J
A
A
R
B
O
E
K
2 0 0 6
J
A
A
R
B
O
E
K
2 0 0 6
Met de wetenschap een mooie toekomst tegemoet
Fundamenteel onderzoek is maatschappelijk relevant. Negen voorbeelden uit negen uiteenlopende disciplines. Negen mensen met een spraakmakende carrière die hun loopbaan begonnen als onderzoeker. De kennis en expertise die ze verwierven als mandataris van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen investeerden ze in functies die een verschil maken. Geruggesteund door een sterke wetenschappelijke basis bouwen ze aan een toekomst voor onze samenleving.
In dit jaarboek vindt u een overzicht van hoe het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek stimuleert en ondersteunt. We vatten onze inspanningen van 2006 samen en tonen in negen verhalen hoe belangrijk kennisgrensverleggend onderzoek blijft voor de praktijk.
J A A R B O E K
2 0 0 6
3
I
N
H
O
U
D
Woord van de voorzitter
4
Voorwoord van de secretaris-generaal
6
Interviews met vroegere mandaathouders
8
Financiering en aanwending 2006
26
Opdracht
38
Onderzoek
39
Prijzen
40
Schenkingen en erfenissen
41
Bestuur
42
Wetenschappelijk advies
46
Het FWO team
48
Administratie
50
Colofon
51
4
Woord van de voorzitter Elk jaar verwerven zo’n 1000 jonge onderzoekers een doctorstitel aan een universiteit in Vlaanderen. Voor een redelijk aantal onder hen bieden zich interessante mogelijkheden aan om na het doctoraat een loopbaan op te bouwen in het wetenschappelijk onderzoek. Dat is echter niet de enige ‘afzetmarkt’ voor hooggekwalificeerde wetenschappers. Heel wat doctores zoeken professioneel hun weg buiten academie en onderzoekswereld. Wat is dan de waarde van het doctoraat? Tot wat dient deze investering? Het zijn vragen die regelmatig publiekelijk rijzen en waarover diverse opinies in omloop zijn. Het FWO investeert veel in doctoraatsonderzoek. Wij willen de vraag naar het belang van het doctoraat dan ook niet uit de weg gaan. In het Jaarboek 2006 laten we enkele wetenschappers aan het woord die sinds het behalen van de doctorstitel een indrukwekkende loopbaan hebben opgebouwd in uiteenlopende sectoren buiten het wetenschappelijk onderzoek. Ze zijn zeer positief over de periode die zij als doctorandus of postdoc hebben doorgebracht, en ook over de rol die het FWO (voorheen NFWO) in hun curriculumontwikkeling heeft gespeeld. Ik doe een greep uit de getuigenissen die in het Jaarboek zijn opgenomen. Chris Van den Wyngaert stelt: “Ik vind het nog altijd geweldig dat het FWO mij de intellectuele ademruimte heeft gege-
J A A R B O E K
2 0 0 6
ven om iets te doen wat in die periode niet voor de hand lag, maar dat pas veel later bijzonder relevant bleek te zijn.” Marc Zabeau van zijn kant zegt: “Dankzij het NFWO heb ik daar (Cold Spring Harbor Laboratories, New York, V.S.) twee jaar aan toponderzoek kunnen doen.” Wouter Deploey heeft “het feit dat hij FWO-Aspirant was geweest, beschouwd als een teken van kwaliteit.” Jos Peeters vertelt: “Het NFWO was de voedingsbodem van alle kansen die ik in mijn carrière gekregen heb.” En zo gaat het verder. Het loont de moeite om de persoonlijke getuigenissen in dit jaarboek te lezen om een beeld te krijgen van hoe wetenschappers hun doctorstitel verzilverd hebben in een grote verscheidenheid van professionele domeinen buiten de universiteit. Sinds zijn oprichting in 1928 ondersteunt het FWO onderzoekers in hun passie voor wetenschappelijke vindingen. In al die jaren heeft het Fonds de stevige reputatie opgebouwd van onderzoeksorganisatie die grote inspanningen levert om de wetenschappers te koesteren en voor hen optimale omstandigheden te scheppen zodat ze hun onderzoek in alle vrijheid kunnen uitvoeren. Het lag daarom voor de hand dat het FWO het Europees handvest voor de onderzoeker onlangs mee ondertekend heeft. Met dit Europese kwaliteitsmerk bevestigen wij formeel dat
5
voor de wetenschappers van vandaag de waarborgen op vrijheid en onafhankelijkheid van onderzoek van kracht blijven, maar ook de ethische en deontologische regels en de verplichting te streven naar uitmuntendheid. Op die wijze dient de wetenschap de samenleving. De onderzoekers die met het FWO verbonden zijn, zijn volledig vrijgesteld voor het wetenschappelijke onderzoek. Zij rapporteren aan het FWO en zijn internationaal samengestelde adviesorganen over hun methoden en onderzoeksresultaten die aan de internationale wetenschapsstandaarden moeten beantwoorden. Het Fonds biedt veel mogelijkheden maar eist van de wetenschappers een zéér grote inzet. In dat opzicht zijn de rechten en plichten van FWO-onderzoekers vergelijkbaar met deze die gelden in de sterke sectoren op de arbeidsmarkt. Ten einde de toegang tot onderzoeksfaciliteiten te verbreden heeft het FWO onlangs de voorwaarden en de modaliteiten voor het verkrijgen van mandaten aangepast. Zo is er meer flexibiliteit ingebouwd in de termijnen omwille van sociale en medische redenen. Leeftijdsgrenzen en nationaliteitsbeperkingen zijn grotendeels afgeschaft. Wat telt is de kwaliteit en de gedrevenheid van de potentiële wetenschappers. Postdoctorale Onderzoekers kunnen voortaan de toelating krijgen om onder dezelf-
de voorwaarden als de professoren beperkte nevenactiviteiten uit te oefenen, bijvoorbeeld met het oog op valorisatie van hun vindingen. De mobiliteitstoelage voor verblijven in het buitenland kan nu ook voor kortere periodes worden toegekend, zodat zo’n verblijf gemakkelijker te combineren is met het privéleven. Transparantie in de procedures en een duidelijke gedragscode voor de experts die de dossiers evalueren zijn een belangrijke beleidsoptie van het FWO. Het Bureau en de Raad van Bestuur wensen dat commissieleden zich strikt houden aan de vastgelegde gedragslijn en de deontologie van hun opdracht respecteren. Verder besteden we voortaan nog meer zorg aan de terugkoppeling van evaluatieresultaten, in het bijzonder naar aanvragers die niet geselecteerd zijn voor een mandaat of project. Een belangrijk aspect met betrekking tot de wetenschappelijke commissies van het FWO is hun samenstelling en de procedure die we daarbij volgen. In het najaar van 2006 heeft het FWO-bestuur acties genomen om meer vrouwelijke experts in de commissies aan te stellen en de selectie van kandidaat-leden transparanter te maken. Viceminister-president Fientje Moerman heeft ons verzocht de uitvoering van die acties te versnellen en haar vraag kracht bijgezet in een nieuw addendum bij de FWO-Beheersovereen-
komst 2002-2007. In het voorjaar 2007 lanceren we de eerste open oproep voor kandidaat-experts voor de FWO-commissies. Kwaliteit, transparantie en diversiteit staan hierbij vooraan. Het FWO is een dynamische organisatie die gelijke tred wil houden met de ontwikkelingen in de samenleving. Het daadwerkelijk stimuleren en ondersteunen van de wetenschapsbeoefening is onze hoofdtaak. We spannen ons in om die opdracht efficiënt uit te voeren met een professioneel team van leidinggevenden en medewerkers, die zich gedragen weten door betrokken bestuurders en onderzoeksverantwoordelijken in de universiteiten. Tegelijk spannen we ons in om het FWO verder te versterken als organisatie die ten dienste staat van de wetenschappers, aan wie we kansen geven om hun onderzoek, dat uit nieuwsgierigheid ontstaat, in de beste omstandigheden tot volle ontwikkeling te brengen en te laten renderen. De samenleving kan hiermee alleen maar haar voordeel doen.
Prof. Marc Vervenne voorzitter
6
Voorwoord secretaris-generaal FWO in beweging Op 20 januari 2006 kreeg het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO) bij Koninklijk Besluit rechtspersoonlijkheid als Stichting van openbaar nut. Daarmee wordt de bestaande toestand juridisch verankerd. Het FWO is nu officieel samen met zijn zusterorganisatie het Fonds de la Recherche Scientifique – FNRS van de Franse Gemeenschap en met het beperkte Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FFWO) de rechtsopvolger van het oude Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO). De volgende stap is dat de nieuwe stichting FWO wordt ingebracht in de diensten van de Vlaamse overheid als een extern privaatrechtelijk verzelfstandigd agentschap (EVA). Het FWO wordt hiermee een volwaardige partner zowel in het beleidsvormingsproces als in de beleidsuitvoering. Het nieuwe EVA-statuut waarborgt daarenboven de volledige wetenschappelijke onafhankelijkheid van het FWO. Het FWO zal zijn opdracht, het ondersteunen en uitbouwen van kwalitatief hoogstaand fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op initiatief van de onderzoekers via interuniversitaire wetenschappelijke competitie, ononderbroken kunnen voortzetten en optimaliseren. Het doel van het FWO is mensen, ideeën en werkinstrumenten te ondersteunen om nieuwe vindingen en ontdekkingen mogelijk te maken. Het FWO is daar waar een nieuwe ontdekking start.
J A A R B O E K
2 0 0 6
Vanuit deze algemene doelstelling heeft het FWO zich beraden over zijn toekomstig beleid en heeft vijf beleidsdoelstellingen voor de FWO-organisatie geformuleerd. • Het FWO wil de onderzoeksvriendelijke
instelling blijven die vertrouwen heeft in de onderzoekers.
zoeken hoe de werking, de indeling en de samenstelling van de wetenschappelijke commissies optimaal kan worden georganiseerd. Deze commissies spelen immers een cruciale rol. Zij evalueren niet alleen alle aanvragen voor mandaten en projecten, maar volgen ook de uitvoering van alle onderzoeksprojecten gesteund door het FWO nauwgezet op.
• Het verdelen van de budgetten moet
blijven gebeuren op basis van excellentiecriteria met als essentiële elementen de peer review en de wetenschappelijke kwalificaties. • Het FWO wil kwaliteitsvol onderzoek
blijven stimuleren op een internationaal niveau. • Het FWO wil de aanwezigheid van
Vlaamse onderzoekers in de internationale en Europese onderzoekscène versterken. • Het FWO wil meer maatschappelijke uit-
straling geven aan het Vlaams onderzoek. Dit houdt concreet in dat het FWO de sterke punten van zijn werking wil consolideren en de minder sterke punten op zo kort mogelijke termijn verbeteren. Aanpassingen zijn nodig door de sterke uitbreiding van het Fonds, dat zijn middelen over 10 jaar zag verdubbelen, door de grote dynamiek in het onderzoekslandschap en de bekommernis voor een grotere openheid en transparantie in een kader van groeiende internationale competitiviteit en samenwerking. In de eerste plaats wil het FWO onder-
De aansturing van het Fonds zal verbeterd worden door het versterken van de besluitvormingsvoorbereiding en -begeleiding. Dit is des te meer nodig nu er een groeiende interactie is met het Vlaamse beleidsvormingsproces inzake wetenschap, technologie en innovatie. Een belangrijke realisatie is de invoering van de aanvraagprocedures online, zowel voor mandaten, onderzoeksprojecten als reiskredieten. Quasi de volledige communicatie met de aanvragers, de referenten, promotors, diensthoofden en onthaalinstellingen verloopt nu elektronisch en deels geautomatiseerd. Dit past in de e-government actie van de overheid en laat de administratie toe de aangroeiende stroom aanvragen vlot te blijven verwerken. Het FWO is meer en meer verweven met het internationale onderzoeksgebeuren. Om de Vlaamse onderzoekers meer kansen te geven om te participeren in internatio-nale samenwerkingsverbanden, zal het FWO de internationale dimensie uitbouwen met bijzondere aandacht voor de nieuwe European Research Council, de ERA-net plus actie in het zevende kaderprogramma en uiteraard de European Science Foundation (ESF en COST) en de European Heads of Research Councils (EuroHORCs).
7
Verder wil het FWO zijn bijdrage leveren om de beeldvorming van het fundamenteel onderzoek in de media te verbeteren. Hiervoor is een communicatiestrategie uitgewerkt om het Vlaams onderzoek meer voor het voetlicht te brengen met de klemtoon op het hoge internationaal niveau van onze onderzoekers en op de rol van het FWO in het stimuleren van excellent onderzoek. De nieuwe FWO-website is een eerste realisatie en werd zeer goed onthaald, op de eerste plaats door onze onderzoekers. Ook dit jaarboek, het derde op rij, past in het nieuwe communicatiebeleid. Dit jaar brengt het getuigenissen van maatschappelijk belangrijke mensen, die in het begin van hun loopbaan een FWOmandaat hebben gehad en die een interessante loopbaan hebben uitgebouwd buiten de onderzoekswereld. Ook in de FWO-administratie beweegt er veel. Het personeelsbeleid wordt meer afgestemd op dit van de Vlaamse Gemeenschap, zoals flexibele werktijden, actief vormingsbeleid, uitbreiding staffunctie, meer afstemming ondersteunende diensten, vraaggestuurde informatica. 2006 is financieel een goed jaar geweest voor het fundamenteel onderzoek. Het Fonds kreeg in zijn lange geschiedenis nooit meer middelen. De nieuwe stichting FWO start onder een gunstig gesternte. Ook voor 2007 zijn de financiële vooruitzichten zeer positief. In 2006 werd de basistoelage van de Vlaamse Gemeenschap geïndexeerd en verhoogd met 2,7 miljoen EUR om de
jaarlijkse instroom voor Aspiranten te verhogen met 20 extra mandaten tot 190 nieuwe doctorandi. Tevens werd er reeds geanticipeerd op eenzelfde verhoging in 2007 om de instroom van postdocs te verhogen met 30 extra mandaten. Daarnaast zijn er extra toelagen voor het ondersteunen van projecten aan grote internationale onderzoeksfaciliteiten ten bedrage van 750.000 EUR, in afwachting van een structurele financiering. Er is 12 miljoen EUR per jaar, gedurende vijf jaar, toegewezen voor het Odysseusprogramma. Dit brain gain programma wil toponderzoekers en beloftevolle Postdoctorale Onderzoekers uit het buitenland aantrekken, zowel Vlamingen als niet-Vlamingen. Het programma zorgt voor een belangrijke startfinanciering om een eigen onderzoeksploeg uit te bouwen en zich in te schakelen in het Vlaamse onderzoeksbestel. In 2006 gebeurde reeds een eerste selectie. De grote groep volgt in 2007. Het FWO wordt tevens de meta-evaluatie toevertrouwd van de selectiepanels die in de universiteiten de toponderzoekers zullen selecteren voor de Methusalemfinanciering. Tenslotte wordt het FWO in 2007 betrokken bij het opzetten van de Herculesfinanciering voor middelgrote en grote apparatuur. De recuperatie van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid voor een deel van de postdoctorale mandaathouders wordt na jarenlange onzekerheid een structurele maatregel. Daarenboven neemt de federale regering in 2007 nieuwe maatregelen om de tewerkstelling in het fundamenteel onderzoek aanzienlijk te verhogen. De toelagen voor het FGWO en IIKW
daarentegen zijn reeds jaren gestagneerd en zelfs verminderd. Ook 2007 zal niet ongemerkt voorbijgaan aan het FWO. In de aanloop tot de nieuwe beheersovereenkomst 2008-2013 wordt onze instelling doorgelicht. De procedure start eerstdaags. Het wordt een interessant leerproces. Ik kijk alvast uit naar de resultaten. Het FWO kan er alleen goed bij varen. Elisabeth Monard secretaris-generaal
8
D
I
R
K
C
A
R
R
E
Z
I n d u s t r i a l Bi o t e k Di re c t o r / L a n d b o u w w e t e n s c h a p p e n • Mo l e c u l a i re
Dirk Carrez: “Zonder de ondersteuning van het toenmalige FWO zouden we gewoon niet verder gekund hebben.” Omdat hij zijn aanvraag voor een doctoraatsbeurs bij het NFWO te laat had ingediend, zag Dirk Carrez zich verplicht eerst een jaartje langs het toenmalige IWONL (nu IWT) te passeren. Financieel lang niet zo interessant vond Carrez. “Maar met daarna twee NFWO-mandaten van telkens twee jaar kon ik wel mijn doctoraat over vijf jaar spreiden. En dat loonde de moeite. Want dat gaf mij de kans om veel dieper op mijn onderwerp in te gaan.” Dirk Carrez studeerde af aan de landbouwfaculteit van de Universiteit Gent en startte zijn doctoraat onder het promotorschap van professor Fiers. Hij koos als onderwerp de productie van recombinante menselijke eiwitten in filamenteuze
J A A R B O E K
2 0 0 6
schimmels. Op dat moment was er in België niemand met dat soort onderzoek bezig. “Een zeer fundamenteel onderzoeksdomein waar we met drie doctorandi aan werkten. Maar de eerste twee jaren bleven resultaten uit. Pas na twee jaar onderzoek konden we de eerste resultaten voorleggen en op basis daarvan meedoen met enkele excellentiecentra op dat domein. Pas na drie jaar werden echt serieuze resultaten geboekt. Het was namelijk bijzonder moeilijk om eiwitten goed te secreteren. Zonder de ondersteuning van het toenmalige FWO zouden we gewoon niet verder gekund hebben.” Na vijf jaar doctoraal onderzoek kreeg Carrez nog twee jaar extra FWO-steun als Postdoctoraal Onderzoeker. Die periode werkte de groep samen verder met een netwerk van een viertal laboratoria, waaronder TNO in Nederland, de universiteit van Schotland en enkele labo’s in Spanje. De groep slaagde er effectief in een systeem te ontwikkelen voor het produceren van recombinante eiwitten in schimmels. Een echte doorbraak. Toen eind de jaren 80 het postdoctoraal onderzoek van Carrez en zijn groep ten einde liep, werd ook het permanente
9
biologie
mandaat bij het FWO afgeschaft. Carrez heeft toen geluk gehad. De Belgische chemiereus Solvay had een aantal bedrijven opgekocht en wilde verdergaan in het domein van de enzymen. Om die doelstelling te realiseren wilde Solvay in zijn onderzoekscentrum in Brussel een onderzoeksgroep starten die exact hetzelfde zou doen als Carrez’ groep, maar dan op industriële schaal. Carrez: “Men vroeg mij om deze groep te starten. Ik heb niet geaarzeld. Het was een zeer luxueuze situatie om na zeven jaar onderzoek aan de universiteit naadloos te kunnen overstappen naar de industrie en daar gewoon in het zelfde domein verder te doen. Daar kregen we de mogelijkheid om op industriële schaal fermentaties uit te voeren op industriële stammen die zodanig gewijzigd waren dat ze eiwitten op grote hoeveelheden konden aanmaken. Het systeem dat wij aan de universiteit hadden ontwikkeld, konden we daar perfect op toepassen. Bovendien konden we het onderzoek dat we opgestart hadden binnen ons Europees netwerk voortzetten.” Na het Solvay-avontuur stapte Carrez over naar Fedichem, de federatie van de chemische nijverheid. Daar startte hij de
associatie voor de biotechindustrie op en hield zich ook bezig met innovatie. “We hadden toen ook een zitje in de VRWB”, vertelt Carrez. “Dat was interessant omdat ik dan de biotechindustrie kon combineren met het innovatiebeleid. Het was ook de periode van de omvorming van het federale NFWO tot het FWOVlaanderen. Daardoor kreeg het FWO in Vlaanderen een stevigere poot aan de grond. Dat kwam al snel tot uiting door enerzijds de systematische verhoging van de middelen en anderzijds de diversificatie in fundamenteel en strategisch basisonderzoek. Een zeer positieve evolutie.” Sinds een drietal jaren houdt Carrez zich vooral bezig met de Europese associatie van de biotechindustrie. In die context coördineert hij het industrieel biotechnologieplatform dat gefinancierd wordt door de Europese Commissie. Carrez: “Het is een samenwerkingsverband tussen overheid, academici en de industrie om te zien welk type onderzoek in de toekomst nodig is, zowel basisonderzoek als toegepast en industrieel onderzoek. Een deel daarvan gaat uiteraard naar Europese kaderprogramma’s, maar een groot gedeelte van de onderzoeksprojecten zal in de lidstaten worden uitgevoerd.”
Carrez is van oordeel dat het FWO daarin een belangrijke rol kan spelen. “Zowel het FWO als het IWT kunnen ervoor zorgen dat de grote ontwikkelingen op Europees niveau op het vlak van basisonderzoek en toegepast onderzoek een plaats krijgen in het Vlaamse wetenschaps- en innovatiebeleid. We staan voor grote uitdagingen en er valt nog een hele weg af te leggen. De industrie is vragende partij. We hopen ook dat het basisonderzoek mee op de trein spingt. Uiteraard moet dat fundamenteel blijven, maar het zou goed zijn als er een soort van netwerk tot stand kon komen van financieringsorganismen zoals het FWO, maar dan op Europees vlak.”
Dirk Carrez (°1961) is Public Policy Director van EuropaBio, de Europese associatie van de bio-industrie. Hij coördineert er tevens de activiteiten van de industriële biotechnologie Council.
10
C
Chris Van Den Wyngaert zetelt momenteel als hoogste Belgische magistraat in het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag, net onder de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Het hoogste buitenlandse juridische mandaat dat België ooit gehad heeft sinds Charles de Visscher van 1946 tot 1952 als enige Belgische rechter een zetel had in het Internationaal Gerechtshof na WO II. Vandaag zegt ze dat deze functie het rechtstreekse gevolg is van het intellectuele emancipatietraject dat ze dankzij het FWO heeft kunnen afleggen. “Tijdens mijn laatste jaar rechten aan de VUB stelde professor Bart De Schutter mij voor om te doctoreren en daarvoor
J A A R B O E K
2 0 0 6
H
R
I
S
V
een beurs aan te vragen bij het NFWO. Dat was voor mij totaal nieuw. Ik kom uit een gezin van middenstanders die het weliswaar financieel goed hadden, maar weinig vertrouwd waren met hogere studies. Dat ik naar de universiteit ging was al erg uitzonderlijk. Maar het voorstel om te doctoreren was nog een grotere revelatie”, vertelt Chris Van Den Wyngaert. “Ik was erg op mijn onafhankelijkheid gesteld en wilde mij niet politiek binden. In die tijd was het erg moeilijk om een juridische carrière te ambiëren zonder politieke kleur te bekennen. Daarom was ik bijzonder in mijn nopjes toen ik de kans kreeg om via een doctoraat aan onderzoek te kunnen doen op een totaal vrije manier.” In 1974 kandideerde Van Den Wyngaert bij het NFWO met een onderzoeksproject over de politieke misdrijven in het uitleveringsrecht, een toen erg exotisch onderwerp dat deel uitmaakt van het internationaal strafrecht. Een thema waar toen nauwelijks iemand mee bezig was en waarvan je niet zou denken dat het in aanmerking zou komen voor een FWOdoctoraatsbeurs. Actueel was het toen echter wel. Wie herinnert zich niet de aanslagen van de Rote Armee Fraktion,
A
N
D
E
N
W
Y
N
G
A
de Bader-Meinhoff groep, de Rode Brigades, de CCC ... “Het idee om over die materie onderzoek te doen werd door de toenmalige selectiecommissie als waardevol ervaren en ik kreeg de kans om daar op te werken. Ik vond dat een enorm voorrecht”, zegt Van Den Wyngaert. Ze startte in 1974 met een FWO-mandaat van één jaar als Navorsingsstagiair gevolgd door een Aspirantenbeurs, van tweemaal twee jaar. Haar juridisch onderzoek in het kader van het internationaal strafrecht trok Van Den Wyngaert na haar doctoraat door op Europees vlak. Ook toen kon ze een beroep doen op het FWO. Ze kreeg een Postdoctoraal Onderzoeksmandaat als Aangesteld Navorser, dat uitmondde in een mandaat van Bevoegdverklaard Navorser met onbepaalde duur. Over haar postdoctoraal onderzoek getuigt Van Den Wyngaert dat het nogal avant-gardistisch was: “Europa had op dat moment namelijk nog geen bevoegdheden inzake strafrecht. Dankzij die twee FWO-mandaten heb ik dus aan de ontwikkeling van dat juridisch domein kunnen meewerken. De kennis die ik toen vergaarde heb ik later kunnen gebruiken, toen de Europese
E
R
T
11
I n t e r n a t i o n a l C r i m i n a l Tr i b u n a l f o r t h e f o r m e r Yu g o s l a v i a I C T Y / In t e r n a t i o n a a l s t r a f re c h t
Commissie mij aanzocht om mee te werken aan een nieuw concept voor fraudebestrijding. Dat werd het fameuze Corpus Juris, gekoppeld aan een voorstel tot oprichting van een Europees parket. Ik vind het nog altijd geweldig dat het FWO mij de intellectuele ademruimte heeft gegeven om iets te doen wat in die periode niet voor de hand lag, maar dat pas veel later bijzonder relevant bleek te zijn.” In 1985 ruilde Van Den Wyngaert het FWO-mandaat voor een opdracht als hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen. Een niet zo evidente keuze vond ze. “Ik vond het bijzonder boeiend om in volledige vrijheid aan onderzoek te kunnen doen en daar nog voor betaald te worden ook. Maar ik kreeg meer en meer de behoefte om de wetenschap die ik vergaard had niet enkel via publicaties te communiceren, maar ook verbaal, didactisch door te geven.” Intellectuele emancipatie, ademruimte, bewegingsvrijheid, dat zijn de woorden die Chris Van Den Wyngaert in de mond neemt als zij het FWO wil typeren. De aanzet om daar ten volle gebruik van te maken kwam van haar promotor. Die had
Chris Van Den Wyngaert: “Zonder het FWO had ik wellicht nooit het pad gevonden van het intellectuele emancipatietraject dat ik heb kunnen afleggen.”
haar niet alleen aangeraden te doctoreren, maar ook gesuggereerd om zoveel mogelijk naar internationale congressen te gaan, professionele contacten te leggen en een netwerk uit te bouwen van mensen die haar wetenschappelijk konden bijstaan. “Ik heb zijn raad opgevolgd”, zegt ze nu, “en het merkwaardige is dat een aantal mensen die ik dertig jaar geleden ontmoet heb, vaak ook hetzelfde pad gekozen hebben als ik en ook nu in Den Haag rechter zijn.” Na een onderbreking van zes jaar als magistraat aan het Joegoslaviëtribunaal zal Van Den Wyngaert in 2009 zeer waarschijnlijk naar haar universiteit terugkeren. ”Zonder het FWO had ik wellicht nooit een doctoraat gedaan en zeker ook niet het pad gevonden van het intellectuele emancipatietraject dat ik heb kunnen afleggen.”
Chris Van Den Wyngaert (°1952) is hoogleraar aan de rechtsfaculteit van de Universiteit Antwerpen en zetelt momenteel met een VN-mandaat als magistraat in het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag.
12
C
Christ’l Joris heeft ruim haar tijd genomen voor haar doctoraat. Dertien jaar deed ze erover. De weg die ze daarbij bewandelde is op z’n zachtst gezegd atypisch voor een doctoranda: lid van de Raad van Bestuur van het familiebedrijf ETAP sinds haar 21ste, veldwerk in Sicilië, assistentschap, met beide voeten in de geestelijke gezondheidssector bij de migranten in Brussel … en tussen al die activiteiten door nog eens drie kinderen op de wereld zetten. Il faut le faire. Via een omweg langs de Koning Boudewijnstichting kwam ze terug in het familiebedrijf terecht waar ze eigenlijk nooit uit weggeweest is. Joris’ belangstelling voor vreemde culturen dateert van toen haar vader op een dag van een prospectiereis naar India terugkwam met een prachtige film. Na een jaar schoollopen in Zuid-Afrika in haar laatste jaar middelbaar besloot ze om antropologe te worden. Maar antropologie kon je enkel in postgraduaat doen. Dus ging Joris eerst psychologie studeren aan de K.U.Leuven, met antropologie als keuzevak. Het postgraduaat volgde daarna. Joris: “Professor Roossens, die toen het postgraduaat leidde, was in die periode
J A A R B O E K
2 0 0 6
H
R
I
S
T
’
L
J
O
R
I
S
Pre s i d e n t Di re c t e u r- G e n e r a a l E TA P
Christ’l Joris : “Ik vind het heel belangrijk dat jonge mensen de vrijheid krijgen om aan onderzoek te doen, zonder dat daarvoor onmiddellijk de juste retour wordt aangerekend voor de gedane investeringen.”
gestart met een grootschalig onderzoeksproject rond thuiscultuur en thuisland van migranten. Zijn stelling was dat als wij de ‘thuis’cultuur van de migranten beter zouden kennen, we in België misschien een aangepaster beleid voor hen konden uitstippelen. Roossens vroeg mij toen of ik geïnteresseerd was om over die thematiek te doctoreren. Ik hapte toe omdat de thematiek maatschappelijk relevant was en erg toepassingsgericht. Ik vond het belangrijk omdat een academische carrière in de antropologie zeer onwaarschijnlijk leek en ik me met iets heel concreets wilde bezighouden waarmee ik in de praktijk
terecht kon.” Dus vroeg Joris een beurs aan bij het toenmalige NFWO en kreeg die ook. Twee keer twee jaar. “Niet zo evident”, zegt Joris, “want doctoreren in de antropologie is in de regel een zeer traag proces. Je moet je een vreemde cultuur en taal eigen maken. Je moet aan veldwerk doen, de zogenoemde ‘participerende observatie’. Pas na een aantal jaren kan je je probleemstelling duidelijk formuleren. Die NFWO-beurs garandeerde vrijheid van onderzoek. Ik kon mij de eerste jaren naar hartelust inwerken in een cultuur en mijn onderzoeksterrein zelf afbakenen.”
13
So c i a l e e n c u l t u re l e a n t ro p o l o g i e
Joris stapte in het project van professor Roossens en kreeg Sicilië als thuisland aangewezen waar ook Johan Leman reeds enkele jaren onderzoekswerk had verricht. Daarnaast werkten nog twee mededoctorandi op het thuisland Marokko en een op Algerije. Joris opteerde voor onderzoek naar de constructie van het moederbeeld in Sicilië en de rol van emoties. De titel van haar doctoraatsthesis: La Mamma sarà sempre la Mamma. Een benadering van de culturele levenscyclus van de Siciliaanse vrouw. Maar na vier jaar stond Joris niet ver genoeg in haar onderzoek om resultaten te kunnen voorleggen die een verlenging van haar mandaat konden wettigen. Joris: “Om aan mijn doctoraat verder te kunnen werken mocht ik twee jaar deeltijds assistent worden. En om in contact te blijven met het migrantenmilieu en mijn netwerk verder uit te breiden ben ik daarna gaan werken in de geestelijke gezondheidszorg in Brussel. In die periode werd ik ook moeder van drie kinderen. Het liep allemaal door elkaar. Had ik die eerste vier jaar geen financiering van het NFWO gekregen, dan lijkt het mij nu weinig waarschijnlijk dat ik ooit iets zou hebben afgekregen.”
Na haar doctoraat kon Joris voor vier jaar aan de slag bij de Koning Boudewijnstichting. Eerste opdracht was een klein internationaal onderzoek over kinderopvang dat wel veel weerklank vond. Ze kreeg opdrachten onder haar hoede over milieu, economie en ondernemerschap. “Opdrachten die mij rechtstreeks in contact brachten met de bedrijfswereld, weliswaar met een zekere afstand, maar altijd vanuit interessante invalshoeken en thema’s”, onderstreept Joris. Joris staat nu al twaalf jaar in het bedrijfsleven, niet als operationeel manager, maar als bestuurder, belangenbehartiger, afgevaardigde, vertegenwoordiger en woordvoerder. Ze is ook voorzitter van Stichting Gillès, een privé-stichting die ontwikkelingsprojecten financiert, en ondervoorzitter van de Wolkammerij in Hoboken, een sociaal incubatiecentrum voor duurzame tewerkstelling van mensen uit risicogroepen. Wat heeft ze overgehouden aan haar doctoraatsjaren? Joris: “In Sicilië en bij de migranten in Brussel heb ik leren uit mijn doppen kijken, veel en scherp observeren, zoeken naar gelijkenissen en verschillen en netwerken opbouwen.
Eigenschappen die heel goed van pas komen in de wereld van de bedrijven en beroepsfederaties waar ik nu in zit. Ik ben ook voorzitter van FIT, Flanders Investment & Trade. Daar komt het internationale meer naar boven. Het respect voor andere culturen, cultuurverschillen, andere onderhandelingsgewoonten. Stuk voor stuk thema’s met een grote maatschappelijke relevantie.” En de rol van het FWO? ”Ik vind het heel belangrijk”, zo besluit Joris, “dat jonge mensen de vrijheid krijgen om aan onderzoek te doen. Ik heb dat destijds bijzonder geapprecieerd. Maatschappelijke relevantie is belangrijk, zonder dat daarvoor onmiddellijk de juste retour wordt aangerekend voor de gedane investeringen.” Christ’l Joris (°1954) is voorzitter van de Raad van Bestuur van ETAP N.V. en van de Raad van Commissarissen van de ETAPholding Parfibel N.V. Ze bekleedt bestuursmandaten in Agoria Vlaanderen, VOKAVEV, het VBO, SD Worx, Flanders Investment & Trade en het Rode Kruis Vlaanderen. Ze is tevens voorzitter van de Stichting Gillès en ondervoorzitter van De Wolkammerij cvba.
14
J
O
S
P
E
E
T
E
R
S
Ma n a g i n g Pa r t n e r C a p r i c o r n Ve n t u re Pa r t n e r s
toen wel wat geluk gehad heeft. “Het was de tijd van de politieke strijd en de studentenbetogingen rond Leuven Vlaams. Er schortte namelijk nogal wat aan de gelijkberechtiging tussen Vlamingen en Walen. Zo was men tot de vaststelling gekomen dat Vlaanderen in het kader van de toekenning van beurzen binnen het NFWO systematisch achtergesteld werd. De Franstaligen kregen altijd meer graden en betere punten. Zij kregen dus altijd meer beurzen dan de Vlamingen. Wijlen minister Theo Lefèvre heeft toen een correctiemechanisme uitgewerkt. Toen ik als licentiaat afstudeerde kwamen er dan ook meer beurzen ter beschikking van de Vlamingen. Ik ben dus een van die gelukkige Vlamingen die daarvan kon genieten.”
Maar hij deed zijn tweede termijn als NFWO-navorser nooit uit. De verleiding was te groot. In 1974 kreeg hij een uitnodiging om zich bij het toenmalige Bell Telephone in Antwerpen aan te bieden. Het was meteen raak. Door het feit dat hij doctorandus was, kon hij er meteen starten als manufacturing staff engineer advance technologies. “Als licentiaat zou ik gewoon niet aan de bak gekomen zijn”, weet hij zeker. Peeters heeft zijn beslissing echter moeten bekopen met twee jaar lang weekends en vakanties op te offeren aan zijn doctoraat. Iets wat hij vandaag iedere doctoraatsstudent afraadt. Vlak voor Kerstmis 1976 was het dan zover en kon hij zijn thesis verdedigen. Met goed gevolg overigens. Het was de start van een rijke loopbaan die hem voerde van wetenschapper tot achtereenvolgens technoloog, consultant en business strateeg, succesvol financier en ondernemer. Vandaag staat hij aan het hoofd van Capricorn Venture Partners NV, een Belgische risicokapitaalverstrekker gespecialiseerd in early stage technologische groeibedrijven.
Peeters vroeg en kreeg een beurs voor twee opeenvolgende jaren. Nadien werd die omgezet in een bediendencontract.
Jos Peeters onderstreept dat hij zonder de beurs van het NFWO nooit aan een doctoraat had kunnen beginnen: “Het
Jos Peeters: “De vaardigheden die ik tijdens mijn doctoraat ontwikkelde, heb ik heel mijn carrière meegedragen.”
“Eigenlijk”, zo vertelt Jos Peeters, “was ik voorbestemd om ingenieur te worden omdat ik naar de industrie wilde. Maar op de abituriëntendag tijdens het laatste jaar van het secundair onderwijs, kreeg ik het virus van de wetenschap te pakken. Ik vond het plots veel boeiender en uitdagender om de grenzen van de natuurkunde te verkennen. Ik ben dan ook natuurkunde gaan studeren, vastestoffysica aan de K.U.Leuven. Maar als licentiaat in de natuurkunde kon je enkel in het onderwijs terecht en dat wilde ik niet. En ook een academische carrière zag ik niet zitten. De industrie was mijn droom. En de enige mogelijkheid om daar een job te vinden was doctoreren.” Die mogelijkheid kwam er toen zijn promotor, professor Witters, hem voorstelde om via het NFWO een doctoraatsbeurs aan te vragen. Peeters bekent dat hij
J A A R B O E K
2 0 0 6
15
Fy s i c a • Va s t e s t o ff y s i c a
NFWO was de voedingsbodem van alle kansen die ik in mijn carrière gekregen heb. Ik ben er bijzonder dankbaar voor. Ik kon mijn doctoraatsonderzoek doen in een team van vier medestudenten. Wij waren bezig met vier verschillende experimenten. Buiten het feit dat het over de eigenschappen van de conductie-elektronen in aluminium ging, hadden ze alleen gemeen dat ze nog nooit met succes uitgevoerd en bovendien aartsmoeilijk waren.” Peeters vindt zichzelf een typisch voorbeeld van een onderwijssysteem dat investeert in de breedte, in het uitbouwen van competentiepolen van mensen die later in een brede waaier van verantwoordelijkheden en functies terechtkomen. Hij vindt dat men vandaag soms te utilitair denkt als men over onderzoek praat. “Mijn onderzoek was l’art pour l’art”, mijmert hij. “Met de studie van conductie-elektronen in aluminium waren misschien hooguit tien mensen wereldwijd bezig. Ik was de eerste die het fenomeen van ruimtelijke resonanties van de conductie-elektronen in aluminium kon aantonen. Dat was heel leuk. Maar nu, dertig jaar later, zijn er nog steeds geen toepassingen van gekomen. Hoewel mijn
werk dus niet bepaald baanbrekend was, heeft het mij enorm veel inzichten bijgebracht. De vaardigheden die ik toen ontwikkeld heb om zo’n experiment tot een goed einde te brengen heb ik heel mijn carrière meegedragen.” Daarom vindt hij dat men in Vlaanderen breed moet zaaien op het vlak van opleiding en het uitbouwen van competenties. Doctoraten enkel focussen op industriële toepassingen die zo snel mogelijk geld opbrengen vindt hij te beperkend. Peeters: “Ik pleit voor voldoende investeringen in fundamenteel onderzoek. Ik heb geen probleem met toegepast onderzoek zoals dat bijvoorbeeld aan het IMEC en het VIB gebeurt. Daarmee hebben we Vlaanderen trouwens op de wereldkaart gezet. Maar men moet blijven investeren in competentie- en excellentiepools op het vlak van fundamenteel onderzoek. In het verlengde daarvan moet men natuurlijk ook zorgen voor de doorstroming van onderzoekers naar kennis- en onderzoeksinstellingen en naar de industrie. In heel die problematiek speelt het FWO een doorslaggevende rol.”
Jos Peeters (°1948) is stichter en Managing Partner van Capricorn Venture Partners N.V., een risicokapitaalverschaffer gespecialiseerd in startende hightech groeibedrijven.
16
P
Wat jonge onderzoekers tijdens hun doctoraatsstudie leren, is in team, samen met studiegenoten, werken aan een onderzoeksproject en de meetbare output ervan publiceren in wetenschappelijke tijdschriften of ten beste geven op symposia en congressen. De vaardigheden die ze daarbij verwerven blijken vaak van doorslaggevend belang voor het succes in hun latere loopbaan. Toch zijn er disciplines en vakgebieden waar dat veel minder het geval is en waar ‘werken in eenzaamheid’ van doorslaggevend belang lijkt voor de kwaliteit van het geleverde denkwerk. Filosofie bijvoorbeeld. Toen Patricia De Martelaere in 1984 promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte op het proefschrift “Hume’s ‘gematigd
J A A R B O E K
2 0 0 6
A
T
R
I
C
I
scepticisme: futiel of fataal?”, had ze de gewoonte aangekweekt om elke dag van 8 uur tot 12 uur en van 14 uur tot 18 uur te lezen. Ze vond het niet meer dan normaal dat ze moest werken voor het loon dat het NFWO vier jaar lang elke maand op haar rekening stortte. Toen was ze Aspirant. Na haar doctoraat kreeg ze vier opeenvolgende jaren een mandaat van Aangesteld Navorser. De ene verlenging liep naadloos over in de andere. Het liep allemaal van een leien dakje. “Misschien woonde ik toen, zonder het te beseffen, wel in een ivoren toren”, vertelt De Martelaere. “Er zijn nu eenmaal types van mensen en dus ook types van onderzoekers. En ik ben zeker niet het type dat met enthousiasme in teamverband aan een gezamenlijk project zou werken. Als ik de kans niet had gekregen om ‘in eenzaamheid’ te werken, dan had ik wellicht afgehaakt. Ik begrijp heel goed dat men zicht wil hebben op de output van wetenschappelijk onderzoek. Maar anderzijds kan de druk die daardoor ontstaat ook ten koste gaan van de kwaliteit. Voor een aantal menswetenschappen is dat zo en zeker voor filosofie. Door in eenzaamheid te werken, leer je je eigen intuïtie tot op het bot
A
D
E
M
A
R
T
E
L
A
E
door te denken. Terwijl je in groeps- of projectverband het risico loopt afgeleid te worden van de dingen die je zelf zo wezenlijk vindt.” Het NFWO heeft De Martelaere in ieder geval de kans gegeven om ‘in eenzaamheid’ tot op het bot te gaan en nieuwe pistes te verkennen. “Pure luxe”, zegt ze nu. “Als ‘eenzame onderzoeker’ had ik een haast onbeperkte vrijheid. Ik kon gewoon doen wat mij echt interesseerde en heb dat ook gedaan, filosoferen, mijn eigen denken uitspitten en confronteren met dat van anderen, steeds verder gaan en onbetreden paden bewandelen. Ik kreeg carte blanche. Het waren gouden tijden.” In het bewandelen van onbetreden paden heeft Patricia De Martelaere tijdens haar latere loopbaan in ieder geval haar sporen verdiend. Haar bibliografie liegt er niet om: een waslijst van wetenschappelijke publicaties, lezingen en voordrachten, essays, een paar romans en populariserend wetenschappelijk werk. Een domein doorgronden tot het tijd is voor de verovering van een nieuw. De Martelaere: “Ik heb in mijn publicaties nogal wat verschillende domeinen en
R
E
17
K . U . Br u s s e l / Wi j s b e g e e r t e • Ta a l f i l o s o f i e
genres bespeeld en dat is in mijn academische carrière tot nu toe ook zo geweest. Na Hume heb ik gewerkt aan een project rond fictie en filosofie. Daarna heb ik gewerkt rond de natuuropvatting in het Darwinisme. En nu, sinds een jaar of tien, ben ik gefascineerd door het Taoïsme.” Een verklaring voor deze veranderingsdrift heeft De Martelaere niet, tenzij de evolutie in haar eigen denken en leven. “Ik vind het bijzonder boeiend dat ik dat tot nu toe allemaal heb kunnen doen. Bovendien heb ik mijn onderzoek ook kunnen vertalen naar mijn onderwijsactiviteit. Ik geef al heel wat jaren college wijsgerige antropologie over het Darwinisme, zowel in Brussel als in Leuven. Mijn filosofisch denkwerk heeft voor een stuk zijn weerslag gevonden in de thema’s van mijn meer literair werk. En sinds vorig jaar doceer ik in Leuven het vak Taoïsme.” Het tiental jaren dat De Martelaere nu bezig is met de studie van het Taoïsme doet haar nog het sterkst terug denken aan haar vroegere periode als NFWOAspirant. “Om deze filosofische strekking te begrijpen moest ik me er helemaal in
Patricia De Martelaere: “Het NFWO heeft me de kans gegeven om ‘in eenzaamheid’ tot op het bot te gaan.”
verdiepen. Opnieuw dat ‘leren in eenzaamheid’. Want zoiets kan je niet doen in team- of projectverband. Dat soort van studie vindt daar geen baat bij.” Ook presentaties op congressen en symposia zijn de laatste tijd niet meer aan De Martelaere besteed. “Ik begrijp heel goed dat men resultaten van wetenschappelijk onderzoek wil bekendmaken op symposia en congressen. Dat is echt nuttig en nodig. Maar vanuit mijn standpunt vind ik de carrousel van commentaar op commentaar op commentaar soms erg frustrerend. Vaak wil men imponeren, scoren, en vergeet men gewoon naar mekaar te luisteren.” “Mijn dankbaarheid om mijn carrière ‘in eenzaamheid’ te hebben kunnen starten is in ieder geval bijzonder groot”, zegt De Martelaere. “Daarom pleit ik ervoor om jongeren die dat willen, de kans te blijven geven om ‘in eenzaamheid’ aan hun eigen weg te timmeren, zoals ik dat destijds heb kunnen doen.”
Patricia De Martelaere (°1957) is auteur en hoogleraar wijsbegeerte aan de K.U.Leuven en de K.U.Brussel. Ze doceert wijsgerige antropologie, hedendaagse wijsbegeerte, taalfilosofie, het seminarie Hume en Nietzsche en Taoïsme.
18
M
A
R
C
U
S
Z
A
B
E
A
U
Un i v e r s i t e i t G e n t / Bi o l o g i e • Mo l e c u l a i re b i o l o g i e • G e n e t i c
Marc Zabeau: “Zonder NFWO had mijn carrière er helemaal anders uitgezien.”
Mei ’68. De studentenrevolte in Parijs waait over naar Vlaanderen. Aan de Vlaamse universiteiten gonst het van protestbewegingen en politieke activiteit. Marc Zabeau is negentien en student aan de Gentse universiteit. Ook hij ontsnapt niet aan de roes en de zuigkracht van de maatschappelijke aardschok die Europa op zijn grondvesten doet daveren. In 1971 studeert hij af als licentiaat in de zoölogie. “In die jaren vond ik politiek bijzonder boeiend en heb me er dan ook sterk in geëngageerd”, getuigt Zabeau nadien.
J A A R B O E K
2 0 0 6
Dat die politieke activiteit zijn tol opeiste bleek ook uit de eindresultaten van zijn licentiaatsthesis: geen grootste onderscheiding. Dat was een kleine streep door de rekening, want Zabeau wilde doctoreren en zocht daarvoor een geschikte beurs. Hij kandideerde bij het toenmalige NFWO, maar ving bot. “In die tijd”, zo zegt hij, “konden enkel primussen een NFWO-beurs krijgen. Grootste onderscheiding in het laatste jaar was een minimum. En aangezien ik niet tot de beste studenten behoorde, kwam ik niet voor het NFWO in aanmerking.”
Zabeau liet er echter geen gras over groeien en begon met een IWONL beurs aan zijn doctoraat. Na amper 33 maanden leverde hij zijn werkstuk in. In 1974 promoveerde Marc Zabeau bij professor J. Schell tot doctor in de genetica op een proefschrift over de genetica van de Escherichia coli. Dat bleek in zo’n goede aarde te vallen, dat Schell hem voorstelde om bij het NFWO een beurs aan te vragen als Postdoctoraal Onderzoeker. “Een NFWO-beurs was het beste wat je kon krijgen”, zegt Zabeau nu. “In de eerste plaats het kwaliteitslabel. Als je een NFWO-beurs kreeg, was dat het resultaat van een uiterst strenge selectie. Het alternatief was een beurs van het IWONL. Die moest je bovendien elk jaar opnieuw aanvragen en de financiële tegemoetkoming was niet eens de helft van een beurs van het NFWO. Je kon er dus echt niet veel mee doen. Een NFWObeurs daarentegen gold voor twee opeenvolgende jaren en bezorgde je een maandinkomen van rond de 22.000 à 23.000 oude Belgische frank. Daar kon je toen royaal mee rondkomen. En de tweede belangrijke reden was dat je met een NFWO-beurs naar het buitenland kon. En daar aasde ik op, want ik was bijzonder
19
engineering
gemotiveerd om een paar jaar aan een gerenommeerde onderzoeksinstelling te gaan werken.” En zo gebeurde het dat Zabeau in 1976 zijn lang verwachte NFWO-beurs kreeg. Als Fullbright Hayes postdoctoral fellow trok hij voor twee jaar naar de Cold Spring Harbor Laboratories, New York, VS en werkte er met dr. Roberts op type IIrestrictie-enzymen. “Dankzij het NFWO heb ik daar twee jaar aan toponderzoek kunnen doen”, zo onderstreept hij. “Zonder NFWO had mijn carrière er helemaal anders uitgezien.” Zijn overstap van de Gentse universiteit naar een wereldvermaard laboratorium was voor Zabeau een revelatie, een wereld van verschil in denken, visie, aanpak. “Het belangrijkste is de kwaliteit van de mensen met wie je in zo’n topinstituut kan samenwerken. Het verschil tussen studenten die de stap gezet hebben om, al was het maar één of twee jaar, naar een goede onderzoeksinstelling in het buitenland te gaan en zij die zo’n stap nooit gezet hebben en aan hun eigen universiteit zijn gebleven, is enorm. Het zijn gewoon twee verschillende categorieën”, zo stelt Zabeau met klem.
Na twee jaar Cold Spring Harbor zou Zabeau normaliter naar België zijn teruggekeerd om er een klassiek NFWO-traject als onderzoeker te volgen. Maar het lot besliste daar anders over. In 1978 kreeg hij een aanbod om een onderzoeksgroep te leiden aan het pas opgerichte European Molecular Biology Laboratory in Heidelberg, Duitsland. Hij bleef er tot in 1983. Dat was het begin van Zabeau’s internationale carrière. Tijdens zijn periode in het EMBL was hij benoemd tot prof. Genetic Engineering aan de VUB. In 1983 werd hij onderzoeksdirecteur van Plant Genetics Systems N.V. in Gent. Voorts was hij stichter en directeur van achtereenvolgens Helix CV.(Gent, 1988), KeyeGene N.V. (Wageningen, 1989), GenScope Inc. (V.S., 1995) en Methexis (Gent, 1997). Van 1999 tot 2002 was hij wetenschappelijk directeur van het departement Plant Systems Biology van het VIB. En sedert dat jaar is hij ook professor Genome Biology en Functional Genomics aan de Unversiteit Gent. Sinds zijn postdoctoraal mandaat als Navorser bij het NFWO vindt Zabeau dat er veel veranderd is. “Als je vroeger de
kans kreeg om als beginnend onderzoeker in het buitenland te werken en je wilde nadien terugkeren, dan was het beste wat je kon krijgen een assistentenjob bij een prof. Een onderzoeker van 30 werd verondersteld om zich uit te sloven voor een prof, maar niet om zelf eigen projecten of een onderzoeksgroep te leiden. Dat was maar voor je weggegelegd als je 40 of 45 was. Prof. werd je pas op je 50ste. Dat is nu gelukkig veranderd. Als jong onderzoeker met een paar jaar buitenlandse ervaring heb je vandaag in Vlaanderen mogelijkheden om mee een onderzoeksgroep uit te bouwen. Als je vandaag een FWO-mandaat in je cv hebt staan, dan heb je echt een streep voor.”
Marc Zabeau (°1949) is deeltijds hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel (Genomics + Proteomics) en aan de Universiteit Gent (Genome Biology + Functional Genomics) en CEO van het biotechbedrijf Methexis N.V.
20
R
28 mei 1970. De Vrije Universiteit Brussel is een feit. De afsplitsing van de Université Libre de Bruxelles is bezegeld. Vlaanderen is een universiteit rijker. Een universiteit die vrij onderzoek als basisprincipe in haar missie opneemt. Een woelige beginperiode waar een gloednieuw corps jonge, gedreven professoren de dienst uitmaakt. In die sfeer studeert René Luyckx er scheikunde. Hij promoveert in 1979 tot doctor in de theoretische fysische scheikunde op een proefschrift over een onderdeel van de kwantummechanica: het ontwerp van simulatiemodellen om te onderzoeken hoe elektronen rond atomen draaien en hoe elektronenwolken elkaar beïnvloeden en aanleiding geven tot Vanderwaalskrachten. Een combinatie van wiskunde met informatica uitgetest op – naar toenmalige maatstaven – enorme supercomputers. “Henk Lekkerkerker was onze promotor” vertelt Luyckx, “een wereldautoriteit in het domein van de fase-overgangen en onlangs nog bekroond met de Bakhuys Roozeboommedaille. Hij is nu nog steeds actief aan de universiteit van Utrecht. Wij waren met drie doctorandi die onder zijn leiding allemaal onder-
J A A R B O E K
2 0 0 6
E
N
E
L
U
Y
C
K
X
C E O St e r i a B e l g i u m / S c h e i k u n d e • Fy s i o
René Luyckx: “Het FWO vervult de rol van promotor van het lange termijndenken in wetenschappelijk onderzoek op een uitstekende manier.”
zoek deden in hetzelfde domein. Maar wat een sfeer! Deze periode was beslissend voor mijn carrière! Je leerde werken in een team als collega’s van hetzelfde niveau. Er heerste wel een zekere hiërarchie, maar die was gebaseerd op respect voor elkaar, samenwerking en wederzijds vertrouwen. Je kreeg een zeer grote vrijheid, maar je verantwoordelijkheid om resultaten te halen en te publiceren was navenant. Met ons team hebben we in totaal zo’n 17 publicaties uitgebracht in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften. Die manier van aanpakken beschouw ik vandaag nog steeds als heel erg waardevol.”
Om zijn doctoraatstudie te financieren kon Luyckx het eerste jaar rekenen op een IWONL-beurs, gevolgd door twee opeenvolgende NFWO-mandaten. Maar een academische carrière zat er niet in. Luyckx: “De statuten waren in die periode heel precair en bovendien zat het academisch kader aan de VUB helemaal vol. De oplossing moest dus uit een andere hoek komen. Het toeval wilde dat toen de vraag op de markt van de informatica enorm toenam. Als je dan in die schemerzone zat tussen informatica en wetenschappen, dan lagen de mogelijkheden als het ware voor het rapen.”
21
-chemie
In die periode was informatica nog een onderdeel van de wiskunde. Informaticaopleidingen op een gestructureerde basis bestonden er nog niet echt. De deur naar de informaticawereld ging voor Luyckx open toen hij aan de VUB een cursus programmeren gaf. Hij kwam in contact met iemand die ook gedoctoreerd had en naar de privé was overgestapt. “Zo ben ik ook in de privé terechtgekomen” zegt Luyckx. “Mijn eerste job was consultant bij Dolmen. Ik ging naar bedrijven om daar te analyseren hoe hun bedrijfsprocessen verliepen. Dat had weliswaar niet veel met mijn doctoraat te maken. Ik moest alles van begin af leren. Als je van de ene omgeving in de andere stapt is het de eerste jaren gewoon keihard werken om bij te benen.” Een cultuurschok? Luyckx: “Ja, maar zo is het leven in de industrie nu eenmaal. Het belangrijkste wat je in een doctoraatsopleiding leert, is leren leren en leren in team werken. Een doctoraat doe je niet alleen. Je leert kritisch denken, zaken tot op het bot doorgronden, samenwerken, het werk van mekaar kritisch, maar op een constructieve manier evalueren. Dat zijn allemaal vaardigheden die je later in je carrière broodnodig hebt.”
Luyckx komt nog even terug op één van zijn stokpaardjes, de hiërarchie binnen een organisatie. “Wil je vandaag succes hebben”, zo onderstreept hij, “dan moet je leren je medewerkers en collega’s op een evenwaardig niveau te behandelen. De strikt afgelijnde hiërarchische relaties van vroeger doen het vandaag niet meer. Ik zie vandaag meer en meer een nieuw soort hiërarchie ontstaan die gebaseerd is op wederzijds respect. Dat is bijzonder waardevol.” En de rol van het FWO? Luyckx vindt het van enorm groot belang dat we blijven aandacht besteden aan fundamenteel onderzoek. “Ik heb de indruk dat men over wetenschappelijk onderzoek nog te vaak denkt op te korte termijn. Wil men fundamentele dingen onderzoeken, dan moet je spreken in termen van 10, 15 jaar. Het FWO vervult de rol van promotor van het lange termijndenken in wetenschappelijk onderzoek op een uitstekende manier. Alleen komt het fonds daar wat te weinig mee naar buiten.” “Waar we ook iets aan zouden moeten doen,” vervolgt Luyckx, “is het uittekenen van een carrièrepad voor doctorale onderzoekers, zodat ze in optimale
omstandigheden een keuze kunnen maken tussen academia en de industrie. Maar daarvoor is misschien wel iets meer dan nu contact nodig met de industrie. In die context is kennisoverdracht overigens hét sleutelbegrip voor de toekomst. Zo’n carrièrepad kan nationaal zijn, maar ook internationaal. Ik denk overigens dat het goed is dat jonge doctorandi of doctors internationaal gaan. Kwaliteit zoekt kwaliteit. De rest komt wel.”
René Luyckx (°1954) is CEO van Steria Benelux en lid van het directiecomité van de Steria Group. Met een omzet van 1,2 miljard euro en 9.000 medewerkers wereldwijd behoort de Steria Group tot de tien grootste informaticadienstenbedrijven in Europa. Luyckx is ook lid van het directiecomité van Agoria Brussel.
22
W
O
U
T
E
R
D
E
P
L
O
E
Wouter De Ploey: “Het FWO mag ook buiten de academische wereld gerust wat meer uitpakken met zijn kwaliteitslabel.”
Y
Pr i n c i p a l Mc K i n s e y & C o m p a n y
Wouter De Ploey kende het FWO al van thuis uit. Het letterwoord rolde er geregeld over de tafel. Zijn vader was immers professor geografie en had een aantal medewerkers die via het FWO onderzoeksbeurzen hadden bekomen voor hun doctoraten. Vandaar. Na zijn humaniora ging De Ploey economie en filosofie studeren aan de K.U.Leuven. Na zijn licentie kreeg hij via het FWO een mandaat van Aspirant dat hem de mogelijkheden gaf om aan zijn doctoraat te beginnen. Met een beurs van de Belgian American Educational Foundation (BAEF) trok hij naar de universiteit van Michigan (Ann Harbor) waar hij zijn doctoraat afwerkte en ook een PhD in economie haalde. Eén van de grote troeven van het FWO is volgens De Ploey dat je een doctoraat in het buitenland kan afwerken onder het promotorschap van een hoogleraar aan een Vlaamse universiteit. “Daardoor kan je expertise opdoen die niet altijd aanwezig is in eigen land”, aldus De Ploey. De Ploey is ook sterk overtuigd van de meerwaarde van een FWO-mandaat. Toen hij veertien jaar geleden ging solliciteren bij McKinsey – hij is er nu direc-
J A A R B O E K
2 0 0 6
23
E c o n o m i e • In t e r n a t i o n a l e h a n d e l
teur en senior partner van het Business Technology Office – werd het feit dat hij FWO-Aspirant was geweest, beschouwd als een teken van kwaliteit. “Wanneer wij nu op zoek gaan naar een profiel van een doctor in de wetenschappen”, zo zegt hij, “dan nemen wij de vermelding van een FWO-mandaat in het cv als een heel belangrijke erkenning van de kwaliteit van het profiel van die kandidaat. Daarom doen we ook inspanningen om mensen met een Aspirant FWO-mandaat op zak aan te trekken.” Bij zijn huidige werkgever houdt De Ploey zich bezig met het adviseren van banken, verzekeringsmaatschappijen en andere dienstverleners over strategische, organisatorische en operationele kwesties, vooral op het vlak van transacties en ITproblemen. “Voor dat soort van activiteiten is diepgaand probleemoplossend vermogen een van de cruciale vaardigheden”, stelt De Ploey. “Met name in management is het belangrijk om moeilijke strategische en organisatorische vraagstukken te kunnen aanpakken op een zeer coherente en logische manier. Daar moet je mensen voor trainen. Eén van de manieren om dat te doen, is mensen aan te moedigen om via een
doctoraat de uitdaging aan te gaan om een vraagstelling, een problematiek, diepgaand en rekeninghoudend met hoge kwaliteitseisen aan te pakken. Het trainen en vormen van mensen in logisch doordenken van problemen gekoppeld aan een zekere gedrevenheid en enthousiasme is een belangrijke vaardigheid, niet alleen voor het bedrijf waar ik nu werk, ook voor onze hele maatschappij.” Het FWO is volgens De Ploey dan ook het uitgelezen instrument voor afgestudeerden om doctoraatsjaren en eventueel een postdoctoraal onderzoek financieel op een comfortabele manier aan te vatten en door te komen, in plaats van onmiddellijk in het bedrijfsleven te stappen. Die speciale aandacht voor het FWO blijkt ook uit het feit dat het FWO elk jaar een McKinsey-prijs uitreikt voor laatstejaars doctorandi over een onderwerp met een grote maatschappelijke relevantie. De Ploey: “De selectie van die prijs gebeurt door het FWO en het FNRS. Wij zitten in die selectiecommissie en dan zie je wel de kwaliteit van de dossiers die er passeren. De kwaliteitsnormen die het FWO vandaag hanteert zijn zeer hoog.” Ondanks het feit dat het FWO als promo-
tor van kwaliteitsonderzoek genoegzaam gekend en geprezen wordt in academische milieus vindt De Ploey dat het FWO ook buiten de academische wereld wat meer mag uitpakken met zijn kwaliteitslabel. “Het is inderdaad zo dat thema’s van doctoraten voor het bedrijfsleven niet altijd even relevant zijn. Maar dat is niet de toegevoegde waarde van het FWO. Het gaat hem veel meer om de vaardigheid op te bouwen van probleemoplossend vermogen en logisch denken, goed analyse- en synthesevermogen. Die vaardigheden bouw je al op in de loop van bachelor en masters. Maar ze worden nog versterkt tijdens een doctoraat, en zeker tijdens postdoctoraal onderzoek. Dat je daar als maatschappij, via het FWO, in investeert, lijkt mij een heel belangrijke opdracht.”
Wouter De Ploey (°1965) is directeur en senior partner van het departement Business Technology Office van McKinsey & Company. Hij leidt de European Payments Working Group die gespecialiseerd is in financiële dienstverlening aan banken, verzekeringsmaatschappijen en andere dienstverleners.
24
J
“Aan het einde van mijn licentiaatsopleiding was een doctoraat voor mij zoiets als la voie royale. En een financiering krijgen van het FWO (het toenmalige NFWO) werd beschouwd als de meest aantrekkelijke manier om aan een doctoraat te werken”, zegt Jean De Cannière overtuigend. In 1975 kreeg hij van het FWO een mandaat van Navorsingsstagiair voor één jaar. De volgende stap kon een mandaat van Aspirant zijn, maar dat was voor De Cannière niet het geval. Hij startte als assistent aan de K.U.Leuven en verdeelde zijn tijd tussen werken aan zijn doctoraat en werken voor zijn prof. “Toen heb ik aan den lijve ondervonden wat het betekent een doctoraat af te werken in combinatie met een assistentschap. Een mandaat van het FWO is hoe dan ook de meest interessante manier om doctoraatswerk te doen”, onderstreept De Cannière met klem. In 1979 promoveerde De Cannière aan de K.U.Leuven tot doctor in de wiskunde op een proefschrift over operatorenalgebra’s. Na tien maanden obligate legerdienst diende hij bij het FWO zijn kandidatuur in als Aangesteld Navorser. Dat werd hem toegekend en in 1981 werd hij vervolgens Bevoegdverklaard Navorser
J A A R B O E K
2 0 0 6
E
A
N
D
E
C
A
N
N
I
E
R
E
St r a t e g i e
met een contract van onbepaalde duur. De Cannière maakte gretig gebruik van alle faciliteiten die een FWO-mandaat maar kon bieden: vrijheid en mobiliteit. In 1978 was hij al voor vijf maanden naar de universiteit van Trondheim, Noorwegen, getrokken. Een goed jaar later volgde een verblijf van vijf maanden in Odense, Denemarken. In 1981 en 1982 was hij twee jaar lang Visiting Lecturer aan de University of California in Berkeley, VS en vertoefde hij vervolgens vier maanden aan de University of Minnesota in Minneapolis.
enorme kans die ik via het FWO had gekregen”, zegt De Cannière nadien. Twee kanttekeningen wil hij daar nog maken: “Een belangrijk punt als je een mandaat van het FWO krijgt, is dat het langzaam tot je doordringt dat je tot een soort van elitecorps behoort. Ik mag dat echt wel zo zeggen. Het FWO levert eliteonderzoekers af. Te vergelijken met de geest van de grandes écoles in Frankrijk. Maar eenmaal je tot dat corps behoort, krijg je natuurlijk ook de verantwoordelijkheid om resultaten op hoog niveau neer te zetten.
De Cannière over die periode: “Dankzij mijn FWO-mandaat van Bevoegdverklaard Navorser heb ik het geluk gehad om een aantal van de meest markante wiskundigen van de 20ste eeuw persoonlijk te kennen. In Berkeley liepen er zeker zo’n zes Fieldsmedaille-winnaars rond (de Fieldsmedaille is voor de wiskunde wat de Nobelprijs is voor andere wetenschappen). Ronkende namen als Shiing-Shen Chern, Gerhard Hochschild, Stephen Smale, de Fransman Alain Connes en landgenoot Jean Bourgain (FWO!), het waren contacten van het allerhoogste niveau.” “Ik was me al heel snel bewust van de
Een tweede kanttekening die De Cannière maakt, heeft betrekking op het kwaliteitsimago van het FWO. Toen hij in 1984 beslist had om geen academische carrière te ambiëren, maar naar het bedrijfsleven over te stappen, ontdekte hij dat er via het FWO heel wat deuren voor hem open gingen. De Cannière kon beginnen bij IBM en is er nog steeds. Sinds die overstap heeft De Cannière niet meer aan onderzoek gedaan. Een breuk? De Cannière: “Mijn onderzoek heb ik niet meer verdergezet in het bedrijfsleven. Maar mijn onderzoekscarrière heeft mij bij mijn huidige werkgever wel een speciaal profiel gegeven. Door mijn onderzoek
25
O u t s o u rc i n g & In t e g r a t e d Te c h n o l o g y I B M B e l g i u m / In f o r m a t i c a • Wi s k u n d e
ben ik er namelijk in getraind om problemen op een zeer gestructureerde manier en op een hoog abstractieniveau te behandelen. Ik ben hier ook binnengekomen met een goede ervaring in teamwerking, speciaal op internationaal vlak. Onderzoek is enerzijds heel individueel, maar heeft ook een sterk samenwerkingsaspect. En, niet onbelangrijk, als onderzoeker verwerf je een zekere onafhankelijkheid van denken, een kritische ingesteldheid. Binnen een bedrijf als IBM betekent dat ongetwijfeld een meerwaarde in de wisselwerking met een sterke bedrijfscultuur”. Waarom dan die stap? “Er was de aantrekkingskracht van een nieuwe uitdaging”, zegt De Cannière. “Ik vroeg me af of ik niet meer aan de maatschappij kon bijdragen in een bedrijf dan in het onderzoeksdomein waar ik mee bezig was. Misschien ben ik in mijn zelfoordeel te streng geweest. Ik heb trouwens nog altijd een soort van heimwee naar die pure wiskunde. Maar op een bepaald moment zie je dat je ook capaciteiten en competenties hebt in andere gebieden en die wilde ik uitproberen.” De Cannière heeft de wiskunde nooit losgelaten. Het is voor hem trouwens nog
Jean De Cannière: “Als je een mandaat van het FWO krijgt, dringt het langzaam tot je door dat je tot een soort van elitecorps behoort.”
altijd een hobby. Hij is lid van het Belgisch Wiskundig Genootschap en van de American Mathematical Society. En als collega’s of vrienden hem om advies vragen over de loopbaanperspectieven van hun kinderen, dan onderstreept hij steevast de waarde van het doctoraal onderzoek. De Cannière: “Als jongeren wetenschappelijk-creatief talent hebben, dan geef ik altijd zeer uitdrukkelijk de raad een aantal jaren te besteden aan onderzoek en aan een doctoraat. En daarvoor is het FWO een uitstekende partner.”
Jean De Cannière (°1952) is bij IBM Global Services Client Director voor Fortis wereldwijd. Hij is tevens lid van de Raad van Bestuur van IBM Belgium en voorzitter van de ondernemingsraad van IBM Belgium.
26
J
A
A
R
B
O
Financiering en aanwending 2006
J A A R B O E K
2 0 0 6
E
K
2 0 0 6
27
Mandaten 40,3 % Projecten 53,0 % Administratief beheer 3,7 % Reisbeurzen, internationale contacten 2,0 % ESF, EURYI, internationale samenwerking 1 % Financiering Het FWO heeft verschillende financieringsbronnen om onderzoekers te steunen. De betoelaging voor 2006 bedraagt 151,4 miljoen euro en is als volgt onderverdeeld: • Vlaamse Gemeenschap Toelage, inclusief Odysseusprogramma en grote onderzoeksfaciliteiten en humanitaire acties 121 miljoen euro (79,9 %) Toelage van de Nationale Loterij 11,7 miljoen euro (7,7 %) • Federale Overheid Wetenschapsbeleid 7,1 miljoen euro (4,7 %) Sociale Zaken, Volksgezondheid 2,0 miljoen euro (1,3 %) Economische Zaken en Energie 1,9 miljoen euro (1,3 %) • Mecenaat Nationale Loterij: zie Vlaamse Gemeenschap Schenkingen van bedrijven en particulieren • Gunstmaatregelen die deze bedragen verhogen: Voor zijn mandatenbestand van postdoctoralen wordt het FWO voor 65 % vrijgesteld van de bedrijfsvoorheffing, wat het FWO 5,3 miljoen euro (3,5 %) extra oplevert. Bovendien is het FWO vrijgesteld van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid voor Postdoctorale Onderzoekers, die extra zijn bijgekomen t.o.v. het referentie betrokken personeelsbestand op 31 december 1995. Dit laat een extra besteding toe door het FWO van 2,3 miljoen euro (1,5 %).
Het FWO kan van inkomstenbelastingen vrijgestelde beurzen toekennen op grond van art. 90, 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, die onderworpen zijn aan het stelsel van de sociale zekerheid volgens art. 15, 2° van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969.
28
Financiering in k €
1991
%
1995
%
2000
%
2006
%
2007**
%
Vlaamse Gemeenschap*
42.717
73
58.104
78
91.175
78
121.038
80
130.643
73
Nationale Loterij
11.924
20
11.411
15
10.470
10
11.712
8
11.712
7
Federaal
4.132
7
5.087
7
12.088
10
11.058
7
11.224
6
Fiscale en parafiscale gunstmaatregelen
-
2.504
2
7.607
5
24.754
14
116.237
100
151.415
100
178.333
100
-
Totaal
58.773
Index
100
100
74.602
100
127
193
258
* Met inbegrip van acties Levenslijn en Kom op tegen Kanker (950 k € ). * * Voor 2007 zijn dit geraamde bedragen, waarbij reeds rekening is gehouden met de federale maatregel voor jobcreatie in fundamenteel onderzoek (Fonds Maribel Onderzoek).
Aanwendingen van middelen
1992
1995
2000
2006
Mandaten
45%
47%
48%
38%
40,3%
2007*
Kredieten en Onderzoeksprojecten**
53,0%
47%
46%
46%
55,5%
Internationale samenwerking m.i.v. ESF*
3%
2%
2%
3%
3,0%
Allerlei (administratie, commissies e.d.)
5%
5%
4%
3,5%
3,7%
* o.m. EUROCORES, Scientific Programmes, EURYI, enz. ** vanaf 2006: Odysseustoelage inbegrepen.
J A A R B O E K
2 0 0 6
303
29
Aanvragen en toekenningen in 2006 voor 2007
aangevraagd
300
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
Postdoctoraal Onderzoekers
Aspiranten
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
Postdoctoraal Onderzoekers
Aspiranten
toegekend
250
250
CULTUUR - EN TAALWETENSCHAPPEN
200
BIOLOGISCHE WETENSCHAPPEN
200
150
100
50
0
Aspiranten Postdoctoraal Onderzoekers Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
64 83 168 268
22 35 42 214
150
100
50
0
Aspiranten Postdoctoraal Onderzoekers Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
123 72 86 234
31 21 20 152
30
aangevraagd
300
GEDRAGS - EN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN
EXACTE WETENSCHAPPEN
200
150
100
50
0
J A A R B O E K
2 0 0 6
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
250
250
Aspiranten Postdoctoraal Onderzoekers Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Postdoctoraal Onderzoekers
Aspiranten
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
Postdoctoraal Onderzoekers
Aspiranten
toegekend
94 93 223 290
34 33 60 244
200
150
100
50
0
Aspiranten 107 Postdoctoraal Onderzoekers 80 Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 121 Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 245
28 19 29 135
31
aangevraagd
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
Postdoctoraal Onderzoekers
Aspiranten
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
Postdoctoraal Onderzoekers
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 300
120
250
100
200
80
TOEGEPASTE WETENSCHAPPEN
MEDISCHE WETENSCHAPPEN
Aspiranten
toegekend
150
100
50
0
Aspiranten 162 Postdoctoraal Onderzoekers 89 Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 271 Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 280
61 32 70 217
60
40
20
0
Aspiranten Postdoctoraal Onderzoekers Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
48 28 117 107
15 12 31 83
32
aangevraagd
Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland
Projecten & kredieten bedragen in 100.000 EUR
Postdoctoraal Onderzoekers
Aspiranten
toegekend
1500
1200
900
TOTAAL
FWO
600
300
0
Aspiranten 598 Postdoctoraal Onderzoekers 445 Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 986 Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 1.424
J A A R B O E K
2 0 0 6
191 152 252 1.045
33
In functie op 1 oktober 2006
Aantal Aspiranten: per gebied Biologische wetenschappen Cultuur- en taalwetenschappen Exacte wetenschappen Gedrags- en maatschappijwetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen
73 117 128 99 193 56
Aantal Postdoctoraal Onderzoekers: per gebied Biologische wetenschappen Cultuur- en taalwetenschappen Exacte wetenschappen Gedrags- en maatschappijwetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen
114 96 136 65 134 44
34
In functie op 1 januari 2007
Besteding aan projecten: totaal
Personeel Uitrusting Werking
46.019.557 € 4.663.734 € 22.041.555 €
Projecten per gebied: personeel
Biologische wetenschappen 5.246.620 Cultuur- en taalwetenschappen 6.106.300 Exacte wetenschappen 10.003.887 Gedrags- en maatschappijwetenschappen 8.177.600 Medische wetenschappen 9.294.530 Toegepaste wetenschappen 7.190.620
J A A R B O E K
2 0 0 6
€ € € € € €
35
Projecten per gebied: uitrusting
Biologische wetenschappen 783.400 € Cultuur- en taalwetenschappen 0€ Exacte wetenschappen 1.856.259 € Gedrags- en maatschappijwetenschappen 85.000 € Medische wetenschappen 1.395.975 € Toegepaste wetenschappen 543.100 €
Projecten per gebied: werking
Biologische wetenschappen Cultuur- en taalwetenschappen Exacte wetenschappen Gedrags- en maatschappijwetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen
3.816.242 € 733.900 € 3.274.382 € 1.007.550 € 11.525.598 € 1.683.883 €
36
Wetenschappelijke personeelsleden per wetenschapsgebied Biologische wetenschappen Cultuur- en taalwetenschappen Exacte wetenschappen Gedrags- en maatschappijwetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen
65 116 163 158 79 139
Technische personeelsleden per wetenschapsgebied Biologische wetenschappen Cultuur- en taalwetenschappen Exacte wetenschappen Gedrags- en maatschappijwetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen
J A A R B O E K
2 0 0 6
52 0 37 0 133 3
37
Mandaten Projecten Administratief beheer Reisbeurzen, internationale contacten ESF, EURYI, internationale samenwerking
40,3 53,0 3,7 2,0 1,0
% % % % %
38
O
P
D
R
A
C
H
T
Het doel van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO) is, historisch en statutair, het bevorderen van het wetenschappelijk onderzoek in de verschillende Gemeenschappen in België. Het FWO heeft geen filosofische of politieke doctrine en maakt geen enkel onderscheid tussen geleerden en vorsers op basis van geloof, opvattingen, of de instelling waaraan ze verbonden zijn.
ke en culturele waarde. Op langere termijn zal deze kennis en het gevormde menselijke kapitaal de basis leggen voor het gericht, toegepast, technologisch, strategisch, beleidsondersteunend en -voorbereidend onderzoek. Dit onderzoek komt dus de volledige gemeenschap en de maatschappij ten goede door het scheppen van welvaart en welzijn.
De huidige beheersovereenkomst (20042007), die afgesloten werd tussen de Vlaamse Gemeenschap en het FWO, bepaalt de missie als volgt: “De taak van het Fonds is het stimuleren en ondersteunen van het kennisgrensverleggend fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in alle wetenschapsgebieden aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (inclusief samenwerkingsverbanden tussen de Vlaamse universiteiten en andere onderzoeksinstellingen), op basis van wetenschappelijke interuniversitaire competities.”
In tegenstelling tot andere onderzoekstypes kan het fundamenteel onderzoek enkel rekenen op overheidssteun omdat het zelden op korte termijn tot economische valorisatie leidt. De mandaathouders van het Fonds worden erg streng geselecteerd en krijgen optimale kansen om een vorming van internationaal erkend hoog niveau te bereiken. Het mandatenbestand van het FWO is niet alleen een belangrijke kweekschool van toekomstige academici en toponderzoekers, maar ook vaak de start naar een vruchtbare loopbaan buiten de academische en onderzoekswereld.
Dit fundamenteel onderzoek wordt gedragen door uitmuntende en hooggespecialiseerde onderzoekers. Het ligt aan de basis van nieuwe kennis en knowhow en heeft een grote maatschappelij-
Niet-gouvernementele ‘research councils’ zijn in Europa een traditie. Dit blijkt uit het feit dat de European Science Foundation (ESF) 76 dergelijke instellingen uit 30 landen omvat. Ook het FWO is lid
J A A R B O E K
2 0 0 6
van ESF en betrokken bij verschillende Europese onderzoeksinitiatieven. ESF telt zeer gevarieerde instellingen, maar de constante is de ondersteuning van het fundamenteel onderzoek met overheidsgeld via onafhankelijke instellingen. De inbreng van de wetenschappelijke gemeenschap als initiatiefnemer en evaluatieorgaan is daarbij een onmisbare factor. Het FWO is het centrale orgaan en mediator tussen de overheid en de Vlaamse wetenschappelijke gemeenschap voor fundamenteel onderzoek op initiatief van de onderzoekers en via interuniversitaire wetenschappelijke competitie.
39
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
1. Het FWO geeft financiële steun aan individuele onderzoekers onder de vorm van:
3. Het FWO stimuleert nationale en internationale samenwerking door steun toe te kennen voor:
• Mandaten voor Aspiranten 2x2 jaar
• • • •
• Kredieten aan Navorsers 1 jaar
Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen Organisatie van congressen in België Sabbatical leaves voor Vlaamse professoren Deelname aan onderzoeksinitiatieven en samenwerking in het raam van de European Science Foundation (ESF) - European Collaborative Research Projects (EUROCORES)
• Reisbeurzen
- European Young Investigator awards (EURYI-awards)
• Bijzondere Doctoraatsbeurzen 1 jaar • Klinische Doctoraatsbeurzen 2 jaar halftijds • Mandaten voor Postdoctorale Onderzoekers 3x3 jaar • Fundamenteel Klinische Mandaten 2x5 jaar halftijds
- Bijwonen van congressen in het buitenland
- Exploratory workshops
- Korte en langere studieverblijven in het buitenland • Mobiliteit van onderzoekers
- European Research Conferences
- Verblijf Postdoctorale Onderzoekers FWO in het buitenland
- Research Networking Programmes
(mobiliteitstoelagen) - Visiting Postdoctoral Fellowships - Bilaterale uitwisselingsprojecten
- Related expert groups - Forward looks
2. Het FWO betoelaagt onderzoeksteams via: • Onderzoeksprojecten 3-4 jaar, verlengbaar (omvattend:
personeel, werking en uitrusting) - de ondersteuning van projecten aan grote internationale onderzoeksfaciliteiten o.a. CERN, ESRF-Grenoble met DUBBLE, Mercator telescoop-La Palma, DESY-Hamburg, … - Odysseusprojecten • Middelgrote en grote uitrusting (m.i.v. corpora en databanken) zal worden ondergebracht in het toekomstige Herculesprogramma.
(De omschrijving van al deze initiatieven kan gevonden worden op de website: http://www.fwo.be.)
40
P
R
I
J
Z
E
N
Vijfjaarlijkse prijzen van het FWO Dankzij schenkingen en legaten werden volgende prijzen ingesteld: • 2 prijzen Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart, één voor de exacte wetenschappen en één voor de toegepaste wetenschappen • 2 prijzen Dr. Joseph Maisin, één voor de fundamenteel biomedische wetenschappen en één voor de klinisch biomedische wetenschappen • de prijs Ernest John Solvay voor de taal-, cultuur-, maatschappijen gedragswetenschappen De prijzen bedragen 100.000 EUR en worden om de vijf jaar uitgereikt (volgende selectie in 2010). Qua belangrijkheid kunnen ze beschouwd worden als ‘Vlaamse Nobelprijzen’. De Raad van Bestuur van het FWO doet voor de wetenschappelijke evaluatie een beroep op jury’s die uitsluitend samengesteld zijn uit buitenlandse experts van hoog wetenschappelijk niveau. De prijzen worden tijdens een officiële plechtigheid door Z.M. de Koning uitgereikt. Prijzen via mecenaat Het privé-mecenaat is een kans voor bedrijven en instellingen om een relatie op te bouwen met het fundamenteel onderzoek binnen het FWO en is een erkenning voor het maatschappelijk belang van wetenschappelijk onderzoek. Voor jonge onderzoekers kan dit een springplank betekenen naar de bedrijven toe en alzo hun toekomstbeeld verruimen. Dankzij dit mecenaat worden mandaten en beurzen geschonken of wetenschappelijke verdiensten bekroond. De kandidaturen voor de prijzen worden
J A A R B O E K
2 0 0 6
geëvalueerd door een wetenschappelijke jury van het FWO. De uitreiking heeft plaats in aanwezigheid van de pers tijdens een plechtigheid die doorgaat in de gebouwen van het FWO of op de zetel van de firma. Volgende prijzen worden uitgereikt : -
Alcatel Bell (8.000 EUR) AstraZeneca (Astma en COPD) (15.000 EUR) Barco (5.000 EUR + 3 X 2.500 EUR) Effel (7.450 EUR) ExxonMobil Chemical European Science and Engineering (40.000 EUR) Fernand De Waele (6.200 EUR) IBM Belgium (3.000 EUR) InBev-Baillet Latour Prijs voor de Gezondheid (200.000 EUR) InBev-Baillet Latour Prijs voor Klinisch Onderzoek (50.000 EUR) Iwan Åkerman (25.000 EUR) McKinsey & Company (5.000 EUR) Oswald vander Veken (25.000 EUR) Pfizer (25.000 EUR) Rimaux-Bartier (12.400 EUR) SCK.CEN – Roger Van Geen (12.500 EUR) Spa Foundation (40.000 EUR) Studiecentrum Prinses Joséphine-Charlotte (12.500 EUR)
41
S
C
H
E
N
K
Een deel van zijn opdracht vervult het Fonds dankzij financiële giften van schenkers en erflaters. Betrokkenen kunnen het doel en de aard van het wetenschappelijk onderzoek vastleggen in de bepalingen van de schenkingsakte of het testament voor zover het onderzoeksonderwerp voldoende algemeen gehouden wordt. De overheid heeft er voor gezorgd dat deze gelden zeer weinig worden belast en dus quasi integraal aan wetenschappelijk onderzoek kunnen worden besteed door volgende faciliteiten: • Erfenissen worden slechts belast met 8,8 % rechten, daar het FWO krachtens art. 59, 2° van het Wetboek der Successierechten als Stichting van openbaar nut vermindering van successierechten geniet. • Giften in geld zijn fiscaal aftrekbaar krachtens art. 104, 3° b van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zo het bedrag hoger ligt dan 30 EUR (art. 107) en lager dan een te indexeren bedrag van 250.000 EUR en niet méér dan 10 % van het netto belastbaar inkomen bedraagt (art. 109) of in het geval van vennootschappen, 500.000 EUR en niet méér dan 5 % van het netto belastbaar inkomen (art. 200). Meer informatie kan u bekomen bij de administratie van het FWO.
I
N
G
E
N
E
N
E
R
F
E
N
I
S
S
E
N
42
B
E
S
T
U
U
R
FWO als privaatrechtelijke Stichting van openbaar nut. Het volgende organigram geeft een overzicht van de verschillende structuren binnen het FWO.
RAAD VAN BESTUUR
FWO in zijn nationale context – het FFWO De Raad van Bestuur van het FWO is verantwoordelijk voor het aanwenden van de middelen hoofdzakelijk afkomstig van de Vlaamse Gemeenschap en in mindere mate van de Federale Overheid. In de Franse Gemeenschap bestaat symmetrisch het Fonds de la Recherche Scientifique – FNRS. De Raden van Bestuur van beide instellingen besturen het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO), dat eerstdaags omgedoopt wordt tot het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FFWO). Het FFWO bestuurt de niet-verdeelbare middelen en enkele welomlijnde restbevoegdheden, zoals o.m. de gemeenschappelijke ruimtes van de gebouwen, sommige prijzen, schenkingen en erfenissen.
J A A R B O E K
2 0 0 6
BUREAU RAADGEVEND
AUDITCOMITÉ VAN DE
VOORZITTER
COMITÉ VOOR DE
RAAD VAN BESTUUR
FINANCIËN
WETEN SCHAPPELIJKE COMMISSIES
ADMINISTRATIE
43
Voorzitter Jaarlijks wordt op 1 oktober een nieuwe FWO-voorzitter aangesteld. Volgens de statuten is dit om beurt één van de rectoren van de vier grote Vlaamse universiteiten. Rector Marc Vervenne is de huidige voorzitter (oktober 2006 - september 2007) Bureau Het Bureau onderzoekt alle zaken waarover de Raad van Bestuur moet beraadslagen, en legt die voor aan de Raad. Ze omvatten onder meer de begroting, de rekeningen, toekenningen van de aanvragen van de verschillende onderzoekstoelagen en de samenstelling van de commissies. Op 1 oktober 2006 bestaat het Bureau uit de volgende leden: • de rectoren van de vier grote universiteiten - prof. Marc Vervenne K.U.Leuven - prof. Paul Van Cauwenberge UGent - prof. Benjamin Van Camp VUB - prof. Francis Van Loon UA • de vast secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor
Wetenschappen en Kunsten - em. prof. Niceas Schamp • twee leden van de Raad van Bestuur - de heer Eric Stroobants secretaris-generaal departement diensten algemeen regeringsbeleid Vlaamse overheid - de heer Koen Verlaeckt kabinetschef Wetenschap en Innovatie
44
B
E
S
T
U
U
R
Raad van Bestuur De Raad van Bestuur beslist over de voorstellen van het Bureau i.v.m. adviezen van de wetenschappelijke commissies, werking FWO, begroting, rekeningen... De Raad van Bestuur is samengesteld uit volgende leden (op 1 oktober 2006). • de rectoren van de Vlaamse universiteiten
-
prof. prof. prof. prof. prof.
Marc Vervenne K.U.Leuven Paul Van Cauwenberge UGent Benjamin Van Camp VUB Francis Van Loon UA Luc De Schepper UHasselt (afwisselend met de rector van de K.U.Brussel)
• een tweede vertegenwoordiger van elk van deze instellingen, gewoonlijk de
vice-rector onderzoek of onderzoekscoördinator - prof. Paul De Boeck K.U.Leuven - prof. Luc J. Moens UGent - prof. Jan Cornelis VUB - prof. Dirk Van Dyck UA • de vast secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor
Wetenschappen en Kunsten - em. prof. Niceas Schamp • de voorzitter van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België
- em. prof. Dirk Brutsaert
J A A R B O E K
2 0 0 6
45
• negen gecoöpteerde leden:
-
de heer André Denys gouverneur Provincie Oost-Vlaanderen de heer André Bergen voorzitter directiecomité KBC de heer Ferdinand Chaffart bestuurder vennootschappen prof. Martin De Prycker gedelegeerd bestuurder Barco N.V. de heer Guido Gryseels algemeen directeur KMMA de heer Eric Stroobants secretaris-generaal departement diensten algemeen regeringsbeleid, Vlaamse overheid - prof. Karel Velle directeur-generaal en algemeen rijksarchivaris van het Algemeen Rijksarchief - mevr. Monica Van Kerrebroeck voorzitter commissie onderwijs, vorming en wetenschapsbeleid van het Vlaams Parlement, volksvertegenwoordiger - mevr. Veerle Lories afdelingshoofd academisch beleid, departement economie wetenschap en innovatie, Vlaamse overheid
• de commandant van de Koninklijke Militaire School, als lid met raadgevende stem - Michel Singelé luitenant-generaal, • de kabinetschef Wetenschap en Innovatie, als lid met raadgevende stem
- de heer Koen Verlaeckt • waarnemers - prof. Mark Van Hoecke rector K.U.Brussel (afwisselend met de rector van UHasselt) - de heer Noël Vercruysse afdelingshoofd hoger onderwijs, departement onderwijs en vorming, Vlaamse overheid - de heer Georges Stienlet inspecteur-generaal Financiën, departement algemene zaken en financiën, Vlaamse overheid
46
W
E
T
E
N
S
C
H
A
P
P
Het FWO doet voor de beoordeling van de aanvragen voor mandaten en onderzoeksprojecten een beroep op het advies van externe referenten en 31 wetenschappelijke commissies, gespreid over alle disciplines. Deze commissies zijn cruciaal in de hele evaluatiebeoordeling van aanvragen, maar worden eveneens ingezet voor het beoordelen van de wetenschappelijke verslagen van mandaathouders en projectleiders. Op deze wijze wordt het onderzoek gefinancierd door het FWO, van dichtbij opgevolgd en indien nodig bijgestuurd. In 2006 werden 1.690 verslagen onderzocht. De 31 commissies worden ondergebracht in zes wetenschapsgebieden. Ieder wetenschapsgebied omvat dus meerdere commissies zoals verder opgesomd. Elke commissie bestaat uit 14 toonaangevende onderzoekers, 6 uit Vlaanderen en 8 van buiten Vlaanderen, waaronder minstens 2 buitenlanders. Het mandaat van de commissieleden duurt 3 jaar en kan eventueel 2 x worden verlengd. Het oudste lid in anciënniteit neemt het voorzitterschap waar.
J A A R B O E K
2 0 0 6
E
L
I
J
K
A
D
V
I
E
S
Deze commissies vergaderen tweemaal per jaar en brengen wetenschappelijke adviezen uit, die worden voorgelegd aan het Bureau en de Raad van Bestuur. Daarnaast is er een commissie ‘Internationale Wetenschappelijke Contacten’ die bestaat uit 14 Vlaamse leden, of gewezen leden, van wetenschappelijke commissies uit de verschillende wetenschapsgebieden. Deze commissie geeft advies over aanvragen voor het bijwonen van congressen, verblijven in het buitenland, visiting postdoctoral fellowships, bilaterale samenwerkingsovereenkomsten, wetenschappelijke onderzoeksgemeenschappen, Europese projecten (netwerken, EUROCORES …) en aanvragen voor organisatie van congressen in België. Deze commissie vergadert maandelijks. Bovendien zijn er nog een aantal adviesgroepen die een welbepaalde opdracht hebben en advies geven voor een specifieke onderzoekslijn (Jury Klinische Mandaten, Max Wildiersfonds, Levenslijn) of binnen een bepaalde samenwerking (VNC, VLANEZO). Deze groepen vergaderen één- of tweemaal per jaar naargelang de noodzaak.
Voor ethische adviezen inzake experimenten op mens en dier of het gebruik van genetische manipulatie, wordt een beroep gedaan op de lokale ethische commissies van de universiteiten. Het medisch ethisch comité van het FWO kan instaan als reflectiecommissie. In het raam van het dienstbetoon aan de overheid werd de commissie onderwijskundig beleids- en praktijkgericht onderzoek ingesteld die het departement onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap wetenschappelijk advies verleent voor het verdelen van de betrokken kredieten.
47
Gebied Biologische wetenschappen
Gebied Medische wetenschappen
B1 Moleculaire en Cellulaire Biologie, Genetica B2 Dieren- en Plantenfysiologie B3 Systematiek, Morfologie, Ecologie B4 Toegepaste Biologische Wetenschappen en Milieutechnologie
M1 Medische Biochemie M2 Medische Celbiologie en Genetica M3 Medische Microbiologie, Immunologie M4 Kankeronderzoek M5 Fysiologie en Fysiopathologie van Lichaamssystemen M6 Klinisch en Epidemiologisch Onderzoek M7 Geneesmiddelenonderzoek
Gebied Cultuur- en taalwetenschappen C1 Taal en Literatuur C2 Geschiedenis, Archeologie en Kunstwetenschappen C3 Wijsbegeerte C4 Godsdienstwetenschappen en Theologie Gebied Exacte wetenschappen
Gebied Toegepaste wetenschappen T1 Materiaalkunde en Chemische Ingenieurstechnieken T2 Civiele Techniek en Architectuur T3 Werktuigkunde, Elektrotechniek en Elektronica
E1 Wiskunde E2 Anorganische en Analytische Chemie E3 Organische, Macro- en Supramoleculaire Chemie E4 Fysicochemie E5 Subatomaire Fysica E6 Vastestoffysica E7 Fysica en Sterrenkunde E8 Wetenschappen van de Aarde E9 Informatica en Kennistechnologie Gebied Gedrags- en maatschappijwetenschappen G1 Rechtswetenschappen G2 Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde G3 Psychologie en Pedagogiek G4 Sociale, Politieke en Communicatiewetenschappen
De samenstelling van de wetenschappelijke commissies kan gevonden worden op de web site: http://www.fwo.be
48
H
E
T
F
W
O
T
E
A
M
49
50
A
D
M
I
N
I
S
T
R
A
T
I
E
SECRETARIAAT - GENERAAL
E. Monard BELEIDSSTAF
H. Willems J. De Beule
BEGROTING EN INTERNATIONALE SAMENWERKING
INTERN BEHEER
D. Huysmans
B. Hinnekint
LOGISTIEK
MANDATEN EN PROJECTEN
INTERNATIONALE CONTACTEN EN CONGRESSEN
PERSONEEL
BOEKHOUDING EN FINANCIËN
INFORMATICA
M.-R. Duvivier
C. Clinckx
L. Govaert
A. De Dobbeleer
S. Duray
J A A R B O E K
2 0 0 6
C
O
L
O
F
O
N
Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen Egmontstraat 5 1000 Brussel tel.: 02/512 91 10 fax: 02/512 58 90 e-mail:
[email protected] website: http://www.fwo.be Verantwoordelijke uitgever: dr.ir. Elisabeth Monard secretaris-generaal FWO
Vormgeving: Maes Communications nv Uitgegeven in april 2007
Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen Egmontstraat 5 1000 Brussel tel.: 02/512 91 10 fax: 02/512 58 90 e-mail:
[email protected] website: http://www.fwo.be