Samen leven? Samen spreken! Een onderzoek naar de effecten van het project Gilde SamenSpraak op de integratie van anderstaligen in de Nederlandse samenleving.
Auteurs: Drs. Maerten Prins (red.), Cultuur- en Persoonlijkheidspsychologie Anneke Grote Beverborg, Sociologie Reggie Berkers, Cultuur- en Persoonlijkheidspsychologie
In opdracht van: Gilde SamenSpraak, een project van Gilde Nederland
2
Voorwoord Gilde SamenSpraak is een taal- en integratieproject van gilden van 50-plussers, die hun kennis en (levens)ervaring gratis en belangeloos ter beschikking stellen aan derden, jong en oud. SamenSpraak houdt in, het op informele wijze oefenen van de Nederlandse taal in de huiselijke kring. Een Nederlandstalige vrijwilliger ontvangt één, hooguit drie anderstaligen, meestal één à twee uur per week voor een periode van ongeveer een jaar. Deze wijze van werken werd door Gilde Amsterdam in 1994 geïntroduceerd, twee jaar later gevolgd door Gilde De Baronie in Breda en nog weer later door Gilde Zeist. Het kwam voort uit het project van Gilde Rotterdam, waar bij het gilde een vrijwilliger op kantoor anderstaligen in kleine groepen taalonderricht gaf. Gilde SamenSpraak bleek een succes: veel anderstaligen meldden zich aan en er was voldoende belangstelling van Nederlandstaligen om zich in te zetten voor de nieuwkomers. Hierop besloot het bestuur van Gilde Nederland om het project bij andere gilden te introduceren. Van de toenmalige minister van Grote Steden- en Integratiebeleid, minister van Boxtel, werd een aanzienlijke subsidie ontvangen. In maart 2002 werd met de aanstelling van een projectleider, Marieke van Sprundel, gestart met de uitvoering. In juli 2004 hadden 38 gilden SamenSpraak in hun pakket en waren er 1150 begeleiders voor 1400 anderstaligen. Velen gingen hen voor. In 2003 is door de toen geheten Katholieke Universiteit Nijmegen (thans Radboud Universiteit) een onderzoek gestart naar het effect van Gilde SamenSpraak. Anneke Grote Beverborg, studente sociologie nam het kwantitatieve onderzoek voor haar rekening onder begeleiding van dr. Paul de Graaf. Reggie Berkers, studente Cultuur- en Persoonlijkheidspsychologie, heeft onder begeleiding van drs. Maerten Prins het kwalitatieve onderzoek volbracht. Maerten Prins heeft beide afstudeerscripties samengevoegd tot het rapport dat nu voor u ligt. Wij willen hen hierbij bedanken voor hun inzet en toewijding het afgelopen jaar. Ook willen wij de afdeling Externe Relaties, Onderzoek & Maatschappij, met name mevrouw drs. Paula Haarhuis, bedanken voor haar ondersteuning en enthousiasme. Het resultaat van het onderzoek wordt u hierbij aangeboden. Het resultaat is vooral positief voor zover het de verbetering van de beheersing van de Nederlandse taal betreft. En dat is het primaire doel van Gilde SamenSpraak. Is SamenSpraak de sleutel tot integratie? Het onderzoek zegt daarover, dat als gevolg van het positieve effect op de Nederlandse taalbeheersing er ook een positief effect op de sociale integratie en in mindere mate op de culturele integratie is. Met 20.000 nieuwkomers per jaar is een verdere uitbreiding en verspreiding over het hele land een weg die SamenSpraak heeft te gaan. Gilde Nederland voelt zich hierbij gesteund door de ambassadeurs van SamenSpraak; de burgemeester van Amsterdam, de heer Job Cohen; van Rotterdam, de heer Ivo Opstelten; van Utrecht, mevrouw Annie Brouwer-Korf; van Almere, mevrouw Annemarie Jorritsma; van Deventer, de heer James van Lidth de Jeude; de voorzitter van de tijdelijke commissie Integratiebeleid, de heer Stef Blok; de Rector Magnificus van de Radboud Universiteit, prof. dr. Kees Blom; de schrijver Kader Abdolah en de schrijver van misdaadromans en tevens emeritus hoogleraar ‘Verwerving en didactiek van het Nederlands als tweede taal’, prof. dr. René Appel. Zij zullen, zeker na vandaag, hun collega’s aanmoedigen om Gilde SamenSpraak te promoten. Mr. P.L. Michels Voorzitter Gilde Nederland
3
4
Inhoudsopgave
Voorwoord ____________________________________________________________ 3 Samenvatting __________________________________________________________ 7 Achtergrond ___________________________________________________________ 9 Een kwantitatief onderzoek naar Gilde SamenSpraak _____________________ 15 Een kwalitatief onderzoek naar Gilde SamenSpraak ______________________ 31 Conclusies ___________________________________________________________ 43 Bijlage 1: de vragenlijst IOGS __________________________________________ 45 Bijlage 2: beschrijving van de variabelen ________________________________ 53 Bijlage 3: kenmerken van de deelnemers kwalitatief onderzoek ____________ 54 Bijlage 4: interviewschema _____________________________________________ 55 Bijlage 5: schaalconstructie ____________________________________________ 58 Bijlage 6: de correlaties en euclidische afstanden tussen de vier acculturatie dimensies ________________________________________ 62 Literatuurlijst __________________________________________________________ 63
5
6
Samenvatting Dit onderzoeksrapport is het resultaat van een opdracht van Gilde Nederland om te onderzoeken wat de sociaal-maatschappelijke effecten van het taal- en integratieproject Gilde SamenSpraak zijn. Er zijn in Nederland 38 gilden actief bezig met Gilde SamenSpraak, waarbij in totaal meer dan 1000 vrijwilligers en 1400 anderstaligen betrokken zijn. In samenwerking met de eenheid Externe Relaties, Onderzoek & Maatschappij hebben twee studenten van de Radboud Universiteit van Nijmegen in het kader van hun afstudeerproject ieder een onderzoek uitgevoerd. In het ene onderzoek is bij 409 anderstaligen die deelnemen aan Gilde SamenSpraak een vragenlijst afgenomen om te achterhalen of, en in welke mate deelname bijdraagt aan taalbeheersing, en aan structurele, culturele en sociale integratie. In het tweede onderzoek is bij 39 deelnemers een interview afgenomen waarbij de aard van het integratieproces nader wordt onderzocht en waarbij gevraagd wordt naar de motivatie van de deelnemers en de manier waarop deelname aan Gilde SamenSpraak bijdraagt aan sociale integratie. Door zowel een kwantitatief als een kwalitatief onderzoek uit te voeren wordt een goed inzicht verkregen in de effecten van het project. De anderstalige deelnemers aan Gilde SamenSpraak nemen over het algemeen deel aan het project om hun taalbeheersing te vergroten. Ze zijn positief over het project en waarderen met name de persoonlijke aanpak en de relatie van gelijkwaardigheid met de vrijwilliger. Hun taalvaardigheid neemt in de loop van de tijd dat ze deelnemen inderdaad toe. Bovendien stijgt hun zelfvertrouwen en hebben ze het gevoel beter te functioneren in de Nederlandse samenleving. De structurele integratie (gemeten naar werk, inkomen en huisvestingspositie) neemt niet noemenswaardig toe. Op het gebied van culturele integratie worden de opvattingen van anderstaligen ietwat ‘moderner’, met name ten aanzien van emancipatie. Verder neemt op het gebied van sociale integratie het aantal informele contacten van de anderstaligen met autochtonen toe. Een nadere analyse laat zien dat dit een indirect effect is dat plaatsvindt via de toename van de taalbeheersing. Deelname aan SamenSpraak leidt tot een grotere taalbeheersing en het vermogen te communiceren in het Nederlands, en dat leidt vervolgens tot meer sociale contacten. Ook het kwalitatieve onderzoek maakt duidelijk dat communicatie competentie rechtstreeks invloed heeft op de sociale inbedding. Deelnemen aan Gilde SamenSpraak leidt tot een grotere communicatie competentie en dat op zijn beurt leidt tot grotere sociale integratie en participatie in de samenleving. Dit effect is sterker bij die gilden die al langer bezig zijn met SamenSpraak. Hoe langer een gilde het project SamenSpraak aanbiedt, hoe groter de effectiviteit van het project. Bij projecten die al langer lopen dan vijf jaar integreren de deelnemende anderstaligen meer en raken ze meer sociaal ingebed. Kennelijk hebben gilden die al enkele jaren bezig zijn met het project expertise en kennis opgebouwd om effectiever te kunnen werken. Uitwisseling van deze expertise met startende gilden verdient aanbeveling.
7
8
Achtergrond In de media en in het publieke debat wordt vaak gesproken over het multiculturele drama en de groeiende kloof tussen autochtonen en allochtonen. De algemene overtuiging bestaat dat allochtonen onvoldoende integreren in Nederland. In de Tweede Kamer wordt een motie aangenomen om een parlementair onderzoek in te stellen naar het door de overheid gevoerde integratiebeleid. Dat integratiebeleid is naar de mening van de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de Socialistische Partij, Jan Marijnissen, en met hem de Tweede Kamer ‘tot nu toe onvoldoende geslaagd’. En hoewel de commissie Blok (2004) na een lang en gedegen onderzoek constateert dat de integratie van veel allochtonen wel degelijk ‘geheel of gedeeltelijk geslaagd is en dat dit een prestatie van formaat is’, ‘is daarmee het negatieve beeld niet weggenomen’. De algemene mening is dat de integratie van allochtonen in Nederland mislukt, of in ieder geval te langzaam verloopt. Om allochtonen – of anderstaligen – goed te laten integreren, biedt de Nederlandse overheid inburgeringscursussen aan die grotendeels uit lessen in de Nederlandse taal bestaan. Het leren van de Nederlandse taal wordt gezien als een voorwaarde tot succesvolle integratie. Maar ondanks het volgen van taalcursussen en formele inburgeringsprogramma’s hebben veel anderstaligen moeite met het spreken van de Nederlandse taal en blijft spreekangst een veelvoorkomend probleem. Gilde SamenSpraak – het taal- en integratieproject van Gilde Nederland – brengt Nederlanders en anderstaligen bij elkaar om de Nederlandse taal en cultuur te delen. De vrijwilligers van Gilde SamenSpraak bieden één of meer anderstaligen de gelegenheid wekelijks samen een paar uur Nederlands te praten. Het gaat daarbij uitdrukkelijk niet om Nederlandse les, maar om informeel oefenen in het Nederlands verstaan en spreken. Achterliggend idee is dat het feit dat men elkaar in huiselijke kring ontmoet en met elkaar spreekt over onderwerpen die men zelf aan de orde stelt, de maatschappelijke integratie van de anderstalige zal vergroten. Op verzoek van Gilde Nederland hebben twee studenten van de Radboud Universiteit van Nijmegen in het kader van hun afstudeerproject gekeken naar het effect van deelname aan Gilde SamenSpraak op de integratie van de anderstalige. Gilde Nederland wil daarbij inzicht krijgen in enerzijds de wensen en verwachtingen van de anderstaligen, en anderzijds de gedragsveranderingen als gevolg van deelname aan Gilde SamenSpraak. Geschiedenis van de multiculturele samenleving Nederland is al heel lang een multiculturele samenleving. Al eeuwen lang is er sprake van dat er groepen mensen, vaak vluchtelingen, naar Nederland migreren. Vanaf ongeveer 1550 kan gesproken worden van de eerste echte immigratiegolven. Rond de 1000 joden komen vanuit Spanje en Portugal op de vlucht voor de katholieke Spaanse koning Filips II naar Nederland. Tussen 1635 en 1800 komen ongeveer 20.000 joden vanuit Polen en Rusland naar Nederland. Tussen 1680 en 1720 komen ongeveer 55.000 Hugenoten vanuit Frankrijk. En aan het begin van de vorige eeuw komen rond de 1200 Chinezen naar Nederland (inmiddels wonen er 39.000 Chinezen in Nederland). Na de Tweede Wereldoorlog komen veel immigranten uit de voormalige koloniën naar Nederland. Vanuit voormalig Nederlands Indië ongeveer 273.000 mensen, vanuit de Molukken ongeveer 4000 mensen. Als Suriname in 1975 onafhan-
9
kelijk wordt komen ongeveer 200.000 mensen vanuit Suriname, en ongeveer 24.000 mensen vanuit de Nederlandse Antillen naar Nederland. Inmiddels wonen in Nederland 401.000 Indonesiërs, 321.000 Surinamers en 129.000 Antillianen en Arubanen. Toch wordt de basis voor de multiculturele samenleving pas gelegd in de jaren zestig. Na de Tweede Wereldoorlog is er in de westerse wereld, en dus ook in Nederland, sprake van snelle industrialisatie. Die industrialisatie gaat zo snel dat er in de jaren vijftig en zestig een tekort ontstaat aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Daarom worden zogeheten ‘gastarbeiders’ geworven in landen om ons heen, vooral in Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. Later moeten de gastarbeiders ook van verder weg komen en wordt er actief geronseld in Turkije en Marokko. Deze zogenaamde langeafstandsimmigratie is een nieuw fenomeen. De verwachting is dat deze vooral mannelijke arbeidskrachten slechts tijdelijk in Nederland zullen verblijven. Ze krijgen dan ook een tijdelijk arbeidscontract. Van de eerste lichting keren inderdaad veel mannen terug naar hun thuisland. Vooral omdat de economie in de omringende landen aantrekt gaan Spanjaarden, Portugezen, Italianen en Grieken terug. In Turkije en Marokko is echter geen sprake van economische groei, waardoor veel Turken en Marokkanen zich permanent in Nederland vestigen. Na het uitbreken van de oliecrisis in 1973 is er minder behoefte aan laaggeschoolde arbeiders in Nederland en wordt er een einde gemaakt aan het werven van gastarbeiders. Toch stopt daarmee de immigratie vanuit Turkije en Marokko niet. De arbeidsmigratie wordt in de jaren tachtig en negentig gevolgd door de zogeheten gezinsherenigende migratie. Turkse en Marokkaanse vrouwen komen, al dan niet met kinderen, naar Nederland om zich voorgoed bij hun echtgenoot te voegen. En in de jaren negentig zien we ook gezinsvormende migratie. Jonge Turken en Marokkanen komen naar Nederland voor een huwelijk met een landgenoot die hier al woont. Geschat wordt dat gezinsvormende migratie momenteel ongeveer de helft van de totale migratie uit deze landen vormt. Op dit moment leven er in Nederland 341.000 Turken en 295.000 Marokkanen. De meest recente groep immigranten in Nederland bestaat uit asielzoekers: een half miljoen mensen van zeer uiteenlopende afkomst die de laatste decennia naar Nederland zijn gekomen. Binnen Europa zijn de meeste asielzoekers afkomstig uit voormalig Joegoslavië (76.000) en de voormalige Sovjet-Unie (39.000). Van buiten Europa zijn de meeste asielzoekers afkomstig uit Irak (42.000), Afghanistan (34.000), Iran (28.000), Somalië (28.000), Ghana (18.000) en Pakistan (18.000). Het aantal asielzoekers daalt de laatste jaren overigens sterk. Het totaal aantal niet-westerse allochtonen bedraagt in Nederland op dit moment 1,6 miljoen. Het CBS verwacht dat het aantal niet-westerse allochtonen verder zal toenemen tot 3,5 miljoen in 2050. Op dit moment is één op de tien inwoners van Nederland een niet-westerse allochtoon, in 2050 zal dit één op de vijf zijn. Nederland is derhalve duidelijk een multiculturele samenleving. (CBS, 2003) Aard van de groep allochtonen De grote groepen immigranten die Nederland in het verleden heeft binnengekregen zijn in de loop van de tijd geassimileerd en opgegaan in de Nederlandse cultuur. Tegenwoordig lijkt assimilatie of integratie niet zo eenvoudig meer. Dat komt door een aantal specifieke kenmerken van de recente groepen etnische minderheden in Nederland. Ten eerste is bij de meeste etnische minderheden sprake van langeafstands-
10
immigratie vanuit culturen die sterk afwijken van de Nederlandse cultuur. De verschillen tussen de culturen van etnische minderheden en de Nederlandse cultuur vinden we op diverse vlakken. Zo is de Nederlandse samenleving een verstedelijkte informatiesamenleving en daarmee een cultureel complexe samenleving. Tegelijkertijd is Nederland een zogeheten grofmazige of losse samenleving. Er bestaan niet zo heel erg veel regels en normen ten aanzien van correct gedrag. De tolerantie voor afwijkend gedrag is redelijk groot. Complexe en tegelijkertijd losse samenlevingen kennen een hoge graad van individualisme. Nederland is een typisch individualistische samenleving en kenmerkt zich door waarden als individuele autonomie, zelfontplooiing, eigen verantwoordelijkheid, vrijheid van meningsuiting, integriteit van het individu, vrijheid van godsdienst, gelijkheid van man en vrouw, verdraagzaamheid, emancipatie en democratie. De culturen van herkomst van veel allochtonen zijn daarentegen vaak fijnmazig en collectivistisch en worden gekenmerkt door een fijnmazig systeem van waarden en normen en een hechte sociale samenstelling van de maatschappij waarbij mensen verwachten dat familie, vrienden en organisaties voor hen zorgen en zij op hun beurt absolute loyaliteit ten opzichte van hen voelen. Communicatie in deze culturen verloopt veelal indirect, waarbij sociaal wenselijkheid en non-verbale communicatie van groot belang is. (Flippo, 1993, Hofstede, 1991) Naast een verschil in cultuur is er ook vaak sprake van een andere religie bij allochtonen. Tot een halve eeuw geleden was de islam in Nederland volslagen onbekend, tegenwoordig wonen er in Nederland bijna 920.000 islamieten, ongeveer 5,7 procent van de totale bevolking. Op dit moment is de islam de vierde levensbeschouwelijke groepering in Nederland (niet-kerkelijken en atheïsten niet meegerekend). Een ander kenmerk van hedendaagse immigranten is het feit dat het contact met de cultuur van herkomst behouden blijft. Immigranten kunnen makkelijker contact met het land van herkomst houden doordat de mobiliteit vergroot is, reizen steeds makkelijker en goedkoper wordt en door de opkomst van de massamedia. In sommige wijken in de grote steden zien we dat de cultuur van herkomst gecontinueerd wordt en immigranten vasthouden aan gebruiken, gedrag, kleding en taal van het land van herkomst. Acculturatie en integratie Aangezien de culturele verschillen tussen allochtonen en autochtonen vaak groot zijn, is acculturatie geen eenvoudig proces. Acculturatie noemen we het proces dat een individu of een groep doormaakt als het zich een nieuwe, vaak tegenstrijdige, cultuur eigen probeert te maken. Er is lang verondersteld dat allochtonen die van de ene cultuur naar de andere cultuur verhuizen, moeten kiezen tussen hun eigen cultuur en de cultuur van hun gastland. Deze opvatting over acculturatie wordt tegenwoordig sterk betwijfeld. Wetenschappers gaan er tegenwoordig van uit dat acculturatie een bidimensioneel proces is. Dat wil zeggen dat allochtonen veel van de waarden en gedragingen van de ontvangende cultuur kunnen overnemen zonder de waarden en gedragingen van hun eigen cultuur op te geven. Je kunt twee culturele identiteiten tegelijkertijd hebben en een individu kan zelf kiezen in welke mate hij vasthoudt aan de cultuur van het land van herkomst en in welke mate hij zich de cultuur van het gastland eigen maakt. Het acculturatieproces kan op diverse manieren verlopen. Volgens het meest gangbare model – van Berry (1997) – zijn er vier acculturatiestrategieën mogelijk. In het geval van separatie (ook wel segregatie genoemd) identificeert het individu zich sterk met het land van herkomst en zwak met het gastland. Bij assi-
11
milatie identificeert het individu zich daarentegen sterk met het gastland en zwak met het thuisland. Bij marginalisatie identificeert het individu zich zwak met beide landen, en bij integratie identificeert het individu zich met beide landen sterk. Psychologisch gezien lijkt integratie voor de immigrant de beste strategie. Daarbij neemt de allochtoon actief deel aan de Nederlandse samenleving, maar met behoud van de eigen cultuur en identiteit. Deze tweezijdigheid vinden we niet terug in definities die gangbaar zijn in beleidsonderzoeken. De commissie Blok bijvoorbeeld hanteert de volgende definitie van integratie: ‘een persoon of groep is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving wanneer sprake is van een gelijke juridische positie, gelijkwaardige deelname op sociaal economisch terrein, kennis van de Nederlandse taal en wanneer gangbare waarden, normen en gedragspatronen worden gerespecteerd’. Het accent ligt hier op structurele integratie en het overnemen van Nederlandse culturele elementen. Wanneer daarbij de cultuur van het land van herkomst wordt losgelaten is sprake van assimilatie; wanneer de cultuur van het land van herkomst wordt vastgehouden spreken we van integratie in engere zin. Of er nu sprake is van assimilatie of van integratie in engere zin, het acculturatieproces zal beginnen met het verwerven van de Nederlandse taal. Onze maatschappij eist van anderstaligen dat zij snel de taal leren en vlot inburgeren. Taalbeheersing en het vermogen de Nederlandse taal toe te passen in alledaagse situaties is van groot belang. Helaas is het verwerven van taalbeheersing makkelijker gezegd dan gedaan. Migranten zoeken vaak toch hun medeanderstaligen op om mee te converseren. Niet omdat er te weinig aanbieders van taalcursussen of formele inburgeringprogramma’s zijn, maar wél omdat het ontbreekt aan gewoon alledaags contact met Nederlanders. Gilde SamenSpraak Gilde Nederland is een stichting gevestigd in Utrecht, met lokale gilden verspreid over heel Nederland. Mensen van vijftig jaar en ouder die hun kennis en ervaring aan anderen willen overdragen, kunnen zich aansluiten bij een lokaal gilde. Deze mensen werken belangeloos en in een informele sfeer voor particulieren en nonprofitorganisaties. Ook beginnende ondernemers kunnen gratis gebruik maken van hun diensten. In de jaren negentig startte een aantal gilden met ‘Nederlands converseren met mensen van buitenlandse afkomst’. Dit waren toen nog bijeenkomsten waar vrijwilligers en anderstaligen met elkaar praatten over allerlei onderwerpen. Het bleek succesvol: de taalprojecten leverden een bijdrage aan de integratie van de anderstaligen. Vanwege dat succes besloot het bestuur van Gilde Nederland in 2001 de toenmalige Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid (Van Boxtel) aan te schrijven, om een landelijke spreiding van dit project – onder de noemer Gilde SamenSpraak – mogelijk te maken. In overleg met de Minister is een duidelijk kader voor het project vastgesteld: Gilde SamenSpraak bestaat uit díe taalprojecten waarbij informele, persoonlijke bijeenkomsten in, of vanuit, de huiselijke sfeer plaatsvinden. Zo kon het project volgens Van Boxtel gezien worden als een aanvulling op het reguliere Nederlandse taalonderwijs voor volwassenen (NT2). Het enthousiasme van de Minister over de aanpak van Gilde Nederland resulteerde in een financiële ondersteuning van het project. Dankzij de subsidie is Gilde Nederland in staat om Gilde SamenSpraak landelijk aan te bieden. Op dit moment zijn er verspreid over het hele land 38 gilden actief met Gilde SamenSpraak. Daarbij zijn in totaal circa 1400 anderstaligen en meer dan 1000 vrijwilligers betrokken. Het merendeel van de anderstaligen dat deelneemt aan Gilde SamenSpraak
12
volgt een officiële inburgeringscursus of heeft deze net afgerond. Een inburgeringscursus bestaat grotendeels uit lessen in de Nederlandse taal. Naast uitbreiding van hun Nederlandse woordenschat, vergroten de anderstaligen hun vaardigheden in lezen, spreken, schrijven en luisteren. Toch blijft spreekangst een veelvoorkomend probleem. Spreekvaardigheid omvat namelijk veel meer dan de toepassing van grammatica- en woordenschatkennis. Om voor iemand anders begrijpelijk te zijn, moet een spreker een scala aan taalvaardigheidsaspecten beheersen. Zo moet een goede spreker kunnen praten, luisteren en plannen tegelijk. Bovendien zijn naast de verbale aspecten voor het goed spreken van een taal ook intonatie, ritme en spreektempo en non-verbale communicatie van belang. De meeste anderstaligen die in Nederland wonen, hebben op de één of andere manier dus al eens les gehad in de Nederlandse taal. Het ontbreekt velen echter aan de mogelijkheid om het geleerde in praktijk te brengen. De mensen leven in hun eigen culturele kring en ontmoeten te weinig Nederlanders met wie het spreken kan worden geoefend. Vaak is de begeleider van Gilde SamenSpraak voor de anderstalige de eerste autochtone Nederlander met wie een echt contact wordt onderhouden. Het doel van Gilde SamenSpraak is het verbeteren van de spreekvaardigheid en de anderstalige door middel van persoonlijk contact kennis te laten maken met de Nederlandse cultuur en het vergroten van maatschappelijke participatie en integratie. Onderzoek naar verwachtingen en effect van Gilde SamenSpraak Op verzoek van Gilde Nederland hebben twee studenten van de Radboud Universiteit van Nijmegen in het kader van hun afstudeerproject gekeken naar het effect van deelname aan Gilde SamenSpraak op integratie van de anderstalige. De opdracht is tot stand gekomen dankzij bemiddeling van de eenheid Externe Relatie, Onderzoek & Maatschappij, van de Radboud Universiteit. Gilde Nederland wil daarbij inzicht krijgen in enerzijds de wensen en verwachtingen van de anderstaligen, en anderzijds de gedragsveranderingen als gevolg van deelname aan Gilde SamenSpraak. Anneke Grote Beverborg heeft vanuit de studierichting sociologie een kwantitatief onderzoek verricht. Zij heeft 409 deelnemers een vragenlijst afgenomen en gemeten in hoeverre deelname aan Gilde SamenSpraak bijdraagt aan taalbeheersing en aan integratie. Anneke maakt daarbij onderscheid tussen structurele, sociale en culturele integratie. Reggie Berkers studeert cultuur- en persoonlijkheidspsychologie en heeft aan de hand van interviews met een representatief klein gedeelte van alle deelnemers een kwalitatief onderzoek gedaan. Zij beschrijft van 39 deelnemers de aard van het integratieproces, de verwachtingen en motivatie van de deelnemers en de mate waarin deelname aan Gilde SamenSpraak bijdraagt aan integratie door te kijken naar de kennis van de Nederlandse waarden en normen, de houding ten opzichte van Nederlanders, de communicatie competentie en de sociale inbedding. In de volgende twee hoofdstukken worden de resultaten van deze onderzoeken gepresenteerd. In het laatste hoofdstuk worden de voornaamste uitkomsten van beide onderzoeken op een rijtje gezet.
13
14
Een kwantitatief onderzoek naar Gilde SamenSpraak Anneke Grote Beverborg 1 Inleiding: Integratie en Gilde SamenSpraak De algemene onderzoeksvraag is of deelname aan het project Gilde SamenSpraak leidt tot een grotere mate van integratie in de Nederlandse samenleving. Hierbij wordt verondersteld dat deelname aan het project Gilde SamenSpraak de taalbeheersing van de anderstalige vergroot, maar tevens dat door het contact met een Nederlander de kennis van de Nederlandse samenleving wordt vergroot en daarmee bijdraagt aan de mate van integratie. De hoofdvraag is: Heeft de participatie van anderstaligen in het project Gilde SamenSpraak een positief effect op de integratie van anderstaligen? De mate van integratie wordt gemeten op verschillende dimensies. De meest onderzochte en meest bekende dimensie van integratie is de structurele integratie. Hiervoor zal worden gekeken naar de sociaal-economische situatie van de anderstalige. De tweede dimensie is de sociale integratie. Deze bestaat uit de contacten die anderstaligen hebben met autochtonen. Ten slotte zal worden gekeken naar de culturele integratie, waarbij de cultuurverschillen van de anderstaligen en de autochtonen nader worden bekeken. Model 1.1 is een overzicht van de drie dimensies. Model 1.1 Dimensies van integratie
In dit onderzoek is ook nagegaan of er een verschil is in de mate van integratie tussen anderstaligen die aan het project Gilde SamenSpraak deelnemen en een grote algemene groep anderstaligen. 2 Verwachtingen Gilde SamenSpraak op integratie 2.1 Structurele integratie Structurele integratie omvat evenredige deelname van etnische minderheden aan maatschappelijke instituties, oftewel de positie die zij innemen in de sociale stratificatie van een samenleving. Over deze vorm van integratie van minderheden is reeds veel bekend (Dagevos, 2001:85). Er wordt in dit onderzoek gekeken naar
15
drie indicatoren van structurele integratie: de arbeidsmarktpositie, de inkomenspositie en de huisvesting. Vaak wordt ook nog naar het opleidingsniveau gekeken, maar de verwachting is dat tijdens deelname aan Gilde SamenSpraak het opleidingsniveau niet snel zal veranderen. De verwachting is dat deelname aan Gilde SamenSpraak van invloed is op de structurele integratie en dat deze zal verlopen via het beter leren kennen van de Nederlandse taal. Het belang van het beheersen van de Nederlandse taal is lange tijd ondergesneeuwd gebleven, maar krijgt de laatste tijd veel aandacht in Nederland. Het moeizame verloop van de integratie van migranten wordt voor een groot deel geweten aan hun gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal (SCP, 2003:53). Het project Gilde SamenSpraak speelt in op deze behoefte. Het project heeft als basis dat autochtone Nederlanders de Nederlandse taal oefenen met anderstaligen. Wanneer anderstaligen regelmatig met autochtone Nederlanders in contact komen en communiceren, dan mag worden verwacht dat de anderstaligen beter Nederlands zullen gaan spreken. Deelname aan het project Gilde SamenSpraak zal leiden tot betere Nederlandse taalbeheersing. Een betere beheersing van de Nederlandse taal kan worden bezien als een verworven hulpbron. Uit eerder onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat migranten die het Nederlands goed beheersen gemiddeld genomen een hoger inkomen hebben en een hogere beroepsstatus (SCP, 2003:53). Een anderstalige die de Nederlandse taal beter beheerst, zal meer kans maken op de arbeidsmarkt. Bovendien is er meer kans om contacten op te doen met autochtone Nederlanders, waardoor er meer toegang kan worden verschaft tot bepaalde segmenten van de Nederlandse maatschappij. Er wordt dan ook verwacht dat deelname aan het project Gilde SamenSpraak de mate van structurele integratie van anderstaligen zal vergroten: Hoe langer anderstaligen deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak, des te meer zullen zij structureel geïntegreerd zijn, omdat zij beter de Nederlandse taal beheersen. 2.2 Sociale integratie Sociale integratie heeft betrekking op sociale contacten tussen etnische minderheden en autochtonen (Dagevos, 2001). Voor mensen met verschillende achtergronden is contact een wijze waarop men elkaar beter leert kennen en begrijpen. De mate waarin anderstaligen de Nederlandse taal beheersen zal een belangrijke stap zijn in het leggen van contact met Nederlanders. Om contact met elkaar te hebben, zul je elkaar moeten begrijpen (Weijters & Scheepers, 2003:147). Het beheersen van de Nederlandse taal kan onder andere worden bezien als een toename in gelegenheidskansen om contacten te leggen. Hierbij aansluitend is de bevinding uit het onderzoek ‘rapportage minderheden’ van het SCP, waaruit blijkt dat migranten die de eigen taal blijven spreken, ook met hun kinderen, in mindere mate deel kunnen nemen aan de sociale verbanden van de Nederlandse samenleving en als gevolg daarvan in mindere mate geïntegreerd zijn (SCP, 2003:53). Als door deelname aan het project Gilde SamenSpraak de Nederlandse taalvaardigheid wordt vergroot, is te verwachten dat meer informele contacten met Nederlanders ontstaan en de mate van sociale integratie wordt vergroot: Hoe langer anderstaligen deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak, des te meer zullen zij sociaal geïntegreerd zijn, omdat zij de Nederlandse taal beter beheersen.
16
2.3 Culturele integratie Culturele integratie zou gemeten moeten worden aan de mate waarin de cultuur van de allochtone groep ‘afwijkt’ van die van de ontvangende samenleving (Dagevos, 2001:20). Bij het vergelijken van waarden, normen en houdingen van etnische minderheden en autochtonen moet er echter sterk rekening worden gehouden met culturele heterogeniteit. Zo bestaat er zowel binnen de autochtone als de allochtone bevolking een grote variatie betreffende normen, waarden en houdingen. Toch kunnen we stellen dat bepaalde normen, waarden en houdingen verbonden zijn aan het proces van modernisering van Westerse samenlevingen. Kernwoorden zijn onder andere secularisering, individualisering, democratisering van de gezagsverhoudingen en emancipatie.Voor het vergelijken van het autochtone normen en waarden patroon met dat van de allochtonen, vormt dit proces van modernisering het uitgangspunt. De mate van culturele integratie wordt gemeten aan de hand van het onderschrijven van deze opvattingen. Hierbij moet nadrukkelijk worden gesteld dat het niet gaat om een beoordeling in termen van goed of slecht. Zoals eerder is aangegeven, wordt verwacht dat deelname van anderstaligen aan het project Gilde SamenSpraak de Nederlandse taalbeheersing zal vergroten. Dit zal anderstaligen handvaten geven om in het dagelijkse leven meer te weten te komen over bepaalde normen en waarden die verankerd zijn in de Nederlandse samenleving. Zo kunnen contacten met autochtonen toenemen en kunnen zij andere bronnen van informatievoorziening beter begrijpen, zoals kranten, tijdschriften of Nederlandse televisieprogramma’s. Veel moderne opvattingen die in Nederland gelden, zullen immigranten die de Nederlandse taal niet goed beheersen minder snel bereiken, waardoor zij in mindere mate cultureel geïntegreerd raken. Niet alleen zullen anderstaligen die deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak beter de Nederlandse taal gaan beheersen, bovendien doen zij door het persoonlijke contact met een autochtoon kennis op van Nederlandse gebruiken en gewoonten. Het is dan ook de verwachting dat anderstaligen meer cultureel geïntegreerd zullen raken door deelname aan het project: Hoe langer anderstaligen deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak, des te meer zullen zij cultureel geïntegreerd zijn, omdat zij beter de Nederlandse taal beheersen. 2.4 Achtergrondkenmerken Naast de verwachtte invloed van deelname aan Gilde SamenSpraak op de drie dimensies van integratie, zouden er ook nog andere factoren van invloed kunnen zijn op de mate van integratie. Het is mogelijk dat de manier waarop het contact tussen de begeleiders van Gilde SamenSpraak en de anderstaligen wordt georganiseerd van invloed is op het effect van deelname aan het project. Zo worden twee aspecten van het project onder de loep genomen, te weten de plaats waar de begeleider en de anderstalige afspreken en de frequentie van het contact. Ook factoren die buiten deelname aan het project Gilde SamenSpraak bestaan, zouden van invloed kunnen zijn op de mate van integratie. De klassieke assimilatie theorie (Zhou, 1997) veronderstelt dat naarmate immigranten langer in een land verblijven, zij minder herkenbaar zijn als aparte etnische groep en gelijke toegang verkrijgen tot het stratificatiesysteem van de ontvangende samenleving (Zhou, 1997:975). Hiervan afgeleid worden de volgende factoren bekeken: de verblijfsduur in Nederland, de migratieleeftijd en of de anderstaligen tussentijds buiten Nederland hebben gewoond. Daarnaast wordt er gekeken naar de invloed van een (Nederlandse) partner en kinderen. Tevens wordt gekeken naar het effect van het volgen van een inburgeringscursus, het opleidingsniveau,
17
de beroepsstatus, religiositeit en sekse. In model 2.1 staat het totale model weergegeven. Model 2.1 Het toetsingsmodel
3 Data en representativiteit 3.1 Data In dit onderzoek zijn twee databestanden gebruikt. Er zijn nieuwe data verzameld onder de deelnemers van Gilde SamenSpraak, verder aangeduid als het Integratie Onderzoek Gilde SamenSpraak (IOGS). Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een grootschalig bestaand databestand over integratie van allochtonen en een controlegroep van autochtonen. Dit is het ‘Sociale Positie en Voorzieningen gebruik Allochtonen 1998’ (SPVA). Het SPVA 1998 is een onderzoek naar de sociaal-economische en sociaal-culturele positie van vier groepen etnische minderheden in Nederland en is tot stand gekomen door een samenwerking tussen het ISEO (Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek) en het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau). In dit onderzoek zijn Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en een autochtone referentie categorie ondervraagd over onder andere onderwijs, arbeid, sociaal-culturele oriëntatie en contact met autochtonen. Bij gebruik van dit bestand dient er rekening mee te worden gehouden dat er slechts enkele etnische groepen zijn ondervraagd, terwijl de anderstaligen die deelnemen aan Gilde SamenSpraak uit zeer veel verschillende landen afkomstig zijn. 3.1.1 Integratie Onderzoek Gilde SamenSpraak (IOGS) Tussen november 2003 en februari 2004 zijn aan vrijwel alle anderstaligen die participeren in het project Gilde SamenSpraak vragenlijsten voorgelegd (bijlage 1). De vragenlijsten zijn via drie stappen bij de anderstalige gekomen. Eerst werd de vragenlijst naar het gilde gestuurd, vervolgens naar de begeleider en uiteindelijk kwam de vragenlijst bij de anderstalige terecht. Er zijn 1046 vragenlijsten verstuurd, waarvan er 409 ingevuld zijn teruggestuurd: een respons van 39%, wat voor een enquête van deze aard een goed resultaat is. De begeleiders is gevraagd de anderstalige te begeleiden bij het invullen van de vragenlijst, omdat de Nederlandse taal niet bij alle anderstaligen toereikend was om dit zelfstandig te doen. Om een idee te krijgen van eventuele beïnvloeding van de begeleider is aan het einde van de vragenlijst gevraagd naar de mate waarin de anderstalige hulp heeft gehad bij het invullen: 43% heeft de vragenlijst zelfstandig ingevuld, 44% heeft een beetje hulp van de begeleider gehad en slechts 13% heeft veel hulp gehad. Beïnvloeding is dus niet uit te sluiten, maar lijkt binnen aanvaardbare grenzen te zijn gebleven. 3.1.2 Representativiteit Om betrouwbare uitspraken te doen over alle anderstaligen die deelnemen aan het project, moet de steekproef een goede afspiegeling vormen van de popula-
18
tie, oftewel de steekproef moet representatief zijn. Hiervoor is gebruik gemaakt van twee populatiestatistieken, zoals gerapporteerd door Gilde Nederland en SPVA. De steekproef (IOGS) blijkt een goede afspiegeling van alle deelnemers Gilde SamenSpraak voor wat betreft leeftijd en opleidingsniveau. Tevens zijn de anderstaligen die deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak vergeleken met een controlegroep van autochtonen (SPVA). Hieruit blijkt dat de anderstaligen die deelnemen aan Gilde SamenSpraak over het algemeen hoger opgeleid zijn, en minder lang in Nederland verblijven dan de allochtonen van de SPVA. Om na te gaan of er bij voorbaat al verschil is in de mate van integratie worden anderstaligen die deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak vergeleken met de controlegroep van autochtonen (SPVA). 3.2 Integratie van de anderstaligen van Gilde SamenSpraak in vergelijking met een landelijke steekproef van allochtonen (SPVA) In deze paragraaf zullen de belangrijkste variabelen worden besproken die voor de analyse zijn gebruikt. Dit zijn de drie dimensies van integratie en de beheersing van de Nederlandse taal. Hierbij zijn de anderstaligen die deelnemen aan Gilde SamenSpraak telkens vergeleken met de allochtonen van het SPVA. Een volledig overzicht van de gebruikte variabelen is te vinden in bijlage 2. 3.2.1 Structurele integratie Voor het vaststellen van de sociaal-economische status van de anderstalige is gevraagd of zij betaalde beroepsarbeid verrichten. In tabel 3.1 staat de frequentieverdeling weergegeven. Van de anderstaligen verricht 77,5% geen en 22,5% wel betaalde beroepsarbeid. Het percentage werkenden is significant lager dan bij de allochtonen uit het SPVA bestand. Bij deze groep is het percentage werkenden 55,4% en het percentage niet werkenden 44,6%. Tabel 3.1 Frequentieverdeling van het verrichten van betaalde beroepsarbeid IOGS Frequentie Percentage Betaalde arbeid Ja 91 22,5 Nee 313 77,5 Totaal 404 100,0 * verschillen zijn significant bij p<.01
SPVA Frequentie Percentage 3334 55,4 * 2679 44,6 * 6013 100,0 Bron: IOGS/SPVA 1998
Voor het totale inkomen van de anderstaligen is er gevraagd naar het netto maandinkomen van het gezin uit arbeid en of er sprake was van een uitkering. Deze twee inkomstenbronnen zijn samengevoegd tot een schaal die het totale inkomen van de anderstaligen weergeeft. Een korte beschrijving van deze variabele staat weergegeven in tabel 3.2. Het gemiddelde inkomen van de anderstaligen die deelnemen aan het project Gilde SamenSpraak is 1199,40 euro. Dat is significant minder dan het gemiddelde inkomen van de allochtonen van SPVA (1246,65 euro).
19
Tabel 3.2 beschrijving totale inkomen Minimum IOGS Inkomen 62,00 SPVA Inkomen 56,82 * verschillen zijn significant bij p<.01
Maximum 3002,00 6863,64
Gemiddelde 1199,36 * 1246,65 *
Standaard deviatie N 559,00 295 678,07 5201 Bron: IOGS/SPVA 1998
Om een goed beeld te krijgen van de daadwerkelijke woonsituatie is er de variabele aantal kamers per persoon aangemaakt. Hiervoor is het aantal kamers gedeeld op het aantal personen van het huishouden (zie tabel 3.3). De anderstaligen die deelnemen aan het project hebben een lager minimum, lager maximum en een significant lager gemiddeld aantal kamers per persoon dan de allochtonen uit de SPVA steekproef. De woonsituatie van de anderstaligen van Gilde SamenSpraak is dus minder gunstig dan die van de allochtonen van SPVA. Tabel 3.3 beschrijving aantal kamers per persoon Minimum Maximum IOGS Aantal kamers per persoon 0,17 5,00 SPVA Aantal kamers per persoon 0,20 8,00 * verschillen zijn significant bij p<.01
Gemiddelde Standaard deviatie N 1,27 * 0,72 398 1,64 * 1,01 7475 Bron: IOGS/SPVA 1998
3.2.2 Sociale integratie Het begrip sociale integratie wordt in dit onderzoek gemeten door te kijken naar het aantal informele contacten van allochtonen met autochtonen. Voor deze variabele zijn een aantal vragen samengenomen om een schaal te construeren. Er is gevraagd: ‘Komen er wel eens (blanke) Nederlandse vrienden of buren bij u op bezoek?’; ‘Gaat u in uw vrije tijd wel eens om met (blanke) Nederlanders?’ en ‘Heeft u in de buurt waarin u woont veel of weinig contact met (blanke) Nederlanders?’ Deze drie items zijn samengevoegd tot een schaal (alpha 0,72). Hoe hoger de score, hoe meer contact de anderstaligen hebben met autochtonen. In tabel 3.4 staat de mate van sociale integratie voor de anderstaligen van Gilde SamenSpraak en voor de allochtonen van SPVA. Het gemiddelde van de anderstaligen die deelnemen aan Gilde SamenSpraak is 1,97 en het gemiddelde van de anderstaligen van de SPVA steekproef is iets hoger 2,01. Dit verschil is niet significant. Tabel 3.4 Mate van sociale integratie vergeleken tussen IOGS en SPVA
Gemiddelde sociale integratie
IOGS 1,97(N=401)
SPVA 2,01(N=5977) Bron: IOGS/SPVA 1998
3.2.3 Culturele integratie Culturele integratie is gemeten aan de mate waarin anderstaligen een aantal opvattingen onderschrijven die betrekking hebben op moderniteit. De uitspraken zijn: Man/vrouw rollen: De vrouw kan het beste de verantwoordelijkheid voor het huishouden hebben; De man kan het beste de verantwoordelijk voor het geld hebben; Een vrouw moet stoppen met werken als ze een kind krijgt; Een opleiding is voor jongens belangrijker dan voor meisjes. Individualisering: Een zoon van 17
20
jaar mag zelfstandig gaan wonen; Een dochter van 17 jaar mag zelfstandig gaan wonen; Een kind van 17 jaar mag zelf beslissen of het zijn/haar opleiding stopt. Secularisering: Kinderen moeten naar een school die aansluit bij de religie van hun ouders; Het is vervelend wanneer je kind wil trouwen met iemand van een andere religie. Overige moderne opvattingen: In Nederland gaan mannen en vrouwen te makkelijk, te vrij met elkaar om; In Nederland is men veel te open over dingen die met seksualiteit te maken hebben; Als iemand pijn lijdt, mag hij/zij zelf beslissen over de beëindiging van zijn leven. De antwoordcategorieën hierbij waren: ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’, ‘niet mee eens/niet mee oneens’, ‘niet mee eens’, ‘helemaal niet mee eens’. De schaal is geconstrueerd door het gemiddelde te nemen over de twaalf items. De items vormen een betrouwbare schaal (alpha = 0,67). Hoe hoger de score, hoe ‘moderner’. In tabel 3.5 staan de gemiddelde scores van de opvattingen van de anderstaligen van Gilde SamenSpraak en de allochtonen van SPVA. Deze laatstgenoemde groep allochtonen onderschrijft in net iets mindere mate de opvattingen over moderniteit, maar het verschil is klein en is niet significant. Tabel 3.5 Mate van culturele integratie vergeleken tussen IOGS en SPVA
Gemiddelde culturele integratie
IOGS 3,02 (N=399)
SPVA 2,94 (N=4997) Bron: IOGS/SPVA 1998
3.2.4 Taalbeheersing De taalbeheersing is gemeten door te kijken naar de beheersing en het gebruik van de Nederlandse taal. Met betrekking tot de beheersing is aan de anderstaligen gevraagd in hoeverre zij ‘moeite hebben met de Nederlandse taal bij het voeren van een gesprek in het Nederlands’ en in hoeverre zij ‘moeite hebben de Nederlandse taal te begrijpen bij het lezen van kranten, brieven of folders’. Als kanttekening moet hierbij worden gezegd dat dit geen directe maat is voor de beheersing van het Nederlands, maar een zelfbeoordeling. In tabel 3.6 is te zien dat de allochtonen van SPVA een betere taalbeheersing hebben dan de anderstaligen van Gilde SamenSpraak. Dit verschil is significant: deelnemers aan Gilde SamenSpraak beheersen de Nederlandse taal slechter dan allochtonen in het algemeen. Tabel 3.6 Mate van taalbeheersing vergeleken tussen IOGS en SPVA IOGS Gemiddelde taalbeheersing 1,77 (N=408) * * verschillen zijn significant bij p<.01
SPVA 2,38 (N=5973) * Bron: IOGS/SPVA 1998
3.2.5 Is er sprake van selectie? Anderstalige deelnemers aan Gilde SamenSpraak hebben een minder goede beheersing van de Nederlandse taal en zijn minder goed structureel geïntegreerd dan allochtonen in het algemeen. Zij hebben minder vaak werk, een minder hoog inkomen en een minder goede huisvesting. Ondanks deze lagere structurele integratie is er een gelijke mate van sociale integratie en culturele integratie. Dit zou bewerkstelligd kunnen zijn door deelname aan Gilde SamenSpraak.
21
4 Analyse en resultaten 4.1 Lengte van deelname aan Gilde SamenSpraak Om de verwachtingen te toetsen wordt er gekeken of het aantal maanden dat anderstaligen deelnemen aan Gilde SamenSpraak van invloed is op de mate van integratie en taalbeheersing. Met de F-toets en de correlatie-coëfficiënt (R) wordt er gekeken of de verschillen significant zijn en niet op toeval berusten. Voor een beter overzicht is per dimensie van integratie de belangrijkste variabele telkens ook weergegeven in een grafiek. Bij deze eerste analyse is nog geen rekening gehouden met controle variabelen. Dit gebeurt in paragraaf 4.2 waar vooral naar de invloed van de taalbeheersing zal worden gekeken. 4.1.1 Taal Allereerst is er gekeken of de beheersing van de Nederlandse taal verandert, naarmate anderstaligen langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak. Hierbij zijn twee items opgenomen die gaan over het gebruik van de Nederlandse taal en twee items over de moeite die de anderstaligen hebben met het lezen en spreken in het Nederlands. De schaal van de taalbeheersing is geconstrueerd met alleen deze laatste twee items. Uit tabel 4.1 kan worden opgemaakt dat de anderstaligen die 14 maanden of meer deelnemen aan Gilde SamenSpraak vaker de Nederlandse taal gebruiken dan anderstaligen die net zijn begonnen. Ook hebben anderstaligen die langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak minder moeite met het lezen in de Nederlandse taal. De verschillen zijn echter niet significant. Ook hebben anderstaligen minder moeite met het spreken in het Nederlands naarmate zij langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak. Deze verschillen zijn wel significant. Ook voor de taalbeheersing als schaal is er een positief en significant effect. Er komt dus naar voren dat anderstaligen die langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak minder moeite hebben met de Nederlandse taal dan anderstaligen die net begonnen zijn. Tabel 4.1 Nederlandse taalbeheersing naar het aantal maanden Gilde SamenSpraak 0-3 maanden
Spreken met partner 2,17 Spreken met kinderen 2,09 Moeite met lezen 1,80 Moeite met spreken 1,64 Schaal taalbeheersing 1,72 ** = sign. p<.01 * = sign. p<.05
4-8 maanden
9-13 maanden
14+ maanden
F-toets
R
2,28 2,02 1,78 1,66 1,72
2,13 1,92 1,94 1,74 1,84
2,36 2,17 1,89 1,78 1,84
1,384 1,199 1,585 1,233 1,912
,097 ,042 ,074 ,154** ,135**
Figuur 1 Taalbeheersing en lengte deelname Gilde SamenSpraak 1,86 1,84 1,82 1,80
Taalbeheersing
1,78 1,76 1,74 1,72 1,70 <=3 maanden
9-13 maanden 4-8 maanden
Aantal maanden Gilde-SamenSpraak
22
>=14 maanden
4.1.2 Structurele integratie Vervolgens is er gekeken naar de structurele integratie van de anderstaligen. In tabel 4.2 staan de resultaten. Voor werk, inkomen en huisvesting is geen duidelijke lijn te ontdekken en bovendien zijn de verschillen niet significant. Wel is het zo dat anderstaligen die net zijn begonnen met Gilde SamenSpraak minder werk en een lager inkomen hebben dan de anderstaligen die al meer dan 14 maanden deelnemen, wat duidt op een positieve ontwikkeling. Toch moet worden geconstateerd dat het aantal maanden Gilde SamenSpraak weinig effect heeft op de structurele integratie. Waarschijnlijk omdat iemands structurele positie niet zo snel verandert. Wellicht zijn er wel effecten op de langere termijn. Tabel 4.2 Structurele integratie naar het aantal maanden Gilde SamenSpraak 0-3 maanden 4-8 maanden Werk ,19 ,21 Inkomen 1212,51 1195,79 Huisvesting 1,27 1,26 ** = sign. p<.01 * = sign. p<.05
9-13 maanden ,18 1186,38 1,34
14+ maanden ,23 1219,02 1,14
F-toets R ,197 ,044 ,049 ,011 1,147 -,045 Bron: IOGS
Figuur 2 Betaalde beroepsarbeid ,23
,22
,21
,20
Arbeid
,19
,18
,17 <=3 maanden
9-13 maanden 4-8 maanden
>=14 maanden
Aantal maanden Gilde-SamenSpraak
4.1.3 Sociale integratie De tweede dimensie van integratie die wordt onderscheiden is de sociale integratie. In tabel 4.3 staat de mate van sociale integratie weergegeven naar het aantal maanden Gilde SamenSpraak. Dit is voor de afzonderlijke items gedaan alsook voor de aangemaakte schaal voor sociale integratie. Voor de drie items en voor de schaal is te zien dat de anderstaligen die langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak meer sociaal geïntegreerd zijn dan anderstaligen die nog niet zo lang deelnemen aan het project. De verschillen zijn echter niet significant, wat waarschijnlijk komt omdat het gaat om groepsgemiddelden waarbij de grote variatie binnen de groepen maakt dat het verschil niet significant is. Toch duidt de stijgende lijn op een positief effect van deelname aan Gilde SamenSpraak op de mate van sociale integratie.
23
Tabel 4.3 Sociale integratie naar het aantal maanden Gilde SamenSpraak 0-3 maanden
Bezoek van Nederlanders ,15 Vrije tijd Nederlanders ,19 Contact Nederlandse buren ,15 1,90 Schaal sociale integratie ** = sign. p<.01 * = sign. p<.05
4-8 maanden
,16 ,11 ,19 1,98
9-13 maanden
,15 ,21 ,23 2,00
14+ maanden
,25 ,21 ,25 2,02
F-toets
R
1,502 ,060 1,521 ,081 1,256 ,063 1,019 ,093 Bron: IOGS
Figuur 3 Sociale integratie 2,04 2,02 2,00 1,98
Sociale integratie
1,96 1,94 1,92 1,90 1,88 <=3 maanden
9-13 maanden 4-8 maanden
>=14 maanden
Aantal maanden Gil de SamenSpraak
4.1.4 Culturele integratie Voor de culturele integratie is wederom zowel naar de afzonderlijke items van ‘moderne’ opvattingen als naar de schaal voor culturele integratie gekeken. Uit tabel 4.4 kan opgemaakt worden dat bij veel items de gemiddelde score in de loop van de maanden is toegenomen. Een hogere score duidt op een ‘modernere’ houding. Op één item na hebben de anderstaligen die meer dan 14 maanden deelnemen aan Gilde SamenSpraak een hoger gemiddelde dan de anderstaligen die nul tot en met drie maanden meedoen. Voor enkele items is zelfs een significant verschil gevonden. Dit is het geval bij het item ‘de vrouw kan het beste de verantwoordelijkheid voor het huishouden hebben’, bij ‘een opleiding is voor jongens belangrijker dan voor meisjes’ en bij het item ‘kinderen moeten naar een school gaan die aansluit bij de religie van de ouders’. In al deze gevallen is het dus zo dat de anderstaligen die net beginnen aan Gilde SamenSpraak minder moderne opvattingen over deze items hebben dan anderstaligen die al langer deelnemen aan het project. De schaal van culturele integratie laat ook een duidelijke stijging van het gemiddelde zien naarmate het aantal maanden van deelname toeneemt. Deze verschillen zijn echter niet significant en wederom zal dit waarschijnlijk zijn omdat er een grote variatie binnen de groepen bestaat. Toch is de aangegeven richting naar een grotere mate van culturele integratie een positieve ontwikkeling.
24
Tabel 4.4 Culturele integratie naar het aantal maanden Gilde SamenSpraak
De vrouw kan het beste de verantwoordelijkheid voor het huishouden hebben Een vrouw moet stoppen met werken als ze een kind krijgt De man kan het beste de verantwoordelijkheid voor het geld hebben Een opleiding is voor jongens belangrijker dan voor meisjes Een kind van 17 jaar mag zelf beslissen of het zijn/haar opleiding stopt Een zoon van 17 jaar mag zelfstandig gaan wonen Een dochter van 17 jaar mag zelfstandig gaan wonen Het is vervelend wanneer je kind wil trouwen met iemand van een andere religie Kinderen moeten naar een school gaan die aansluit bij de religie van hun ouders In Nederland gaan mannen en vrouwen te makkelijk, te vrij met elkaar om In Nederland is men veel te open over dingen die met seksualiteit te maken hebben Als iemand pijn lijdt, mag hij/zij zelf beslissen over de beëindiging van zijn leven Schaal culturele integratie ** = sign. p<.01 * = sign. p<.05
0-3 maanden
4-8 maanden
9-13 maanden
14+ maanden
2,65
2,64
2,89
3,05
2,285
3,36
3,45
3,64
3,50
,883
,054
3,59
3,41
3,65
3,71
1,122
,051
4,21
4,31
4,45
4,61
2,998*
,113*
2,20
2,41
2,07
2,04
2,482
-,067
2,31
2,32
2,28
2,37
,088
-,011
2,09
2,27
2,15
2,33
,835
,020
3,27
3,19
3,48
3,50
1,316
,040
3,63
3,42
3,55
3,93
2,885*
,092
2,75
2,80
2,85
3,04
,968
,012
2,54
2,69
2,74
2,70
,550
,025
,221
-,032
2,75
2,88
2,86
2,84
2,94
2,98
3,05
3,13
F-toets
2,097 Bron: IOGS
R
,142**
,077
Figuur 4 Culturele integratie 3,2
Culturele integratie
3,1
3,0
2,9 <=3 maanden
9-13 maanden 4-8 maanden
>=14 maanden
Aantal maanden Gilde SamenSpraak
Ten slotte wordt in tabel 4.5 de samenhang tussen deelname aan Gilde SamenSpraak, de dimensies van integratie en de taalbeheersing op een rijtje gezet. Hierbij is ook te zien welke samenhang er bestaat tussen de verschillende dimensies van integratie. Zoals ook al uit het voorgaande blijkt is er een positieve, significante samenhang tussen deelname aan het project Gilde SamenSpraak en de beheersing van de Nederlandse taal. Het project Gilde SamenSpraak hangt niet significant samen met de dimensies van integratie, al wijzen de samenhangen van sociale en culturele integratie in de verwachte richting. Wel is er vaak een significante samenhang tussen de taalbeheersing en de dimensies van integratie. Dit wijst erop dat er geen rechtstreeks effect is van deelname aan
25
Gilde SamenSpraak op integratie, maar dat er wel een effect is van Gilde SamenSpraak op de taalbeheersing en dat deze weer een effect heeft op de integratie. Tevens is uit de tabel op te maken dat culturele integratie en sociale integratie een grote samenhang vertonen. En culturele integratie en sociale integratie in wat mindere mate, hangen weer samen met bepaalde aspecten van structurele integratie. Wat nu precies het effect is van het project Gilde SamenSpraak, de taalbeheersing en de integratie wordt getoetst met de multivariate analyse (4.2). Tabel 4.5 De correlaties tussen de verschillende dimensies van integratie, taalbeheersing en het aantal maanden deelname aan Gilde SamenSpraak SamenSpraak
Culturele integratie
1 1 ,077 ,093 ,282** -,080 ,130 ,083 ,198** ,011 ,230** -,045 ,099* ,135** ,126* ** = sign. p<.01 * = sign. p<.05 SamenSpraak Culturele integratie Sociale integratie Arbeid Opleiding Inkomen Huisvesting Taal
Sociale integratie
1 -,043 ,226** ,092 ,002 ,193**
Arbeid
1 ,441** ,329** -,036 ,039
Opleiding
Inkomen
1 ,005 ,026 ,282**
1 ,027 -,002
Huisvesting
Taal
1 1 ,096 Bron: IOGS
4.2 De effecten van Gilde SamenSpraak met controle variabelen In deze paragraaf worden de resultaten van de multivariate regressie analyse gepresenteerd. Bij de multivariate analyse worden effecten die tussen twee variabelen zijn gevonden gecontroleerd op andere kenmerken die ook mogelijk een invloed zouden kunnen hebben. Dit gebeurt door een regressie analyse uit te voeren. Hierbij is meestal gebruik gemaakt van een lineaire regressie analyse. In één geval, namelijk de arbeidspositie, is er sprake van een logistische regressie, omdat het daar gaat om een afhankelijke variabele die dichotoom van aard is. 4.2.1 Taalbeheersing De taalbeheersing speelt een belangrijke rol bij de verwachtingen van deelname aan Gilde SamenSpraak. Daarom is allereerst gekeken naar het effect van Gilde SamenSpraak op de taalbeheersing van de anderstaligen. Zoals ook eerder bleek is er een significant positief effect van het aantal maanden dat de anderstaligen deelnemen aan Gilde SamenSpraak op de beheersing van de Nederlandse taal. Deze relatie blijft bestaan wanneer ook de invloed van andere variabelen wordt gecontroleerd. Daarnaast heeft vooral het opleidingsniveau een invloed op de beheersing van de Nederlandse taal. Anderstaligen die middelbaar en hoger zijn opgeleid hebben een betere taalbeheersing dan anderstaligen die lager opgeleid zijn. Ook het aantal keren contact tussen de anderstalige en begeleider per maand heeft effect. Dit effect is negatief, wat inhoudt dat anderstaligen die vaker met hun begeleider afspreken een minder goede beheersing van de Nederlandse taal hebben. Dit duidt er op dat deze anderstaligen juist vaak afspreken omdat zij een nog niet zo’n goede taalbeheersing hebben en daarom meer behoefte hebben aan steun en hulp. 4.2.2 Structurele integratie Al eerder is geconstateerd dat er geen effect is van het aantal maanden Gilde SamenSpraak op de arbeidsmarktpositie. Om na te gaan of er misschien andere
26
factoren zijn die wel een invloed uitoefenen op arbeid, is een logistische regressie analyse uitgevoerd. Het blijkt dat anderstaligen die de islam aanhangen minder betaalde beroepsarbeid hebben dan anderstaligen die geen religie aanhangen. En daarnaast hebben mannen meer kans om betaalde beroepsarbeid uit te oefenen dan vrouwen. Vervolgens is gekeken naar de invloed van Gilde SamenSpraak op het inkomen van de anderstaligen. Zoals ook al uit de eerdere analyse bleek is er geen significant effect van het aantal maanden Gilde SamenSpraak op het inkomen. Wel zijn er andere factoren van belang. Anderstaligen die langer in Nederland zijn blijken een hoger inkomen te hebben. Daarnaast hebben ook anderstaligen met een partner een hoger inkomen dan anderstaligen die geen partner hebben. Anderstaligen die de islam aanhangen hebben juist een minder hoog inkomen ten opzichte van de anderstaligen die niet religieus zijn. Ook voor de huisvesting van de anderstaligen is geen effect gevonden van het aantal maanden Gilde SamenSpraak. Wel gaat er een positief effect uit van de taalbeheersing op de huisvesting. Daarnaast hebben anderstaligen zonder partner een betere huisvesting dan anderstaligen met een Nederlandse of allochtone partner. Ook blijkt dat wanneer allochtonen kinderen hebben zij een minder gunstige huisvesting hebben, maar dat negatieve effect is te verklaren uit het feit dat als afhankelijke variabele het aantal kamers per persoon is genomen: wanneer een gezin uit meer personen bestaat is het niet verassend dat het aantal kamers per persoon afneemt. Ook sekse heeft een significante invloed. Vrouwen hebben een betere huisvestingspositie dan mannen. 4.2.3 Sociale integratie Uit de multivariate toetsing voor de sociale integratie van de anderstaligen blijkt dat het aantal maanden deelname aan Gilde SamenSpraak een positief effect heeft op sociale integratie, dat echter niet significant is. Opvallend is dat de taalbeheersing een significante invloed heeft op de mate van sociale integratie. Dit komt overeen met de verwachting dat deelname aan Gilde SamenSpraak een indirect effect heeft op de mate van sociale integratie door de taalbeheersing. Daarnaast heeft de migratieleeftijd een invloed. Ook het hebben van een Nederlandse partner maakt verschil. Ten slotte blijkt dat er een grotere mate van sociale integratie is wanneer de anderstaligen een inburgeringscursus hebben gevolgd. 4.2.4 Culturele integratie Er blijkt geen significant effect te bestaan van deelname aan Gilde SamenSpraak op de culturele integratie. Wel is er een effect van het opleidingsniveau: in vergelijking met anderstaligen die laag zijn opgeleid, zijn anderstaligen met een middelbare opleiding meer cultureel geïntegreerd. Ook blijkt dat wanneer de anderstaligen een partner hebben, zij in vergelijking met de anderstaligen die geen partner hebben meer cultureel geïntegreerd zijn. Hierbij is ook het effect van een Nederlandse partner groter. Daarnaast gaat er een invloed uit van het al dan niet hebben van kinderen. Wanneer anderstaligen kinderen hebben, zijn zij minder cultureel geïntegreerd dan anderstaligen die geen kinderen hebben. Ook blijkt dat wanneer anderstaligen de islam of het Christendom aanhangen zij minder cultureel geïntegreerd zijn dan niet-religieuzen. Dit effect geldt echter niet voor anderstaligen die een andere religie aanhangen.
27
5 Conclusie en discussie Wellicht een van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek is dat deelname van anderstaligen aan Gilde SamenSpraak duidelijk de beheersing van de Nederlandse taal van de anderstaligen verbetert. Ook is gebleken dat deelname aan Gilde SamenSpraak het sterkste invloed heeft op sociale integratie, in wat mindere mate invloed heeft op de culturele integratie en geen effecten heeft op de structurele integratie. Deze effecten verlopen niet rechtstreeks, maar via het beheersen van de Nederlandse taal. Op deze manier gaat er dus een indirect effect uit op de mate van integratie door participatie in Gilde SamenSpraak. Is ‘SamenSpreken’ de sleutel tot integratie? Deze vraag is niet eenduidig met ja of nee te beantwoorden. Wel kan gezegd worden dat de integratie op bepaalde terreinen wordt vergroot. Er zijn namelijk wel effecten van deelname aan Gilde SamenSpraak op de integratie, maar deze verlopen via het ‘SamenSpreken’ in de Nederlandse taal. Dat de anderstaligen de Nederlandse taal beter gaan beheersen naarmate zij langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak is al een zeer positieve conclusie. Dat er daarnaast ook enkele effecten zijn via de taalbeheersing op sociale en culturele integratie is eveneens een bevestiging van de positieve geluiden rondom het project. Maar waarom zijn nu de effecten op de mate van integratie niet groter? Eén van de redenen zou kunnen zijn dat de evaluatie periode van dit onderzoek kort is. De verschillen zijn gemeten tussen anderstaligen die net zijn begonnen en anderstaligen die reeds een jaar bezig zijn. Dit is een korte periode om veranderingen die met integratie te maken hebben te bewerkstelligen. Een verandering in de structurele positie vergt meer tijd. Zo zal iemands arbeidspositie binnen een jaar niet zo snel veranderen. Ook is het denkbaar dat bepaalde normen en waarden slechts langzaam veranderen. Veranderingen in iemands hele set van normen en waarden zijn ingrijpend en zullen niet binnen korte tijd tot stand komen. Wellicht dat er dus ook voor veranderingen in de mate van culturele integratie domweg meer tijd nodig is. Het contact leggen met autochtonen lijkt nog de minst tijdrovende vorm van integratie. Hier zijn dan ook significante effecten gevonden. Daarnaast is ook de taalbeheersing op redelijk korte termijn te verbeteren. Deze verbeterde taalbeheersing zal misschien op den duur nog grotere effecten teweeg brengen in de mate van integratie. Een langere onderzoeksperiode is dus aan te bevelen. Daarnaast is er nog een reden die methodisch van aard is. Wegens gebrek aan tijd is er gebruik gemaakt van een onderzoeksopzet die op één moment de anderstaligen ondervraagt. Om toch een beeld te krijgen van de ontwikkelingen in de mate van integratie gedurende het project is gevraagd naar het aantal maanden dat de anderstaligen reeds deelnemen. Zo zijn anderstaligen die net zijn begonnen vergeleken met anderstaligen die al langer bezig zijn. Doordat er groepen met elkaar worden vergeleken, wordt geen exact beeld verkregen van ontwikkelingen. Zo kan er grote variatie binnen de groepen zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan een vergelijking tussen een anderstalige die nog niet zo lang bezig is met Gilde SamenSpraak en die vlot de zaken onder de knie krijgt met een anderstalige die al langer bezig is met het project, maar minder snel is met zijn ontwikkeling. Het zou geschikter zijn geweest om de anderstaligen op twee momenten in de tijd te ondervragen. Dit kan bijvoorbeeld door een voormeting toe te passen. Doordat er op deze manier de ontwikkeling per persoon wordt gevolgd, zou een beter beeld zijn verkregen. Een ‘paneldesign’ was echter niet haalbaar in dit onderzoek.
28
Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat de deelnemers aan Gilde SamenSpraak een selecte groep van goed geïntegreerden zou zijn. Dit is onderzocht door de anderstaligen van Gilde SamenSpraak te vergelijken met de allochtonen van SPVA. Het bleek zo te zijn dat de beide groepen wat betreft samenstelling duidelijk twee verschillende groepen zijn. De allochtonen van SPVA hadden een betere structurele positie. Zij zijn ook reeds langer in Nederland, wat de verklaring dat er meer tijd nodig is voor een verandering in structurele positie ondersteund. Toch verschillen zij niet veel in de mate waarin zij sociaal en cultureel geïntegreerd zijn. Er is dus geen selectie bij de startende anderstaligen in de zin dat zij al bij voorbaat meer geïntegreerd zouden zijn. Eerder blijkt dat zij minder goed geïntegreerd zijn. Zo kennen zij juist ook in minder goede mate de Nederlandse taal. Selectie bij de start van Gilde SamenSpraak kan dus niet als reden worden gegeven voor de minder grote effecten op de integratie. Echter, het zou wel kunnen zijn dat er zich binnenin het traject van Gilde SamenSpraak een bepaalde selectie voordoet. Degenen die een snelle ontwikkeling doormaken, zullen misschien niet zo lang meedoen. Wanneer zij op een gegeven moment voldoende beheersing van de Nederlandse taal hebben en voldoende kennis over de Nederlandse samenleving zullen zij minder behoefte hebben om aan Gilde SamenSpraak deel te nemen. Degenen die langer mee doen hebben het daarentegen misschien ook het hardste nodig. Zij hebben langere tijd ondersteuning nodig vanuit Gilde SamenSpraak. Dit kan een vertekend beeld geven voor de mate van taalbeheersing en mate van integratie naar de duur van deelname aan Gilde SamenSpraak. Ook moet worden opgemerkt dat voor de verklaring in de verschillen in integratie, alleen de taalbeheersing is onderzocht. Wellicht is het contact dat de anderstalige heeft met de begeleider al een stimulerende factor voor het vergroten van de integratie. Hierbij kan worden gedacht aan een bepaalde kennisoverdracht van cultuur, gewoonten en gebruiken. Deze verklaring is zeer goed mogelijk, maar is niet getoetst in dit onderzoek. Ondanks deze methodische tekortkomingen kan worden vastgesteld dat er een positief resultaat is gevonden voor het Gilde SamenSpraak project. Vooral de beheersing van de Nederlandse taal gaat erop vooruit wanneer anderstaligen deelnemen aan Gilde SamenSpraak. Ook zijn er effecten op bepaalde terreinen van integratie, maar wellicht zijn er grotere effecten op de langere termijn. De energie, tijd en het enthousiasme dat door allerlei medewerkers van de gilden, de begeleiders en de anderstaligen in het project worden gestoken hebben in ieder geval zeker hun uitwerking.
29
30
Een kwalitatief onderzoek naar Gilde SamenSpraak Reggie Berkers 1 Inleiding Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Enerzijds wordt antwoord gezocht op de vraag naar de motivatie en verwachtingen van de deelnemers aan Gilde SamenSpraak, anderzijds wordt gekeken naar de aard van het acculturatieproces. In het biculturele competentie model van Lafromboise et al. (1993) worden zes dimensies van acculturatie beschreven: kennis van de culturele waarden en normen, positieve houding ten opzichte van beide groepen, biculturele effectiviteit, communicatie competentie, rol repertoire en sociale inbedding. Op deze zes dimensies moet een allochtoon die zich in Nederland vestigt hoog scoren om te kunnen integreren. Ook zijn volgens het model deze zes dimensies lineair-cumulatief, wat wil zeggen dat een nieuwkomer eerst de culturele waarden en normen moet leren kennen, vervolgens een positieve houding ten opzichte van beide groepen moet krijgen, bicultureel effectief moet worden, een goede communicatie competentie en rol repertoire moet ontwikkelen en tot slot sociaal ingebed zal zijn in de Nederlandse samenleving. Omdat de dimensie biculturele competentie voor dit onderzoek niet relevant is, en rol repertoire een te abstract en daardoor hier niet te meten dimensie is, heb ik deze twee dimensies weg gelaten. De vier overgebleven dimensies heb ik alleen bekeken vanuit het perspectief van integratie in de Nederlandse cultuur. Wanneer de volgorde van integratie die Lafromboise et al. (1993) beschrijven klopt, zullen de anderstaligen in dit onderzoek het hoogst scoren op de dimensie ‘kennis van de Nederlandse culturele waarden en normen’. De twee na hoogste score zullen ze behalen op de dimensie ‘positieve houding ten opzichte van Nederlanders’. De ‘communicatie competentie’ zal als derde voorkomen in de volgorde van integratie en de anderstaligen zullen de laagste score hebben op de dimensie ‘sociale inbedding’, aangezien deze dimensie pas als laatste in het integratieproces aan de orde komt. 2 Methode en procedure 2.1 Deelnemers Om de structuur van de organisatie en de werking van het project Gilde SamenSpraak te leren kennen, zijn er eerst een aantal gesprekken geweest op het hoofdkantoor van Gilde Nederland. Met dit doel is ook een conferentie van Gilde Zeist bezocht. Ook is er door Gilde Nederland een adviesraad samengesteld bestaande uit coördinatoren van de Gilden Helmond, Almere en Tilburg. Aan deze gilden is een bezoek gebracht en gesproken met de coördinatoren over hun ervaringen met het project. Toen ik voldoende informatie had over de structuur, werking en organisatie van het project heb ik contact opgenomen met de gilden waarvan ik medewerking wenste. De gilden waren al op de hoogte gebracht van het onderzoek door een brief van Gilde Nederland. Aan de coördinatoren van de gilden heb ik gevraagd om anderstaligen voor mij te zoeken om te interviewen. Deze anderstaligen moesten aan bepaalde voorwaarden voldoen: ze moeten een verblijfsvergunning hebben en de Nederlandse taal voldoende beheersen om aan het interview te kunnen deelnemen. Om deze reden zijn er alleen personen geïnterviewd die al langer dan zes maanden deelnemen aan het project. De deelnemers aan dit onderzoek zijn anderstaligen die deelnemen of on-
31
langs deelnamen aan het project Gilde SamenSpraak. Ze zijn vanuit verschillende landen met verschillende redenen naar Nederland gekomen. In totaal zijn er 39 personen op vrijwillige basis geïnterviewd. Hiervan is één persoon later weggevallen, omdat deze persoon te weinig spreekvaardigheid had om het interview tot een goed einde te brengen. Om privacyredenen zijn de deelnemers geselecteerd door de coördinatoren van de betreffende gilden. De deelnemende gilden zijn: Almere, Amsterdam, Amersfoort, Breda, Castricum, Enschede, Helmond, Rotterdam, Spijkenisse, Tilburg, Wageningen, Zeist en Zutphen. Van de deelnemers aan dit onderzoek is 40% man en 60% vrouw en de gemiddelde leeftijd is 41 jaar. Het opleidingsniveau van 55% van de deelnemers is hoog, 26% van de deelnemers heeft een gemiddeld opleidingsniveau en 19% een laag opleidingsniveau. Met een laag opleidingsniveau worden die opleidingen bedoeld vergelijkbaar met alleen lager onderwijs en vmbo in Nederland. Een gemiddeld opleidingsniveau is vergelijkbaar met mavo/havo/mbo en een hoog opleidingsniveau met hbo/wo in Nederland. De gemiddelde verblijfsduur in Nederland van de ondervraagde anderstaligen is zeven en een kwart jaar. Van de respondenten heeft 63% deelgenomen aan een taalcursus met een gemiddelde duur van 26 maanden en 47% heeft deel genomen aan een inburgeringscursus met een gemiddelde duur van bijna negen maanden. Tot slot is de gemiddelde duur dat de ondervraagde anderstaligen deel namen aan het project SamenSpraak bijna 22 maanden. De precieze kenmerken van de deelnemersgroep zijn te zien in bijlage 3. 2.2 Materiaal Voor het verzamelen van de data is gebruik gemaakt van een gestructureerd interviewschema bestaande uit 97 vragen. Dit interviewschema bestaat uit zes delen en is te vinden in bijlage 4. In het eerste deel wordt naar de achtergrondgegevens van de respondent gevraagd. Het tweede deel bevat vragen over de verwachting en motivatie van de anderstaligen wat betreft het project SamenSpraak. In de delen drie tot en met zes komen de integratiedimensies van Lafromboise et al. (1993) aan bod. Omdat het taalniveau van de anderstaligen in veel gevallen niet optimaal was, zijn abstracte begrippen zoveel mogelijk weggelaten en is er voornamelijk gevraagd naar concrete gedragingen. Aan het eind van het interview is er gelegenheid gegeven om vragen te stellen. Nadat alle gegevens verzameld waren, heb ik met behulp van het computerprogramma TexTable (www.textable.nl) een inhoudsanalyse uitgevoerd en antwoordcategorieën gemaakt. Met behulp van deze inhoudsanalyse heb ik een schaal geconstrueerd om de cijfers van de vier dimensies en het uiteindelijke integratiecijfer te bepalen. De schaalconstructie staat in bijlage 5. Aan iedereen heb ik per dimensie een score tussen nul en tien toegekend. Deze vier cijfers bepalen het algemene integratiecijfer van de anderstalige. Deze cijfers zijn niet bedoeld om een oordeel te geven, maar om inzicht te krijgen in de aard van de integratieprocessen. 3 Resultaten deel I: De volgorde van het integratieproces 3.1 Bepaling van de rangorde Om te kijken of de integratiedimensies inderdaad lineair-cumulatief zijn en er een hiërarchische volgorde bestaat, heb ik per anderstalige voor elke dimensie een cijfer bepaald. Dit cijfer is tot stand gekomen op basis van de antwoorden uit het interview. Van de antwoorden zijn categorieën gemaakt en per categorie krijgt elke anderstalige een cijfer van nul tot tien. De cijfers die aan de anderstaligen zijn toegekend zijn deels op een subjectieve en deels op een objectieve manier
32
verkregen (maar in elk geval controleerbaar). Uit de analyse blijkt dat de volgorde van integratie bij de anderstaligen iets anders verloopt dan Lafromboise et al. (1993) beschrijven. De rangorde die wij vinden is de volgende: ‘communicatie competentie’, ‘kennis van de Nederlandse waarden en normen’, ‘een positieve houding ten opzichte van Nederlanders’ en tot slot ‘sociale inbedding in de Nederlandse samenleving’. Een anderstalige die naar Nederland komt zal dus eerst de taal moeten leren, daarna kennis krijgen van de Nederlandse cultuur, vervolgens een positieve houding ontwikkelen ten opzichte van de Nederlanders en tot slot sociaal ingebed raken in de Nederlandse samenleving. 3.2 Correlaties tussen de vier acculturatiedimensies Er bestaat een samenhang tussen de dimensies ‘communicatie competentie’ en ‘kennis van de Nederlandse waarden en normen’ van .221. Ook blijken de dimensie ‘kennis van Nederlandse waarden en normen’ en de dimensie ‘positieve houding ten opzichte van Nederlanders’ samen te hangen met een correlatie van .136. Maar de grootste samenhang is te vinden tussen de dimensie ‘communicatie competentie’ en de dimensie ‘sociale inbedding’. Uit deze resultaten wordt duidelijk dat ‘communicatie competentie’ de dimensie is die alles aanstuurt. Een goede communicatie competentie heeft een positief effect op de kennis van de Nederlandse waarden en normen van de anderstaligen, wat weer leidt tot een positievere houding ten opzichte van Nederlanders. Ook blijkt dat de communicatie competentie direct bijdraagt aan de opbouw van een sociaal netwerk in Nederland. (bijlage 6) Het opbouwen van een sociaal netwerk blijkt moeizaam te verlopen. Dit is te zien aan de euclidische afstand die tussen de vier dimensies bestaat. Het patroon van de euclidische afstanden komt overeen met de t-waarden van de eerder uitgevoerde t-toetsen. Er blijkt een groot gat te bestaan tussen sociale inbedding en de overige drie dimensies. De dimensies ‘communicatie competentie’, ‘kennis van de Nederlandse waarden en normen’ en ‘positieve houding ten opzichte van Nederlanders’ vormen een cluster, dat ver verwijderd is van de ‘sociale inbedding’. Dit is grafisch weergegeven in model 3.1. Er lijkt dus geen sprake te zijn van een hiërarchische volgorde tussen de dimenModel 3.1 Correlaties tussen de vier dimensies van integratie
sies. Er is wel een direct verband tussen ‘communicatie competentie’ en ‘sociale inbedding’. ‘Communicatie competentie’, ‘kennis van de Nederlandse waarden en normen’ en ‘positieve houding’ volgen elkaar wel op hiërarchische wijze op, maar er is geen substantiële samenhang tussen ‘positieve houding’ en ‘sociale inbedding’.
33
4 Resultaten deel II: Verwachting en motivatie 4.1 De bijeenkomsten De bijeenkomsten worden door de anderstaligen positief beoordeeld: 95% vind het leuk om bij elkaar te komen met de vrijwilliger. Zoals verwacht wordt er vooral gesproken: 85% van de anderstaligen praat met de vrijwilliger, maar daarnaast leest 21% samen. De gespreksonderwerpen zijn meestal alledaagse dingen (59%), actualiteiten (56%) of de Nederlandse samenleving (geografie, geschiedenis, cultuur en gewoonten) (54%). Vrouwen praten significant meer over alledaagse dingen dan mannen (p< .008) en anderstaligen met een hoog opleidingsniveau praten significant meer over actualiteiten lager opgeleiden (p< .013). “We drinken koffie, thee, we eten iets, en dan praten we over dagelijkse dingen. Tv programma’s, culturele activiteiten, we praten bijna alles.” “Over alles eigenlijk, we lezen soms boek of tijdschrift, soms praten over mijn cultuur of haar cultuur over alles, over leven. Ik leen boekjes van haar en ik lees ze.”
De anderstalige en vrijwilliger komen niet alleen vaak bij elkaar om te praten en te lezen, maar ook om samen activiteiten te ondernemen. 59% van de koppels is samen op stap geweest en 10% is nog van plan samen op stap te gaan. De activiteiten die worden ondernomen zijn bij 36% van de anderstaligen van culturele aard, 21% ondernam samen iets actiefs (fietsen, wandelen, zwemmen), bij 13% bestond het uitstapje uit samen winkelen en ook nog eens 13% van de anderstaligen en vrijwilligers zijn samen gaan eten. Mannen maakten significant meer culturele uitstapjes dan vrouwen (p< .002) en men gaat significant vaker samen winkelen als men al wat langer bij elkaar komt (p< .011). Deze uitstapjes worden door vrijwel alle (91%) deelnemende anderstaligen positief beoordeeld. “Samen fietsen of koken.” “Naar de winkel of naar de bibliotheek.” “Het Rijksmuseum, naar museum, plekken die iets met geschiedenis te maken hebben, Marken bijvoorbeeld of het scheepvaartmuseum.”
4.2 Motivatie en verwachting De belangrijkste motivatie voor deelname aan het project SamenSpraak is het verbeteren van de taalvaardigheid (95%). Een tweede motivatie is om contact met Nederlanders te krijgen (32%). Vooral ouderen noemen dit motief. Een derde door anderstaligen genoemde reden is cultuur (19%). (figuur 4.1) Figuur 4.1 Motivatie van de anderstaligen om deel te nemen aan SamenSpraak (meerdere antwoorden mogelijk, N=37) motivatie voor deelname aan Samenspraak 100
95
90 80 70 60 50
32
40 30
19
20 10 0 taal
34
contact
cultuur
Wanneer de anderstaligen een inburgeringscursus hebben gevolgd blijken ze significant vaker cultuur als reden van deelname te noemen (p< .024). Wanneer ze een taalcursus hebben gevolgd blijkt echter dat ze significant minder vaak cultuur als reden noemen (p< .022). Ook is het zo dat anderstaligen die kort bezig zijn met SamenSpraak significant vaker cultuur als reden voor deelname opgeven (p< .048). “Ik wilde het voor de uitspraak. Contact hebben met Nederlanders, kennis maken met hun cultuur en gedrag.”
We hebben gevraagd of de verwachtingen ten aanzien van SamenSpraak zijn uitgekomen. Voor 37% van de anderstaligen blijkt deelname aan het project SamenSpraak zo te zijn als men verwachtte, 16% had meer verwacht van het project en 47% vond het project beter dan verwacht. Deze uitkomsten zijn te zien in figuur 4.2. Figuur 4.2 Voldoet SamenSpraak aan verwachting? (N=19) Voldoet samenSpraal aan verwachting?
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
37
47
16
minder
gelijk
beter
Significant meer mannen dan vrouwen antwoorden dat deelname aan SamenSpraak beter was dan ze verwacht hadden (p< .006). “Niet heel anders dan mijn verwachting of mijn ideeën.” “Ik heb meer geleerd dan ik verwacht had.”
In figuur 4.3 is te zien dat het grootste gedeelte van de ondervraagden verwachtingen had met betrekking tot verbetering van de taal (65%) en voor de overgrote meerderheid (95%) was dit ook een reden om deel te nemen aan het project. Verder had 25% van de anderstaligen geen verwachting voor aanvang van deelname. 10% verwachtte steun1 van de vrijwilliger bij deelname aan het project. Anderstaligen die voor aanvang van SamenSpraak een taalcursus hebben gevolgd hadden significant vaker een verwachting met betrekking tot taal (p< .035) dan anderstaligen die geen taalcursus hebben gevolgd. “Beter Nederlands leren praten.” “Ik had niet echt een verwachting, maar ik dacht ik ga het gewoon proberen.”
1
De personen die steun verwachtten waren vaak verlegen en bang om te spreken in het openbaar.
35
Figuur 4.3 Verwachting van de anderstaligen ten aanzien van SamenSpraak (N=31) Aard van de verwachting
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
65
25 10
taal
steun
geen
Aan de anderstaligen is gevraagd wat ze zelf goed vinden aan het project SamenSpraak. Het merendeel (75%) waardeert het leren van de taal; 36% waardeert de persoonlijke werkwijze van SamenSpraak, en 29% vindt het directe contact prettig. (figuur 4.4.) Anderstaligen die minder lang bezig zijn met SamenSpraak noemen de taal significant vaker als positief punt dan anderstaligen die al langer deelnemen (p< .008). Mannen noemen het contact significant vaker dan vrouwen als positief aspect van het project (p< .050). Figuur 4.4 Wat de anderstaligen positief vinden aan SamenSpraak (meerdere antwoorden mogelijk, N=38) Positief aan SamenSpraak 100 90
75
80 70 60 50
36
40
29
30 20 10 0 taal
persoonlijke werkwijze
direct contact
“Het is niet een officiële afspraak, het is een gelijkwaardig contact, het is privé. Je kunt op je gemak dingen vertellen. Op school durf je niet te laten zien als je iets niet weet en bij de begeleider kunt vertellen.” “De contact is direct en hij weet mijn behoeften en dat is belangrijk. Hij weet dat ik iets nodig heb en hij probeert dat te beheersen. En hij kan meteen uitleggen wat een woord betekent, ik praat en ik leer.”
De anderstaligen is ook gevraagd wat zij aan het project zouden willen verbeteren. De helft (54%) vindt het project goed zoals het is, een deel (36%) zou graag
36
vaker bij elkaar willen komen met de vrijwilliger, 7% van de respondenten wil graag op een hoger niveau praten en een klein deel (4%) zou graag meer grammatica leren. (zie figuur 4.5) Figuur 4.5 Suggesties ter verbetering van SamenSpraak (meerdere antwoorden mogelijk, N=28)
Verbetering SamenSpraak 100 90 80 70
54 60 50
36
40 30 20
7
4
10 0 Nee
Vaker
Niveau
Grammatica
“Ik zou wel meer bij elkaar willen komen, twee of drie keer in de week.”
4.3 Vooruitgang volgens de anderstaligen zelf In het interviewschema waren ook een aantal vragen opgenomen met als doel te onderzoeken of de anderstaligen zelf vinden of ze vooruitgang hebben geboekt door deelname aan het project SamenSpraak. Allereerst werd er gekeken of SamenSpraak effect heeft op het vertrouwen van de anderstaligen. Uit de resultaten blijkt dat 96% van de anderstaligen meer vertrouwen heeft gekregen. Dit vertrouwen is op te splitsen in de categorieën: vertrouwen in de samenleving (30%), vertouwen in de taal (23%), vertrouwen in zichzelf (23%) en vertouwen in het contact (20%) (zie figuur 4.6). Jongere mensen blijken significant meer vertrouwen te hebben in de taal dan oudere anderstaligen (p< .007).
Figuur 4.6 Toename in vertrouwen na deelname aan SamenSpraak (N=30) Toename van vertrouwen 100 90 80 70 60 50 40
30 23
30
23
20
20 10 0 samenleving
taal
zichzelf
contact
37
“We praten ook over de Nederlandse maatschappij, regels. Ik begrijp Nederland klein beetje beter.” “Ik krijg meer vertrouwen door het samen praten.”
De meeste deelnemers (92%) zijn van mening dat hun taalvaardigheid is verbeterd door SamenSpraak. Bovendien zegt 8% minder verlegen te zijn geworden. “Ja, ik denk het wel. Als je een taal wil leren dan moet je veel oefenen en dat kan ik nu met mevrouw en als ik iets niet begrijp dan kan ik het vragen. Dat helpt heel veel.”
Veel deelnemers (67%) vinden dat zij bepaalde handelingen die in het alledaagse leven in Nederland regelmatig voorkomen (bijvoorbeeld het kopen van de boodschappen, het kopen van een treinkaartje of het vragen van de weg) beter kunnen uitvoeren als gevolg van hun deelname aan SamenSpraak. De anderstaligen komen ook veel te weten over de Nederlandse cultuur tijdens het samenspreken. Van de Nederlandse cultuur heeft 44% kennis genomen via SamenSpraak. Andere bronnen van informatie over de Nederlandse cultuur zijn de media (18%) en de inburgeringscursus (13%). “Ja, komt feestdagen over deze of onze cultuur dan praten wij daarover. Praten ook over feesten van eigen cultuur en Nederlandse cultuur.” “Ik weet het van de televisie, ik weet het van vroeg toen ik in Nederland kwam, de koningin is belangrijk. Nu praat ik er ook wel over met de mevrouw.”
5 Resultaten deel III: Effect van SamenSpraak op integratie De vraag die vanuit vrijwilligersorganisatie Gilde Nederland werd gesteld is of het project Gilde SamenSpraak bijdraagt tot de integratie van anderstaligen in Nederland. Dit is onderzocht door te kijken of er samenhang is tussen het aantal uren dat een deelnemer heeft gesproken met een vrijwilliger en de score op de vier acculturatiedimensies (zoals beschreven in de inleiding en in paragraaf 3). Het gemiddelde van deze vier scores is genomen als indicator voor de algehele integratie. De veronderstelling is dat een anderstalige beter integreert naarmate hij/zij langer deelneemt aan SamenSpraak. Uit de analyses blijkt een samenhang tussen het aantal uren SamenSpraak en het algehele integratiecijfer: hoe langer een anderstalige deelneemt aan Gilde SamenSpraak, hoe hoger zijn integratiescore. Dit vinden we terug op drie van de vier acculturatiedimensies. De grootste samenhang bestaat tussen ‘kennis van Nederlandse waarden en normen’ en het aantal uren SamenSpraak (correlatie van .274, significant voor p< .096). Deze samenhang is te zien in figuur 5.1. Lengte van deelname aan SamenSpraak hangt verder positief, maar niet significant, samen met ‘communicatie competentie’ en ‘sociale inbedding’. Het aantal uren SamenSpraak draagt niet bij tot een positievere houding ten opzichte van Nederlanders. Het blijkt dat vrouwen een positievere houding hebben ten opzichte van Nederlanders dan mannen en dat anderstaligen met een hogere opleiding een hoger integratiecijfer hebben. Wat van groot belang blijkt te zijn, is de duur van het project. Hoe langer een gilde bezig is met het project SamenSpraak, hoe hoger het integratiecijfer van de anderstaligen. Projecten die al langer lopen hebben blijkbaar ervaring en expertise opgebouwd waardoor ze effectiever zijn. Anderstaligen die deelnemen aan SamenSpraak bij een gilde dat al langer dan vijf jaar SamenSpraak aanbiedt,
38
Figuur 5.1 Samenhang tussen aantal uren SamenSpraak en kennis van de Nederlandse waarden en normen 10 9 8 7
cijfer kennis van Ned. cult.
6 5 4 3 2 1 0 0
100
200
300
40 0
500
600
700
aantal uren SamenSpraak
scoren aanzienlijk hoger op hun integratiescore. Dat komt met name door de hoge score op de acculturatiedimensie kennis van Nederlandse waarden en normen, en op de acculturatiedimensie sociale inbedding (figuur 5.2). Figuur 5.2 Correlaties tussen vier integratiedimensies, integratiecijfer en aantal uren SamenSpraak, uitgesplitst voor de duur van het project (N meer dan 5 jaar= 15, N minder dan 5 jaar= 23)
Meer dan 5 jaar Minder dan 5 jaar
Kennis van Nederlandse waarden en normen .525 .044* .165 .453
Positieve houding ten opzichte van Nederlanders .012 .967 -.034 .876
Communicatie competentie
Sociale inbedding
Integratiecijfer
.032 .910 .162 .459
.600 .018* -.280 .195
.708 .003** -.192 .380
In figuur 5.3 en 5.4 zijn de correlaties van het integratiecijfer en de sociale inbedding met de lengte van deelname aan SamenSpraak grafisch weergegeven. We zien dat gedurende de tijd dat de anderstaligen deelnemen aan het project SamenSpraak, het integratiecijfer gestaag stijgt (figuur 5.3) en dat de Figuur 5.3 Samenhang tussen het integratiecijfer en aantal uren SamenSpraak voor projecten die meer dan vijf jaar lopen DUURPROJECT: 5 jaar en meer 10 9 8 7 6 5
integratiecijfer
4 3 2 1 0 0
100
200
300
400
500
600
aantal uren SamenSpraak
39
Figuur 5.4 Samenhang tussen kennis van Nederlandse cultuur en aantal uren SamenSpraak voor projecten die meer dan vijf jaar lopen DUURPROJECT: 5 jaar en meer
Figuur 5.5 Samenhang tussen sociale inbedding en aantal uren SamenSpraak voor projecten die meer dan vijf jaar lopen DUURPROJECT: 5 jaar en meer 10 9 8 7
cijfer sociale inbedding
6 5 4 3 2 1 0 0
100
200
300
400
500
600
aantal uren SamenSpraak
kennis van de Nederlandse cultuur gestaag toeneemt (figuur 5.4). Maar de meest dramatische ontwikkeling zien we in figuur 5.5: naarmate anderstaligen langer deelnemen aan project SamenSpraak raken zij aanzienlijk meer sociaal ingebed. Zoals gezegd geldt dit alleen in de steden waar een gilde langer dan vijf jaar bezig is met het verzorgen van SamenSpraak. 6 Conclusie en discussie 6.1 Conclusies ten aanzien van de aard van het integratieproces De eerste onderzoeksvraag richt zich op de aard van integratieproces. Met name wordt getoetst of de lineair-cumulatieve voorstelling van het integratieproces door Lafromboise et al. (1993) klopt. Zij veronderstellen, dat wanneer een migrant wil integreren in een nieuwe samenleving, deze persoon eerst kennis moet verwerven van de waarden en normen van dat land, vervolgens een positieve houding zal moeten vormen, daarna zijn communicatie competentie zal vergroten en tot slot sociaal ingebed zal raken in de samenleving van het gastland. Uit ons onderzoek blijkt dat deze veronderstelling niet klopt. Wij vinden dat de anderstalige eerst communicatie competentie ontwikkelt, en van daaruit aan de
40
ene kant kennis van de Nederlandse waarden en normen verwerft en een positieve houding ten opzichte van Nederlanders ontwikkelt, en aan de andere kant sociaal ingebed raakt in de Nederlandse samenleving. Er is dus sprake van twee afzonderlijke processen. Beide processen beginnen echter met het vergroten van de communicatie competentie. Het eerste proces leidt tot kennis en een positieve attitude. Het tweede proces leidt direct tot sociale inbedding. Onze conclusie is dat communicatie competentie de drijvende kracht is achter het integratieproces. Het vermogen om te kunnen communiceren is een voorwaarde om een sociaal netwerk te kunnen ontwikkelen en te kunnen integreren. Het gaat bij communicatie competentie niet enkel om het beheersen van de taal, maar ook om het kunnen toepassen van de taal, het begrijpen van spreekwoorden en gezegden, het jezelf verstaanbaar kunnen maken in een supermarkt, aan de telefoon, de weg uit kunnen leggen aan iemand. Het gaat dus om het vertrouwd voelen met de Nederlandse taal. 6.2 Conclusies ten aanzien van de motivatie van deelnemers aan Gilde SamenSpraak Anderstaligen nemen over het algemeen deel aan SamenSpraak om hun taalbeheersing te vergroten. Er wordt dan ook veel gesproken, vooral over alledaagse dingen, actualiteiten en de Nederlandse samenleving. Maar er wordt ook gelezen en veel koppels ondernemen activiteiten. Het directe contact met de vrijwilliger wordt door de anderstaligen zeer positief beoordeeld, evenals de persoonlijke werkwijze. Velen verklaren dat het project hun verwachtingen overtrof. Suggesties om het project te verbeteren hebben ze niet, wel zou een aantal deelnemers vaker samen willen komen met de vrijwilliger. De anderstalige deelnemers zijn van mening dat hun taalvaardigheid toeneemt als gevolg van SamenSpraak. Ook het zelfvertrouwen is toegenomen, anderstaligen voelen zich meer op hun gemak en hebben het gevoel beter te functioneren in de Nederlandse samenleving. “De idee, je bent samen met elkaar, ze besteden tijd aan mensen. Extra persoonlijke aandacht. Voor mij was het als een poort naar de samenleving. Tot die tijd kon ik niet studeren, kon ik niet werken. Ik had de taal geleerd maar ik kon niet met iemand spreken dat vond ik vreselijk. Ik ga niet op straat met iemand praten, kom maar met mij een uurtje kletsen, dat kan toch niet! Voor mij was het de enige manier.”
6.3 Conclusies ten aanzien van de effectiviteit van Gilde SamenSpraak Gilde SamenSpraak draagt bij aan de integratie van de anderstalige deelnemers. Naarmate anderstaligen langer deelnemen neemt hun kennis van de Nederlandse waarden en normen toe, neemt hun communicatie competentie toe en neemt eveneens de mate van sociale inbedding toe. De effecten zijn echter klein. Dat kan liggen aan de aard van het onderzoek. Er is gekozen voor een eenmalige meting van de anderstaligen. We hebben vervolgens groepen met elkaar vergeleken (op basis van de lengte dat men deelneemt aan SamenSpraak) maar we hebben niet de anderstaligen afzonderlijk gedurende langere tijd gevolgd. Een longitudinale opzet zou meer betrouwbare gegevens opleveren, maar was niet haalbaar in het tijdsbestek van dit onderzoek. De aard en opzet van het onderzoek kan ook verklaren waarom de gevonden correlatie tussen lengte van deelname en communicatie competentie zo klein is. Er zijn namelijk alleen anderstalige deelnemers geïnterviewd die al meer dan een half jaar bezig zijn met SamenSpraak. Waarschijnlijk vindt de sterkste toename van communicatie competentie in de eerste maanden plaats en neemt ze
41
daarna minder sterk toe. Grote en significante resultaten vinden we wel als we kijken naar de gilden waar het project SamenSpraak al langer loopt. In langer lopende projecten neemt de integratie significant toe naarmate anderstaligen langer deelnemen aan SamenSpraak. Met name de kennis van de Nederlandse cultuur en de mate van sociale inbedding neemt sterk toe. Deze bevinding sluit goed aan bij onze eerdere bevindingen ten aanzien van de aard van het integratieproces. Daaruit bleek dat communicatie competentie een rechtstreeks effect heeft op enerzijds de kennis van de Nederlandse cultuur en anderzijds op de sociale inbedding. SamenSpraak is expliciet gericht op communicatie tussen anderstalige en vrijwilliger, op een informele manier en betrekking hebbend op alledaagse zaken en daarmee de Nederlandse cultuur. Het effect is tweeledig. Aan de ene kant neemt bij de anderstaligen de kennis van Nederlandse normen en waarden toe. Aan de andere kant vergroot deelname aan SamenSpraak de taalbeheersing en communicatie competentie en neemt op die manier de mate van sociale inbedding toe. Langer lopende projecten doen het hierbij duidelijk beter dan projecten die nog niet zo lang lopen.
42
Conclusies De anderstaligen die deelnemen aan één van de SamenSpraak projecten hebben over het algemeen een achterstand vergeleken met andere allochtonen. Het percentage werkenden is lager, het gemiddelde inkomen is lager en de woonsituatie is minder gunstig. Maar vooral beheersen zij de Nederlandse taal slechter dan allochtonen in het algemeen. Het verbeteren van de taalbeheersing is voor de meesten van hen dan ook reden om deel te nemen aan SamenSpraak. 1 Wensen en verwachtingen van deelnemers aan SamenSpraak Anderstaligen nemen over het algemeen deel aan SamenSpraak om hun taalbeheersing te vergroten (95%). Voor een derde van de deelnemers gaat het expliciet ook om het contact krijgen met Nederlanders. Er wordt dan ook veel gesproken, vooral over alledaagse dingen, over zaken die in het nieuws zijn en over de Nederlandse geschiedenis, cultuur en gewoonten. Maar er wordt ook samen gelezen (21%). Veel koppels (59%) ondernemen samen activiteiten zoals een museum bezoeken, of samen fietsen, wandelen, zwemmen, winkelen of uit eten. Het directe contact met de vrijwilliger en de persoonlijke werkwijze wordt door de anderstaligen als zeer positief beoordeeld. De anderstaligen vinden het leuk om met de vrijwilliger samen te komen. Voor velen overtreft het project de verwachtingen (47%), slechts weinigen (16%) hadden zich er meer bij voorgesteld. Suggesties om het project te verbeteren hebben ze niet, wel zou een aantal deelnemers vaker samen willen komen met de vrijwilliger. De anderstalige deelnemers zijn van mening dat hun taalvaardigheid toeneemt als gevolg van SamenSpraak. Ook het zelfvertrouwen neemt toe. Alledaagse handelingen als boodschappen doen, treinkaartjes kopen en de weg vragen, gaan hen beter af. De deelnemers voelen zich meer op hun gemak in de Nederlandse samenleving, ze hebben meer zelfvertrouwen en hebben het gevoel beter te functioneren. Eén van hen omschrijft het project SamenSpraak als een poort naar de Nederlandse samenleving. 2 Effect van SamenSpraak op integratie Naast een toegenomen zelfvertrouwen is het ook zo dat anderstaligen die langer deelnemen aan Gilde SamenSpraak aantoonbaar minder moeite met spreken en lezen van de Nederlandse taal hebben dan anderstaligen die net begonnen zijn. De taalvaardigheid neemt dus werkelijk toe. Het kwantitatieve onderzoek kijkt naar effecten op drie dimensies van integratie: structurele, culturele en sociale integratie. Voor structurele integratie wordt geen effect gevonden. De veranderingen op het gebied van werk, inkomen en woonsituatie zijn gedurende de tijd dat de anderstalige deelneemt aan SamenSpraak weliswaar positief, maar erg klein. Dat is niet zo verwonderlijk omdat iemands structurele positie domweg niet zo snel kan veranderen in de maanden dat de anderstalige deelneemt aan SamenSpraak. Op het gebied van culturele integratie wordt een klein positief effect gevonden. Deelnemers aan Gilde SamenSpraak ontwikkelen modernere opvattingen, met name op het gebied van emancipatie. Ook op het gebied van sociale integratie wordt een klein positief effect gevonden. Deelname aan Gilde SamenSpraak leidt bijvoorbeeld tot meer bezoek van Nederlanders en meer contact met Nederlandse buren. Nadere analyse laat zien
43
dat dit een indirect effect is dat plaatsvindt via de toename van de taalbeheersing. Deelname aan SamenSpraak leidt tot vergroting van de taalbeheersing en een grotere taalbeheersing leidt tot sociale integratie. Dit komt overeen met de bevindingen van het kwalitatieve onderzoek. Uit interviews met de deelnemers blijkt dat naarmate men langer deelneemt aan Gilde SamenSpraak, men meer geïntegreerd is. SamenSpraak heeft vooral een duidelijk positief effect op de mate van sociale inbedding. Wanneer een anderstalige in staat is een sociaal netwerk op te bouwen in Nederland en een plaats in de samenleving te vinden, is zijn of haar maatschappelijke participatie optimaal. De communicatie competentie van de anderstaligen staat daarbij centraal. Deelname aan SamenSpraak leidt tot een grotere taalbeheersing en het vermogen te communiceren in het Nederlands, en dat leidt vervolgens tot een grotere sociale inbedding. Het positieve effect van Gilde SamenSpraak is groter bij gilden die al langer bezig zijn met SamenSpraak. Het is dus belangrijk dat de langlopende projecten hun kennis en expertise delen met de nog niet zo langlopende en opstartende projecten. Informatie-uitwisseling, een landelijk coördinatiepunt of een expertisecentrum lijken van belang om te voorkomen dat lokale gilden het wiel steeds opnieuw moeten uitvinden. Gilde Nederland heeft met het project SamenSpraak het juiste format gevonden. De opzet van informele bijeenkomsten in een vertrouwde omgeving waar gepraat wordt over alledaagse dingen blijkt een goed uitgangspunt voor een bijdrage aan de integratie van anderstalige allochtonen. SamenSpraak is meer dan een aanvulling op het reguliere Nederlandse taalonderwijs voor volwassenen. Gilde SamenSpraak heeft effect op drie terreinen. Ten eerste verbetert de spreekvaardigheid van anderstaligen. Ten tweede maken de anderstaligen door middel van persoonlijk contact kennis met de Nederlandse cultuur. En ten derde vergroot SamenSpraak de maatschappelijke participatie en integratie van anderstalige allochtonen.
44
Bijlagen
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
Bijlage 4: interviewschema
1. Achtergrondgegevens 1.1 Geslacht (Is duidelijk en hoeft niet gevraagd te worden). 1.2 Uit welk land komt u? 1.3 Wat is uw opleiding in het thuisland en/of in Nederland? 1.4 Heeft u een beroep, zo ja, welk? 1.5 Wat is uw leeftijd? 1.6 Hoe lang woont u al in Nederland? 1.7 Heeft u een inburgeringcursus gevolgd? 1.7a Zo ja hoe lang? 1.8 Heeft u een Nederlandse taalcursus gevolgd? 1.8a Zo ja, welke taalcursus en hoe lang? 1.9 Hoe lang bent u al bezig met het project Gilde SamenSpraak? 2. Verwachting 2.1 Via wie of wat heeft u gehoord van het project Gilde SamenSpraak? 2.2 Wat zijn uw redenen om mee te doen aan Gilde SamenSpraak? 2.3 Wat verwachtte u van het project voor dat u begon? 2.4 Is het project zoals u dacht, dat het zou zijn? 2.4a Zo niet, wat zijn de verschillen? 2.5 Hoeveel tijd in de week komt u bijeen met de vrijwilliger? 2.6 Wat doet u zoal tijdens zo’n bijeenkomst? 2.7 Praat u voornamelijk? 2.7a Zo ja waarover? 2.8 Vond u dat leuk? 2.9 Gaat u ook wel eens samen op stap? (Gaat u ook wel eens ergens heen, musea, bibliotheek, winkels) 2.9a Zo ja waarheen? 2.10 Vond u dat leuk? 2.11 Staat u met meer vertrouwen in de Nederlandse samenleving door SamenSpraak? 2.13 Wat vindt u juist goed aan het SamenSpraak? 2.13a Kunt u daar ook voorbeelden van geven? 2.14 Zijn er dingen, waarvan u denkt, dat ze beter kunnen? 2.14a Zo ja, welke en kunt u voorbeelden geven? 3. Positieve attitude ten aanzien van Nederlanders 3.1 Wat vindt u van Nederlanders? 3.2 Wat vindt u typische kenmerken of gedragingen van Nederlanders? 3.3 Vindt u Nederlanders vriendelijk? 3.4 Vindt u Nederlanders sociaal? 3.5 Bent u anders over de Nederlanders gaan denken door uw gesprekken met de vrijwilliger van Gilde SamenSpraak? 3.5a Zo ja, op welke manier? Kennis van de Nederlandse cultuur 4. Alledaagse gebruiken 4.1 Maakt u gebruik van een fiets? 4.2 Kijkt u wel eens Nederlandse televisie? 4.2a Welke programma’s?
55
4.2b Kunt u dit dan volledig begrijpen? 4.3 Luistert u wel eens naar de radio? 4.3a Naar welke programma’s luistert u dan? 4.3b Kunt u de gesprekken op de radio begrijpen? 4.4 Volgt u het nieuws in Nederland? (Iets vragen wat dan actueel in het nieuws is) 4.4b Praat u met uw begeleider van Gilde SamenSpraak hierover? 4.5 Weet u wat de kleuren van de Nederlandse vlag zijn? 4.6 Weet u hoe de koningin van Nederland heet? 4.7 En hoe de minister president van Nederland heet? 4.8 Weet u wat de hoofdstad van Nederland is? 4.9 Weet u meer van de Nederlandse samenleving door uw bijeenkomsten met de begeleider van Gilde SamenSpraak? 5. Rituelen 5.1 Weet u wie Sint Nicolaas is en wat het sinterklaasfeest inhoudt? 5.1a Bent u wel eens naar de intocht van de Sint geweest in uw stad? 5.2 Heeft u vorig jaar een kerstboom gekocht? 5.3 Heeft u wel eens beschuit met muisjes gegeten? 5.3a Weet u wat er gevierd wordt als men beschuit met muisjes eet? 5.4 Heeft u ooit Westers nieuw jaar gevierd? 5.4a Heeft u toen ook vuurwerk afgestoken? 5.5 Weet u wat carnaval is? 5.5a Heeft u wel eens een carnavalsoptocht bijgewoond? 5.6 Bent u wel eens op de kermis geweest? 5.7 Heeft u koninginnedag wel eens gevierd? 5.8 Weet u meer van de Nederlandse feesten en gebruiken door de bijeenkomsten met de begeleider van Gilde SamenSpraak? 6. Waarden en Normen Democratie: 6.1 Mag u stemmen? 6.2 Zou u willen stemmen? 6.2a Als u stemt, weet u dan waarvoor u stemt? 6.3 Weet u wat de politieke partijen in Nederland doen? 6.3a Kunt u een politieke partij in Nederland noemen? 6.4 Vindt u dat iedereen in Nederland dezelfde rechten heeft? 6.5 Vindt u dat iedereen zijn mening moet kunnen zeggen? 6.5a Zijn er ook gevallen waarin dit niet het geval moet zijn? 6.5b Zo ja, waarom? Individualisme: 6.6 Heeft u een baan? 6.6a Vindt u het belangrijk om uitdaging te hebben in uw werk? 6.7 Heeft u ook vrije tijd? 6.7a Zou u het vervelend vinden als u geen vrije tijd zou hebben? 6.8 Wat vindt u ervan dat in Nederland iedereen recht op privacy heeft? 6.9 Vindt u het goed dat in de Nederlandse kranten (bijna) alles kan worden geschreven? 6.9a Of vindt u dat dit gecontroleerd moet worden?
56
Femininiteit: 6.10 Nederland wordt nog al eens een tolerante samenleving genoemd. Weet u wat dat betekent? 6.10a Bent u het daar mee eens? 6.12 Heeft u kinderen? 6.12a Wat vindt u belangrijk bij de opvoeding? 6.13 Wat vindt u van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen? (In Nederland) 7. Communicatie competentie 7.1 Wanneer er een brief voor u komt met de post. Kunt u deze dan lezen? 7.1a Begrijpt u hem dan? 7.2 Bent u in staat een treinkaartje te kopen? 7.3 Kunt u in het Nederlands de weg vragen? 7.3a Kunt u in het Nederlands de weg ook uitleggen? 7.4 Neemt u in het Nederlands de telefoon op? 7.5 Heeft u het idee, dat u zich verstaanbaar kan maken in bijvoorbeeld de supermarkt? 7.6 Kunt u deze handelingen beter verrichten door uw bijeenkomsten met de begeleider van 7.7 Kunt u mij 2 Nederlandse spreekwoorden zeggen en uitleggen wat ze betekenen? 7.8 Heeft u het idee, dat uw Nederlands beter is geworden door de bijeenkomst met de begeleider van Gilde SamenSpraak? 8. Sociale inbedding 8.1 Heeft u behalve met uw Gilde SamenSpraak vrijwilliger ook nog contact met andere Nederlanders? 8.2 Heeft u andere Nederlandse vrienden of kennissen bij wie u thuis komt? 8.3 Bent u lid van een Nederlandse vereniging? (sportclub, politieke partij, schoolraad enzovoorts) 8.4 Heeft u een baan in Nederland? 8.5 Volgt u in Nederland een opleiding? 8.6 Doet u aan vrijwilligerswerk?
57
Bijlage 5: schaalconstructie 1. Kennis van de Nederlandse cultuur 1.1. Alledaagse gebruiken Fiets ja/nee Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Nederlandse tv ja/nee Nieuws, soaps, spel, film, kinderprogramma’s, informatief, overig. Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag tv ja, tv nee. Hoe meer programma’s men kijkt hoe hoger de score. Radio ja/nee/soms Muziek, nieuws, actualiteiten Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag radio ja, soms, nee. Hoe meer programma’s men luistert hoe hoger de score. Nieuws ja/nee Praten over nieuws ja/nee/soms Schaalwaarde: 1,5 Scoring: Van hoog naar laag Nieuws ja, nee. Van hoog naar laag praten over het nieuws ja, soms, nee. Vlag Rood wit blauw/anders Koningin Beatrix/anders Premier Balkenende/anders Hoofdstad Amsterdam/anders Schaalwaarde: 1,5 Scoring: Een juist antwoord krijgt een hoge score, een onjuist antwoord een lage. 1.2. Feesten en rituelen Sint ja/nee Beschuit met muisjes gegeten ja/nee Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Kerstboom ja/nee Nieuwjaar gevierd ja/nee Vuurwerk ja/nee Schaalwaarde: 1,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Intocht Sint ja/nee/ergens anders gezien Beschuit met muisjes weet/weet niet Kermis ja/nee Koninginnedag ja/nee Koninginnedag nee Schaalwaarde: 1,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Wanneer men de sint ergens anders gezien heeft is de score tussen ja en nee in, omdat ja een bewuste keuze impliceert en ergens anders gezien een toevallige ontmoeting.
58
Weet carnaval ja/nee Carnavalsoptocht gezien ja/op tv/nee Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Van hoog naar laag carnavalsoptocht gezien ja, op tv, nee. 1.3. Waarden en normen Mag stemmen ja/nee/weet niet Wil stemmen ja/nee Weet stemmen ja/nee Schaalwaarde: 1 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Wanneer men weet niet antwoord bij mag stemmen, scoort men lager dan nee, omdat dit wijst op een desinteresse, terwijl dit bij nee niet het geval is. Weet politiek ja/nee/niet helemaal Politiek grote partijen/alle partijen/inhoudelijk/nee Schaalwaarde: 1 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage, niet helemaal zit ertussenin. Van hoog naar laag politiek inhoudelijk, politiek alle partijen, politiek grote partijen, politiek nee. Gelijke rechten ja/nee/buitenlanders niet/weet niet Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag gelijke rechten ja, buitenlanders niet, weet niet en nee. Mening ja/discriminatie/direct/geen mening Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag mening ja, geen mening, direct en discriminatie. Werk ja/nee/ Werk belangrijk Studie belangrijk Vrije tijd belangrijk ja/nee Geen vrije tijd erg ja/ nee Schaalwaarde: 1 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Werk belangrijk en studie belangrijk scoren even hoog. Privacy goed/minder Persvrijheid ja/nee Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag persvrijheid goed, persvrijheid minder. Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Weet tolerant ja/nee Tolerant ja/nee/ niet helemaal Schaalwaarde: 1 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage, niet helemaal scoort hier tussenin. Vrouw meer/minder Vrouw gelijk/verschillend Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag vrouw gelijk, vrouw verschillend, vrouw minder rechten, vrouw meer rechten.
59
2. Positieve attitude ten opzichte van Nederlanders Nederlanders aardig/afstandelijk/sociaal/direct/zoals elk land Schaalwaarde: 2. De vraag is open en geeft dus direct weer hoe de anderstalige over de Nederlanders denkt. Scoring: Van hoog naar laag aardig, sociaal, direct, afstandelijk. Nederlanders vriendelijk/niet altijd vriendelijk/sociaal/sociaal met moeite Schaalwaarde: 0,5. De vraag is gesloten, maar vraagt wel direct naar een mogelijke eigenschap van de Nederlanders. Scoring: Van hoog naar laag vriendelijk, niet altijd vriendelijk. Scoring: Van hoog naar laag sociaal, sociaal met moeite. Praten over Nederlandse cultuur ja/nee Schaalwaarde: 1. Ze praten erover, dat betekent interesse van de anderstalige in de Nederlandse cultuur, gedrag en mensen. Scoring: Van hoog naar laag Praten over Nederlandse cultuur ja, Praten over Nederlandse cultuur nee. 3. Communicatie competentie Brief lezen ja/soms Begrijp brieven ja/nee/niet helemaal/algemeen Schaalwaarde: 1,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, soms een lage. Van hoog naar laag begrijp brieven ja, niet helemaal, soms en begrijp brieven nee. Weg vragen ja/hoeft niet Weg uitleggen ja/soms Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, hoeft niet en soms een lage. Telefoon Nederlands/niet Nederlands Supermarkt ja/hoeft niet Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, hoeft niet een lagere. Spreekwoorden ja/nee Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Verstaan helemaal/globaal/niet/bijna Schaalwaarde: 1 Scoring: Van hoog naar laag verstaan helemaal, globaal, bijna, niet. Afluisteren van de cassettes. Schaalwaarde: 2 Scoring: Met behulp van de cassettes waar het interview op staat is het spreekniveau van de anderstalige bepaald. 4. Gegrondheid Contact buren/school/vrienden/werk/familie Contact ja/nee Schaalwaarde: 1 Scoring: Hoe meer contacten hoe hoger de score. Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Thuis ja/nee Thuis vrienden/buren/werk/familie/school Schaalwaarde: 1,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Hoe meer mensen bij de
60
anderstalige thuis komt hoe hoger de score. Lid vereniging ja/nee Lid sportclub/kerk/politieke partij/overig Schaalwaarde: 0,5 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage. Hoe meer lidmaatschap bij een vereniging hoe hoger de score. Baan ja/nee Opleiding ja/nee Opleiding taal/cursus Vrijwilligerswerk ja/nee Schaalwaarde: 1 Scoring: Ja krijgt een hoge score, nee een lage.
61
Bijlage 6: de correlaties en euclidische afstanden tussen de vier acculturatie dimensies
62
Literatuurlijst Berry, J.W. (1997). Immigration, Acculturation, and Adaptation. Applied Psychology: an international review, 46(1), 5-34. Blok, S.A. (voorzitter tijdelijke commissie onderzoek integratiebeleid) (2004). Bruggen bouwen. ‘s-Gravenhage: Sdu Uitgevers. CBS (2003). Allochtonen in Nederland. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. Dagevos, J. (2001). Perspectief op integratie. Over de sociaal-culturele en structurele integratie van etnische minderheden in Nederland. Den Haag: W.R.R. Flippo, F. (1993). Nederland bestaat uit immigranten: Geschiedenis van de migratie.Volkscultuur: tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen, 10(1), 1328. Franssen, J. (voorzitter adviescommissie normering inburgeringseisen) (2004). Normering inburgeringsexamen. Advies over het niveau van het nieuwe inburgeringsexamen in het Nederland. ‘s-Gravenhage: Sdu Uitgevers. Gilde Nederland (2002). Handboek Gilde SamenSpraak. Gilde Nederland (2004). Betrokken partijen. Retrieved 28 april 2004 from http// www.gilde-samenspraak.nl/. Gilde Nederland (2004). Wat is er bereikt? Retrieved 11 maart 2004 from http// www.gilde-samenspraak.nl/. Hofstede, G. (1991). Allemaal andersdenkenden: omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam: Contact. Lafromboise, T., Coleman, H.L.K., & Gerton, J. (1993). Psychological Impact of Biculturalism: Evidence and Theory. Psychological bulletin, 114(3), 395-412. Martens, E.P. (1998). Minderheden in beeld. Rotterdam: ISEO. Rijkschroeff, R., Duyvendak, J.W., & Pels, T (2003). Bronnenonderzoek Integratiebeleid. Utrecht: Verwey-Jonkerinstituut. SCP (2003). Rapportage minderheden 2003. Onderwijs, arbeid en sociaal-culturele integratie, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Weijters, G. & P. Scheepers (2003). Verschillen in sociale integratie tussen etnische groepen: beschrijving en verklaring. Mens en Maatschappij, 78, 2,144-157. www.gilde-nederland.nl www.gilde-samenspraak.nl Zhou, M. (1997). Segmented assimilation. Issues, controversies, and recent research on the New Second Generation. International Migration Review, 31, 9751008.
63
COLOFON © Dit is een uitgave van Externe Relaties / Radboud Universiteit Nijmegen
Bezoekadres: Comeniuslaan 4 6525 HP Nijmegen
Voor meer informatie over auteursrecht, bestellen van rapporten en Externe Relaties kunt u terecht bij het Mid-office
Postadres: Postbus 9102 6500 HC Nijmegen Telefoon: 024 - 3 61 54 50 Fax: 024 - 3 61 27 57 E-mail:
[email protected] Druk: Van Eck & Oosterink drukkers Rapport: 306 ISBN 90 373 0445 1
64