Respectvol samen-leven Verkiezingsprogramma CDA WAALWIJK 2010-2014
1 Grondslag Het CDA is een moderne christen-democratische volkspartij. Voor het CDA staat de totale gemeenschap centraal. Daarom vindt deze partij de betrokkenheid van mensen bij hun gemeente, het gezin, de school, de wijk, het bedrijf, de vereniging van wezenlijk belang. Met deze opvatting onttrekt de christen-democratie zich aan het versleten links-rechts-schema. Het CDA heeft daarnaast een geheel eigen plaats in de Nederlandse politiek: sociaal op sociaal-economisch gebied, degelijk als het gaat om geld, vasthoudend en appellerend op het terrein van normen en waarden. Het CDA is een brede volkspartij, geworteld in alle lagen van de samenleving. Daarom biedt het plaats aan veel mensen die zich aangesproken voelen door het christendemocratisch gedachtegoed. Ons bindt, naast geloof in democratische waarden, de Bijbelse boodschap als grondslag en inspiratiebron bij het zoeken naar oplossingen voor hedendaagse problemen. Het gaat daarbij steeds om mensen. Menselijk geluk, menselijke waardigheid en wederzijds respect, veiligheid en geborgenheid, zorg voor elkaar, gemeenschapszin; dat zijn de constanten. Het beleid wordt getoetst aan de vier basisprincipes: · gerechtigheid · gespreide verantwoordelijkheid · solidariteit · rentmeesterschap 1.
Gerechtigheid: het CDA zet zich in voor een samenleving waarin gerechtigheid kan opbloeien. De rol en de taak van de overheid is het streven naar publieke gerechtigheid. Wetten en beleid dienen het recht tot gelding te brengen en daarin met name de belangen van sociaal en economisch zwakkeren te beschermen. Waar regels gericht zijn op publieke gerechtigheid dienen zij ook te worden nageleefd en gehandhaafd.
2.
Solidariteit: solidariteit laat zien dat mensen boodschap aan elkaar hebben. Van de sterken mogen offers worden gevraagd voor de zwakkeren .Solidariteit houdt niet op bij de gemeente -of landgrenzen; wij moeten evenzeer aandacht hebben voor de effecten van ons gedrag op minder welvarende landen. Eerlijk delen betekent ook dat wij ons gedrag mede laten leiden door de (economische en ecologische) belangen van derde landen. Solidariteit ziet er op toe dat onze burgers volwaardig deelnemen aan de samenleving. Waar wetgeving van het Rijk de noodzakelijke participatie onvoldoende bevordert, zijn op lokaal niveau aanvullende maatregelen gewenst.
3.
Gespreide verantwoordelijkheid: mensen en hun maatschappelijke verbanden moeten zich naar hun bestemming kunnen ontplooien. De overheid erkent en waardeert de verantwoordelijkheid die mensen en organisaties voor de publieke zaak nemen en wil deze waar mogelijk stimuleren.
4.
Rentmeesterschap: rentmeesterschap wil zeggen dat de mens zorgvuldig moet omgaan met zijn of haar omgeving. Die omvat niet alleen het natuurlijk milieu maar ook de omgang met gaven en talenten op wetenschappelijk, technisch of cultureel en artistiek gebied. De overheid bevordert dat de mensen hun talenten kunnen ontwikkelen Zuinige omgang met energie, water en grondstoffen, alsmede een milieuduurzame inrichting van onze ruimte vormen een randvoorwaarde voor het beleid.
Politiek is voor het CDA geen doel op zich, maar een manier om zaken in de samenleving voor elkaar te krijgen. Het CDA heeft duidelijke standpunten over de toekomst, maar die dwingen we niet af. Besluiten die op brede steun in de gemeente kunnen rekenen, zijn duurzamer dan die met een krappe basis. Daarom vinden we samenwerken belangrijk. De uitgangspunten en beginselen van het CDA zijn ook van toepassing op het CDA Waalwijk. Het CDA Waalwijk positioneert zich uitdrukkelijk als een plaatselijke politieke groepering met een eigen visie op de Waalwijkse samenleving.
2 Uitdaging In onze moderne samenleving is een steeds verder gaande individualisering merkbaar. Bestaande structuren en verbanden als het gezin, de familie, verenigingen en kerken zijn minder hecht en bieden het individu steeds minder houvast. De zich emanciperende mens zal het wegvallen van bestaande structuren deels als een bevrijding ervaren. Anderzijds blijkt het verdwijnen van vertrouwde structuren ook tot onzekerheid en het gemis aan een duidelijke oriëntatie op (de morele kanten) van de samenleving te leiden. We hebben snel veel wat vroeger vanzelfsprekend was als door de tijd achterhaald overboord gezet, maar daarbij ook het oog verloren voor op zich zelf waardevol te achten tradities. Op consumptie en oppervlakkige prikkels gericht gedrag is veelal het gevolg van dit verdwijnen van stukken cultuur en beschaving. Het CDA Waalwijk wil het nadenken over de kwaliteit van de samenleving in termen van ethiek, visie en levensbeschouwing stimuleren. Het “waarden en normen” debat gaf een eerste aanzet tot verdieping, maar dit debat moet verder worden gevoerd. In plaats van “waarden en normen” kan het debat ook onder een andere benaming worden gevoerd. Misschien is meer aansprekend om het te hebben over ieders eigen verantwoordelijkheid, burgerzin, gewenst maatschappelijk gedrag etc. Waar eindigt de verantwoordelijkheid van het individu en begint de verantwoordelijkheid van de overheid? Wat kan de rol van “het maatschappelijk middenveld” zijn en wat betekent “maatschappelijk ondernemen”? Het CDA Waalwijk wil de discussie over dit soort thema’s verder voeren en ook de mensen in Waalwijk hiertoe blijven uitnodigen.
3 Omgeving Waalwijk is een middelgrote gemeente met een uitstekende ligging in het Brabantse land. Dichtbij bossen, duinen, polder en water. Snelwegen garanderen een snelle ontsluiting voor eenieder. Het voorzieningenniveau is hoog. Het is goed wonen en recreëren voor de bewoners. Voor de ondernemers is het aantrekkelijk dat Waalwijk is gelegen dichtbij, maar toch juist buiten, de Randstad en dicht bij de industriegebieden van België en Duitsland. De Maas kan (nieuwe) kansen bieden voor goedkoop transport over water. In het licht van de nieuwe structuurvisie van de provincie dient de gemeente Waalwijk haar (strategische) positie opnieuw te bepalen. In de ogen van het CDA dient het gebied Waalwijk/Drunen/Kaatsheuvel zijn eigen identiteit te versterken zowel ten opzichte van “Tilburg” als ten opzichte van “Den Bosch”. Het CDA blijft streven naar een goede relatie ook met de andere buurgemeenten.
4 Speerpunten van het CDA: - Waalwijk als centrumgemeente met een regionale functie voor wonen, werken en voorzieningen; - bloeiende en veerkrachtige kernen; - revitalisering van zowel het landelijk gebied als de oudere bedrijfsterreinen;
- samenwerking met omliggende gemeenten; - een rechtvaardig armoedebeleid; - een solide financieel beleid; - een bloeiend verenigingsleven; - sport; - veilige en leefbare wijken en buurten.
5 Gewenst beleid op deelterreinen A. Gemeentefinanciën Het CDA staat voor soliditeit en degelijkheid ook waar het de gemeentelijke financiën betreft. De gemeentebegroting dient te allen tijde evenwichtig te zijn in inkomsten en uitgaven. Structurele tekorten op de begroting moeten worden voorkomen en voor incidentele uitgaven dient ook een incidentele dekking te worden aangegeven. Beschikbare budgetten dienen in alle gevallen als randvoorwaarde voor te nemen beslissingen. Door alle bezuinigingen bij het rijk, de taakoverhevelingen van het rijk naar de gemeente en autonome ontwikkelingen staan de gemeentelijke financiën onder toenemende druk. Met name als gevolg van de economische recessie worden door het Rijk nieuwe bezuinigingen in het vooruitzicht gesteld. Ook in de Waalwijkse praktijk moeten we er rekening mee houden dat ons aanzienlijke ombuigingen te wachten staan. In de afgelopen jaren is door toepassing van de zogeheten kaasschaafmethode, door bezuinigingen op de ambtelijke organisatie en door reële ingrepen in bestaande budgetten al veel bereikt, maar de financiële realiteit dwingt andermaal tot het stellen van prioriteiten. Het CDA onderkent de noodzaak tot ombuigingen maar staat hierbij een genuanceerde aanpak voor, waarbij niet alleen gekeken wordt naar vermindering van budgetten, maar waarbij ook lastenverzwaringen (OZB) bespreekbaar zijn. Het CDA is voorst van mening dat op vitale onderdelen van de gemeentelijke huishouding niet bezuinigd mag worden. Te denken valt hierbij aan de kwaliteit van de openbare ruimte, de verkeersveiligheid en zaken van openbare orde. Ook dienen noodzakelijke investeringen in de economie door te gaan, omdat deze essentieel zijn voor onze welvaart en werkgelegenheid ook in de nabije toekomst. Ook zijn voor het CDA bezuinigingen die de zwakkeren in onze samenleving het hardst zouden treffen uit den boze. Financiële ruimte kan worden gevonden in aanscherping van het profijtbeginsel, in een nog efficiëntere organisatie en door samenwerking met anderen, met name op operationeel en ondersteunend vlak. Waar de gemeente als gevolg van verminderde rijksuitkeringen moet bezuinigen is het niet meer dan billijk om ook te kijken naar de gesubsidieerde instellingen. Er valt niet aan te ontkomen dat kritisch gekeken gaat worden naar de mate waarin de gemeente instellingen moet subsidiëren. Waar generieke bezuinigingen onvoldoende soulaas bieden zullen ook hier scherpe keuzes moeten worden gemaakt. Concreet: · verdergaande samenwerking met gemeenten in de regio o.a. als middel tot kostenbesparing;
·
rechten en leges kostendekkend;
·
verhoging lokale belastingen als uiterste middel als andere middelen (kostenbeheersing, schrappen “oud” beleid, reële bezuinigingen op apparaatskosten) zijn uitgeput;
·
herijking gemeentelijk takenpakket, waarbij sociaal zwakkeren het meest worden ontzien.
B Relatie burger – openbaar bestuur In onze inleidende overwegingen is aangegeven dat de rol van de gemeente op een aantal gebieden subsidiair is aan hetgeen de plaatselijke gemeenschap eigener beweging al ontwikkelt. Het heeft onze uitdrukkelijke voorkeur dat maatschappelijke verbanden zelf initiatief en verantwoordelijkheid nemen voor zaken van algemeen belang. De rol van de gemeente zal dan in voorkomende gevallen van meer faciliterende en ondersteunende aard kunnen zijn. Gelukkig kent onze gemeente een algemeen klimaat waarin burgers bereid zijn zelf tot initiatieven te komen. Bijvoorbeeld op het gebied van (mantel)zorg, het organiseren van evenementen, activiteiten voor goede doelen etc. zijn burgers en bedrijfsleven actief. Door het bieden van noodzakelijke ondersteuning wil het CDA het zelforganiserend vermogen van onze samenleving stimuleren. Het CDA neemt de burger serieus en heeft waardering voor de wijze waarop in de afgelopen jaren “van onderop” bijvoorbeeld wijkontwikkelingsplannen tot stand zijn gekomen. Hoe burgers via wijktafels en zeer lokale initiatieven hun betrokkenheid bij hun buurt laten zien dwingt respect af. Ook de zgn. pleinbijeenkomsten zijn redelijk succesvol en bieden een aansprekend forum waar burgers hun opvattingen over actuele ontwikkelingen naar voren kunnen brengen en aldus mede richting geven aan nieuw beleid. Van de gemeente mag van de andere kant worden verwacht dat eenmaal geaccepteerde wijkontwikkelingsplannen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en beloften worden nagekomen. De belangstelling van de burgers om te participeren in dergelijke plannen loopt anders het risico snel te verdampen. In schril contrast met de bereidheid van velen om als vrijwilliger of anderszins deel te nemen in maatschappelijke processen staat een afnemende belangstelling voor “de politiek” laat staan voor het lidmaatschap van een politieke partij. Een zorgelijke ontwikkeling, niet alleen bij het CDA. Met andere partijen wil het CDA werken aan een beter profiel van politieke partijen en de politiek in het algemeen. Het aanbod van voorzieningen in de zgn. Pluswijken bevordert de leefbaarheid van de wijken en draagt bij aan het welzijn van de bewoners. Met de aanwezigheid van servicepunten in de kernen Waspik en Sprang-Capelle komt de toegankelijkheid tot meer stedelijke voorzieningen dichterbij. Wij plaatsen hiernaast de kanttekening dat de gemeente ook van de burgers mag vragen dat zij oog hebben voor buurt -of wijkbelang overstijgende aangelegenheden en de kaderstellende rol van de raad accepteren. De beweerde afstand tussen bestuur en bestuurden moet overigens niet overdreven worden. Veel burgers tonen om uiteenlopende redenen geen belangstelling voor de publieke zaak of verwachten van een gekozen gemeentebestuur dat het handelt naar normen van goed en adequaat bestuur. Van onze in de raad gekozen vertegenwoordigers verwachten wij ten slotte dat zij de contacten met de samenleving actief onderhouden en suggesties doen voor verbeteringen in de relatie tussen bestuur en burgers. Concreet: ·
de eigen verantwoordelijkheid van de burgers voor de publieke zaak stimuleren;
·ÿÿÿÿ de principes van WOP’s en DOP’s , wijktafels en betrokkenheid bij ruimtelijke plannen overeind laten; ·ÿÿÿÿÿÿÿÿ Wijkontwikkelingsplannen ook uitvoeren. ·
in de pluswijken Waspik en Sprang-Capelle servicepunten voor burgers;
·
transparante besluitvormingsprocessen en heldere communicatie;
C Subsidies Vanouds subsidieert de gemeente allerlei maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport, cultuur, welzijn, onderwijs etc. Met subsidiëring geeft de gemeente aan dat zij bepaalde activiteiten, hoewel niet (volledig) door haar zelf behartigd, van algemeen belang acht voor de plaatselijke samenleving. Ook nog afgezien van de financiële problematiek dient inhoudelijk te worden beargumenteerd welke voorzieningen voor gemeentelijke subsidiering in aanmerking komen. Een bloeiend verenigingsleven acht het CDA van wezenlijk belang voor onze plaatselijke gemeenschap. Sportverenigingen, jeugdorganisaties, ouderenbonden zijn essentiële schakels voor samenhang en betrokkenheid bij de gemeenschap en hebben voor de ontwikkeling en ontplooiing van onze gemeenschap een niet te onderschatten vormende waarde. Ook op het gebied van educatie (bibliotheek) en culturele vorming (Leest, Kunstencentrum/CHAP) zijn (basis)waarden en belangen in het geding die een financiële ondersteuning vanuit de gemeente volstrekt rechtvaardigen. Het CDA is van mening dat het leggen van meer verbindingen tussen bijvoorbeeld onderwijs, voor -en naschoolse opvang en sport(accommodaties) een meerwaarde kan hebben tegenover overwegend solitair opererende organisaties. Ook het vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn onmisbare schakels in de maatschappij en dienen ook door de gemeente te worden ondersteund. In het licht van de financiële positie van de gemeente zal overigens nog scherper worden getoetst welke individuele bijdragen van de gebruikers van gemeentelijke voorzieningen gerechtvaardigd zijn (profijtbeginsel). Ook hier geldt dat algemene voorzieningen uiteindelijk voor iedere beurs toegankelijk moeten zijn. Concreet: · heldere keuzen maken over door de gemeente te subsidiëren voorzieningen, en hierbij prioriteit toe te kennen aan voorzieningen op de gebieden sport/onderwijs, cultuur en educatie, jeugdverenigingen alsmede vrijwilligerswerk en mantelzorg. D Leefbaarheid en veiligheid Gemeentelijk veiligheidsbeleid Je veilig voelen in je woon -, werk- en leefomgeving is essentieel. Dankzij het stevige beleid in de afgelopen jaren is de geregistreerde criminaliteit gedaald en voelen meer mensen zich veilig. Deze lijn moet worden voortgezet. De gemeente heeft een belangrijke taak als regisseur in de veiligheidsketen. Veiligheidbeleid krijgt vorm in samenwerking met burgers, politie en justitie, scholen, buurtverenigingen, horecaondernemers en winkeliers, woningcorporaties, (sport)-verenigingen, etc.
De zorg voor veiligheid van burgers en effectieve bestrijding van criminaliteit is een kerntaak
van de overheid. In de christendemocratische visie is voorkomen, opsporen, vervolging en bestraffing van criminaliteit een praktische vertaling van de rol van de overheid bij het gestalte geven aan publieke gerechtigheid. De overheid heeft deze exclusieve taak, opdat eigenrichting wordt voorkomen en bij strafoplegging sprake moet zijn van onafhankelijke rechtspraak.
Het veiligheidsbeleid vereist een gemeente die haar gezag gebruikt, stimuleert en ondersteunt. Het CDA is van mening dat de gemeente als het gaat om veiligheidsbeleid de volgende drie taken heeft.
1. Overlast bestrijden en tegengaan. Geweld mag onder geen enkele voorwaarde worden geaccepteerd. De taak van de gemeente is de openbare orde, in samenwerking met politie en justitie, te handhaven. De burgemeester maakt hierover in het driehoeksoverleg (burgemeester-justitie-politie) bindende afspraken en rapporteert daarover aan de gemeenteraad of desbetreffende raadscommissie. Waar nodig, draagt de gemeenteraad zelf ook wensen aan die opgenomen worden in de planvorming en prioriteitstelling van de politie.
2. Preventie. Het beleid is erop gericht criminaliteit en overlast niet alleen tegen te gaan, maar liever nog te voorkomen. Dat gebeurt door voorlichting en samenwerking met ouders, scholen en maatschappelijke instellingen. Maar ook door fysieke maatregelen, zoals camerabeveiliging en afspraken met horeca-exploitanten.
3. Participatie en het (weer) vormgeven van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en de lokale gemeenschap. Burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven hebben uiteraard ook een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het voorkomen van onveiligheid. Respect voor elkaar, moet een gedeeld begrip worden. Goede voorlichting en een lik-op-stuk-beleid helpt om duidelijk te maken wat kan en wat niet kan. Hiermee kan de verruwing van het maatschappelijke klimaat worden tegengegaan.
Veiligheid is geborgenheid
Mensen moeten in geborgenheid kunnen leven, zowel in de thuissituatie als in de publieke ruimte. Reizigers in het openbaar vervoer moeten zich op hun gemak kunnen voelen, scholieren, onderwijzend personeel en winkeliers moeten zich veilig weten. De gemeente dient, met andere woorden, een gemeenschap te zijn waarin iedereen zich veilig voelt en veilig is.
Naast meer regulier toezicht is het CDA voorstander van het gebruik van cameratoezicht, indien dit aantoonbaar noodzakelijk is om bepaalde openbare gebieden veiliger te maken. De privacy van individuen mag in de visie van het CDA uiteindelijk geen beletsel zijn. De regels moeten duidelijk zijn: wie niets te verbergen heeft, hoeft geen bezwaar te hebben tegen gefilmd te worden.
Het veiligheidsgevoel krijgt een stimulans door meer politie en andere toezichthouders op straat, door particuliere beveiliging in winkels en op bedrijventerreinen, door toezicht in het openbaar vervoer, door conciërges op scholen. Wijkagenten, gebiedscoördinatoren en stadswachten kennen de buurten en wijken en de mensen die daar wonen en werken. Zij treden op als bemiddelaar, stimuleren de sociale samenhang in hun werkgebied en handhaven regels op straat. Ook de bewoners dragen verantwoordelijkheid. Initiatieven op buurt -en wijkniveau als buurtpreventieteams en de introductie van keurmerken als KVW juicht het CDA daarom toe.
Koffieshops
Het CDA vraagt blijvende aandacht voor het (soft)drugsbeleid. Te vaak bestaat overlast in straten, buurten of parken van groepen gebruikers en aanbieders. Het accent moet daarbij liggen op voorkoming van harddrugsverslaving en het tegengaan van straathandel en overlast op straat. Beperkte politiecapaciteit en wettelijke beperkingen maken een effectieve aanpak helaas problematisch. Zolang dit nog zo is is het CDA bereid in een overgangsfase de (2) bestaande koffieshops te gedogen, zolang sluiting daarvan uit oogpunt van openbare orde nog grotere bezwaren met zich zou brengen. De zgn. AHOJG-criteria worden hierbij strikt toegepast.
De openbare ruimte
De lokale gemeenschap moet de publieke ruimte heroveren, in de eerste plaats door te zorgen voor goed onderhoud. Ook wijkgericht werken is een goede manier om dichtbij en op vraag van de burger bezig te zijn met inrichting en onderhoud van de openbare ruimte. Een verloederde publieke ruimte kan gevoelens van onveiligheid oproepen. De kwaliteit van de publieke ruimte gaat velen ter harte. Mensen ergeren zich bijvoorbeeld aan het bekladden van gebouwen met graffiti of aan hondenpoep op straat. Bij de (her)inrichting van straten en pleinen dient er aandacht te zijn voor het gebruik van duurzame voorzieningen en of het onderhoud goed kan worden uitgevoerd. Er wordt rekening gehouden met de wensen en behoeften van kinderen, ouderen en gehandicapten. Dus aan een levensloopbestendige en aanpasbare openbare ruimte. Binnen elke wijk of buurt dient een ‘plein’ uit te nodigen tot binding en ontmoeting tussen mensen. Verder vindt het CDA het nodig dat de gemeente de algemene onderhoudsnorm regelmatig opnieuw bekijkt en waar nodig bijstelt. Verloedering en vervuiling moeten worden tegengegaan. Woningcorporaties, particuliere verhuurders en particuliere woningbezitters moeten, zo nodig, worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor de publieke ruimte.
In toenemende mate wordt overlast ondervonden van geparkeerde fietsen bij bushaltes. Door plaatsing van fietsenrekken en een beter toezicht op een ordentelijk parkeergedrag dienen hinderlijke situaties te worden aangepakt.
Openbaar groen
In de gemeente moet voldoende ruimte zijn voor groenvoorzieningen. Dit groen moet goed onderhouden worden, op peil worden gehouden en waar mogelijk worden uitgebreid. Regelmatige controle daarvan is belangrijk om ook hier verloedering en vervuiling te voorkomen. Net zoals bij de inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte, is het van belang om burgers te betrekken bij onderhoud van groen in hun woonomgeving. Bij planning en onderhoud van de groenvoorzieningen vormt de sociale veiligheid een vast onderdeel. Openbaar groen in de stad draagt bij aan een beter milieu en ruimtelijke kwaliteit. Bomen en planten zijn de longen voor een stedelijke omgeving die in meer of mindere mate vervuilend is. (Meer) openbaar groen helpt bij de opvang van (regen)water en is in algemeenheid goed voor het milieu. Wanneer als gevolg van stedelijke ontwikkelingen bijv. woningbouw door inbreiding, groen verloren gaat dient dit elders in de wijk te worden gecompenseerd. Om een en ander ook financieel mogelijk te maken is het CDA voorstander van een “”Groenfonds”, gevoed uit de opbrengsten van bouwplannen. Concreet: · integrale veiligheid blijft hoog op de politieke agenda: instellingen, burgers, politie en justitie worden op hun verantwoordelijkheid aangesproken; · confrontatie daders vandalisme met hun gedrag en verhaal ouders; bij taakstraffen inzetten op schoonmaken openbare ruimte (graffiti ongedaan maken); · effectieve aanpak overlast als gevolg van gebruik (soft en hard) drugs; · veiligheid en bestrijding overlast als speerpunt in het wijk -en buurtbeheer. · als door woningbouw of andere stedelijke inbreiding “groen” verloren gaat wordt dit elders in de wijk gecompenseerd; · overlast als gevolg van hinderlijk stallen van fietsen met name bij bushaltes wordt aangepakt.
E. Wonen Het CDA Waalwijk streeft naar hoogwaardige woonkwaliteiten. In buurten en wijken wordt een passende differentiatie van woningen (huur, koop, betaalbaar, type) nagestreefd. Voor alle bevolkingsgroepen moeten geschikte betaalbare woningen beschikbaar zijn. Om ook jongeren te binden aan Waalwijk wordt in het woningbouwprogramma een accent gegeven aan de positie van starters, bijvoorbeeld door middel van bouwprojecten op basis van collectief opdrachtgeverschap. Een constructieve samenwerking met de woningbouwcorporaties is hierbij van belang.
Gebiedsgericht zullen wijken die niet meer voldoen aan een redelijk woon- en leefklimaat, moeten worden vernieuwd. In overleg met de zorgaanbieders zal het beleid tot realisering van woon zorgprojecten in met name de Pluswijken wordt voortgezet en waar nodig geïntensiveerd. Inbreidingslocaties die ontstaan door vrijkomende school- en sport- en welzijnscomplexen, bieden mogelijkheden om de uitgangspunten te realiseren. Er zijn veel inbreidingslocaties die al concreet benoemd kunnen worden. De gemeente dient initiatieven van particulieren te stimuleren, waardoor open plekken in de kernen of locaties waarop met de woonomgeving conflicterende functies plaatsvinden, opnieuw worden ingericht. De door de raad in 2009 vastgestelde woonvisie geldt als uitgangspunt voor de volkshuisvesting voor de komende jaren. In prestatieafspraken met de corporaties zal het aandeel van de corporaties in de totale woningbouw worden vastgelegd. Het CDA wenst meer accent te leggen op vormen van particulier en collectief opdrachtgeverschap (ook voor senioren). Met name de vraag naar particuliere woningbouw op grotere kavels moet worden beantwoord. Behalve aan het grondgebied van de kern Waalwijk, komt hierbij uitdrukkelijk ook het grondgebied van de kernen Waspik en Sprang-Capelle in beeld. De op te stellen ruimtelijke structuurvisie dient aan te geven welke locaties voor toekomstige bebouwing in aanmerking komen. Met het oog op de woningbouw voor ook de langere termijn, wordt de voorbereiding van de 2e fase van Landgoed Driessen ter hand genomen. De stedenbouwkundige visie voor het gebied 1e Zeine/Olympiaweg en Hoefsvengebied wordt in bestemmingsplannen uitgewerkt. Indien een horecafunctie op het (oude) Lido niet tot de mogelijkheden behoort, dient invulling van deze locatie opnieuw overwogen te worden. De energiekosten maken een steeds groter deel uit van de totale woonlasten. Maatregelen om energiezuinig te bouwen en het verbruik van energie voor bestaande woningen te reduceren worden gestimuleerd. Centrum Nu het bestemmingsplan voor het Centrum is vastgesteld dienen de verschillende plandelen voortvarend ten uitvoer te worden gebracht. Met name winkelcentrum De Els en de (kantoren)invulling van de Taxandriaweg, het CHAP en de Hooisteeg krijgen prioriteit. De invulling van het gebied Hooisteeg kan voor het CDA, in het perspectief van de totale centrumontwikkeling opnieuw in beschouwing worden genomen. Naast commerciële en culturele functies dient, daar waar dit passend is binnen de te realiseren concepten, (meerlaagse) woningbouw en gebouwd parkeren in de uit te werken plannen voor het centrum te worden betrokken. Met de ontwikkeling van het CHAP geeft Waalwijk een belangrijke culturele en toeristisch-recreatieve impuls aan het centrum. Citymanagement is een goed instrument om de toeristisch-recreatieve betekenis van het centrum verder op te plussen. Het initiatief van de winkeliers en horeca om door middel van een verordening gelden bijeen te brengen voor het organiseren van allerlei activiteiten om het centrum aantrekkelijker te maken, verdient steun. Concreet: ·ÿÿÿÿÿÿÿÿ uitvoering van de Woonvisie 2010-2019; inzet op betaalbare woningen, zeker bij de huidige recessie. ·ÿÿÿÿÿÿÿÿ aandacht voor collectief en particulier opdrachtgeverschap, zowel voor starters als senioren; ·
Citymanagement voor een meer bruisend centrum
F. Economie en Werkgelegenheid Waalwijk dient zijn regionale positie als werkgelegenheidsgemeente te behouden. In regionaal verband worden hierover met buurgemeenten en de Provincie afspraken gemaakt. Bij nieuw te vestigen ondernemingen wordt gelet op de bijdragen die zij hebben op het gebied van de werkgelegenheid alsmede op eisen van duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit, zuinig ruimtegebruik, milieu en energie. Bij de uitgifte van gronden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met reële wensen van de zich vestigende ondernemers. De revitalisering van bestaande bedrijfsterreinen vergt blijvende aandacht. Duurzaamheid is voor het CDA Waalwijk een belangrijke factor, waarvoor o.a. vervoer van goederen over water van toenemende betekenis is. Mits het bestaansrecht van de havens economisch aantoonbaar is dient de gemeente Waalwijk zich nieuwe investeringen te permitteren om de functionaliteit van haar havens te vergroten. De gemeentelijke organisatie dient zich ondernemersvriendelijk op te stellen. Het benoemen van een vast aanspreekpunt voor de ondernemers kan hieraan bijdragen. Procedures voor verlening van bouw- en andere vergunningen mogen niet langer duren dan strikt noodzakelijk. De agrarische sector blijft voor een vitaal platteland van wezenlijk belang. Verbreding van het economisch draagvlak voor agrarische bedrijven (verbrede landbouw) verdient ondersteuning. In het bestemmingsplan buitengebied wordt op een dergelijke verbreding ingespeeld. Ook agrarisch natuurbeheer vormt een uitstekend middel om natuurdoelen te realiseren in combinatie met het bieden van versterking van de economische structuur van de agrarische sector. Zakelijke dienstverlening en detailhandel vormen een wezenlijk bestanddeel van de Waalwijkse economie en dienen dienovereenkomstig kansen te krijgen. Detailhandel draagt verder bij aan de leefbaarheid van de kernen Waspik en Sprang-Capelle. Het waar mogelijk instandhouden van deze voorzieningen is een speerpunt van het economisch en ruimtelijk beleid. Naast het centrum van de kern Waalwijk, worden ook de kleinere centra van Waspik en Sprang-Capelle gemoderniseerd. Samen met de buurgemeenten worden de mogelijkheden onderzocht de positie van onze regio op het terrein van toerisme & recreatie (leisure) te verbeteren. Het inzicht wint immers veld dat de regio Midden-Brabant zich van andere regio’s op dit beleidsterrein kan onderscheiden. De aandacht dient zich hierbij zowel op het stedelijk (centrum Waalwijk) als het landelijk gebied te richten. Met de gestelde doelen omtrent werkgelegenheid en haar regionale positie dient Haven 8 (gefaseerd) tot ontwikkeling te komen. Het CDA wenst deze ontwikkeling evenwel te conditioneren in die zin dat rekening gehouden wordt met de ontwikkeling van de beroepsbevolking en de aanbod -en vraagverhoudingen op de arbeidsmarkt en de taakstelling in regionaal verband. Voor kleinschaliger bedrijvigheid dan wel specifieke bedrijvigheid zal ook het bedrijventerrein van Waspik (Scharloo/Maasoevers) worden ontwikkeld. Revitalisering dient er mede toe bedrijventerreinen te reshuffelen en in te richten overeenkomstig nieuw toe te kennen functies en typologie. In algemene zin dient het arbeidsmarktbeleid in ruimere zin (onderwijs, re-integratie, vraag – en aanbod in de beroepsbevolking ook op langere termijn) maatgevend te zijn voor aard en tempo van te ontwikkelen terreinen. In de huidige economische situatie dreigen met name jongeren niet aan de bak te komen. Het CDA wil dat speciale aandacht wordt geschonken aan deze problematiek. Voorkomen moet worden dat een generatie jongeren aansluiting op de arbeidsmarkt mist en daardoor op onaanvaardbare achterstand komt. Ook werkgevers worden op hun verantwoordelijkheid in deze uitdrukkelijk aangesproken. De arbeidsmarkt beperkt zich niet tot Waalwijk alleen. Het vraagstuk is breder en dient vooral ook regionaal te worden benaderd. In het gemeentelijk aanbestedingsbeleid wordt , voor zover hogere regelgeving dit toestaat, rekening gehouden met effecten op de lokale en regionale werkgelegenheid. Ook dient de werkgelegenheid van speciale doelgroepen onderdeel van het aanbestedingsbeleid uit te maken( Social Return). Concreet:
· de aantrekkelijkheid van Waalwijk als vestigingsplaats voor bedrijven versterken o.m. door het hebben van één aanspreekpunt in de gemeentelijke organisatie; · aanleg, revitalisering en herstructurering van (bestaande) bedrijventerreinen; · aanleg nieuwe sluis in Waalwijkse Haven, mits economisch en financieel onderbouwd; · instandhouding en versterking zakelijke dienstverlening en detailhandel, ook in de kernen; ·ÿÿÿÿ modernisering dorpscentra Sprang-Capelle en Waspik; · regionale samenwerking met overheden, onderwijs en bedrijfsleven in “DeIdealeonnectie” verder uitbouwen; · in het aanbestedingsbeleid rekening houden met lokale/regionale werkgelegenheid en de positie van zwakkeren op de arbeidsmarkt.
G. Participatie, zorg, welzijn, sociaal beleid en integratie
De WMO
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) in werking getreden. Deze wet geeft gemeenten de taak te zorgen voor een samenhangend pakket van diensten en voorzieningen, zodat iedereen kan participeren in de lokale samenleving. Mensen komen in de visie van het CDA het meest tot hun recht in hun relaties met anderen; het participatiebeleid moet daarop gericht zijn. Gemeenten zijn op grond van de WMO verantwoordelijk voor:
1. de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 2. preventieve ondersteuning bij opgroeien en opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorg; 5. het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid; 6. voorzieningen voor mensen met een beperking; 7. maatschappelijke opvang en vrouwenopvang; 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg;
9. verslavingsbeleid.
Het CDA staat nog steeds achter het uitgangspunt van de WMO dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun leefsituatie. Pas wanneer mensen dat niet (voldoende) kunnen en hun sociale omgeving geen ondersteuning (kan) bieden, is er een rol weggelegd voor gemeenten. De eigen verantwoordelijkheid van WMO -cliënten is ook een financiële. Vanuit beginselen van rechtvaardigheid en solidariteit is het niet onredelijk bij de gebruikers van WMO-voorzieningen naar rato van inkomen of vermogen een eigen bijdrage te vragen, teneinde het WMO-beleid als totaliteit ook betaalbaar te houden. Voorkomen moet worden dat mensen klem komen te zitten tussen de schotten van AWBZ/ziektekostenverzekering en de WMO. Maatwerk is hierbij geboden, zonder dat de rekening volledig bij de gemeente wordt gelegd. Het doel is om elke gemeente een leefbare lokale gemeenschap te laten zijn met een grote sociale samenhang in de wijken en buurten. In dat beeld past dat inwoners zelfredzaam en betrokken zijn bij hun omgeving: ze nemen zoveel mogelijk hun eigen verantwoordelijkheid en ondersteunen elkaar waar dat mogelijk is. Burgers die (tijdelijk) niet meer op eigen kracht kunnen meedoen of zijn losgeraakt van de samenleving worden ondersteund bij het (weer) op een volwaardige manier kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Daarbij staan goede en betaalbare voorzieningen voorop. Kwaliteit van diensten en voorzieningen is voor het CDA leidend bij de aanbestedingen, uiteraard zonder daarbij een goede prijskwaliteitverhouding uit het oog te verliezen. De vanwege het Rijk voor de uitvoering va de WMO beschikbaar gestelde middelen gelden als taakstellend voor het gemeentelijk beleid.
Voor het CDA telt ieder mens. De uitgangspunten gerechtigheid en solidariteit doen een appel om ieder individu tot zijn of haar recht te laten komen. Samen leven betekent omzien naar elkaar, mensen ondersteuning bieden waar dat nodig is. Deze ondersteuning kan tijdelijk van aard zijn, omdat in de visie van het CDA het beleid vooral moet zijn gericht op herstel van eigen verantwoordelijkheid. Dit neemt niet weg dat er ook mensen zijn die langdurig op ondersteuning en hulp door de overheid zijn aangewezen. Gemeenten hebben daarbij, afhankelijk van wet- en regelgeving, een bijzondere dan wel een aanvullende taak.
Gezondheidsbeleid
Op het gebied van gezondheidsbeleid spelen niet alleen gemeenten een rol. Veel van het gezondheidsbeleid is afhankelijk van nationaal beleid en nationale geldstromen (Algemene wet bijzondere ziektekosten, AWBZ, en Zorgverzekeringswet). Daar waar gemeenten wel een taak hebben betreft het vooral de openbare gezondheidszorg die wordt uitgevoerd door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD).
Ook hebben de gemeente en de GGD taken op het gebied van het voorkomen van en optreden bij epidemieën, crises en rampen met risico’s voor de volksgezondheid. Een vraagstuk dat in toenemende mate aandacht vraagt betreft zwaarlijvigheid (obesitas), in toenemende mate ook bij jonge kinderen. Dit vraagt van de gemeente, in samenwerking met GGD en zorgpartijen om extra aandacht en actieprogramma’s. Zijn er geen directe taken voor de gemeente op het terrein van de gezondheidszorg, zij kunnen wel de vestiging van aanbieders van (medische) zorg faciliteren in het ruimtelijk en vestigingsbeleid. De gemeente ondersteunt en faciliteert de vestiging van zorgvoorzieningen als HOED’s en maakt zich sterk dat bestaande voorzieningen als het TweeStedenziekenhuis zoveel mogelijk functies in Waalwijk behouden. In woonwijken worden de mogelijkheden voor de huisvesting van doelgroepen als mensen met een handicap of met andere beperkingen bevorderd. Zo nodig wordt hiermee bij de grondprijs rekening gehouden.
Alcoholmisbruik In toenemende mate drinken jongeren te veel alcohol. Er is zelfs sprake van onverantwoord drankmisbruik waarbij men op steeds jongere leeftijd voor het eerst in aanraking komt met alcohol. Het CDA vindt dat gemeenten actief beleid moet voeren op preventie en vroegsignalering van alcoholgebruik onder minderjarigen. Echter, ook in het kader van de handhaving van wet- en regelgeving en de bestrijding van overlast, moet de gemeente duidelijke grenzen stellen en optreden. Een beperking van de openingstijden van horecagelegenheden (zoals bijvoorbeeld ook bepleit in de actie “Vroeg op Stap”) geldt als uitdrukkelijke optie om het gebruik van alcohol onder met name jongeren tegen te gaan.
Gehandicapten
Mensen met een functionele beperking of handicap verdienen ondersteuning waar dat nodig is en deze behoefte bestaat. Het CDA vindt dat gehandicapten, binnen vast te stellen grenzen, moeten kunnen beschikken over een persoonsgebonden budget zodat zij zelf de benodigde zorg kunnen inkopen. Daarnaast moet er oog zijn voor het sociale netwerk waarbinnen gehandicapten leven. Familie, vrienden, buren en kennissen vormen immers de achtervang waarop zij kunnen terugvallen als het collectieve zorgsysteem onvoldoende kan inspelen op hun specifieke, individuele zorgbehoefte.
Zelfstandig zijn, zelf beslissingen kunnen nemen, dit zijn voor ieder individu essentiële zaken in het leven. Het is daarom van groot belang dat gehandicapten voldoende informatie en advies kunnen krijgen over bijvoorbeeld wonen, vervoer, werken, recreëren en zorgvoorzieningen. Versnippering van voorzieningen en financiële regelingen is ongewenst. Integrale indicatiesystemen kunnen de gewenste helderheid bieden. Het gehandicaptenvervoer vraagt nauwlettende aandacht. In het kader van de besluitvorming over collectief vraagafhankelijk vervoer zal het CDA de behoeften van gehandicapten goed in de gaten houden. Bij nieuwbouw of reconstructie van woningen is aandacht nodig voor fysieke aanpassingen, vooral om rekening te houden met de specifieke behoeften van gehandicapten.
Gehandicaptenbeleid is ook in het kader van de uitvoering van de WMO een aandachtspunt. Het CDA zet zich in voor het voorkomen van onnodige en voor verkorting van procedures. Steeds zal bezien worden of het binnen de balans van zorgvuldigheid en effectiviteit mogelijk is procedures te bekorten. Als er voldoende budget is, is het gewenst subsidies te verstrekken voor projecten die de toegankelijkheid van gehandicapten van openbare gebouwen, de openbare ruimte en recreatie en sportvoorzieningen vergroten.
Bestrijding sociaal isolement en armoede
Bij de bestrijding van armoede is het van belang onderscheid te maken tussen armoede als de oorzaak van problemen en armoede als het gevolg daarvan. Voor het CDA staat voorop dat mensen redelijkerwijs van een inkomen rond moeten kunnen komen en de noodzakelijke kosten van het bestaan moeten kunnen opbrengen. Wanneer dat niet lukt zal de overheid de helpende hand moeten bieden via inkomensbeleid. Het is vooral van belang om attent te zijn op de hoogte van vaste lasten, kosten voor wonen (energie), zorg en kinderen. Sommige mensen belanden in armoede omdat ze op allerlei manieren in het leven vastlopen: relatieproblemen, een gebrekkig financieel beheer, gemis aan een structuur en discipline, verslaving enzovoort. In dat geval is extra inkomensondersteuning geen oplossing, maar zijn andere vormen van sociale en maatschappelijke ondersteuning nodig. Bij armoedebeleid gaat het dus enerzijds om inkomensbeleid, anderzijds om maatschappelijke participatie en bestrijding van sociaal isolement. In het algemeen geldt dat betaald werk de beste manier is om uit armoede te ontsnappen. De gemeente heeft dus een taak mensen die aan het werk kunnen weer aan de slag te krijgen. Het is tevens realistisch om te onderkennen dat niet iedereen betaald werk kan verrichten. Hier komen oplossingen in de sfeer van de Wet sociale werkvoorziening, maatschappelijke participatie in de vorm van vrijwilligerswerk in beeld. Het CDA vindt dat de gemeente bij het armoedebeleid oog moet hebben voor de zogeheten armoedeval, die optreedt als mensen aan het werk gaan. Tegelijkertijd is het CDA zich ervan bewust dat voor sommige mensen de weg naar betaalde arbeid definitief is afgesloten. Voor deze mensen is een sociaal rechtvaardig armoedebeleid levensnoodzaak. Op basis van de eerder geformuleerde uitgangspunten van gerechtigheid en solidariteit kiest het CDA daarom voor een rol van de gemeente die is gericht op ondersteuning van mensen die (soms tijdelijk) geen uitzicht meer hebben op regulier werk vanwege medische en/of sociale redenen.
Het bestaande armoedebeleid verdient voortzetting, de wijze waarop verdient mogelijk bijstelling, in overleg met de doelgroep c.q. instanties als maatschappelijk werk, kerken en andere betrokkenen. Het CDA staat welwillend tegenover het particulier initiatief om ook in Waalwijk tot een voedselbank te komen.
Schuldhulpverlening Het CDA staat voor een duidelijke visie van de gemeente op schuldhulpverlening. De gemeente moet vooral een preventief beleid voeren, gericht op het voorkomen dat mensen in problematische schuldsituaties raken. De gemeente maakt hiertoe afspraken met woningcorporaties met betrekking tot het tijdig signaleren van huurschulden, zodat huisuitzettingen kunnen worden voorkomen. Ook moet de gemeente afspraken maken met de kredietbank over mogelijkheden voor schuldsanering en over begeleiding bij budgettering. In de gemeente dient voldoende sociaal- en maatschappelijk werk
aanwezig te zijn voor de begeleiding van mensen die schulden (dreigen te) hebben. Voorkomen moet worden dat het antwoord op een verzoek om schuldhulpverlening langer duurt dan strikt noodzakelijk. Het CDA is voorstander van kwijtschelding van belastingen en heffingen voor mensen met een inkomen op of rond het niveau van een bijstandsuitkering. Voor kwijtschelding komen alle belastingplichtigen in aanmerking die niet of nauwelijks in staat zijn om een gemeentelijke belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen.
Jeugdzorg:
Voor het CDA geldt het gezin als hoeksteen van de samenleving. Wij willen nog eens het belang van een goede opvoeding en vorming van onze kinderen benadrukken. Door het functioneren van het gezin door goede scholing, goede opvang en ondersteuning, mogelijkheden voor ontspanning en ontmoetingen te steunen wordt een basis gelegd voor een degelijke opvoeding, waardoor jongeren uit kunnen groeien tot volwassenen die in de samenleving hun eigen plek weten te vinden. Met de aanstaande Centra voor Jeugd en Gezin liggen er uitgelezen kansen het functioneren van de gezinnen waar nodig te verbeteren en ouders bij de opvoeding van hun kinderen te stimuleren en te ondersteunen. Het CDA vindt dat deze kansen ook gegrepen moeten worden. Bij de inrichting van het Centrum voor Jeugd en Gezin in Waalwijk wordt gebruik gemaakt van de expertise van Jongerencentrum Tavenu, met name voor de wat oudere jeugd. Het CJG mag in geen geval tot nieuwe bureaucratisering leiden maar moet deze juist verminderen.
De gemeente heeft op het gebied van jeugdzorg een wettelijke taak met name de preventieve jeugdzorg. De gemeente ziet toe op een effectieve samenwerking tussen de bij de jeugdzorg betrokken instanties en voert hierbij waar mogelijk de regie. Aangedrongen wordt op een voor eenieder duidelijk beschrijving van de onderscheiden taken en verantwoordelijkheden.
Ouderenbeleid
Voor een deel behoeven ouderen geen specifiek beleid maar is het voldoende dat in het reguliere beleid (woningbouw, WMO, zorg en welzijn) rekening gehouden wordt met een grijzer wordende samenleving. Hierdoor wordt met de positie van senioren in het beleid integraal rekening gehouden. Speciale aandacht wordt evenwel gevraagd voor het project “Waalwijk Ouderenproof”. Aan de in dit project gedane aanbevelingen is voor een groot deel recht gedaan. Thans wordt een evaluatie van dit project gewerkt. Het CDA wacht deze evaluatie af en zal de nadere aanbevelingen terdege bij het gemeentelijk beleid betrekken.
Concreet:
· het CDA kiest voor een gemeentelijk armoedebeleid dat activerend is voor wie nog kan werken, toereikend is voor wie dat niet meer kan en dat ook op langere termijn houdbaar is; · het CDA zet zich in voor financiële tegemoetkoming van bijzondere kosten als gevolg van chronische ziekte of handicap voor mensen met een minimuminkomen; ·. maatschappelijke participatie van kinderen in gezinnen met een minimuminkomen wordt door de gemeente financieel ondersteund; · de WMO wordt uitgevoerd binnen de door het Rijk gestelde financiële kaders. Voor eventuele extra uitgaven zijn als dekkingsmiddel inkomensafhankelijke voorzieningen c.q. invoering van eigen risico’s bespreekbaar; · regionale samenwerking bij maatschappelijke opvang en verslavingszorg; · benutten Centrum voor Jeugd en Gezin voor integrale benadering jeugdzorg; H. Vrijwilligers, sport, cultuur en integratie Vrijwilligers en Verenigingen
Het CDA gelooft in een samenleving waarin mensen naar elkaar omzien en verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. Heel praktisch ziet men dit terug daar waar mensen participeren in verenigingen. Binnen een vereniging zetten mensen zich vrijwillig in voor een gemeenschappelijk doel. Op natuurlijke wijze raken mensen daar tevens betrokken op elkaar. Het gemeentelijke beleid moet gericht zijn op het faciliteren van verenigingen voor zover zij een maatschappelijk doel nastreven. Het subsidiebeleid moet daarop ingericht zijn.
Vrijwilligerswerk en mantelzorg
Vrijwilligers zijn de ruggengraat van onze samenleving. Veel maatschappelijk nuttige taken zouden blijven liggen als er geen mensen zouden zijn die zich onbezoldigd willen inzetten voor de medemens. Vrijwilligers moeten hierin ondersteund worden, door hen inspraak te geven in beleid, voorzieningen te bieden voor deskundigheidsbevordering en door praktische ondersteuning.
Vrijwilligers kunnen verder ondersteund worden via het afsluiten en financieren van een collectieve ongevallen- en/of WA-verzekering, bijvoorbeeld bij sportverenigingen. Mantelzorgers zijn mensen die
zorgtaken op zich hebben genomen voor een dierbare die is aangewezen op hulp en verzorging. Gemeenten kunnen zorgen voor een stuk verlichting voor deze vaak zwaarbelaste mensen. Via reguliere subsidies kunnen gemeenten het maatschappelijk werk of de openbare geestelijkengezondheidssector stimuleren specifiek beleid te voeren voor de mantelzorgers. Tevens dient er sprake te zijn van deskundigheidsbevordering bij deze organisaties zodat niet alleen een collectief ondersteuningsaanbod maar tevens maatwerk geleverd kan worden. Het CDA vindt dat de gemeente de waardering van vrijwilligers en mantelzorgers tot uitdrukking moet laten komen door hen te ondersteunen bij hun waardevolle taak. Dit kan onder andere door gemeentelijke subsidies voor organisaties die vrijwilligers en mantelzorgers ondersteunen, door administratieve ondersteuning of door een vergoeding voor kinderopvang te bieden. Een andere mogelijkheid is dat gemeenten vrijwilligers en mantelzorgers jaarlijks in het zonnetje zetten door een speciale ‘Dag voor de vrijwilliger’ met tal van activiteiten te organiseren. In onze gemeente draagt het OPSW (Ondersteuningspunt Sport en Welzijn) zorg voor een zo goed mogelijke (ambtelijke) ondersteuning van vrijwilligersorganisaties. Ook draagt het bij aan de bevordering van Maatschappelijk Ondernemerschap, door bedrijven in contact te brengen met verenigingen. Een goed voorbeeld hiervan in de Beursvloer Waalwijk. Het CDA is er voorstander van de activiteiten van het OPSW in stand te houden en zo mogelijk te intensiveren.
Concreet: ondersteuning vrijwilligers en mantelzorgers
Maatschappelijke stage
De maatschappelijke stage is vanaf 2011 een verplicht onderdeel van het curriculum van de middelbare scholen. Gemeenten hebben een belangrijke verantwoordelijkheid gekregen om vraag en aanbod goed op elkaar af te stemmen. Voor deze makelaarsfunctie zijn middelen beschikbaar via het gemeentefonds. Het CDA wil dat gemeenten actief in gesprek gaan met scholen om werk temaken van de uitvoering van de maatschappelijke stage. Scholen hebben naast een pedagogische ook een maatschappelijke functie door jongeren voor te bereiden op hun taak in de maatschappij. Jongeren zien de stage vaak als een kans en een leuke uitdaging om kennis te maken met het vrijwilligerswerk. Het is van groot belang dat ze hierin ervaring opdoen, omdat vrijwilligers het cement van de samenleving vormen. Het CDA hecht er aan dat jongeren zelf keuzes kunnen maken bij de invulling van de maatschappelijke stage. Ze mogen hun eigen wensen invullen. De school en de gemeente moeten ervoor zorgen dat er afstemming met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties plaats vindt.
Kerken en levensbeschouwelijke organisaties
Kerken, moskeeën, synagogen en levensbeschouwelijke organisaties, vervullen een belangrijke rol bij de bewustwording van en het zoeken naar oplossingen van maatschappelijke problemen. Kerken en levensbeschouwelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het opvangen van vluchtelingen, bevordering van integratie en bij de bestrijding van armoede. Het CDA dringt er nadrukkelijk op aan dat kerken en daarmee te vergelijken instituties betrokken worden bij de uitvoering van de WMO en/of het armoedebeleid of onderdelen daarvan.
Sport
Sporten is gezond. Zowel voor het lichaam als voor de geest. Het gemeentelijk sportbeleid moet gericht zijn op alle leeftijden. Sport is zeker voor kinderen en jongeren van belang omdat het eigenwaarde opbouwt. Daarnaast leren kinderen en jongeren bij sporten in teamverband regels in acht te nemen, te delen in sportiviteit en het belang van respect voor elkaar en de tegenstander. Sportverenigingen krijgen naast hun primaire functie in toenemende mate een maatschappelijke rol bij de aanpak van sociale problemen en het bevorderen van gezondheidsbewustzijn. De gemeente moet daarom sportverenigingen zowel financieel als organisatorisch ondersteunen. Het subsidiebeleid moet sport betaalbaar en bereikbaar houden voor de inwoners. Dat burgers daaraan zelf financieel bijdragen is vanzelfsprekend. Voor mensen met een minimuminkomen wordt sportbeoefening onderdeel van het gemeentelijke armoedebeleid. Een van de grootste problemen van sportverenigingen is het vinden van vrijwilligers. Van verenigingen mag worden gevraagd zich in te spannen om bepaalde doelgroepen te bereiken, zoals jongeren, migranten, mensen met een laag inkomen en gehandicapten. Gemeenten geven niet altijd directe financiële steun aan sportverenigingen, maar nemen dan de (meeste) kosten voor aanleg, beheer en onderhoud van sportaccommodaties voor hun rekening. Sportverenigingen hebben lang niet altijd genoeg directe inkomsten en reservesom hun accommodatie te onderhouden, laat staan tijdig te vernieuwen. Het CDA hecht aan een bloeiend (sport)verenigingsleven. Dit betekent echter niet dat gemeenten niet kritisch moeten kijken naar het bestaansrecht van sportverenigingen. Soms noopt een afweging van kosten en baten tot fusering van sportverenigingen, tot verplaatsing van verenigingen of het realiseren van multifunctionele sportaccommodaties. Concrete ondersteuning van (boven)lokale sportbeoefening kan door bijvoorbeeld een gemeentelijk of regionaal sportcoördinatiepunt in te richten. Een dergelijk coördinatiepunt brengt vraag en aanbod bij elkaar en realiseert verenigingsondersteuning. Het bovengenoemde OPSW verzorgt een dergelijke functie in onze gemeente. Met name wordt onderzocht hoe de sportverenigingen en sportaccommodaties een rol kunnen spelen bij zaken als voor- en naschoolse opvang. Met goede verbindingen tussen onderwijs en sport kunnen meer doelen gelijktijdig worden bereikt.
Concreet: · ·
· ·
sport, meer bewegen is essentieel voor een goede gezondheid. Ook heeft sport een belangrijke maatschappelijke en sociale functie voor individuen en de gemeenschap als geheel; het CDA hecht aan een bloeiend (sport)verenigingsleven. De gemeente biedt sportverenigingen financiële en organisatorische ondersteuning waar nodig; speerpunt in het sportbeleid is het werven van vrijwilligers. Onderhoud en tijdige vernieuwing van sportaccommodaties vragen blijvende aandacht; verbindingen aanbrengen tussen sport, onderwijs en voor -en naschoolse opvang.
Erfgoed, kunst, cultuur en media
Erfgoed In elke lokale gemeenschap is wel cultureel en historisch erfgoed terug te vinden, zoals monumentale panden en landgoederen. Dit is van grote waarde. Vaak biedt dit erfgoed een blik op het verleden met lessen voor de toekomst of geeft het een beeld van hoe er in verschillende tijden tegen zaken aangekeken wordt. In die zin biedt het mensen verstrooiing en maakt ze los van de waan van de dag. Elke gemeenschap moet zorgvuldig en respectvol met haar erfgoed omgaan. Het bestaande monumentenbeleid, zoals onlangs door de gemeenteraad vastgesteld, wordt uitgevoerd. Gezocht moet worden naar mogelijkheden ook scholen te betrekken bij het monumentenbeleid, teneinde de belangstelling bij jongeren voor de streekeigen geschiedenis aan te wakkeren. Voor vrijkomende kerkgebouwen wordt een passende herbestemming gevonden. Het CHAP draagt bij aan de bewustwording van het eigen verleden (schoen-en leerindustrie) en bevordert daarmee de identiteit van Waalwijk en haar regio.
Kunst en Cultuur
Een bijzonder onderdeel van kunst is de amateurkunst. Niet alleen als vrijetijdsbesteding maar in toenemende mate als dagbesteding binnen de zorg. In het kader van het onderwijs of buitenschoolse activiteiten kunnen kinderen en jongeren zich bewust worden van hun talenten voor creatieve zaken. Dit moet verder gestimuleerd worden. Waar mensen elkaar vinden in een gezamenlijke bezigheid ontstaat onderling respect als vanzelf. Op gemeentelijk niveau is amateurkunst daarom een gewaardeerd onderdeel dat ondersteuning niet alleen nodig heeft, maar ook verdient. Kunst in de openbare ruimte geeft een kwaliteitsimpuls aan de bebouwde omgeving. Het nodigt uit om stil te staan bij wat je ziet of ervaart en kan zo bijdragen aan een moment van verwondering en bezinning. Toegepaste kunst in civiele werken in een gemeente kan een kwaliteitsimpuls geven.
Het CDA daagt kunstenaars overigens uit óók ondernemer te zijn. Te lang is kunst- en cultuurbeleid vooral subsidiebeleid geweest. Samen met het bedrijfsleven moet meerwaarde gezien en gevonden worden opdat cultuuruitingen kunnen rekenen op draagvlak in de lokale gemeenschap, waarvoor – indien aan derde – ook een financiële prijs moet worden betaald. Gemeenten kunnen daarbij faciliterend optreden.
Voor zowel de actieve als passieve cultuurbeleving zijn bestaande voorzieningen als bibliotheek, het Kunstencentrum en De Leest van wezenlijk belang. Deze voorzieningen hebben hun bestaansrecht bewezen en dienen in staat te worden gesteld hun functie te behouden en waar mogelijk uit te bouwen.
Concreet: ·
realisering CHAP, behoud en versterking van de lokale culturele voorzieningen.
Integratie en participatie
Goed nieuws mag niet worden verzwegen. Dat geldt zeker voor de positieve kanten van integratie, voor voorbeelden die anderen inspireren. Denk aan succesvolle migranten die een eigen zaak of bedrijf hebben opgezet. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld veel meisjes en jonge vrouwen van allochtone afkomst die bovengemiddelde resultaten halen in het onderwijs. Denk ook aan het groeiende aantal migranten dat politiek, maatschappelijk en cultureel actief is, aan bestuurders van allochtone origine die inmiddels belangrijke posities in het openbaar bestuur bekleden.
Christendemocratische benadering Het maatschappelijke debat over integratie in de afgelopen jaren wordt gedomineerd door polarisatie, het benadrukken van (vermeende) tegenstellingen, soms gevolgd door politiek debat over het nemen van vooral repressieve maatregelen. Het CDA kiest principieel voor een andere benadering, zowel inhoudelijk als wat toonzetting betreft. Christendemocraten stellen gedeelde waarden centraal. In de kern gaat het erom dat mensen uniek zijn, een eigen verantwoordelijkheid dragen en worden uitgenodigd om zich in te zetten voor de gemeenschap waarvan men deel uitmaakt. Niet wat iemand is maar wat hij of zij concreet doet is van betekenis. Wanneer mensen ondersteuning behoeven, moet dit worden geboden. Daar waar men over de scheef gaat moet correctie volgen. Veel migranten vinden vanzelf hun weg, voor anderen is het lastiger en ligt sociaal en maatschappelijk isolement op de loer. Dat laatste kan leiden tot allerlei elkaar versterkende problemen als (ernstige) problemen in het gezin, vroegtijdig schoolverlaten zonder diploma, werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid, (jeugd)criminaliteit, enzovoort. We moeten er dus voor zorgen dat het zover niet komt. Enerzijds door de eigen kracht van mensen te ondersteunen, anderzijds door grenzen te stellen waar dat geboden is. Een aanpak kan pas vruchten afwerpen als oorzaken en gevolg kunnen worden benoemd, als ongewenste ontwikkelingen bespreekbaar zijn. Dat vindt het CDA niet uit een oogpunt van politieke stoerheid en zeker niet om te stigmatiseren naar bevolkingsgroepen; zaken moeten eenvoudigweg worden benoemd als dat de feiten zijn. Pas op basis van feiten kunnen oplossingen succesvol zijn. Deze benadering werkt naar twee kanten als het gaat om vraagstukken die samenhangen met integratie en inburgering. Waar bijvoorbeeld voor allochtone jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst een relatief hoog aandeel hebben in overlast en criminaliteit moet dat niet worden verzwegen. Daar staat tegenover dat het vaak gaat om een kleine, maar harde kern die het verziekt voor de meerderheid. Een meerderheid die dan last kan hebben van negatieve beeldvorming en van discriminatie, dat overigens door overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven actief moet worden bestreden.
Tot slot moet worden opgemerkt dat integratie en inburgering geen algemeen toepasbare processen zijn waarvan de looptijd exact is aan te geven. Migranten kunnen al decennia of pas kort in ons land leven, sommigen spreken vloeiend Nederlands, anderen gebrekkig of niet. Men is wel of helemaal niet maatschappelijk actief. Kortom, bij integratie en inburgering moet voldoende rekening worden gehouden – binnen zekere grenzen – met de individuele achtergrond, vaardigheden en competenties van migranten.
Rol gemeente
1. Stimuleren van binding en ontmoeting De gemeente stimuleert en ondersteunt activiteiten uit de samenleving die zijn gericht op binding en ontmoeting tussen verschillende bevolkingsgroepen (interculturele activiteiten).Ook migrantenorganisaties en kerken hebben hier een belangrijke rol. 2. Opvoeding en onderwijs Het CDA vindt dat gemeenten waar nodig ondersteuning in de opvoeding moeten bieden aan zowel ouders als kinderen, ongeacht afkomst en etnische achtergrond. Dit moet in samenwerking met verloskundigen, consultatiebureaus en scholen. 3. Nederlandse taal en inburgering Beheersing van de Nederlandse taal is onmisbaar om te kunnen communiceren en functioneren in onze samenleving. Daar is lang te relativerend over gedaan. Gemeenten hebben de taak om taalcursussen en inburgeringstrajecten te organiseren voor migranten. Het CDA vindt dat een gemeente hier bovenop moet zitten, omdat het migranten helpt een weg te vinden in de maatschappij. Voor oudkomers 4. Inkomen door arbeid Mensen zijn verantwoordelijk om in het eigen inkomen te voorzien door arbeid als zij dat kunnen. Van uitkeringsgerechtigden mag worden gevraagd dat zij actief solliciteren om aan de slag te komen. Om goed toegerust te zijn op de arbeidsmarkt is een afgeronde opleiding van groot belang. Helaas is het percentage voortijdig schooluitval onder bepaalde migrantengroepen nog te hoog. Het CDA vindt dat gemeenten het initiatief moeten nemen tot projecten, waarin onder andere CWI, UWV, bedrijfsleven en scholen samenwerken .Hiermee komen laagdrempelige contacten tot stand tussen werkgevers en werknemers. Het is van groot belang dat via deze contacten stages, leer-werktrajecten en arbeidsplaatsen voor migrantenjongeren tot stand komen. 5. Bestrijden van discriminatie Integratie en inburgering kunnen slechts succesvol zijn als migranten met respect voor hun cultuur, religie en traditie worden bejegend. Omgekeerd mag van migranten respect voor de waarden en normen in onze samenleving worden gevraagd. Bevordering van de maatschappelijke participatie van migranten vraagt tevens om gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Discriminatie moet daarom actief worden bestreden. Aansluiting bij het anti-discriminatie meldpunt Radar draagt hieraan bij. L. Scholing en onderwijs
Opgroeiende kinderen moeten in ons land de kans krijgen hun talenten te ontwikkelen te benutten. Dit begint al op school. Kinderen en jongeren hebben recht op kwalitatief goed onderwijs. Scholen moeten dan ook aan kwaliteitseisen voldoen en een omgeving bieden waarin leerlingen zich goed kunnen ontwikkelen. Ouders moeten er op kunnen vertrouwen dat hun kinderen op school goed worden begeleid en voorbereid op hun toekomst. Goed onderwijs vraagt om goede onderwijshuisvesting. Actuele beheer -en onderhoudsplannen, realistische leerlingenprognoses alsook voldoende reserveringen zijn daarvoor noodzakelijk. Waar mogelijk vindt decentralisatie van middelen voor huisvesting plaats, zodat scholen zelf kunnen beslissen.. Dit alles in goed overleg en met harde afspraken tussen schoolbesturen en gemeente. Het streven naar goed onderwijs is een van de meest praktische vertalingen van de noodzakelijke solidariteit tussen generaties. Daarnaast moet het onderwijs gericht zijn op het bieden van gelijke kansen en tevens ruimte bieden aan de ontwikkeling van talenten. Ook ziet het onderwijs op ontwikkeling en vorming van morele en ethische waarden, gericht op een samenleving waarin mensen elkaar respectvol bejegenen. Het CDA staat voor gespreide verantwoordelijkheden voor goed onderwijs tussen de overheid, het maatschappelijk middenveld, onderwijspersoneel, ouders en leerlingen. De vrijheid van onderwijs is een verworvenheid waar het CDA voor staat. Vrijheid betekent echter ook het dragen van verantwoordelijkheid; ook het bijzonder moet voldoen aan gestelde wettelijke eisen. Het CDA ziet scholen niet los van hun maatschappelijke omgeving. Omdat de bestuurlijke rol ten aanzien van het onderwijs is veranderd, moet zij vooral samenwerking tussen scholen en instanties stimuleren. Denk bijv. aan voortijdig schoolverlaten, achterstandenbeleid, schoolverzuim, praktijkonderwijs, voor -en naschoolse opvang volwasseneneducatie etc. Omdat opvoeding en educatie in elkaars verlengde liggen, vindt het CDA het belangrijk dat ouders bij de school worden betrokken. De vrijwillige inzet van ouders bij bijvoorbeeld het organiseren van activiteiten is van onschatbare waarde. Ouders/opvoeders zijn de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding maar wanneer zij tekort schieten vormen leraren dikwijls de eerste opvang. Leraren zijn van grote waarde als het gaat om het opvangen van signalen van verwaarlozing, mishandeling en sociaal-emotionele problemen van leerlingen. Van belang is dan dat bij de omvang van scholen, groepen en klassen de menselijke maat in acht wordt genomen, zodat leerlingen persoonlijke aandacht en begeleiding kunnen krijgen. Een goede mix tussen allochtonen en autochtone kinderen bevordert daarbij integratie en voorkomt segregatie. Als er combinaties van functies als kinderopvang, sport, open schoolplein en zorg, mogelijk zijn,bijvoorbeeld in brede scholen- wil het CDA dit stimuleren. Uitgangspunt blijft dat een school wel school blijft en de kinderen goede ontwikkelingskansen worden gegeven.. Het aanbieden van andere voorzieningen kan daarbij van groot belang zijn. Als er in een brede school meer scholen samenwerken, dan hecht het CDA er waarde aan dat de eigen identiteit behouden blijft. Brede scholen moeten uitgroeien tot basisvoorziening, waarin ook de voor -en vroegschoolse opvang, peuterspeelzaal en kinderopvang een plek hebben. Ook voor het VO is het concept van de Brede School toepasbaar. Onderwijs en arbeidsmarkt moeten beter op elkaar aansluiten. Het besef is doorgedrongen dat sommige leerlingen via een individueel leertraject beter tot ontplooiing komen. Het CDA steunt dit en wil dat er afspraken gemaakt worden tussen het lokale en regionale bedrijfsleven en de aanbieders van beroepsopleiding omdat die nu te veel uit elkaar zijn gegroeid. Hiermee kan voor een deel het vroegtijdig schoolverlaten worden teruggedrongen. Dit is goed voor de toekomst van de jongeren en voor de econo0mie. Op het gebied van onderwijs, zorg en welzijn dreigen zich tekorten op de regionale arbeidsmarkt te gaan voordoen. In het licht van onze “grijzere” samenleving wordt het opleidingsaanbod voor beroepen in deze sectoren verder ontwikkeld. Met name het ROC dient zich hierop te profileren.
Concreet: · instandhouding en uitbreiding aanbod onderwijsvoorzieningen, mede in aansluiting op het arbeidsmarktbeleid; · een evenwichtige verdeling tussen openbaar en bijzonder onderwijs; · goed accommodatiebeleid voor onderwijs, kinder - en peuteropvang (brede scholen voor zowel BO als VO); · handhaving leerplicht als onderdeel integraal jeugd -en jongerenbeleid; · stimuleren maatschappelijke stages. · opleidingen op m.n. MBO-niveau op het terrein van zorg, welzijn en logistiek stimuleren M. Verkeer Het verkeersbeleid dient de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid (de inrichting van de openbare ruimte) te bevorderen. Uitt milieuoogpunt en uit oogpunt van volksgezondheid wordt het gebruik van de fiets gestimuleerd. Voor de geleiding van de mobiliteit heeft de raad in 1998 het Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld en in de voorbije raadsperiode beperkt geactualiseerd. Mede in het licht van de financiële problematiek en de noodzakelijke aanleg van nieuwe infrastructuur dient opnieuw onderzocht te worden of datgene wat vanuit het GVVP nog niet aan snee is gekomen nog volledig en binnen gestelde termijnen moet worden uitgevoerd. Voor de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling van het Centrum zijn onlangs, mede in relatie tot het parkeerbeleid, nadere besluiten genomen. Uitvoering van genomen besluiten is thans aan de orde. Een goed openbaar vervoer en goede en betaalbare collectieve vervoersvoorzieningen binnen de gemeente en de regio vergt blijvende aandacht van het gemeentebestuur. Op het hoger planniveau verdient de ontsluiting van Waalwijk op de A59 en de N 261 nu snel verbetering. De aanleg van het bedrijventerrein Haven VIII is pas aan de orde als de nieuwe aansluitingen op de A59 en de daarop aansluitende tangenten verzekerd zijn. Waar mogelijk moet Waalwijk kunnen profiteren van de aanleg van het openbaar vervoersnet tussen de grote Brabantse steden. De ontwikkeling van de Waalwijkse havens wordt mede gezien als een bijdrage die het verkeer te water kan hebben voor de ontlasting van het hoofdwegennet. De afronding van het spoorwegtracé behoudt haar prioriteit. Bij scholen doen zich bij het afhalen en brengen van kinderen vaak chaotische en gevaarlijke situaties voor. Het CDA dringt aan op maatregelen om deze verkeerssituaties het hoofd te bieden en de veiligheid te verbeteren. Concreet: · actualisatie GVVP; · uitvoering verkeer -en parkeerbeleid Centrum; · behoud goed en betaalbaar openbaar vervoer binnen Waalwijk en de regio; · afronding spoortracé; · veiligheid bij de scholen;
· goede bereikbaarheid voor senioren van winkelvoorzieningen in de kernen. N. Ruimtelijke strategie, milieu en water De inrichting van de publieke ruimte raakt ons allen. Het gaat om het scheppen van een zo goed mogelijk evenwicht tussen wonen, werken en recreëren, tussen economische en ecologische functies. Ruimtelijke ordening is een middel en geen doel. Het is een belangrijk instrument om leefbaarheid in de gemeente in stand te houden en te bevorderen. Ruimtelijke kwaliteit, het behoud van het milieu en een watersysteem dat behalve fysieke veiligheid ook zorgt voor voldoende en kwalitatief goed water, nu en in de toekomst, gelden als randvoorwaarden voor inrichting en beheer van ons grondgebied. Op het gebied van duurzaamheid behoudt het CDA zijn ambities. Naast adequate en consequente uitvoering van het beleid van hogere overheden proberen wij de lat hoger te leggen door op het gebied van energie, water en bodem een zo goed mogelijke uitgangspositie voor komende generaties aan te bieden. Alternatieve vormen van energieopwekking willen wij waar mogelijk ondersteunen. De oprichting van een gemeentelijk energiebedrijf (bijvoorbeeld in het kader van parkmanagement) vindt het CDA het onderzoeken waard. Het reeds ingezette beleid om het gehele grondgebied van actuele bestemmingsplannen te voorzien blijft onveranderd van kracht. Bestemmingsplannen zijn er primair op gericht de ruimtelijke en milieuhygiënische randvoorwaarden voor tal van maatschappelijke activiteiten te creëren. Zij dienen enerzijds voldoende rechtszekerheid te bieden maar ook zoveel mogelijk ruimte te laten voor individuele wensen en behoeften. Voor het buitengebied wordt een integraal bestemmingsplan vastgesteld. Voor het CDA Waalwijk blijft de land -en tuinbouw een essentiële factor voor een vitaal platteland. Het buitengebied dient echter ook andere maatschappelijke belangen als natuur, landschap, ecologie en recreatie. Het bestemmingsplan dient een evenwichtige afweging van deze diverse belangen tot stand te brengen. Het vanuit natuur oogpunt unieke gebied van de Westelijke Langstraat (Natte Parel /Natura 2000 gebied) dient tot ontwikkeling te worden gebracht, met dien verstande dat daarmee gepaard gaande belemmeringen voor inliggende particulieren en agrariërs zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden weggenomen. Een goede ontsluiting middels fiets -en wandelpaden dient het buitengebied beter toegankelijk te maken voor gebruikers en recreanten. Met de instelling van een Groenfonds zullen stedelijke ontwikkelingen mede dienstbaar worden gemaakt aan de inrichting van het landschap. In de komende bestuursperiode dient overeenkomstig de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een structuurvisie voor het gehele grondgebied te worden vastgesteld. In deze visie worden de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in onderlinge samenhang worden gepresenteerd. Bij de invulling van stedelijke gebieden krijgen architectuur en stedenbouw nadrukkelijk aandacht. De gemeentelijke structuurvisie dient doorvertaald te worden naar een intergemeentelijke structuurvisie, met name op facetten die van bovenlokale betekenis zijn (groen, ruimte, water, natuur, T&R).
Concreet: · actuele bestemmingsplannen met “ruimte” voor individuele wensen; · Waalwijk profileren als “energiezuinige” en milieubewuste gemeente; · een integraal bestemmingsplan buitengebied met een evenwichtige balans tussen landbouw en natuur; · een gemeentelijke structuurvisie.
6 Tot slot: Speerpunten en Collegedeelname Het CDA Waalwijk streeft naar deelname aan het college op basis van een gemeenschappelijk programma, waarin voldoende elementen van dit CDA programma zijn terug te vinden. Zeker met het dualistisch systeem met meer eigen verantwoordelijkheden van raad resp. college, dient een college te kunnen rekenen op ruim voldoende draagvlak in de raad. Een door het CDA voor te dragen wethouder komt bij voorkeur uit de eigen gemeente en maakt daar deel uit van de CDAkandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Van de full-time wethouders wordt een professionele en onderling collegiale houding verwacht. Speerpunten: - Waalwijk als centrumgemeente met een regionale functie voor wonen, werken en voorzieningen; - bloeiende en veerkrachtige kernen; - revitalisering van zowel het landelijk gebied als de oudere bedrijfsterreinen; - samenwerking met omliggende gemeenten; - een rechtvaardig armoedebeleid; - een solide financieel beleid; - een bloeiend verenigingsleven; - sport; - veilige en leefbare wijken .