RVKOERIER Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
4
Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs
Alles wat aandacht krijgt, groeit Levenskunstenaar
“Een gesprek met de toekomst” De Knapvilla
“Met een andere bril naar de kinderen kijken”
extra d
ikke
zomer specia l
2
Van het College van Bestuur
Levenskunstenaar “Als je praat met een kind, voer je eigenlijk een gesprek met de toekomst.” Deze mooie uitspraak deed Peter Senge, een begeesterd spreker over leiderschap, onlangs in een studiebijeenkomst waar ook een aantal leden van de werkgroep Lerende Organisatie aan deelnam. Deze werkgroep is intensief bezig met de zoektocht naar wat voor de RVKO nodig is om te ontwikkelen als lerende organisatie waarin we optimaal gebruik maken van alle kennis en kunde die er al is door deze met elkaar te verbinden en waarin we open staan voor nieuwe informatie vanuit onze omgeving. Zo blijven we steeds weer groeien als professional, team en organisatie. Bijvoorbeeld door uitwisseling en reflectie met collega’s. Binnen je eigen school, tussen scholen, tussen scholen en de Pabo-opleiding en met anderen van buiten. Peter Senge benadrukt daarbij dat voor echt samen ontwikkelen het belangrijk is dat je een gedeelde droom hebt. Binnen de RVKO hebben we daar de term Levenskunstenaar voor gekozen. We kiezen er bewust voor kinderen de kans te geven zich in de volle breedte te ontwikkelen en passen ervoor ons onderwijs te beperken tot alleen taal en rekenen.
“Voor echt samen ontwikkelen is het belangrijk dat je een gedeelde droom hebt ” Vanuit dit perspectief kijken we dan ook naar hoe wij binnen de RVKO met ontwikkelen en opleiden omgaan, en hoe we dit zo kunnen ontwikkelen dat we die lerende organisatie waar kunnen maken. Hiervoor is het nodig om te reflecteren op hoe we het nu doen. Zodat we keuzen kunnen maken wat door kan gaan en welke verbeteringen ons verder brengen. Zo is er al een nieuw cursusaanbod vanuit de taakgroepen ‘onderwijskwaliteit’ gepresenteerd. Ook start er een vernieuwde (volledig geaccrediteerde) opleiding voor startende schoolleiders dit najaar, waarin we samenwerken met andere schoolbesturen. En er komt nog veel meer.
Die droom van een lerende organisatie die erop gericht is leerlingen tot levenskunstenaar te laten uitgroeien, hebben we vastgelegd in ons strategisch plan. Inmiddels hebben we dit breed gedeeld met elkaar, en wordt er volop gewerkt aan de ambities die er in staan geformuleerd. Goed kwaliteitsbeleid binnen het onderwijs heeft ons geleerd om bij alles wat we doen de PDCA-cyclus te gebruiken. Dit doen we in de lessen en ook bij ons beleid. De plannen die we maken voeren we uit en door te evalueren kunnen we de volgende stap goed kiezen en indien nodig bijsturen. Vandaar dat we als bestuur hebben gevraagd om in gesprek te mogen gaan met een aantal schoolteams over het strategisch plan. Met de simpele beginvragen: “Kun je er mee verder?” en “voel je je ermee verbonden?”. Voor ons een goede terugkoppeling of we op de goede weg zijn en daarin verbonden met de leraren in de scholen. Verderop in deze Koerier zal je hiervan een verslag kunnen lezen. Wat ik hier al wel wil vertellen is dat ik met veel plezier deze gesprekken heb gevoerd. Het was geweldig om zeer enthousiaste, professionele collega’s te spreken over wat hen bezig houdt. En het viel op hoe hard er al gewerkt wordt aan onze (dat durf ik nu volmondig te zeggen) gezamenlijke droom! Deels is men al een heel eind op weg en is het zoeken naar verdieping en verbreding, deels is de wens er heel diep en wordt al hard aan de voorwaarden gewerkt om echt verder te kunnen. Mooi is dan ook te merken dat ook in de GMR en de ALV van de vereniging dit geluid gekend en gewaardeerd wordt.
“Zoeken naar verdieping en verbreding ” Wat bij dit alles voorop staat is dat we het gesprek met de toekomst moeten voeren om de goede keuzen voor onze leerlingen te kunnen maken. Als professionals kunnen we daarvoor luisteren naar onze leerlingen en ook hen een rol toebedelen in het mee vorm geven aan het onderwijs. Hiervoor zijn er vele mogelijkheden, waarin zij op hun eigen wijze dit waar kunnen maken. In een ‘meesterklas’ met alle IB’rs hebben we hier onlangs nog uitgebreid bij stil gestaan aan de hand van de idee van John Hattie. Belangrijk daarbij is dat elke leerling, en ook elke collega hierbij eigenaar mag zijn van zijn eigen leerproces. Het kan dan weleens heel verrassend zijn wat de toekomst, bij monde van een kind, ons leert hoe we dit mogen doen.
Allemaal een welverdiende zomervakantie gewenst! Lia Zwaan - van Schijndel Ton Groot Zwaaftink, voorzitter
RVKOERIER
Van het College van Bestuur
Levenskunstenaar
2
Direct op vakantie
3
Strategisch beleidsplan
4
Onze school in Tangail
7
De lat omhoog
7
Column
Coach!
8
Pedagogisch Tact
8
Kwaliteitskeurmerk
9
Yogakoning 10 ‘Elke dag samen beter’
11
Audit
12
Complexe didactische vaardigheden 12 De Toetsnaald 14 Column
Vakantie
16
College pedagogiek 17
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
Direct op vakantie ‘Als op het uur van het goddelijk officie het signaal klinkt, legt men alles neer wat men in handen heeft en gaat men in allerijl richting kapel.’ Als je aan iemand vertelt dat je in het onderwijs werkt, krijg je zeker weleens de reactie: ‘dan heb je lekker veel vakantie!’. We lopen rond met het imago dat we te veel vakantiedagen zouden hebben. We praten regelmatig over vakantie, alsof we ons werk niet leuk zouden vinden. En als we eenmaal op vakantie zijn, dan praten we weer te veel over het schoolwerk. Is dit een goede gewoonte? In het afgelopen schooljaar bezochten tien medewerkers van de RVKO voor het eerst de Abdij O.L.V. van Koningshoeven in Berkel-Enschot. De monniken leven daar volgens de regel van Benedictus, die worden samengevat als ora et labora, bid en werk. Buitenstaanders zeggen ten onrechte, dat zij hun bidden en werken strikt gescheiden houden.
“ De kunst van het beginnen op het moment dat we daartoe worden geroepen ” Dat klopt niet helemaal. Het bidden en het werken in het leven van de monniken versterken elkaar. God is altijd aanwezig. Door de oren te spitsen en met het hart te luisteren, kan die aanwezigheid worden gevoeld in zowel het bidden als het werken. Toch werd ons verblijf in de abdij bepaald door het vaste dagritme dat strikt werd gehanteerd. Zelfs de ontspanning was vastgelegd. Wat kunnen wij in onze dagelijkse onderwijspraktijk leren van de leefregels van Benedictus en de monniken in Berkel-Enschot? Wij worden geroepen om onze kinderen uit te laten groeien tot levenskunstenaars. Dat is een grote klus die veel van ons vergt. Sommigen stellen een grote klus liever even uit, anderen bijten zich er onophoudelijk in vast. Benedictus leert ons over de kunst van het beginnen op het moment dat we daartoe worden geroepen. Dat we ons niet richten op het einde van het werk, maar op dat wat we nu belangrijk vinden om te doen. Misschien komt dan niet alleen de vakantie, maar ook het persoonlijke gevoel van roeping voor het onderwijs een klein beetje dichterbij. Het signaal klinkt. Laten wij neerleggen wat wij in handen hebben om ons de komende weken vol aandacht te richten op onze vakantie, zonder constant te praten over het werk. Als het aan Benedictus ligt hebben wij een heerlijke vakantie. Geniet ervan!
Column
Spreekbeurt 18 De Knapvilla 19
Bronvermelding citaat: Hunink, V. (2000). De regel van Sint-Benedictus (r. 43, p. 55).
Lees, lezer, leest!
‘Stoner’
Marianne Gijbels en Bas Dumoulin Beleidsondersteuners identiteit
20
Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep.
3
4 De RVKO heeft een Strategisch Beleidsplan ontwikkeld. Dat plan is onder het personeel verspreid zodat iedereen het kan lezen. Om te ervaren wat het plan betekent voor de mensen voor de klas, heeft Ton Groot Zwaaftink op een aantal scholen een gesprek gevoerd over het plan en de betekenis die mensen daaraan hechten. Natuurlijk komen in zo’n gesprek de voorbeelden uit de barre werkelijkheid naar boven. En vooral vindt het gesprek plaats over hoe de richtlijnen van het plan de scholen kunnen helpen een weg te vinden in de dagelijkse realiteit.
Strategisch beleidsplan in de school Hoe beleven we de kernwaarden? Slagen we er in die waarden voor iedereen de drijfveer van het handelen te laten zijn? De leidraad voor het bestuur is: hoe kunnen we op alle scholen vanuit deze uitgangspunten een eigen weg vinden. Die vraag is de rode draad geweest in de gesprekken die zijn gevoerd. Op de meeste scholen kwamen in de gesprekken spontaan dezelfde punten naar boven Hieronder vind je een samenvatting.
Ontstaan strategisch beleidsplan Het bestuur van de RVKO heeft in een vroeg stadium kenbaar gemaakt dat het nieuwe Strategische Beleidsplan over de jaren 2014 tot 2018 mede vorm gegeven moet worden met de medewerkers op de werkvloer. Het moet geënt worden op de inspiratie, de inbreng en de dromen van het totale personeel van de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs. Drie werkgroepen – onderwijs/personeel/ financiën, waarin directeuren, leerkrachten en medewerkers van het bestuursbureau participeren – presenteren uitgebreide rapportages over hun vakgebieden. Voornoemde rapporten worden in een studiesessie van alle directeuren van de basisscholen bijgesteld en vervolgens aan het bestuur van de Vereniging aangeboden. Een toekomstgerichte visie vraagt keuzes op vele beleidsterreinen. Alle keuzes en ambities worden met
de missie en kernwaarden opgenomen in het Strategisch Beleidsplan. Scholen krijgen de ruimte om deze geformuleerde ambities op een eigen wijze op schoolniveau invulling te geven. Uitgangspunten voor het bestuur zijn het vertrouwen in de gekozen werkwijze van de scholen en de open dialoog met de scholen. In het eerste jaar van het Strategisch Beleidsplan (2014) zal de College van Bestuur met een open agenda en een luisterend oor de dialoog op de werkvloer aangaan.
Sfeer Het is opvallend dat de sfeer tijdens de gesprekken zo open is. Iedereen zegt wat hij van het plan vindt en wat de kritiekpunten zijn. In warme lokalen, met een stralende zon of tijdens enorme regenbuien, de gesprekken hebben steeds hetzelfde karakter. Tijdens de maaltijd, of gewoon na schooltijd, komen de deelnemers tot een vaak indringend onderzoek van de onderwerpen die in het Strategisch Beleidsplan worden aangestipt. Meestal brandt men los na een korte inleiding van Ton, of van de directie. Zonder een blad voor de mond te nemen, komen de teams tot uitspraken over partnerschap met ouders, over de aard van de relatie met leerlingen en de verhoudingen onderling. Ook de verhouding tussen scholen en het bestuursbureau komt op iedere school aan bod. Men is het niet over alles met elkaar eens. Gelukkig niet. Maar dat er over gesproken kan worden, is bemoedigend.
Levenskunstenaar Het begrip dat de meeste discussie uitlokt is ‘levenskunstenaar’. Een kind van vier dat er in slaagt om, ondanks de wanhopige huiselijke situatie, ’s ochtends iets te eten, aangekleed en op tijd op school te komen, is een ware levenskunstenaar. Daarover is geen discussie. Wat doet het begrip in het Strategisch Beleidsplan? Wat betekent het en hoe kunnen we het gebruiken in ons onderwijs of als een doel van ons onderwijs. Dat zijn de vragen waar uitgebreid over wordt gesproken. ‘Het lokt soms sarcasme uit, maar hier niet’, constateert iemand. ‘Er zijn, met en voor anderen.’ Weten wat je in allerlei situaties zou moeten doen, hoe je er kunt zijn voor de ander. Jezelf kennen in die zin, dat je er het beste van maakt, omdat dat het beste is. Gelukkig zijn met wat er is. Kinderen leren dat ze alleen vanuit hun heden een eigen leven kunnen opbouwen. Zelf beslissen op grond van kennis over je eigen omstandigheden. Dat is een kunst. Het begrip wordt tijdens de gesprekken ingevuld in een aantal betekenissen. Meestal draaien die om de ander. Voor de leerlingen en voor de leerkrachten is dit steven een langdurige poging om het goede te doen. Het juninummer van Filosofie Magazine is gewijd aan levenskunst. Op de voorpagina staat dan ook: Levenskunst. “Niet doen wat je wilt, maar willen wat je doet”. Misschien is dat wel een mooie weg om tot geluk te komen. Zo wordt het ook door
RVKOERIER
een leerkracht op een van de scholen verwoord: ‘Ik ben hier volmaakt gelukkig’. Dat zouden we onze kinderen ook moeten leren: gelukkig zijn. Omdat je hebt geleerd om het positieve te zien en op jezelf hebt leren vertrouwen.
Wat hebben teams al gedaan en wat wil men nog doen? Bij een vroege binnenkomst in de scholen voor aanvang van het gesprek met het team over het Strategisch Beleidsplan zie je hoe intensief de teams met de dagelijkse onderwijspraktijk bezig zijn. Wat hebben teams al gedaan in het kader van het Strategisch Beleidsplan is bijna een open deur intrappen. Maar door de vraag te stellen komt er een scala – bijna een waterval – aan gespreksonderwerpen op tafel. Als een redactielid het woord samenwerking in de mond neemt, is het gelijk duidelijk dat samenwerking op alle niveaus een speerpunt is. Veelvuldig gehoord: samenwerking met elkaar in een veilige omgeving hebben wij hoog in het vaandel staan, maar in de onderwijspraktijk van iedere dag – waar tijd en werkbelasting factoren van belang zijn – komt die samenwerking dikwijls onder druk te staan. Als er over klassenbezoeken wordt gesproken, die zouden met meer regelmaat en structuur moeten plaats vinden, komt veelvuldig het ‘Stichting leerKRACHT’ aan de orde. In dat project, geïnitieerd door McKinsey, zijn klassenbezoek, het gezamenlijk voorbereiden van lessen en de feedbordvergadering belangrijke pijlers. Ton steekt zijn enthousiasme over dit project niet onder stoelen of banken. Een school gaat in het kader van laagdrempeligheid en het opendeurprincipe al zo ver, dat het met een andere RVKO school een uitwisselingsprogramma heeft voor klassenbezoek. In het kader van samenwerking is ook de relatie van de scholen met het bestuur en het bestuursbureau een belangrijk gespreksthema. Vele teamleden memoreren nog de prachtige jubileumviering in oktober van het vorige jaar. Er is sprake van een optimaal wij-gevoel. Scholen en bestuur komen elkaar zeer nader. Een goede relatie tussen scholen enbestuur is een must en wordt zeer op prijs gesteld. Er valt zelfs in de
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
wandelgangen van een school het woord hunkering te horen. Een mooie metafoor voor een regelmatig zakelijk contact tussen bestuur en school. Vele gesprekspartners zetten in op een nog beter contact met het bestuursbureau en juichen het luisterende oor van de raad van bestuur van de RVKO toe. Dit gespreksthema verleidt een bevlogen medewerkster tot de uitspraak: “Bestuur kom eens meer langs op de werkvloer, ook als er geen directe reden voor een bezoek is.” Ton neemt de uitnodiging in dank aan en neemt de gelegenheid te baat om het goed functionerende bestuursbureau de revue te laten passeren. Natuurlijk hebben de scholen talloze plannen in de onderwijskast, die dikwijls geïnspireerd zijn op het Strategisch Beleidsplan. Maar ook klinkt de roep om eerst een goede organisatie met een sterk onderwijsprofiel neer te zetten voor we nieuwe speerpunten gaan realiseren. Ton geeft aan dat deze ambitie – wens – ook valt onder de ambities neergelegd in het Strategisch Beleidsplan. Een schoolleider roept nog met enige emotie uit: “Laten we eerst uit gaan van een nog betere school. En natuurlijk doen wij dat in het perspectief van de geformuleerde kernwaarden!” Dit wordt door niemand tegengesproken. Integendeel.
“ Ambities ” In de kantlijn van de gesprekken mochten de gasten ook belangwekkende onderwerpen noteren als mediawijsheid – een hoge prioriteit –, een kind is meer dan rekenen en taal en geef kinderen een grotere verantwoordelijkheid in het leerproces. Na afloop van de zestigminutengesprekken krijgen bestuur, bestuursbureau en de redactie van de RVKOerier dikwijls de spontane uitnodiging om eens niet een uur, maar een hele dag op de school te komen kijken. “Dan worden niet alleen wij, maar ook jullie iedere dag een beetje beter.” Daar valt weinig tegen in te brengen.
Team De begrippen leergemeenschap, verandering wereldbeeld, verantwoordingsbehoefte intern en extern, professionalisering, educatief partnerschap met ouders, leven in ieder team. Hoewel de omstandigheden overal anders zijn valt op dat vrijwel iedereen in de gesprekken aangeeft in een veilige
omgeving te werken. Dat leidt in scholen als vanzelf tot professionalisering. Natuurlijk kost het moeite dingen te organiseren, maar bij elkaar in de klas kijken en samen zoeken naar hoe het onderwijs op de school kan worden verbeterd, dat gebeurt volgens de deelnemers op vrijwel alle bezochte scholen. Het vertrouwen dat collega’s in elkaar hebben, wordt tijdens de gesprekken nog eens uitgesproken. Elkaar steeds een beetje beter maken, daar gaat het om. Niet alleen de talenten van de kinderen tot ontplooiing brengen. Ook die van elkaar. Dat is de inzet van de teams die meewerken aan deze gesprekken.
Relatie team-leerlingen Natuurlijk willen alle scholen nog beter worden in hun relatie met de kinderen. Uiteraard sluiten de scholen geen enkele leerling uit. Je moet je iedere dag de vraag stellen: hoe bevorderen we de zelfwerkzaamheid en de onderlinge samenwerking van de leerlingen. De volgende processen zijn dan leidend: verantwoordelijkheid nemen en geven, vertrouwen schenken en vragen, maar ook verantwoording afleggen en vragen. Belangrijk in het onderwijsproces is dat wij geen eenzijdige nadruk leggen op taal en rekenen, maar de teams geven een gevarieerd aanbod van brede ontwikkeling, zodat op de scholen ieder kind wel degelijk de kans krijgt zich optimaal te ontwikkelen. In de onderwijspraktijk van iedere dag is er op de scholen grote aandacht om de ontwikkelingsbehoefte af te stemmen op de leeftijdsgroep van je klas. Een leerkracht verzucht dat haar soms de tijd ontbreekt om ‘alles’ aan te bieden, waardoor zij vindt dat zij haar kinderen tekort doet. Gelukkig weten haar collega’s haar er van te overtuigen dat er geen volmaakte leerkrachten bestaan. En dat lucht wel op. Maar de gasten constateren wel dat in alle teams keihard gewerkt wordt om iedere dag een beetje beter te worden zodat ieder kind voldoende aandacht en ontplooiingskansen krijgt. Een leerkracht is zo enthousiast over de feedbord vergadering van het ‘Stichting leerKRACHT’ dat hij iedere week met zijn leerlingen van groep 8 een vergadersessie van een kwartier houdt. Op een andere school, waar vele ouders taalproblemen hebben, worden hun meer geletterde kinderen ingezet om belangrijke boodschappen – onder meer de uitnodiging
5
6 voor de ouderavond – vanuit de school bij hun ouders af te leveren en te verklaren. Kinderen zijn hier behalve eigenaar van hun eigen leerplan ook nog eens professioneel schoolboodschapper. Als hier geen sprake is van een wendbare organisatie van vakbekwame leerlingen. Levenskunstenaars dus!
Ouders als partners in de opvoeding Omtrent de geformuleerde ambitie in het Strategisch Beleidsplan dat er een educatief partnerschap met ouders/ verzorgers is om de ontwikkeling te versterken, bestaat geen twijfel: dat is voor iedere school een absolute must. Wel wordt duidelijk dat iedere school met deze ambitie aan een eigen invulling werkt. Zonder ouders: geen kinderen en dus geen school, betekent dat de ouders die hun kinderen aan de zorg van een school toevertrouwen volwaardige partners in het opvoedingsproces zijn. Maar je kunt niet spreken over de ouders; iedere ouder is uniek en dus zal je als school moeten accepteren dat iedere ouder een andere benadering vraagt en dat iedere ouder dat partnerschap op een andere wijze invult of soms niet invult. Sommige ouders participeren niet of onvoldoende in dat partnerschap door het probleem van het geen tijd hebben, door onvoldoende ‘kunde’ en soms bij buitenschoolse activiteiten haken ouders af daar zij onvoldoende financiële middelen hebben. Dat betekent dat je als school de ouders soms moet ‘opvoeden’, anders zal er nooit een gelijkwaardigheid in het partnerschap zijn. Probeer altijd conflicten met ouders te vermijden. Zorg er in ieder geval voor dat je problemen tijdig onderkent en bespreekbaar maakt met de ouders. Toegeven dat je als school een fout gemaakt hebt, helpt in vele gevallen om een conflictlucht te klaren. Maar over het algemeen zijn de ouders van onze gespreksscholen zeer tevreden over de school, de directie, de leerkrachten, de sfeer en de laagdrempeligheid. Ouders zijn op de scholen welkom om te assisteren in klassenverband van leesmoeder tot begeleiding bij buitenschoolse activiteiten. De ouder(avond)gesprekken leveren een enorme hoeveelheid kennis over de thuis- en omgevingsfactoren van
ieder kind. De problemen met en in de eenoudergezinnen, de financiële problemen en de onvoldoende huisvesting kunnen dan in kaart gebracht worden. Soms zien de ouders de school als een informatiebalie, waar zij voor allerlei zaken tot zelfs belastingzaken toe een oplossing komen vragen. Op deze scholen floreren ouderkamers, waarin niet alleen koffie geschonken wordt, maar ook cursussen op velerlei gebied gegeven worden. Ouders serieus nemen door naar hen te luisteren, kan leiden tot elementaire veranderingen in de schoolorganisatie. Op sommige scholen staan leerkrachten nog op een voetstuk. Gelukkig realiseren zij zich ook dat je van een voetstuk kan aftuimelen, als je je iedere dag niet inzet om een beetje beter te worden.
Relatie met inspectie Overal komt de dwingende politieke druk op het onderwijs naar voren. De nadruk die moet worden gelegd op taal en rekenen ervaart men als verstikkend. Vooral ook omdat de kwaliteit van het onderwijs vrijwel uitsluitend wordt afgemeten aan de opbrengsten. Natuurlijk, men is het er over eens dat de taak van de school is het geven van goed onderwijs. Maar er is zoveel meer dan taal- en rekenopbrengsten. De frustratie over het ervaren onbegrip van de inspectie is groot. Weg net de tunnelvisie op onderwijs! Toch verdient het aanbeveling te blijven zoeken naar wegen om ondanks de inspectiedruk te blijven streven naar onderwijs dat breder is dan alleen taal en rekenen. Hoe belangrijk die op zich ook zijn. Ton grijpt de kans om te vertellen dat samenwerken met de inspectie en het uitoefenen van invloed op het beleid meer vruchten afwerpt dan de kont tegen de krib. Een groot bestuur als de RVKO moet de invloed ook gebruiken om tot verbeteringen te komen. Daarom is de RVKO ook met een proefschool betrokken bij een traject van de inspectie om te komen tot nieuwe inspectiekaders.
Relatie school-bestuur Dat het bestuur op de werkvloer verschijnt om te beluisteren hoe het Strategisch Beleidsplan is ingedaald bij de teams, wordt al zeer positief ervaren.
Trouwens ieder dialoog met het bestuur en bestuursbureau wordt gewaardeerd. Men waardeert zeer de inzet van het bestuur in de laatste jaren om de band met de scholen te verbeteren en met resultaat. Op een school krijgen de redactie van de Koerier en de voorzitter van College van Bestuur zelfs een wandeling in de pastorietuin aangeboden om na het gesprek nog in alle rust en lommer te evalueren en mediteren. In ieder gesprek komt de fantastische jubileumviering van het 140 jarig bestaan van de RVKO aan de orde. Het wij-gevoel was toen optimaal aanwezig. Ton is beslist geen bestuurder op afstand als hij naar voren brengt dat hij de ervaring met scholen wil delen. Iedere actie in het kader van het Strategisch Beleidsplan kan op steun rekenen van het bestuur, Scholen hebben een grote mate van vrijheid om hun doelen en ambities vorm te geven. De scholen mogen ook rekenen op een grote deskundigheid, betrokkenheid en adequate steun van het bestuursbureau. Op het ogenblijk zijn er liefst 80 medewerkers van de RVKO actief in de werkgroepen. Dit ervaart het bestuur als een zeer positief signaal. Wij allen zijn de Vereniging, en Iedere mening telt en natuurlijk “wie het weet mag het zeggen”. Dat wordt in het veld niet als loze kreten ervaren, maar het zijn uitgangspunten die er toe doen. Het onderlinge respect en waardering kan nog groeien door de afstand scholen-bestuur en scholenbestuursbureau te verkleinen. Ton constateert dat de informatie vanuit het bestuur naar de scholen nog beter moet worden. Ton is trots op alle 66 scholen. Onze goede scholen dragen er toe bij dat de overheid de laatste schooljaren geregeld deze scholen komt bezoeken. De RVKO is mede door de kwaliteit van onze scholen een waardevolle gesprekspartner op het ministerie geworden. Met andere woorden: de RVKO doet er toe! Met deze wetenschap kreeg iedere hap bij de lunch een paradijselijke smaaksensatie. De laatste vragen van Ton zijn steevast: ‘Voel je je thuis bij dit plan? Is het uitvoerbaar, geeft het houvast?’ En het antwoord is een volmondig ‘Ja’. Dat is een mooi besluit van deze gesprekken. Harry Beuvens en Jos de Klerk
RVKOERIER
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
7
De lat omhoog
Onze school in Tangail Op 23 mei j.l. was de directeur van Terre des Hommes Bangladesh in Nederland voor verschillende werkbezoeken, waaronder de RVKO. Tijdens dit overleg zijn we geïnformeerd over de stand van zaken rondom de bouw van “onze school”. Tijdens de reis van Riek en Peter is door de burgemeester een groot stuk grond aan ons beschikbaar gesteld. Het is weliswaar een volledig verwilderd en vervuild terrein (zie foto) maar gezien de enorme overbevolking is de grond in Bangladesh zeer schaars. Vanaf het moment dat wij groen licht hebben kunnen geven, doordat er voldoende geld bijeen is gebracht, is men in Bangladesh gestart met de voorbereidingen. Deze zijn inmiddels in een afrondend stadium en omvatten: • Verkrijgen van de benodigde vergunningen. • Een bouwtekening maken door de architect. • Offerte laten maken voor de bouw. • Opleiden van voldoende leerkrachten. Naar verwachting kan er in augustus gestart worden met het droogpompen van de grond, gevolgd door heiwerkzaamheden en het maken van de fundering (dit alles kan uitsluitend in de droge tijd plaatsvinden). Aansluitend wordt er gestart met de opbouw van de school, die naar verwachting in oktober 2015 is afgerond. Het schooljaar loopt in Bangladesh van januari tot december, dus als het goed is, kunnen de kinderen in januari 2016 een prachtige nieuwe start maken. Verder is goed om te weten dat: • De school volledig gebouwd wordt volgens de behoefte en wensen van de doelgroepen. • De doelgroepen zijn kinderen uit een Hindoegemeenschap (zwaar gediscrimineerd in het islamitische Bangladesh en de kinderen van talloze (kinder) prostituees. Tijdens ons bezoek hebben we nadrukkelijk bekeken of beide groepen samen in een schoolgebouw kunnen en willen zitten. Dit blijkt zeker het geval. • De bouw zal zoveel mogelijk door lokale werklieden worden uitgevoerd, wat een flinke impuls geeft voor de werkgelegenheid in dit straatarme gebied. • Het toezicht op de bouw wordt uitgevoerd door het plaatselijke SSS, een zusterorganisatie van Terre des Hommes. De eindverantwoording ligt uiteraard bij Terre des Hommes. • Terre des Hommes zal met regelmaat wat foto’s mailen om het bouwproces op afstand te kunnen volgen en natuurlijk zullen we dit proces met regelmaat vermelden in de RVKOerier. Riek Timmers en Peter van Deursen
Het niveau van ‘de pabostudent’ (als deze al bestaat) is sinds jaar en dag een onderwerp van discussie. Zowel in de politiek, de scholen in den lande als op de opleidingen. Het complexe beroep van leraar basisonderwijs vereist van de (aankomende) leraren een veelzijdige ontwikkeling van kennis en vaardigheden in een breed scala aan thema’s. Een goede juf of meester moet van vele markten thuis zijn, wil hij of zij zichzelf een goede leerkracht kunnen noemen, variërend van communiceren met kinderen (en collega’s, en ouders, en externen), via het herkennen van rekenstrategieën en het kunnen zingen en aanleren van liedjes tot het stimuleren van de creatieve ontplooiing van kinderen, of ze nu 4, 7 of 12 jaar oud zijn. Hoe kom je als opleiding tegemoet aan deze eisen en hoe waarborg je tegelijk het kennisniveau van iedere individuele student op al die verschillende vakgebieden? In de vorige Koerier deed collega Arie van Kooten verslag van maatregelen die zijn genomen om het reken- en taalniveau van de studenten op peilte krijgen en te houden. U zult het met me eens zijn dat het onderwijs meer behelst dan deze kernvakken. Hedendaagse eisen die aan aankomende studenten en aanstaande leerkrachten basisonderwijs worden gesteld zijn in toenemende mate van een hoog niveau en vereisen van de jong volwassene een breed scala aan persoonlijke, sociale en interactieve vaardigheden, om nog maar te zwijgen van het toenemende eisenpakket dat vanuit de overheid wordt opgelegd ten aanzien van de zaakvakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek. Als de HBO-raad haar zin krijgt wordt in het studiejaar 2015-2016 ook voor deze vakken de kennisbasis ingevoerd, wat de opleidingen de taak geeft om alle studenten in 3 jaar tijd bij deze vakken van instapniveau havo 3 naar een hoger niveau te krijgen. Terecht? Jazeker! Als eerste zullen wij als opleiding onderschrijven dat studenten die afstuderen van al deze vakken – en nog veel meer – de vereiste kennis moeten bezitten en ook de vaardigheden die nodig zijn om deze kennis op een juiste manier een plek te geven in hun klas. Begrijpelijkerwijs is de druk op programma en studenten in toenemende mate onderwerp van gesprek is. Er zitten immers niet meer uren in een dag sinds de invoering van de kennisbases. En ook vakgroepen als Engels, GOLEV en de beeldende vakken staan in de startblokken om aan te haken als voor deze vakken de kennisbasis concreet wordt ingevoerd. ‘En zo is de week snel gevuld’. Onder druk van het streven naar het beste onderwijs voor de kinderen neemt de druk op studenten evenredig toe om te leren denken en handelen op HBO-niveau. Dat heeft weer tot gevolg dat de druk op de scholing en begeleiding van deze studenten door werkveld (mentoren) en opleidingsdocenten merkbaar is. Het belang van het efficiënt omgaan met beschikbare tijd en de inzet van lerende werkvormen die tegemoet komen aan al die verschillende onderwijsbehoeften van de studenten staat buiten kijf. Daarom zoeken we naar vernieuwende manieren in het aanleren en toepassen van kennis en stimuleren we een nieuwsgierige en onderzoekende attitude bij de studenten. De uitdaging om studenten tot het gewenste niveau op te leiden en tegelijkertijd te vormen tot enthousiaste en gemotiveerde leerkrachten is er een die we alleen gezamenlijk aankunnen. Peter Vet
8
Column Coach! Als startend leerkracht heb je een voorbeeld nodig. De RVKO start daarom volgend schooljaar met een cursus tot didactisch coach. Voor mij was juf Nicole een rolmodel, een coach. Een jonge sprankelende meid, met een enorme bos blond haar, een levenslustige uitstraling en een aanstekelijke lach. Ze had twee jaar meer ervaring, maar was geboren voor het vak en ze deed meer dan haar eigen leerlingen onderwijzen. Ze had oog voor startende leerkrachten en coachte ze, zonder dat ze daarvoor een opleiding had gevolgd. Die was er toen nog niet. Tussen neus en lippen door vertelde Nicole hoe zij dingen aanpakte, als ik het even niet meer wist.
“ Voor mij was juf Nicole een rolmodel, een coach ” We zijn in het jaar 2000. Mijn collega Brenda en ik zijn net afgestudeerd en werken bij de kleuters op de Nicolaasschool. Brenda heeft het geluk om het lokaal naast juf Nicole te hebben. Als Brenda met de handen in het haar zit, is daar Nicole. Zij laat zien hoe je een kringactiviteit geeft, leert haar hoe je een rij kinderen in het gelid krijgt en neemt kleuters met gedragsproblemen even van haar over voor een time-out. In twee weken tijd heeft Brenda haar groep en misschien zelfs wel het vak, in de vingers. ‘Zonder haar had ik het niet gered’, vertelt Brenda me een paar maanden geleden. We zitten samen te eten in een snackbar vlakbij de Nicolaasschool. Na dat etentje stappen we samen in de auto om de nabestaanden van Nicole te condoleren. Eind januari 2014 kwam zij om het leven bij een auto-ongeluk. Ze stond nog steeds voor de klas, maar al lang niet meer op de Nicolaasschool. Het is veertien jaar geleden dat ik haar leerde kennen, we werden vriendinnen. Tot haar overlijden zette ze haar coachtalent in op andere scholen. Over een poosje zijn er geschoolde coaches beschikbaar. En dat is goed, want iedere leerkracht gun je toch een ‘Nicole’? Kim Boonstra Leerkracht Nicolaasschool
“Pedagogisch Tact als antwoord...” Leert een kind niet hard genoeg of is hij minder begaafd, dan krijgt hij een onvoldoende. Luistert een kind niet of is hij vervelend, dan wordt hij de klas uit gestuurd of krijgt straf. Vinden we een kind lastig, dan plakken we er graag een stempel op en stoppen er medicijnen in. Probleem opgelost. Een rustige klas met een prettige sfeer. Of toch niet?
Als student krijg ik het vaak op stage te horen: “Wees consequent: doet een kind niet wat je wilt, geef hem dan straf.” “Jij bent de baas.” Dat jij als leerkracht de baas bent kan kloppen, maar bereik je met straffen altijd het gewenste resultaat? Dat is de vraag die de presentatie van Marcel van Herpen bij mij opriep. Onlangs gaf Marcel van Herpen op Thomas More Hogeschool een presentatie over het pedagogisch tact. In de zaal zaten leerkrachten en directeuren van het basisonderwijs, de middelbare school en de pabo. Ook was er een aantal (pabo)studenten aanwezig. De zaal stroomde langzaam vol. Mensen zochten een plekje, dronken wat en maakten een praatje. Bij binnenkomst stond de presentatie klaar, met op het scherm de zin: “Pedagogisch Tact als antwoord”. Deze zin maakte nieuwsgierig. Iedereen heeft een idee bij pedagogisch tact, maar hoe biedt dit een antwoord? En als dit een antwoord biedt, welke vraag werd er dan gesteld? Tijdens de presentatie blijkt het voornamelijk over vertrouwen en buitensluiten te gaan. Marcel maakt ons duidelijk hoe makkelijk je een kind buitensluit. Hij geeft alledaagse voorbeelden die elke leerkracht herkent. Hoe vaak zet jij als leerkracht een kind niet buiten de klas of geef je niet elk kind een beurt? Hoe weet je dat er naast de standaardverhalen ook een kind is dat iets bijzonders te vertellen heeft? Gehoord worden is voor kinderen één van de belangrijkste psychologische basisbehoeften. Luister naar de kinderen, laat ze weten dat ze gezien worden en verplaats je in hun perspectief. Een mooi voorbeeld kwam van Gaby, zij liet kinderen van haar groep acht een kamp organiseren. Gaby liet de kinderen zien dat ze vertrouwen in hun kunnen had en de kinderen hebben deze kans met beide handen aangepakt.
RVKOERIER
Ze hebben helemaal zelf een kamp georganiseerd, het enige dat vast lag was het budget. Voor de kinderen was dit een groot succes. Kinderen hebben niets aan labels of wijzende vingers. Hun gedrag is een expressie van de (verstopte) impressie. Het weerspiegelt hun gevoel. Een kind wil niets liever dan gezien worden. Hierbij kan bijvoorbeeld automutilatie of agressie een vorm zijn van een hulpvraag. "Laat mij meedoen met de groep." Leraren beschuldigen graag het systeem, maar kijk eens naar jezelf. Kijk naar je eigen biografie, zorg dat je jezelf kent. Door jezelf te leren kennen kan je een beter voorbeeld voor kinderen zijn. Je weet waar jouw gevoelens, gedrag en eventuele boosheid vandaan komen en kan vanuit eigen ervaringen handelen. Kinderen hebben het snel door wanneer een leerkracht niet authentiek is. Kennis over jezelf is uiteindelijk belangrijker dan de kennis die je over moet dragen. Kinderen nemen pas iets van je aan wanneer ze weten dat jij als leerkracht te vertrouwen bent.
“ Luister naar de kinderen, laat ze weten dat ze gezien worden ” Marcel van Herpen stelde ons de volgende vragen: Wanneer ben je de leraar die je wilt zijn? En: Wanneer ben je de leraar die je niet wilt zijn? Dit geeft stof tot nadenken. Kijk naar je eigen biografie en kijk naar de groepsdynamiek. Hoe kan jij er voor zorgen dat iedereen zich aangesloten voelt bij de groep? Hoe kan jij er voor zorgen dat de kinderen, maar ook jij als leerkracht, tevreden zijn? x
De definitie van het pedagogisch tact is volgens Marcel van Herpen: Op het goede moment het juiste doen, ook in de ogen van de kinderen. Kijk in de ogen van dat razende kind. Kijk naar de binnenkant in plaats van de buitenkant. Zie de angst, de hoop, het verlangen. Zie de schreeuw om hulp in plaats van de boosheid. Straf dit kind niet. Reageer op deze hulpvraag en zie hoe mooi dit kind kan zijn wanneer hij je toelaat tot zijn geheime wereldje. Na afloop van de avond hebben de woorden van Marcel van Herpen nog lang door mijn hoofd gespookt. Het pedagogisch tact kan wat mij betreft zeker een antwoord zijn, een antwoord op de vraag van kinderen om gezien te worden. Maak je bewust van bovenstaande vormen van buitensluiten, zet je eigen ervaringen in en maak alle kinderen deelgenoot van de groep. Danique van Wijk 2e jaars Pabo voltijd student Thomas More Hogeschool
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
9
Kwaliteitskeurmerk Thomas More Hogeschool heeft met een aantal pabo’s in de regio een keurmerk ontwikkeld om de kwaliteit vast te stellen die scholen bieden in het kader van Samen Opleiden. Het keurmerk is enthousiast ontvangen door de RVKO. Met de invoering van het keurmerk wil de RVKO de kwaliteit van het leren in de praktijk verhogen en waarborgen. Op die manier geven pabo en scholen samen invulling aan het opleiden van excellente leerkrachten. De Agnesschool is een van de RVKO-scholen die in aanmerking wil komen voor certificering. Daarvoor moet je als school allereerst helder zicht hebben op de kwaliteiten van de leerwerkplek: in hoeverre is men zich bewust van die kwaliteit en van de rijke leeromgeving die de Agnesschool biedt? En hoe geeft het team hier invulling aan? Deze vragen waren het uitgangspunt voor een intensief actie-onderzoek met als doel de leermogelijkheden en kwaliteiten van de Agnesschool samen met het team in kaart te brengen. Het onderzoek had drie doelstellingen. Men wilde inzicht krijgen in de manier waarop mentoren, nu en in de toekomst, invulling geven aan de leermogelijkheden, hoe zij studenten tot leren uitnodigen. Daarnaast vroeg men het team naar hun visie op leren-op-de-werkplek. En ten slotte wilde men ook nog weten hoe het team met elkaar invulling geeft aan Samen Leren. En waar praat je daar het gemakkelijkst over? Jazeker: in het café. Het wereldcafé is een onderzoeksvorm waarbij de deelnemers met een hapje en een drankje aan cafétafels met een wit papieren tafellaken onder leiding van een gespreksleider informeel praten over voorgelegde vragen. Op de tafelkleden schrijven ze de uitkomsten van hun gesprek. Na enige tijd, wisselen ze van tafel. Onderzoeksleider Joyce Poiesz: “Door die vrije setting, bereik je al snel een veel dieper gespreksniveau dan in een focusgroep of interview. Mensen zijn ook opener en je krijgt veel beter zicht op wat er leeft.” Poiesz benadrukt dat juist deze methodologische keuze het mogelijk maakte een brug te slaan tussen hoofd en handelen van de teamleden: tussen denkbeelden en de alledaagse praktijk. Juist dat biedt scherp inzicht in de kwaliteit van de leermogelijkheden van de werkplek. De kracht zit in het feit dat de leraren zelf hun eigen praktijk en handelen onderzoeken, vanuit een waarderende methodiek. Uit het onderzoek blijkt dat de leermogelijkheden sterk worden beïnvloed door de individuele denkbeelden van de mentor, waarbij de match tussen de student, de mentor, en het leerjaar van de student van grote invloed is op de wijze waarop het leren tot stand komt. Ook heldere en duidelijke afstemming tussen de verschillende partijen – de lerarenopleiding en de opleidingsscholen – blijkt een slaagfactor. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de opleidingscoördinator en de wijze waarop hij invulling geeft aan het samen opleiden. Het onderzoek heeft bestaande inzichten bevestigd, nieuwe inzichten opgeleverd en gezorgd voor een goed beeld over de kwaliteit, de kansen en mogelijkheden die de Agnesschool als opleidingsschool te bieden heeft voor studenten. Meer informatie: Joyce Poiesz, Thomas More Hogeschool,
[email protected].
10
Yogakoning op de Trinoom “Stel je voor dat je voor een dag koning zou zijn, wat zou je dan voor regel willen stellen?” Deze vraag werd gesteld als afsluiting van de yogales op school. Rustmomentje Tijdens de les werden verschillende (voorover)buigingen gemaakt, met als doel het lichaam en geest van het kind eventjes tot rust te brengen. Met volle overgave en met veel enthousiasme volgen de kinderen van Montessorischool de Trinoom nu al drie jaar kinderyogalessen op school. Ook volgend jaar wordt er een rustmomentje aangeboden aan alle groepen. Wie hard werkt, verdient net zo hard een moment om te ontspannen en aandacht te hebben voor zichzelf én voor de ander. ‘Alles wat aandacht krijgt, groeit’ is een quote die mooi aansluit bij de positieve ontwikkelingen op de Trinoom. Aandacht voor elkaar Er zit meer achter de yogalessen zoals deze op de Trinoom in Barendrecht gegeven worden dan alleen fysieke oefening. Zo maken ook de onderlinge massages deel uit van de yogales. Tijdens deze speelse vormen van kindermassage hebben de kinderen aandacht voor elkaar. Terwijl de kinderen elkaar voorzichtig aanraken op de rug, is het muisstil en wordt er écht naar elkaar geluisterd. “Wil je iets zachter masseren” of “Zou je wat langzamer willen masseren?” Op deze originele manier wordt meegewerkt aan een positief klassenklimaat waarin ieder kind zich prettig en veilig voelt. Daarbij leren de
kinderen voor zichzelf op te komen door op een vriendelijke maar hele duidelijke manier hun grenzen aan te geven. Geen competitie Tijdens het uitvoeren van de yogahoudingen zijn de kinderen stil. Los van af en toe wat gepuf, gegrinnik en andere uitingsvormen (“WOW”, “AUW”,”YES!”) lukt dit de kinderen erg goed! Voorafgaand aan de les wordt verteld dat de yogales alles behalve competitief is: “Kom jij minder ver in je vooroverbuiging dan je buurvrouw? Dat is ok. We geven alleen maar aandacht aan onszelf en aan ons eigen lichaam. We voelen onze grenzen en geven deze aan.” Kinderen leren zichzelf tijdens de yogales ook op een fysieke manier kennen. Dit alles wordt gedaan op een ontspannen manier. Zonder wedstrijdjes en met in het achterhoofd van het kind dat het goed is zoals je bent. Doordat dit aan het begin van de les benadrukt wordt, gaan al heel wat kinderen letterlijk en figuurlijk minder op hun tenen lopen. Wat een verademing lijken deze woorden te zijn voor een heleboel kinderen. Een duidelijk signaal dat er in de maatschappij van tegenwoordig een steeds grotere (prestatie)druk ligt op kinderen. Bezig zijn met de deugden is effectief Deugden, de bouwstenen van ieder karakter, staan in iedere kinderyogales centraal. Soms bewust, soms ook onbewust. Dit (on)bewust bezig zijn met de deugden is effectief. Zo komen deze ‘waarden’ steeds meer tot bloei. De deugden ‘Geduld’, ‘Rekening houden met’, ‘Creativiteit’ (en natúúrlijk de deugd ‘Hoffelijkheid’) werden veel gebruikt tijdens deze koninklijke les.
Waarom het fijn zou zijn als een yogales of ontspanningsles een vaste plaats krijgt in het lesprogramma op school, blijkt wel uit de uitspraak van een jongen in groep 7: “Als ik voor een dag koning van ons land zou zijn, dan zou ik als regel stellen dat álle kinderen op de wereld een uurtje per week kinderyoga krijgen, want het is zo fijn.” Op de vraag of hij kon vertellen wát hij dan zo fijn vond aan deze ontspanning onder schooltijd, antwoordde hij: “Alles juf, alles...” Daarmee maakte deze koning in enkele woorden duidelijk dat de deugden oprechtheid, enthousiasme en idealisme bovenop zijn kroontje zitten! Nieuwsgierig geworden naar de kinderyogalessen op de Trinoom? Mail gerust naar:
[email protected]
Effecten van kinderyoga op school • Betere balans en coördinatie. • Betere concentratie en leerprestaties. • Meer zelfvertrouwen. • Leren omgaan met prestatiedruk. • Sneller en dieper leren ontspannen. • Respect voor je omgeving en voor jezelf. • Onderlinge verschillen binnen de groep accepteren. • Positief klassenklimaat, waarin ieder kind zich prettig en veilig voelt • Leren voor jezelf op te komen en grenzen aan te geven.
RVKOERIER
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
‘Elke dag samen beter’ Vlak voor het verstrijken van de deadline voor deze zomerkoerier dwarrelde een opmerkelijk mailbericht van de directeur van de ‘Imelda’, Aziem Jarmohamed, op de burelen van de redactie neer. Het bericht behelsde een reactie op het bezoek aan de school op woensdagmiddag 18 juni van de Directeur-generaal van het Primair en Voortgezet Onderwijs, André de Jong en Jaap Versfelt van de Stichting leerKRACHT. De laatste verwoordde in de genoemde mail het enthousiasme dat het bezoek bij de bezoekers teweeg had gebracht: “Wil jullie heel hartelijk danken voor de ontvangst vandaag. André de Jong, Directeur-generaal PO-VO, beschreef het bezoek als een echte ‘eye opener’. Hij zag voor het eerst hoe de leerKRACHT aanpak écht het verschil kan maken om goede scholen de stap naar excellent te laten maken door op school met ‘alle cilinders’ te gaan draaien, dat wil zeggen met de volledige betrokkenheid van de leraar.” Jaap Versfelt liet daar nog een tweede mail op volgen: “Het bezoek was door jullie perfect georganiseerd en wat jullie lieten zien was erg bijzonder. In de Imelda komt een enorme dosis energie vrij door leraren die het volledig eigenaarschap aan het nemen zijn voor het samen verbeteren van het onderwijs, ondersteund door de schoolleiding. Willen jullie heel hartelijk jullie leraren bedanken voor de mooie verhalen en mijn complimenten overbrengen voor wat jullie samen tot stand hebben gebracht?” De inhoud van beide mails was reden genoeg voor de reactie om nog in allerijl de Imelda met een flitsbezoek te vereren om kennis te nemen van de ‘mooie verhalen’ en vooral wat er ‘samen tot stand is gebracht’. Aziem Jarmohamed had drie leerkrachten rond de gesprekstafel verzameld: Petra Schoenmakers, leerkracht van groep 4 en al 10 jaar arbeidzaam op de Imelda, Melany Jansen leerkracht groep 1/2 en sinds dit jaar actief op de school en Sanne Boogaard, die 2 jaar op de Imelda werkzaam is. Aziem geeft eerst een heldere uiteenzetting waarom André de Jong en Jaap Versfelt de onderwijspraktijk op de Imelda in ogenschouw wilden nemen. “De Directeur-generaal heeft in zijn portefeuille onder meer het verbeteren van de kwaliteit en positie van de leraar. Behalve aan het terugdringen van het tekort aan leraren werkt hij ook aan voorstellen voor een betere beloning voor docenten, maar ook aan een sterkere positie van de leraar. Jaap Versfelt is werkzaam bij de Stichting leerKRACHT. Een stichting die in 5 jaar tijd op scholen een cultuur wil helpen creëren, waarbij docenten de verantwoordelijkheid nemen voor hun professionele ontwikkeling, ondersteund door de schooldirectie. Dit sluit naadloos aan bij de ambities die in het Strategisch Beleidsplan van onze RVKO geformuleerd staan.” De eerste vraag die daarna op tafel komt, gaat over wat ieder van de gesprekspartners essentieel vindt aan de werkwijze van Stichting leerKracht. Petra noemt en roemt de lesbezoeken. “Het verbetert de onderlinge sfeer onherroepelijk en ik leer als jonge oldtimer van de jonge leerkracht die net van de Pabo komt.”
Zij doelt dan onder meer op Melany die direct naar haar Paboopleiding aan de slag kon gaan op de Imelda. Melany memoreert eerst de belangstelling die de Directeur-generaal voor haar Pabo-leiding had. Zij geeft aan dat zij de heer De Jong uiterst positieve berichten over haar Pabo Thomas More kon meegeven. In het verlengde van de opmerking van Petra constateert zij door de lesbezoeken een groeiende openheid tussen de leerkrachten. Zij spreekt in dit verband over laagdrempeligheid en juicht het gestructureerde lesbezoek bij collega’s toe: “Door het zien in de praktijk bij je collega’s leer je gericht kijken en observeren. Een verrijking voor mij.” Sanne waardeert het samen delen, maar ook het samen gestructureerd denken over resultaten en verbetermogelijkheden. Dat roept direct het tweede gesprekspunt op: “Verbeterpunten?” Sanne haakt direct in door aan te geven dat wij als Imelda team de intrinsieke motivatie van de leerlingen om te leren moeten vergroten. Zij pleit voor een projectmatige aanpak en ook: “Laat de methode los!” Zij geeft aan dat een dergelijk proces tijd kost. Daarom kiest zij voor stapje-bij-stapje en sluit gevat af met de ambitie uit het Strategisch Beleidsplan: ”Elke dag weer een beetje beter worden.” Voor Melany is het belangrijkste verbeterpunt het op een goede manier feedback geven. Zij geeft aan dat je een feedbackgesprek in een ontspannen sfeer moet voeren en dus op een goed moment moet plannen. De drie leerkrachten blijven lang stilstaan bij het onderwerp ‘feedback’. Zij onderschrijven dat feedback één van de belangrijkste vaardigheden in communicatie is. Sanne: “In feedback word je zichtbaar.” Petra: “Door feedback kan de ander groeien.” Melany sluit het onderwerp af met de woorden, dat er, ook als startende leerkracht, rekening met je wordt gehouden. Zij heeft wel een hartenkreet. “Ik wil een goed instrumentarium hebben om op een goede manier feedback te geven.” Bij de rondvraag merkt Sanne nog op, dat zij eerst vermoedde dat de speerpunten uit ‘LeerKRACHT’ tijdrovend zou zijn: “maar het tegendeel is waar. Ik boek juist tijdwinst!” Petra deelt deze opvatting met “Efficiëntie doet er weer toe.” Melany brengt het streven nog op tafel om volgend schooljaar in de groepen met de bordsessie te beginnen. De laatste bijdrage aan het gesprek levert Sanne: “De werkwijze van Stichting leerKRACHT is een vloeibaar proces. Je moet je kwetsbaar durven opstellen. Maar het verbindt ook.” In zijn nawoord geeft Aziem aan dat de Imelda, samen een aantal andere RVKO basisscholen, in het verlengde van de werkwijze Sichting LeerKRACHT in het volgende schooljaar het succesvolle concept ‘Teach like a Champion’ gaat implementeren. In dit concept – in Nederland uitgebracht door de CED-groep – worden 49 onderwijstechnieken beschreven om leerlingen te laten excelleren. Op de redactionele vraag of ‘Teach like a Champion’ een boekbespreking in de herfstkoerier waard is, heeft Aziem een kort antwoord: “ Het boek van Doug Lemov is een regelrechte bestseller, daar kan geen redactie om heen!” Harry Beuvens
11
12
Audit Het afgelopen schooljaar zijn er in het kader van kwaliteitsontwikkeling vijf audits uitgevoerd. Deelnemers, zowel scholen als de auditoren hebben de audit als een belangrijke aanvulling op het kwaliteitsdenken ervaren. De directies aan het woord... Wacht niet te lang met aanmelden, er kunnen het komend schooljaar slechts 10 audits worden uitgevoerd!
Goos Stavenuiter, Tangram:
“ Auditafname is een ‘gedeelde winst’. ”
Michael Westdijk, Mgr. Bekkers:
“A lleen het stellen van de vraag zet je al aan het denken en helpt je vooruit in je proces. Daarnaast krijg je antwoorden op vragen die je niet eens had bedacht. ”
De complexe didactische vaardigheden en wanneer hebben we die nodig? Het antwoord is eenvoudig. Complexe didactische vaardigheden komen om de hoek kijken als onze normale didactische aanpak, laten we zeggen het basale didactische
Team Maasoever:
E en frisse blik op je huidige schoolontwikkeling
+ G ericht op kwaliteitsverbeteringen voor de toekomst
=D e Audit doen!
handelen, niet toereikend is om alle leerlingen in de groep voldoende te laten profiteren van het onderwijsaanbod. Als er leerlingen in de groep zitten die na de uitleg niet aan de slag kunnen, met vragen blijven zitten.
Sandra Groeneboom, Hildegardis:
“D e audit is een mooie spiegel. Trek je conclusies en doe er je voordeel mee! ”
Judith en Hanneke, Provenier:
“B evestiging van vermoedens is prettig en ondersteunend, aanbevelingen zeer bruikbaar. ”
RVKOERIER
Complexe didactische vaardigheden zou je kunnen vergelijken met de gereedschapstas van willekeurig welke vakman, loodgieter, timmerman, tuinman. Stuk voor stuk vaklui die voor elk probleem een apart stuk gereedschap hebben. Tangetjes, klemmetjes, zaagjes, waarmee zij elk probleem dat zij tegenkomen kunnen oplossen. Complexe didactische vaardigheden zijn de tangetjes, klemmetjes en schroefjes in de gereedschapstas van de leraar. Naarmate die beter gevuld is, zijn leraren steeds beter in staat passende antwoorden geven op de hulpvraag van de leerling.
Afstemming Het gaat dus om de afstemming van het onderwijs op verschillen tussen leerlingen, of zoals we ook wel zeggen, om het goed aansluiten met ons onderwijs bij specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen. Simpel gezegd gaat het om twee verschillende groepen leerlingen; de groep leerlingen die weinig moeite heeft zich de leerstof eigen te maken en de groep aan de andere kant van het spectrum, namelijk de groep leerlingen die meer moeite ondervindt bij het leren. Daarnaast kent elke groep natuurlijk een redelijk groot middenveld. Dat zijn de leerlingen die, na een goede instructie en wat gezamenlijk oefenen, in staat zijn de leerstof zelfstandig te verwerken. Zij hebben daar doorgaans geen specifieke hulp of aanwijzingen bij nodig. Om de afstemming op verschillen tussen leerlingen goed te organiseren en beheersbaar te houden is de ‘een-zorg-route’ ontwikkeld ofwel het convergent differentiëren, waarbij alle leerlingen zoveel mogelijk actief zijn binnen hetzelfde leerstofaanbod (het minimumdoel voor de gehele groep). Differentiatie spitst zich vooral toe op differentiatie in instructie en verwerking van de leerstof. Het groepsplan dient daarbij als het organisatiemodel. Daarin geeft de leerkracht aan welke leerlingen na de korte klassikale instructie zelfstandig aan het werk kunnen, welk deel van de leerlingen nog even doorwerkt samen met de leraar, en welke groep leerlingen, als de anderen aan het werk zijn, een verlengde instructie krijgt.
“ Ruimte om een flinke verbetering in ons onderwijs te realiseren ” Maar over welke complexe didactische vaardigheden hebben we het dan? Want tot zover is het toch vooral een kwestie van goed plannen en organiseren, kortom van goed klassenmanagement. En daar zit ook precies de ruimte om een flinke verbetering in ons onderwijs te realiseren. Want goed klassenmanagement is niet genoeg. Daarmee hebben we alleen voldaan aan de voorwaarden om de volgende stap de kunnen zetten. Pas als leerlingen een zelfstandige leerhouding laten zien, gemotiveerd en geconcentreerd aan hun taken kunnen werken, ontstaat voor de leraar de ruimte om zich volledig te richten op de instructie aan de kleine groep of de individuele leerling.
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
En dan... De kans is groot dat de groep leerlingen die na een korte instructie snel aan het werk kan, ook snel weer klaar is. Zijn zij voldoende uitgedaagd? Ook snellere leerlingen hebben behoefte aan een instructie die aansluit bij hun mogelijkheden, aan meer en ingewikkelde opdrachten, waardoor zij het gevoel krijgen te worden uitgedaagd en een flinke kluif hebben aan de verwerking. Methoden geven hiervoor vaak al goede handreikingen, maar leraren moeten vooral met elkaar op zoek naar de echte uitdagingen, naar een andere benadering, waardoor deze leerlingen hun mogelijkheden maximaal kunnen benutten. Dat vraagt om die andere, meer complexe didactische vaardigheden van de leraar.
“ Voor leerlingen met een meer hardnekkig leerprobleem heeft uitsluitend herhaling weinig zin ” Want er is ook nog de groep leerlingen die niet voldoende profiteert van het klassikale aanbod. Zij krijgen een verlengde instructie die nu vaak beperkt blijft tot herhaling. Maar is herhaling van de instructie die zojuist werd gegeven aan de hele groep wel genoeg? Natuurlijk, het groepje is kleiner, de leraar zit er ‘bovenop’, ziet hoe leerlingen aan hun oplossingen komen en kan daardoor ook direct een verkeerde aanpak corrigeren. Voor sommige leerlingen is herhaling voldoende. Voor leerlingen met een meer hardnekkig leerprobleem echter heeft uitsluitend herhaling weinig zin. Voor die leerlingen zal de leraar op zoek moeten naar een andere didactische, of zelfs een (ortho) didactische werkwijze. Het is nu precies dit deel van het onderwijs waar ‘complexe didactische vaardigheden’ ervoor moeten zorgen dat ook minder getalenteerde leerlingen verder geholpen kunnen worden in hun ontwikkeling.
Wat is daarvoor nodig? Regelmatig terugkerende korte overlegsituaties, waarbij leraren zich samen buigen over een reële probleemsituatie, een hardnekkig leer- of gedragsprobleem. Waar wordt nagegaan wat er al is geprobeerd, wat werkte en wat niet. Ideeën vergaren en uitproberen. De leraar die beschikt over complexe didactische vaardigheden, de leraar met de goed gevulde gereedschapskist, slaagt er uiteindelijk in ook de minder getalenteerde leerlingen verder te helpen. Die leraar lukt het ‘er samen met de leerling uit te halen wat erin zit’. Stuurgroep onderwijskwaliteit
13
14
De Toetsnaald " I n 1955 zat ik met 44 jongens in de zesde klas van de Theodorus de Cellesschool aan de Bree in Rotterdam-Zuid."
Je kon er op wachten. De zomer is in aantocht,
zonder hulp van derden voor een korte vakantie
met vroegere tijden. Natuurlijk zeggen Cito-scores niet alles over de kwaliteit van het onderwijs, maar de stelling propageren dat toetsen niets bijdragen aan goed onderwijs, wordt door vele onderwijsdeskundigen en leerkrachten op de werkvloer fel bestreden. Ook provocerende uitvallen in de trant van “Hopelijk mogen de kleuters ook weer spelen zonder voortdurend te worden getoetst!” doen veel stof, discussie en vooral opwinding opwaaien. Als de kruitdampen van de twistgesprekken over de eindtoetsen zijn opgetrokken wordt in het basisonderwijs nu algemeen geaccepteerd dat de Cito-eindtoets een hulpmiddel is en geen streefcijfer. Daar denkt het voortgezet onderwijs dikwijls nog anders over.
de grens bij Ootmarsum is overgestoken.
Adriaan de Groot
de Tweede Kamer gaat met reces, wij met vakantie en ja hoor, daar verschijnen de eerste ‘ongelooflijke’ artikelen in de komkommertijd van de dagbladjournalistiek. Dit jaar geen primeur over een Poolse kofferbakwolf, die op eigen kracht en met een schotwond ons woeste, onontgonnen land bereikte, maar wel over een Duitse wolf die
De Oudhollandse geloofsstrijd De beschouwende, achtergrondjournalistiek is tegenwoordig niet meer tijdgebonden. Vroeger kon je omstreeks 5 december een protestartikel over ‘Zwarte Piet’ aantreffen, nu raast de discussie over de omstreden knecht het gehele jaar door de kolommen van onze dag- en opiniebladen. In het onderwijs mocht je in de vorige eeuw in de media omstreeks januari, als de afname van de Cito-eindtoets in aantocht was, enige aandacht verwachten over de invloed van het Centraal Instituut voor de Toets Ontwikkeling in het algemeen en de betekenis van de eindtoets in het bijzonder. Anno 2014 behoren het toetsen en de invloed van het Cito tot de onderwijscanon van de 21ste eeuw. Het Cito is zoals Zwarte Piet verworden tot een oud Hollandse geloofsstrijd. Elk schooljaar laait de discussie in de media in alle hevigheid op over de waarde, nut en noodzaak van de verschillende standaardtoetsen die in het onderwijs worden afgenomen. Uiteraard wordt in alle artikelen de kwaliteit van het huidige onderwijs onder de loep genomen en vergeleken
Deze commotie was beslist 50 jaar geleden niet voorzien door de psycholoog, wiskundige en schaakgrootmeester Adriaan de Groot, die toen de onafhankelijke toetsen in het Nederlandse onderwijs introduceerde. De Groot was op basis van eigen ervaringen van mening dat dat er te veel willekeur sloop in de doorverwijzing van het basisonderwijs (lagere school) naar het middelbaar onderwijs. Hij pleitte dan ook voor een onafhankelijk instituut, dat een meerkeuzetoets kon ontwikkelen. Deze toets moest een beter beeld van de vaardigheden van basisschoolleerlingen geven. In 1968 werd het Cito officieel opgericht. Het Instituut werd in 1999 geprivatiseerd en dus een commercieel bedrijf.
Verplichte eindtoets In 2015 dient iedere basisschool in Nederland een eindtoets af te nemen. Deze toets wordt in april afgenomen en niet in februari. De leerlingen zijn dan al ingeschreven voor een school van voortgezet onderwijs, zodat het advies van de meester of juf weer belangrijk wordt. Deze eindtoets behoeft geen Cito-toets te zijn. Wil een school een andere toets gebruiken, dan moet deze
RVKOERIER
wel goedgekeurd zijn door de minister. Gangbare andere toetsen zijn de Drempeltest en de NIO-toets (Nederlands Instituut voor Onderwijsniveau). In het licht van de verplichte eindtoets in 2015 zijn twee bedrijven bezig met het ontwikkelen van een alternatieve eindtoets. ‘Route 8’ (voorheen Route VO) ontwikkelt een digitale, adaptieve toets, aangepast aan het niveau van de leerlingen en ‘Bureau ICE’ wil ook toetsen in hoeverre kinderen belangrijke vaardigheden – wilskracht en doorzettingsvermogen – bezitten die in het voortgezet onderwijs nodig zijn. Hoewel het Cito als markleider op het gebied van onderwijstoetsen dikwijls in de gesprekshoek zat waar de rake klappen vielen, kwam er geen actiegroep ”Stop de verabsolutering van de Cito-toets”.
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
de broeder veel voor zichzelf mochten doen. Dat kwam in de praktijk er op neer dat zij met grote regelmaat aan het tekenen of vrij-lezen waren en dikwijls na het speelkwartier nog een half uur op de speelplaats mochten voetballen. Dat voetballen deden zij ook uitdagend en luidruchtig op de woensdagmiddag, als ik vanaf half twee tot half vier aan het worstelen was met de Toetsnaald, waar het een komen en gaan was van onbetrouwbare klokken, die secondes achterliepen en onvindbare delfstoffen bij Moengo aan de Cotticarivier in Suriname, terwijl ook de Spaanse Furie, de Tiendaagse Veldtocht en de benoeming van een handvol onbekende uitdrukkingen in de tegenwoordige, toekomende tijd uit den treure langskwamen.
De verschrikkelijke Toetsnaald Toch blijft dikwijls de stelling rondzingen dat de Cito-eindtoets eigenlijk een eindexamen van de basisschool is en ook dat wij als basisscholen het monopolie van het advies voor het voortgezet onderwijs uit handen hebben gegeven. Niet zelden komt daarna de stellige verklaring op tafel dat dat vroeger – in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw – ondenkbaar geweest zou zijn. Maar dit dogma is ver bezijden de waarheid. De schrijver van dit artikel kan deze misvatting uit eigen jeugdervaringen pareren.
Broeder Camillus In 1955 zat ik met 44 jongens in de zesde klas van de Theodorus de Cellesschool aan de Bree in Rotterdam-Zuid. Deze school werd bestiert door de Broeders van Saint Louis, die hun broederhuis hadden in Oudenbosch. Mijn klassenonderwijzer was broeder Camillus, die een oogopslag had die doordrenkt was van somberte en zijn doordringende ogen leken in het grote niks te staren. Hij was spaarzaam met woorden, maar rijk aan sprekende blikken. Als hij boos was, keek hij het jeugdige slachtoffer lang en bedroefd in de ogen om vervolgens als een donderslag bij heldere hemel met zijn bulderbas de gehele klas aan het sidderen te brengen. Ik had in het begin van het schooljaar een goede band met de broeder, immers ik was een heel bedreven misdienaar die onder schooltijd zijn hand niet omdraaide voor een foutloze assistentie op het altaar bij een uitvaart of huwelijksinzegening. Broeder Camillus vermoedde, dat ik na de lagere school naar het seminarie of juvenaat zou gaan. Zijn hoop vervloog als sneeuw voor de zon, toen hij mij op een zonnige woensdagmiddag in de vroege herfst hand in hand zag lopen met een beeldschoon meisje van de Odiliaschool. De broeder reed in toog op zijn damesfiets ons voorbij, terwijl hij overdreven luid bellend van zijn ongenoegen blijk gaf. De broeder verklikte direct de amoureuze wandeling aan mijn vader en deelde terloops ook nog mee dat ik op school de kantjes er van af liep. Toen verdwenen op slag mijn vrije woensdagmiddagen, kwam de Toetsnaald in mijn leven en was mijn onbezorgde jeugd voorgoed voorbij. Mijn vader had aan broeder Camillus in een ouderavondgesprek te kennen gegeven, dat hij mij graag na de Cellesschool naar de HBS zag gaan. Na deze mededeling promoveerde ik vanuit de (m)ulo-rij naar het exclusieve HBS-groepje, dat na mijn intrede uit drie jongens bestond. Wij hadden in onze zesde klas ook nog twee rijen van toekomstige ambachtsschoolleerlingen, die van
De Toetsnaald bestond uit een verzameling opgaven van de toelatingsexamens van middelbare scholen en gymnasia, waaronder de opgaven der Centrale Commissie en verschillende oefeningen, waarin rekening is gehouden met de eisen van toelating – in het voorwoord admissie genoemd – bedoeld in het Koninklijk Besluit van 19 maart 1938, Staatsblad 365. Ik vond de inhoud van de Toetsnaald van kaft tot kaft een ramp; dat was beslist niet de mening van J. Kleyn, hoofd ener school te Hilversum, die alle landelijke opgaven van de toelatingsexamens braaf verzamelde en rangschikte om daar later financieel – gezien de vele herdrukken – beslist beter van te worden. Er stond voor mij een fascinerende mededeling op de kaft: “Alleen voor leraren. Antwoorden gratis op aanvraag.” Ik heb vele uren op de woensdagmiddag zitten peinzen hoe ik dat gratis antwoordenboekje in mijn bezit kon krijgen. Broeder Camillus had het boekje met de goede antwoorden echter wel. Hij zag namelijk gelijk het foute antwoord, dat ik na een urenlange worsteling met een onmogelijke redactiesom ten einde raad met de natte vinger had verzonnen. Ik hoor hem nog zeggen: “Je gaat niet naar huis voor je het antwoord goed hebt.” En daar zat ik weer als een verwrongen zielig hoopje mens in het bedompte klaslokaal, terwijl de blijde geluiden van spelende kinderen mijn trommelvliezen pijnigden, met de volgende rekenopgave van het toelatingsexamen van de Rijks HBS te Zaltbommel: “Zus heeft in haar naaidoos 50 knopen. Een aantal van de knopen heeft 2 gaten, de andere hebben 4 gaatjes. Zus raakt één knoop kwijt. In de overige knopen zitten 160 gaatjes. Hoeveel knopen met twee gaatjes zitten in haar naaidoos, nadat Zus de verloren knoop gevonden heeft?” Ik zag er werkelijk geen gat, laat staan een gaatje in. Ook had ik een verschrikkelijke hekel aan sommen van hopeloze reizigers, die elkaar tegemoet kwamen, inhaalden en zelfs voorbij snelden, nadat zij meerdere malen gestruikeld waren. De broeder echter niet. Hij wist ook niet dat buitenspelen voor lagereschoolkinderen preventief werkt voor overgewicht en chronische aandoeningen. Aan het einde van het schooljaar slaagde ik met vlag en wimpel voor het toelatingsexamen van het Sint Montfortcollege. Ik kreeg op de eerste dag van de zomervakantie de opdracht van mijn vader om broeder Camillus een doosje sigaren als blijk van zijn dankbaarheid te overhandigen. Ik moest het wel uit mijn eigen spaarpot betalen. Harry Beuvens
15
16
Column Vakantie Heerlijk… zomer… vakantie. Wat heb ik er naar uitgekeken. Even onder de druk vandaan. Alleen al de afwezigheid van het alsmaar moeten schenkt een weldadige rust. Voor mensen in het onderwijs een soort tweede oudjaar. Afscheid nemen, weggaan en opnieuw beginnen. Steeds kom ik met goede voornemens aan de start van het nieuwe schooljaar. Altijd dezelfde goede voornemens: een beetje minder mag ook wel. Vijfenveertig uur werken voor tweeëndertig uur salaris, dat is niet handig. Arbeidsethos, hart voor de zaak, interesse in leerlingen of studenten, hoe veel je ook van je werk houdt, het lijkt ons allemaal een keer toch te veel te worden. Misschien moeten we na de vakantie ook eens wat beter op elkaar letten in plaats van alleen op de kinderen. We hollen maar door. Deadlines, scores, prestatiecurves, dat alles bepaalt onze baan. Ieder jaar lijkt de druk groter te worden. We doen meer en meer, willen wat we doen ook alsmaar beter doen. Misschien is dat een loffelijk streven, maar het gaat ook gepaard met steeds meer druk. Doen we dat zelf? Doen we dat samen elkaar aan? Ik weet het niet.
“Ieder jaar lijkt de druk groter te worden ” Laatst las ik een interview met Arianna Huffington-Stassinopoulos. Ja, die van de Huffington Post. Zij liet zich typeren als een workaholic. Ook bij haar kwam de omslag geheel onverwacht. Zij werkte te veel, te lang en te intensief. Tot het moment dat ze bijkwam in een ziekenhuis. Ze bleek zittend achter haar bureau door vermoeidheid overmand in elkaar te zijn gestort. Naast een stapeltje botbreuken bracht het haar ook inzicht. Geen geld en macht. Een nieuwe definitie van succes: welzijn, wijsheid, verwondering en vrijgevigheid. Plezier in je werk! Ook nadat haar blad, het enige winstmakende internettijdschrift, voor 350 miljoen aan een internetreus was verkocht, bleef ze haar nieuwe manier van leven handhaven. Zeven tot acht uur slaap per nacht zorgen ervoor dat je overdag beter bent. Beter eten, de tijd nemen voor belangrijke dingen, voor ontspanning, af en toe eens een paar uur je telefoon uitzetten. En het is haar achthonderd man personeel verboden om na werktijd te mailen voor het werk. Het helpt, zegt ze. Iedereen is meer ontspannen en presteert beter. Dat is dus voor de zoveelste keer mijn goede voornemen. Rust, tijd nemen, je niet gek laten maken. Ik weet bijna zeker dat ik tegen de zomer van 2015 dit stukje weer zou kunnen schrijven. Tot mijn spijt lijk ik maar een versnelling te hebben: volle kracht vooruit. Nou ja, kom op dan, maar niet te lang en niet te veel. Volgend schooljaar ga ik het echt doen. Jos de Klerk (Arianna Huffington; Het nieuwe succes: een toekomst vol kracht wijsheid en evenwicht, uitgeverij Bruna, € 19,95)
“Vanuit hun eigen biografie herkennen studenten dat de kinderen dezelfde basale behoeften hebben als zij zelf indertijd ”
RVKOERIER
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
College pedagogiek, een kijkje in pabo 1 en 2 De meest essentiële thema’s binnen ons programma pedagogiek op de pabo zijn: Zorgen dat kinderen zich kunnen ontwikkelen vanuit een veilige situatie, dat ze daarbij gemotiveerd en betrokken kunnen leren en kunnen doen waartoe ze in staat zijn. Dat zijn voor mij de meest essentiële thema’s binnen ons programma pedagogiek op de pabo. Een inkijkje in een van de afgelopen colleges pedagogiek in pabo 1: Het is februari 2014, module 3 ‘Pedagogisch klimaat en basisbehoeften’. De studenten pabo 1 hebben op mijn verzoek een foto van zichzelf meegenomen uit hun eigen kindertijd. Ik vraag hen te bedenken waar ‘dit kind’ indertijd behoefte aan had en wat mogelijk belemmerend was. Minuten van stilte en concentratie breken aan. Iedereen schrijft. Aan de mimiek zijn bezinning en soms ook emoties af te lezen. Tijdens de uitwisseling worden zoal genoemd: ik wilde een eigen plekje, ik wilde aandacht, mijn eigen ding doen, meer tempo, iemand die het voor me opnam, ik had grenzen nodig. Vanuit hun eigen biografie herkennen studenten op deze manier dat de kinderen in hun stageklas in wezen dezelfde basale behoeften hebben als zij zelf indertijd. De behoefte aan relatie (ik hoor erbij, ik ben veilig), de behoefte aan het gevoel competent te zijn (dat kan ik!) en de behoefte aan autonomie (ik kan het zelf!). Het model ‘adaptief onderwijs’ en de door Luc Stevens uitgewerkte Self Determination Theory worden ingezet om dit principe goed te begrijpen en daar het handelen van de leerkracht aan te verbinden. Maar hoe krijg je het als leerkracht voor elkaar dat kinderen zich veilig en verbonden voelen bij jou in de klas? Hoe geef je ze voldoende uitdaging, zorg je ervoor dat ze trots en blij zijn met wat ze kunnen? Hoe zorg je ervoor dat kinderen actief zijn in hun eigen leerproces? En wat heb je als student daarin nog te leren?
De studenten in pabo 1 krijgen in deze module ook de uitdaging om een ‘ídeaal klaslokaal’ voor basisschoolkinderen te ontwerpen. Ze mogen daarbij hun eigen ‘Utopia’ vormgeven. Ze moeten wel aantoonbaar rekening houden met de drie psychologische basisbehoeften van kinderen. Dat betekent creatief en in coöperatie aan het werk (vormgeven) gaan, en vanuit de literatuur de gemaakte keuzes onderbouwen. Ook in pabo 2 wordt aandacht besteed aan de basisbehoeften en pedagogisch klimaat, maar dan vanuit het thema ‘de groep’. De studenten leren allereerst groepsdynamische processen herkennen (ontwikkelingsfasen van de groep, rolneming, normen- en waardenontwikkeling) maar ook processen van in- en buitensluiting (pesten). Cruciaal daarbij is datgene wat je doet als leerkracht om het groepsproces positief te laten verlopen zodat er binnen de groep, in veiligheid en vertrouwen, geleerd kan worden. En dat niemand wordt buitengesloten…
“Zo leiden we studenten samen op tot leraren die het verschil kunnen maken ” De activiteiten rond het (terugkerend) thema Basisbehoeften en pedagogisch klimaat sluiten aan bij het traject ‘Pedagogische tact’ (van het NIVOZ) wat we op de pabo ook met het docententeam doorlopen. Conclusie: pedagogische tact, tegemoetkomen aan wat kinderen behoeven om tot ontwikkeling en leren te komen, leer je uiteraard niet uit de boekjes. Op de pabo kunnen we studenten leren hierover na te denken en er leidende theorieën over in brengen. De praktijk, de stages, de mentoren die met de studenten meekijken en meedenken, zijn daarbij onmisbaar. Wij kunnen het de studenten laten zien, jullie laten het ervaren, in de praktijk, voor het ‘echie’... Zo leiden we studenten samen op tot leraren, die het verschil voor de kinderen kunnen maken. Gerrie Laban
17
18
Column Spreekbeurt “Ga jij maar achterin de klas zitten, ik kan het wel alleen.” Dat doe ik. Anne is druk bezig. Ze schuift een tafel voor de klas en legt haar spulletjes er op. Haar powerpoint presentatie staat klaar op het digibord. Anne heeft een jockeyjasje aan en een cap op. “Stilte graag!”, roept ze dan. “Mijn spreekbeurt gaat over paarden...” Anne laat haar powerpoint zien. “Een papapaard heet een hengst, een mamapaard heet een merrie, een babypaard heet een veulen.” Ze heeft boekjes bij zich. Met plaatjes. Zakjes met voer. “Dit is biks.” De zakjes voer gaan de hele klas door. Dan is Anne klaar. “Dit was mijn spreekbeurt over paarden.” Alle kinderen steken hun duim omhoog. Het was een mooie spreekbeurt. Klappen doen we vandaag niet, want daar schrikt Anne van. Dat heeft de meester al uitgelegd. “Wat vonden jullie van de spreekbeurt?”, vraagt de meester. De vingers schieten de lucht in. “Ik vond het een hele mooie spreekbeurt.”, vertelt Sam. “We hebben nu veel over paarden geleerd.” Anne straalt. Verlegen draait ze wat rond voor de klas. Ze ziet er aandoenlijk uit. Zo stoer en tegelijk zo broos. Nog een vinger: “Je sprak heel duidelijk, ik kon het goed verstaan.” Dan wordt het Anne een beetje teveel. Het is ook echt spannend, zo’n spreekbeurt. Snel besluit de meester dat de spreekbeurt nu toch echt klaar is. De duimen gaan nog één keer omhoog. Dan neem ik haar mee. Naar mijn kamer. Even lekker bijkomen. Ontladen. Het is 12 uur. Daar gaat Anne. Ze rent naar haar opa. Opa zwaait nog even naar me. Ik doe mijn duim omhoog. Opa snapt het...
Op onze school staan we open voor kinderen zoals Anne. Passend onderwijs. We doen het al zeven jaar. Precies zoals bedoeld in de nieuwe wet. En juist nu werd het spannend. Konden we de expertise van de begeleiding wel houden? Het stukje AWBZ, samen met de dubbele rugzak? Hoe nodig is juist de kennis van ambulante begeleiders vanuit het cluster 3! Gelukkig weten we dat die kennis blijft. En dat is nodig. Een leerling met Downsyndroom begeleiden is een vak apart. Zonder de ambulant begeleider hadden we het niet gekund.
“ Steeds een stukje vooruit in de ontwikkeling. ” We hebben nu nog een “Anne” erbij op school. Weer een klein meisje met donkere krullen en een bril. Wat werkt iedereen hard om haar te begeleiden! Ik gun deze “Anne” ook een fijne tijd op onze school. Het zal vallen en opstaan zijn. Steeds een stukje vooruit in de ontwikkeling. Kleine stapjes. Met gegarandeerd een prachtige glimlach en soms een spontane kus. Want liefde geven, dat kunnen kinderen met Downsyndroom als geen ander! Natasja Hoogerheide Intern begeleider basisschool de Horizon.
“ Gewoon. Een spreekbeurt. Zo bijzonder is het niet. Wel voor Anne. Anne heeft Downsyndroom. ” Ik zie haar nog zitten. In de kring bij de kleuters. Mooie donkere krullen, een bril en een hartverwarmende, stralende lach. Dat is alweer zeven jaar geleden. In die zeven jaar hebben we hard gewerkt. Samen. En we hebben veel overlegd. Met haar ouders, met de begeleiding, met de leerkracht. Wat hebben we veel geleerd van Anne. Wat geeft ze ons veel! Begrip. Acceptatie. Kracht. Omdenken. Haar meester zei het pas nog, tijdens een groot overleg. “Ik sta al bijna 40 jaar voor de klas, maar ik had nog nooit een leerling met Downsyndroom gehad. Ik vind het een verrijking het een keer meegemaakt te hebben.” En dat is het. We zijn er trots op, op onze school. Met Anne doen we al zeven jaar aan passend onderwijs. Ze hoort erbij in haar klas. De kinderen accepteren haar. Na school op donderdag blijft Anne nog wat langer. Voor een brede school activiteit: Rots en watertraining. Ook hier hoort Anne er gewoon bij.
De volgende Special wordt een ‘Schitterend’ Kerstnummer!
RVKOERIER
Jaargang 15 13 | nummer 4 6 | juli oktober 20142012
De Knapvilla RVKO werkgroep Talent on Tour op bezoek in Echten “De regendruppel die in het water valt, staat symbool voor de inspiratie die wij vandaag op hebben gedaan”, zo rondde organisatrice Caroline Wijnolts het bezoek af, dat de RVKO werkgroep Talent on Tour aan de Knapvilla in Echten bracht. Volgens Caroline is deze excursie zeer geslaagd omdat het ons in staat stelt te vertellen over het moois dat we vandaag zagen. Zij vervolgt haar indrukken met “Die vallende regendruppel maakt steeds groter wordende kringen in het wateroppervlak. Het is onze intentie om onze collega’s nog meer te motiveren, opdat we de talenten, die onze kinderen herbergen, kunnen aanboren, koesteren en uitbouwen. Zoals een kleine druppel veel vermag, zo beïnvloeden wij veel mensen en brengen we bijzondere dingen tot stand.” Hanneke Lokhoff, de bedenker van De Knapvilla trakteerde het zestienkoppige gezelschap op een aaneenschakeling van verbaasmomenten. Verscheidene vertrekken in het pand vertegenwoordigen de acht intelligenties die Howard Gardner in zijn Frames of Mind (1983) omschreef. ‘Knap’ betekent volgens Lokhoff , die zich sterk heeft laten inspireren door voornoemde psycholoog, enerzijds ’Kennis Nemen van Anders Leren’ in het primair onderwijs. Anderzijds spreekt ze van ‘knap’ als ze refereert aan een intelligentie zoals Gardner deze vaststelde. Zo wordt een kind dat goed is in talige vakken ‘taalknap’ genoemd en heet een kind dat muzikaal is ingesteld ‘muziekknap’ te zijn. Elke ‘knap’ krijgt een kamer toebedeeld, waardoor het Rotterdamse gezelschap in de filosofeerknapkamer zich direct in ‘hogere sferen’ waande en als vanzelf aan het overpeinzen sloeg. Rekentalenten zouden hun hart kunnen ophalen in de rekenknapkamer. Op gloedvolle wijze zette Lokhoff uiteen hoeveel wiskundige activiteiten een levensgrote glazen cilinder gevuld met water uitlokt.
Voor werkgroeplid Caroline Wijnolts was het een hernieuwde en spannende kennismaking met De Knapvilla. Caroline: ‘ Ik heb de villa al eens bezocht en vanmorgen tijdens de busreis naar Echten heb ik erg enthousiast verteld over wat ik daar toen gezien heb. Dan wek je hoge verwachtingen. Dat kan verkeerd uitpakken, maar ik heb sterk de indruk dat Hanneke Lokhoff de belofte van een inspirerende middag dubbel en dwars heeft ingelost.” Nick van Deursen sloot zich hier volmondig bij aan: “Alleen al de rust die het complex uitstraalde, ervoer ik als zeer prettig. Hierdoor heb ik me kunnen bezinnen op hoe ik hetgeen ik hier heb opgestoken, kan laten landen bij mijn teamleden.” Van Deursen doelde wat betreft de rust onder andere op het prachtige landgoed waarvan de knapvilla deel uit maakte en in het bijzonder op de schuur waarin de ‘natuurknap’ een plaats kreeg. Het interieur van het uit hout opgetrokken bouwwerk toonde een veelheid aan mogelijkheden om met natuur aan de slag te gaan. “Het zou zonde zijn”, vervolgde Van Deursen, “als we de opgedane ervaringen en het verlangen om deze in de school te brengen niet omzetten in acties.”
“Met een andere bril naar de kinderen kijken ” De andere deelnemers wezen op de verfrissende invalshoek die Lokhoff koos om naar kinderen te kijken. Ze betoogde dat elk kind talentvol is, wat op instemmend geknik van haar toehoorders kon rekenen. Mignon de Veer: “De kinderen die de ‘Plusklas’ bevolken zijn niet de enigen met talenten; in elke doorsnee klas wemelt het van de kinderen met bijzondere kwaliteiten. Als deze middag ertoe bij heeft gedragen dat we met een andere bril naar de kinderen kijken, die aan onze zorg zijn toevertrouwd, dan durf ik van een vruchtbaar bezoek te spreken.” Caroline Wijnolts tenslotte nog met enige opluchting in haar stem: “Van alle kanten hoor ik dat het een goede dag was. Dat stemt me blij. Tegelijkertijd is het aan de deelnemers om het inspirerende verhaal door te geven en te vertalen naar een aanpak in de klas. Gezien de fijne sfeer die vandaag heerste, heb ik daar alle vertrouwen in.” Rien van de Heuvel
19
Personalia
Geboren 2 maart Sem zoon van Steve en Jaimy van Herk (Bavokring) 10 maart Lynn dochter van Bastiaan Nelen en Mandy de Weert (Don Bosco) 10 maart Rhand Jelte zoon van Erwin
Lees, lezer, leest!
en Sandra Nederlof (Imelda) 10 maart Max Benjamin zoon van Dennis en Sandra van Milligen (Albert Schweitzer)
‘Stoner’, een meesterwerk
14 maart Jessey Samuel Korsman zoon van
John Williams wordt momenteel wereldwijd herontdekt Ik moest na het lezen van Stoner van John Williams denken aan de dorpsonderwijzer Georges Lopez uit de indrukwekkende Franse documentaire ‘Être et avoir’ van de cineast Nicolas Philibert. William Stoner, een universitaire docent, heeft evenals Lopez een onvoorwaardelijke liefde voor het lesgeven. Die passie voor het overdragen van kennis leidt tot een verbitterde, levenslange vete met een collega-academicus, schitterend en met een groot invoelingsvermogen door Williams onder woorden gebracht. Doceren is voor Stoner een vak in de goede en eerzame zin van het woord en het maakte hem tot wat hij was.
Je kunt aan Stoner buitengewone kwalificaties hangen als briljant, schitterend, wijs, elegant en intens verdrietig. Vanaf de eerste bladzijde word je in het verhaal gezogen, mede door de helderheid van de taal van Williams, die in 1994 op 72-jarige leeftijd overleed.
Robert en Suzanne (Laurens-Cupertino) 19 maart Thijs Jochem zoon van Gerjan en Marin Tromp (Elisabeth) 22 maart Can Musa en Miranda Nas Dekker (Don Bosco) 22 maart Jasmin Lopes dochter van Angelo en Michèle Maat (Willibrord) 27 maart Bram Sebastiaan zoon van Jorit en Roos Westerbeek (Valentijn) 4 april Aedan zoon van A. van Ripke-Heyningen (Wingerd)
Hoe Williams aan het einde van de roman de dood van Stoner beschrijft, is uniek, hartverscheurend en alleen al het lezen waard. Stoner is een boek dat iedere leerkracht gelezen moet hebben. Een zomervakantieboek bij uitstek.
9 april Kate dochter van Peter en Marjorie Huysman (Jozef) 16 april Mees & Noud zonen van Laura en Carlijn van der Vliet (Willibrord) 22 april Cas zoon van Jeroen en Muriël van Deelen (Globetrotter) 23 april Ties zoon van Nienke en
Harry Beuvens
Geert-Jan Schipper (Contrabas) 3 mei Doris dochter van
Stoner is een onwaarschijnlijk fraai geschreven roman over het weinig opmerkelijke leven van een weinig opmerkelijke man. De roman werd voor het eerst in 1965 in Amerika uitgegeven en begon na de heruitgave in 2006 aan een opzienbarende, wereldwijde zegetocht met exceptionele verkoopcijfers. In 2012 verscheen het boek in een prachtige Nederlandse vertaling van Edzard Krol.
Joram Wannee en Karin Lammers (Agnes) 5 mei Milai zoon van Machiel en Kiomi Kuipers(Nicolaas) 10 mei Ruben zoon van Jan en
Stoner (1965) Auteur: John Williams Vertaling: Edzard Krol Nederlandse uitgave: Lebowski Publishers, Amsterdam (2012) ISBN: 978 90 488 1872 3
Jolanda Koot (Pieter Bas) 11 mei Emma dochter van Ronald en Wendy Schot (Contrabas) 14 mei Mees Johannes zoon van Dave en Suzanne v/d Linde (Mr. van Eijck) 14 mei Yousri zoon van Brahim Madrarei en Fouzia Guechati (Elisabeth) 6 juni Jake Liam zoon van Ralph en Ruth Boon (Hildegardis) 7 juni Jens Peter Sebastiaan zoon van Annelies en Sjoerd van der Lek
Colofon
(Pabo Thomas More) 7 juni Babette Fleur dochter van Yvo
De RVKOerier is een uitgave van de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs Redactie: Mariëlle van Bommel,
Illustraties: Herman Jansen
Harry Beuvens, Jos de Klerk
Vormgeving: hAAi
Eindredactie: Mariëlle van Bommel
Drukkerij: Printvisie
Foto voorpagina: Trinoom
Deadline nr 1: 12 november 2014
Foto's beschikbaar gesteld door
Kopij:
[email protected]
Anita Driel-Helmy, Thomas More RVKO | K.P. vd Mandelelaan 80 | Postbus 4250 | 3006 AG Rotterdam T: 010 4537500 | F: 010 4531369 | E:
[email protected] | www.rvko.nl
en Jessica de Melker-Gilde (Contrabas)