Cultuur van verblinding [1]
Mensen in geestelijke mist Als ik denk aan de tijd en cultuur waarin wij leven, roept dat de ervaring van verblinding bij mij wakker. Ik denk aan mensen om me heen, die langzaam maar zeker op een bepaalde manier in een geestelijke mist terechtkomen, waar ik ze niet meer bereiken kan.
E
Ds. C.M.A. van Ekris is hervormd predikant te Breukelen.
en gesprek met een oudere man, jarenlang ambtsdrager geweest in de kerk en zijn hele leven onder het Woord geweest, maar inmiddels zegt hij gelaten tegen me: ‘Als ik ’s nachts wakker lig, denk ik steeds vaker: Waarschijnlijk is er niets.’ En ik doe alles wat ik kan om op dat punt met hem door te praten, om daar te komen waar die verblinding gebeurt, maar ik kom er niet, zijn geest lijkt wel onaanraakbaar. Een gesprek met een jonge jongen, komend uit een kerkelijk meelevend gezin. Hij had zojuist de begrafenis meegemaakt van een leef-
tijdgenoot. Er is op de herdenkings- bijeenkomst wat te drinken, er is popmuziek, er zijn sportherinneringen van de dode tiener, maar niets meer over God. Het raakt me. Ik val stil en zeg: Wat erg dat zelfs de Naam van God niet meer klinkt, niets meer: geen protest, geen vuist, geen herinnering. De jongen kijkt me aan en zegt: dominee, het was de mooiste begrafenis die ik meemaakte, en God, die heb ik niet gemist. De ervaring dat zelfs de afwezigheid van God niet meer opgemerkt wordt. Dat imponeert me. Zo vanzelfsprekend Of de flarden die je leest, bijna dagelijks, van cultuurdragers in onze maatschappij. Als D66’er Hans van Mierlo overlijdt, lees je in zijn In Memoriam over zijn geloofsafval: ‘’t Viel me een beetje tegen dat het zo vanzelfsprekend ging. Ik had me er meer van voorgesteld.’ Steeds datzelfde patroon: geen gevecht, geen pijn, eigenlijk
Mensen glijden weg in een geestelijke mist, zonder God, waar ze niet meer te bereiken zijn. Steeds is er het patroon: geen gevecht, geen pijn, eigenlijk alleen maar gelatenheid.
6
de waarheidsvriend
alleen maar gelatenheid. Of het interview in Wapenveld met historicus Peter van Rooden, met de aangrijpende slotzinnen: ‘Ik ging op mijn achttiende studeren. In die tijd ging ik ’s zondags nog twee keer naar de kerk, helemaal vrijwillig. Maar die Peter van Rooden kan ik me eigenlijk niet herinneren, die is gewoon uit mijn herinnering verdwenen. Ik ben dus rustig weggegleden en weet niet goed hoe het gebeurd is. Geen rebellie, geen opstand, geen bevrijding, just drifting.’ Cocon Dat imponeert mij, als gelovige en als predikant. In de eerste plaats omdat ik weet waar ze het over hebben. Omdat ik ergens weet heb van die cocon die deze cultuur om je heen kan leggen waardoor alle geloofstaal je bij vlagen vreemd wordt. Omdat ik ergens aanvoel dat die sluier die in onze cultuur aanwezig is, mij ook wil hebben, mij omgeeft, mij ook kan krijgen, tenzij ik vastgehouden word. Het imponeert me omdat, als ik hen onder mijn gehoor heb, omdat het dan lijkt alsof ik in de leegte praat. Onstuitbaar Bonhoeffer houdt in zijn Londense jaren een voordracht over ‘De tragedie van het profeet-zijn en haar blijvende betekenis’ en dan zegt hij over de roeping van Jesaja: ‘Een nauwelijks te dragen last krijgt Jesaja opgelegt: zijn geliefde volk te moeten prediken en te weten dat hij in het luchtledige zou praten, ja meer nog, dat hij door de prediking het boze steeds meer naar buiten laat komen, steeds duidelijker maakt, en zo de oordeelsdag steeds dichterbij brengt.’ Bonhoeffer kan dat zo zeggen omdat hij Jesaja’s ervaring waarschijnlijk gedeeld heeft in de situatie van zijn eigen cultuur, waar iets aan het gebeuren was dat net als in Jesaja’s
19 augustus 2010
tijd onstuitbaar leek. En juist door het Evangelie zo toegespitst te zeggen, werd die tegenmacht ook benoemd, maar gebeurde waarschijnlijk ook de afwijzing, het zich juist toewenden naar dat andere wat in die cultuur om zich heen greep. Grote woorden, maar op een bepaald niveau begrijp ik gelijk waar het over gaat, als Bonhoeffer dat schrijft: dat je door het Evangelie te preken, vandaag, ook nogal eens de lege ruimte betreedt van de onaanraakbare mens, dat het je ineens overvalt voor hen in het luchtledige te spreken. Groter dan jezelf Het is goed om er eerlijk over te denken wat dat met je doet als predikant, die onaanraakbaarheid: alles wat je in huis hebt geven voor de gemeente en het Evangelie – en
dank aan God is daar ook ‘verlichting’, en vrucht op de prediking, zeker, maar ook dit: dat je ergens het besef hebt te vechten met een vijand die veel groter is dan jezelf en die op een onstuitbare manier mensen in hun macht neemt. Met wie zijn we in gevecht? En hóe moet ik vechten, met welke middelen? Het is als aan de Jabbok, waar Jakob lang in het ongewisse lijkt met wie hij van doen heeft. Wie is het die hem naar de keel grijpt, die hem verwondt, wie is die ongrijpbare tegenstander? Is het een nachtmerrie, een fantasie die ontspruit aan zijn eigen geest, is het een een duivel, een struikrover? Of is het God Zelf ? Maar zeg me Uw naam! Leesbaar worden Ik merk dat ik als theoloog in deze
jaren zoek naar thema’s in de Schriften die deze situatie ‘aan kunnen’, haar kunnen benoemen, haar kunnen duiden. Als Hans Joachim Iwand terugkijkt naar zijn ervaringen in zijn Predigtseminar in de jaren ’30, dan zegt hij: ‘We wisten ons in een bijzondere nabijheid tot het Woord van de Heilige Schrift.’ Het was geen kerkpolitiek dat wij bedreven, maar in de kern gebeurde dit: ‘het Woord werd levend.’ En dat gaf ook zelfvertrouwen: ‘De Bijbel heeft zich bewezen het Boek te zijn dat juist dan leesbaar wordt als alle andere boeken ons in de steek laten.’ Daar zie ik enorm naar uit, naar een theologisch ontdekken van dat wat de Schrift in onze tijd als het ware zelf aangrijpt, en dat wij dat dan maar gewoon te volgen hebben.
C.M.A. van Ekris
Boekbespreking Rinse Reeling Brouwer, Bert de Leede en Klaas Spronk (red.) Het calvinistisch ongemak. Calvijn als erflater en provocator van het Nederlandse protestantisme. Uitg. Kok, Kampen; 250 blz.; € 24,90. Soms bezorgt de theologie van Calvijn zijn erfgenamen een gevoel van onbehagen. De bundel Het calvinistisch ongemak, met referaten van een studiedag van de PThU, besteedt bewust aandacht aan ‘dat wat schuurt.’ Prof.dr. Gerrit de Kruijf erkent bijvoorbeeld dat hij geneigd is om de problemen in Calvijn op te zoeken, uit te meten en er positie tegenover te bepalen. Calvijn stuit niet alleen op weerstand bij buitenstaanders maar ook bij erfgenamen: het calvinistisch ongemak. De titel suggereert aandacht voor de invloed van Calvijn op het Nederlandse protestantisme, maar de dertien Nederlandse en twee buitenlandse theologen reflecteren op Calvijn zonder in te gaan op de Nederlandse theologie. Sommige artikelen dragen echt nog het stempel van een lezing; wat meer redactionele aandacht zou de uitgave ten goede zijn gekomen. Dat neemt niet weg dat er erg boeiende bijdragen in staan. Prof.dr. Erik de Boer gaat in op Calvijns ongemakkelijke verkiezingsleer. Je kunt volgens hem niet stellen dat Calvijn kiest voor ‘de mens’, zoals dr. Rinse
de waarheidsvriend
Reeling Brouwer in zijn bijdrage suggereert. In ieder geval niet voor alle mensen. De Boer laat de ongemakkelijkheid van Calvijns verkiezingsleer staan en doet tegelijk wat suggesties om die verstaanbaar te maken door onder andere te wijzen op centrale plaats van Christus. De Boer reageert ook kritisch op prof.dr. Wilhelm Neuser die in Calvijn Handboek stelt dat Calvijn twee predestinatieleren heeft, een praktische en een logische. De Boer toont aan dat Neuser de kloof tussen dogmatische theorie en pastorale praktijk te groot maakt. Boeiend is de analyse die prof.dr. Jaap van der Laan geeft van Calvijns tekstkeuze. Ooit preekte de reformator op eerste kerstdag over vrouwelijke krijgsgevangenen. Het voorbeeld staat symbool voor zijn rigoureuze aanpak. Volgens Van der Laan spreekt er echter juist hoogachting voor het kerstfeest uit. De geboorte van Christus moet niet op een gewone doordeweekse werkdag maar op zondag verkondigd worden. Op andere dagen ging Calvijn gewoon door met zijn prekenseries. De emeritus hoogleraar laat overigens ook zien dat de lectio continua vooral een vorm van zelfdiscipline was voor de predikant. De samenstelling van de gemeente wisselde voortdurend. Prof.dr. Gerrit Neven biedt theologische bespiegelingen op de metafoor van de spiegel. Hij stelt dat de Institutie een antwoord zoekt op de vraag waar de ontslapen zielen zijn en waar Christus is; het lijkt meer een vraag van Neven dan van Calvijn. Dr. Bert de Leede gaat in op de overdenking
van het toekomende leven. Het schuurt. Hij haakt af bij sommige krasse uitspraken, die teruggaan op de heidense filosofie en haaks staan op het getuigenis van de Schriften. Toch wil hij van Calvijn leren weerstand te bieden tegen een cultuur die slechts draait om de tegenwoordige tijd door de overdenking van het toekomende leven de kleur te geven van de verwachting van Gods koninkrijk. Dr. Ciska Stark laat zien welke plaats de hoorder inneemt in Calvijns preken. Zij concludeert dat de preken van Calvijn nog altijd aanspreken doordat ze een tijdloos en existentieel karakter hebben; verwijzingen naar een concrete context of naar de praktische ethiek ontbreken. Prof.dr. Jan Hoek reflecteert op de hartenwens van Calvijn om elke zondag avondmaal te vieren en spreekt de hoop uit dat die wens toch nog eens in vervulling zal gaan, vanuit het besef dat het in het sacrament gaat om de oefening van de eenheid met Christus, de kern van het geloofsleven. Hij vindt het niet verkeerd om naast avondmaalsviering de term eucharistie, dankbaarheid, te hanteren. In dit herdenkingsjaar 2009 is Calvijn doorgaans positief gepresenteerd. Het is mooi om ook stil te staan bij lastige kwesties in de theologie van de reformator. Calvijn moet niet te lief en aardig worden. Niemand is gediend met een verhoging van zijn aaibaarheidsfactor. Het moet blijven schuren… Vooral omdat het Evangelie van vrije genade blijft schuren. H. van den Belt, Woudenberg
19 augustus 2010
7
Cultuur van verblinding [2]
De weg van het dwalen In onze tijd zien we mensen langzaam in een geestelijke mist verdwijnen, waar ze niet meer te bereiken zijn. Dit post-christelijke ongeloof is erger dan de blindheid van de echte heidenen. Het is harder dan het ongeloof van een cultuur die nog nooit van God heeft geweten.
A
Ds. C.M.A. van Ekris is hervormd predikant te Breukelen.
ls ik over deze cultuur van verblinding nadenk, doe ik dat aan de hand van drie preken van de oudtestamenticus en man van de kerk, Gerhard von Rad. Deze lutherse predikant, universiteitshoogleraar en oudtestamenticus leefde van 1901 tot 1971 in Duitsland. De drie gekozen preken dateren uit de jaren ’60 en gaan over drie teksten uit Jesaja. De bijbelse theologie van de profeten komt erin mee. Ik lees er aspecten in die ik richtinggevend vind. Een eerste preek van Von Rad gaat over ‘de verblinding’, over Jesaja 29:9-16, en dan met name vers 1011: ‘Want de HEERE heeft over u uitgegoten een geest van diepe slaap. Gesloten heeft Hij uw ogen; de profeten, en uw hoofden, de zieners, heeft Hij omhuld. Daarom is voor u het visioen van dit alles geworden als de woorden van een verzegeld boek. Men geeft het aan iemand die lezen kan en zegt: Lees dit eens! Maar hij zegt: Dat kan ik niet, het is verzegeld.’
PROF. VON RAD … duisternis die erger is…
8
Van God geweten ‘Ja, u hebt het goed gehoord’, zegt Von Rad, ‘de profeet spreekt er niet over dat de mensen helaas zo
de waarheidsvriend
verblind zijn geraakt, nee het gaat erover dat God hen in de waan en de verblinding buitenstoot. Het gaat er hier niet over dat de mensen helaas religieuze slaapmutsen zijn geworden, het gaat erover dat God over hen een geest van diepe slaap heeft uitgestort.’ ‘Het is voor ons en voor Jesaja zelf een spreuk waardoor de schrik je om het hart slaat. Maar tussen God en mens gaat het dus ook om zulke dingen, dit is ook, om het zo te zeggen, de inzet waarom gespeeld wordt.’ Von Rad bespreekt dan de context waarin dit aan de orde was. Jesaja spreekt tot hen, zegt hij, die eens van God geweten hebben, die zich ooit aan Zijn leiding hebben toevertrouwd. Nu spreken ze nog steeds van Hem, maar hun hart is verre van Hem. En tot hen zegt Jesaja: God is wel degelijk onder jullie aanwezig, Hij handelt ook met jullie, namelijk in jullie niet-verstaan. Naar oude goden Aan het einde van de preek past Von Rad dit navrant toe op de mensen in zijn eigen context, net na het midden van de twintigste eeuw. Hij gebruikt een citaat van Goethe om die situatie om hem heen te typeren, een zin uit het gedicht ‘De bruid van Korinthe’. Als het begint te vonken, als het as begint te gloeien dan ‘eilen wir den alten Göttern zu’, spoeden we ons naar de oude goden. Het gaat over een jong liefdespaar dat zich na een periode van geloven in de Christus zich daar weer van losmaakt, ‘los van het knechtschap van dit duistere geloof, terug naar de vrijheid en het licht van de oude goden’. Zo denken de mensen dat het gaat, zegt Von Rad. Ze denken dat ze zelf tot iets kunnen besluiten. Maar kan dat wel? Niet alleen omdat een mens omgeven is door machten, maar ook vanwege de verschijning van
Jezus Christus. Dan volgen beklemmende woorden van Von Rad: Staat die terugkeer tot de oude goden werkelijk open? Wie zich eenmaal aan de Heere Jezus heeft toevertrouwd, zegt hij, ‘die blijft getekend, hij heeft een grens overschreden, hij heeft een kring betreden die hem nooit meer loslaat.’ ‘Je kunt dan alleen nog maar naar voren, nooit meer terug. Maar wat is naar voren? Als het niet de weg van Advent is, de weg van het wachten op de Heere, dan kan het ook de weg zijn van het dwalen, van een door God gewerkte duisternis, een duisternis die erger is dan de blindheid van de echte heidenen die hun goden nog ongestoord dienen. Het kenmerk van deze blindheid is het totale onvermogen welke openbaring dan ook te vernemen.’ Harder, nihilistischer Kijk, daar is de onaanraakbaarheid benoemd die ik steeds tegenkom, het totale onvermogen om nog ‘enige openbaring te vernemen’. En als je voor deze mens preken mag, dan voelt dat dus ook als ‘in het luchtledige spreken’. Daarom, zegt Von Rad, is het dwaas om te spreken over een nieuw heidendom, ‘want de blindheid van hen die ooit van God geweten hebben is iets anders als de blindheid van de heiden die dat nog nooit heeft gehad’. En, zo voeg ik toe, het ongeloof van een post-christelijke samenleving is geestelijk anders van aard, ik denk harder, nihilistischer, dan het ongeloof van een cultuur waarin dat nog amper gebeurd is. Moeten we ons als kerk en predikanten dus niet toerusten om in deze specifieke situatie kerk te zijn? Dat zou wel eens een zeer toegepaste theologie, prediking, maar ook een zeer toegepast geestelijk instrumentarium kunnen vereisen.
26 augustus 2010
Niet solidariteit zoeken Het valt mij op dat Von Rad in het begin van de preek gelijk ingrijpt. Hij zegt tegen de hoorder, voornamelijk theologen: ‘Kijk uit, nu niet gelijk de solidariteit zoeken met hen voor wie deze waarheid van God toegesloten is. Natuurlijk, er is niets tegen een diepe solidariteit met het bedroefde leger van vertwijfelden. Daar schort het zelfs vaak aan in de kerk. Zeker. Maar we verstaan het profetenwoord verkeerd als wij hierin iets horen van de zwaarmoedigheid van hen die hier van de waarheid uitgesloten worden. Jesaja zelf denkt er niet aan zich te rekenen tot deze dwalenden, slapenden, op hun voeten tollenden. Hijzelf staat onder een waarheid die hem zonneklaar is geworden, juist deze schrille waarheid heeft hem de horizon geopend.’ Zieners Dat is een fascinerend advies. Als je ‘ziet’, als je binnen bent, als je naderbij getrokken bent bij het geheim, dan moet je niet doen alsof je niet-ziet, alsof je buiten staat, alsof het geheim je vreemd is. Van eminent belang is dat er ‘zieners’ zijn, dat er mensen door God verlicht zijn voor wie het boek niet verzegeld is, zoals Jesaja. Het gaat hier uiteraard niet om arrogantie en jezelf verheffen, het gaat hier over lijfsbehoud. In dit tijdperk van verblinding is het Gods genade dat Hij nog steeds mensen onder die verblinding vandaan lostrekt, en het is juist hun roeping om te zeggen wat ze zien. Intuïtief zeg ik: dat geeft een heel ander identiteitsbesef aan een gelovige en een predikant in deze tijd. Ik maak dus nog steeds mee dat ik preek en het niet-zien en de verblinding van allerlei mensen zie, en dat blijft me imponeren. Maar ik weet nu zowel de genade van dat ik daar nog mag staan, op die kansel, en van binnenuit mag spreken van Gods geheimenissen, en het helpt mij ook om hen wier ogen ik zie afdwalen te begrijpen, om hen niet af te schrijven, om niet boos of cynisch te worden, maar om te begrijpen dat ik hier ook te maken met de intense spanning tussen zien en verblind-zijn en dat het aan mij is te vechten om het ‘gezicht’
de waarheidsvriend
vast te houden. Het lijkt mij dat we gezamenlijk zoeken moeten naar welk instrumentarium ons ter beschikking staat om te moeten spreken voor geestelijk gevangen mensen, voor hen die, beginnend of vergevorderd, gekoloniseerd zijn door machten van deze eeuw. Geestelijk van aard Het verbaast mij wat dit betreft niet dat in onze jaren iets van mystagogie opkomt, het inwijden in het geheim. Gebeurt dat niet vanuit een vergelijkbare ervaring van niet-zien en daarom een instrumentarium willen ontwikkelen om te leren zien? Ik lees dat met veel interesse. Ik denk ook: steeds meer zie ik in dat de grens tussen ‘zien’ en ‘nietzien’ geestelijk van aard is. Dus niet vooral op kennis berustend, emotioneel, sociologisch of karakterologisch, hoewel dat allemaal meespeelt, maar in essentie is die grens geestelijk. Is het dan niet de tijd dat wij met elkaar dieper doordenken over wat de geestelijke weg is die wij kunnen wijzen om mensen die in deze cultuur van verblinding leven, te begeleiden op de weg van het ‘leren zien’. Wij die staan in een tradite van verbond, verkiezing en bevinding, zouden we niet op een volledig eigentijdse, nieuwe manier de noties van inwijding, zoals wij in onze traditie hebben leren verstaan, opnieuw moeten ontsluiten voor geseculariseerde en nihilistische mensen? Ons instrumentarium is misschien vooral verdedigend, apologetisch, en iets van het hoofd, alsook pastoraal en antropologisch of mensgericht van aard. Dus we voeren redenen aan om te ‘zien’ en we vermoeden dat de antropologische breukmomenten dichter tot God kunnen brengen. Maar is dat niet op een bepaalde manier naïef ? Als je denkt vanuit ‘verblinding’ en ‘zien’, vanuit ‘gekoloniseerd door de machten van deze wereld’ en ‘de vrijheid van Christus’, moeten we dan niet op een andere manier ‘naderen’ tot de niet-zienden?
C.M.A. van Ekris Het derde deel van dit vierluik volgt over twee weken.
De Waarheidsvriend officieel orgaan van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Hoofdbestuur ds. H.J. Lam, Ridderkerk, 1e voorzitter; ds. M.A. Kuijt, Huizen, 2e voorzitter; ds. J. Harteman, Kampen, secretaris; A.H. Teeuwissen, Huizen, penningmeester; ds. J.A. van den Berg, IJsselmuiden; ds. C. Blenk, Lienden; dr. P.F. Bouter, Bodegraven; dr. M. van Campen, Zwartebroek; A.D. Drost, Werkendam; ds. C. van Duijn, Gouda; ds. C.H. Hogendoorn, Oud-Beijerland; mr. G. Holdijk, Uddel; ds. A.J. Mensink, Krimpen aan den IJssel; prof. dr. M.J. de Vries, Papendrecht.
Redactie drs. P.J. Vergunst (hoofdredacteur); drs. B.C.Ph. van der Waal-Goudriaan (eindredacteur); ds. C.H. Hogendoorn; mr. G. Holdijk; dr. W. Verboom
Algemeen secretariaat en redactie drs. P.J. Vergunst bureau: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; Fax 055-5767707. Werkkamer thuis: tel. 055-5789132. E-mail:
[email protected] www.gereformeerdebond.nl
Voorlichter H. Geluk, tel. 0184-612632; E-mail:
[email protected]
Ledenadministratie Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660.
Advertenties Voor alle plaatsingen en informatie (uitgezonderd rouwadvertenties): G. Verweij , tel. 0187-471020. Advertenties worden aangenomen tot tien dagen voor verschijning; verzenden naar uitg. Eilanden Nieuws, Postbus 8, 3240 AA Sommelsdijk onder vermelding van De Waarheidsvriend; e-mail:
[email protected]
Abonnementenadministratie Voor nieuwe abonnees, adreswijzigingen enz. liefst schriftelijk: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn. Prijs € 45,50 per jaar. Losse nummers € 0,95 p. st. plus verzendkosten. Bezorgklachten: tel. 055-5766660. Voor een nieuwe jaargang kan slechts voor 1 december worden opgezegd.
Productie Opmaak ReproVinci BV, www.reprovinci.nl Druk Kon. BDU Grafisch Bedrijf BV
Gesproken editie Informatie en opgave: CBB, Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, Postbus 131, 3850 AC Ermelo, tel. 0341-565499.
Digitale jaargangen Informatie en opgave: Stichting Reformatica, p/a A. van der Vliet, bureaubeheerder, Graaf van Lyndenlaan 25, 3771 JB Barneveld Telefoon: 0342-424368. Email:
[email protected] ISSN: 0167-3262.
Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ‘Johannes Calvijn’ Directeur: dr. J. Hoek, e-mail:
[email protected] Postbus 80, 6710 BB Ede, tel. school (CHE): 0318-696300, fax 0318-696396, www.thgb.tk
26 augustus 2010
9
Cultuur van verblinding [3]
Gevangen in web van machten Een mens, en misschien ook wel een maatschappij, kan zo verblind raken dat je niet ziet dat je afkoerst op de ondergang. We kunnen vast raken in een web van machten die – zonder dat wij het door hebben – een cultuur beheersen en ten onder laten gaan.
M
Ds. C.M.A. van Ekris is hervormd predikant te Breukelen.
ensen zijn in de profetenliteratuur niet zozeer zelfstandige wezens die op grond van argumenten keuzes maken, maar eerder wezens die onder de macht van iets of iemand staan. In de preek die vorige keer aan bod kwam, zegt de Duitse oudtestamenticus Gerhard von Rad (1901-1971) ook zoiets. Volgens hem leven we in grote onwetendheid over de invloeden die ons omgeven en ons bepalen. ‘Sommigen geloven in God uit een soort goedmoedige goedwilligheid, anderen menen op grond van een bepaalde teleurstelling zich van God te kunnen afsluiten,’ zegt hij. En dan: ‘alsof we niet, zowel in het één als in het ander, klei in Gods handen zijn.’
Volgende week het slot van dit vierluik.
Geen neutrale plek Als de Duitse nieuwtestamenticus Ernst Käsemann (1906-1998) het heeft over wat Paulus zegt over de mens, komt hij met een vergelijkbare gedachte. Käsemann gebruikt het prachtige beeld van de mens als iemand die steeds geprovoceerd wordt, uitgedaagd, door machten die groter zijn dan de mens zelf. Als een mens niet onder de aanspraak, de provocatie van God staat, dan staat hij onder de aanspraak van iets of iemand anders. Voor Paulus, zegt Käsemann, is de wereld een ruimte waarin alles met alles samenhangt. In mijn woorden: we moeten niet steriel en on-
10
de waarheidsvriend
schuldig over deze wereld spreken, alsof zij een neutrale zone is waarin de mens wikkend en wegend, denkend en mediterend, tot een soort zelfstandig besluit komt. Nee, wij mensen zijn omgeven door een web van invloeden die ons bepalen. Dat is, zegt Käsemann, niet alleen een ontdekking van de moderne tijd, van sociologie, van gedragswetenschappen, van neurologie. Nee, volgens Paulus is dat een wezenlijk aspect van menszijn, altijd en overal. De wereld is dus geen neutrale plek, maar altijd grondgebied van iemand, een arena, waarin niemand immuun is. In elk mens wordt zichtbaar onder wiens macht hij of zij staat. Die machten kunnen mensen dusdanig ‘hebben’, dat ze het zichzelf niet realiseren. Dat is de verblinding. Die machten kunnen ook winnen. Ze kunnen een mens en een cultuur naar de afgrond voeren. Losgevochten Het valt op in Paulus’ teksten over
het ongeloof en de machten die ook de gemeente omgeven, dat hij de taal van verblinding gebruikt. In 2 Korinthe 4 zegt de apostel over hen die niet geloven dat zij door de god van deze eeuw (aeoon) met blindheid geslagen zijn (vs4), en daardoor ‘dringt het licht van Christus niet door’. Hun mindset, hun kenvermogens zijn verblind. Als dat is gebeurd dan wordt het Evangelie je vreemd, dan kun je het Evangelie niet begrijpen. Denk aan de Galatenbrief, een brief aan christenen die ook risico lopen vervreemd te raken van het Evangelie. De enorme vraag van Paulus: Wie heeft jullie betoverd (3:1)? Weer die taal van een bovenaardse, metafysische beïnvloeding die gaande is: betovering. Who has damaged your mind, vertaalt J. Louis Martyn. U was ooit geknecht onder de elementen van deze wereld (4:3). En dat jullie christen zijn geworden, is omdat God Zelf jullie onder die macht vandaan getrokken heeft. Daar wordt een gevechtswerkwoord gebruikt, exaireo:
Wij mensen zijn omgeven door een web van invloeden die ons bepalen. De vraag is of we dat zelf door hebben.
9 september 2010
je bent losgevochten van deze tegenwoordige boze wereld. Comateuze toestand Ook Efeze is een gemeente die niet vrij is van het aandringen door hen omringende vijandige machten. Paulus schrijft: ‘Ge waart vroeger doden (…) omdat ge wandelde volgens de aeoon van deze kosmos’ (2:1-2). Dat is niet alleen taal van blindzijn, zelfs van doodzijn. Je geest was dood, omdat je gevangen zat in de maalstroom van de god van deze eeuw. Dat uitdagen door die machten is blijkbaar nog steeds gaande en dus dreigt het gevaar dat de gemeente opnieuw onder die heerschappij komt. Daarom klinkt in de vermaning de geestelijke strijd die de schrijver voert (4:17-32): ‘Ga niet langer de weg van de heidenen.’ Paulus gebruikt opvallende begrippen om dat heidenzijn te typeren. Het gaat over de vergeefsheid van hun denken, over de duisternis van hun oordeelsvermogen. Afgestompt als ze zijn, geven ze zich over aan de losbandigheid (17-19). Het is aangrijpende taal over ongeloof als een roes, een verblinding van je wil, van je denken, van je oordeelsvermogen, een comateuze toestand bijna, een afgestompt zijn, een geestelijke staat die grenst aan onverschilligheid. Als je eenmaal oog krijgt voor de sterke taal die Paulus gebruikt, voel je de strijd die aan de gang is rondom de gelovige en de ongelovige. Gevangen Een dichter zei ooit over Luther: ‘Zijn geest is tweeërlei oorlogsgebied, mij verwondert het niet dat hij demonen ziet.’ Deze theologie van Paulus, en dus die van Luther, is theologie van de aanvechting, van twee bestaansniveaus. Is dat niet ook het typerende van de profeten, dat zij juist op dat andere, dat geestelijke niveau zagen wat Israël gevangen hield? Is dat niet waar wij vandaag op hopen, dat we in de prediking zicht ontvangen op wat de gemeente en deze cultuur, op vrienden en geliefden gevangen houdt, verwondt? Mijn vraag is: hoe kunnen we deze taal en dit begrip van de werkelijkheid ontsluiten voor onze tijd? Hoe kun je deze apocalyptiek inzichtelijk maken? Want de taal die Paulus gebruikt over verblinding, over afgestompt zijn, over onaanraakbaar zijn, die taal komt angstig dicht bij de voorbeelden die ik eerder noemde van mensen van allerlei slag die binnengezogen worden in een cultuur die aan God voorbij is. Des te weerlozer je in die cultuur staat, des te meer je gedachten beïnvloed worden door die omringende cultuur. Des te meer dat gebeurt des te onaanraakbaarder je wordt, een onaanraakbaarheid die geestelijk van aard is. Welk instrumentarium hebben predikanten om in die werkelijkheid getuige van het Evangelie te zijn? Hebben we daarom geen behoefte aan een prediking en theologie die ook in deze zin verlichting van het bestaan schenkt? En hebben we dus niet ook schrijnend behoefte aan de profetie?
C.M.A. van Ekris
de waarheidsvriend
column
Woorden der wijzen In deze tijd van kabinetsformatie strooien partijprominenten onbekommerd met hun ongevraagde adviezen. Pas verkozen volksvertegenwoordigers horen dit alles enigszins bedremmeld aan. Met hun verkiezing tot Kamerlid waren ze in de veronderstelling voor vier jaar het vertrouwen van de kiezer te hebben verkregen, maar de oude partijbonzen geven van dergelijk vertrouwen bitter weinig blijk. Ik kan mij levendig de ontgoocheling en demotivatie voorstellen die hiervan bij een net gekozen Kamerlid het gevolg is.
Prof.dr. F.A. van der Duyn Schouten is voormalig rector magnificus van de Universiteit van Tilburg en voorzitter van de raad van toezicht van de PThU.
Nu leidt het geen twijfel dat er onder de huidige moeilijke politieke omstandigheden grote behoefte bestaat aan adviezen van wijze politici. Iemand die zelf voor hete vuren heeft gestaan, ervaring heeft in de politieke arena en mede door zijn eigen fouten verder heeft leren kijken dan de waan van de dag, zo iemand is als adviseur goud waard. De luidruchtige manier echter waarop partijprominenten zich onlangs in het debat mengden geeft hun uitspraken bepaald niet het aureool van ‘woorden van wijzen’. Hun zelfverzekerdheid doet soms bijna lachwekkend aan. Met het pedante dreigement hun partij te verlaten (of er juist in te blijven) als hun mening geen gehoor vindt, leggen ze een gênante zelfoverschatting aan de dag.
Een echt wijze raadgeving wordt achter de schermen uitgebracht
Een wezenlijk kenmerk van een wijs advies is nu juist dat het uitgebracht wordt met bescheidenheid. En die bescheidenheid past al helemaal als een mening opvallend afwijkt van wat iemand in het verleden ten beste gaf. Zonder consistentie verliest een advies nu eenmaal iedere overtuigingskracht. Maar het meest kenmerkende van een wijze raadgeving is dat deze in stilte, achter de schermen, wordt uitgebracht. ‘De woorden van wijzen moeten in stilheid worden aangehoord’, zegt de Prediker. De tamtam waarmee veel adviezen recent gepaard gingen maakte het voor de geadresseerde wel heel moeilijk ze in stilte aan te horen en te overdenken. Ik wens de politici die in de hitte van het onderhandelingsproces verkeren toe dat er nog enkele oude ervaren politici beschikbaar zijn voor een gevraagd advies onder vier ogen. En de publiciteit zoekende oudgedienden wens ik toe dat er in hun omgeving een wijze zoon of dochter opstaat, die zegt: ‘Pa, nu is het even genoeg.’
F.A. van der Duyn Schouten
9 september 2010
11
Cultuur van verblinding [4, slot]
Beschutting tegen toorn Hoe te handelen in een tijd van crisis? De oproep die Jesaja doet en de gedachten van de oudtestamenticus Von Rad wijzen christen en kerk vandaag de weg. Er is hoop door de beschutting van een binnenkamer.
D Ds. C.M.A. van Ekris is hervormd predikant te Breukelen.
14
e Duitse theoloog en predikant Gerhard von Rad (1901-1971) gaat op de crisis van zijn tijd in als hij preekt over Jesaja’s oproep: ‘Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is’ (Jes.26:20-21). Von Rad zegt gelijk: deze tekst gaat over ‘overleven’. De tekst is niet een oproep tot een soort vrijwillige vlucht in de innerlijkheid en daarmee tot het afschrijven van wat buiten is. Nee, God is de Heere van de grote wereld en van de grote geschiedenis, en wie zich daarvan afsluit pleegt daaraan verraad. Bovendien, zegt hij, wie fantaseert over een soort terugkeer naar de innerlijkheid, die heeft nog veel te veel vertrouwen in zichzelf en in zijn eigen geestelijke kapitaal, die mens denkt heimelijk zelf in die binnenkamer wel te overleven. Nee, zegt Von Rad, wij moeten naar buiten gaan en deel hebben aan de zorgen van deze wereld. Mensen daarbuiten hebben de troost van het Evangelie nodig. Wie zichzelf terugtrekt op grond van eigen inschattingen van de tijd, die weet nog niet wat de toorn des Heeren is, zegt de theoloog. Die weet nog niet dat dat iets meer is dan een bepaald gevoel van misère, dat je ook weer van je af kunt zetten. Die denkt nog dat de toorn van God iets is waar je jezelf tegen beschermen kunt.
de waarheidsvriend
In één woord Het is veel ernstiger. Kijk nu naar onze tijd, zegt Von Rad, die zijn preek in de jaren zestig hield. De vervreemding is groot: Je kunt gemakkelijker in gesprek komen met de oude Grieken dan met je buurman. De oude Grieken wisten nog van raadselachtige machten, machten die de mens van zichzelf kunnen vervreemden. Zij wisten nog van de enorme waan die juist ook de koninklijke en de edele mens treffen kan en hem in een soort zelfvernietiging verstrikken kan. Zij wisten daarvan, maar onze tijd is daarover onwetend. Von Rad probeert dan de toorn van God te typeren. Wonderlijk, zegt hij, dat de profeten die onontwarbare menselijke en maatschappelijke kluwen van schuld en verlorenheid in één woord samenballen: Gods toorn. De profeten zijn ertoe gevolmachtigd om het geheel onder één horizon samen te brengen, en dat stelt hen in staat om heel eenduidig over een werkelijkheid van enorme complexiteit te spreken. Binnenkamer In dit tekstwoord zegt Jesaja dat God tussen wie Hem horen wil en Zijn toorn een scheidingsmuur neerzet. Let op: Als Gods toorn rondgaat, is dit je enige redding. Nogmaals, deze tekst gaat over overleven! Von Rad spreekt met name over het voorrecht dat die binnenkamer je gegeven wordt: er is zoiets als beschutting midden in die toorn. Wij zouden niets bereiken met ons uitgaan in de wereld als dit er niet zou zijn. Als je uitgaat in een wereld waarin Gods toorn voelbaar is, als je eropuit gaat zonder verzegeld te zijn, dan zul je met huid en haar opgevreten worden. Ziedaar de diagnose van een kerk die zich onbeschut opstelt, open-
stelt voor deze wereld. Nee, we moeten ons niet schamen voor deze binnenkamer, ook al zou die uitgelegd kunnen worden als ontrouw aan de wereld. Dat is het namelijk niet, zegt Von Rad. Het is geen ontrouw. De binnenkamer maakt ons geen vreemde voor de buitenwereld. Integendeel, ze verbindt ons er pas echt aan, want alleen vanuit die beschutting is er hoop. Mensen van voorbede Deze theologie begrijp ik. Zij geeft om deze wereld. De profeten verstaan we niet juist als we hen alleen maar zouden zien als mensen van de vuist en van de beschuldigende vinger, als enkel mensen van de antithese. Nee, de profeten zijn ook mensen van de omarming, van de voorbede, van de solidariteit. Wij zouden daar veel meer van moeten hebben, denk ik. Van de diepe liefde voor onze tijdgenoten, wie ze ook zijn en hoe verstrikt ze ook zitten in deze wereld, hoe verslaafd ze ook zijn en hoezeer ze zweren bij SBS 6. Er zijn geen groter patriotten dan de profeten, zegt Von Rad. En Bonhoeffer zegt: ‘Deze profeten haten hun tijdgenoten, omdat ze hen zo diep liefhebben.’ Mooie opdracht voor ons om de distantie te beoefenen, maar alleen vanuit de diepe liefde en solidariteit. Wie zich distantieert van deze tijd vanwege dedain of hoogmoed, die pleegt verraad en ontkent Gods heerschappij over heel deze wereld. Wie anderzijds toenadering zoekt zonder die innerlijke beschutting, die is weerloos en waardeloos voor deze tijd. Op barsten Jesaja 30:8-17 begint ook met deze afzondering: ‘Ga nu, schrijf het in hun bijzijn op een tafel en teken
16 september 2010
het op in een boek, opdat het diene voor later dagen, voor immer en altoos.’ Von Rad legt uit: ‘Hier wordt tegen de profeet gezegd: Ga er niet op uit, nee blijf thuis en schrijf iets op.’ Volgens Von Rad heeft de profeet lang moeten wachten, maar is nu de beslissing gevallen: het volk heeft eensluidend nee gezegd tot God. En dan ziet de ziener een gezicht. Jesaja ziet een stadsmuur die op breken staat. Aangrijpend beeld: er staat een muur op breken. Von Rad legt uit dat die tijd waarschijnlijk een zekere welvaart kende, en dat er ook zelfvertrouwen was. Maar juist dan ziet Jesaja een muur op barsten staan. Hij ziet de muur van een bastion zich langzaam voorover buigen, en dan plotseling, zo staat er expliciet in het Hebreeuws, plotseling is er geen houden meer aan. Von Rad begint dan te actualiseren. Hij zegt: breekbaar is onze economische welstand, breekbaar onze politieke constellatie, breekbaar zijn onze theologische ontwerpen en onze kerkelijke planne-
tjes. Breekbaar, een muur die op barsten staat. Als ik zo’n preek lees, dan kan ik niet anders denken dan aan onze tijd. Je voelt de breuken, maar het houdt nog, nog net. Maar wat als de muur barst, wat komt er dan over ons heen? Als de ingrediënten van crisis die wij nu beleven gekatalyseerd worden door iets? Als economische omwentelingen, maatschappelijk-culturele vervreemding, politieke desoriëntatie, religieuze leegte, als gezondheidssituaties zich wijzigen en elkaar gaan versterken, op welke manier kan dan in ons midden de muur van het bastion van onze samenleving niet zomaar breken? Dan is er geen houden meer aan. Seinpaal Wat moet de profeet dan doen? Wat moet de profeet dan zijn? Von Rad accentueert het beeld van Jesaja als een seinpaal op een bergtop (vs.17). Dat is, zegt hij, een mast in het landschap, die men toen gebruikte om berichten van dorp tot dorp door te geven. Een eenzame
seinpaal. Von Rad verbindt dat beeld met de opdracht die klinkt: ‘Uw kracht zal liggen in de hoop en rust.’ Hij legt dat op een verrassende manier uit: Wat de profeet moet doen is zich niet verschansen. Nee, onderga wat God doet in jouw tijd, onderga dat, ook al is het Gods oordeel. Barricadeer je niet tegen het lijden dat dat met zich meebrengt. Werp je op Zijn beloften en zijn toezeggingen. Fundeer je daar helemaal in. Trek je niet terug in jouw meningen of theorieën over God, sluit je niet af van de maatschappij vanuit jouw inschattingen van de tijd en van de mensen, en alsof het daarbuiten allemaal een verlaten, vuile stroom is. Barricadeer je niet naar boven, naar God, barricadeer je niet naar Hem toe in je eigen stalen begrippen over Hem, en verschans je niet naar de mensen om je heen. Wat zou dat een begin zijn, zegt Von Rad, als wij nu eens ophouden met al die energie te steken in onze verschansingen, maar God een gebeuren, een dagelijkse gebeuren laten zijn, zodat je midden in de tijd staat en die tijd beleeft als iets waarin je God tegenkomt. Niet barricaderen Dat is een aangrijpend model voor profeet zijn en voor kerk zijn. Von Rad onderstreept dat met een verwijzing naar een personage in de Idioot van Dostojewski. Er is in de roman maar één mens die de anderen niet vanuit een soort harnas bekijkt of door een eng vizier, maar die op een bepaalde manier open is voor de anderen, voor wat hen overkomt. Hij wordt nota bene door allen gemangeld en gesmaad, maar merkwaardigerwijze hebben ze hem toch allemaal ook nodig. Deze personage gebruikt Von Rad als een mogelijkheid voor wat christen zijn en kerk zijn nu zou kunnen betekenen. Je niet barricaderen – ook en juist in een tijd waarin Gods oordeel gebeurt – maar op een bepaalde manier in het open veld een seinpost blijven, rustig stilzijn, blijven staan en hopen. Einfach werden, zoals Bonhoeffer zei. ‘Op je wachtpost staan’, zoals we van Calvijn leerden.
Dat er een binnenkamer is, is een voorrecht: er is zoiets als beschutting midden in de toorn.
de waarheidsvriend
C.M.A. van Ekris
16 september 2010
15