Sa m en Le ve n 20
On
06
r e d k e zo
SAMEN LEVEN IN LELYSTAD Hoe inwoners de multiculturele stad beleven
Colofon
Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Onderzoek en Statistiek Verkrijgbaar, zolang de voorraad strekt bij: Gemeente Lelystad Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail:
[email protected]
Voor feiten en cijfers en overige onderzoeksrapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl
Lelystad, januari 2007
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING.................................................................................................................................... 3 1.
INLEIDING................................................................................................................................. 9
1.1 1.2 1.3
Gemeentelijk Integratiebeleid ..................................................................................................... 9 Burgerpeiling............................................................................................................................... 9 Leeswijzer ................................................................................................................................. 10
2.
KENMERKEN EN BEZIGHEDEN........................................................................................... 12
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Land van herkomst en etnische identiteit ................................................................................. 12 Geslacht, leeftijd en stadsdeel.................................................................................................. 14 Huishoudelijke samenstelling ................................................................................................... 16 Opleiding en Nederlandse taalbeheersing ............................................................................... 16 Dagelijkse bezigheden.............................................................................................................. 18
3.
SOCIALE CONTACTEN ......................................................................................................... 21
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Contactfrequentie ..................................................................................................................... 21 Contacten met autochtonen...................................................................................................... 22 Lidmaatschap in verenigingen .................................................................................................. 25 Contactbeleving ........................................................................................................................ 26 Sociaal isolement...................................................................................................................... 27
4.
GELUK, KANSEN EN DISCRIMINATIE................................................................................. 32
4.1 4.2 4.3
Tevredenheid met het eigen leven ........................................................................................... 32 Beleving van kansen in het leven ............................................................................................. 33 Ervaring met discriminatie ........................................................................................................ 35
5.
MULTICULTUREEL LELYSTAD............................................................................................ 37
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Binding met de eigen buurt....................................................................................................... 37 Oordeel over de vriendelijkheid van buurtbewoners ................................................................ 38 Binding met Lelystad ................................................................................................................ 40 Oordeel over het multiculturele karakter van Lelystad ............................................................. 41 Meningen over multicultureel Nederland .................................................................................. 43
6.
ACTIVITEITEN VAN DE GEMEENTE .................................................................................... 46
6.1 6.2 6.3
Een rangschikking van gemeentelijke maatregelen ................................................................. 46 Lokale prioriteiten volgens specifieke belangengroepen.......................................................... 49 Omstreden maatregelen ........................................................................................................... 50
BIJLAGE I TECHNISCHE TOELICHTING ........................................................................................... 54 BIJLAGE II BRONVERMELDINGEN ................................................................................................... 59 BIJLAGE III VRAGENLIJST MET RESPONSPERCENTAGES PER HERKOMSTGROEP .............. 60
Samen Leven in Lelystad, 2006
1
SAMENVATTING Het huidige integratiebeleid van de gemeente Lelystad is vastgesteld in november 2001. Om mogelijke koerswijzigingen te verkennen is onder meer de enquête ‘Samen Leven in Lelystad’ gehouden. In de maanden juni en juli van 2006 namen 2.000 inwoners van Lelystad de gelegenheid om vragen van de gemeente te beantwoorden over hun dagelijkse activiteiten, hun onderlinge contacten en hun meningen en verwachtingen omtrent het multiculturele karakter van de stad. In feite zijn twee verschillende responsgroepen geraadpleegd: de leden van het LelyStadsPanel en een aanvullende steekproef van inwoners waarvan minstens een van de ouders buiten het ‘westen’ is geboren. Hiermee wordt voor het eerst mogelijk de belevingen en meningen van een zevental herkomstgroepen te vergelijken. Het betreft inwoners van ‘autochtone’ en ‘westerse allochtone’ herkomst (samen de inwoners van ‘westerse herkomst’), alsmede inwoners van ‘Antilliaanse’, ‘Marokkaanse’, ‘Surinaamse’, ‘Turkse’ of ‘overige’ herkomst (samen de inwoners van ‘nietwesterse herkomst’). In de paragrafen hieronder wordt een beknopt antwoord op de zes onderzoeksvragen gegeven. 1) Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de (7) onderscheiden herkomstgroepen in Lelystad, wat betreft hun persoonskenmerken en dagelijkse bezigheden? Naast het land van herkomst onderscheiden inwoners zich uiteraard op allerlei wijzen van elkaar. (Het antwoord op) deze vraag dient vooral om een aantal persoonskenmerken in de analyse mee te nemen, waardoor meer genuanceerde conclusies over verschillen in belevingen en meningen kunnen worden getrokken. Zo is er geïnformeerd bij de 900 niet-panelleden naar de bevolkingsgroep waartoe ze zichzelf rekenen. Meer dan driekwart van de inwoners van Turkse en Marokkaanse herkomst identificeert zich nog altijd met hun land van herkomst; dit geldt voor minder dan de helft van de inwoners van Surinaamse of ‘overige’ niet-westerse herkomst. Een reeks persoonskenmerken zijn met name in hoofdstuk 2 geïntroduceerd. Bij de beantwoording van andere onderzoeksvragen is systematisch gekeken naar de mogelijke samenhang met deze kenmerken. In het algemeen kunnen wij bijvoorbeeld vaststellen dat inwoners (18 jaar en ouder) van niet-westerse herkomst: • voor het overgrote deel (81%) zelf in het buitenland zijn geboren; • eerder tot de groep jongere dan de groep oudere Lelystedelingen horen; • eerder in de zuidoostelijke en vooral noordoostelijke stadsdelen wonen; • eerder een huishouden met partner en jonge kinderen delen; • voor de helft laaggeschoold zijn en voor eenderde middelbaar zijn geschoold (daarmee wijken ze qua opleidingsniveau nauwelijks af van landelijke percentages voor de afzonderlijke allochtonengroepen); • nauwelijks minder dan andere inwoners op de arbeidsmarkt participeren (68% bruto participatiegraad, voor andere inwoners is dit 72% en voor heel Nederland van 15-64 jaar ook 68%);
Samen Leven in Lelystad, 2006
3
• •
veel eerder als arbeidsmarktparticipant tot de groep werkzoekenden zonder werk horen (15% van de 68%). Een op de zes respondenten van niet-westerse herkomst geeft aan dat ze ‘vaak’ moeite met de Nederlandse taal hebben. Het aandeel is aanzienlijk hoger (een op de vier) onder respondenten die een zogenaamde inburgeringscursus hebben afgerond, en vooral (bijna de helft) onder diegenen die de cursus niet hebben afgerond.
2) Welke (deel)groepen verkeren in een sociaal isolement? Om inzicht in dit vraagstuk te verwerven zijn inwoners gepeild omtrent hun sociale contacten en hun deelname aan verenigingen en andere (zelf)organisaties. Inwoners met een niet-westerse herkomst verkeren eerder in een sociaal isolement. Het aandeel dat wekelijks contacten heeft met familie, vrienden en/of buren is aanzienlijk kleiner dan het aandeel onder andere inwoners, en ook deze (‘westerse’) inwoners onderhouden minder sociale contacten dan de doorsnee inwoner van Nederland. Terwijl 7% van de inwoners zelf vindt dat ze onvoldoende contacten heeft, geldt dit voor 13% van degenen met een niet-westerse herkomst. Met name onder inwoners van Turkse herkomst zijn veel mensen ontevreden over hun (geringe) sociale contacten. Inwoners met een niet-westerse herkomst beleven met name weinig contacten met ‘autochtonen’. In een ideale stad waarin herkomst geen rol speelt, zou men mogen verwachten dat circa driekwart van de sociale contacten met autochtonen plaatsvindt wanneer de bevolking voor driekwart uit autochtonen bestaat. In Lelystad, ook bij de uitsplitsing naar deelwijken, zijn in grote lijnen twee patronen te onderscheiden: inwoners van westerse herkomst erkennen in hun burencontacten dat de meeste buren van autochtone herkomst zijn; inwoners van niet-westerse herkomst onderhouden eerder contacten met allochtone buren. In een viertal deelwijken is het aandeel niet-westerse inwoners dat voornamelijk burencontacten met autochtonen onderhoudt bijzonder laag: Zuiderzeewijk, Atol-West, JolGaljoen-Punter en Kempenaar-Kogge. Driekwart van de inwoners van westerse herkomst is lid van minstens één maatschappelijk georiënteerde vereniging of (zelf)organisatie. Dit geldt voor nauwelijks 60% van de inwoners van niet-westerse herkomst. Een indicatie van ‘sociaal isolement’ is vervolgens uit een drietal criteria afgeleid: • men verricht minder dan 12 uur per week betaalde arbeid; • men heeft minder dan één keer per week contact met familie, buren en/of vrienden/kennissen; • men is geen lid van een maatschappelijk georiënteerde vereniging of (zelf)organisatie. Van alle inwoners (18+) voldoet 6% aan alle criteria; 21% voldoet aan twee van de drie criteria. Onder alle (6) onderscheiden allochtone groepen zijn deze percentages hoger; onder inwoners van Marokkaanse of ‘overige’ nietwesterse herkomst zijn ze ongeveer twee keer zo hoog. Voor meer informatie zie vooral tabel 3.5. Voor inwoners met een niet-westerse herkomst zijn (slechts) een tweetal kenmerken aan te wijzen dat ondubbelzinnig de kans op een sociaal isolement vergroot: onvoldoende (passieve)
4
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
beheersing van de Nederlandse taal en geen startkwalificatie uit het onderwijs. 3) In welke mate verschillen inwoners van uiteenlopende herkomst in hun levensgeluk en hun ervaringen van kansen in het leven? Wellicht de meest kernachtige doelstelling waaraan alle gemeentelijke activiteiten moeten bijdragen is tevredenheid onder de inwoners. Toegespitst op de integratie van allochtone inwoners kunnen wij stellen dat het integratieproces is geslaagd wanneer het kenmerk ‘land van herkomst’ niet langer noemenswaardige verschillen in tevredenheid tussen inwoners laat zien. Zover is het nog niet. De overgrote meerderheid (83%) van de Lelystedelingen geeft aan (erg) tevreden te zijn met hun eigen leven; echter onder inwoners met een niet Westerse herkomst is dit percentage aanzienlijk lager (71%). Met name de tevredenheid onder Turkse inwoners is relatief gering. De mate van ‘levensgeluk’ hangt sterk samen met de beleving van levenskansen: ontevreden Lelystedelingen vinden eerder dat ze minder kansen in het leven hebben gekregen dan andere inwoners met dezelfde leeftijd en opleiding. Verontrustend hierbij is dat de tweede generatie niet-westerse allochtonen hun kansen nauwelijks hoger inschatten dan de eerste generatie. Kennelijk vindt ook een belangrijk deel van de tweede generatie dat ze als ‘tweederangs burgers’ door het leven (zullen) gaan. Uit de analyse zijn nog meer opvallende bevindingen: • Mannen zijn eerder geneigd dan vrouwen hun kansen ‘hoger’ in te schatten. Onder niet-westerse allochtonen is het verschil tussen mannen en vrouwen echter omgedraaid: meer dan allochtone vrouwen schatten mannen hun kansen lager in. • Onder inwoners met een niet-westerse herkomst vinden degenen met betaald werk zich zelden meer kansrijk (12%); daarentegen vindt ongeveer de helft van de werkzoekenden dat ze 'minder kansen' krijgen. • Inwoners die een inburgeringscursus hebben gevolgd zijn veel eerder geneigd 'minder kansen' te beleven dan niet-westerse allochtonen die geen inburgeringscursus hebben gevolgd. Op de vraag of men zich wel eens gediscrimineerd voelt antwoordt de helft van de inwoners met een niet-westerse herkomst bevestigend; onder andere inwoners heeft eenderde hierop bevestigend geantwoord. Om welke reden men zich gediscrimineerd voelt verschilt veel naar herkomst: de helft van de ‘slachtoffers’ met een westerse herkomst vermoedt dat ze vanwege hun leeftijd wel eens worden achtergesteld; meer dan eenderde van de inwoners van Surinaamse of Antilliaanse herkomst vermoedt dat de huidskleur of uiterlijk een rol speelt; ‘mijn geloof’ of ‘mijn etnische afkomst’ wordt vooral door Marokkaanse en Turkse inwoners aangekruist; terwijl ‘mijn geslacht’ opvallend veel onder andere de ‘overige’ inwoners met een nietwesterse herkomst wordt vermeld. Op de vraag wanneer men zich gediscrimineerd voelt wordt vooral verwezen naar contacten in het openbaar en naar het zoeken naar werk. 4) Gaan buurtbewoners van verschillende herkomstgroepen vriendelijk met elkaar om?
Samen Leven in Lelystad, 2006
5
Een veel gebruikte graadmeter voor de integratie van mensen van buitenlandse herkomst is de mate waarin ze zich (ondertussen) ‘thuis’ voelen in hun (nieuwe) omgeving. • De overgrote meerderheid van zowel de autochtone als allochtone inwoners voelt zich (erg) thuis in zijn of haar buurt. • Op de vraag hoe buurtbewoners in het algemeen met elkaar omgaan typeert 84% dit als ‘vriendelijk’ of ‘heel vriendelijk’. • Inwoners zijn minder positief in hun oordeel over hoe autochtone en allochtone buurtbewoners met elkaar omgaan; 76% typeert deze contacten als (heel) vriendelijk. Wanneer er op (15) subwijken in de stad wordt ingezoomd is het oordeel over de vriendelijkheid tussen autochtonen en allochtonen vrijwel overal iets minder positief dan het oordeel over vriendelijkheid in het algemeen; echter nergens is het verschil (statistisch) belangrijk te noemen. In de subwijken met een groter percentage autochtonen zijn de oordelen zowel over de contacten in het algemeen als over de contacten tussen autochtonen en allochtonen iets positiever. Uit de analyse blijkt dat inwoners met een niet-westerse herkomst minder positief zijn in hun oordeel over de buurtcontacten in het algemeen; echter in hun oordeel over de buurtcontacten tussen autochtonen en allochtonen in het bijzonder verschillen ze niet van andere inwoners. Er zijn ook geen specifieke subwijken uit de analyse aan te wijzen waarin niet-westerse inwoners minder positief zijn in hun oordeel over het omgaan tussen autochtonen en allochtonen. Daarentegen zijn er wél een paar subwijken waar niet-westerse inwoners eerder geneigd zijn de buurtcontacten meer positief te kwalificeren. 5) Zijn er aanwijzingen dat die sociale contacten tussen verschillende herkomstgroepen in Lelystad door spanningen worden gekenmerkt? Naast diverse vragen over sociale contacten met vrienden en buren (zie vraag 2 hierboven), en over de vriendelijkheid van buurtcontacten (zie vraag 4 hierboven), is de instemming van inwoners met vele stellingen omtrent het multiculturele karakter van Lelystad en Nederland gepolst. Uit de analyses zijn er wél verschillen – oftewel ‘spanningen’ – tussen de verschillende herkomstgroepen gesignaleerd. Deze wijzen echter niet op wezenlijke tegenstellingen tussen inwoners (van autochtone en allochtone herkomst) over de richting en afloop van het integratieproces. Zo voelt een overgrote meerderheid van de inwoners zich ‘thuis’ in Lelystad. Daarbij zijn geen belangrijke verschillen naar herkomst te bespeuren. Het zijn eerder verschillen in leeftijd waaraan een ‘thuisgevoel’ gerelateerd moet worden; met name relatief veel (autochtone) jongeren voelen zich niet thuis. Een grote meerderheid van zowel westerse als niet-westerse inwoners beschouwt de culturele diversiteit van Lelystad als positief – of zelfs een verrijking – voor de stad. Het oordeel over het multiculturele karakter van de stad kan wél gerelateerd worden aan persoonskenmerken als leeftijd (jongeren zijn eerder positief) en opleiding (hoger opgeleiden zijn eerder po-
6
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
sitief). Drie op de vier inwoners van niet-westerse herkomst vindt dat de meeste allochtonen in Lelystad al aardig zijn ingeburgerd of snel ingeburgerd zullen raken. Onder inwoners van westerse herkomst deelt een kleiner aandeel deze mening, echter nog altijd een duidelijke meerderheid. Vergeleken met landelijke bevindingen zijn Lelystedelingen duidelijk meer optimistisch over het verloop van het lokale inburgeringsproces. Naast concrete stellingen over Lelystad is een achttal meer algemene uitspraken over multiculturele vraagstukken aan inwoners voorgelegd. De stelling ‘allochtonen moeten de Nederlandse taal leren’ ontvangt grote instemming, alsmede de stelling ‘het is goed als een samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen’. Veel minder instemming is er met de stellingen ‘Nederlanders zouden meer open moeten staan voor de cultuur van allochtonen’ en ‘de islam kan een waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse cultuur’. Het aandeel inwoners met een niet-westerse herkomst dat met deze twee stellingen instemt is aanzienlijk hoger. Inwoners van westerse herkomst onderschrijven eerder stellingen, waarin vraagtekens bij de waarde van culturele diversiteit worden opgeroepen: ‘allochtonen moeten niet te veel vasthouden aan hun eigen cultuur en gewoonten’; ‘een wijk gaat er niet op vooruit als er veel allochtonen komen wonen’; en ‘al die vreemde culturen vormen een bedreiging voor de Nederlandse cultuur.’ Overigens zijn Lelystedelingen gemiddeld meer positief in hun meningen omtrent culturele verscheidenheid dan Nederlanders bij landelijk onderzoek hebben aangegeven. 6) Welke maatregelen zouden de gemeente – en andere organisaties/ instellingen – (anders) moeten inzetten om de integratie te bevorderen? Aan het einde van de enquête is een 13-tal activiteiten genoemd die de gemeente kan bevorderen zodat ‘verschillende inwoners meer vriendelijk met elkaar zouden kunnen samenleven’. Voor elke activiteit moesten inwoners beoordelen of deze als ‘(erg) belangrijk’ of ‘(helemaal) niet belangrijk’ beschouwd wordt. Volgens de gehele bevolking ziet een top vijf van gemeentelijke prioriteiten er als volgt uit: 1. Inburgering: zorgen dat meer allochtonen Nederlands spreken; 2. Onderwijs: zorgen dat ouders meer actief betrokken zijn bij de opleiding en school van hun kinderen; 3. Arbeidsparticipatie: zorgen dat meer allochtonen een betaalde baan hebben; 4. Antidiscriminatiebeleid: voorkomen en bestrijden van discriminatie tussen bevolkingsgroepen; en 5. Emancipatie: zorgen dat vrouwen meer opleidingskansen krijgen. Nadere analyse toont aan dat verschillen in prioriteiten met name aan verschillen in herkomst gerelateerd moeten worden. In het algemeen hechten inwoners van niet-westerse herkomst meer belang aan maatregelen om de arbeidsparticipatie en de kansen van allochtonen te vergroten. Bij vele inwoners – met name van westerse herkomst – stuiten dergelijke maatregelen juist op weerstand; vooral wanneer dergelijke maatregelen een vermindering van kansen voor andere inwoners impliceren lijken ze discriminatie in de hand te werken.
Samen Leven in Lelystad, 2006
7
In de slotparagraaf wordt kort ingegaan op tegenstellingen tussen inwoners wat betreft het belang van verschillende activiteiten. Naast enkele suggesties omtrent de wijze waarop burgers over gemeentelijke maatregelen worden geïnformeerd, zijn enkele tegenstellingen – of dilemma’s – slechts gesignaleerd: • Als overheid en als samenleving is het soms, zoniet altijd, inconsequent om sociale achterstanden te bestrijden en tegelijkertijd culturele verscheidenheid te koesteren. • In het integratieproces ligt de noodzaak, zoniet de verplichting, eerder aan de kant van ‘de allochtoon’ om snel de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om een zekere mate van zelfredzaamheid in Nederland te realiseren. Behalve zelfredzaamheid is echter ook ‘participatie en betrokkenheid’ – ook van autochtone burgers – noodzakelijk, zoniet vereist. • Uiteindelijk heeft de gemeente slechts beperkte invloed op de wijze waarop nieuwkomers integreren en inwoners met elkaar samen leven. Voor een belangrijk deel moeten de betrokkenen het zelf – en met elkaar – aanpakken. De belevingen en meningen van inwoners, zoals ze in dit rapport zijn samengevat, dienen als informatiebron voor nieuwe beleidsimpulsen. De conclusies en aanbevelingen, die uit deze informatie voortvloeien, zullen in een vervolgrapport verwerkt worden.
8
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
1. INLEIDING 1.1 Gemeentelijk Integratiebeleid Het huidige integratiebeleid van de gemeente Lelystad is vastgesteld in november 2001 (“Beleidsprogramma inzake de maatschappelijke integratie van allochtonen in Lelystad; voor wie verder kijkt dan etniciteit”) en omvat diverse doelstellingen, indicatoren en activiteiten. De doelstellingen van het beleid zijn over een drietal thema’s te verdelen, de zogenaamde ‘drie T’s’: • Toerusting is gericht op de verwerving door allochtonen van de noodzakelijke bagage die nodig is ten behoeve van de zelfredzaamheid; • Toegankelijkheid is gericht op het bereikbaar maken van voorzieningen voor iedere burger; • Tolerantie is gericht op de verbetering van de verhoudingen tussen burgers binnen de samenleving. Om de effectiviteit van dit beleid - en mogelijke koerswijzigingen - te verkennen werd door afdeling Beleid een beroep gedaan op sectie Onderzoek en Statistiek (AB-OS). Naast het ordenen en analyseren van beschikbare statistieken omtrent de toerusting van verschillende bevolkingsgroepen, verzamelt AB-OS de nodige informatie bij (partner-)instellingen en inwoners. Ongeveer vijftig lokale instellingen zijn bijvoorbeeld in juni 2006 verzocht om hun beleid en ervaringen rondom het vraagstuk van toegankelijkheid samen te vatten. In diezelfde maand is ook de enquête ‘Samen Leven in Lelystad’ onder inwoners van Lelystad (van minstens 18 jaar) verspreid. De enquête was vooral bedoeld om de toenadering van verschillende bevolkingsgroepen 1 naar elkaar te peilen.
1.2 Burgerpeiling In dit rapport worden de bevindingen gepresenteerd van de enquête ‘Samen Leven in Lelystad’. Tussen 20 juni en 18 juli kregen leden van het LelyStadsPanel de gelegenheid ons (AB-OS) te informeren over hun sociale contacten met familie, vrienden en buren. Tevens werd hun meningen gevraagd omtrent het multiculturele karakter van hun buurt en Lelystad. Maar liefst 85% van de panelleden (1.111 inwoners) heeft de vragenlijst ingevuld. Een meer uitgebreide vragenlijst is aan een steekproef van inwoners met een niet-westerse herkomst (Antilliaans, Marokkaans, Surinaams, Turks en een groep ‘overige niet-westerse allochtonen’) voorgelegd. Deze inwoners zijn in het LelyStadsPanel relatief weinig vertegenwoordigd. Daarop kwamen bijna 900 reacties binnen (30% respons), genoeg om bevindingen en conclusies naar afzonderlijke herkomstgroepen te presenteren. De vragenlijst is ontworpen om enig zicht te krijgen op de toenadering tussen herkomstgroepen in Lelystad. Hoewel er wel eens melding is van ‘spanningen’ in bepaalde wijken (door buurtbewoners, buurtwerkers of de politie) wordt met dit onderzoek voor het eerst systematisch de toenadering tussen 1 Wij gebruiken liever de term ‘toenadering’ in dit rapport - in plaats van de term ‘tolerantie’ uit het beleidsnota - mede omdat bij de enquête niet zozeer de ‘culturele acceptatie’ en ‘culturele uitwisseling’ (zie Gemeente Lelystad, 2001, p. 31) tussen bevolkingsgroepen werd gepeild, eerder de afstand oftewel het ‘sociale contact’.
Samen Leven in Lelystad, 2006
9
herkomstgroepen verkend. Uit de enquêteresultaten zoeken wij antwoorden op de volgende vragen: 1 Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de (7) onderscheiden herkomstgroepen in Lelystad, wat betreft hun persoonskenmerken en dagelijkse bezigheden? 2 Welke (deel)groepen verkeren in een sociaal isolement? 3 In welke mate verschillen inwoners van uiteenlopende herkomst in hun levensgeluk en hun ervaringen van kansen in het leven? 4 Gaan buurtbewoners van verschillende herkomstgroepen vriendelijk met elkaar om? 5 Zijn er aanwijzingen dat die sociale contacten tussen verschillende herkomstgroepen in Lelystad door spanning worden gekenmerkt? 6 Welke maatregelen zouden de gemeente - en andere organisaties/ instellingen - (anders) moeten inzetten om de integratie te bevorderen? Bij het ontwerp van de enquête is ervan uitgegaan dat de vragen aan elke inwoner (van 18 jaar en ouder) kunnen worden gesteld. Daarmee werd (grotendeels) afgezien van de mogelijkheid om bijvoorbeeld de meningen van een specifieke herkomstgroep over een andere herkomstgroep te peilen. Een tweede criterium bij het ontwerp is dat uit de resultaten kengetallen kunnen worden gegenereerd, om bij eventuele vervolgmetingen vast te kunnen stellen of bijvoorbeeld de sociale contacten in bepaalde wijken meer vriendelijk zijn geworden. Vele vragen zijn regelmatig bij onderzoek elders in Nederland gesteld; hiermee wordt de mogelijkheid vergroot om de bevindingen aan landelijke ontwikkelingen te relateren. Wél is de vragenlijst bestemd voor de steekproef van inwoners met een nietwesterse herkomst uitgebreid met een aantal vragen. Deze uitbreiding behelst deels informatie die leden van het LelyStadPanel reeds over zichzelf hebben gegeven, bijvoorbeeld over gezinssituatie en dagelijkse activiteiten. Deels gaan de aanvullende vragen over Nederlandse taalbeheersing en gebruik van media. Naar onze mening zouden deze vragen voor de meeste panelleden als onbeduidend en beledigend worden aangezien; ook vele respondenten uit de aanvullende steekproef hebben hun ongenoegen over 2 deze vragen vermeld.
1.3 Leeswijzer De opbouw van deze rapportage is als volgt. Gezien de beleids(vraagstellingen) die ten grondslag aan dit rapport liggen, wordt er steeds onderscheid in zogenaamde herkomstgroepen gemaakt. Volgens landelijk gebruik wordt ‘herkomst’ vooral aan het geboorteland van ouders gerelateerd. Bij de presentatie van bevindingen in dit rapport onderscheiden wij steeds zeven afzonderlijke ‘herkomstgroepen’: autochtonen en 3 westerse allochtonen vormen bij elkaar de groep ‘inwoners met een wester2
In bijlage III is de uitgebreide vragenlijst opgenomen, die aan de steekproef van inwoners met een niet-westerse herkomst is voorgelegd. Met een dubbel sterretje (‘ * * ‘) zijn de vragen aangeduid die niet aan leden van het LelyStadsPanel zijn gesteld. 3 Als ‘ westerse allochtoon’ geldt voor dit rapport inwoners van wie een van de ouders in een van de volgende regio’s is geboren: Europa buiten Nederland, Noord Amerika, Australië, Nieuw Zeeland, Japan of Indonesië. Er zijn enkele uitzonderingen: als de vader buiten Nederland in een westerse regio is geboren, maar de moeder of de inwoner zelf in het niet-westen is geboren, dan is de inwoner als ‘niet-westerse allochtoon’ in de analyse onderscheiden.
10
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
se herkomst’; de groep ‘inwoners met een niet-westerse herkomst’ omvat inwoners met een Surinaams, Turks, Antilliaans/Arubaans, Marokkaans of overige niet-westerse herkomst. Uiteraard hoeven mensen zichzelf niet tot een van deze herkomstgroepen te rekenen. In welke mate allochtone inwoners zich nog tot hun ‘eigen’ herkomstgroep rekenen wordt in hoofdstuk 2 besproken. In dat hoofdstuk worden ook nog andere verschillen in persoonskenmerken, gezinssituatie en dagelijkse bezigheden tussen de verschillende herkomstgroepen gepresenteerd. In hoofdstuk 3 worden de antwoorden van inwoners over hun sociale contacten gepresenteerd. Profielen worden opgesteld over inwoners die zich in een sociaal isolement bevinden. Specifieke aandacht wordt gegeven aan de relatie tussen Nederlandse taalbeheersing en sociale contacten. In hoofdstuk 4 bespreken wij meer in het algemeen hoe inwoners van uiteenlopende herkomst hun kansen in het leven beoordelen, en hoe deze enerzijds aan ervaringen met discriminatie kunnen worden gerelateerd, en anderzijds aan hun tevredenheid met het leven. Hoofdstuk 5 gaat niet zozeer over de beleving van inwoners, eerder hun meningen over het ‘samen leven’ in buurt en stad. Wij verkennen de (sub)wijken waar het er kennelijk minder vriendelijk aan toe gaat. Ook de uiteenlopende oordelen die inwoners hebben over culturele diversiteit en de integratie van diverse herkomstgroepen komen aan de orde. Inwoners konden ook aangeven, welke activiteiten de gemeente moet (blijven) stimuleren, om het samen leven te bevorderen. Van de dertien activiteiten wordt in hoofdstuk 6 een rangorde gepresenteerd. Normaliter wordt een onderzoeksrapport met conclusies en aanbevelingen afgerond. Bij dit rapport ontbreekt dat hoofdstuk, want naar onze mening zou de weergave van belevingen en meningen van inwoners teveel worden gekleurd, wanneer tegelijkertijd de betekenis van deze bevindingen voor het gemeente beleid wordt geïnterpreteerd. In het evaluatierapport dat meer expliciet aan het gemeentelijke integratiebeleid is gerelateerd zullen wij de beleidsimplicaties van de onderzoeksbevindingen bespreken. Wél zijn in de samenvatting voorin het rapport de belangrijkste bevindingen weergegeven. In bijlage I vindt men een uitleg, hoe de verschillende respondenten zijn benaderd en hoe achteraf hun uiteenlopende reacties zijn samengevoegd om bevindingen over de Lelystedeling te presenteren. De vragenlijst zelf is in bijlage III te raadplegen. Daar zijn ook de antwoordfrequenties te vinden, die naar de zeven onderscheiden herkomstgroepen worden uitgesplitst.
Samen Leven in Lelystad, 2006
11
2. KENMERKEN EN BEZIGHEDEN De inwoners van 18 jaar en ouder die aan het onderzoek ‘Samen Leven’ deelnamen kunnen worden onderscheiden op basis van een aantal persoonskenmerken. In dit hoofdstuk worden deze verschillende kenmerken van de onderzoekspopulatie en respons nader belicht. 'Ik hoop dat iedereen in Lelystad zo'n enquête hebben ontvangen, autochtone en allochtonen. Het gaat tenslotte om het accepteren en samen leven met elkaar.' (vrouw van Antilliaanse herkomst in de Atolwijk) In feite hebben we twee verschillende responsgroepen gebruikt om de contacten tussen Lelystedelingen van 18 jaar en ouder te analyseren: 1) de leden van het LelyStadsPanel en 2) een aanvullende steekproef van inwoners waarvan minstens een van de ouders buiten het ‘westen’ is geboren. Wij presenteren eerst hoe de onderzoekspopulatie naar herkomst is opgebouwd, in hoeverre deze opbouw een weerspiegeling vormt van Lelystedelijke inwoners, en in hoeverre de respondenten zichzelf identificeren met de herkomstgroep waartoe ze – voor verschillende bureaucratische doeleinden - worden gerekend. Vervolgens worden de verschillende herkomstgroepen in de onderzoekspopulatie nader omschreven op basis van de kenmerken leeftijd, geslacht, en woonwijk. In §2.3 worden de verschillen naar huishoudelijke samenstelling beschreven. De onderwijsachtergrond van respondenten komt in §2.4 aan de orde, alsmede enkele indicaties voor Nederlandse taalbeheersing. Wat men in de verschillende herkomstgroepen voor dagelijkse bezigheden heeft wordt ten slotte behandeld in §2.5. Al deze persoonskenmerken kunnen van invloed zijn op de wijze waarop inwoners met elkaar omgaan; zij kunnen zelfs bepalend zijn voor de kans dat inwoners überhaupt elkaar ontmoeten. In de komende hoofdstukken zal dan steeds verwezen worden naar kenmerken die in dit hoofdstuk worden onderscheiden. Als criteria om Lelystedelingen in subgroepen te verdelen hebben ze namelijk een cruciale rol gehad in de analyses die voor deze verslaglegging zijn gepleegd.
2.1 Land van herkomst en etnische identiteit 'Vreemde vragenlijst voor mij. Mijn moeder is toevallig op de Antillen geboren, dus ik ben een echte Hollander.' (vrouw van Antilliaanse herkomst in de Boswijk) In het landelijke en lokale integratiebeleid wordt de geboorteland van ouders als criterium gebruikt om het onderscheid tussen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’ aan te geven: een allochtoon is iemand van wie een van de ouders buiten Nederland is geboren; als de ouders in verschillende landen zijn geboren bepaalt de geboorteland van de moeder de herkomst; wanneer de persoon zelf ook in het buitenland is geboren bepaalt zijn/haar geboorteland de herkomst. Op basis van deze definitie kunnen wij vaststellen dat van de 1.306
12
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
inwoners van Lelystad die begin juni 2006 lid zijn van het LelyStadsPanel, slechts 171 van allochtone herkomst zijn, waarvan 66 afkomstig uit een nietwesters land. Om het lokale integratiebeleid van nieuwe impulsen te voorzien wilden wij voldoende niet-westerse allochtonen bij het onderzoek betrekken, zodat wij uitspraken namens de afzonderlijke doelgroepen van het beleid te kunnen maken. Uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) zijn daarom alle inwoners van 18 jaar of ouder met een niet-westerse herkomst onderverdeeld in vijf groepen (Surinamers, Turken, Antillianen/Arubanen, Marokkanen en een groep ‘overige’ inwoners met een niet-westerse herkomst). Uit elke groep zijn vervolgens 600 individuele inwoners aselect (d.w.z. willekeurig) geselecteerd. Maar liefst 85% van de leden van het LelyStadsPanel heeft de enquête ingevuld. Mede wegens het langdurige zomerweer valt de netto steekproef respons met 30% nogal tegen. Desondanks menen wij met gebruik van herwegingen (zie §2.2 en bijlage I) betrouwbare conclusies voor de afzonderlij4 ke herkomstgroepen te kunnen trekken. Hoewel de uitgebreide vragenlijst alleen naar inwoners is toegestuurd die volgens het bevolkingsregister van niet-westerse herkomst zijn, zijn er 62 steekproef respondenten die naar eigen mening van westerse herkomst zijn. Deze uitkomst is indicatief voor het feit dat de enquête wél naar specifieke inwoners is verstuurd, maar dat het kan gebeuren dat het formulier door bijv. een gezinslid wordt ingevuld. Tevens komt de informatie bij het bevolkingsregister over de geboorteland van inwoners niet altijd overeen met de gege5 vens die inwoners zelf invullen.
Grafiek 2.1 Etnische identificatie In Lelystad en Nederland* 100%
11 0
0 1
80%
46
36 2
34 40
29
77
82
3 40
2 6 40
60
45
20%
36
49
60%
40%
1
1 2
25
43
1
12
Lelystad
NL 2004
52
30
4 18
17
NL 2004
Lelystad
NL 2004
37
3 14
0%
Lelystad
NL 2004
Surinamers Nederlands (NL)
Turken Herkomstland + NL
Lelystad
Antillianen Herkomstland
Marokkanen Geen enkele
Anders
Lelystad Overig nietwesters
* Bron: SCP, 2006
4
Omdat bijvoorbeeld 41% van alle respondenten van niet-westerse herkomst is terwijl slechts 10,4% van alle inwoners (18+) van niet-westerse herkomst is, worden steeds herwegingen toegepast om bevindingen omtrent ‘westerse’, ‘niet-westerse’ of ‘alle’ inwoners in dit rapport te presenteren. 5 Wanneer discrepantie bestaat tussen de geboortelanden die de respondent zelf aankruist en de geboortelanden volgens de GBA, zijn de aanwijzingen van de respondent zelf leidend voor de vaststelling van de ‘land van herkomst’ in dit rapport.
Samen Leven in Lelystad, 2006
13
'Het is erg vervelend om te zien dat je met een buitenlandse ouder (in de ogen van de Nederlander) als allochtoon gezien te worden. Helemaal als je in Nederland geboren en getogen bent. (vrouw in Schoener waarvan vader in Marokko is geboren) Als je ouders ergens (anders) zijn geboren hoeft dat natuurlijk niet te betekenen dat je zelf enige binding met dat land hebt. Respondenten in de steekproef konden zelf aangeven tot welke bevolkingsgroep ze zich rekenen. Een overzicht van de reacties is voor de vijf ‘niet-westerse’ herkomstgroepen in grafiek 2.1 weergegeven. De grafiek geeft ook aan hoe twee jaar 6 geleden in Nederland er op een vergelijkbare vraag is gereageerd. Uit de grafiek valt af te leiden dat de meerderheid van inwoners afkomstig uit ‘overige’ niet westerse landen zichzelf vooral als ‘Nederlands’ rekenen. Voor de andere vier onderscheiden groepen rekent een groter deel zich tot het herkomstland, maar het aandeel dat zich tot de ‘Nederlanders’ rekent is steeds groter dan landelijk het geval is. In het algemeen geldt hoe langer men in Nederland woont hoe eerder men zich tot de ‘Nederlanders’ rekent. Opvallend is de relatieve geringe identificatie met ‘Nederland’ onder Turkse e en Marokkaanse inwoners; zelfs bij de 2 generatie Marokkanen is een grotere identificatie niet te bespeuren.
2.2 Geslacht, leeftijd en stadsdeel De verhouding mannen en vrouwen is onder inwoners van niet-westerse herkomt (evenals bij andere inwoners) ongeveer gelijk. De respons van de mannen is lager zoals tabel 2.2.1 laat zien. Nadat de respons gewogen is met dezelfde factor die wordt gebruikt bij de weging van leeftijd en stadsdeel (zie ook de Technische toelichting) wordt de verhouding mannen en vrou7 wen weer rechtgetrokken. Tabel 2.2.1 Verdeling respondenten en Lelystedelingen naar herkomst en geslacht Lelystad (18+ jaar)
Respondenten
Gewogen
westers
n-westers
westers
n-westers
westers
n-westers
mannen
49,9%
49,7%
46,1%
42,3%
49,7%
49,7%
vrouwen
50,1%
50,3%
53,9%
57,8%
50,3%
50,3%
Totaal (abs.)
44.827
8.179
1.123
882
1.690
310
* Bron: GBA, juni 2006
De leeftijdsverdeling van inwoners met een niet-westerse herkomst wijkt in belangrijke mate af van andere inwoners, zoals tabel 2.2.2 laat zien. Het aandeel jongeren (18-29 jaar) is veel groter, het aandeel 55-plussers veel lager. Leeftijdsgroepen verschillen echter in hun respons; ouderen werken 6
Bij het landelijk onderzoek werd de vraag meer specifiek gesteld, bijvoorbeeld ‘voelt u zich meer Turk of Nederlander?’ met (slechts) drie antwoordmogelijkheden: ‘vooral Turks’, ‘evenwel Turks als Nederlander’ en ‘vooral Nederlander’. De ‘evenwel’ categorie is niet in de Lelystad-enquête opgenomen maar kon door respondenten bij ‘anders’ worden ingevuld. Zie verder SCP, 2006, pp.108-109. 7 Zoals bij de technische toelichting wordt uitgelegd, wordt een tweede weging gebruikt om steekproefverschillen binnen de (7) afzonderlijke herkomstgroepen te corrigeren. De gevolgen van die weging zijn in bijlage III gepresenteerd.
14
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
over het algemeen eerder mee aan burgerpeilingen. Door de steekproefrespons te herwegen op basis van leeftijdsverschillen wordt de vertegenwoordiging van de verschillende leeftijdsgroepen weer rechtgetrokken. Tabel 2.2.2 Verdeling respondenten en Lelystedelingen naar herkomst en leeftijd Lelystad *
Respondenten
Gewogen
westers
n-westers
westers
n-westers
westers
n-westers
18-29 jaar
19,0%
33,7%
10,2%
24,4%
18,6%
33,7%
30-39 jaar
20,2%
26,3%
18,1%
27,3%
20,3%
26,2%
40-54 jaar
30,3%
29,4%
34,2%
33,0%
30,4%
29,4%
55+ jaar
30,5%
10,6%
37,5%
15,3%
30,7%
10,7%
Totaal (abs.)
44.827
8.179
1.123
882
1.690
310
* Bron: GBA, juni 2006
' Ik vind het erg belangrijk dat allochtonen en autochtonen vreedzaam en prettig naast elkaar leven. De beste manier om dit voor elkaar te krijgen is ervoor zorgen dat ze elkaar in alle delen van de samenleving tegenkomen.' (man van autochtone herkomst in Waterwijk) Een grote meerderheid van inwoners met een niet-westerse herkomst woont in de oostelijke wijken; andere inwoners zijn meer gelijkmatig over de stad verdeeld. Deze verschillen zijn in tabel 2.2.3 onder ‘Lelystad’ af te leiden. Tabel 2.2.3 Verdeling respondenten en Lelystedelingen naar herkomst en stadsdeel Lelystad *
Respondenten
Gewogen
westers
n-westers
westers
n-westers
westers
n-westers
Noordoost
19,0%
31,1%
18,3%
34,1%
19,0%
33,3%
Zuidoost
28,9%
37,3%
30,7%
36,6%
30,7%
37,2%
Noordwest
26,5%
17,0%
25,4%
16,7%
24,8%
17,2%
Zuidwest
23,0%
13,2%
24,1%
12,2%
23,7%
12,0%
Overig (stadshart, buiten, onbekend) Totaal (abs.)
2,5%
1,4%
1,4%
0,3%
1,7%
0,3%
44.827
8.179
1.123
882
1.689
309
* Bron: GBA, juni 2006
Mede omdat bij het onderzoek de respondent veelvuldig zijn/haar mening over de situatie in de buurt wordt gevraagd, is voor de analyse herwogen zodat de respondenten naar (de zeven afzonderlijke) herkomstgroepen een weerspiegeling vormen van hoe de herkomstgroep over stadsdelen is verdeeld. Om technische redenen is deze herweging echter niet uitgevoerd voor de steekproef in zijn geheel. Zodoende wijken de ‘gewogen’ percentages in tabel 2.2.3 enigszins af van de werkelijke percentages in de kolommen ‘Lelystad’. Bij geen enkel stadsdeel is echter sprake van een steekproef 8 aandeel dat in belangrijke mate van de werkelijkheid afwijkt.
8
Zie de technische toelichting in bijlage I. Voor de (gewogen) verdeling (in %) van herkomstgroep naar stadsdeel zie vraag A.1 in bijlage III.
Samen Leven in Lelystad, 2006
15
2.3 Huishoudelijke samenstelling In het onderzoek zijn een aantal vragen gesteld over de huishoudelijke samenstelling van respondenten. In tabel 2.3 wordt een overzicht gegeven van de gezinssituatie van deelnemers aan het onderzoek. Van de respondenten met een niet-westerse herkomst woont de helft samen met partner en kinderen. Ook is het aandeel alleenstaande ouders (9%) twee keer zo hoog als onder andere respondenten. Daarentegen zijn er relatief weinig nietwesterse inwoners die alleen wonen of slechts met één andere volwassene. Deze verschillen naar herkomst zijn in tabel 2.3 ook zichtbaar voor alle Lelystedelingen, al is de vergelijking bemoeilijkt door een verschil in ‘meetni9 veau’. Tabel 2.3 Gezinssituatie respondenten en Lelystedelingen naar herkomst Lelystad *
respondenten
westers
niet-westers
totaal
westers
niet-westers
totaal
Alleenstaand
24%
15%
26%
13%
16%
14%
Twee volwassenen, geen kinderen thuis
33%
15%
30%
39%
17%
36%
Twee volwassenen met kind(eren) thuis
23%
29%
22%
37%
52%
39%
Eén ouder met kind(eren) thuis
4%
10%
5%
4%
9%
4%
Anders
17%
31%
17%
7%
7%
7%
Bron: GBA, december 2005; geaggregeerd door AB-OS naar huishoudenniveau
Er zijn grote verschillen tussen de onderscheiden herkomstgroepen, wat betreft het aandeel dat een of meer jonge kinderen (t/m 17 jaar) in het huishouden heeft. Dit loopt van 73% onder Turken en 65% onder Marokkanen naar 28% onder westerse allochtonen en 21% onder autochtonen. Aan respondenten die de uitgebreide enquête hebben ontvangen is ook gevraagd tot welke bevolkingsgroep ze hun (eventuele) partner of echtgenoot rekenen. Meer dan de helft van de ‘overige’ niet-westerse respondenten beschouwt hun partner als ‘Nederlands’; dit geldt voor slechts een klein deel van de (samenwonende) Marokkanen en Turken (19% resp. 12%) (zie verder bijlage III).
2.4 Opleiding en Nederlandse taalbeheersing Het opleidingsniveau is een belangrijk persoonskenmerk. Mensen met een lagere opleiding krijgen immers andere kansen in het leven, koesteren een ander oordeel over sociale verschillen en participeren anders dan hoger opgeleiden. De verdeling naar opleidingsniveau van de respondenten van 18 jaar en ouder is opgenomen in grafiek 2.4. De grafiek toont een uitsplitsing
9
De percentages voor ‘Lelystad’ en ‘respondenten’ wijken veel van elkaar af voornamelijk omdat de eerste op huishoudenniveau is berekend, de laatste op persoonsniveau. De steekproef voor het onderzoek is op persoonsniveau getrokken: een tweepersoonshuishouden heeft bijvoorbeeld twee keer de kans om geselecteerd te worden, en als beide deelnemen wordt het huishouden ‘dubbel’ geteld. Op huishoudenniveau tellen de twee volwassenen, net als een alleenstaande, slechts één keer.
16
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
naar de (7) onderscheiden herkomstgroepen met landelijke percentages ter 10 vergelijking. Het gaat daarbij steeds om de hoogst voltooide opleiding. Zoals grafiek 2.4 laat zien, zijn er grote verschillen tussen de verschillende herkomstgroepen wat betreft percentages met een laag dan wel een hoge opleiding. Deze verschillen komen grotendeels overeen met landelijke patronen. Twee uitzonderingen met geheel Nederland zijn te bespeuren: onder Antillianen/Arubanen in Lelystad zijn er relatief veel laaggeschoolden, en onder autochtone Lelystedelingen – tenminste onder de leden van het LelyStadsPanel – relatief veel hooggeschoolden.
Grafiek 2.4 Opleidingsniveau naar herkomst, Lelystad en Nederland* Overige n-w alloch. L'stad Overige n-w alloch. NL Marokkanen L'stad Marokkanen NL Antillianen L'stad Antillianen NL Turken L'stad Turken NL Surinamers L'stad Surinamers NL West. alloch L'stad West. alloch NL Autochtonen L'stad Autochtonen NL Totaal Lelystad Totaal Nederland 0%
10%
20%
30%
laaggeschoold
40%
50%
60%
middelbaar geschoold
70%
80%
90%
100%
hooggeschoold
* Bron: CBS enquête beroepsbevolking (15-64 jaar), 2005
Bij de uitgebreide vragenlijst die aan inwoners met een niet-westerse herkomst is voorgelegd, kan worden aangegeven of men ‘soms’ of ‘vaak’ moeite heeft met gesprekken of lezen in de Nederlandse taal. Een overzicht van 11 de antwoorden op deze vragen is in tabel 2.4. gepresenteerd. Uit de tabel kan worden afgeleid dat bijna 40% van die inwoners wel eens moeite met Nederlands heeft, één op de zes zelfs ‘vaak’. Onder inwoners met een Surinaams of Antilliaanse herkomst is het aandeel aanzienlijk lager dat soms moeite met Nederlands beleeft (13% resp. 27%). Een andere samenhang ligt ook voor de hand: de eerste generatie (immigranten) zonder moeite met de taal wonen gemiddeld 24 jaar in Nederland; de immigranten met ‘soms’ of ‘vaak’ moeite (42% van de eerste generatie) wonen aanzienlijk korter
10
Voor de overzichtelijkheid zijn enkele antwoordcategorieën samengevoegd (zie bijlage III). Laag geschoold behelst de categorieën ‘geen’ t/m ‘lager beroepsonderwijs’; middelbaar geschoold behelst de categorieën ‘middelbaar beroepsonderwijs’ en ‘hoger algemeen voortgezet onderwijs’; hoog geschoold behelst de categorieën ‘hoger beroeps’ en ‘wetenschappelijk’. De categorie ‘anders / geen idee’ is bij de berekening weggelaten. Dezelfde bewerking is met de CBS brongegevens uitgevoerd. 11 Zie vraag B6 in bijlage III voor een meer uitgebreid overzicht. Voor tabel 2.4 scoort men ‘soms’ wanneer ‘soms’ op minstens een van de eerste drie onderdelen van B6 werd beantwoord; men scoort ‘vaak’ als er op een van de eerste drie onderdelen van B6 ‘vaak’ werd beantwoord. Een vierde vraagonderdeel had betrekking op eventuele moeilijkheden met ‘een brief of e-mail in het Nederlands te schrijven’. Dit onderdeel is niet meegerekend in tabel 2.4, mede omdat men wellicht geen moeite met Nederlands heeft, slechts moeite om (emails) te schrijven.
Samen Leven in Lelystad, 2006
17
(gemiddeld 15 jaar resp. 14 jaar) in het land; het aandeel niet-westerse inwoners van de tweede generatie dat nog moeite heeft met de taal is 11%. 'Ik vind dat inburgering erg belangrijk is. Het is niet makkelijk. Ik moest zelf veel moeite doen om Nederlandse taal te leren.' (vrouw van Turkse herkomst in Schouw) 'Bij inburgeringscursus heeft weinig tijd per week. Het boek is moeilijk. Daarom is het spreken en begrijpen van Nederlands moeilijk. Het gaat te langzaam. Duurt dan te lang.' (vrouw geboren in Afrika, wonend in de Atolwijk) Tabel 2.4 Inwoners van niet-westerse herkomst die moeite met de Nederlandse taal hebben Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Lelystad Totaal
Soms moeite met Nederlands
5%
34%
18%
24%
37%
23%
Vaak moeite met Nederlands
8%
22%
9%
20%
25%
16%
0%
41%
8%
39%
27%
27%
100%
39%
0%
50%
50%
47%
6%
18%
15%
29%
23%
15%
w.o. inburgeringscursus afgerond w.o. inburgeringscursus niet afgerond w.o. inburgeringscursus niet gehad
Respondenten is ook gevraagd of een zogenaamde inburgeringscursus is e gevolgd. Meer dan een kwart van de (1 generatie) immigranten zegt de cursus gevolgd te hebben; bijna driekwart van hen heeft die cursus afgerond (zie bijlage III, vraag B2). Hebben ‘ingeburgerde’ allochtonen nog moeite met de Nederlandse taal? Enige inzicht in dit vraagstuk wordt door de uitsplitsing onderin tabel 2.4 geleverd. Daar is bijvoorbeeld aangegeven dat onder de respondenten die een inburgeringscursus hebben afgerond 27% ‘vaak’ (nog) moeite met Nederlands heeft; onder de respondenten die de cursus niet hebben afgerond heeft 47% ‘vaak’ moeite. Onder de potentiële doelgroep van immigranten die nog geen cursus heeft gevolgd zegt slechts 12 15% ‘vaak’ moeite met de Nederlandse taal te ondervinden.
2.5 Dagelijkse bezigheden 'Als jongeren, en dit geldt zowel voor allochtone als voor autochtone jongeren, 's morgens om 8:00 uur bij hun baas moeten zijn, zwerven ze 's nachts niet op straat.' (man van autochtone herkomst in Punter) In de enquête is gevraagd naar de meest van toepassing zijnde manier waarop men de dag doorbrengt. Hierbij is een aantal soorten activiteiten onderscheiden. In grafiek 2.5.1 zijn de hoofdgroepen weergegeven. Voor een meerderheid (61%) van de inwoners is het verrichten van betaald werk de belangrijkste dagactiviteit. Daarnaast ziet 9% een andere vorm van werken voor zichzelf als hoofdtaak, zoals huishoudelijk of vrijwilligerswerk. Toch zijn er grote verschillen tussen de herkomstgroepen te zien wanneer op een 12
Deze percentages zijn slechts indicatief. Onder de omvangrijke non-respons (70%) die niet aan het onderzoek heeft deelgenomen is er hoogstwaarschijnlijk een oververtegenwoordiging van immigranten die wegens gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal de vragenlijst niet hebben ingevuld.
18
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
specifieke bezigheid wordt ingezoomd. Zo is bijvoorbeeld het aandeel ‘werkzamen’ onder Marokkanen en Antillianen geen 60%; echter (samen met ‘overige’ niet-westerse respondenten) is het aandeel ‘studerenden’ in deze herkomstgroepen ongeveer het dubbele van dat in geheel Lelystad. Grafiek 2.5.1 Voornaamste dagelijkse bezigheid, naar herkomst Overig n-w alloch. Marokkanen Antillianen Turken Surinamers Westerse allochtoon Autochtonen Totaal Lelystad 0%
20%
Werkzaam (betaald) Werkzoekend Gepensioneerd
40%
60%
Werkzaam eigen huishouding Student
80%
100%
Werkzaam als vrijwilliger Arbeidsongeschikt
Tevens is er gevraagd – indien men werk verricht - naar het gemiddeld aantal betaalde uren per week. Door de antwoorden op die twee vragen te combineren, is het mogelijk om grofmazig de arbeidsparticipatie met landelijke schattingen te vergelijken. In grafiek 2.5.2 tonen wij voor de verschillende herkomstgroepen het aandeel (jonger dan 65 jaar) dat minimaal 12 uur/week betaald werk verricht. Wie niet aan dit minimum voldoet is bij de vergelijking óf werkzoekend óf ‘minder actief’. Grafiek 2.5.2 Arbeidsparticipatie naar herkomst, in Lelystad en Nederland* Overige n-w alloch. L'stad Overige n-w alloch. NL
10%
Marokkanen L'stad Marokkanen NL
15% 10%
17%
Antillianen L'stad Antillianen NL
17% 12%
Turken L'stad Turken NL
10% 8%
Surinamers L'stad Surinamers NL
14% 8%
West. alloch L'stad West. alloch NL
6% 6%
Autochtonen L'stad Autochtonen NL
3% 4%
Totaal Lelystad Totaal Nederland
5% 4%
0%
10%
werkzaam 12+ uur/week
20%
30%
40%
50%
werkzoekend (zonder werk)
60%
70%
80%
90%
100%
minder actief op arbeidsmarkt
* Bron: CBS enquête beroepsbevolking (15-64 jaar), 2005
Samen Leven in Lelystad, 2006
19
Wij zien met behulp van de staven in grafiek 2.5.2 dat de bruto arbeidsparticipatie in Lelystad (het % werkzame plus het % werkzoekenden) bij vrijwel alle herkomstgroepen boven het landelijk gemiddelde ligt. Alleen onder ‘westerse allochtonen’ ligt het aandeel onder het gemiddelde, en alleen onder Marokkanen is de participatiegraad ver onder 70%. Hoewel de vergelijkin13 gen met de nodige voorzichtigheid beschouwd moeten worden, geven ze een relatief gunstig beeld van de lokale beroepsbevolking. 'Gemeente dient de mensen in te lichten over de asielzoekers, waarom ze niet mogen werken. Asielzoekers willen wel werken maar mogen niet. Ze voelen zich opgesloten.' (man geboren in Afrika, wonend in de Waterwijk) Minder gunstig zijn de percentages ‘werkzoekend zonder werk’ onder de inwoners met een niet-westerse herkomst. Bij alle vijf onderscheiden herkomstgroepen is het percentage groter dan landelijke schattingen. Hiermee samenhangend wijkt de netto participatiegraad (het % werkzame) nauwelijks af van landelijke percentages. De enige uitzondering lijkt onder inwoners van Turkse herkomst: 59% verricht minimaal 12 uur/week betaald werk; landelijk heeft slechts 45% betaald werk.
13
Als belangrijkste factor bij de onnauwkeurigheid geldt : voor zowel Lelystad als Nederland zijn de schattingen op steekproefgegevens gebaseerd. Daarnaast zijn de landelijke schattingen voor de populatie 15-64 jarigen; voor Lelystad de populatie 18-64 jaar. Vermoedelijk drukt de (geringe) arbeidsparticipatie onder 15-17 jarigen de landelijke percentages omlaag. Tevens ontbreekt bij zowel de Lelystedelijke als landelijke enquête een eenduidig criterium voor ‘werkzoekend (zonder werk)’.
20
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
3. SOCIALE CONTACTEN Zonder contacten is men geïsoleerd. In dit hoofdstuk verkennen wij in hoeverre Lelystedelingen van uiteenlopende herkomst over een sociaal netwerk beschikken. Allereerst bespreken we hoe vaak inwoners contact hebben met familie (buiten eigen huishouden), vrienden en buren. Daarna wordt de culturele diversiteit van vrienden- en burencontacten verkend, met name hoe het aantal contacten met autochtone buren per wijk verschilt. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 gekeken naar verenigingsactiviteiten als medium van maatschappelijke participatie. In een vierde paragraaf kijken we naar de waardering die inwoners hebben voor hun sociale contacten en hoe de waardering en de feitelijke contactfrequentie met elkaar samenhangen. Tenslotte leveren wij een profiel van inwoners die in een sociaal isolement verkeren.
3.1 Contactfrequentie De respondenten is gevraagd aan te geven hoe vaak zij contact hebben met familieleden, vrienden en buren. Het merendeel van de Lelystedelingen heeft minimaal eens per week contact met familie óf vrienden óf buren (92%, onder niet-westerse allochtonen 87%). De Lelystedeling heeft het meest frequente contact met familie, daarna met vrienden/kennissen en dan met buren. Inwoners met een niet-westerse herkomst onderscheiden zich met name door minder frequente contacten met familie. In tabel 3.1.1 is de frequentieverdeling van de contacten met familie, vrienden en buren verwerkt. Er zijn ook gegevens over de sociale contacten van de Nederlandse bevolking in de tabel opgenomen. Tabel 3.1.1 Frequentieverdeling sociale contacten van Lelystedelingen, naar herkomst (%) familie
vrienden
buren
westers
nietwesters
NL *
westers
nietwesters
NL *
westers
nietwesters
NL *
Minstens 1 keer/week
76
63
85
70
64
71
57
54
80
2 tot 4 keer/maand
15
19
7
20
19
10
21
16
10
1 keer/maand
5
7
4
5
9
10
7
5
Minder dan 1 keer/maand
3
4
2
3
4
5
7
2
Zelden of nooit
2
6
2
3
5
8
16
2
13 7
* Bron: CBS (2004)
Uit deze tabel blijkt dat de Lelystadse bevolking minder frequent contact heeft met anderen (familie, vrienden en buren) dan de Nederlandse bevol14 king . Diezelfde (drie) vragen zijn trouwens in 2004 aan inwoners voorgelegd. Uit de vergelijking blijkt dat ten opzichte van toen meer Lelystedelingen 14
De onderzoeksmethode wijkt iets af: het POLS onderzoek waar de gegevens van het CBS op zijn gebaseerd maakt gebruik van interviews. Dit zou kunnen betekenen dat respondenten meer geneigd zijn om sociaal wenselijke antwoorden te geven. In dit geval leidt het tot rooskleurigere voorstelling van het sociale netwerk.
Samen Leven in Lelystad, 2006
21
vaker dan maandelijks contact heeft met vrienden (90%, was 82%) en met 15 buren (77%, was 74%). Naast te kijken naar de contactfrequentie met de afzonderlijke contactgroepen (familie, vrienden, buren) hebben we meer algemeen gekeken naar het sociale netwerk van Lelystedelingen. Tabel 3.1.2 geeft de verdeling weer van Lelystedelingen, verdeeld naar land van herkomst, die minstens wekelijks met: 1) geen van deze groepen contact heeft; 2) één van de drie groepen contact heeft; 3) twee van de drie groepen contact heeft; en 4) alle drie de groepen (buren, vrienden en familie) contact heeft. Tabel 3.1.2 Wekelijkse contacten met familie, vrienden en/of buren, naar herkomst (%) Autochtoon
West. alloch.
Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Lelystad Totaal
Met geen van de drie groepen
7
10
10
10
10
12
18
8
Met één van de drie groepen
20
28
26
23
24
26
27
21
Met twee van de drie groepen
36
25
34
32
40
20
30
35
Met alle drie de groepen
37
36
30
34
26
41
26
36
Het komt er op neer dat 71% van de Lelystedelingen met minstens twee van de drie groepen (buren, familie, vrienden/kennissen) wekelijks contact heeft. Inwoners die aan dit criterium voldoen noemen wij (voor de verdere analyse) contactparticipanten. Bij de peiling van 2004 voldeed ook 71% aan dit criterium. Uit de tabel blijkt dat alle onderscheiden allochtone groepen mindere contacten hebben dan autochtone Lelystedelingen. Vooral binnen de groep ‘overige niet-westerse allochtonen’ bevinden zich relatief weinig contactparticipanten (56%). Zowel onder autochtone als allochtone inwoners zijn er naar verhouding meer mannen, laagopgeleiden en mensen van middelbare leeftijd die relatief zelden sociale contacten hebben.
3.2 Contacten met autochtonen 'In mijn wijk wonen er te veel allochtone van Marokkaanse en Turkse afkomst. Dit maakt dat ze andere buurtgenoten niet belangrijk vinden.' (vrouw van Surinaamse herkomst in Atolwijk) Inwoners met een niet-westerse herkomst beleven met name weinig contacten met ‘autochtonen’. In Nederland is ongeveer 80% van de inwoners autochtoon (dat wil zeggen beide ouders zijn in Nederland geboren). In een ideaal land waarin herkomst geen rol speelt, zou je dan mogen verwachten dat 80% van de sociale contacten met autochtonen plaatsvindt. In grafiek 3.2.1 kan worden afgelezen dat dit voor de meeste autochtone inwoners van Lelystad geldt: ruim driekwart schat dat de overgrote meerderheid (85% of meer) van hun vriendencontacten met autochtonen is. Voor inwoners met 15
Het aandeel Lelystedelingen met meer dan maandelijkse contacten met familie (90%) verschilt niet in belangrijke mate met de peiling van 2004 (88%). Zie ‘Leefsituatie en Participatie’, O&S, Gemeente Lelystad, 2004, p.23-24.
22
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
een herkomst elders in het westen zijn de schattingen al minder: 63% vindt dat een overgrote meerderheid van die contacten met autochtonen is. De schattingen onder inwoners met een niet-westerse herkomst geven echter een meer ‘verscheiden’ indicatie van de samenstelling van hun vriendenkring. Nauwelijks eenderde vindt dat hun vriendencontacten vooral met autochtonen zijn. Met name onder inwoners met een Turkse of Marokkaanse herkomst zijn er weinigen waarvan de vriendencontacten overwegend (circa 65% of meer) met autochtonen zijn (21% resp. 25%). Daarentegen schat een op de acht niet-westerse allochtonen dat ze ‘geen’ autochtone vrienden hebben; onder Turken is dit een op de zes. Grafiek 3.2.1 Schatting % vriendencontacten met autochtonen, naar herkomst Overig niet-westers Marokkanen Antillianen Turken Surinamers Westerse allochtonen Autochtonen 0% Allemaal
20% circa 85%
circa 65%
40% circa 50%
60% circa 35%
80% circa 15%
100%
Geen
'Hoe moet ik weten of mijn buren autochtoon of allochtoon zijn? Ik heb ze nooit gevraagd waar zij of hun ouders geboren zijn. Of moet ik aangeven dat het merendeel van de straat een 'donkere' huidskleur heeft? Jullie moeten stoppen mensen in hokjes te plaatsen.' (man van autochtone herkomst in Wold) Men is ook gevraagd het aandeel ‘autochtonen’ onder hun burencontacten te schatten. De mogelijke antwoorden hierop zijn deels afhankelijk van de buurt waarin men woont: hoe meer autochtonen hoe groter de kans op contact. Daarom hebben wij voor de analyse de respondenten over 18 deelwijken verdeeld, en die wijken gerangschikt naar het aandeel inwoners (van 18 jaar of ouder) van wie beide ouders (volgens het bevolkingsregister) in Nederland zijn geboren. In grafiek 3.2.2 is de rangschikking voor 15 deelwijken 16 weergegeven. De deelwijk ‘Kustwijk noord’ (Boeier/Karveel/Golfpark/Kust) kent de grootste concentratie autochtonen (87%, de staf naast de deelwijknaam geeft dit aan); de deelwijk ‘Waterwijk’ (exclusief de Landerijen) heeft met 61% de minst autochtone inwoners. Onderaan de grafiek valt af te leiden dat voor heel Lelystad 75% van de inwoners (van minstens 18 jaar) van autochtone herkomst is. In een ideale stad waarin herkomst geen rol speelt, zou je mogen hopen dat 75% van de contacten met autochtone buren plaatsvindt. De onderste staaf van de grafiek laat zien dat deze ‘kansrekening’ voor inwoners met een westerse her16
Drie deelwijken zijn niet in grafiek 3.2.2 opgenomen omdat het aantal respondenten wonend in deze deelwijken (minder dan 50) te gering is om nauwkeurig resultaten over de deelwijk te presenteren. Het gaat om de volgende gebieden (tussen haakjes het % autochtonen volgens de bevolkingsregister en het aantal respondenten): buurten rondom de Zuiderzeewijk heen (87%, 13); de buitengebieden (86%, 5); en het Stadshart (77%, 14).
Samen Leven in Lelystad, 2006
23
komst redelijk opgaat: 72% zegt dat hun contacten overwegend (circa 65% of meer) met autochtone buren zijn. Onder inwoners met een niet-westerse herkomst (zie de op een na onderste staaf ‘n-w. inw.’) vindt nog geen 40% dat hun burencontacten voornamelijk met autochtonen plaatsvindt.
Grafiek 3.2.2 Schatting % burencontacten met autochtonen, naar herkomst en deelwijk Boeier/Karveel/Golfpark/Kust niet-w esterse inw . w esterse inw . Atol-Oost / Oostrandpark niet-w esterse inw . w esterse inw . Archipel/Rozengaard/Zoom/Beukenhof niet-w esterse inw . w esterse inw . Haven-West/Holl. Hout/Noordersluis niet-w esterse inw . w esterse inw . Landstrekenw ijk niet-w esterse inw . w esterse inw . Botter/Centrum-Zuid/Schoener/Tjalk niet-w esterse inw . w esterse inw . Gondel/Schouw niet-w esterse inw . w esterse inw . De Landerijen niet-w esterse inw . w esterse inw . Haven-Oost niet-w esterse inw . w esterse inw . Kempenaar/Kogge niet-w esterse inw . w esterse inw . Jol/Galjoen/Punter niet-w esterse inw . w esterse inw . Griend/Horst/Kamp/Wold niet-w esterse inw . w esterse inw . Centrum Noord / Atol-West niet-w esterse inw . w esterse inw . Lelycentre/Zuiderzee niet-w esterse inw . w esterse inw . Waterw ijk niet-w esterse inw . w esterse inw . Lelystad totaal n-w . inw . w esterse inw .
0%
20% Allemaal
40% circa 85%
circa 65%
60% circa 50%
circa 35%
80% circa 15%
100% Geen
De uitsplitsing naar deelwijken herhaalt in grote lijnen deze twee patronen: westerse inwoners weerspiegelen in hun burencontacten dat hun meeste buren van autochtone herkomst zijn; inwoners van niet-westerse herkomst onderhouden eerder contacten met allochtone buren. Bij een nadere verge-
24
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
lijking van de staven in grafiek 3.2.2 zijn wel uitzonderingen te herkennen. Zo wijken de schattingen van niet-westerse inwoners in een zestal deelwijken weinig af van de schattingen van hun medebewoners, dat wil zeggen hun buurtcontacten zijn ook voornamelijk met autochtonen. Het betreft de vijf deelwijken die bovenin de rangschikking van grafiek 3.2.2 staan, plus de Landerijen. In een viertal deelwijken is het aandeel niet-westerse inwoners dat voornamelijk burencontacten met autochtonen onderhoudt bijzonder laag: Zuiderzeewijk, Atol-West, Jol/Galjoen/Punter en Kempenaar/Kogge. Waarom er in bepaald deelwijken relatief weinig contacten tussen nietwesterse allochtonen en autochtonen plaatsvindt is niet eenduidig te verklaren. Elders in dit rapport passeren diverse redenen de revue: (een gebrek aan) Nederlandse taalbeheersing (§2.4) en aan gemeenschappelijke dagelijkse activiteiten (§2.5), discriminatie (§3), en buurtbinding en -sfeer (§4).
3.3 Lidmaatschap in verenigingen 'Er is weinig te doen in Lelystad qua activiteiten en uitgaan in het avond/nachtleven. Te kort aan locaties voor eigen dingen te kunnen doen qua privé feesten ... organiseren.' (vrouw van Antilliaanse herkomst in Jol/Galjoen/Punter) Tabel 3.3 Lelystedelingen die lid zijn van een vereniging/organisatie, naar herkomst (%) Autochtoon
West. alloch.
Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Lelystad Totaal
Zang-, muziek- of toneelvereniging
6
8
4
2
5
1
4
6
Sportvereniging
39
33
39
18
35
28
28
38
Hobbyvereniging
12
13
9
5
8
0
5
11
Politieke organisatie
10
5
3
3
4
2
3
8
Vakbond, werknemers- of werkgeversorganisatie
26
27
16
5
15
9
12
24
Bibliotheek
42
39
25
22
19
25
37
39
Vereniging met godsdienstig doel
7
4
24
23
21
22
19
9
Overige vereniging(en) of organisatie(s)
31
30
13
10
15
15
10
28
Geen lidmaatschap
23
38
32
48
36
49
51
28
Wél lidmaatschap
77
63
68
52
64
51
49
72
Contacten met vrienden en buren zijn uiteraard niet de enige aanwijzingen of men een actief sociaal leven leidt. Respondenten is ook gevraagd of ze lid zijn van diverse soorten verenigingen. In tabel 3.3 worden de percentages 17 weergegeven .
17
De vragen over verenigingslidmaatschap zijn bij het onderzoek ‘Samen Leven’ slechts aan de respondenten in de aselecte steekproef voorgelegd. Leden van het LelyStadsPanel hebben de vragen twee maanden later beantwoord bij het ‘Leefsituatie-
Samen Leven in Lelystad, 2006
25
Uit een vergelijking van percentages in de tabel kan geconcludeerd worden dat allochtonen in belangrijke mate minder actief dan autochtonen zijn in het verenigingsleven. Alleen bij verenigingen met een godsdienstig doel zijn er relatief meer niet-westerse allochtonen (23%) dan autochtonen (7%) lid. Tevens is het aandeel Surinamers en Antillianen actief bij sportverenigingen bijna net zo groot als onder autochtonen, en zijn westerse allochtonen bij enkele andere soorten verenigingen evenveel als autochtonen vertegenwoordigd. Onderaan de tabel geven wij het aandeel Lelystedelingen aan dat lid is van 18 minstens één van de onderscheiden verenigingssoorten . Een dergelijke vorm van participatie geldt voor driekwart van de inwoners met een autochtone herkomst en slechts voor de helft van de inwoners met een Turkse, Marokkaanse of ‘overige’ niet-westerse herkomst. De participatie bij de andere drie onderscheiden groepen ligt er rondom 65%.
3.4 Contactbeleving Meer dan negen van de tien personen in Lelystad is in enige mate tevreden over de hoeveelheid contacten die men heeft. Dit aandeel is sinds de peiling van 2004 licht gestegen. Terwijl slechts 7% van de Lelystedelingen vindt dat ze onvoldoende contacten heeft, geldt dit voor 13% van de inwoners met een niet-westerse herkomst. Met name onder Turkse inwoners zijn relatief veel mensen (20%) ontevreden over hun geringe sociale contacten.
Grafiek 3.4 Tevredenheid met hoeveelheid contacten Overig niet-westers
14
Marokkanen
14
Antillianen
12
Turken
20
Surinamers
9
Westerse allochtonen
9
Autochtonen
6
Totaal Lelystad
7
0%
10%
20%
Ja, voldoende
30%
40%
50%
60%
70%
Ja, maar ik zou meer willen
80%
90%
100%
Nee, te weinig
De subjectieve beleving van contacten hangt (uiteraard) sterk samen met de feitelijke contactfrequentie. Onder inwoners die wekelijkse contacten hebben met zowel familie, vrienden en buren vindt slechts één op de dertig dat ze te weinig contacten heeft; onder inwoners die noch met familie noch met vrienden of buren wekelijkse contacten heeft vindt één op de drie dat ze te weinig contacten heeft. onderzoek 2006’. Hoewel de context verschilt waarin de vragen zijn gesteld, voegen wij voor deze vergelijking de twee bronnen bij elkaar. 18 Voor dit percentage is ‘bibliotheeklidmaatschap’ niet meegeteld (daar is men zelden een actieve participant); daarentegen is actief in een zgn ‘zelforganisatie’ (vraag C.8 aan steekproefrespondenten) wél meegeteld.
26
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Naast herkomst en contactfrequentie zijn er andere persoonskenmerken die met gevoelens van sociaal isolement samenhangen. Een behoefte aan meer contacten komt eerder voor onder (tussen haakjes het % dat onvoldoende aangeeft): • inwoners die moeite met de Nederlandse taal hebben (56%); • inwoners in de leeftijd 30-39 jaar (36%), echter ook onder jongere Turken; • onder arbeidsongeschikten/invaliden (32%), inwoners voornamelijk werkzaam in eigen huis (30%), en studenten (38%); e • inwoners (van de zgn. 1 generatie) die in het buitenland zijn geboren (28%). Voor inwoners in het algemeen hangt behoefte aan meer contacten niet samen met verschillen in geslacht, opleidingsniveau of woonwijk. Wel komt de behoefte eerder voor bij Turkse en Marokkaanse mannen (t.o.v. vrouwen), laag opgeleide westerse allochtonen (t.o.v. hoger opgeleiden); en Surinaamse en Antilliaanse inwoners van het noordoostelijke stadsdelen (t.o.v. andere stadsdelen.
3.5 Sociaal isolement In de loop van de voorgaande twee hoofdstukken hebben we enkele activiteiten oftewel ‘domeinen’ verkend waarop inwoners in contact met andere mensen kunnen komen. Wij hebben gesignaleerd dat buiten het eigen huishouden relatief gezien minder inwoners van niet-westerse herkomst betaald werk verrichten (§2.5), regelmatig contacten met familie, vrienden en/of buren onderhouden (§3.1), of in het verenigingsleven participeren (§3.3). In deze paragraaf voegen wij deze drie domeinen samen tot een eenvoudig participatiemodel. Met het model hebben wij een indicatie hoeveel inwoners zich in een relatief sociaal isolement bevinden. Vervolgens verkennen wij hoe deze inwoners zich op andere wijze van de meer participerende Lelystedelingen onderscheiden. Wij presenteren, kortom, een profiel. Alle respondenten zijn op basis van een of meer criteria ingedeeld in ‘participanten’ en ‘niet-participanten’ op de drie genoemde domeinen. De volgende criteria zijn bij het opstellen van het model gehanteerd: 1. een ‘arbeidsparticipant’ (66%) is iemand die minstens 12 uur per week betaalde arbeid verricht; 2. een ‘maatschappelijke participant’ (73%) is iemand die lid is van een maatschappelijk georiënteerde vereniging of (zelf)organisatie; 3. een ‘contactparticipant’ (71%) is iemand die minstens één keer per week met twee van de drie groepen (buren, familie, vrienden/kennissen) contact heeft. Op basis van de drie criteria kan een onderscheid in vier participatiegroepen worden gemaakt, variërend van mensen die in geen van de drie domeinen 19 participeren tot mensen die in alle drie domeinen participeren . In grafiek 19
Het onderscheid in participatiegroepen is vrij willekeurig, en dat geldt ook voor de criteria waarop ze zijn gebaseerd. Wij veronderstellen bijvoorbeeld dat mensen die 12 uur per week betaald werk verrichten in het algemeen meer actief zijn en daarmee meer sociale contacten op de arbeidsmarkt maken dan werkzoekenden, of bijvoorbeeld mensen die 10 uur/week betaald werk en 30 uur/week onbetaald werk verrichten. Bij de andere twee domeinen zijn de criteria net zo betrekkelijk. In de enquête is er ook nauwelijks gevraagd naar activiteiten in andere sociale domeinen waarin mensen met elkaar in contact komen, zoals sport en cultuur. Zodoende spreken wij van een ‘eenvoudig’ model dat een ‘indicatie’ voor sociaal isolement levert.
Samen Leven in Lelystad, 2006
27
3.5 laten wij zien hoe inwoners naar hun uiteenlopende herkomst over de vier participatiegroepen zijn verdeeld. In de onderste staaf van de grafiek wordt aangetoond dat ongeveer 6% van de Lelystedelingen volgens de criteria in geen van de drie domeinen participeert, en nog eens 21% in slechts één van de drie domeinen. Wanneer met behulp van het model ‘sociaal isolement’ beschouwd wordt als ‘actief in 20 hooguit één sociaal domein’ dan zien wij dat relatief veel allochtone inwoners in een sociaal isolement verkeren. Sociaal geïsoleerd geldt namelijk voor: een op de vier autochtonen, ongeveer een op de drie inwoners met een Surinaams, Antilliaans, Turks of westers allochtone herkomst, en voor ongeveer de helft van de inwoners met een Marokkaanse of overige nietwesterse herkomst. Grafiek 3.5 Participatie in drie sociale domeinen naar herkomst Overig niet-westers
17
Marokkanen
13
Antillianen
Westerse allochtonen 4
Totaal Lelystad 0%
26 41
19
24
45 21
10%
17
42 23
6
25 45
23
12
14
41
32
9
20
38
24
6
Surinamers
29
34
11
Turken
Autochtonen
35
20%
geen enkele
32 44
30%
40%
één
50%
29
60%
twee
70%
80%
90%
100%
alle drie
Wie zijn deze inwoners die in een relatief isolement verkeren? Naast hun land van herkomst zijn er nog meer persoonskenmerken die ze van meer actieve inwoners onderscheiden? We hebben uiteenlopende persoonskenmerken, die in de voorgaande paragrafen zijn bespoken, nog eens geanalyseerd. Daarbij hebben wij gekeken in hoeverre sociaal isolement met die kenmerken samenhangen. De bevindingen zijn in tabel 3.5 naar de zeven onderscheiden herkomstgroepen samengevat. Per kenmerk (rij) wordt aangegeven welk percentage van die (herkomst)groep sociaal geïsoleerd is. Zo wordt bijvoorbeeld rechts bovenin aangegeven dat naar schatting 27% van alle inwoners (18+ jaar) in een sociaal isolement verkeren; vlak daaronder wordt vermeld dat het isolement onder vrouwelijke inwoners (28%) nauwelijks afwijkt van mannelijke inwoners (26%). Alleen binnen de groep inwoners van Marokkaanse herkomst zien wij dat isolement in belangrijke mate (aangeduid met een * in de tabel) eerder onder vrouwen dan mannen voor21 komt (57% resp. 39%).
20 De scheidslijn trekken wij bij ‘hooguit één domein actief’ in plaats van ‘geen één domein actief’ mede om technische redenen. Bij het onderzoek zijn slechts 153 respondenten in geen van de drie domeinen ‘actief’. Uitgesplitst over zeven herkomstgroepen is dit aantal te klein om een betrouwbaar profiel op te stellen. Door de 503 respondenten ‘actief in één domein’ er aan toe te voegen, kunnen wij met meer statistische zekerheid aangeven hoe deze ‘minder actieve’ groep zich van de andere ‘meer actieve’ 1350 respondenten onderscheidt. 21 In ‘belangrijke mate’ betekent dat de kans minder dan 5% is dat de percentuele verschillen door toevalsfluctuaties in de steekproef zijn te verklaren (zie technische toelichting).
28
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Tabel 3.5 Sociaal isolement naar herkomst en andere persoonskenmerken (in %) Autochtoon
West. alloch.
Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Lelystad Totaal
23
36
32
38
35
48
52
27
Man
22
42
30
30
32
39
53
26
Vrouw
24
30
35
46
37
57
50
28
18-29
21
50
30
40
35
52
55
29
30-39
16
27
28
24
30
40
49
21
40-54
23
26
32
45
37
35
48
26
55+
28
46
46
67
33
70
60
31
geboren elders
-
36
36
38
33
46
51
41
geboren in Nederland
-
34
27
29
46
54
36
32
Noordoost
24
58
33
46
44
49
55
31
Totaal Geslacht (§2.2)
*
Leeftijd (§2.2)
*
*
Generatie (§2.1)
*
Stadsdeel (§2.2)
*
*
*
Zuidoost
20
20
34
23
33
47
47
24
Noordwest
26
41
31
47
39
29
58
29
Zuidwest
23
36
29
0
23
59
50
26
Alleenstaand
27
38
33
0
41
64
52
29
Partner zonder kinderen
24
19
34
40
25
57
43
24
Huishouden (§2.3)
*
*
*
Partner met kind(eren)
19
41
29
41
36
46
54
25
Eén ouder met kind(eren)
21
50
26
56
40
60
56
34
Anders
30
64
29
14
29
14
46
35
*
*
*
*
*
Opleidingsniveau (§2.4)
*
Laaggeschoold
35
48
46
51
41
64
62
39
Middelbaar geschoold
22
36
21
21
25
35
41
24
Hooggeschoold
15
23
19
9
21
14
51
16
Dagelijkse bezigheid (§2.5)
*
*
*
*
*
*
*
*
Student
36
91
29
50
52
44
71
50
Werkzoekend
53
57
54
54
58
68
82
62
Werkzaam (betaald)
12
13
22
22
11
23
22
15
Werkzaam in huishouding
48
13
40
89
67
69
79
57
Gepensioneerd
35
55
38
86
71
83
100
43
Arbeidsongeschikt
44
85
69
54
45
74
71
57
Werkzaam (onbetaald)
29
67
0
0
40
100
75
39
*
*
Hooguit 'soms' moeite
-
-
28
35
33
47
43
36
'Vaak' moeite
-
-
57
39
55
50
73
57
Nlse taalbeheersing (§2.4)
Contactbeleving (§3.4)
*
*
*
*
*
*
Voldoende
21
24
30
33
31
44
46
24
Zou wel wat meer willen
22
61
28
35
45
30
56
27
Nee, te weinig
49
80
56
54
46
81
71
55
* Samenhang tussen persoonskenmerk en isolement binnen (herkomst)groep is statistisch significant.
Samen Leven in Lelystad, 2006
29
Dit lijkt het stereotype beeld van ‘opgesloten moslimvrouwen’ te onderschrijven. Echter minstens zo opvallend is dat de samenhang tussen ‘geslacht’ en ‘isolement’ niet bij andere herkomstgroepen kan worden vastgesteld. Deze bevinding is kenmerkend voor het profiel: sommige onderdelen bevestigen heersende denkbeelden; maar de uitzonderingen zijn minstens zo opmerkelijk. Wij laten even de andere persoonskenmerken de revue passeren: • Leeftijd. Isolement komt eerder onder inwoners van 55+ jaar voor, en het minst onder dertigers. Dit kenmerk geldt zowel voor inwoners van westerse herkomst (30% van de 55 plussers tegenover 18% van de 30ers) als van niet-westerse herkomst (53% resp. 36%). Binnen de afzonderlijke allochtone herkomstgroepen is de relatie tussen leeftijd en isolement minder ‘oplopend’; relatief veel jongeren (30-) verkeren name22 lijk ook in een isolement. Deze bevinding is gezien het gehanteerde model niet verrassend - jongeren onderhouden bijvoorbeeld relatief weinig contacten met familie en buren – maar nuanceert wél het beeld van isolement als een probleem van vooral oudere allochtonen. • Generatie. Niet-westerse inwoners van de zogenaamde eerste generatie verkeren eerder in een isolement dan de tweede generatie (41% resp. 32%). Toch is de samenhang lang niet zo sterk als mocht worden verwacht. Het generatieverschil binnen de afzonderlijke herkomstgroepen is niet (statistisch) hard te maken; onder Antillianen en Marokkanen lijkt isolement juist eerder een probleem van de tweede generatie te zijn. Deze enigszins verrassende bevinding moet vermoedelijk gerelateerd worden aan het relatief grote isolement onder jongeren, zoals hierboven is besproken. • Stadsdeel. In de noordoostelijke en noordwestelijke wijken bevinden zich meer inwoners (31% resp. 27%) die in een isolement verkeren dan in de zuidelijke helft van de stad. Dit patroon weerspiegelt zich vooral onder de allochtone inwoners van westerse en Turkse herkomst. • Huishouden. Sociaal isolement komt eerder voor bij inwoners zonder partners. Met name alleenstaande ouders verkeren eerder in een isolement (34%). Echter binnen de twee herkomstgroepen waar een huishouden van één volwassen en jonge kinderen relatief veel voorkomt, namelijk de Surinaamse en Antilliaanse, is er juist geen aanwijzing dat die ouders meer in isolement wonen. Ook opmerkelijk is dat onder Marokkaanse inwoners - zowel bij vrouwen als mannen - isolement juist minder voorkomt wanneer er jonge kinderen in het huishouden aanwezig zijn. • Opleidingsniveau. Wellicht het meest eenduidig onderdeel van het isolementprofiel is het opleidingsniveau: laaggeschoolden hebben grotere kans om in een isolement terecht te komen. Die samenhang geldt voor Lelystedelingen in het algemeen (39% van de laaggeschoolden verkeert in een isolement, tegenover 20% van de inwoners met meer afgeronde opleidingen). Het geldt ook in belangrijke mate binnen de meeste onderscheiden herkomstgroepen (54% van de laaggeschoolde niet-westerse 22
Vanwege het relatief klein aantal respondenten binnen de afzonderlijke allochtone herkomstgroepen is het verband tussen leeftijd en isolement ook niet statistisch significant te noemen. Echter bij elkaar tonen de circa 900 respondenten van nietwesterse herkomst aan dat isolement wel degelijk eerder onder 30 minners (49%) als 55 plussers (53%) voorkomt.
30
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
•
•
•
allochtonen verkeert in een isolement, tegenover 29% van de nietwesterse allochtonen met een hoger opleidingsniveau). Alleen onder de groep ‘overige’ niet-westerse allochtonen zien wij een afwijking in het ‘oplopend’ patroon: bij deze herkomstgroep lopen hooggeschoolden juist meer in plaats van minder kans dan middelbaar geschoolden om in een sociaal isolement te verkeren. Dagelijkse bezigheid. Aangezien het verrichten van betaald werk (minstens 12 uur/week) als een van de drie criteria geldt om niet in sociaal isolement te verkeren, is een statistisch verband tussen ‘dagelijkse be23 zigheid’ en ‘isolement’ per definitie bepaald . Onder de inwoners zonder betaald werk verkeert 58% volgens de criteria van het participatiemodel in een sociaal isolement; onder inwoners met een niet-westerse herkomst geldt dit voor 68%. De enige subgroep zonder betaald werk die zich enigszins aan dit patroon onttrekt zijn gepensioneerde autochtone inwoners; ‘slechts’ 35% van hen verkeert in een sociaal isolement. Nederlandse taalbeheersing. Zoals kan worden verwacht, verkeren inwoners van een niet-westerse herkomst die moeite met de Nederlandse taal ondervinden eerder in een sociaal isolement (57%, tegenover 36% onder allochtonen die geen moeite ondervinden). Opmerkelijk is de bevinding dat juist onder Marokkaanse en Turkse inwoners – twee herkomstgroepen die binnen het landelijke inburgeringsbeleid gestimuleerd worden cursussen Nederlands te volgen mede om hun participatie te verhogen – er geen belangrijk verschil is gevonden: onder deze twee groepen is de kans om in isolement te verkeren nauwelijks groter bij inwoners die moeite met Nederlands hebben. Contactbeleving. Ten slotte lijkt het subjectief oordeel van de inwoner zelf de beste graadmeter voor het inschatten wie al dan niet in een isolement verkeert: 55% van de inwoners die zelf vinden dat ze te weinig contacten hebben (naast school, werk en eigen huishouden) voldoen inderdaad aan het isolementscriterium.
In deze paragraaf hebben wij op basis van enkele participatiecriteria omschreven hoe een deel (27%) van de Lelystedelingen in een relatief sociaal isolement verkeren. Vervolgens zijn een groot aantal persoonskenmerken de revue gepasseerd die enigszins bij het profiel van een ‘sociaal geïsoleerde’ past. Met de kwalificatie ‘enigszins’ willen wij benadrukken dat vele kenmerken slechts bij een (paar) van de onderscheiden herkomstgroepen in belangrijke mate met sociaal isolement samenhangt. Voor inwoners met een niet-westerse herkomst zijn (slechts) een tweetal kenmerken aan te wijzen die ondubbelzinnig de kans op sociaal isolement vergroot: onvoldoende (passieve) beheersing van de Nederlandse taal en geen startkwalificatie uit het onderwijs.
23
Wanneer de relatie tussen ‘dagelijkse bezigheid’ en ‘isolement’ wordt geanalyseerd zonder respondenten die ‘werkzaam (betaald)’ als belangrijkste bezigheid hebben aangegeven, dan is het in tabel 3.5 vermelde statistisch verband bij alle onderscheiden herkomstgroepen niet meer significant.
Samen Leven in Lelystad, 2006
31
4. GELUK, KANSEN EN DISCRIMINATIE 'Het verschil tussen allochtoon en autochtoon hoeft niet zo groot te zijn. Door de beide groepen zo te benoemen kweek je al verschil. Laten we ons gewoon als mensen gedragen die allemaal hetzelfde doel hebben, een gelukkig leven op onze eigen manier.' (vrouw van autochtone herkomst in Kamp) In dit hoofdstuk komt een drietal onderwerpen aan de orde dat onder de doelstellingen van het gemeentelijke integratiebeleid een cruciale plaats inneemt. Wellicht de meest kernachtige doelstelling waaraan alle gemeentelijke activiteiten moeten bijdragen is tevredenheid onder de inwoners. Toegespitst op de integratie van allochtone inwoners kunnen wij stellen dat het proces is geslaagd wanneer herkomst niet langer als criterium dient om de 24 minder tevreden van de meer tevreden stadsbewoners te onderscheiden. Bij het onderzoek hebben wij inwoners gevraagd naar hun tevredenheid met het leven; hun antwoorden worden in paragraaf 4.1 besproken. De mogelijkheden van de gemeente om de tevredenheid van haar inwoners te beïnvloeden zijn weliswaar beperkt, binnen het integratiebeleid heeft de gemeente Lelystad uitdrukkelijk de ambitie de tolerantie tussen bevolkingsgroepen te bevorderen. De noodzaak om dergelijk beleid te (blijven) voeren kan uit de verschillen in kansen- en discriminatiebeleving worden afgeleid, die inwoners ondervinden. Hoe inwoners hun kansen in het leven inschatten komt in paragraaf 4.2 aan de orde. In paragraaf 4.3 bespreken wij de reeks vragen uit het onderzoek die aan discriminatiebeleving zijn gerelateerd.
4.1 Tevredenheid met het eigen leven De overgrote meerderheid (83%) van de Lelystedelingen geeft aan (erg) tevreden te zijn met hun eigen leven. Onder inwoners met een niet-westerse herkomst is dit percentage aanzienlijk lager (71%). In grafiek 4.1 zijn de verschillen naar de zeven onderscheiden herkomstgroepen uitgesplitst. Daarin valt te zien dat met name de tevredenheid onder Turken relatief gering is; dit geldt in iets mindere mate voor inwoners van Surinaamse en Antilliaanse herkomst. Hoewel een vergelijking met landelijke bevindingen de nodig armslagen vereist, kunnen wij voorzichtig stellen dat relatief meer Lelystedelingen ontevre25 den met hun leven zijn dan landelijk het geval is. Meer in het bijzonder 26 geldt dit voor de groep niet-westerse allochtonen van de tweede generatie. Niet westerse allochtonen in Lelystad zijn dus eerder ontevreden met hun
24
Zie Reinsch, 2001, met name blz. 83-84. In die studie worden ‘tevredenheid met de lokale situatie’ en ‘kansenbeleving’ als dé twee subjectieve componenten van integratie doeleinden gehanteerd, naast doeleinden van zelfredzaamheid en participatie. 25 Landelijk wordt in 2005 geschat dat 88% (‘buitengewoon’ , ‘zeer’ of gewoon) ‘tevreden’ is met zijn leven (CBS). Wij stellen dat het resterende deel (12%, dat aangeeft ‘tamelijk’ of ‘niet’ tevreden te zijn) kleiner is dan het deel ontevreden Lelystedelingen (17% dat aangeeft ‘niet tevreden, niet ontevreden’ ‘niet zo tevreden’ of ‘ontevreden’ te zijn). 26 Het aandeel Nederlanders dat ‘(erg) gelukkig’ is met zijn leven (89%) komt ongeveer overeen met het aandeel Lelystedelingen dat ‘tevreden’ is met zijn leven (88%, zie vorige voetnoot). Het aandeel ‘gelukkige’ niet-westerse allochtonen van de eerste generatie in Nederland ligt op circa 71%, voor de tweede generatie is dit tot circa 86% gestegen (CBS, 2004, p.31). In Lelystad zien wij dat (ook) 71% van de eerste generatie niet-westerse allochtonen ‘tevreden’ is met zijn/haar leven; echter voor de tweede generatie is dit met 72% niet significant hoger.
32
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
leven, en deze beleving is nauwelijks te relateren aan de relatief korte duur dat men in Nederland of Lelystad leeft. Grafiek 4.1 Tevredenheid met het leven naar herkomst Overig niet-westers Marokkanen Antillianen Turken Surinamers Westerse allochtonen Autochtonen Totaal Lelystad 0%
20%
erg tevreden
tevreden
40%
60%
niet tevreden, niet ontevreden
80%
niet zo tevreden
100%
ontevreden
'Ik ga al jaren gebukt onder de onzekerheid die ik als asielzoeker in Nederland nu al bijna negen jaar moet ondergaan.' (man afkomstig uit Afrika, wonend in de Zuiderzeewijk) Er zijn een paar andere persoonskenmerken die de uiteenlopende beleving van levensgeluk (ook) binnen herkomstgroepen onderscheiden. Zo zien wij het belang van een actieve positie op de arbeidsmarkt: onder niet-westerse allochtonen is 80% van de groep die minstens 12 uur/week betaald werk verricht tevreden met hun leven; dit geldt voor slechts 50% van de groep die zichzelf vooral als ‘werkzoekend’ kwalificeert. Ook de huishoudelijke situatie is indicatief: onder niet-westerse allochtonen is 81% van de groep die slechts met één andere volwassene samenwoont tevreden, onder de groep alleenstaande ouders is slechts 54% tevreden met hun leven. 62% van de allochtonen die in een relatief sociaal isolement verkeren (zie § 3.5) is tevreden; alleen onder Turken lijkt participatie niet met tevredenheid samen te hangen. Andere persoonskenmerken kunnen slechts binnen specifieke herkomstgroepen aan levensgeluk worden gerelateerd. Mannen zijn eerder dan vrouwen ontevreden onder de Surinaamse, Antilliaanse en vooral Turkse (slechts 42% tevreden) inwoners. Een hoger opleidingsniveau komt eerder overeen met tevredenheid onder de autochtone en Turkse inwoners. Moeite met de Nederlandse taal hangt met ontevredenheid samen; niet onder Turken of Marokkanen, maar wél onder Antillianen en overige niet-westerse allochtonen.
4.2 Beleving van kansen in het leven 'Jammer dat je als allochtoon twee keer zo goed moet zijn als je autochtone vrienden om dezelfde baan te kunnen krijgen!' (man van Marokkaanse herkomst in Zuiderzeewijk) 'Ik zou zeer blij zijn, al ik een keertje in de prijzen zou vallen a.u.b.' (man van Surinaamse herkomst in Waterwijk)
Samen Leven in Lelystad, 2006
33
Respondenten mochten inschatten, wanneer ze zichzelf met andere inwoners van Lelystad met dezelfde leeftijd en opleiding vergelijken, of ze meer of juist minder kansen in het leven hebben gekregen. Het responspatroon is in grafiek 4.2 in beeld gebracht. Inwoners met een niet-westerse herkomst schatten hun kansen in het leven aanzienlijk lager in dan andere inwoners: slechts 8% vindt dat ze 'meer kansen' in het leven hebben gekregen; daarentegen vindt 29% dat ze 'minder kansen' in het leven hebben gekregen. Onder andere (westerse) inwoners vindt juist 21% dat ze 'meer kansen' en slechts 10% 'minder kansen' in het leven krijgen. 'Voor allochtonen worden veel dingen geregeld maar als nederlander heb je maar voor jezelf te zorgen.' (man van autochtone herkomst in Waterwijk) 'Ik vind de verschillen tussen autochtoon en allochtoon veel kleiner dan tussen autochtoon en autochtoon in Lelystad. De kloof is in mijn beleving eerder tussen kansrijk, hoogopgeleid, goede baan en aan de andere kant kansarm, laag opgeleid en zonder veel kansen.' (vrouw van autochtone herkomst in Botter) Naast herkomst kunnen verschillen in kansbeleving aan vrijwel alle persoonskenmerken worden gerelateerd die in de voorgaande hoofdstukken zijn besproken. Zo vindt bijvoorbeeld bijna de helft (44%) van de inwoners die ontevreden zijn met hun leven dat hij/zij ook minder kansen heeft gehad. Er is alleen geen relatie met leeftijd te bespeuren - jongeren schatten hun levenskansen niet beter of slechter in dan ouderen. Verontrustend hierbij is dat de tweede generatie niet-westerse allochtonen hun kansen nauwelijks hoger inschatten dan de eerste generatie (23% schatten hun kansen minder in, tegenover 30% bij de eerste generatie). Kennelijk vindt ook een belangrijk deel van de tweede generatie dat ze als ‘tweederangs burgers’ door het leven gaan. Grafiek 4.2 Schatting kansen in het leven vergeleken met andere inwoners met dezelfde leeftijd en opleiding Overig niet-westers
11
Marokkanen
34
5
Antillianen
29 10
Turken
20
14
Surinamers
38
12
Westerse allochtonen
27 17
Autochtonen
15
22
Totaal Lelystad
8
20
0%
12
20%
meer kansen
40%
60%
evenveel kansen
80%
100%
minder kansen
Uit de analyse zijn nog meer opvallende bevindingen. Wij geven een korte bloemlezing: • Inwoners met een laag opleidingsniveau zijn eerder geneigd hun kansen ten opzichte van andere inwoners (met dezelfde opleiding) als 'minder'
34
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
•
•
•
in te schatten (16%) dan inwoners met een hogere opleiding (6%). Echter onder inwoners met een niet-westerse herkomst zijn de verschillen gering: 34% van de lager opgeleiden en 30% van de hoger opgeleiden schatten hun kansen 'minder' in dan andere inwoners met dezelfde opleiding. Mannen zijn eerder geneigd dan vrouwen hun kansen vergeleken met andere inwoners hoger in te schatten (24% tegenover 15%). Onder nietwesterse allochtonen is het verschil tussen mannen en vrouwen echter omgedraaid: wij zien namelijk dat mannen eerder hun kansen lager inschatten vergeleken met andere inwoners (35% tegenover 24% van de vrouwen). In het algemeen dichten inwoners met betaald werk zich eerder 'meer kansen' en werkzoekenden eerder 'minder kansen' toe (21% resp. 31%). Onder inwoners met een niet-westerse herkomst ligt deze verhouding wat anders: diegenen met betaald werk vinden zich zelden meer kansrijk (12%); daarentegen vindt ongeveer de helft van de werkzoekenden dat ze 'minder kansen' krijgen. Inwoners die een inburgeringscursus hebben gevolgd dichten zich nauwelijks eerder 'meer kansen' toe dan andere allochtone inwoners (12% resp. 9%); integendeel, ze zijn veel eerder geneigd 'minder kansen' te beleven (43% tegenover 25% onder niet-westerse allochtone die geen inburgeringscursus hebben gevolgd).
4.3 Ervaring met discriminatie 'Nederland moet zijn allochtone burgers hetzelfde behandelen als de autochtone. Niet meer en niet minder.' (vrouw van autochtone herkomst in Horst) 'Veel dingen gebeuren niet eerlijk.' (man van Antilliaanse herkomst in Atolwijk) De beleving van kansen in het leven hangt sterk samen met de beleving van discriminatie. Op de vraag of men zich wel eens gediscrimineerd voelt antwoordt de helft van de inwoners met een niet-westerse herkomst met ‘ja’; onder andere inwoners gaat het om een op drie. Zoals in grafiek 4.3 wordt weergegeven hebben met name veel Marokkaanse inwoners (57%) ervaringen met discriminatie. Echter ook onder de vier andere niet-westerse herkomstgroepen komen discriminatie-ervaringen in belangrijke mate eerder 27 voor dan onder inwoners met van autochtone herkomst. Zoals gezegd is discriminatie sterk gerelateerd aan kansenbeleving. Bijna driekwart (71%) van de inwoners die zich ‘minder kansen’ in het leven toedichten, vergeleken met andere inwoners met dezelfde leeftijd en opleiding, hebben ervaringen met discriminatie. De samenhang met andere persoonskenmerken is soms ver te zoeken. Enkele opvallende resultaten: • Onder autochtone inwoners zijn het eerder vrouwen dan mannen (37% tegen 26%) die discriminatie ervaringen hebben; onder de andere zes 27
Onder meer door verschillen in vraagstellingen zijn vergelijkingen wat betreft discriminatie-ervaring met landelijke bevindingen moeilijk. In 2003 stelde tussen 35% en 40% van de vier grootste niet-westerse herkomstgroepen (Antillianen, Marokkanen, Surinamers en Turken) dat ze ‘af en toe’ of ‘(zeer) vaak’ persoonlijk met discriminatie te maken hebben (zie SCP e.a., blz 200).
Samen Leven in Lelystad, 2006
35
•
•
herkomstgroepen wordt discriminatie niet eerder door een van beide geslachten beleefd. Discriminatie-ervaringen komen relatief weinig (24%) onder hoog opgeleide autochtone inwoners. Het komt juist eerder voor (61%) onder Turkse inwoners met een middelbare of hoge opleiding (61%), en onder Marokkanen met een middelbaar opleidingsniveau (71%). De meeste werkzoekende inwoners voelen zich wel eens gediscrimineerd (58%). Dit geldt ook eerder voor inwoners die zonder partner wonen. Een meerderheid van de alleenstaande ouders (d.w.z. met kinderen jonger dan 18 jaar), zonder onderscheid naar herkomst, hebben ervaringen met discriminatie. Grafiek 4.3 Discriminatiebeleving naar herkomst
Overig niet-westers
42
Marokkanen
57
Antillianen
44
Turken
49
Surinamers
51
Westerse allochtonen
41
Autochtonen
32
Totaal Lelystad
35
0%
10%
20%
30%
Nooit
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Wel eens
'Op mijn werk heb ik last van discriminatie. Mijn overuren worden niet uitbetaald etc. De blik staat mij niet aan op m'n werk. Ik voel dan dat ik gediscrimineerd word.' (man van Turkse herkomst in Zuiderzeewijk) De reden waarom men zich gediscrimineerd voelt, verschilt veel naar herkomst: de helft van de slachtoffers met een westerse herkomst (d.w.z. 16% van al deze inwoners) vermoedt dat ze vanwege hun leeftijd wel eens wordt achtergesteld; Surinaamse en Antilliaanse inwoners vermoeden vaak dat hun huidskleur of uiterlijk een rol speelt (40% resp. 31%); ‘mijn geloof’ of ‘mijn etnische afkomst’ wordt vooral door Marokkaanse (38% resp. 27%) en Turkse (26% resp. 31%) inwoners aangekruist; terwijl ‘mijn geslacht’ opvallend veel (39%) onder ‘overige’ inwoners met een niet-westerse herkomst wordt vermeld. 'Ik vind dat Nederlandse mensen vaak gediscrimineerd worden bij het vinden van een baan, hoewel ze vaak betere papieren hebben, maar dan te horen krijgen, je hebt de verkeerde kleur.' (vrouw van Surinaamse herkomst in Atolwijk) Op de vraag ‘wanneer men zich gediscrimineerd voelt’ wordt veelal verwezen naar het zoeken naar werk en naar contacten in het openbaar (door 15% resp. 14% van alle inwoners).
36
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
5. MULTICULTUREEL LELYSTAD 'De inburgering in Nederland (lees: Lelystad) is volledig mislukt, contacten tussen autoch- en allochtonen zijn doorgaans minimaal, de allochtonen doen niets om zich aan te passen en zijn meestal een ergernis aan de buurt.' (man van autochtone herkomst in Punter) 'Mijn complimenten gaan naar de gemeente uit. Ik vind het bijzonder dat gemeente Lelystad met de denkwijze/mening van haar inwoners mee bezighoudt.' (vrouw van Surinaamse herkomst in de Waterwijk) In dit hoofdstuk verschuift het vizier van onze inwoners Waar in voorgaande hoofdstukken vooral de belevingen en oordelen omtrent hun eigen leven de revue passeren, richten ze hierna hun perspectief op de buurt en stad om zich heen. Wij beginnen met de vraag of inwoners zich ‘thuis voelen’ in de buurt waarin ze wonen. Hun oordeel over hoe buurtbewoners met elkaar omgaan wordt in paragraaf 5.2 besproken. Daar wordt specifiek aandacht besteed aan de vraag hoe autochtone en allochtone buurtbewoners met elkaar omgaan. Vervolgens wordt het vizier richting stad verbreed, met in paragraaf 5.3 de vraag of inwoners zich ‘thuis voelen’ in Lelystad. Hun oordeel over de multi-etnische samenstelling van de stad, en over de mate waarin allochtone inwoners zijn ingeburgerd, komt in paragraaf 5.4 aan de orde. In een laatste paragraaf is het perspectief op heel Nederland gericht; daar worden de uiteenlopende reacties van inwoners gepresenteerd op een reeks stellingen over het multiculturele karakter van het land.
5.1 Binding met de eigen buurt Een veel gebruikte graadmeter voor de integratie van mensen van buitenlandse herkomst is de mate waarin ze zich (ondertussen) ‘thuis voelen’ in hun (nieuwe) omgeving. Het antwoord van de 2.000 inwoners op deze vraag is in grafiek 5.1 samengevat. Daar zien wij dat de overgrote meerderheid (meer dan 90%) van zowel de autochtone als allochtone inwoners zich (erg) thuis voelt in zijn of haar buurt. Alleen de groep ‘overige’ niet-westerse inwoners loopt enigszins achter, want een thuisgevoel geldt voor ‘slechts’ 85% van de inwoners in deze herkomstgroep. 'Ik woon in de Waterwijk, en woon tussen verschillende allochtonen. In het verleden was er een hoop ellende en criminaliteit, maar na het slopen van verschillende huisblokken, zie ik vooruitgang. De wijk is er een stuk vrolijker op geworden.' (man van autochtone herkomst in de Zeebuurt) Wij zien dus dat inwoners van uiteenlopende herkomst nauwelijks van elkaar verschillen wat betreft hun binding met hun buurt. Uiteraard zijn er wel verschillen te verwachten uitgesplitst naar de buurt waarin men woont. Zo is het ‘thuisgevoel’ voor bewoners van het deelwijk Jol/Galjoen/Punter relatief laag: zowel onder autochtone als allochtone inwoners voelt een op de zes zich er
Samen Leven in Lelystad, 2006
37
niet thuis. Daarentegen in het noordelijke deel van de Kustwijk (alsmede in de Landerijen) voelt vrijwel iedereen zich thuis. Grafiek 5.1 Mate van 'thuis' gevoel in eigen buurt, naar herkomst Overig niet-westers
31
Marokkanen
31
54 66
Antillianen
42
Turken
50
29
62
Surinamers
41
Westerse allochtonen
53
30
Autochtonen
64
33
Totaal Lelystad
60
32
0%
60
20%
erg "thuis"
40%
"thuis"
60%
niet "thuis"
80%
100%
helemaal niet "thuis"
'Ik vind dat de vragenlijst over thuis voelen, nogal eendimensionaal is. Waardoor je je eigen gevoelens weinig onder woorden kan brengen.' (vrouw van Surinaamse herkomst in Jol/Galjoen/Punter) Enkele andere persoonskenmerken zijn – zowel onder autochtone als allochtone inwoners – aan het ‘thuisgevoel’ gerelateerd: ouderen voelen zich eerder thuis dan jongeren (96% onder 55-plussers, 83% onder 30-minners) en inwoners die zich in een sociaal isolement bevinden en/of ontevreden zijn met hun leven voelen zich eerder niet thuis (88% resp. 76%). Meer opvallend is de bevinding dat het ‘thuisgevoel’ juist niet kan worden gerelateerd aan verschillen in geslacht, opleiding, gezinssamenstelling en vooral herkomst.
5.2 Oordeel over de vriendelijkheid van buurtbewoners 'In deze buurt zijn vaak veel problemen. Veel gevechten en ruzies. Dit moet aangepakt worden.' (man van Marokkaanse herkomst in Zuiderzeewijk) 'Waar ik woon is een leuke buurt, maar er is veels te vaak ruzie. Vooral wat op valt zijn meestal mensen die hiernaartoe komen die niet hier wonen die het veroorzaken.' (vrouw van Surinaamse herkomst in Zuiderzeewijk) Op de vraag hoe buurtbewoners in het algemeen met elkaar omgaan typeert 84% dit als ‘vriendelijk’ of ‘heel vriendelijk’, (in de tekst verder samengevoegd tot ‘(heel) vriendelijk’). Lelystedelingen zijn minder positief in hun oordeel over hoe autochtone en allochtone buurtbewoners met elkaar omgaan. Uit (de onderstaande rij van) grafiek 5.2 kan worden afgelezen dat 76% deze contacten als (heel) vriendelijk beschouwt. In de grafiek zijn de oordelen naar deelwijken samengevat, met per deelwijk een staaf voor het oordeel over hoe buurtbewoners in het algemeen met elkaar omgaan en een staaf - ‘auto : alloch’ - voor het oordeel over de contacten tussen autochtone en allochtone bewoners. De deelwijken zijn gerangschikt - van hoog naar laag - naar het percentage autochtone deelwijkbewoners (zie grafiek 5.2).
38
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Grafiek 5.2 Oordeel over omgaan tussen buurtbewoners naar deelwijk Boeier/Karveel/Golfpark/Kust algemeen auto - alloch Atol-Oost / Oostrandpark algemeen auto - alloch Archipel/Rozengaard/Zoom/Beukenhof algemeen auto - alloch Haven-West/Holl. Hout/Noordersluis algemeen auto - alloch Landstrekenw ijk algemeen auto - alloch Botter/Centrum-Zuid/Schoener/Tjalk algemeen auto - alloch Gondel/Schouw algemeen auto - alloch De Landerijen algemeen auto - alloch Haven-Oost algemeen auto - alloch Kempenaar/Kogge algemeen auto - alloch Jol/Galjoen/Punter algemeen auto - alloch Griend/Horst/Kamp/Wold algemeen auto - alloch Centrum Noord/Atol-West algemeen auto - alloch Lelycentre/Zuiderzeew ijk algemeen auto - alloch Waterw ijk algemeen auto - alloch Lelystad Totaal algemeen auto - alloch
0% Heel vriendelijk
20% Vriendelijk
40%
60%
Niet vriendelijk maar ook niet onvriendelijk
80%
100%
(Heel) onvriendelijk
Uit een vergelijking van de staven kan worden geconcludeerd dat er nauwelijks belangrijke verschillen tussen de deelwijken bestaan. Vrijwel overal is het oordeel over de vriendelijkheid tussen autochtonen en allochtonen iets minder positief dan het algemene oordeel, maar nergens is het verschil (statistisch) belangrijk te noemen. In de deelwjken met een groter percentage
Samen Leven in Lelystad, 2006
39
autochtonen zijn de oordelen zowel over de contacten in het algemeen als over de contacten tussen autochtonen en allochtonen iets positiever. De Kustwijk valt in die zin op: de bewoners in de noordelijke deelwijk (Boeier, Karveel, etc.) hebben gemiddeld op beide vragen een van de meest positieve oordelen (90% (heel) vriendelijk); de bewoners in de zuidelijke deelwijk (Jol, Galjoen, Punter) hebben op beide vragen gemiddeld het meest negatieve oordeel (70% resp. 62%). Verschillen allochtone van autochtone inwoners in hun oordeel? Beschouwt de ene groep inwoners hun omgaan met elkaar als veel vriendelijker dan de andere groep? Uit de analyse blijkt dat inwoners met een niet-westerse herkomst minder positief zijn in hun oordeel over de buurtcontacten in het algemeen (80% beoordeelt ze als (heel) vriendelijk) tegenover 86% onder andere inwoners); in hun oordeel over de buurtcontacten tussen autochtonen en allochtonen in het bijzonder verschillen ze echter niet van andere inwoners (dat wil zeggen: ook 76% van de niet-westerse inwoners beoordeelt die contacten als (heel) vriendelijk). Er zijn ook geen specifieke deelwijken uit de analyse aan te wijzen waarin niet-westerse inwoners minder positief zijn in hun oordeel over het omgaan tussen autochtonen en allochtonen. Daarentegen zijn er wél een paar deelwijken waar niet-westerse inwoners eerder geneigd zijn de buurtcontacten in het algemeen meer positief te kwalificeren. Het oordeel over het omgaan tussen autochtone en allochtone buurtbewoners kan echter wel aan enkele andere persoonskenmerken worden gerelateerd. Zo worden deze onderlinge contacten eerder als ‘vriendelijk’ beoordeeld door vrouwen dan door mannen, eerder door inwoners van middelbare leeftijd dan door jongeren of ouderen, eerder door werkzoekenden dan door werkenden en niet-werkenden. Een samenhang met levensgeluk is heel scherp afgetekend: onder inwoners die ontevreden zijn met hun leven is nauwelijks de helft positief over de contacten tussen autochtonen en allochtonen. Een verband met opleidingsniveau, gezinssamenstelling of Nederlandse taalbeheersing is niet gesignaleerd.
5.3 Binding met Lelystad 'Ik vind dat Lelystad niets van 'n stad heeft. Lelystad is meer een grote dure dorp.' (man van Antilliaanse herkomst in de Kempenaar) 'Lelystad herbergt teveel "andere mensen" die in groepsverband bedreigend overkomen op de autochtone bevolking.' (man van autochtone herkomst in het Stadshart) Naast het oordeel over de buurt voelt een overgrote meerderheid (91%) van de inwoners zich tevens thuis in Lelystad. Er zijn geen belangrijke verschillen naar herkomst te bespeuren; inwoners van niet-westerse herkomst voelen zich net zo ‘thuis’ in de stad als andere inwoners. Wél verschilt dit ‘thuisgevoel’ naar wijken; in het algemeen is er – wellicht voor de hand liggend – meer stadsbinding onder inwoners van de wat oudere wijken.
40
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Grafiek 5.3 Mate van 'thuis' gevoel in Lelystad, naar leeftijd en herkomst 18-29 jaar westerse herkomst niet-westerse herkomst 30-39 jaar westerse herkomst niet-westerse herkomst 40-54 jaar westerse herkomst niet-westerse herkomst 55+ westerse herkomst niet-westerse herkomst Totaal Lelystad 0%
10%
20%
erg "thuis"
30%
40%
"thuis"
50%
60%
niet "thuis"
70%
80%
90%
100%
helemaal niet "thuis"
Een binding met de stad kan het beste aan leeftijd worden gerelateerd. Dit verband is in grafiek 5.3 weergegeven. Daarin zien wij dat met name relatief veel jongeren van autochtone of andere westerse herkomst zich niet thuis voelen in Lelystad. Dit gebrek aan binding zien wij niet bij jongeren van nietwesterse herkomst; onder inwoners van niet-westerse herkomst is er eerder een tendens om zich juist ‘erg thuis’ te gaan voelen naarmate de leeftijd stijgt. Naast woonwijk en leeftijd hebben wij weinig persoonskenmerken gesignaleerd die aan een binding met de stad kunnen worden gerelateerd. Er is bijvoorbeeld wel minder binding onder inwoners die in een sociaal isolement verkeren en/of ontevreden zijn met hun leven, met name bij inwoners van autochtone herkomst. Een samenhang tussen stadsbinding en geslacht, opleiding, gezinssamenstelling of arbeidsmarktpositie is niet aangetroffen.
5.4 Oordeel over het multiculturele karakter van Lelystad 'Ik vind dat er teveel nadruk wordt gelegd tussen Nederlanders en buitenlanders, zo ook in de vraagstelling van uw enquête. Er moet meer gekeken worden naar de overeenkomst in plaats van het benadrukken van de verschillen.' (man van Surinaamse herkomst in de Waterwijk) 'ik denk dat de intergratie in Lelystad aardig goed geregeld en gelukt is. Je houdt altijd groepen die zich asociaal gedragen.' (vrouw van autochtone herkomst in Karveel) Zoals uit grafiek 5.4.1 blijkt, zijn er wél (nuance)verschillen tussen herkomstgroepen wat betreft hun waardering voor de culturele diversiteit in Lelystad. Een grote meerderheid (73%) van zowel westerse als niet-westerse inwoners beschouwt de verscheidenheid echter als positief – of zelfs een verrijking - voor de stad. Inwoners met een niet-westerse herkomst zijn eerder geneigd om enigszins onverschillig (‘maakt mij niets uit’) de verscheidenheid te beoordelen; terwijl relatief meer inwoners met een westerse herkomst die diversiteit als negatief beoordelen.
Samen Leven in Lelystad, 2006
41
Grafiek 5.4.1 Hoe vindt u het, dat mensen van verschillende landen in Lelystad wonen? 100% 90%
2 11
80%
14
2 2 23
Het schept teveel problemen om het leuk te vinden
70% 60% 50%
Ik vind het maar niks
32 52
Het maakt mij niets uit
40%
Het geeft soms problemen, maar is toch positief
30% 41
20% 10%
Ik vind het een verrijking
21
0% w esterse herkomst
niet w esterse herkomst
Uitgesplitst naar de zeven onderscheiden herkomstgroepen zijn er verder 28 geen belangrijke verschillen te constateren (zie bijlage III, vraag D.5). Het oordeel over het multiculturele karakter van de stad kan wél gerelateerd worden aan de persoonskenmerken leeftijd (jongeren zijn eerder positief) en opleiding (hoger opgeleiden zijn eerder positief). Bij een tweede vraag in de enquête is inwoners gevraagd hun oordeel over de inburgering van allochtonen in Lelystad te geven. Wellicht het meest opvallende resultaat is dat een op de zes inwoners hierover geen mening heeft of geen oordeel wenst te geven. Onder respondenten van niet-westerse herkomst is dit aandeel veel groter (zie bijlage III, vraag D.6). De mening van andere respondenten is in grafiek 5.4.2 samengevat. Grafiek 5.4.2 Respons op stelling, 'de meeste allochtonen in Lelystad ... 100%
4
7
90% 80%
21
70% 60% 50%
...zullen hier nooit ingeburgerd raken.'
29 33
...hebben nog een lange weg te gaan voordat zij hier ingeburgerd zullen zijn.'
29
...zullen in de nabije toekomst ingeburgerd raken.'
40% 30% 20%
42
34
...zijn aardig ingeburgerd.'
10% 0%
westerse herkomst
niet westerse herkomst
'Ik mis bij de vraag over inburgering de definitie ervan. Is inburgeren het aanpassen aan de Nederlandse cultuur? Is dat het kennen van de taal en verder niet? Is dat "vernederlandsen"?' (vrouw van autochtone herkomst in Archipel) 'Ik mis bij de vraag over de inburgering of het wel noodzakelijk is dat allochtonen inburgeren.' (vrouw van autochtone herkomst in Lelystad Haven) De mening van andere respondenten is in grafiek 5.4.2 samengevat. Daarin zien wij dat drie op de vier inwoners van niet-westerse herkomst vindt dat de 28 Dezelfde vraag en antwoordkeuzes zijn in 2005 aan inwoners van Dordrecht voorgelegd. Vergeleken met de bevindingen in Lelystad zijn Dordtenaren aanzienlijk minder positief over het multiculturele karakter van hun stad; ook zijn de verschillen tussen herkomstgroepen aanzienlijk groter. In Dordrecht zijn bijvoorbeeld Marokkaanse inwoners het minst positief (37%) en Turkse inwoners het meest (58%) over de diversiteit van de stadsbevolking (Gemeente Dordrecht, blz. 67-68). In Lelystad zijn de Turkse inwoners juist het minst (66%) en Marokkaanse het meest positief (79%) over dit kenmerk van de stad.
42
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
meeste allochtonen in Lelystad aardig zijn ingeburgerd of snel ingeburgerd zullen raken. Onder inwoners van westerse herkomst deelt een kleiner aandeel deze mening, echter nog altijd een duidelijke meerderheid. Vergeleken met landelijke bevindingen zijn Lelystedelingen duidelijk meer optimistisch 29 over het verloop van het lokale inburgeringsproces. Behalve onder inwoners met een niet-westerse herkomst zien wij dat een optimistisch oordeel over het lokale inburgeringsproces eerder onder vrouwen en jongeren voorkomt. 'De vragen zijn suggestief gesteld. Onze mede-overburen-burgers zijn super geïntegreerd, kan ik helaas niet zeggen van onze autochtone buurjongen.' (vrouw van autochtone herkomst in de Landerijen)
5.5 Meningen over multicultureel Nederland 'Het gaat altijd om mensen. Islam of welk geloof dan ook draagt helemaal niets bij aan een samenleving. Het is de wijze waarop mensen er zelf invulling aangeven die het verschil maakt. Daarom is contact tussen mensen met allerlei achtergronden zo belangrijk.' (vrouw van westerse herkomst in Lelystad-Haven) 'Het zou zo veel prettiger zijn op de wereld als mensen normaal met elkaar om gaan, en elkaar niet aankijken op hun geloof of huidskleur... Het gaat er uiteindelijk toch om hoe we in ons hart zijn.' (man van autochtone herkomst in de Landerijen) Hoe kijken inwoners van Lelystad meer in het algemeen aan tegen aspecten van integratie en culturele diversiteit in Nederland? Een achttal stellingen hierover zijn aan respondenten voorgelegd; hun antwoorden – en die van andere Nederlanders – zijn in tabel 5.5 samengevat (zie verder bijlage III, vraag D.7). Wij zien dat de stelling ‘allochtonen moeten de Nederlandse taal leren’ grote instemming heeft (96%), alsmede de stelling ‘het is goed als een samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen’ (73%). Veel minder instemming is er met de stellingen ‘Nederlanders zouden meer open moeten staan voor de cultuur van allochtonen’ (59%) en ‘de islam kan een waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse cultuur’ (20%). Het aandeel inwoners met een niet-westerse herkomst dat met deze twee stellingen instemt is aanzienlijk hoger. Inwoners van westerse herkomst onderschrijven eerder stellingen, waarin vraagtekens bij de waarde van culturele diversiteit worden opgeroepen: ‘allochtonen moeten niet te veel vasthouden aan hun eigen cultuur en gewoonten’; ‘een wijk gaat er niet op vooruit als er veel allochtonen komen wonen’; en ‘al die vreemde culturen vormen een bedreiging voor 30 de Nederlandse cultuur.’ 29
Van de stedelijke bevolking in Nederland (15-64 jaar) vindt slechts 29% van de autochtone inwoners dat allochtonen snel ingeburgerd zullen raken (in Lelystad 63%). De mening van niet-westerse allochtonen lopen landelijk uiteen van 30% onder Antillianen tot 56% onder Marokkanen, in Lelystad van 64% onder Turken tot 89% onder Marokkanen. Zie SCP e.a., 2005, p.193. 30 De verschillen in antwoordpatronen tussen inwoners van westerse en van niet-westerse herkomst is overigens voor vrijwel alle stellingen (statistisch) significant. De enige uitzondering is de stelling ‘het is moeilijk om in Nederland geaccepteerd te worden als je je eigen cultuur wilt behouden’; bij deze stelling verschillen de antwoordpatronen nauwelijks van elkaar.
Samen Leven in Lelystad, 2006
43
Tabel 5.5 Stellingen over de multiculturele samenleving, % ‘(helemaal) eens’ naar herkomst * Autochtoon
West. Allochtoon
Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Lelystad Totaal
1) Allochtonen moeten de Nederlandse taal leren.
97 (99)
98
96 (97)
92 (97)
96 (97)
88 (95)
95
97
2) Allochtonen moeten niet te veel vasthouden aan hun eigen cultuur en gewoonten.
44 (45)
46
43 (47)
25 (30)
41 (49)
12 (31)
39
43
56
56
85
86
75
89
71
59
4) Een wijk gaat er niet op vooruit als er veel allochtonen komen wonen. 5) De islam kan een waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse cultuur. 6) Al die vreemde culturen vormen een bedreiging voor de Nederlandse cultuur. 7) Het is moeilijk om in Nederland geaccepteerd te worden als je je eigen cultuur wilt behouden.
56 (81)
58
44 (54)
37 (53)
43 (44)
33 (51)
43
54
16 (27)
13
23
84
20
89
39
20
24 (37)
17
8
6
11
5
21
21
45
40
44
53
43
58
38
45
8) Het is goed als een samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen.
69 (79)
72
93 (97)
86 (94)
89 (90)
97 (93)
89
73
3) Nederlanders zouden meer open moeten staan voor de cultuur van allochtonen.
* De getallen tussen haakjes zijn percentages voor heel Nederland, die in de eerste twee rijen uit SCP e.a. 2005 (blz. 193), andere rijen uit SCP 2003 (hoofdstuk 11).
Bij de vergelijking met landelijke bevindingen zien wij dat Lelystedelingen gemiddeld meer positief zijn in hun meningen omtrent culturele verscheidenheid. Echter bij twee stellingen waren in 2002 Nederlanders juist meer positief gestemd: over de waarde voor de samenleving van de islam, en de waarde van mensen uit verschillende culturen. Vermoedelijk is de mening van veel meer Nederlanders – met alle aandacht voor ‘internationaal terrorisme’ – sindsdien in negatieve richting gewijzigd. Grafiek 5.5 Schaalscore waardering culturele diversiteit, % cumulatief naar herkomstgroep 100
Totaal Lelystad
90 80
Autochtonen
70
West. allochtonen
60
Surinamers
50 40
Turken
30
Antillianen
20
Marokkanen
10
Overig niet-westers
44
4, 8
4, 6
4, 4
4, 2
3, 8
3, 6
3, 4
3, 2
2, 8
2, 6
2, 4
2, 2
1, 8
1, 6
1, 3
1, 0
0
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Op basis van zes van deze acht stellingen is een schaal geconstrueerd om de houding ten opzichte van de multiculturele samenleving in één cijfer uit te drukken. De score kan tussen één en vijf liggen; hoe hoger de score hoe 31 meer men culturele verscheidenheid waardeert. Een en ander is in grafiek 5.5 uitgebeeld. Daarin geeft per herkomstgroep een oplopende lijn het percentage van die inwoners aan dat een lagere score heeft. Zo heeft ongeveer de helft van de autochtonen en westerse allochtonen een score lager dan 3,0; dit geldt voor ongeveer 30% van de Surinaamse, Antilliaanse en ‘overige’ niet-westerse inwoners, terwijl meer dan 95% van de Turkse en Marokkaanse inwoners nog hoger scoren. Hoe dichter de lijnen rondom het dikke lijn van ‘totaal Lelystad’ liggen, en hoe steiler die lijnen oplopen, des de meer overeenstemming er zowel tussen als binnen herkomstgroepen bestaat over de waarde van culturele diversiteit. Wij zien dat de Turkse en vooral de Marokkaanse inwoners, met hun positieve waardering, in belangrijke mate van andere Lelystedelingen verschillen. Een hogere waardering voor culturele diversiteit komt eerder voor onder – autochtone – jongeren en inwoners met een hoog opleidingsniveau. Onder inwoners met een niet-westerse herkomst hebben wij, naast land van herkomst, weinig persoonskenmerken kunnen signaleren die verband houden met de waarderingsscore. Zo scoren bijvoorbeeld allochtone ouderen, de tweede generatie, lager opgeleiden en vrouwen gemiddeld net zo hoog als jongeren, de eerste generatie, hoger opgeleiden en mannen.
31
Het betreft al die stellingen in tabel 5.5 met uitzondering van 1 (‘allochtonen moeten de Nederlandse taal leren’) en 7 (‘het is moeilijk om in Nederland geaccepteerd te worden als je je eigen cultuur wilt behouden). De betrouwbaarheid van de schaal is ruim voldoende (alpha =.78). Mensen die slechts op één of twee stellingen antwoord hadden gegeven (n=61) kregen geen schaalscore. De schaalscore is het gemiddelde van de antwoordscores op de verschillende stellingen (van helemaal eens = 1 tot helemaal oneens = 5, waarbij de stellingen 3, 5 en 8 worden gespiegeld). De schaal is ontleend aan de Gemeente Dordrecht (2005, blz. 69); bij hun meting waren de gemiddelde scores voor elk van de (vijf door hun) onderscheiden herkomstgroepen circa 0,2 lager.
Samen Leven in Lelystad, 2006
45
6. ACTIVITEITEN VAN DE GEMEENTE "Natuurlijk (zijn er) twee kanten aan elke vraag, communicatie is wat mij betreft het belangrijkst en moet sterk verbeteren.' (vrouw van westerse herkomst in Lelystad Haven) Aan het einde van de enquête is een dertiental activiteiten genoemd die de gemeente kan bevorderen zodat ‘verschillende inwoners vriendelijker met elkaar zouden kunnen samenleven’. In dit slothoofdstuk bespreken wij hoeveel belang inwoners aan deze verschillende activiteiten hechten. Op basis van de reacties kunnen wij de activiteiten rangschikken naar gelang ze door een brede groep Lelystedelingen worden gesteund. Bij de presentatie van de rangorde bespreken wij hoeveel belang inwoners uit specifieke herkomstgroepen aan de uiteenlopende activiteiten hechten. Naast de verschillen naar herkomst kijken wij vervolgens naar de rangschikking volgens andere lokale belangengroepen. Ten slotte worden enkele activiteiten uitgelicht die, gezien de reacties, als omstreden moeten worden bestempeld
6.1 Een rangschikking van gemeentelijke maatregelen Voor elk van een dertiental activiteiten hebben inwoners beoordeeld of het als ‘(erg) belangrijk’ of ‘(helemaal) niet belangrijk’ is, wil de gemeente zorgen dat verschillende inwoners meer vriendelijk met elkaar samenleven. Door de uiteenlopende reacties met elkaar te vergelijken, kunnen wij berekenen welke activiteiten de meeste Lelystedelingen als ‘erg belangrijk’ bestempelen en 32 welke men als minder of niet belangrijk beschouwt. Onze bevindingen zijn in tabel 6.1 samengevat. In die tabel zijn de dertien activiteiten gerangschikt naar volgorde van belang zoals een ‘doorsnee’ inwoner ze heeft bestempeld. In de rechterkolommen melden wij vervolgens de rangnummer van die maatregelen, zoals ze door inwoners van de vijf onderscheiden nietwesterse herkomstgroepen zijn beoordeeld. Mede gezien de antwoordpatronen van inwoners, kunnen de activiteiten in een drietal rubrieken worden 33 onderscheiden. 'Er zijn veel allochtonen die geen Nederlands spreken en die thuis zitten. Terug naar school om Nederlands te leren is een goede start.' (man van Turkse herkomst in Atolwijk) 'Ik ben van mening dat de gemeente Lelystad meer aandacht moet besteden aan het inburgeren van allochtone mensen. Helaas kom ik het te vaak tegen
32
Voor de berekening werd een cijfer aan elk oordeel toegekend, variërend van ‘1’ voor ‘erg belangrijk’ tot ‘5’ voor ‘helemaal niet belangrijk’. Een ‘geen mening’ oordeel werd niet meegerekend. Vervolgens werd het gemiddelde cijfer voor alle 13 activiteiten berekend (na herweging om steekproefverschillen in herkomst, leeftijd en geslacht te corrigeren, zie bijlage I). De gemiddelden variëren van 1,3 voor de hoogste in rang tot 2,4 voor de 13e in rang. 33 De driedeling is aangetoond door een factor analyse met varimax rotatie van de antwoordpatronen. Een samenhang blijkt tussen activiteiten met rang 2, 5-7 en 9-11 voor alle inwoners (25% verklaarde variantie); alsmede tussen 4, 8, 12 en 13 (20% verklaarde variantie) en tussen 1 en 3 (12% verklaarde variantie). Opvallend zijn de afwijkende factorladingen onder inwoners van niet-westerse herkomst: activiteiten met rangnummers 1, 3, 4 en 8 komen onder een tweede factor (16% verklaarde variantie; (slechts) 12 en 13 onder de derde factor.
46
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
dat allochtone mensen GEEN Nederlands spreken.' (man van autochtone herkomst in Jol) Bovenaan de ranglijst staat ‘zorgen dat meer allochtonen Nederlands spreken’. Vooral inwoners met een westerse herkomst onderstrepen het belang van dergelijke maatregelen. Samen met 'zorgen dat meer allochtonen een betaalde baan hebben' (3e in rang) vallen die activiteiten onder een rubriek 'kansvergroting voor allochtonen'. Tabel 6.1 Belang dat door Lelystedelingen aan gemeentelijke maatregelen wordt gehecht, naar herkomstgroep Rang Lelystad Totaal
Activiteit
Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Nietwesters Totaal
1
Zorgen dat meer allochtonen Nederlands spreken
1
6
4
5
1
2
2
Zorgen dat ouders meer actief betrokken zijn bij de opleiding en school van hun kinderen.
3
5
3
3
4
4
3
Zorgen dat meer allochtonen een betaalde baan hebben.
4
2
2
4
3
3
4
Voorkomen en bestrijden van discriminatie tussen bevolkingsgroepen. Zorgen dat vrouwen meer opleidingskansen krijgen.
2
1
1
1
2
1
6
7
6
6
6
6
Zorgen dat meer vrouwen aan sociale activiteiten kunnen meedoen. In de wijk aanbieden van opvoedingsadvies en -hulp voor ouders van jonge kinderen.
10
11
10
9
10
11
8
12
8
11
8
8
8
Zorgen dat werkgevers meer allochtonen in dienst nemen.
5
3
5
2
5
5
9
Stimuleren dat kinderen en jongeren meer aan culturele activiteiten meedoen. Stimuleren dat inwoners meer aan sportactiviteiten meedoen.
9
9
12
10
7
9
13
13
11
13
13
13
12
10
13
12
11
12
7
8
7
8
9
7
11
4
9
7
12
10
5 6
7
10 11
12
13
Zorgen dat inwoners in buurten en wijken meer contacten met elkaar hebben. Zorgen dat de dienstverlening van zorg- en welzijninstellingen beter past bij de behoefte van de verschillende klanten. Verhogen van het aandeel allochtonen werkzaam bij de gemeente Lelystad.
'Wanneer 'allochtonen' meer participeren (sociaal, sport, opleiding) zal tamelijk vanzelf de wens tot opleiding / beter NL spreken/schrijven ontstaan, waardoor uiteindelijk de kansen op de arbeidsmarkt zullen groeien.' (vrouw van westerse herkomst in Jol/Galjoen/Punter)
Samen Leven in Lelystad, 2006
47
'Integratie en dan vooral sociale integratie is heel belangrijk. Daar moeten we allemaal, dus zowel allochtonen als autochtonen positief tegenover staan. Het moet niet alleen maar van één kant komen.' (man van autochtone herkomst in Griend) 'Vaak is het moeilijk om jonge (goed opgeleide) allochtone vrouwen in het arbeidsproces te laten instromen, in verband met de binnen hun cultuur heersende opvattingen met betrekking tot de verzorging.' (vrouw van autochtone herkomst in Karveel) Een tweede rubriek omvat activiteiten die vooral de binding van en ontmoetingen tussen wijkbewoners moeten bevorderen. Zeven van de dertien activiteiten vallen hieronder met als hoogst genoteerde op de tweede plaats, ‘zorgen dat ouders meer actief betrokken zijn bij de opleiding en school van hun kinderen’ en als laagste (oftewel vaagste) 'zorgen dat inwoners in buurten en wijken meer contacten met elkaar hebben'. Andere activiteiten in deze rubriek zijn meer specifiek gericht op het ontzetten van (allochtone) vrouwen uit hun sociaal isolement (rang 5 en 6), het aanbieden van opvoedingsadvies en -hulp aan ouders (rang 7) en het bevorderen van de participatie aan culturele en sportactiviteiten (rang 9 en 10). In het algemeen wordt door inwoners van niet-westerse herkomst minder belang aan deze maatregelen toegekend dan door andere inwoners. 'Ik zou graag actie willen zien naar werkloze allochtonen. De ouders zijn meestal een voorbeeld voor hun kinderen. Ik vind als de vader niet werkt dit vaak een slecht voorbeeld geeft.' (moeder van Marokkaanse herkomst in Zuiderzeewijk) 'Als iedereen - waar je ook vandaan komt - elkaar zou respecteren en in z'n waarde laten en elkaar leert kennen zoals de cultuur en de geloof, dan ben ik ervan overtuigd dat er minder vooroordelen zijn.' (vrouw van Turkse herkomst in Waterwijk) 'Pas op voor bevoorrechting van zowel de ene als de andere groep. Behandel beide hetzelfde.' (man van westerse herkomst in Karveel) De resterende maatregelen kunnen in een derde - (anti-)discriminatie - rubriek worden ondergebracht, met als hoogst genoteerde op de vierde plaats 'voorkomen en bestrijden van discriminatie tussen bevolkingsgroepen'. De andere drie activiteiten (met rang 8, 12 en 13) kunnen gezien worden als activiteiten die de achterstelling van allochtonen bij werkgevers, zorg- en welzijnsinstellingen resp. de gemeente bestrijden. Onder alle onderscheiden groepen niet-westerse allochtonen wordt aan al deze activiteiten een groter belang gehecht. 'Ik mis een element van zelfverantwoordelijkheid. De gemeente is deels verantwoordelijk, maar burgers dienen ook zelf initiatief te nemen om het leefklimaat voor zichzelf en anderen te optimaliseren. Wat dat betreft is onderwijs en opvoeding heel belangrijk.' (vrouw van autochtone herkomst in Rivierenbuurt)
48
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
6.2 Lokale prioriteiten volgens specifieke belangengroepen 'Ik vind het belangrijk in dit kader dat het beleid gericht is op de ontwikkeling van een eigen verantwoordelijkheidsgevoel van iedere burger, ongeacht leeftijd, afkomst of wat dan ook!' (man van autochtone herkomst in Karveel) Tabel 6.2 Belang dat inwoners aan gemeentelijke maatregelen hechten, naar diverse kenmerken Lelystad Totaal
Activiteit
vrouwen
laag opgeleid
werkzaam in eigen huis
werkzoekenden
moeite met Nlse taal
minder kansen in het leven
1
Zorgen dat meer allochtonen Nederlands spreken
1
1
1
1
2
1
2
Zorgen dat ouders meer actief betrokken zijn bij de opleiding en school van hun kinderen.
2
2
2
2
5
2
3
Zorgen dat meer allochtonen een betaalde baan hebben.
4
3
4
3
1
4
4
Voorkomen en bestrijden van discriminatie tussen bevolkingsgroepen. Zorgen dat vrouwen meer opleidingskansen krijgen.
3
4
3
5
3
3
5
6
6
4
6
5
Zorgen dat meer vrouwen aan sociale activiteiten kunnen meedoen. In de wijk aanbieden van opvoedingsadvies en -hulp voor ouders van jonge kinderen.
6
5
5
6
12
6
7
7
7
12
7
8
8
Zorgen dat werkgevers meer allochtonen in dienst nemen.
8
9
8
7
4
12
9
Stimuleren dat kinderen en jongeren meer aan culturele activiteiten meedoen. Stimuleren dat inwoners meer aan sportactiviteiten meedoen.
9
8
10
11
8
7
12
11
12
8
13
9
11
10
9
9
11
10
10
12
11
10
9
11
13
13
13
13
10
13
5 6
7
10 11
12
13
Zorgen dat inwoners in buurten en wijken meer contacten met elkaar hebben. Zorgen dat de dienstverlening van zorg- en welzijninstellingen beter past bij de behoefte van de verschillende klanten. Verhogen van het aandeel allochtonen werkzaam bij de gemeente Lelystad.
Uit tabel 6.1 kan worden afgeleid dat inwoners van niet-westerse herkomst soms aanzienlijk van de ‘doorsnee’ inwoner verschillen, wat betreft het belang dat ze aan bepaalde maatregelen hechten. Zijn er vergelijkbare verschillen te zien, wanneer wij op andere groepen inzoomen die potentieel gebaat zijn bij gemeentelijke maatregelen? Bij de analyse hebben wij de prioriteiten van diverse ‘belangengroepen’ bekeken. Voor vele groepen - die bij-
Samen Leven in Lelystad, 2006
49
voorbeeld door kenmerken als ‘woonwijk’, ‘leeftijd’, of ‘sociaal geïsoleerd’ in de analyse zijn onderscheiden - kunnen wij geen belangrijke afwijkingen vinden ten opzichte van de rangschikking die in § 6.1 is gepresenteerd. Voor enkele groepen zijn afwijkingen zichtbaar, die in tabel 6.2 zijn samengevat. In tabel 6.2 zijn de maatregelen geordend zoals een doorsnee Lelystedeling ze qua belang zou rangschikken. In de rechterkolommen is per maatregel de rangorde vermeld zoals die door een zestal ‘belangengroepen‘ onder de respondenten is toegekend. Vergeleken met de verschillen naar herkomstgroepen in tabel 6.1 zijn er relatief weinig afwijkingen bij die zes onderscheiden groepen te bespeuren. Wellicht het meest opvallend zijn de prioriteiten van de groep inwoners (van niet-westerse herkomst) die moeite met de Nederlandse taal ondervinden (zie §2.4). Als enige groep stellen ze meer belang aan ‘meer betaalde banen voor allochtonen’ boven maatregelen waardoor ‘meer allochtonen Nederlands spreken’. Tevens opvallend bij deze groep met een taalachterstand is de grotere prioriteit voor andere werkgelegenheidsmaatregelen, terwijl minder belang aan activiteiten wordt gehecht waarbij ouders en met name vrouwen bij school en andere sociale activiteiten worden betrokken. De prioriteiten bij andere ‘belangengroepen’ in tabel 6.2 wijken zelden af van het Lelystedelijke patroon; opvallend is eerder hoe weinig inwoners in hun ‘eigen belang’ prioriteiten toekennen. Zo krijgen de activiteiten gericht op een grotere participatie van vrouwen (rangnummers 5 en 6) geen hogere prioriteit onder ‘vrouwen’ dan (bij implicatie) onder mannen. Activiteiten die gericht zijn op het uitbreiden van onderwijs- en andere informatievoorzieningen (rangnummers 1, 2, 5, 7 en 12) krijgen geen hogere prioriteit onder ‘laag opgeleide’ inwoners dan (bij implicatie) onder inwoners met een hoog opleidingsniveau. Wél zien wij dat zowel de groep ‘werkzoekenden’ (zonder betaald werk) als de groep ‘werkzaam in eigen huis’ (als belangrijkste dagelijkse bezigheid) iets meer belang hechten aan maatregelen ter bevordering van onderlinge buurtcontacten dan (bij implicatie) de groep inwoners met betaald werk (rangnummer 9 in plaats van 11). Onder inwoners die zichzelf ‘minder kansen in het leven’ toedichten (zie § 4.2) wordt er aanzienlijk minder belang gehecht aan maatregelen om te ‘zorgen dat werkgevers meer allochtonen in dienst nemen’ (rangnummer 12 in plaats van 8). In de volgende paragraaf zullen wij deze en andere maatregelen bespreken die kennelijk tegenstrijdige reacties oproepen.
6.3 Omstreden maatregelen De aandacht in de voorgaande twee paragrafen is vooral gericht op de prioriteit die aan een dertiental maatregelen door inwoners is toegekend. Wij hebben echter gesignaleerd dat inwoners soms uitdrukkelijk van mening verschillen wat betreft de wenselijkheid van bepaalde maatregelen. In deze paragraaf zullen wij, met behulp van suggesties van inwoners, aangeven 34 hoe bepaalde maatregelen zekere bezwaren kunnen oproepen . 34
Wij kunnen ook op een statistische wijze de dertien activiteiten rangschikken naar de mate van overeenstemming, namelijk de ‘standaardafwijking’ rondom de gemiddelde mate van belangrijkheid: hoe groter de afwijking, hoe meer omstreden de maatregel. Met gebruik van deze statistiek kunnen de activiteiten als volgt van minst naar meest omstreden worden gerangschikt (met verwijzing naar de rangnummers in de linkerkolom van tabel 6.1/6.2): 1, 2, 3, 9, 11, 4, 6, 5, 7, 12, 10, 8, 13.
50
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
'Iedereen verdient evenveel kansen en het maakt niet uit of je Nederlander bent of buitenlander. Als er onderscheid wordt gemaakt dat er meer buitenlanders bij de gemeente moeten werken of in andere bedrijven dan worden de Nederlanders gediscrimineerd.' (vrouw van autochtone herkomst in Schoener) 'Ik ben erg tegen een allochtoon arbeidsbeleid. Ik neem aan dat de gemeente mensen aanneemt op capaciteit en niet op huidskleur of afkomst. Zo hoort het.' (man van westerse herkomst in Landstrekenwijk) ‘Het is niet goed als de gemeente ter wille van inburgering meer allochtonen in dienst zou nemen, hiervoor moeten normale regels op basis van KWALITEIT van personen van toepassing zijn.’ (man van autochtone herkomst in Archipel) Activiteiten gericht op het ‘verhogen van het aandeel allochtonen werkzaam bij de gemeente Lelystad’ hebben naar verhouding de meest kritische reacties gekregen. Voor vele inwoners van niet-westerse herkomst symboliseert deze maatregel vermoedelijk de wens dat het personeel van de gemeente en andere instellingen meer een weerspiegeling van de lokale bevolking vormt; voor vele inwoners van autochtone herkomst vallen dergelijke maatregelen met een nogal negatieve lading onder de noemer ‘positieve discriminatie’. Bij het voortzetten van dergelijke activiteiten zou de gemeente eenduidig moeten benadrukken dat 1) bepaalde (bijvoorbeeld allochtone) bevolkingsgroepen sterk ondervertegenwoordigd zijn onder gemeentelijk personeel, en 2) dat de voorkeur voor personen met bepaalde kenmerken alleen plaatsvindt bij ‘gelijke geschiktheid’. 'Mijn mening is dat allochtonen meer gestimuleerd zouden moeten worden in verschillende opzichten. Bijvoorbeeld met betaald werk zoeken en studeren. Volgens mij zijn hier mogelijkheden genoeg maar de wil is er niet.' (vrouw van westerse herkomst in Karveel) 'Men moet er wel voor waken dat er niet overdreven aandacht aan b.v. maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid voor allochtonen wordt gegeven.' (man van autochtone herkomst in de Landerijen') 'Door allochtone medemensen teveel tegemoet te komen t.o.v. autochtone medemensen werkt de politiek discriminatie in de hand.' (man van autochtone herkomst in de Schans) Meer algemene maatregelen om te ‘zorgen dat werkgevers meer allochtonen in dienst nemen’ roepen meer algemene tegenstellingen op. Een voorkeursbehandeling staat op gespannen voet met antidiscriminatie. Hoe kunnen de kansen voor de ene bevolkingsgroep worden vergroot zonder de kansen van andere bevolkingsgroepen te verminderen? Hiervoor zou de gemeente meer integraal een algemeen achterstandsbeleid (bijvoorbeeld iedere uitkeringsgerechtigde wordt verplicht een startkwalificatie te halen) met een antidiscriminatiebeleid (bijvoorbeeld alle door de gemeente gesteunde instellingen moeten verantwoorden waarom hun personeel (nog) geen weerspiegeling van de lokale bevolking vormt) moeten combineren.
Samen Leven in Lelystad, 2006
51
'Misschien is het nodig als de autochtone Nederlanders worden ingelicht over de cultuur en geloof van de allochtone Nederlanders. Immers meestal zijn het toch de autochtone burgers die wat kouder overkomen.' (vrouw van Turkse herkomst in Atolwijk) 'Wel er voor waken dat de allochtonen niet de overhand hier krijgen. Dat moet al op scholen voor gezorgd worden. Daar gaat het mijns inziens al fout. De allochtone jongeren spelen daar al de baas over de Nederlanders.' (vrouw van autochtone herkomst in Archipel) ‘Emancipatie: Zorgen dat vrouwen meer opleidingskansen krijgen? Net zoals emancipatie in het algemeen slaat men weer de plank mis. Er wordt steeds gedacht dat wanneer de vermeende achterstand van meisjes/vrouwen ingelopen wordt het dan vanzelf goed komt.' (man van Surinaamse herkomst in de Schoener) In wezen wordt elk doelgroepenbeleid gekenmerkt door een zeker dilemma: hoe kunt u - als overheid of meer in het algemeen als samenleving - sociale achterstanden bestrijden en tegelijkertijd sociale verschillen koesteren? In de drie citaten hierboven doemen drie grenzen van de multiculturele samenleving op. De inwoonster van de Atolwijk onderschrijft de noodzaak van kennis- en cultuuruitwisseling om meer begrip – en warmte – tussen de bevolkingsgroepen te kweken. Die kennis is wellicht een (onhaalbare) voorwaarde, echter geen garantie, voor vreedzaam samenleven want, zoals de inwoonster van Archipel tot uitdrukking brengt, sommige verschillen raken de kernwaarden oftewel geloofsovertuigingen van mensen: ‘allochtonen mogen nooit de scepter in Nederland zwaaien (… want dan is Nederland Nederland niet).’ De boodschap van de inwoner van de Schoener ligt er dwars bovenop: ‘je kunt (vanuit de ene culturele invalshoek) achterstanden bestrijden, maar sommige achterstanden zijn (vanuit de andere culturele invalshoek) óf geen achterstand óf niet te bestrijden. 'Ik denk dat de aanpassing van allochtonen vooral van hun zelf moet uitgaan, verplichtingen werken vaak averechts.' (vrouw van autochtone herkomst in Oostrandpark) 'We moeten niet vergeten dat integratie niet van een kant moet komen. Wij als autochtonen moeten er net zo actief in zijn als wij van de allochtoon verwachten. Gaat u wel eens bij uw allochtone buur op visite, nodigt u hen wel eens uit op uw verjaardag?' (vrouw van autochtone herkomst eveneens in Oostrandpark) In het integratievraagstuk zit een disbalans verscholen die moeilijk naar een evenwicht kan worden gestuurd. De noodzaak – zoniet verplichting – ligt eerder aan de kant van de allochtoon om snel de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om een zekere mate van zelfredzaamheid in Nederland te realiseren. Zoals de vrouw in het eerste citaat hierboven stelt, kunnen dergelijke individuele ‘aanpassingen’ beter vrijwillig dan verplicht plaatsvinden. Behalve zelfredzaamheid wordt echter ook ‘participatie en betrokkenheid’ van – zowel de allochtone als autochtone – burger verwacht. De vrouw in het tweede citaat onderstreept de noodzaak van wederzijdse aanpassing om contacten tussen autochtonen en allochtonen te realiseren en derhalve sociaal isolement te voorkomen.
52
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
In het tweede citaat schuilt ook een zekere spanning, want in het citaat worden inwoners op het matje geroepen die nooit bij allochtone buren op visite gaan of die buren voor een verjaardag uitnodigen. De spanning ligt niet alleen aan de mogelijkheid om de vraag om te keren: ‘gaat u wel eens bij uw autochtone buur op visite?’ Want daarachter schuilen meer algemene vragen van burenbetrokkenheid die iedere inwoner van deze stad het recht geeft om te beantwoorden zoals het hem of haar zint: ‘Gaat u wel eens bij uw buur op visite, nodigt u hen wel eens uit op uw verjaardag?' Met deze verwijzing naar burgerlijke vrijheid en verantwoordelijkheid raken wij nog een spanningsveld aan, dat door vele respondenten is genoemd. Er is ook min of meer naar verwezen in de besprekingen hierboven. Wij zouden dit het spanningsveld tussen gemeente en burger kunnen noemen; met een afsluitend citaat wordt het beknopt omschreven. 'Deze vragenlijst gaat erg uit van wat de gemeente zou moeten doen. De gemeente heeft mijns inziens slechts beperkte invloed die vooral bestaat uit het scheppen van mogelijkheden, randvoorwaarden en faciliteiten. Voor de rest zullen de mensen het zelf moeten doen.' (man van autochtone herkomst in Archipel)
Samen Leven in Lelystad, 2006
53
BIJLAGE I TECHNISCHE TOELICHTING Vragenlijst De vragenlijst van ‘Samen Leven in Lelystad’ is opgesteld naar aanleiding van onderwerpen die door afdeling Beleid binnen de gemeente Lelystad zijn aangedragen. Bij de activiteiten om het gevoerde integratiebeleid te evalueren, en van nieuwe impulsen te voorzien, bestond het besef dat er relatief weinig informatie voorhanden is omtrent de mate en wijze waarop verschillende bevolkingsgroepen elkaar ‘toenaderen’. Met die vragenlijst wordt de toenadering van verschillende bevolkingsgroepen in Lelystad voor het eerst in kaart gebracht. Daarnaast zijn enkele andere onderwerpen die bij de evaluatie van belang zijn aan inwoners voorgelegd. Bij het ontwerp van de vragenlijst is aansluiting met landelijke vraagformulering (CBS en SCP) en bij enquêtes van andere gemeenten (met name gemeente Dordrecht) nagestreefd. Een proefenquête is eerst onder tientallen betrokkenen uitgevoerd; hierdoor zijn vele vraagstellingen bijgeschaafd of verwijderd als zijnde kwetsend, meerduidig, of ingewikkeld. Gezien de respons en de reacties van inwoners, moet de definitieve vragenlijst als een ‘compromis’ worden beschouwd tussen wat wij van inwoners willen weten en wat inwoners ons kunnen vertellen: vragen over etnische affiniteiten en taalbeheersing zijn voor vele inwoners beledigend (onze excuses); begrippen als ‘inburgering’, ‘integratie’ en ‘cultuur’ zijn omstreden en niet eenduidig; en voor vele inwoners waarvan Nederlands geen moedertaal is zijn vele vragen moeilijk te begrijpen.
Steekproef Uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) zijn alle inwoners van 18 jaar of ouder met een niet-westerse herkomst onderverdeeld in vijf groepen (Surinamers, Turken, Antillianen/Arubanen, Marokkanen en een groep ‘overige’ inwoners met een niet-westerse herkomst). Uit elke groep zijn vervolgens 600 individuele inwoners aselect (d.w.z. willekeurig) geselecteerd. Vaak zijn meerdere inwoners van hetzelfde huishouden in de steekproef opgenomen. Vanaf 16 juni 2006 zijn vragenlijsten aan deze (3.000) inwoners verstuurd (zie bijlage III); een verkorte versie is aan de 1.300 panelleden verstuurd. Vanaf 5 juli gingen onderzoeksmedewerkers uit dezelfde herkomstgroepen langs de 3.000 inwoners in de steekproef om eventuele toelichting rondom het onderzoek te geven en ingevulde vragenlijsten op te halen. Maar liefst 85% van de leden van het LelyStadsPanel heeft de enquête ingevuld. Mede wegens het langdurige zomerweer valt de netto steekproefrespons met 30% nogal tegen. Desondanks menen wij met gebruik van herwegingen betrouwbare conclusies voor de afzonderlijke herkomstgroepen te kunnen trekken. In tabel I.1 geven wij een overzicht naar herkomst van de netto respons. Onderin tabel I.1 wordt per herkomstgroep het percentage vermeld dat in Nederland is geboren; voor allochtonen is dit een kenmerk van de zogenaamde ‘tweede generatie’. Men ziet voor vijf van de zeven herkomstgroe-
54
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
pen dat het percentage respondenten weinig van het percentage onder alle Lelystedelingen afwijkt. Alleen bij de groepen Turken en Marokkanen zijn er minder respondenten van de tweede generatie dan wij zouden verwachten. Tabel I.1 Verdeling respondenten en Lelystedelingen (18+)* naar land van herkomst Autochtoon
West. Allochtoon
Surinaams
Turks
Antilliaans
Marokkaans
Overig nietwesters
Lelystad Totaal
Panelleden (abs)
966
95
20
3
9
3
15
1111
% respons
85%
90%
74%
75%
82%
100%
71%
85%
41
21
177
137
181
154
183
894
Aselecte steekproef (abs) % respons
-
-
30%
23%
30%
26%
31%
30%
Totale respondenten (abs)
1.007
116
197
140
190
157
198
2.005
% respondenten
50,2%
5,8%
9,8%
7,0%
9,5%
7,8%
9,9%
100%
Populatie inwoners 18+ *
39.886
4.941
2.822
1.073
1.014
1.272
1.998
53.006
% inwoners 18+
75,3%
9,3%
5,3%
2,0%
1,9%
2,4%
3,8%
100%
99%
63%
29%
11%
16%
16%
9%
83%
98,7%
56,0%
24,4%
16,4%
18,3%
25,5%
12,4%
82,6%
% resp. In NL geboren % inwoners in NL geboren* * Bron: GBA, juni 2006
Weging en beschrijving van (weging)variabelen Voor bepaalde resultaten zijn landelijke afspraken gemaakt over de wijze waarop antwoorden worden herwogen. Deze afspraken komen er op neer dat in alle (4) stadsdelen (plus het centrum/overig gebied) de zeven herkomstgroepen zijn onderscheiden naar sekse (2) en leeftijdscategorie (4). Op basis van deze drie kenmerken zijn de respondenten ‘herwogen’, om te zorgen dat alle (5 x 2 x 4 =) 40 subgroepen evenredig zijn vertegenwoordigd binnen de herkomstgroep. In de enkele gevallen waarin respondenten een wegingsfactor van meer dan 4 keer of minder dan 0,25 het gemiddelde van 1,0 is toegekend, is de weging naar 4,0 resp. 0,25 afgerond. Als gevolg daarvan is het totaal aantal respondenten in de gewogen steekproef 1.989. Geslacht De verhouding mannen en vrouwen is in Lelystad (evenals de landelijke verdeling) ongeveer gelijk. De respons van de mannen is lager zoals tabel 2.2.1 laat zien. Nadat de respons gewogen is met dezelfde factor die wordt gebruikt bij de weging van leeftijd en stadsdeel wordt de verhouding mannen en vrouwen weer rechtgetrokken. Leeftijd De verdeling van de respons over alle leeftijdsgroepen is niet gelijk, zoals tabel 2.2.2 laat zien. Ouderen responderen over het algemeen iets beter. Door de respons van de verschillende leeftijdsgroepen te wegen wordt de verhouding van de verschillende leeftijdsgroepen weer rechtgetrokken. Stadsdeel
Samen Leven in Lelystad, 2006
55
'Het verbaast me dat ik wel moet aangeven hoe ik over de buurt(bewoners) denk, maar niet in welke buurt ik woon. Of kunnen jullie die link zelf leggen?' (autochtone vrouw in Hollandse Hout) Van alle respondenten wisten wij de postcode van hun woonadres. Een derde kenmerk van de respondent waarop gewogen is, is de wijk waarin de respondent woont. De respondenten uit de verschillende wijken, responderen niet precies hetzelfde. Nadat de respons gewogen is met dezelfde factor die wordt gebruikt bij de weging van leeftijd en geslacht is de verdeling uit de vijf onderscheiden stadsdelen (Noordoost, Zuidoost, Noordwest, Zuidwest en overige stadsdelen) weer rechtgetrokken. Tabel 2.2.3 laat dit zien. Waar in deze publicatie een onderscheid naar stadsdelen is gemaakt, betreft dit de wijkindeling welke tot voor kort bij het Wijkgericht Werken wordt gehanteerd. In het navolgende overzicht (tabel I.2) is voor deze indeling vermeld op welke buurten en wijken de stadsdelen betrekking hebben. Tabel I.2 Stadsdeel, wijk- en buurtindeling Stadsdeel
Wijk
Noordoost
A. Zuiderzeewijk B. Atolwijk C. Boswijk D. Waterwijk E. KeKoGoSc F. Kustwijk
Zuidoost Noordwest
Zuidwest Overig
G. Botter H. Haven Overig Lelystad
Buurt Zuiderzeewijk, Lelycentre, Groene Velden, Jagersveld Atol-West, Atol-Oost, Oostrandpark. Centrum-Noord Wold, Horst, Kamp, Griend, Zoom, Archipel-Rozengaard Waterwijk, Landerijen Kempenaar, Kogge, Gondel, Schouw Punter, Jol, Galjoen, Kuststrook, Karveel, Boeier, Golfpark, Golfresort, Parkhaven Botter, Tjalk, Schoener, Landstrekenwijk, Centrum-Zuid Lelystad-Haven, Hollandse Hout, Noordersluis Stadshart, Buitengebied
Herkomst Een belangrijk persoonskenmerk bij dit onderzoek is herkomst. Deze is vastgesteld volgens de definitie zoals ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gehanteerd. Hierbij is het geboorteland van de persoon zelf slechts in bepaalde gevallen van belang, veel vaker is het geboorteland van zijn of haar ouders bepalend. Zo kan een man in Nederland zijn geboren, maar indien bijvoorbeeld zijn moeder in Nederland is geboren en zijn vader in Marokko, wordt hij als Marokkaan gerekend. Wanneer dan echter zijn moeder niet in Nederland, maar in België zou zijn geboren, wordt hij als Belg geteld (het geboorteland van de moeder prevaleert boven dat van de vader). Indien in deze situatie hijzelf niet in Nederland, maar in Zweden zou zijn geboren, is hij geen Belg, maar Zweeds. Als beide ouders in Nederland zijn geboren en de man zelf in Zweden is hij gewoon Nederlander en is het geboorteland van zijn ouders, en dan met name de moeder, dus weer bepalend. Omdat de uitgebreide vragenlijst alleen aan een steekproef van inwoners met een niet-westerse herkomst is verstuurd, is er een oververtegenwoordiging van deelnemers met een niet-westerse herkomst. Zoals tabel I.1 laat
56
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
zien, is 44% van de respondenten van niet-westerse herkomst terwijl slechts 15% van de inwoners van 18 jaar of ouder dit kenmerk heeft. Deze disbalans is bij de analyse stelselmatig met een tweede wegingsfactor gecorrigeerd, wanneer bevindingen omtrent inwoners van ‘westerse herkomst’, van ‘niet-westerse herkomst’ of voor ‘Lelystad totaal’ werden gepresenteerd. Die tweede wegingsfactor is als volgt berekend: alle (7) herkomstgroepen zijn onderscheiden naar sekse (2) en leeftijdscategorie (4). Op basis van deze drie kenmerken zijn de respondenten ‘herwogen’, om te zorgen dat alle (7 x 2 x 4 =) 56 subgroepen evenredig zijn vertegenwoordigd binnen de steekproef. In de enkele gevallen waarin respondenten een wegingsfactor van meer dan 4 keer het gemiddelde van 1,0 is toegekend, is de weging naar 4,0 afgerond. Als gevolg daarvan is het totaal aantal respondenten in deze (tweede) gewogen steekproef 2.000.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid De uitkomsten van deze enquête kennen een bepaalde mate van onzekerheid, vanwege het feit dat er met een steekproef uit de bevolking wordt gewerkt, waarvan tevens niet iedereen aan het onderzoek meewerkt. De mate waarop het ‘werkelijke getal’ kan afwijken van de steekproefschatting (het in de uitkomsten gevonden getal) is afhankelijk van het aantal respondenten in de steekproef. De mogelijke afwijking wordt groter – en dus minder nauwkeurig – naarmate de steekproef kleiner is en/of de schatting de 50% nadert, zoals in tabel I.3 wordt weergegeven. Tabel I.3 Afwijkingsmarges rondom schattingen naar steekproefgrootte (95% betrouwbaarheid) Steekproefgrootte
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
50
6,0
8,3
9,9
11,1
12,0
12,7
13,2
13,6
13,8
13,9
100
4,3
5,9
7,0
7,8
8,5
9,0
9,3
9,6
9,8
9,8
200
3,0
4,2
4,9
5,5
6,0
6,4
6,6
6,8
6,9
6,9
400
2,1
2,9
3,5
3,9
4,2
4,5
4,7
4,8
4,9
4,9
800
1,5
2,1
2,5
2,8
3,0
3,2
3,3
3,4
3,4
3,5
1.000
1,4
1,9
2,2
2,5
2,7
2,8
3,0
3,0
3,1
3,1
3.000
0,8
1,1
1,3
1,4
1,5
1,6
1,7
1,8
1,8
1,8
De kans bestaat dat het ‘werkelijke getal’ ook buiten de marges van tabel I.3 valt. Die marges zijn zo berekend dat 95% van de steekproefschattingen wél binnen de afwijkingsmarge vallen. Wil men echter 99% zekerheid, dan worden de afwijkingsmarges groter. Deze zekerheid noemt men de ‘betrouwbaarheid’. Overeenkomstig de landelijke richtlijnen voor beleidsonderzoek worden de schattingen in dit onderzoek met de afwijkingsmarges van een 95% betrouwbaarheid geïnterpreteerd. Verder wordt er bij de analyses, waarin het mogelijke verband tussen twee variabelen onderzocht wordt, een significantieniveau gehanteerd om vast te stellen of er sprake is van een relatie. Hiermee verwijzen wij naar de kans
Samen Leven in Lelystad, 2006
57
dat een verband dat wij tussen kenmerken van de respondenten constateren, niet voor de hele populatie geldt. Wanneer meer dan 800 respondenten bij de analyse zijn betrokken (bijvoorbeeld als de relatie tussen geslacht en sociaal isolement onder de (882) respondenten met een niet-westerse herkomst wordt verkend) wordt een significantieniveau van 1% gehanteerd. Wanneer minder dan 800 respondenten bij de analyse zijn betrokken (bijvoorbeeld als de relatie tussen geslacht en sociaal isolement onder de (140) respondenten met een Turkse herkomst wordt verkend) wordt een significantieniveau van 5% gehanteerd. Met andere woorden: wij spreken in dit rapport van een relatie (bijv. tussen sekse en sociaal isolement) als de kans dat deze relatie aan toevalfluctuaties in de steekproef kan worden toegeschreven minder dan 1% c.q. 5% is. In deze rapportage wordt gesproken in termen als ‘aanzienlijk’, ‘behoorlijk’ of ‘in belangrijke mate’ wanneer een significant verband of verschil tussen twee kenmerken is waargenomen.
58
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
BIJLAGE II BRONVERMELDINGEN Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS); Allochtonen in Nederland, 2004; Voorburg/Heerlen, november 2004. Gemeente Dordrecht; Integratiemonitor Dordrecht 2005; Sociaal Geografisch Bureau, december 2005. Gemeente Lelystad; Beleidsprogramma inzake de maatschappelijke integratie van allochtonen in Lelystad: ‘Voor wie verder kijkt dan etniciteit’; november 2001. Gemeente Lelystad; Leefsituatie en Participatie 2004; Team Onderzoek, 2004. Reinsch, Peter; Measuring Immmigrant Integration: Diversity in a European City; Aldershot: Ashgate, 2001. Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP); Rapportage minderheden 2003. Onderwijs, arbeid en sociaal-culturele integratie; redacteuren: J. Dagevos, M. Gijsberts, en C. van Praag; Den Haag, oktober 2003. Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek (SCP e.a.), Jaarrapport Integratie 2005, Den Haag, september 2005.
Samen Leven in Lelystad, 2006
59
BIJLAGE III VRAGENLIJST MET RESPONSPERCENTAGES PER HERKOMSTGROEP Op de onderstaande pagina’s wordt de begeleidende brief en de vragenlijst weergegeven, zoals ze aan een steekproef van 3.000 inwoners (18+ jaar) van niet-westerse herkomt is verspreid. Een ingekorte versie is aan de 1.300 leden van het LelyStadsPanel voorgelegd. Vragen die met een ‘* *’ zijn afgesloten zijn niet aan panelleden gesteld. De antwoorden op de vragen zijn in percentages per (7) onderscheiden herkomstgroep vermeld, na herweging om steekproef verschillen in geslacht, leeftijd en stadsdeel te corrigeren. De percentages die voor ‘Lelystad totaal’ zijn vermeld, zijn na herweging om steekproefverschillen in herkomst, geslacht en leeftijd te corrigeren. Zie bijlage I voor nadere toelichting omtrent de toepassing van wegingen. In enkele gevallen – aangegeven met ‘(abs)’ – zijn absolute getallen in plaats van percentages vermeld. Bij vrijwel alle vragen hebben respondenten de optie om ‘geen idee / geen mening’ als antwoord te geven. Het percentage dat deze optie heeft aangekruist – of helemaal geen antwoord heeft aangekruist – is slechts bij vragen vermeld waarvan het voor meer dan 5% van alle respondenten geldt.
60
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Onderwerp: Enquête “Samen Leven in Lelystad” Geachte heer / mevrouw
De Gemeente Lelystad vindt het erg belangrijk te weten hoe de contacten tussen de verschillende bevolkingsgroepen ervoor staan. Ook willen we graag weten wat de gemeente de komende jaren kan doen, zodat die contacten nog beter worden. Hiervoor hebben wij de kennis, ervaring en mening van inwoners van Lelystad nodig. In bijgevoegde enquête ‘Samen Leven in Lelystad’ vragen wij u en andere inwoners van de stad uw belevingen met ons te delen. De vragen gaan over uw dagelijkse bezigheden, over uw contacten met familie, vrienden, buren en uw meningen over de multiculturele buurt en stad. Hoe u en andere inwoners over de buurt en stad denken, zal bijdragen aan het gemeentelijke integratiebeleid de komende jaren. Het invullen van de enquête duurt ongeveer 15 minuten. Het onderzoek wordt anoniem verwerkt. Dat betekent dat uw enquêteformulier alleen door onderzoeksmedewerkers wordt gezien. Niemand anders bij de gemeente weet wat u voor antwoorden heeft ingevuld. U kunt de ingevulde vragenlijst in bijgevoegde envelop gratis terugsturen. Wanneer wij uw vragenlijst niet vóór maandag 3 juli hebben ontvangen, zal een onderzoeksmedewerker bij u aan de deur komen. U kunt de ingevulde vragenlijst dan aan hem of haar geven. Als u vragen heeft over het onderzoek kunt u ze ook aan die medewerker stellen. Inmiddels zijn er al diverse enquêtes onder leden van het ‘LelyStadsPanel’ gehouden. Wellicht heeft u hier al meer over gehoord. Het panel bestaat nu uit ruim 1.300 inwoners van Lelystad. U kunt in de toekomst aan meer onderzoeken meewerken door u op te geven voor het LelyStadsPanel. Wilt u vaker meedenken over Lelystad en ook nog kans maken op € 50 cadeaubonnen? Op de bijgevoegde LelyStadPanel- en verlotingformulieren leest u meer hierover. We zijn benieuwd naar uw mening en beleving. Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking. Met vriendelijke groet, Johan Groenewoud Onderzoek en Statistiek telefoon 0320-278574 Gemeente Lelystad
INVULAANWIJZINGEN Dit formulier wordt automatisch verwerkt (gescand): schrijf duidelijk, niet buiten de invulhokjes ( = goed, = fout) en gebruik een blauwe of zwarte pen. Kruis bij het beantwoorden van de vragen telkens één hokje aan. Als u meerdere hokjes mag aankruisen staat dat apart aangegeven bij de vraag. Bij een aantal vragen staat: “ ga door naar vraag ...” of “ ga door naar blok ...”. U mag dan de tussenliggende vragen overslaan. Soms wordt u gevraagd een getal in te vullen. Vul hier alleen gehele getallen in, dus géén cijfers achter de komma.
Samen Leven in Lelystad, 2006
61
A.
Algemene Vragen [getallen zijn % tenzij anders vermeld, ** = niet aan panelleden gesteld]
Eerst vragen wij enkele algemene gegevens. Deze informatie zal alleen door Onderzoek en Statistiek (O&S) worden gebruikt om verschillende groepen te onderscheiden; bijvoorbeeld de groep 'mannen', 'jongeren' of 'alleenstaanden'. O&S is wettelijk verplicht uw antwoorden te beschermen, zodat niemand anders uw antwoorden ziet. A.
1. Wat is de postcode van uw woonadres? (S.v.p. twee cijfers èn twee letters invullen) Autochtonen 19% 29% 27% 23% 2% 1007
Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Overig Totaal (abs)
A.
Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 50 45 46 50 55 54
Antillianen Marokkanen Overig niet-westers 53 51 47 47 49 53
Totaal
Antillianen Marokkanen Overig niet-westers 33 39 33 22 27 28 33 21 32 13 13 8
Totaal 21,2 21,1 30,2 27,5
49,7 50,3
Turken 35 32 29 5
Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 10 18 17 16 45 25
Turken Antillianen Marokkanen Overig niet-westers 7 10 12 7 11 15 16 9 18 20 21 14
Totaal 9,6 13,8 20,9
5. Bent u of is één van uw ouders buiten Nederland geboren? 6. Zo ja, wilt u het geboorteland of -regio van u en uw ouders aankruisen? ** Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 85 38 28 24 72 8 38 0 8 0 0
Turken 10 90 0 0
Antillianen Marokkanen Overig niet-westers 15 16 6 84 84 82 0 0 0 1 0 12
Totaal 23,5 52,4 21,2 2,9
100 0 0 0
16 79 5 0
10 89 1 0
2 98 1 0
7 83 10 1
1 99 0 0
2 83 2 13
11,4 62,0 24,2 2,4
100 0 0
31 63 6 0
9 88 4 0
98 2 0
5 83 11 1
100 0 0
8 74 5 14
12,5 63,0 21,8 2,8
7. Tot welke bevolkingsgroep rekent u zich zelf? **
Nederlands (NL) Herkomstland + NL Herkomstland Geen enkele Anders :
Surinamers 40 3 45 0 11
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
Totaal 21,2% 31,7% 23,6% 21,9% 1,5% 2005
4. Hoeveel jaar woont u al in … ? (gemiddelde jaren)**
Zelf In Nederland Land van herkomst Elders Geen idee Moeder In Nederland Land van herkomst Elders Geen idee Vader In Nederland Land van herkomst Elders Geen idee
A.
Turken 53 47
Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 19 17 28 20 22 26 30 30 32 31 31 13
uw buurt Lelystad Nederland
A. A.
Turken Antillianen Marokkanen Overig niet-westers 57% 22% 58% 25% 23% 42% 21% 39% 12% 20% 11% 20% 8% 16% 11% 15% 0% 0% 0% 1% 140 190 157 198
3. Wat is uw leeftijd?
18-29 jaar 30-39 jaar 40-54 jaar 55+ jaar
A.
Surinamers 21% 46% 18% 15% 0% 197
2. Bent u een man of een vrouw?
Man Vrouw
A.
Westerse allochtonen 17% 34% 29% 19% 0% 116
Turken 14 3 82 1 0
Antillianen 37 1 60 2 1
62
Marokkanen 18 4 77 1 1
Overig niet-westers 52 2 36 6 2
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
A.
8. Welke gezinssituatie is het meest op u van toepassing?
Alleenstaand 2 volwassenen, geen kinderen thuis 2 volwassenen met kind(eren) thuis Eén ouder met kind(eren) thuis Anders
A.
Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 13 11 17 39 36 20 37 35 47 3 7 11 7 10 4
Turken Antillianen Marokkanen Overig niet-westers 5 22 15 18 12 14 10 22 66 41 60 49 7 20 7 5 11 4 9 7
9. Tot welke bevolkingsgroep rekent u uw (eventuele) partner / echtgenoot? **
Surinamers Turken Antillianen Marokkanen Overig niet-westers Nederlands (NL) 38 12 47 19 62 Herkomstland + NL 1 3 0 3 1 Herkomstland 39 76 31 64 5* Geen enkele 13 4 17 11 10 Anders : 9 5 6 3 22 * = Optelling van 4 herkomstlanden: Suriname, Turkije, Marokko en Nederlandse Antillen/Aruba
A.
Surinamers 3 29 15 36 11 2 3
B.
Turken 2 14 20 33 20 9 2
Antillianen 6 22 22 33 14 3 1
Marokkanen 6 13 19 24 15 16 6
Overig niet-westers 3 23 24 25 10 10 6
Totaal 3,1 22,8 20,3 30,0 14,4 6,4 3,1
11. Hoeveel personen in uw huishouden zijn jonger dan 18 jaar? **
Geen 1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen Meer dan 5
B.
Totaal 33 1 43* 14 9
10. Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden (incl. inwonende familie en vrienden)? **
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen 6 personen Meer dan 6
A.
Totaal 13,7 35,6 39,0 4,5 7,3
Autochtonen 79 15 4 1 0 0 0
Westerse allochtonen 72 22 6 0 1 0 0
Surinamers 45 24 21 7 1 2 0
Turken 27 22 38 12 2 0 0
Antillianen 41 27 20 9 3 1 0
Marokkanen Overig niet-westers 35 40 24 25 20 23 13 7 6 4 1 1 1 1
Totaal 72,4 17,6 6,8 2,1 0,8 0,2 0,1
Opleiding, werk, vrije tijd 1. Wat is de hoogste opleiding die u (met een diploma) heeft afgerond? (Als u de waarde van uw buitenlandse opleiding moeilijk kunt inschatten, kruis ‘anders / geen idee’ aan)
Geen Lager onderwijs Lager en middelbaar alg. VO Lager beroepsonderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hoger algemeen VO Hoger beroepsonderwijs Wetenschappelijk onderwijs Anders / geen idee, nl.
Autochtonen 0 2 15 12 5 26 31 9 0
Westerse allochtonen 1 5 14 16 8 20 27 8 1
Surinamers 5 9 16 15 24 9 15 4 4
Turken 8 26 15 10 23 5 8 3 3
Antillianen 6 8 19 19 22 8 8 3 6
Marokkanen Overig niet-westers 19 9 10 8 13 15 10 7 21 17 10 17 10 9 2 9 4 8
Totaal 1,5 3,7 15,1 12,3 7,8 23,0 27,3 8,2 1,0
B. 2. Heeft u een inburgeringscursus gevolgd? ** (Overzicht van respons 1e generatie) Ja, de cursus gevolgd Ja, maar (nog) niet afgerond Nee Totaal (absoluut)
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
Surinamers 6% 3% 91% 114
Turken 30% 14% 55% 112
63
Antillianen 10% 2% 88% 141
Marokkanen Overig n-w 23% 37% 7% 11% 70% 52% 116 132
Totaal 21% 8% 71% 615
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
B.
3. Welke van de volgende situaties is op u het meest van toepassing? (s.v.p. één aankruisen)
Student, scholier, stagiair Werkzoekend (zonder werk) Werkzaam (betaald) Werkzaam (onbetaald) in huishouding Gepensioneerd/ AOW/ VUT/FPU/ rentenier Arbeidsongeschikt, invalide Werkzaam (onbetaald) als vrijwilliger
Autochtonen Westerse allochtonen 5 9 3 7 64 55 7 6 13 10 6 11 2 2
Surinamers 7 15 60 5 5 7 1
Turken 5 10 61 7 5 10 2
Antillianen 13 18 47 5 4 11 3
Marokkanen 18 14 42 10 3 12 1
Overig niet-westers 16 17 47 13 2 4 2
Totaal 7,0 5,7 61,0 6,7 11,3 6,4 1,9
B. . 4. Hoeveel uur per week werkt u gemiddeld (en uw eventuele partner)? (U kunt meerdere hokjes invullen. Denk aan een doorsnee week uit de afgelopen maand.) % dat betaald werk verricht Uren betaald werk zelf (gemiddeld) Uren onbetaald werk zelf (gemiddeld) % waarvan partner betaald werk verricht Uren betaald werk partner (gemiddeld) Uren onbetaald werk partner (gemiddeld)
Autochtonen Westerse allochtonen 70% 62% 32 31 16 18 53% 44% 33 36 14 14
Surinamers 60% 33 23 38% 34 31
Turken 62% 35 12 37% 32 10
Antillianen 54% 32 11 31% 33 14
Marokkanen Overig niet-westers 45% 52% 32 33 8 20 22% 42% 35 36 22 11
Totaal 66,5% 32,0 15,9 48,4% 33,0 14,9
B. 5. Bent u tevreden met uw leven? Autochtonen Westerse allochtonen
Ja, erg tevreden Ja, tevreden Niet tevreden, niet ontevreden Nee, niet zo tevreden Nee, ontevreden
29 58 8 4 1
Surinamers
Turken
Antillianen
Marokkanen
Overig niet-westers
Totaal
18 53 19 7 3
13 48 24 10 5
22 47 15 12 4
28 49 13 7 4
22 54 11 11 2
27,6 55,8 10,2 5,1 1,3
29 49 13 9 0
Nu volgen een paar vragen over mogelijke problemen met de Nederlandse taal. ** B.
6. Vindt u het moeilijk …
… een gesprek in het Nederlands te volgen? Surinamers Nooit 91 Soms 2 Vaak 7 … een gesprek in het Nederlands te voeren? Nooit 89 Soms 3 Vaak 7 … kranten, brieven of folders in het Nederlands te lezen? Nooit 89 Soms 6 Vaak 5 … een brief of e-mail in het Nederlands te schrijven? Nooit 83 Soms 14 Vaak 3
B.
Antillianen 79 13 8
Marokkanen 62 29 9
Overig niet-westers 46 41 13
Totaal 67,4 22,9 9,7
52 30 17
79 11 9
64 29 7
45 44 12
67,5 22,3 10,2
53 32 15
82 11 7
64 20 16
56 25 19
70,0 18,1 11,9
49 30 21
75 18 6
61 21 18
38 38 25
61,6 24,3 14,1
7. Nu volgt een aantal vragen over uw gebruik van de media (per regel één hokje aankruisen) **
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
Turken 50 38 13
64
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
Kijkt u naar het Nederlandse nieuws op de TV? Surinamers (Bijna) nooit 4 Soms 13 Vaak 83 Kijkt u naar nieuws op zenders uit uw land van herkomst? (Bijna) nooit 54 Soms 35 Vaak 11 Leest u een Nederlandse krant? (Bijna) nooit 10 Soms 23 Vaak 67 Leest u een krant uit uw land van herkomst? (Bijna) nooit 57 Soms 30 Vaak 13 Bezoekt u Nederlandse internetpagina's? (Bijna) nooit 16 Soms 23 Vaak 61 Bezoekt u internetpagina's uit uw land van herkomst? (Bijna) nooit 39 Soms 41 Vaak 20
Turken 18 46 36
Antillianen 3 18 79
Marokkanen 3 24 74
Overig niet-westers 1 26 73
Totaal 4,9 23,9 71,1
6 31 63
65 21 13
21 50 29
52 24 24
42,6 32,9 24,5
19 46 35
9 31 60
13 41 46
8 42 49
12,0 34,6 53,4
34 38 28
39 45 16
81 14 5
66 24 10
59,3 28,2 12,5
35 31 34
20 27 53
27 25 48
20 37 43
22,1 29,6 48,2
31 35 34
40 43 17
59 28 13
45 31 24
43,8 35,8 20,4
B.8. 8. Wanneer u zichzelf vergelijkt met andere inwoners van Lelystad met dezelfde leeftijd en opleiding, vindt u dat u meer of juist minder kansen in het leven hebt gekregen? Autochtonen Westerse allochtonen
Surinamers
Turken
Antillianen
17
12
14
10
5
11
19,6
70
68
62
48
70
66
56
68,9
8
15
27
38
20
29
34
11,5
Ik vind dat ik meer kansen heb gekregen dan andere inwoners met mijn leeftijd en opleiding
22
Ik vind dat ik evenveel kansen heb gekregen dan andere inwoners met mijn leeftijd en opleiding Ik vind dat ik minder kansen heb gekregen dan andere inwoners met mijn leeftijd en opleiding
B.
Marokkanen Overig niet-westers
Totaal
9. Voelt u zich wel eens gediscrimineerd? (U kunt meerdere hokjes aankruisen)
nee, nooit ja, vanwege … mijn leeftijd mijn geslacht mijn huidskleur / uiterlijk mijn handicap / ziekte mijn etnische afkomst mijn geloof andere redenen
Autochtonen Westerse allochtonen 68 59 32 41 15 18 6 4 3 4 4 5 1 7 2 2 9 13
Surinamers 45 55 9 3 40 4 14 5 11
Turken 48 52 1 2 5 1 31 26 13
Antillianen 53 47 8 1 31 1 10 2 9
Marokkanen Overig niet-westers 43 56 57 44 1 6 3 39 19 20 1 3 27 16 38 8 7 9
Totaal 64,4 35,6 13,2 4,8 7,0 4,3 4,0 4,0 9,0
B. 10. Wanneer voelt u zich gediscrimineerd? (U kunt meerdere hokjes aankruisen) Bij het zoeken naar werk Bij het vinden van een woning Bij het volgen van een opleiding Bij contacten in het openbaar Bij vrijetijdsbesteding Op andere momenten
C.
Autochtonen Westerse allochtonen 44 38 4 2 4 6 37 32 10 27 36 50
Surinamers 27 5 5 51 3 38
Turken 43 1 3 58 12 26
Antillianen 42 3 7 49 13 22
Marokkanen Overig niet-westers 40 50 3 5 8 12 57 43 4 82 30 22
Totaal 43,3 3,8 5,1 39,2 8,4 35,2
Contacten met familieleden en vrienden
Nu volgt een aantal vragen over sociale contacten. Het gaat hierbij om ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten, maar ook om contacten per e-mail, met mensen die niet bij u in huis wonen. De contacten kunnen zelfs met iemand in het buitenland zijn. Wél gaat het om een contact 'met inhoud', dus meer dan een groet of het doorsturen van een bericht.
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
65
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
C. 1. Hoe vaak heeft u contact met een of meer familieleden (die niet bij u in huis wonen)? Minstens 1 keer per week 2 tot 4 keer per maand 1 keer per maand Minder dan 1 keer per maand Zelden of nooit
Autochtonen Westerse allochtonen 77 69 15 16 5 4 2 8 2 3
Surinamers 70 20 6 3 2
Turken 58 22 11 4 5
Antillianen 71 15 4 4 5
Marokkanen 66 19 6 3 5
Overig niet-westers 54 19 9 6 12
Totaal
74,1 15,7 4,9 2,9 2,4
C. 2. Hoe vaak heeft u contact met vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen? Minstens 1 keer per week 2 tot 4 keer per maand 1 keer per maand Minder dan 1 keer per maand Zelden of nooit
Autochtonen Westerse allochtonen 70 68 20 18 5 4 3 3 2 7
Surinamers 61 21 8 4 6
Turken 67 22 5 2 4
Antillianen 69 17 8 3 4
Marokkanen 71 15 6 3 6
Overig niet-westers 63 17 13 3 4
Totaal 68,8 19,4 5,6 3,2 3,0
C.. 3. Hoeveel van deze contacten zijn met ‘autochtone’ vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen (‘autochtone’ betekent dat de ouders in Nederland zijn geboren)? (Hokje aankruisen dat het beste past) Geen Een kleine minderheid (ongeveer 15%) Een minderheid (ongeveer 35%) Ongeveer de helft (ongeveer 50%) een kleine meerderheid (ongeveer 65%) Een grote meerderheid (ongeveer 85%) Allemaal Geen idee / geen mening
Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 6 3 12 5 6 19 2 6 11 4 14 18 4 7 6 35 41 21 42 19 7 2 6 7
Turken 16 23 13 26 13 5 2 2
Antillianen 11 16 11 23 4 20 8 7
Marokkanen 7 19 19 25 8 11 3 7
Overig niet-westers 11 16 13 19 5 19 9 8
Totaal 6,2 7,3 4,2 7,4 4,8 32,9 34,2 3,0
C. 4. Hoe vaak heeft u contact met uw buren? Minstens 1 keer per week 2 tot 4 keer per maand 1 keer per maand Minder dan 1 keer per maand Zelden of nooit
C.
Autochtonen Westerse allochtonen 58 51 21 17 10 8 5 6 6 17
Surinamers 55 19 6 6 14
Turken 68 11 8 1 11
Antillianen 45 15 9 5 26
Marokkanen 56 17 6 5 15
Overig niet-westers 49 14 10 9 17
Totaal 56,5 19,8 9,4 5,3 9,0
5. Hoeveel van deze contacten zijn met ‘autochtone’ buren? (Hokje aankruisen dat het beste past)
Geen Een kleine minderheid (ongeveer 15%) Een minderheid (ongeveer 35%) Ongeveer de helft (ongeveer 50%) een kleine meerderheid (ongeveer 65%) Een grote meerderheid (ongeveer 85%) Allemaal Geen idee / geen mening
Autochtonen Westerse allochtonen Surinamers 12 4 16 7 14 16 3 4 8 6 5 11 2 4 8 24 24 16 45 40 21 2 4 5
Turken 8 20 19 26 5 9 9 4
Antillianen 8 16 9 20 4 19 17 7
Marokkanen 8 21 10 24 4 13 13 7
Overig niet-westers 13 19 7 13 4 17 19 7
Totaal 11,1 9,5 4,1 7,3 2,5 23,2 39,9 2,4
C. 6. Vindt u in het algemeen dat u voldoende contacten met andere mensen hebt, dat wil zeggen contacten naast werk, school en eigen huishouden? Ja, zeker Ja, maar ik zou wel wat meer willen Nee, ik vind dat ik te weinig contacten heb
Autochtonen Westerse allochtonen 77 71 17 20 6 9
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
66
Surinamers 77 14 9
Turken 61 20 20
Antillianen 76 12 12
Marokkanen 74 13 14
Overig niet-westers 69 16 14
Totaal 75,1 17,8 7,2
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
C. 7. Hieronder staat een aantal soorten verenigingen en organisaties. Wilt u aangeven of u daar lid van bent? (Per regel één hokje aankruisen) ** Zang-, muziek- of toneelvereniging? Sportvereniging? Hobbyvereniging? Politieke organisatie? Vakbond, werknemers- of werkgeversorganisatie? Bibliotheek Vereniging met godsdienstig doel Overige vereniging(en) of organisatie(s)?
Surinamers 3 39 8 3
Turken 2 19 5 3
Antillianen 5 34 8 5
Marokkanen 1 28
15 25 25
6 22 22
13 28 38 35
Geen vereniging 1 vereniging 2 of meer verenigingen
1
Overig niet-westers 5 30 5 2
Totaal 3,0 26,9 5,5 2,8
14 19 22
9 24 21
13 34 19
11,1 24,8 23,4
10
15
14
10
13,0
41 33 27
30 39 31
41 35 24
32 41 28
33,1 37,8 29,1
C. 8. Bent u actief in een of meer van de volgende ‘zelforganisaties’ in Lelystad? ** (Meerdere antwoorden mogelijk) Surinamers 4 1
Stichting Mamyo Stichting Nidaa Ul Islam Stichting Flambeu Stichting Insaf Stichting Medianet Kalbas Antilliaanse & Arubaans Beraad Stichting Welzijn Marokkanen Lelystad Marokkaanse Advies Groep Lelystad Stichting Vrouwen Onder Rozen – Samen verder Stichting Vrouwen Activiteiten Centrum Anders Geen één zelforganisatie Actief in één zelforganisatie Actief in twe of meer zelforganisaties
D.
Turken 1 1
4
6 1 4
92 7 1
88 12 1
Antillianen 2 1 5 1 3 8 1 1 1 1 4
Marokkanen 0 1
Overig niet-westers 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 2
5
3 1 1 3 3
86 9 5
86 14 1
94 4 1
Totaal 1,4 0,7 0,7 1,1 0,5 1,3 0,6 0,4 0,9 0,9 3,7 91,0 8,0 1,0
De multiculturele buurt en stad
De volgende vragen gaan over uw beleving van de sfeer in de buurt en de stad. Het gaat niet alleen over uw eigen contacten, maar ook wat u van de contacten tussen andere stadbewoners vindt. D.
1. Voelt u zich ‘thuis’ in uw buurt?
Ja, ik voel me erg "thuis" in mijn buurt Ja, ik voel me "thuis" in mijn buurt Nee, ik voel me niet "thuis" in mijn buurt Nee, ik voel me helemaal niet "thuis" in mijn buurt
D.
Autochtonen
Westerse allochtonen
Surinamers
Turken
Antillianen
Marokkanen
Overig niet-westers
Totaal
32
27
33
26
41
34
31
31,7
59
66
56
65
51
62
54
59,9
8
7
8
8
5
3
13
7,5
1
1
3
1
3
0
2
0,9
2. Hoe gaan de mensen in de buurt waar u woont in het algemeen met elkaar om?
Heel vriendelijk Vriendelijk Niet vriendelijk maar ook niet onvriendelijk Onvriendelijk Heel onvriendelijk
Autochtonen 19 66
Westerse allochtonen 17 63
Surinamers 19 63
Turken 13 66
Antillianen 16 64
Marokkanen 23 53
Overig niet-westers 17 59
Totaal 18,5 65,3
14 0 1
19 2 0
15 1 2
19 1 1
18 2 1
23 1 1
20 3 1
14,9 0,5 0,8
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
67
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
D.
3. Hoe gaan autochtone en allochtone buurtbewoners in het algemeen met elkaar om? (Bij 'autochtone' buurtbewoners zijn beide ouders in Nederland geboren, bij 'allochtone’ buurtbewoners is tenminste één van de ouders in het buitenland geboren. )
Heel vriendelijk Vriendelijk Niet vriendelijk maar ook niet onvriendelijk Onvriendelijk Heel onvriendelijk Geen idee / geen mening
Autochtonen 8 48
Westerse allochtonen 7 46
Surinamers 11 52
Turken 10 52
Antillianen 12 54
Marokkanen 15 51
Overig niet-westers 11 52
Totaal 8,4 49,2
16
23
13
27
18
26
19
16,7
1 0 26
1 0 23
2 0 23
2 1 9
2 2 13
0 0 8
2 1 15
1,5 0,3 23,9
De volgende vragen gaan over Lelystad in het algemeen. D.
4. Voelt u zich ‘thuis’ in Lelystad? Autochtonen
Westerse allochtonen
Surinamers
Turken
Antillianen
Marokkanen
Overig niet-westers
Totaal
24
23
32
22
34
30
21
25,2
67
65
62
73
57
62
71
66,3
6
11
4
5
7
8
6
6,7
2
2
1
1
2
0
2
1,8
Ja, ik voel me heel erg "thuis" in Lelystad Ja, ik voel me "thuis" in Lelystad Nee, ik voel me niet "thuis" in Lelystad Nee, ik voel me helemaal niet "thuis" in Lelystad
D.
5. Hoe vindt u het, dat mensen van verschillende landen in Lelystad wonen? (Eén hokje aankruisen dat het beste uw mening weergeeft) Autochtonen 21
Westerse allochtonen 25
Surinamers 42
Turken 41
Antillianen 34
Marokkanen 55
Overig niet-westers 36
Totaal 24,3
Het geeft soms problemen, maar is toch positief
53
43
35
25
38
24
32
49,1
Het schept teveel problemen om het leuk te vinden Ik vind het maar niks Het maakt mij niets uit
11 2 13
14 1 18
1 2 20
5 1 28
3 3 23
1
3 4 26
9,7 1,7 15,3
Ik vind het een verrijking
D.
6. Welke van de volgende uitspraken komt het meest overeen met uw mening? De meeste allochtonen in Lelystad .... (Eén hokje aankruisen)
...zijn aardig ingeburgerd ...zullen in de nabije toekomst ingeburgerd raken ...hebben nog een lange weg te gaan voordat zij hier ingeburgerd zullen zijn ...zullen hier nooit ingeburgerd raken geen idee / geen mening
D.
Autochtonen
Westerse allochtonen
Surinamers
Turken
Antillianen
Marokkanen
Overig niet-westers
29
30
33
28
30
41
25
Totaal 29,6
26
23
23
29
19
29
19
25,0
25
27
16
25
14
9
17
23,7
6
3
2
7
4
2
5,7
14
17
26
12
34
37
16,0
21
7. Kunt u aangeven of u het met de volgende stellingen eens of oneens bent:
Allochtonen moeten de Nederlandse taal leren. Helemaal mee eens Mee eens Niet eens/niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneeens
Autochtonen 76 21 2 1 0
Allochtonen in Nederland moeten niet te veel vasthouden aan hun eigen cultuur en gewoonten Helemaal mee eens Mee eens Niet eens/niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneeens
Westerse allochtonen 72 26 2 0 0
Autochtonen 15 29 32 21 3
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
19
Westerse allochtonen 14 32 34 15 4
Surinamers 64 32 3 1 1
Surinamers 17 26 26 20 11
68
Turken 43 50 3 2 2
Turken 8 17 23 27 25
Antillianen 56 39 2 1 2
Marokkanen 54 34 10 1 2
Antillianen 14 28 27 18 13
Overig niet-westers 61 34 4 1 1
Marokkanen 6 8 24 23 39
Overig nietwesters 13 26 35 13 12
Totaal 73,5 23,6 1,9 0,6 0,4
Totaal 14,4 28,7 31,4 19,9 5,6
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
Nederlanders zouden meer open moeten staan voor de cultuur van allochtonen. Helemaal mee eens Mee eens Niet eens/niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneeens
Autochtonen 10 46 26 14 5
Westerse allochtonen 12 45 29 13 1
Surinamers 30 55 12 3 1
Turken 48 38 12 2
Antillianen 32 43 17 4 4
Marokkanen 45 44 8 3 1
Overig nietwesters 24 47 22 3 3
Totaal 13,4 45,9 24,8 11,7 4,2
Een wijk gaat er niet op vooruit als er veel allochtonen komen wonen. Autochtonen Helemaal mee eens 17 Mee eens 38 Niet eens/niet oneens 25 Mee oneens 15 Helemaal mee oneeens 4 Geen idee / geen mening 1
Westerse allochtonen 22 33 21 17 3 5
Surinamers 18 22 22 18 13 7
Turken 10 25 27 16 16 6
Antillianen 13 26 27 16 10 8
Marokkanen 8 23 24 14 25 6
Overig nietwesters 14 25 23 16 13 11
Totaal 17 36 25 15 6 3
De islam kan een waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse cultuur. Autochtonen Helemaal mee eens 4 Mee eens 12 Niet eens/niet oneens 31 Mee oneens 26 Helemaal mee oneeens 22 Geen idee / geen mening 5
Westerse allochtonen 3 9 25 34 20 9
Surinamers 5 13 28 18 17 19
Turken 34 42 9 3 2 10
Antillianen 3 12 29 17 13 26
Marokkanen 48 32 7 1 3 9
Overig nietwesters 9 20 21 12 14 24
Totaal 6 13 29 25 20 8
Al die vreemde culturen vormen een bedreiging voor de Nederlandse cultuur. Helemaal mee eens Mee eens Niet eens/niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneeens Geen idee / geen mening
Autochtonen 8 16 25 38 12 1
Westerse allochtonen 9 7 27 36 12 9
Surinamers 2 5 23 35 26 9
Turken 1 5 18 26 43 8
Antillianen 5 5 23 25 27 14
Marokkanen 1 3 14 14 62 7
Overig nietwesters 4 14 22 26 22 12
Totaal 7 14 24 36 16 3
Het is moeilijk om in Nederland geaccepteerd te worden als je je eigen cultuur wilt behouden. Helemaal mee eens Mee eens Niet eens/niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneeens Geen idee / geen mening
Autochtonen 7 36 26 23 4 5
Westerse allochtonen 8 29 29 22 4 8
Surinamers 7 33 28 18 6 8
Turken 13 40 25 10 10 2
Antillianen 13 26 26 19 7 9
Marokkanen 20 32 17 8 12 11
Overig nietwesters 7 27 30 18 7 12
Totaal 7 36 25 21 5 6
Het is goed als een samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen. Autochtonen Helemaal mee eens 13 Mee eens 55 Niet eens/niet oneens 23 Mee oneens 5 Helemaal mee oneeens 3
Westerse allochtonen 19 54 25 3 0
Surinamers 41 52 5 0 2
Turken 37 49 10 2 2
Antillianen 33 56 8 1 2
Marokkanen 50 47 2 1 1
Overig nietwesters 37 52 10 1 1
Totaal 17,7 54,7 21,0 4,2 2,4
D. 8. Activiteiten van de gemeente Lelystad De gemeente Lelystad wil dat mensen uit verschillende landen en culturen positief over elkaar denken en prettig met elkaar samenleven. Zou u de gemeente willen adviseren, hoe die verschillende inwoners meer vriendelijk met elkaar zouden kunnen samenleven? Welke van de volgende activiteiten zijn naar uw mening erg belangrijk en welke zijn helemaal niet belangrijk?
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
69
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
Zorgen dat meer allochtonen Nederlands spreken Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk
Autochtonen 74 25 1 0
Westerse allochtonen 72 27 1 0
Surinamers 66 32 1 1
Turken 42 52 6 0
Antillianen Marokkanen 52 59 46 38 1 3 2 0
Overig nietwesters 63 33 3 1
Totaal 71,3 27,1 1,1 0,5
Zorgen dat meer allochtonen een betaalde baan hebben. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk
Autochtonen 44 51 4 1
Westerse allochtonen 47 48 5 0
Surinamers 56 43 1 0
Turken 55 42 2 1
Antillianen Marokkanen 53 62 44 37 2 1 0 0
Overig nietwesters 55 43 2 0
Totaal 45,4 49,9 3,6 1,1
Zorgen dat werkgevers meer allochtonen in dienst nemen. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Geen idee / geen mening
Autochtonen 26 50 14 4 6
Westerse allochtonen 31 43 18 4 3
Surinamers 47 45 4 1 4
Turken 52 44 2 1 2
Antillianen Marokkanen 51 70 40 24 5 1 0 0 3 5
Overig nietwesters 43 42 4 1 11
Totaal 30 48 13 3 5
In de wijk aanbieden van opvoedingsadvies en -hulp voor ouders van jonge kinderen. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Geen idee / geen mening
Autochtonen 28 53 11 3 5
Westerse allochtonen 36 54 6 1 3
Surinamers 33 50 10 1 6
Turken 29 51 13 2 5
Antillianen Marokkanen 39 39 47 40 6 12 1 1 7 8
Overig nietwesters 33 43 10 1 14
Totaal 29 53 10 2 6
Zorgen dat ouders meer actief betrokken zijn bij de opleiding en school van hun kinderen. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk
Autochtonen 49 47 3 1
Westerse allochtonen 60 39 1 0
Surinamers 61 38 1 0
Turken 47 45 6 2
Antillianen Marokkanen 52 68 45 28 2 5 1 0
Overig nietwesters 49 48 2 1
Totaal 50,7 46,0 2,7 0,6
Stimuleren dat inwoners meer aan sportactiviteiten meedoen. Autochtonen Erg belangrijk 21 Belangrijk 53 Niet belangrijk 19 Helemaal niet belangrijk 2 Geen idee / geen mening 5
Westerse allochtonen 25 47 22 1 5
Surinamers 26 53 16 2 3
Turken 29 40 22 4 4
Antillianen Marokkanen 30 36 44 41 17 13 3 3 6 6
Overig nietwesters 26 44 18 2 10
Totaal 22 52 18 2 5
Surinamers 31 57 5 2 5
Turken 34 49 13 2 2
Antillianen Marokkanen 26 40 54 44 14 8 2 1 4 7
Overig nietwesters 31 49 8 1 11
Totaal 21 60 13 2 4
Surinamers 22 59 11 1 6
Turken 33 51 11 2 2
Antillianen Marokkanen 21 39 58 45 17 8 1 3 4 4
Overig nietwesters 23 52 14 1 10
Totaal 18 59 17 2 5
Stimuleren dat kinderen en jongeren meer aan culturele activiteiten meedoen. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Geen idee / geen mening
Autochtonen 19 61 14 2 4
Zorgen dat inwoners in buurten en wijken meer contacten met elkaar hebben. Autochtonen Erg belangrijk 17 Belangrijk 59 Niet belangrijk 18 Helemaal niet belangrijk 2 Geen idee / geen mening 4
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
Westerse allochtonen 26 57 14 3
Westerse allochtonen 17 67 12 4
70
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad
Zorgen dat meer vrouwen aan sociale activiteiten kunnen meedoen. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Geen idee / geen mening Zorgen dat meer vrouwen aan sociale activiteiten kunnen meedoen.
Autochtonen 31 51 11 2 6
Westerse allochtonen 33 56 8
Surinamers 30 52 8 1 9
Turken 28 59 9 1 2
Antillianen Marokkanen 26 39 58 45 10 8 1 1 5 8
45 45 6 1 3
Surinamers 45 43 5 1 6
Turken 38 54 5 1 2
Antillianen Marokkanen 40 51 49 38 4 4 1 1 6 5
3 Westerse allochtonen
Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Geen idee / geen mening
Autochtonen 33 49 11 1 5
Verhogen van het aandeel allochtonen werkzaam bij de gemeente Lelystad. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Geen idee / geen mening
Autochtonen 9 35 33 12 10
Westerse allochtonen 14 35 27 9 15
Surinamers 30 44 11 3 11
Turken 42 51 3 0 4
Zorgen dat de dienstverlening van zorg- en welzijninstellingen beter past bij de behoefte van de verschillende klanten. Autochtonen Erg belangrijk 15 Belangrijk 60 Niet belangrijk 15 Helemaal niet belangrijk 5 Geen idee / geen mening 5
Westerse allochtonen 25 51 16 1 8
Surinamers 33 53 2 3 9
Voorkomen en bestrijden van discriminatie tussen bevolkingsgroepen. Erg belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk
Westerse allochtonen 35 56 6 3
Surinamers 67 31 1 1
Autochtonen 41 51 6 2
Overig nietwesters 27 49 11 1 12 Overig nietwesters
Totaal 31 52 11 1 6
41 46 5 0 8
Totaal 36 48 10 1 5
Antillianen Marokkanen 30 49 45 36 13 7 0 1 12 6
Overig nietwesters 25 41 14 3 18
Totaal 13 36 30 10 11
Turken 33 56 6 0 6
Antillianen Marokkanen 38 39 55 48 5 1 0 1 2 10
Overig nietwesters 31 45 9 2 13
Totaal 19 58 14 4 6
Turken 58 41 1 0
Antillianen Marokkanen 66 80 34 20 0 0 0 0
Overig nietwesters 61 35 3 1
Totaal 43,4 48,8 5,9 1,9
D.9 U bent nu aan het einde gekomen van deze vragenlijst. Wij danken u hartelijk voor uw medewerking. Als u bepaalde vragen heeft gemist, of andere opmerkingen over de vragenlijst heeft dan kunt u ze hieronder kwijt. Deze ruimte is niet bedoeld voor het stellen van vragen aan de gemeente. Daarvoor kunt u beter apart een brief schrijven aan: Gemeente Lelystad, Postbus 91, 8200 AB Lelystad. (Een selectie uit de 408 reacties is in het rapport geciteerd) HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING De ingevulde vragenlijst en het verlotingformulier kunt u in de bijgeleverde antwoordenvelop vóór maandag 17 juli 2006 terugsturen aan Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Lelystad. Vanaf woensdag 5 juli wordt u misschien door een medewerker benaderd, die door de gemeente is aangesteld om vragenlijsten bij u en andere bewoners op te halen. Uw ingevulde vragenlijst kunt u aan die medewerker overhandigen. Als u liever niet door een medewerker wilt worden benaderd, dan kunt u het beste het betreffende hokje aankruisen op het bijgevoegde verlotingformulier en het formulier vóór maandag 3 juli in de antwoordenvelop opsturen. U kunt ook uw vragenlijst en verlotingformulier aan de publieksbalie van het Stadhuis inleveren.
Vragenlijst ‘Samen Leven in Lelystad”
71
Onderzoek en Statistiek, Gemeente Lelystad