzieningen dan louter kwantitatief ‘in orde’ te zijn en vragen aantoonbare kwaliteit, via bepaalde vooraf omschreven en geprotocolleerde methodieken en praktijken. Belangrijk gegeven bij dit kwaliteitsbeleid ligt in de zelfevaluatie.
Samenvattend kan gesteld dat we streven naar de realisatie van een maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning. Hierbij moeten alle stakeholders naast het persoonlijk welzijn oog hebben voor het algemeen welzijn. Kernwaarde hierbij is solidariteit. Deel 3: Als ondernemers in welzijn zoeken we op een innovatieve manier naar oplossingen en durven hierbij verantwoorde risico’s nemen. Ondernemers innoveren om nieuwe antwoorden te bieden op nieuwe en bestaande vragen. In de bedrijfswereld gebruikt men vaak volgende definitie van innoveren: Innoveren is het creëren van toegevoegde waarde door een goed management van kennis en creativiteit. Wat betekent dit voor ondernemers in welzijn?
✔ Toegevoegde waarde:
Toegevoegde waarde kan zowel zitten in het bieden van een betere (in de zin van beter afgestemd op hun noden) zorg aan cliënten als in het kunnen bieden van dezelfde zorg met minder middelen, of zorg aan meer mensen met dezelfde middelen.
✔ Management van kennis en creativiteit:
Ondernemers in zorg hebben hier reeds ervaring mee, in het kader van kwaliteitswerking. Ook hier wordt kennis en creativiteit gebruikt, in functie van verbeteringen. Zonder in clichés te willen vervallen, kan gezegd worden dat kwaliteitsdenken leidt tot incrementele innovatie: stapsgewijze vernieuwing in bestaande systemen. Wanneer er nood is aan radicale vernieuwingen, dan volstaat incrementele innovatie veelal niet1. Om tot radicale innovatie te komen, is het nodig om niet enkel te zoeken naar kwaliteitsverbetering, maar om radicaal (out of the box) andere oplossingen te durven bedenken. Zo is inclusie een vrij radicale innovatie: in plaats van de zorg aan te bieden binnen een afzonderlijke, aangepaste context, wordt ervoor gezorgd dat de maatschappij zich aanpast om (een deel van) de zorg daar te laten gebeuren. Het is helemaal niet eenvoudig voor het management van een organisatie om radicale ideeën naar boven te laten komen, te laten rijpen, en om medewerkers2 kansen en ruimte te geven om ze te laten uittesten of te laten implementeren. Veelal ‘staan wetten in de weg en praktische bezwaren’.
Om tot (radicale) innovatie te komen, zijn er verschillende nuttige modellen uit de innovatiewereld: ✔ Waardeinnovatie Waardeinnovatie (Value Innovation) vertrekt van een grondige analyse van waarde (bvb. veiligheid, comfort, 24/24 beschikbaarheid, nabijheid, individuele invulling vrijetijd, kwaliteit woonomgeving, medische ondersteuning, vorming personeel, beschikbaarheid technische hulpmiddelen …) die door een organisatie geboden wordt aan cliënten, en een vergelijking van welke vormen van waarde andere organisaties in dezelfde sector aanbieden. Vrijwel altijd komt men tot de conclusie dat er geen grote verschillen zijn tussen het aanbod. De vraag kan dan gesteld worden of alle waar-
de die men biedt wel nog overeenkomt met wat de cliënt nodig heeft3. Om zich echt te differentiëren, kan men meer inzetten op één bepaalde waarde, of op een totaal nieuwe waarde, maar moet men ook bestaande waarden verminderen of zelfs schrappen. ✔ Diensteninnovatie Er bestaan heel wat methodieken om aan technologische innovatie te doen (nieuwe producten ontwikkelen). Pas recent werden ook modellen4 ontwikkeld om diensten te innoveren. Ondernemers in welzijn zijn per definitie dienstverleners. Om te innoveren in dienstverlening kan op 6 componenten gewerkt worden: ICT, klanteninteractie, organisatie en personeel, informatie en kennis, technologie en tot slot strategische positionering. Methodieken voor diensteninnovatie geven een kader waarmee gewerkt kan worden door ondernemers in welzijn. Daarbij is het belangrijk dat men steeds het doel voor ogen houdt: innoveren is slechts een middel, het bieden van een werkbaar antwoord op de noden van de cliënt is het doel. ✔ Technologische innovatie Er is heel wat te doen rond technologische innovatie in de zorg. De term assistieve technologie wordt de laatste jaren heel vaak gebruikt. Technologie kan inderdaad zorg faciliteren, maar is nooit een oplossing op zich. Enkel indien de technologie ingebed is in een goed uitgewerkt dienstenaanbod, kan het innovatie in zorg mogelijk maken. Belangrijk is daarbij om te zoeken hoe standaard technologie kan ingezet worden binnen het zorgproces5. Innoveren houdt inherent ook risico’s in
✔ Het ontwikkelrisico
Kansen geven om (radicale) innovaties uit te denken en te testen is de enige manier om tot de nodige vernieuwing te komen. Het is evenwel een zekerheid dat
1 Verschillende uitdagingen nopen ondernemers in welzijn tot radicale innovatie, bijvoorbeeld de schaarste van de middelen gecombineerd met stijgende vragen, en de grote schaarste wat betreft personeel. 2 Het is geen goed idee om 1 persoon in de organisatie (de innovatie-manager) de verantwoordelijkheid te geven om innovatie te realiseren. Wel kan 1 persoon de taak krijgen om het proces van innovatie te begeleiden en te ondersteunen. 3 De vraag kan zelfs gesteld worden of bepaalde vormen van waarde die men biedt wel ingegeven zijn door de reële noden van de cliënt, dan wel door het willen inspelen op thema’s die door de subsidiërende overheden als belangrijk naar voor worden geschoven. 4 Zie bvb. IWT studie 65 (http://www.iwt.be/sites/default/files/publicaties/iwt_studie65.pdf) 5 Spraakcomputers bijvoorbeeld zijn heel duur, terwijl het inschakelen van standaard tablets vaak een flexibelere en goedkopere oplossing kan bieden.
- 70 -
Als je bijvoorbeeld nieuwe communicatietechnologie invoert om personen met een grote zorgvraag toch zelfstandig te laten wonen, dan kan die technologie (zeker in een beginfase) falen, met eventueel ernstige gevolgen voor de cliënt. Als een organisatie geen enkel risico wil nemen, dan zal ze die stap niet zetten, of zich dermate indekken dat de nieuwe aanpak bij voorbaat niet kan slagen6. Innoveren in zorg vereist een goed evenwicht tussen verantwoordelijk handelen, en het durven zetten van nieuwe stappen. Verantwoordelijk handelen is niet hetzelfde als risicoloos handelen. Nabeschouwing: Naast incrementele innovatie en radicale innovatie is er ook disruptieve innovatie, waarbij nieuwe spelers, niet gehinderd door historisch gegroeide structuren en systemen, met een totaal andere kostenstructuur diensten kunnen aanbieden. Deze spelers kunnen op zeer korte termijn zeer drastische gevolgen hebben binnen sectoren. Sectoren die niet openstaan voor radicale innovatie, zijn zeer kwetsbaar bij de komst van dergelijke nieuwe spelers. Deel 4: Als ondernemers in welzijn werken we met overheidssubsidies en andere financieringsbronnen. Deze middelen worden op een efficiënte en effectieve manier ingezet. Overschotten worden geherinvesteerd
om de sociale doelstellingen te bereiken en de continuïteit te garanderen. Overheidssubsidies: wat dekt deze vlag? Overheidssubsidies zullen steeds de financiële basis van de werking van organisaties die ondersteuning bieden aan mensen met handicap, uitmaken. Het is onmogelijk om via bijdrageregelingen de kost van professionele en kwaliteitsvolle ondersteuning tav mensen met een beperking, te financieren. Kwaliteitsvolle ondersteuning vergt immers middelen en mensen en vooral dit laatste maakt de kostprijs uit. Binnen de toekomstige context van zorgvernieuwing evolueert de verhouding tussen de sector en de overheid. De overheid wil een ruimere responsabilisering van de voorzieningen en wil mede in dat kader ‘ondernemen in welzijn’ stimuleren. Deze beleidsoptie mag echter niet leiden tot de verwachting dat voorzieningen een substantieel deel van hun werkingskosten via andere kanalen dan de structurele betoelaging moeten realiseren.
Met de overheidsbetoelaging moeten minstens de kosten van de basisondersteuning kunnen gedekt worden. Verder moeten de overheidssubsidies volgens ons ook de organisatiekosten/de overheadkosten van onze voorzieningen dekken. Een persoonsvolgend financieringssysteem waarbij de overheid subsidieert op basis van de ondersteuningsnood van de cliënt lijkt ons aanvaardbaar. Dit kan bijvoorbeeld via een persoonsvolgende voucher, uitgedrukt in punten. Op die manier wordt voldoende rekening gehouden met de reële kostprijs per arbeidsuur van de medewerker die instaat voor de ondersteuning van de cliënt. We verkiezen een persoonsvolgende betoelaging via punten boven een enveloppenfinanciering. Anderzijds noopt een enveloppenfinanciering / een financiering in centen de ondernemer in welzijn om meer na te denken welke aspecten in de bedrijfsvoering misschien beter worden ingekocht. Algemeen zullen we als ondernemers hieromtrent actiever moeten nadenken.
We pleiten dan ook voor een dialoog tussen alle betrokken partijen. In deze dialoog draagt ieders verantwoordelijkheid bij tot de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Essentieel hierbij is het vertrouwen. Vlaams Welzijnsverbond
maar een deel van de innovaties ook echt tot resultaten leidt. Het management moet bereid zijn om mislukkingen te aanvaarden, en eruit te leren. ✔ Het menselijk risico Onze maatschappij is heel erg gericht op 100% veiligheid en het indekken van alle mogelijke verantwoordelijkheid. Dit kan het uitdenken en uittesten van nieuwe zorgvormen belemmeren.
6 Heel wat rapportering in de zorg is gericht op het indekken van risico’s en niet op het invullen van reële noden van de cliënt. Hier liggen heel wat kansen tot waardeinnovatie.
- 71 -
Wij menen verder dat het begrip ‘overheid’sbetoelaging ruimer dient te worden begrepen dan ‘VAPH’. Andere overheden moeten ook bijdragen, ifv thema’s die horen tot hun beleidsdomein. Inclusieve dienstverlening voor personen met een beperking kan immers niet zonder de inbreng van de beleidsdomeinen ‘sociaal wonen’, ‘mobiliteit’, ‘thuiszorg’, ‘cultuur’, enz. Andere financieringsbronnen ... : hoe dient dit te worden begrepen? In onze overtuiging is het ook noodzakelijk dat we als ondernemers aanvullende werkingsmiddelen en werkkapitaal uit de markt halen om het aanbod surplus de basisdienstverlening mee te financieren. Dit betreft financieringsbronnen waarnaar we actiever op zoek zullen moeten gaan. Zijn we op vandaag hieromtrent niet wat te afwachtend en specialiseren we ons niet eerder in het optimaliseren van dagprijsdossiers en het maximaal benutten van de financieringsstroom vanuit het VAPH? Wel menen we dat aanvullende werkingsmiddelen zullen worden aangewend voor het niet- handicapspecifieke. Voor de handicapspecifieke kost blijft het VAPH verantwoordelijk voor een dekkende financiering. Hoe kunnen we deze andere financieringsbronnen vinden/activeren? Door partnerschappen en overeenkomsten met belanghebbenden en geïnteresseerden in ondersteuning of samenwerking, af te sluiten. Het belang voor de voorziening hierbij zal de verdere uitbouw van het ondersteuningsaanbod zijn. De partners die extra kapitaal inbrengen willen we dan weer een rendabele investering bieden. Het activeren van deze andere financieringsbronnen zien we onder andere voor het realiseren van huisvesting waarin ondersteuning kan worden verleend, maar evengoed voor innovatie en grensverleggende initiatieven. Formules daartoe streven een win-win na: voor de ondernemer in welzijn te kaderen in de realisatie van de eigen maatschappelijke opdracht. Voor de partner die financiele middelen inbrengt te kaderen in een rendabele en tegelijk ethische manier van investeren.
Misschien kan in dat kader financieel kapitaal bij ouders worden gemobiliseerd ifv het realiseren van woongelegenheden: onroerend goed is op zich een prima belegging. Er kunnen wellicht haalbare afspraken worden gemaakt tussen eigenaars en voorziening op het vlak van huurvoorwaarden, gebruiksvergoeding, verwerving .. Een ander voorbeeld van creatief samenwerken is het dubbel of gezamenlijk gebruiken van ruimtes en accommodatie in samenwerking met openbare besturen, scholen of welwillende private organisaties. Wij zijn tegenstander van systemen met deelname in de winst op de algemene bedrijfsvoering van voorzieningen. Systemen met deelname in de winst op de algemene bedrijfsvoering, hetzij voor investeerders of bedrijfsvoerders, genereert een commercieel management waarbij de belangrijkste drijfveer financieel economisch is en waarvoor misschien veel zou moeten wijken. De kans bestaat immers dat de agogische bedrijfsvoering daarop wordt afgestemd. De mate van inzet en scholing van personeel, de mate van kwaliteit van leven voor de gebruikers, de prijssetting naar de gebruikers, zouden in een commerciële context afgestemd worden op de mate waarin winst bij de exploitatie wordt behaald. Tot slot zijn wij bezorgd om de zorg voor de gebruiker betaalbaar te houden. Deze bezorgdheid moet worden ingepast in het evoluerend kader, waarin wij als organisatie en ondernemers in welzijn zullen functioneren. Overheidsfinanciering, aanvullende werkingsmiddelen, enkele voorstellen mbt de bijdrage van de gebruiker. We kunnen het leidend principe dat de gebruiker alle woon- en leefkosten betaalt, volgen. Hierbij wordt niet langer een eigen bijdrage gevorderd. Dit kan bijdragen tot inclusie en zelfbepaling. Voor de ondersteuningsvelden waarbij we een systeem van eigen bijdrage van de gebruiker handhaven, kunnen we overwegen om de bijdrage te relateren aan diens inkomen. Er zijn immers ook vermogende gebruikers die willen en kunnen betalen. Echter, ook veel van onze cliënten, moeten het zien te rooien met weinig financiële armslag. Indien we willen
- 72 -
inzetten op zorgvernieuwing, inclusie en ondernemerschap dan moeten we op elk moment ook rekening houden met de betaalbaarheid voor de gebruiker. We moeten ons immers bewust zijn van de financiële kwetsbaarheid van het merendeel van onze gebruikers. Overschotten en winst maken. Is het geoorloofd het maken van winst na te streven? Sommigen voelen dit aan als vloeken in de kerk. Onze mening is dat ondernemers in welzijn best een positief bedrijfsresultaat realiseren. Uiteraard zijn deze overschotten niet het doel op zich, het doel blijft goede zorg te verlenen. Overschotten vormen een middel en een onontbeerlijke voorwaarde om onze sociale doelstellingen te ( blijven) bereiken. Deze overschotten zijn immers een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen investeren in continuïteit, groei en verdieping van de organisatie. Een financieel gezonde voorziening is trouwens een interessante partner voor partijen die financiële middelen/kapitaal willen investeren in het kader van onze maatschappelijke opdracht. Tenslotte de afsluitende bedenking. Onze jarenlange traditie en ontwikkelde competentie om de tering naar de nering te zetten en ons aan te passen aan wijzigende financiële omstandigheden, is geen toetssteen bij het bespreken van de financiering van de sector. De toetssteen voor financiering van de sector is kwaliteit van zorg die de outcome van elke gesubsidieerde voorziening moet zijn. Op deze outcome: kwaliteitsvolle zorg, dient de overheid zijn controles en begeleiding te richten.
Innoveren in zorg vereist een goed evenwicht tussen verantwoordelijk handelen, en het durven zetten van nieuwe stappen. Verantwoordelijk handelen is niet hetzelfde als risicoloos handelen.
Reflecties op het concept en het concept ondernemen in welzijn in debat Rudy Mattheus, voorzitter VOKA Health Community Reactie tijdens debat over het concept op de studiedag ‘ondernemen in perspectief (2020)’ op 22 juni 2012: “Ik vind het heel verdienstelijk van deze visie en dit concept dat ze ondernemen op deze nieuwe manier naar voor brengen maar ik moet wel zeggen dat ik vind dat het hier en daar toch nog iets te verkokerd weergegeven is. Er zijn een paar zaken die ik in die context onder de aandacht zou willen brengen. We spraken van vraaggestuurde zorg. Ik denk dat het belangrijk is om vraaggestuurd te werken maar ook de nood uiteindelijk in rekenschap te brengen, vraagsturing in combinatie met de aanwezige nood. Het viel mij op dat overheidsfinanciering, subsidiëring als eerste element kwam en dan uiteindelijk de andere financieringsbronnen. Ik zou geneigd zijn om dit om te draaien en daar de rol van de overheid zeker en vast op een andere manier te gaan bekijken. Innovatie staat er wel in maar creativiteit zouden we daar toch ook moeten durven mee naar voor brengen. En dan een laatste puntje: die winst die daar toch een gevoelig punt is, daar wil ik zeker en vast op terug komen.” Paul Ongenaert, directeur Tabor vzw Vooreerst wil ik mijn appreciatie geven aan het voorgestelde concept. Het is een rijke en genuanceerde omschrijving van wat ondernemen in welzijn kan inhouden. Als Tabor WGO groep (Waarde-Gericht Ondernemen in Welzijn, Gezondheidszorg en Onderwijs) voelen we ons in het bijzonder aangesproken door de tweede zin: “we geven hiermee een antwoord op sociaal, maatschappelijke uitdagingen”. Dit antwoord is immers niet neutraal
- 73 -
maar geïnspireerd door onderliggende waarden als solidariteit en evenwaardigheid. We willen vanuit ons ondernemen de samenleving beïnvloeden, de wereld wat ‘menselijker’ maken. Daarin onderscheiden we ons van een regulier ‘marktgebeuren’ dat vooral oog heeft voor afzet- en omzetmogelijkheden. Het verschil kun je als ondernemer vooral maken door ten gronde te innoveren. Dit is wat anders dan het ‘meer met minder’ verhaal. Dit laatste is gericht op meer efficiëntie, gestroomlijnde procedures. Ik denk dat we als ondernemer in welzijn eerder moeten uitgaan van de benadering ‘minder is meer’ en een innovatief antwoord moeten bieden op de grote toename van zorgvragen. Dit kan door een inclusief verhaal te schrijven, door aan alle sectoren die een impact hebben op onze levenskwaliteit te appelleren. Eigenlijk is dit een weinig ‘traditionele’ manier van ondernemen: ze is niet gericht op een groei-economisch verhaal waarbij steeds meer gespecialiseerde hulpverlening wordt georganiseerd, maar is eerder gericht op het creëren van een breder maatschappelijk draagvlak, een gedeelde verantwoordelijkheid, subsidiariteit. Vanuit een dergelijke benadering is er geen denken in concurrentie maar in netwerken en samenwerking. De laatste jaren is het stakeholdermodel meer en meer in beeld gekomen in onze sectoren. Dit heeft zeker de verdienste dat de belangen van de verschillende groepen (en niet in het minst deze van de cliënten) in beeld zijn gekomen. Anderzijds zit er in dit model ook conflictstof: belangen in beeld brengen betekent dat elkeen zijn/haar belangen wil verdedigen en daarbij wel eens het perspectief van de ander niet meer ziet. Ik zou willen pleiten voor een model van inter-afhankelijkheid: het besef dat we samen (met alle betrokkenen) in verbondenheid de klus moeten klaren.
Vlaams Welzijnsverbond
Kan u zich in dit concept vinden?
Voor de persoon met een handicap zal niet zozeer de financieringswijze de hefboom zijn tot verandering (alhoewel dit een goede en noodzakelijke stap is) maar vooral de mate waarin de gehele samenleving zich zal inrichten op de gevraagde inclusie. Dit is een politieke keuze, de keuze voor een open en solidaire samenleving. Voor ondernemers is het belangrijk dat er ruimte is om initiatief te nemen. Dit veronderstelt dat de overheid zorgt voor de middelen en een ruim algemeen kader dat vooral regelluw is. Ik heb de indruk dat de laatste jaren de overheid niet alleen kaders bepaalt, maar ook al sterker gaat invullen HOE één en ander vorm moet krijgen. Uiteraard moet de overheid kwaliteitseisen stellen en deze controleren via inspectie, maar het eigenlijke ondernemen dient te worden overgelaten aan de ondernemingen zelf. Het is dit private initiatief dat Vlaanderen zo kenmerkt en ook in het verleden dikwijls de motor was voor daadwerkelijke innovaties. Lief Vanbael, Gezin en handicap Als je deze definitie van ‘ondernemen’ leest, kun je hierover alleen maar positief zijn. Toch zijn er een paar dingen die er voor mij direct uitspringen: ✔ ondernemers in welzijn realiseren duurzame veranderingen ✔ de keuze van de cliënt staat centraal Vraag die wij ons stellen: ga je eerst veranderingen realiseren om de keuze van de cliënt centraal te kunnen stellen of ga je eerst de keuze van de cliënt centraal stellen om aan de hand daarvan duurzame veranderingen te realiseren? Wij hopen dat er van deze twee doelstellingen samen werk gemaakt wordt, stap voor stap, met een intens overleg met alle betrokkenen. Wij hopen dat voorzieningen niet wachten tot ze duurzame veranderingen hebben gerealiseerd vooraleer ze de keuze van de cliënt centraal gaan stellen. Ook zonder grote veranderingen kan er nu al werk gemaakt worden van processen van vraagverheldering en het maken van individuele ondersteuningsplannen en daarop een antwoord bieden, ... . Dit proces zal dan ongetwijfeld leiden tot duurzame veranderingen. Voor alle duidelijkheid: als we het hebben over de ‘keuze
van gebruikers’ dan gaat het volgens ons over gebruikers goed informeren of hen de kans geven om zich goed te informeren en hen zoveel mogelijk ondersteunen zodat zij keuzes kunnen maken die verder gaan dan wat wil ik ‘s morgens bij mijn koffie en naar welk tv-programma wil ik kijken? Het gaat o.a. over hoe wil ik wonen, mijn dag- of vrijetijdsbesteding invullen, ... . En wij beseffen ook wel dat het niet gaat over ‘ik vraag en jullie draaien’. Er zal altijd veel overleg nodig zijn. Overschotten worden geherinvesteerd om de sociale doelstellingen te bereiken en de continuïteit te garanderen: jullie gaan er dus nu al van uit dat er overschotten zullen zijn? Mark Selleslach, vakbond LBC Reactie tijdens debat over het concept op de studiedag ‘ondernemen in perspectief (2020)’ op 22 juni 2012: “Je voelt dat er heel hard aan die omschrijving gewerkt is. Dat zit boordevol kernwoorden en ik kan mij voorstellen dat er nog heel veel zijn die uiteindelijk niet in die tekst zijn gebleven omdat het ook gebald moet blijven. Dus ik denk dat het heel zinvol is. Wat mij opvalt: er zal vandaag niet een soort ondernemer onder het laken uitgehaald worden, die hier uitgevonden wordt. Ik heb er geen moeite mee om te denken “eigenlijk is dat al altijd zo geweest”. Ik herinner mij (één voorbeeldje om aan te geven dat we daar toch wat in de geest ook in evolueren, denk ik), sociale partners maken al eens collectieve arbeidsovereenkomsten, dat maakt mee deel uit van afspraken onder de stakeholders. Vroeger, als daar het woord bedrijf of onderneming al eens in sukkelde, dan waren we allemaal geneigd, ook van de kant van de werkgevers, om te zeggen: nee, nee, dat moet voorziening zijn, daar moet voorziening staan. Nu lezen we er al een aantal jaar over. Dat geeft wel aan: jullie zijn altijd al een onderneming geweest. Ik begrijp de discussie vandaag eerder als: het is een speciaal soort ondernemerschap. Je mag dit niet over één kam scheren. En wat zijn eigenlijk een soort van bakens waar we ons willen aan vasthouden om er in de woelige tijden van verandering toch voor te zorgen dat
- 74 -
onze essentie overeind blijft. Dat we niet meegesleurd worden door winst en andere aspecten.” Jos Theunis, afdelingshoofd zorg van het Vlaams agentschap voor personen met een handicap. Goede definitie, die goede accenten legt. Belangrijk in de definitie: belang van de cliënt staat centraal, en daarna volgt het netwerk en de samenleving. Ondernemen in welzijn is per definitie niet in de eerste plaats ondernemen in het belang van de eigen organisatie. Ondernemen betekent inderdaad ook risico’s durven nemen. Het is mee de opdracht van de overheid een kader te creëren waarbinnen de te nemen risico’s ook verantwoord zijn, zonder betuttelend te zijn. “Komen in solidariteit tot afspraken” betekent dat ondernemers in welzijn in eerste instantie streven naar solidariteit en samenwerking, en niet vanuit een zuiver concurrentiële positie. Al staat daar tegenover dat de cliënt wel de ruimte moet hebben om te kiezen bij welke ondernemer hij wil aankloppen, wat de ondernemers hoe dan ook zal aansporen tot verbetering, tot “uitmuntendheid”.
Het concept ondernemen in welzijn in debat Aansluitend op de presentatie van het concept tijdens de studiedag ondernemen in perspectief (2020) van 22 juni 2012, werd gedebatteerd over de plaats en de betekenis van ondernemen binnen zorg en welzijn. Deelnemers aan het debat: Lief Vanbael van Gezin en Handicap, Paul Ongenaert van vzw Tabor, Rudy Mattheus van Voka Health Community en Mark Selleslach van de vakbond LBC. Hierna volgen enkele hoogtepunten uit dit debat. Moderator: Kan het systeem van persoonsvolgende financiering als gevolg hebben dat mensen die goed kunnen onderhandelen meer en sneller aan bod zullen komen en over het algemeen meer uit het systeem zullen halen? Lief (Gezin en Handicap): om te onderhandelen moet je
Paul (Tabor): wat Lief aanbrengt, dat is zeker een groot risico, zolang er schaarste is. Maar de vraag is of wij de PVF moeten gaan stellen in onderhandelingstermen. Ik zou hiertegenover het verbondenheidsmodel willen stellen. In dit model zijn gebruikers en ondernemers afhankelijk van elkaar om tot een goede en gepaste ondersteuning te komen. Rudy (VOKA): ook ik kan bovenstaande volgen maar naast dit verbondenheidsmodel moet je toch een stukje de marktwerking kunnen laten gelden. Door die marktwerking ga je bij de ondernemer een meer open, innovatieve werking stimuleren. Nu zitten we wat in een verkokerd gegeven, mensen zijn bang om hun stem te laten horen omdat ze bang zijn niet langer de nodige zorg te zullen krijgen. Om dit om te keren is het belangrijk dat de cliënt, wanneer hij niet tevreden is, op zoek kan gaan naar alternatieven die beter bij hem passen. En alternatieven gaan er pas zijn als ondernemers de kans krijgen deze alternatieven te zoeken en uit te werken. Mark (LBC): hierbij wil ik toch even wijzen op enkele risico’s van de persoonsvolgende financiering (wat niet betekent dat wij niet achter deze financieringswijze staan). Wij vrezen dat de risico’s onderschat worden en willen mensen waar mogelijk behoeden voor desillusies. 1. wat doe je met de rechtszekerheid en de continuïteit? Als je de deskundigheid en de expertise wil blijven behouden, dan moet er een soort continuïteit zijn op vlak van kwalificaties van mensen, van personeelsinzet enz. Als er–tijdelijk – wat minder omzet is, ga je dan ook met wat minder personeel werken? Als er weinig klanten zijn, moet je dan sluiten? Medewer-
kers zullen evenzeer de markt volgen: zij zullen gaan, dáár waar het geld is. 2. Welke principes van concurrentie ga je volgen en welke niet? Tot hoever ga je daarin? Bijvoorbeeld het principe prijs / kwaliteit waarbij je meer betaalt voor betere kwaliteit. Dit is een principe uit de marktwerking die wij absoluut niet willen. Hieruit zou volgen dat bij mensen die minder (kunnen) betalen, de kwaliteit van de zorg ook minder is. Rudy: Ik volg een stuk in de redenering maar er mag geen zwart/wit denken ontstaan. Gezien de nood en de weinige financiële middelen moeten wij een aantal zaken misschien toch anders gaan organiseren. Bijvoorbeeld nadenken wat echt tot onze kerntaken behoort en wat eventueel kan uitbesteed worden. Moderator: wat is er nodig om vraaggestuurd te kunnen werken? Lief: om mensen werkelijk te laten kiezen hoe zij hun ondersteuningsnood willen invullen, is er nood aan een grote verscheidenheid in het aanbod en aan de opheffing van de schaarste. Moderator: Paul, is dit binnen de voorzieningen te realiseren? Paul: er zitten daar wel mogelijkheden in; dit blijkt bvb uit de experimenten met persoonsvolgende convenanten. Een aantal diensten zijn meer flexibel en meer wendbaar ingezet. Je blijft met twee soorten deskundigheid: ervaringsdeskundigheid en professionele deskundigheid. Die twee moeten elkaar vinden om een goed antwoord te kunnen formuleren. Rudy: vanuit de ziekenhuis sector zien wij dat vraaggestuurdheid enkel werkt als er een dialoog mogelijk is. We maken er meer en meer de evolutie naar “patient empowerment”: de patiënt moet zijn eigen regie in handen nemen, tegelijkertijd draagt hij ook een stuk de verantwoordelijkheid voor het slagen van de zorg. Lief: dialoog en verbondenheid, daar pleiten wij ook voor. Maar mensen moeten goed geïnformeerd zijn om
- 75 -
deze dialoog op een evenwaardige manier te kunnen aangaan. En zover zijn wij nog lang niet! Moderator: vooral de overheid zorgt voor financiering, wij kunnen wel nadenken over alternatieven en bijkomende vormen van financiering maar, Rudy, u hebt gezegd, we kunnen dat ook helemaal omdraaien. Rudy: België is toch een land waar heel veel door de overheid betaald wordt. Heel veel producten, onderzoeken zijn er en worden gebruikt, omdat er toevallig een subsidie voor bestaat. Als je dat gaat omdraaien (dit is een beetje een theoretisch model), dan komen de werkelijke noden naar boven. De overheid moet er natuurlijk over blijven waken dat de toegankelijkheid gegarandeerd is. Om voor de financieringen een her-allocatie mogelijk te maken, is het belangrijk om het model in vraag te durven stellen. Paul: Ik denk dat je eerst een overheid moet hebben die zegt: we leggen die minimum kwaliteitseisen vast voor diegenen die de ondersteuning geven en wij voorzien daartegenover een voldoende financiering op één of andere wijze. Maar je kan het niet omdraaien, namelijk: we gaan er een marktgegeven van maken en we gaan dan een aanvullende financiering voorzien voor degenen die uit de boot vallen, want dan laat je ze wel eerst uit de boot vallen. Mark: Je moet kijken: welke principes van de markt wil je overnemen? Wat met concurrentie? Dat hoort volgens ons niet thuis in deze sector, in geen enkele zorgsector. Je moet naar complementariteit, niet naar concurrentie. Zolang de overheid blijft zorgen voor de programmatie, voor een vorm van erkenningsbeleid, voor een algemeen kader waarbinnen het ondernemen plaatsvindt, zal het nog wel lukken. Maar het heeft te maken met die andere spelers, als die aan werkzaamheden in de zorg beginnen, buiten de programmatie, buiten erkenningsnormen. Sommigen zeggen: wij willen geen erkenning want dan moeten we ook aan regels beantwoorden. Dan zal je de pure concurrentie krijgen. Zorgt de politiek er nog voor dat we binnen de juiste kaders kunnen blijven werken? Ik geloof in de complementariteit.
Vlaams Welzijnsverbond
allereerst starten van een evenwaardige onderhandelingsbasis tussen de ‘koper’ en de ‘verkoper’. Zolang er schaarste is, is er geen sprake van gelijkwaardigheid. Immers, de koper zal snel toegeven om in aanmerking te komen voor de nodige zorg. Mensen zijn door hun handicap afhankelijk van een goede zorg of ondersteuning, door de schaarste wordt die afhankelijkheid nog sterker. Daarnaast zie ik toch ook wel een verschil tussen mondige en minder mondige personen, bijvoorbeeld ook tussen mensen die kunnen terugvallen op een ruim netwerk en mensen die dat niet kunnen.
Je moet ook voorzichtig zijn als financieringssystemen veranderen, persoonsgebonden worden, dat je heel goed oplet voor bepaalde mechanismen. Want je gaat, als je financiering onvoldoende wordt, commerciële activiteiten moeten doen of je houdt het hoofd niet boven water. En dat is niet de bedoeling, denk ik. Het gevaar is dat gemeenschapsmiddelen via een omweg in de commercialisering betrokken worden en daar hebben wij het bijzonder moeilijk mee. Rudy: Om even ook op die winsten in te gaan, het mag niet de doelstelling zijn van winst op zich te maken maar we mogen het ook niet als een excuus gebruiken. We moeten meer stilstaan: wat zit er achter dat woordje winst. Dikwijls wordt er dan gezegd, dat is om de aandeelhouders uit te keren. Maar als die aandeelhouders middelen in die structuur gestoken hebben, dan is dat ongeveer hetzelfde als op dit ogenblik een lening aangaan. Daar is het belangrijk dat het realistisch blijft. We moeten tot een deontologische of ethische discussie komen. Ik ben een beetje tegen: winst mag er niet zijn of het moet in de cirkel blijven. Paul: Wat de winsten betreft, ik denk dat dat een genuanceerd verhaal is. Het streven naar winsten voor aandeelhouders is, denk ik, niet de bedoeling. Maar wij doen dat nu eigenlijk ook. Als een voorziening leningen afsluit, dan betaal je aan een bank die ook winsten maakt. Als er investeerders zijn, als zij daar dan een zeker rendement uithalen, is daar niets verkeerd mee, als dit op een billijke manier kan gebeuren. Als de voorziening zelf overschotten heeft, is het de bedoeling om die opnieuw te investeren, wat heel wat ondernemers ook doen.
veroorloven en iemand anders een kamertje van vier op vier. Sommige gebruikers zeggen: in het gewone leven heeft iemand ook een villa en iemand anders een sociale woning. Maar dat werkt niet als je samen ondersteuning moet krijgen, volgens mij. Vraag uit de zaal: Moeten we niet het onderscheid maken tussen winst en winstmaximalisatie (dit is voor de profit sector). Als ondernemer in de sociale sector, non-profit, moet winst maken wel degelijk een doelstelling zijn, omdat we anders op lange termijn nooit gaan kunnen blijven investeren in datgene waarvoor onze onderneming gemaakt is. Mark: Ik denk dat u daar gelijk hebt, maar het gaat voor mij niet over: moet je naar een positief bedrijfsresultaat streven? Natuurlijk! Als er inkomsten zijn uit gemeenschapsgelden (sociale zekerheid en fiscaliteit), daar gaat het om, deze dienen niet voor winstuitkering. Als afronding nog enkele opmerkingen uit de zaal: “Er zou een vijfde paragraafje toegevoegd moeten worden aan de definitie, namelijk het personeel. Het is wat naïef te denken dat na de omslag nu alle personeelsleden opeens ondernemers zullen zijn.”
“In de meeste ondernemingen is de kern, de reden van bestaan te weinig vernoemd, namelijk: de kern van de zaak is de verbondenheid die we wensen aan te gaan. Er mag nog sterker gezocht worden wat dat dit nu uiteindelijk voor ons betekent. Er mag nog sterker omschreven worden wat deze verbondenheid en dialoog inhoudt in het concept ondernemen.” “Blij met de insteek van de commissie rond de maatschappelijke verantwoordelijkheid, omdat ik me grote zorgen maak dat, als we teveel naar het echt ondernemerschap gaan doorslaan, we ons solidair systeem waar rijk en arm terecht kan, zullen verliezen. Dus liefst geen tweesporenbeleid waar meerbegoeden de meest kwaliteitsvolle zorg krijgen.” “(VAPH) We werken in een paar projecten met beheersovereenkomsten. Hoe gaan we daar verder mee omgaan? Als we zeggen, díe kwaliteit moet je bieden, dát moet de outcome zijn en díe middelen krijg je, dan moeten we dat niet in beheersovereenkomsten gieten. Laat ons dat dan in een regelgeving gieten die niet teveel regels kent. Als je zegt: dát wil ik voor een bepaalde doelgroep doen en hier zijn er middelen voor: dat is wel goed. Hier kunnen we werken met een beheersovereenkomst.”
De laatste jaren is het stakeholdermodel meer en meer in beeld gekomen in onze sectoren. Dit heeft zeker de verdienste dat de belangen van de verschillende groepen (en niet in het minst deze van de cliënten) in beeld zijn gekomen.
Lief: Mensen gaan toch ook altijd genoodzaakt zijn om ook een beetje in groep ondersteuning te krijgen. Het is niet mogelijk, denk ik, ook met de schaarste van de middelen, om iedereen op zijn plaats, in zijn eigen omgeving heel individueel te gaan ondersteunen. En dan zie ik een aantal ongelijkheden groeien. Zijn die marktprincipes wel toepasbaar allemaal? Nu wonen mensen in een voorziening, waar al heel wat meer vraaggestuurd gewerkt wordt (mensen hebben allemaal hun eigen kamer en dat zit goed. Dat zorgt niet voor conflicten of jaloezie). Als de markt daar werkt, dan kan iemand zich een appartement
- 76 -
workshops: ondernemers in de zorg Workshop 1: ondernemers in de zorg: wie zijn ze, wat doen ze en waarom? Samenvatting workshop Gezondheids- en welzijnsvoorzieningen zijn werkzaam binnen een context van toenemende hybriditeit en verandering. Dit stelt deze organisaties voor grote uitdagingen. Er naar kijken en hopen dat het wel van zelf allemaal voorbij zal gaan, lijkt niet meteen de juiste weg. Ook meer van het zelfde, is geen optie. Welzijns- en gezondheidsorganisaties staan voor de keuze ofwel al de veranderingen die op hen af komen ‘onder-gaan’, ofwel de hand aan de ploeg slaan en hun talenten als ‘onder-nemers’ zo optimaal als mogelijk aan te wenden. Over ondernemen, ondernemers en ondernemerschap bestaan diverse definities en theorieën, die elk op hun eigen manier vorm en invulling geven aan deze begrippen. Ondernemerschap in de enge zin verwijst naar de klassiek opvatting over ondernemerschap: het creëren van nieuwe private ondernemingen, big business, winstmaximalisatie en uitkeringen aan aandeelhouders. De brede betekenis van ondernemerschap duidt op het ondernemend gedrag van personen, groepen, regio’s,…. : making things happen & move. De brede betekenis wordt ook gebruikt om de creatie van nieuwe entiteiten in de non-profit- en overheidssector, evenals om ondernemend gedrag binnen organisaties aan te duiden.
Een hoge graad van ondernemerschap – zowel zakelijk, sociaal als persoonlijk – leidt tot een grote maatschappelijke meerwaarde op diverse gebieden en een aanzienlijke bijdrage tot het behoud en de groei van welvaart. Het waardenpatroon van ondernemers wordt omschreven als: proactief, doorzettingsvermogen, wens tot onafhankelijkheid, verantwoordelijkheidszin, zin voor initiatief, creativiteit, risicobereidheid en zelfvertrouwen. Sociaal ondernemen staat voor ondernemen in het publieke belang: het nemen van risico’s, het stimuleren van innovatie, het creatief inspelen op ontwikkelingen in de omgeving, en dit alles binnen een kader van publieke normen rond solidariteit, toegankelijkheid en gelijkheid (RVZ, 1996; 1998; Van der Grinten, 1996; 1997). Daarbij wordt gestreefd naar een zakelijk, op effectiviteit en efficiency gerichte bedrijfsvoering, ook marktgerichte activiteiten kunnen hierbij een plaats vinden, in geval van mogelijks te realiseren synergie ( Mouwen, 2011). De finaliteit van het ondernemen in de zorg ligt niet in het maken van winst, maar het creëren van maatschappelijk rendement. Er kunnen diverse rollen van de ondernemers in de zorg worden onderscheiden: deze van manager, innovator, risiconemer en marktzoeker. De meeste invulling wordt op dit ogenblik gegeven aan de rol van de manager, de minste aan die van risiconemer. Daartussen bevinden zich de marktzoekers en de innovatierol. De verschillende financieringswijzen in de zorgsectoren én de grote afhanke-
- 77 -
lijkheid van de subsidiëring maken dat het opnemen van de rol van ‘risiconemer’ geen evidentie is in de welzijns- en gezondheidszorg. Om te kunnen ondernemen in de zorg dienen er ook aan een aantal randvoorwaarden te zijn voldaan, zoals ondermeer regelvrije ruimte om te innoveren. Ondernemen in de zorg heeft - binnen een context van een continu veranderende en hybride omgeving - de potentie om het beoogde maatschappelijke rendement van de sociale organisatie dichterbij te brengen.
Vlaams Welzijnsverbond
Bernadette Van den Heuvel, Zorgnet Vlaanderen
Workshop 2: ondernemerschap bij Colruyt Group Ilse Bellemans, Afdelingshoofd rekrutering, selectie en oriëntering bij Colruyt Group
Samenvatting workshop “In de mate dat mensen groeien en teams krachtiger worden, groeit het bedrijf”. Dit motto van Jo en Jef Colruyt geeft perfect onze visie op ontwikkeling weer. We vertrekken bij Colruyt Group vanuit een positief mensbeeld: we zijn ervan overtuigd dat het in mensen zit om te ondernemen en goed werk te leveren. Denk maar eens aan een klein kind dat steeds op ontdekking wil om nieuwe dingen te leren kennen. Naarmate we ouder worden, raakt dit soms ondergesneeuwd. We geloven dat de ontwikkeling van een persoon het gevolg is van de wisselwerking tussen die persoon en zijn omgeving. Ontwikkelen is dan ook maatwerk, voor iedereen en overal verschillend. Ontwikkelen is vertrekken van de natuurlijke kracht en energie die in iedereen aanwezig is. Via tweemaandelijkse overlegmomenten tussen medewerker en chef, waar persoonlijke ontwikkeling aan bod komt en via time-out momenten die teams kunnen inplannen, spelen we hier op in. Wat kenmerkt een ondernemer? Kansen zien, initiatief nemen, berekende risico’s niet schuwen en dus fouten
durven maken. Bij Colruyt Group streven we ernaar dat mensen, binnen de mogelijkheden van hun rol, op een autonome manier hun werk doen, van daaruit initiatieven nemen om hun werk op een betere manier te organiseren en verantwoordelijkheid dragen voor het werk dat ze uitvoeren. Op die manier kunnen ze ondernemerschap in hun rol opnemen. Dit betekent ook fouten durven maken. Iedere fout die iemand maakt, is immers een kans om bij te leren. Ondernemerschap krijgt een prominente plaats in onze firma. We stimuleren dit ondernemerschap door hier aandacht aan te geven zowel op het niveau van individu, team als organisatie. Ons leiderschapsmodel ondersteunt de leidinggevenden in het opnemen van de verschillende rollen nodig om “ondernemerschap” een plaats te geven, er energie rond te mobiliseren en levendig te houden. We scheppen gunstige randvoorwaarden zodat elke medewerker op zijn niveau kan ondernemen. Hierdoor ontstaat, zowel in de organisatie als voor iedere medewerker, een cultuur waar ondernemerschap een plaats krijgt en aangemoedigd wordt. Bij Colruyt Group vertalen we dit als volgt: “Om een plant te doen groeien moet je er niet aan trekken, maar geef hem goeie grond, genoeg ruimte en licht en hij groeit vanzelf.”
- 78 -
Workshop 3: hoe ga je als ondernemer om met gebruikers: van cliënt naar klant? Eric Goubin, docent aan de Lessius Hogeschool te Mechelen
Samenvatting workshop In deze workshop kwamen volgende vragen aan bod: ✔ Wie zijn potentiële klanten? ✔ Hoe detecteer je noden van klanten? ✔ Hoe maak je je bekend bij potentiële klanten? ✔ Hoe ken je je klanten? ✔ Hoe ga je om met klanten? ✔ Hoe onderhandel je met klanten?
De stellingen werden toegelicht op basis van bevindingen uit praktijkgebaseerd onderzoek. De participanten aan deze workshop reflecteerden mee over deze stellingen, op zoek naar het evenwicht tussen wat wenselijk en haalbaar is in de relatie ondernemer-klant/cliënt/participant. Eric Goubin is docent aan de Lessius Hogeschool te Mechelen. Hij leidt er het expertisecentrum Memori, dat zich specialiseert in marketing en communicatie bij de overheid en de socialprofit sector. Het Memori-onderzoek ontwikkelde bijzondere aandacht voor innovatie en sociale inclusie.
- 79 -
Vlaams Welzijnsverbond
Inleider Eric Goubin gaf een aanzet tot antwoord op deze vragen, aan de hand van vijf stellingen: Stelling 1: De verhouding welzijnsorganisaties / burger is in evolutie: cliënt wordt klant wordt participant Stelling 2: De welzijnssector mikt nog te veel op een “breed” publiek Stelling 3: Het is zaak om noden en drempels te herkennen, te kennen én te erkennen Stelling 4: Sociale marketing is een proces in interactie met je doelgroepen Stelling 5: Vinden & gevonden worden: communicatie is meer dan “je bekend maken”
Workshop 4: concullega’s: partners of concurrenten?
Workshop 5: de rol van de bestuurders
Noel Keersebilck, voorzitter Federatie Beschutte Werkplaatsen West-Vlaanderen
vanuit een al dan niet aangepaste missie en visie op zoek moeten gaan naar de juiste strategie.
Koen Vandelanotte, voorzitter raad van bestuur dienstencentrum Gid(t)s
Samenvatting workshop
Doordat de werkondersteunende maatregelen voor de personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen wijzigen, zal op de arbeidsmarkt ook het “level playing field” een andere invulling krijgen, evenals de verhoudingen tussen de ondernemingen die deze personen tewerkstellen.
Samenvatting workshop
De sociale economie is in volle evolutie. Een aantal in de steigers staande beleidsinitiatieven zullen de sector sociale economie grondig hertekenen, met als speerpunt: het decreet Maatwerk. Het decreet Maatwerk zal de voornaamste tewerkstellingsinitiatieven die momenteel in de sociale economie erkend zijn, namelijk de beschutte (BW) en sociale (SW) werkplaatsen, hertekenen. De doelstelling is te komen tot zowel een nieuwe manier van subsidiëring van de doelgroep (persoonsvolgend) als tot een nieuwe werkvorm, namelijk maatwerkbedrijven, die het beste van de twee bestaande werkvormen BW en SW tracht te verenigen. Het aankomende maatwerk heeft impact op de beschutte en sociale werkplaatsen in de kern van hun bestaan. Beschutte werkplaatsen en sociale werkplaatsen zullen hierdoor voor nieuwe uitdagingen komen te staan, en
Meer nog dan in het verleden zullen collega’s beschutte werkplaatsen in een concurrentiële omgeving moeten opereren. Concurrentie is positief zolang die bijdraagt tot een verbeterde dienstverlening. Daarom moet de toegenomen concurrentie resulteren in nieuwe concurrentiële verhoudingen tussen (voormalige) maatwerkbedrijven (beschutte werkplaatsen en sociale werkplaatsen) onderling, en tussen maatwerkbedrijven en niet-maatwerkbedrijven. In het belang van het welzijn van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt zullen nieuwe partnerships en nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan.
- 80 -
Er zijn soorten bestuurders: vertegenwoordigers van de doelgroep, fondsenwervers, politieke of maatschappelijke relevante personen, technici (financiën, bouw, ICT, personeel), bestuurders benoemd wegens de dienst verleend aan de sector (als erkenning en waardering voor geleverde prestaties), vertegenwoordigers van religieuze of maatschappelijke achtergrond, enz. Er zijn soorten raden van bestuur: informatieve (krijgen alleen informatie, zijn eigenlijk supporters, kunnen eventueel vragen naar verduidelijking stellen) controlerende (trachten informatie te toetsen aan de opdrachtverklaring en de strategische doelstellingen) actieve en proactieve (trachten de opdrachtverklaring en strategische doelstellingen mee te definiëren en aan te passen) en uitvoerende raden van bestuur. De voor- en nadelen van de verschillende vormen werden geduid en met de deelnemers besproken.
- 81 Vlaams Welzijnsverbond
interview Ondernemen in welzijn door de bril van gebruikers Interview met Lief Vanbael van Gezin en Handicap Interview Ann Degezelle
Gezin en Handicap behoort tot de KVG-groep. Als sociaal-culturele dienst wil Gezin en Handicap een aanspreekpunt zijn voor al wie te maken krijgt met handicap. Als persoon met een handicap of als ouder, broer en zus,… kun je bij Gezin en Handicap terecht met je vragen en ervaringen. Bij Gezin en Handicap komen de belangen van personen met een handicap en hun directe omgeving op de eerste plaats. Wat roept het thema ‘ondernemen in welzijn’ op bij Gezin en Handicap? Lief: Ondertussen hebben wij al één en ander gehoord en gelezen over ‘ondernemen in welzijn’ en weten we beter, maar toch doet het begrip ondernemen ons nog vooral denken aan de markt, aan aanbieders van diensten en producten: de ‘commerçanten’. Dit tegenover de klanten, de ‘consumenten’. In de gewone samenleving kennen wij het spel van vraag en aanbod. Als consument stel je je hierbij kritisch op. Je maakt een keuze uit een ruim aanbod van goederen en diensten, je vergelijkt prijs en kwaliteit, je onderhandelt soms (bijv. bij het aankopen van een auto over opties) en tenslotte hak je zelf de knoop door. Je schaft je een product of een dienst aan en betaalt daarvoor de gevraagde prijs. En als je niet tevreden bent, ga je naar een andere commerçant.
Op deze markt is er ook een groot onderscheid tussen mensen: zij die veel hebben, kunnen zich meer permitteren: meer en betere producten en diensten aankopen. Daarnaast zien wij een groep mensen die zich maar heel weinig kunnen veroorloven. Ondernemen zie ik nog vooral in het kader van de profit sector. Ook daar is er alsmaar meer sprake van sociaal en duurzaam ondernemen. Maar het is toch duidelijk dat de profit vooral gericht is op winst maken en deze winst dient dan niet altijd om hun organisatie te verbeteren: meer mensen aan het werk te helpen, de werknemers betere werkomstandigheden te bieden, meer investeren in het milieu, ... maar wel vaak om de aandeelhouders te verrijken of hun organisatie nog uit te breiden met het oog op nog meer winsten. In een eerste reactie kijken we dus wat argwanend en bezorgd naar de evoluties naar meer ondernemen in welzijn. Anderzijds, als we deze marktprincipes doortrekken naar de welzijnssector, naar de ondersteuning van personen met een handicap, zien wij toch ook heel wat mogelijkheden: ✔ de kans om vraaggestuurd te werken, meer dialoog met en inspraak van de gebruikers ✔ ruimte voor innovatie en voor creativiteit ✔ toenemende efficiëntie ✔ een stimulans tot samenwerking, tot dialoog ✔ gedreven ondernemers die het beter willen doen dan hun collega-ondernemer en hun klanten willen
- 82 -
verdienen
✔ de uitdaging tot het uitbouwen van netwerken en
het bundelen van krachten over voorzieningen en sectoren heen
Ondernemen in de zorg kan er toe leiden dat een aantal problemen zoals toenemende wachtlijsten, gebrek aan huisvesting, ... effectief aangepakt worden. Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat het om het vinden van een balans tussen people, planet en profit. Vaak blijkt dat deze balans leidt tot betere resultaten voor zowel de organisatie als de samenleving. Denkt u dat u als gebruiker of cliënt beter wordt van de evolutie naar meer ondernemerschap in de welzijnssector? Lief: Sociale ondernemers kunnen beter de randvoorwaarden scheppen voor het bieden van ondersteuning op maat aan de persoon met een handicap. Aanbieders van ondersteuning zullen meer vraaggestuurd kunnen werken, er is meer kans op een betere afstemming van vraag op aanbod. Positief is zeker dat personen met een handicap en hun gezin gezien worden als kritische consumenten, als klanten die je moet verdienen. Ondernemerschap bevordert ongetwijfeld zelfbeschikking en keuzevrijheid, wat voor gebruikers erg belangrijk is om meer kwaliteit van bestaan te bereiken. Het geeft mensen de kans om meer
Ondernemerschap kan leiden tot innovatieve projecten, zowel binnen de eigen voorziening/sector als over voorzieningen en sectoren heen. Ook hiervan worden de gebruikers beter. Ondernemerschap kan er tenslotte toe leiden dat het ondersteuningsaanbod diverser, directer, efficiënter, kwalitatiever, gespecialiseerder, transparanter, ... wordt. Sociaal ondernemerschap in welzijn zal leiden tot een transparanter systeem voor het doorrekenen van de kostprijs en dit gaat samen met het verder uitbouwen van een systeem van persoonsvolgende financiering. Het geeft personen met een handicap ongetwijfeld een behaaglijk gevoel wanneer ze de zorg en de bijstand die ze nodig hebben zelf kunnen vergoeden. Dat is het verschil tussen gunst en recht. U ziet voornamelijk voordelen? Lief: In dit gegeven wordt er veel meer een appèl gedaan op de verantwoordelijkheid van mensen met een handicap en hun netwerk. Hierdoor krijgen mensen de regie van hun leven terug zelf in handen. Ondernemerschap gaat ook samen met een grote open-
heid, een dialoog op basis van gelijkwaardigheid, een erkenning van de andere als ‘deskundige’, als persoon die medeverantwoordelijk is voor de kwaliteit van de geboden ondersteuning. Wilt u ook op gevaren wijzen? Lief: Je kunt het aanbieden van zorg en ondersteuning aan personen met een handicap niet vergelijken met het aanbieden van producten. Alleen al het feit dat de zorg en ondersteuning een schaars goed is, maakt dat de vele kansen en uitdagingen van het sociaal ondernemen momenteel niet realiseerbaar zijn. Over een schaars goed zijn mensen niet kritisch. Mensen hebben veel over om het te krijgen, willen hiervoor meer betalen. Wij zijn bezorgd over een toenemende kloof tussen diverse gebruikers: zij die hebben, zij die niet hebben – zij die weten, zij die niet weten – zij die mondig zijn, zij die zich (noodgedwongen) afhankelijk moeten opstellen. Een tweede vraag die ik mij hierbij stel, is of ondernemers in welzijn hun beloftes wel waar kunnen maken. Namelijk: met meer ondernemerschap in de sector en met een persoonsvolgende financiering om daarmee de nodige ondersteuning te betalen kun je als persoon met een handicap onafhankelijk leven, kun je kiezen waar je woont en met wie je woont, krijg je meer kwaliteit van bestaan. Dit is volgens mij een heel grove veralgemening, zelfs eerder een holle slogan. Wie voor veel zaken afhankelijk is van anderen, kan niet onafhankelijk leven.
- 83 -
Trouwens wie van ons kan echt onafhankelijk leven? Met deze opmerking wil ik vooral pleiten voor het bieden van een eerlijk beeld over wat ondernemerschap in welzijn kan betekenen zodat mensen met realistische verwachtingen in dialoog met de aanbieders kunnen gaan. Bovendien: wat betekent op dit moment de belofte eigen keuzes kunnen maken? Op dit moment worden de schaarse middelen toegewezen aan personen met een handicap met de allergrootste, de meest dringende ondersteuningsnood. En al die mooie ideeën over keuzevrijheid, over kwaliteit van bestaan? Kom toch! Op dit moment is het: tevreden zijn met wat je krijgen kunt! Sociaal ondernemen houdt zeker ook risico’s in: bijv. welk aanbod staat tegenover welke kostprijs (zowel wat betreft woon-, leef-als ondersteuningskosten)? Welke kwaliteit wordt geboden en wie gaat de kwaliteit beoordelen? Zolang er wachtlijsten zijn, zullen zorggebruikers zich op dit vlak niet kritisch opstellen. Zij blijven afhankelijk van het beperkte aanbod, ook al hebben zij een rugzakje met middelen. Onderhandelen met een partner die in feite afhankelijk is, kan leiden tot een machtspositie. Wij maken ons ook ernstige zorgen over de betaalbaarheid van de ondersteuning in de toekomst. Vaak hebben wij het gevoel dat aanbieders van ondersteuning ervan uitgaan dat elke persoon met een handicap een dikke spaarboek heeft. Voor alle duidelijkheid, met een vervangingsinkomen zoals een tegemoetkoming bouw
Vlaams Welzijnsverbond
verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf of voor hun kind met een handicap. Het stimuleert mensen om zich minder afhankelijk op te stellen ten aanzien van de aanbieder van de ondersteuning (op dit moment is die afhankelijkheid nog veel te groot).
Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat het om het vinden van een balans tussen people, planet en profit. Vaak blijkt dat deze balans leidt tot betere resultaten voor zowel de organisatie als de samenleving.
je geen vette spaarboek op. De inkomensvervangende tegemoetkoming ligt niet hoger dan het leefloon en de integratietegemoetkoming is afhankelijk van de zelfredzaamheid. Wie een hoge integratietegemoetkoming krijgt, heeft ook veel extra kosten. Ondernemen in welzijn veronderstelt ook dat voorzieningen kunnen werken in een regelluw kader. Maar er zal altijd een zekere regulering door de overheid nodig zijn o.a. op vlak van vergunningen, toegankelijkheid, prijsbepalingen, kwaliteitscontrole. Sociaal ondernemen geeft veel kans tot innoveren en daardoor kunnen ongetwijfeld cliënten beter bediend worden. Innoveren kan leiden tot efficiënter werken, ook dat is een goede zaak. Maar louter innoveren om te besparen kan leiden tot een minder kwaliteitsvolle ondersteuning van personen met een handicap. Pure organisatiebelangen en winstbejag mogen niet de drijfveren van de ondernemer in welzijn zijn. Akkoord dat onze sector veel kan leren van de profitsector, maar als wij nu vaststellen dat er in advertenties voor directeurs van voorzieningen vaak gevraagd wordt naar managers en naar mensen met een economische opleiding, dan zijn wij toch wat bezorgd. Als zij in de zorg stappen met hun opleiding, kennis en ervaring vanuit de profitsector zouden zij wel eens andere doelen voor ogen kunnen hebben dan de belangen van de cliënt, zijn netwerk en de samenleving. Nog een paar losse bedenkingen: Als je eindelijk voor
ondersteuning in aanmerking komt, ken je de kwaliteit slechts na de aankoop. Wat met solidariteit en rechtvaardigheid? Het eenzijdig benadrukken van onafhankelijkheid, autonomie en verantwoordelijkheid kan ten koste gaan van andere, meer relationele aspecten van zorgzaamheid en solidariteit. Hebt u de contextwijziging al gemerkt of is dit iets ‘voor later’? Lief: In de praktijk zien wij op het vlak van ondernemen toch al een en ander gebeuren. Tijdens het PGB-experiment hebben wij samen met de budgethouder wel eens mee de onderhandelingen gevoerd met de voorziening over een mogelijk aanbod tegen een zekere prijs. Wij hebben daar kunnen vaststellen dat het voor beide partijen heel erg onwennig was om over een aanbod van ondersteuning te onderhandelen. Gebruikers hadden geen enkel idee wat zij voor een bepaalde dienst wilden betalen en voorzieningen hadden er geen idee van wat zij voor een bepaalde dienst konden vragen. Vaak ging het in de richting van: hoe groot is jouw budget? OK, daar doen wij het voor. Duidelijk was wel dat er rond kostprijsberekening nog heel weinig transparantie was en ik vermoed nog altijd weinig is. Maar wat ook wel eens voor kwam: jij hebt dit budget en jij wilt van ons die specifieke ondersteuning? Daar gaan we niet in mee, daar kunnen wij niet mee beginnen. Als je komt, zal je moeten tevreden zijn met het aanbod dat wij hier aan al onze cliënten bieden.
- 84 -
Op dit vlak is er dus nog een hele weg te gaan. Het feit dat steeds vaker het onderscheid gemaakt wordt tussen woon- en leefkosten die mensen vanuit hun inkomen zelf betalen en ondersteuningskosten waar een budget voor voorzien is, biedt mogelijkheden om met wensen van mensen rekening te houden, zeker op vlak van wonen en leven. Als het toekennen van de ondersteuning zoals bijvoorbeeld bij het pilootproject DIO afhankelijk is van de zorgzwaarte van de gebruiker en er een vraagverheldering en ondersteuningsplan opgelegd wordt, biedt dit ook veel mogelijkheden om meer vraaggestuurd te werken. In de praktijk zien wij op dit vlak echt al mooie initiatieven, waar gebruikers ook erg tevreden over zijn. Maar ook hier zien wij weer initiatieven die, ondanks de kans om te ondernemen, gewoon hun oude gang blijven gaan. In het pilootproject DIO kennen wij initiatiefnemers die uitkeken naar een huurwoning midden in het dorp, deze samen met de drie cliënten en hun netwerk opknapten en bemeubelden, altijd in samenspraak en volgens de mogelijkheden van de cliënten die er gingen wonen. Bewoners betalen in dit project een kleine 400 euro per maand aan woon- en leefkosten en hebben van hun inkomen nog wat over om bijvoorbeeld hun vrijetijd in te vullen of zich eens iets extra’s te veroorloven. Ook op vlak van ondersteuning wordt hier heel vraaggestuurd gewerkt. Maar er zijn ook DIO-projecten waar de initiatiefnemer ervoor kiest om een nieuwe, mooie woning te bouwen
Nu is een verscheidenheid aan woonvormen goed zodat personen met een handicap kunnen kiezen waar zij zich het best bij voelen, maar momenteel hebben gebruikers die keuze niet. Je moet het geluk hebben dat je uitgekozen wordt voor een bepaald initiatief omdat je ondersteuningsnood zo groot is. Voor alle duidelijkheid: in het eenvoudige, zelf opgeknapte huis met meubeltjes uit de kringwinkel wonen heel tevreden bewoners. Wij kregen nog geen enkele kritische vraag van hun netwerk. Dit in tegenstelling tot de mensen die in die mooie nieuwbouwwoning wonen. Ik wil ondernemen in welzijn zeker niet beperken tot het louter onderhandelen tussen aanbieders en gebruikers of tot het meer vraaggestuurd werken. Maar ik geef net deze voorbeelden omdat wij dit nu concreet zien gebeuren. Maar wij willen zeker niet negatief zijn, wij zien ook heel veel initiatief in de sector, wij zien heel gedreven mensen die echt innoverend willen werken en dan heb ik
het over innovatie op veel vlakken: in hun vraaggestuurd werken, in de dagelijkse werking in de voorziening en het inzetten van personeel, in de woonvormen, enz. Ondernemen in de zorg mag eigenlijk maar één bedoeling hebben: iedereen, maar in de eerste plaats de persoon met een handicap (en zijn netwerk), moet er beter van worden. Als dat niet het resultaat is, heeft het geen zin. Misschien moeten wij binnen een paar jaar eens de balans opmaken en uitmaken of al die energie en investeringen die hier momenteel naartoe gaan wel het beoogde resultaat hebben opgeleverd. Werken jullie met de gebruikersvereniging rond het thema ondernemen? Zijn jullie daar actief mee bezig? Lief: Op dit moment komt dit thema wel eens ter sprake in een vergadering van een raad van bestuur of de werkgroep sociaal beleid. Naar gebruikers hebben wij hierover nog niets gedaan, buiten het feit dat wij regelmatig vorming aanbieden rond de organisatie van de zorg/ondersteuning in de toekomst waar mensen geïnformeerd worden over o.a. nieuwe tendensen en begrippen. Op dit moment is het verhaal over sociaal ondernemen nog vrij theoretisch en abstract. Wij beseffen dat wij hiermee verder moeten, maar als gebruikersorganisatie worden wij nog te veel benomen met dagelijkse schrijnende verhalen in het kader van de schaarste in het ondersteuningsaanbod. Wij zouden ons wel verder willen informeren, hier veel
- 85 -
meer energie willen insteken en ook veel meer de gebruikers willen informeren en met hen in discussie gaan. Maar overschat onze werking niet. Gezin en Handicap, maar praktisch elke dienst binnen de KVG-groep, wordt louter gesubsidieerd vanuit het sociaal-cultureel werk en dit betekent dat de werkingsmogelijkheden heel beperkt zijn. Zo krijgt Gezin en Handicap nauwelijks middelen om met drie halftijdsen over heel Vlaanderen te werken. Tijd en energie voor studiewerk is er helaas veel te weinig. Wij kunnen wel rekenen op veel vrijwilligers, maar zij zijn liefst bezig met heel concrete zaken, die rechtstreeks mensen aanbelangen. Bovendien worden heel wat actieve vrijwilligers momenteel ‘opgeëist’ door de zorgregie.
Vlaams Welzijnsverbond
voor een ruimere groep en hiervoor een lening aangaat. Deze woning moet ook navenant ingericht worden, alles moet nieuw zijn. Er is weinig overleg, weinig samenwerking met gebruikers en hun netwerk. De gebruikers betalen wel 950 euro woon- en leefkosten per maand en van hun inkomen blijft er zo goed als niks over om nog zelf te besteden. En op vlak van ondersteuning wordt er weinig vraaggestuurd gewerkt, mensen nemen deel aan het aanbod van dagbesteding dat de moedervoorziening biedt.
In de periode december 2011 – juni 2012 organiseerde de sector ‘ondersteuning van personen met een handicap’ van het Vlaams Welzijnsverbond 4 studiedagen rond 4 sleutelthema’s uit de perspectiefnota van minister Vandeurzen: inclusie, persoonsvolgende financiering, vraaggestuurde zorg en ondernemen. De informatie die op deze studiedagen aan bod kwam, is samengebracht in deze publicatie. Elk thema sluit af met een interview waarin de gebruikers hun visie op het thema toelichten.