Ruimtelijke ordening en Jeugdverblijven wegwijs in de regelgeving
Inhoud Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ruimtelijke Ordening en Jeugd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vier eenvoudige regels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De stedenbouwkundige vergunning. . . . . . . . . . . . . . . . . Niet alleen voor grote bouwwerken. . . . . . . . . . . . . . . Is uw jeugdverblijf stedenbouwkundig vergund?. . . . . . . . Waarom bestaat de stedenbouwkundige vergunningsplicht?. Hoe vraag ik een stedenbouwkundige vergunning aan? . . . . Hoe wordt mijn vergunningsaanvraag beoordeeld?. . . . . . . Wat nu? Ons jeugdverblijf is niet volledig vergund… . . . . . . . Een regularisatievergunning kan soms een oplossing bieden.. Ruimtelijke plannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bestemmingszones en stedenbouwkundige voorschriften. . . . Gewestplan, plannen van aanleg en uitvoeringsplannen.. . . . In welke bestemming ligt mijn jeugdverblijf ?. . . . . . . . . . Zonevreemd? Wat nu?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Een jeugdverblijf in landbouwgebied?. . . . . . . . . . . . . . Spelen en kamperen (recreatief medegebruik) kunnen in alle bestemmingszones toegelaten worden. . . . . . . . . . . . Regularisatie door het veranderen van het ruimtelijk plan . . . Tabel: vergunningsplichtige ingrepen . . . . . . . . . . . . . . . . Schema: Een vergunning aanvragen…. . . . . . . . . . . . . . . . Wie is er allemaal betrokken bij de opmaak van een plan? . . . . .
4 6 6 11 11 12 13 14 16 19 19 21 21 22 23 27 28 29 30 33 42 44
3
Voorwoord Op 24 mei 2006 nam het Vlaams Parlement de Resolutie betreffende het voortbestaan van kampplaatsen aan. Eind maart vorig jaar besliste de Vlaamse Regering voor de zomer een rondetafel te organiseren. En effectief bij de start van de zomer, op 4 juli 2007 om precies te zijn, werd er een rondetafeldebat gevoerd in de ambtswoning van de Vlaamse Regering, waarbij door de Ministers zelf de initiatieven werden toegelicht om de hoeveelheid, kwaliteit en diversiteit van het aanbod van jeugdverblijfcentra te verzekeren. Aandacht voor een goede ruimtelijke ordening en een hedendaagse jeugdwerking gaan hand in hand. Zo startte ik mijn toespraak op de rondetafel. Op dat moment kon ik goed nieuws aankondigen met de wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering aangaande de zonevreemde functiewijzigingen waarbij jeugdlogies vergunbaar werden gemaakt in voormalige landbouwgebouwen. Ondertussen is er een jaar verstreken, een jaar waarin toch hard gewerkt is zowel aan de regelgeving ruimtelijk ordening meer algemeen, als aan de problematiek in kwestie. Zo wordt er op dit ogenblik gewerkt aan een nieuw decreet ruimtelijke ordening, dat op 11 april 2008 principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Eén van de wijzigingen, die voor de burgers op stapel staan en ook van belang zijn voor de jeugdsector, verdient hier alleszins al aandacht. Momenteel zijn er slechts twee categorieën van werken: de werken, waarvoor een vergunning noodzakelijk is en diegenen die daarvan zijn vrijgesteld. Met de invoering van een derde systeem, de meldingsplicht, worden een aantal werken uit die vergunningsplicht gehaald. Dit systeem zal kunnen zorgen voor een snellere afhandeling en een vermindering van administratieve lasten voor een welbepaald aantal werken, waarvoor nu nog een dossier moet ingediend worden. Omtrent de specifieke problematiek zelf zijn een aantal mensen van mijn administratie de afgelopen maanden tweemaal een infosessie gaan geven over jeugdverblijven en ruimtelijke ordening ter plaatse in een jeugdverblijfcentrum in Oost-Vlaanderen en Limburg. Uit de respons van de aanwezigen uit de jeugdsector bleek enerzijds dat er veel interesse was, maar anderzijds kwamen ook nog steeds veel vragen en onzekerheden naar boven.
4
Deze publicatie wil hieraan tegemoetkomen. Zoals op de rondetafel aangekondigd en nu anno 2008 met de zomervakantie voor de deur, hoop ik al de betrokkenen met deze brochure wat meer duidelijkheid te brengen over de regelgeving ruimtelijke ordening in een poging deze zoveel mogelijk te bekijken vanuit de bril van de vele vrijwilligers in Vlaanderen die actief zijn in deze sector. Brussel, 20 juni 2008 Dirk Van Mechelen Viceminister-president van de Vlaamse Regering Vlaams Minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening
5
Ruimtelijke Ordening en Jeugd Ruimtelijke ordening zorgt voor een slim en respectvol gebruik van onze ruimte. Slim, zodat we elke vierkante meter zo goed mogelijk gebruiken. Respectvol, omdat we samenleven met zes miljoen andere Vlamingen, en een uitgebreide fauna en flora. Daarom zijn er een aantal regels. U mag niet op elk stuk grond om het even wat doen. Dat is maar goed ook. Stel u voor dat er plots een fabriek zou komen naast uw jeugdverblijf. Een nachtmerrie! Omgekeerd beschermt de wetgever ook de omwonenden van een jeugdverblijf tegen willekeur van de uitbater. Ook de buren hebben immers bepaalde rechten in hun leefomgeving, en de uitbater van een jeugdverblijf moet deze respecteren. De regelgeving rond ruimtelijke ordening is misschien niet zo eenvoudig, doorspekt met jargon en er doen heel wat misverstanden de ronde. Deze brochure wil u klaar en duidelijk helpen om te weten waar u aan toe bent met uw jeugdverblijf, en welke mogelijkheden een bepaalde locatie u kan bieden. Uiteraard zijn er ook vanuit andere beleidsvelden regels van toepassing. Denk ondermeer aan toerisme (erkennings- en subsidievoorwaarden), brandveiligheid, toegankelijkheid van de gebouwen, natuur-, bos-, water- en milieuregelgeving. Deze aspecten komen in deze brochure niet aan bod.
1
Vier eenvoudige spelregels: - Voor een groot aantal ingrepen moet u een stedenbouwkundige vergunning hebben. Een stedenbouwkundige vergunning heeft u niet alleen nodig voor grote bouw- of renovatiewerken. Ook het wijzigen van de functie van een gebouw, het wijzigen van het reliëf en zelfs het kamperen in een wei kan vergunningsplichtig zijn. Hier leest u meer over welke ingrepen en activiteiten vergunningsplichtig zijn, hoe u een vergunning aanvraagt en hoe de gemeente uw aanvraag beoordeelt. Meer weten? Zie bladzijde 10: ‘De stedenbouwkundige vergunning’
6
2
- Een gebouw dat niet volledig vergund is, vormt een bouwmisdrijf. De regel is eenvoudig: een niet volledig vergund gebouw is illegaal. Belangrijk hierbij: het maakt niet uit wie de ingrepen gedaan heeft. Wie ze in stand houdt is ervoor verantwoordelijk. Hierop bestaat maar één uitzondering: als de bestaande toestand dateert van voor de stedenbouwkundige vergunningplicht (1962), wordt deze als vergund beschouwd. Meer weten? Zie bladzijde 18: ‘Wat nu? niet volledig vergund…’
3
- Of u een vergunning kunt krijgen hangt in belangrijke mate af van de ruimtelijke plannen. Ruimtelijke plannen regelen de bestemming en de stedenbouwkundige voorschriften voor een bepaald gebied. Komt de bestemming niet overeen met uw plannen, dan kunt u meestal geen vergunning krijgen. Hier leest u meer over het gewestplan, BPA’s en ruimtelijke uitvoeringsplannen. Meer weten? Zie bladzijde 20: ‘Ruimtelijke Plannen’
4
- Een gebouw gelegen in een zone waar het volgens de voorschriften niet thuishoort, is “zonevreemd” Een gebouw kan in de verkeerde zone liggen, bijvoorbeeld omdat het ouder is dan de plannen. Het is dan ‘zonevreemd’. Dit is geen reden tot paniek. Vlaanderen telt veel zonevreemde gebouwen en de regelgeving voorziet een aantal mogelijkheden specifiek op maat van zonevreemde situaties.
Meer weten? Zie bladzijde 26: ‘Wat nu? Zonevreemd…?
7
Drie praktijkvoorbeelden Doorheen deze brochure zullen we de materie illustreren met drie herkenbare situaties. Na elk hoofdstukje belichten we zo de impact van de theorie op de praktrijk.
Nieuw jeugdverblijf in residentiële wijk? Mijnheer Vandenbegin wil een jeugdverblijf openen en is op zoek naar een geschikte locatie. Vandaag ziet hij een verouderde villa te koop. Er is heel wat opknapwerk aan, maar het pand lijkt hem zeker groot genoeg. Ook de tuin is groot. Als hij een deel ervan kan omvormen tot parking, kan dit pand prima dienen als jeugdverblijf. Vooraleer hij een bod uitbrengt, wil hij uiteraard weten of zijn plannen op die locatie mogelijk zijn.
Van koeienstal tot jeugdverblijf Het echtpaar Hoevemans stopt met boeren. Hun kleinkinderen brengen hen op het idee een deel van het erf in te richten als jeugdverblijf. Hiervoor zijn niet veel aanpassingen nodig: alles past mooi binnen de muren van de boerderij. Enkel voor de opslag van afval moeten ze nog een plekje vinden buiten de bestaande gebouwen. 8
Paradijsje in het groen De Vzw Fijn Verblijf baat al 30 jaar lang een jeugdverblijf uit op een prachtige locatie, vlakbij een bos. De vzw heeft de voorbije jaren aanzienlijke inspanningen gedaan om het jeugdverblijf zo knap mogelijk te maken. Zo hebben een paar vrijwilligers met toestemming van de eigenaar het dak van een bijgebouw verhoogd om bijkomende logies mogelijk te maken. Voor meer licht op de zolderverdieping hebben ze dakramen in het dak geplaatst. Het jeugdverblijf grenst aan een mooie weide. Die dient al enkele jaren als kampeerweide. De eigenaar van de weide is hiermee akkoord. Maar vandaag trekken donkere wolken samen boven dit jeugdparadijs. Een nieuwe buurman vindt dat de kinderen de rust verstoren. Hij dient klacht in bij de gemeente voor een bouwmisdrijf. Op het aanplakbord van de gemeente hangt iets uit over een openbaar onderzoek. Blijkbaar zijn er nieuwe plannen voor het bos waar de jongeren altijd gaan spelen. De verantwoordelijke weet niet goed hoe ze al deze problemen moet aanpakken.
9
De stedenbouwkundige vergunning
10
De stedenbouwkundige vergunning Niet alleen voor grote bouwwerken Het Belgisch grondgebied kent sinds 1962 een vergunningsplicht voor het optrekken van allerlei constructies. Vroeger heette deze vergunning een ‘bouwvergunning’. Sinds het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening van 1999 spreekt men over een ‘stedenbouwkundige vergunning’. Deze vergunning is niet alleen een vereiste wanneer u een gebouw wilt bouwen. Ook herbouwen, verbouwen en zelfs slopen zijn vergunningsplichtig. Het gaat bovendien om meer dan alleen typische ‘bouw’activiteiten. In principe valt elke constructie die ‘omwille van de stabiliteit steun neemt in, aan of op de grond’ en die ‘bestemd is om ter plaatse te blijven staan‘ onder de stedenbouwkundige vergunningsplicht. Een afsluiting achter de doelen op een voetbalveld, reclameborden voor een jeugdfuif, de wegverharding naar het scoutslokaal, een woonwagen: dit zijn allemaal constructies die onder de vergunningsplicht vallen! Ook het aanbrengen van reliëfwijzigingen, zoals bij de aanleg van een bmx- of golfparcours, en het rooien van een stukje bos vallen onder de vergunningsplicht. Zelfs het wijzigen van de functie van een gebouw, denk aan het vestigen van een jeugdverblijf in een leegstaande boerderij, valt onder de vergunningsplicht. Verderop in deze brochure vindt u een omvangrijk overzicht van ingrepen die vergunningsplichtig zijn. Dit overzicht is niet volledig. Overigens heeft een recent regeringsbesluit een aantal kleine ingrepen vrijgesteld van de vergunningsplicht. Een volledig overzicht vindt u op de website www.bouwenenwonen.be.
11
Is uw jeugdverblijf stedenbouwkundig vergund? Dit is de eerste vraag die u zich zou moeten stellen. Een vergund gebouw is gebouwd met en volledig in uitvoering van een verleende stedenbouwkundige vergunning. De bouwheer moet dus een vergunning hebben aangevraagd, moet deze gekregen hebben, en moet de werken correct uitgevoerd hebben zoals het vergund werd. Dit geldt niet enkel voor de bouw van het gebouw, maar ook voor latere vergunningsplichtige ingrepen. Het is heel belangrijk dat u zeker bent of aan de vergunningsplicht is voldaan, want wie een onvergunde constructie of handeling uitvoert of in stand houdt, begaat een misdrijf en is dus strafbaar. Niet alleen de oorspronkelijke bouwheer, maar ook de eigenaar en zelfs de huurder van het gebouw kunnen strafbaar zijn. Of bepaalde infrastructuur vergund is of niet, heeft u als huidige eigenaar dus niet altijd zelf in de hand. Diegene die de werken heeft uitgevoerd, soms lang geleden, was verantwoordelijk voor het aanvragen en opvolgen van de vergunning. Maar als hij dat niet deed, is de huidige eigenaar verantwoordelijk voor de overtreding, omdat hij de overtreding in stand houdt. Of een gebouw vergund is, kunt u navragen bij de gemeente. De meeste gemeenten zijn volop bezig met de opmaak van een vergunningenregister. Zij kunnen u de informatie snel bezorgen. Voor een gebouw dat ouder is dan de stedenbouwkundige vergunningsplicht (1962) volstaat het vermoeden van vergund zijn. De eigenaar moet dan kunnen aantonen dat het gebouw voor 22 april 1962 werd gebouwd.
12
Mijnheer Vandenbegin heeft in een eerste gesprek met de verkoper gevraagd of de villa vergund is. De verkoper heeft hem de stedenbouwkundige vergunning voorgelegd en heeft deze op het eerste zicht ook correct uitgevoerd. Voor de zekerheid bezoekt Mijnheer Vandenbegin ook de dienst ruimtelijke ordening van de gemeente. Daar verzekert de ambtenaar dat alles in orde is: de villa is volledig vergund. Het echtpaar Hoevemans woont al generaties lang in dezelfde boerderij. Ze weten niet precies of de boerderij dateert van de 19de of de 20ste eeuw, maar ze is in ieder geval ouder dan 1962. Voor latere ingrepen hebben ze steeds de nodige vergunning verkregen en correct uitgevoerd. De boerderij is dus volledig vergund. De vzw Fijn Verblijf zit in slechte papieren: er werden in de loop der jaren heel wat ingrepen uitgevoerd zonder de stedenbouwkundige vergunningsplicht te respecteren. Door de klacht van de buurman komen deze misdrijven aan het licht. Zowel de vzw, die de werken heeft uitgevoerd, als de eigenaar zijn hiervoor verantwoordelijk. Of de eigenaar toestemming gaf voor de werken, is hierbij van geen belang. Waarom bestaat de stedenbouwkundige vergunningsplicht? De stedenbouwkundige vergunningsplicht is in het leven geroepen om ruimtelijk ongepaste ingrepen te voorkomen en strafbaar te maken. De procedure geeft de omwonenden bovendien de kans hun mening over bepaalde plannen kenbaar te maken. Hoge balschermen achter een voetbaldoel kunnen in sommige wijken visueel hinderlijk zijn. Door de vergunningsplicht krijgen de omwonenden de kans dit te melden voor de afsluiting er staat. Zo kan de gemeente hun argumenten mee in overweging nemen. Een reclamebord voor de jaarlijkse fuif valt misschien zo groot en stevig uit dat het gewoon blijft staan. Na een half jaar ontsiert het de buurt, en het verspert bovendien misschien het zicht van de weggebruikers. Daarom zijn beide constructies vergunningsplichtig.
13
De vergunningsplicht werkt in twee richtingen. Ze beschermt de speelruimte van jongeren. Een weg aanleggen dwars door een speelterrein kan enkel met een stedenbouwkundige vergunning. De vergunningsprocedure geeft de jongeren de mogelijkheid een bezwaar in te dienen. Als een ontwikkelaar een hoog appartementsgebouw wil neerpoten naast een jeugdverblijf, dan kunt u uw stem laten horen. Allemaal goed en wel, maar waarom mag u van een oude boerderij niet zomaar een jeugdverblijf maken? Dat gebouw staat er toch al? Dat klopt, maar een jeugdverblijf heeft een andere ruimtelijke impact dan een boerderij. Een jeugdverblijf kan voor heel wat drukte en verkeer zorgen. Misschien zorgt dat voor overlast. Misschien ook niet. De overheid weegt dit af. Op basis van haar oordeel zal de functiewijziging van de oude boerderij al dan niet toegelaten worden. Vergunningsaanvragen worden geval per geval bekeken. Hoe vraag ik een stedenbouwkundige vergunning aan? De gemeente is in bijna alle gevallen de overheid die bevoegd is voor het verlenen van een vergunning. Kort samengevat loopt de aanvraagprocedure als volgt: - U stelt het aanvraagdossier samen. Meestal is de samenwerking met een architect verplicht. - U dient het dossier in op het gemeentehuis. - De gemeente verwerkt de aanvraag. Ze gaat na of het dossier volledig is en of een openbaar onderzoek georganiseerd moet worden. Ze wint adviezen in bij de voorgeschreven instanties. - De gemeente neemt vervolgens een beslissing over de aanvraag. Als u niet akkoord gaat met de uitspraak, kunt u in beroep gaan tegen de beslissing. Meer details vindt u terug in het stappenplan in bijlage.
14
Mijnheer Vandenbegin wil een jeugdverblijf opstarten in een oude villa. Hij wil de villa opfrissen en een deel van de tuin gebruiken als parkeerplaatsen. Of het opfrissen van de villa onder de vergunningsplicht valt, hangt af van de precieze ingrepen. Mijnheer Vandenbegin vindt een handig overzicht op de website www.bouwenenwonen.be van de Vlaamse overheid. Op de site www.premiezoeker.be kan hij eventuele premies en subsidies opsporen. Ook voor de functiewijziging van wonen naar verblijfsrecreatie en voor het aanleggen van parkeerplaatsen in de tuin moet hij een stedenbouwkundige vergunning vragen. Het echtpaar Hoevemans ziet maar één probleem: er is binnen de bestaande gebouwen geen geschikte en reglementaire ruimte voor de afvalopslag. Om dit buiten de bestaande gebouwen te doen, moeten zij een stedenbouwkundige vergunning aanvragen. Het is de vraag of de verharding voor de afvalplek vergunbaar is in landbouwzone. Meer daarover op de volgende bladzijde. Ook voor de functiewijziging van landbouwbedrijf naar het aanbieden van verblijfsrecreatie moet het echtpaar een stedenbouwkundige vergunning aanvragen. Vzw Fijn Verblijf heeft in de loop der jaren heel wat ingrepen uitgevoerd waarvoor een stedenbouwkundige vergunning verplicht was. Een verhoging van het dak en het gebruiken van een weide als permanente kampeerplaats zijn twee vergunningsplichtige ingrepen, waarvoor de vzw nooit een aanvraag deed. Het plaatsen van dakramen is vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunningsplicht, maar de vrijstelling geldt enkel voor vergunde gebouwen, dus ook dit is een bouwovertreding.
15
Hoe wordt mijn vergunningsaanvraag beoordeeld? Elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt afgewogen op basis van twee elementen: de geldende stedenbouwkundige voorschriften en de ‘goede ruimtelijke ordening’. In stedenbouwkundige voorschriften geeft de overheid aan wat op een bepaald perceel mag en wat niet. We onderscheiden enerzijds stedenbouwkundige verordeningen, die gelden voor het ganse grondgebied van de overheid die de verordening heeft ingesteld, en anderzijds stedenbouwkundige voorschriften, die onderdeel zijn van een verkavelingsvergunning of een ruimtelijk plan. Het tweede deel van de folder gaat dieper in op ruimtelijke plannen. Hier staan we stil bij de ‘goede ruimtelijke ordening’. De gemeente zal nagaan of uw plannen stedenbouwkundig verantwoord zijn, met andere woorden, of uw aanvraag in overeenstemming is met de ‘goede ruimtelijke ordening’. Hierbij neemt zij aspecten in overweging zoals: - Past de functie van het gebouw dat u wilt bouwen in de omgeving? Een discotheek tussen woonhuizen is uiteraard niet ideaal. - Past de grootte van het gebouw in de omgeving? Een appartementsgebouw met 6 verdiepingen staat beter niet tussen kleine arbeiderswoningen. - Heeft het gebouw dat u wilt optrekken voldoende respect voor de aangrenzende eigendommen qua lichtinval, bezonning en inkijk? Op basis van de antwoorden op dat soort vragen zal de gemeente afwegen of zij uw aanvraag vergunbaar acht. Hoe dan ook: als de stedenbouwkundige voorschriften iets onvergunbaar maken, speelt de afweging van de goede ruimtelijke ordening geen rol.
16
Uiteraard moet de gemeente de aanvraag eerst toetsen aan de geldende ruimtelijke plannen (zie verderop). Als deze de aanvraag onvergunbaar maken, doet de beoordeling van de gemeente er niet toe. Hoe dan ook, de gemeente is in ieder geval enthousiast over de plannen voor een jeugdverblijf op deze locatie. Zij acht de functiewijziging van wonen (residentiële villa) naar ‘verblijfsrecreatie’ (jeugdverblijfcentrum) in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening. Zij heeft hiervoor ondermeer beoordeeld of de wijk het extra verkeer aankan dat een jeugdverblijf met zich mee brengt. Ook voor de parkeerplaatsen ziet de gemeente geen probleem. Ze besluit bovendien de aanvraag te onderwerpen aan een openbaar onderzoek. Zo kunnen ook de omwonenden hun zegje over het nieuwe initiatief doen. Ook voor de boerderij van de familie Hoevemans is de gemeente van oordeel dat een jeugdverblijf niet conflicteert met de goede ruimtelijke ordening in de omgeving. Maar wat zeggen de plannen? Dat leest u verderop.
17
Wat nu? Ons jeugdverblijf is niet volledig vergund…
18
Wat nu? Ons jeugdverblijf is niet volledig vergund… Als uw jeugdverblijf niet volledig vergund is, dan zit u met een probleem. De wet beschouwt diegene aansprakelijk die het misdrijf in stand houdt. Dus als de vorige eigenaar de stedenbouwkundige vergunningsplicht aan zijn laars lapte, is het toch de huidige eigenaar die verantwoordelijk is voor het misdrijf. U heeft er alle belang bij dit recht te zetten om twee belangrijke redenen: - Ten eerste: U bent strafbaar. De politie of de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur kan proces-verbaal komen opmaken. De mogelijkheid bestaat, zeker als het gaat om een ernstige ingreep, dat men u vervolgt voor de strafrechtbank. - Ten tweede: een gebouw dat niet volledig vergund is, komt niet in aanmerking voor een nieuwe verbouwings- of uitbreidingsvergunning. U kunt er dus geen enkele vergunningsplichtige ingreep aan uitvoeren. Een regularisatievergunning kan soms een oplossing bieden. Indien er ten onrechte werken werden uitgevoerd zonder dat er een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd, bestaat er een mogelijkheid om deze werken toch nog vergund te krijgen. Dit gebeurt door de aanvraag van een regularisatievergunning. De aanvraagprocedure is precies hetzelfde als voor een gewone aanvraag (zie tabel blz. 42 De gemeente zal nagaan of de werken volgens de geldende regelgeving vergunbaar zijn en of zij verzoenbaar zijn met de goede ruimtelijke ordening. Krijgt u geen vergunning, dan is herstel van de oorspronkelijke toestand de enige manier om het misdrijf op te doen houden. Vzw Fijn Verblijf kan voor het verhogen van het dak een regularisatievergunning aanvragen. Of ze de vergunning zal krijgen hangt af van de beoordeling van de gemeente. Twee beoordelingscriteria spelen: het geldende ruimtelijke plan en de goede ruimtelijke ordening. Meer over het plan verderop in deze brochure.
19
Ruimtelijke plannen
20
Ruimtelijke plannen Bestemmingszones en stedenbouwkundige voorschriften. Ruimtelijke plannen hebben twee opvallende kenmerken: een kaart met bonte kleuren en een tabel met legendeblokjes en stedenbouwkundige voorschriften.
De kleuren op de kaart geven de bestemmingszones aan: rood is woongebied, oranje is een zone voor recreatie, groen is natuur, park of bos, enzovoort. De stedenbouwkundige voorschriften in de tabel geven aan wat op een perceel in de overeenstemmende bestemmingszone mag en wat niet. Het kan gaan over de functie (wonen, recreatie, landbouw,…), over de inrichting (de hoogte van gebouwen, welke verhardingen u kunt gebruiken, of een haag mag of moet, waar wegen mogen liggen,…) en over het beheer (bijvoorbeeld: dat hagen in het gebied ten allen tijde onderhouden moeten blijven,…). Verder kunnen ze specifieke bepalingen bevatten (bijvoorbeeld dat er een mobiliteitsstudie moet gevoegd worden bij de vergunningsaanvraag,…).
21
Gewestplan, plannen van aanleg en uitvoeringsplannen. Het oudste ruimtelijke plan is het gewestplan. Dit plan omvat heel Vlaanderen en geeft voor elk deel van het grondgebied aan wat ruimtelijk kan en wat niet. Het gewestplan werd gemaakt in de jaren zeventig en werd tot 2002 regelmatig geactualiseerd. Gemeenten hebben altijd de mogelijkheid gehad om de bestemmingen van dit gewestplan te verfijnen. Dit konden ze doen door het opmaken van een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA). Al was het niet de bedoeling, er zijn ook BPA’s die het gewestplan niet alleen verfijnen, maar er ook van afwijken. In 1999 kwam met het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening een moderner planningsysteem in voege. Het gewest, elke provincie en de 308 gemeenten kregen de opdracht om een ruimtelijke visie op lange termijn uit te werken in een ruimtelijk structuurplan voor hun grondgebied. Die visie wordt vervolgens gerealiseerd door heel gericht, daar waar het nodig is, voor bepaalde stukken grondgebied een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. Een voorbeeld. Een gemeente stelt in haar ruimtelijk structuurplan dat toerisme en recreatie belangrijk zijn. Ze zegt dat plaatsen in de randen van dorpen geschikt zijn voor kleine verblijfsaccomodatie, zeker waar er in de omgeving nog een bos of een beekvallei aanwezig is. In het bos en de beekvallei kan er alleen sprake zijn van medegebruik, niet van gebouwen of infrastructuur”. Dit ruimtelijk structuurplan wordt goedgekeurd door de hogere overheid. Nu kan het zijn dat de verschillende gebieden die in aanmerking komen op dit ogenblik een bestemming hebben die het vergunnen van verblijfsrecreatie onmogelijk maakt. De gemeente kan deze bestemmingen en voorschriften wijzigen door een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. Het recente uitvoeringsplan zal dan het oudere plan vervangen. Eens het uitvoeringsplan van kracht is, kan op de bewuste plek een vergunningsaanvraag voor een recreatieve activiteit vergund worden. Achteraan deze folder vindt u een overzicht van de procedure voor de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
22
In het ruimtelijk structuurplan legt de overheid haar ruimtelijke visie vast
In welke bestemming ligt mijn jeugdverblijf? Een terechte vraag, want als u weet welke bestemming en welke voorschriften van kracht zijn, dan kunt u beter inschatten of een vergunningsaanvraag kans maakt. Het goede nieuws is dat al heel wat ruimtelijke plannen geconsulteerd kunnen worden op internet (www.agiv.be ➡ klik door naar ‘Diensten’ ➡ ‘Geo-Vlaanderen’). Het minder goede nieuws is dat u hiermee nog geen sluitend antwoord krijgt op uw vraag, omdat niet alle plannen digitaal beschikbaar zijn. Bovendien kunt u zich gemakkelijk vergissen. Het gewestplan wordt nog voor heel Vlaanderen getoond, maar is al op heel wat plaatsen verfijnd door BPA’s of door RUPs. De enige manier om met zekerheid de bestemming en voorschriften op een perceel te achterhalen is ook de eenvoudigste: vraag de gegevens op bij de dienst ruimtelijke ordening van de gemeente. Als u daar een uittreksel uit het plannenregister vraagt, krijgt u een overzicht van alles wat geldig is. Bovendien kan de gemeentelijke ambtenaar u inlichten over eventuele plannen in voorbereiding voor het gebied.
23
De villa van mijnheer Vandenbegin ligt op een BPA, waarin de bestemming van het gewestplan (woonzone) verfijnd wordt. De wijziging van een woonhuis naar een jeugdverblijf is in woonzone zonder problemen vergunbaar. Op het BPA ziet u dat er aan de straatkant een voortuinstrook is voorzien, waar alleen toegangswegen zijn toegelaten. Parkings kunnen er niet vergund worden. Het grootste deel van de tuin is gelegen in een zone voor tuin, waarin alleen kleinere gebouwen, zoals tuinhuizen zijn toegelaten. De verharde oppervlakte in de tuinzone mogen niet groter zijn dan 20m². Dichtbij het gebouw is ook een zone aangeduid waar extra verhardingen kunnen aangelegd worden in halfwaterdoorlatende verharding. In totaal mag er in die zone op die manier 50m² verhard worden. Mijnheer Vandenbegin kan dus een vergunning aanvragen voor een parking in deze laatste zone. Asfalt of beton laten het regenwater niet voldoende door. De uitvoering zal moeten gebeuren in een halfwaterdoorlatend materiaal zoals grastegels of dolomiet. De verharde oppervlakte van de parking en de toegangsweg mogen samen niet groter zijn dan 50m².
24
Voor de boerderij van de familie Hoevemans is het gewestplan het meest recente plan. De boerderij ligt in landbouwzone en is dus in principe voorbehouden voor agrarisch gebruik. Er kunnen hoeves, stallen en serres in functie van beroepslandbouw gebouwd worden. Landbouwgebied is in beginsel niet bedoeld voor een gebouw zonder landbouwfunctie, bijvoorbeeld met uitsluitend verblijfsrecreatie. Een jeugdverblijf kan volgens deze logica enkel als nevenactiviteit, dus op voorwaarde dat het landbouwbedrijf nog actief is in het kader van hoevetoerisme. De functie die het echtpaar Hoevemans aan hun woning willen geven is dus zonevreemd. Een recent regeringsbesluit maakt dit specifieke geval toch mogelijk. Hoe, dat leest u verder. Voor het perceel van vzw Fijn Verblijf is het gewestplan het meest recente plan. Het jeugdverblijf ligt in een zone voor verblijfsrecreatie. Er bestaat dus geen conflict tussen de bestemming van de grond en het gebruik. De grond waarop de tentenkampen staan, ligt echter in landbouwgebied. Het gebruik als kampeerterrein is dus zonevreemd. Meer daarover op de volgende bladzijde.
25
Zonevreemd? Wat nu?
26
Zonevreemd? Wat nu? Als een gebouw in een bestemmingszone ligt waar het niet thuishoort, wordt het “zonevreemd” genoemd. Een aantal voorbeelden zijn een oud fort in natuurgebied, een kasteel in natuurgebied, een woning in landbouwgebied, ...
Jeugdverblijfcentra horen thuis in woonzone (rood) of (verblijfs)recreatiezone (oranje). Liggen ze niet in zo’n zone, dan zijn ze ‘zonevreemd’.
Meestal stonden deze gebouwen er al vooraleer de verschillende bestemmingen op de plannen van aanleg werden vastgelegd. Zonevreemd is dus zeker niet hetzelfde als “illegaal”. Illegale woningen zijn woningen die gebouwd werden zonder stedenbouwkundige vergunning. Heel wat zonevreemde gebouwen zijn perfect vergund, en dus niet illegaal.
Er is voor zonevreemde jeugdverblijven geen reden tot algemene paniek. Vlaanderen kent zeer veel zonevreemde gebouwen. Als een bestaand jeugdverblijf volledig vergund is, kan het zonder problemen onderhouden en gehandhaafd worden. Of u voor bepaalde ingrepen aan een zonevreemde constructie een vergunning zult krijgen, hangt af van de mate waarin die ingrepen botsen met de bestemming van het gebied. In ruimtelijk kwetsbaar gebied (natuur, …) stelt de wetgever zich strenger op dan in niet-kwetsbaar gebied. Uitbreiden is voor zonevreemde jeugdverblijven onmogelijk. Heropbouw, bijvoorbeeld na een brand, is alleen mogelijk als het jeugdverblijf zich niet bevindt in ruimtelijk kwetsbaar gebied of in een zone voor dagrecreatie.
27
Een jeugdverblijf in landbouwgebied? Een vergund en reeds bestaand gebouw in landbouwgebied kan als jeugdverblijf vergund worden. Dit is mogelijk geworden door de goedkeuring van een nieuw regeringsbesluit in 2007. Het gebouw moet ‘bouwfysisch geschikt zijn voor de nieuwe functie’. Het inrichten als jeugdverblijf moet mogelijk zijn zonder uitbreiding of herbouw van het bestaande gebouw. Let wel: dit regeringsbesluit stelt de gemeente juridisch in staat een dergelijke aanvraag te vergunnen. Dat betekent echter niet dat de gemeente voorbij kan gaan aan de afweging van de ‘goede ruimtelijke ordening’. Als de gemeente van oordeel is dat de aanvraag een aanslag betekent op de goede ruimtelijke ordening, dan kan zij de vergunning weigeren. Het echtpaar Hoevemans wil een jeugdverblijf starten in landbouwgebied. Zij willen de landbouwactiviteiten volledig staken. Zij willen dus de functie van de boerderij veranderen van de functiecategorie ‘landbouw’ naar de functiecategorie ‘verblijfsrecreatie’. Deze functiewijziging is in principe niet vergunbaar. In landbouwzone horen agrarische activiteiten thuis en geen verblijfsrecreatie. Gelukkig voor het echtpaar is er sinds de zomer van 2007 een oplossing: het regeringsbesluit over de zonevreemde functiewijzigingen maakt deze functiewijziging, mits enige aandachtspunten en voorwaarden, toch vergunbaar. Aan de geldende plannen verandert niets. Het jeugdverblijf zal gelegen zijn in een zone waar het niet bedoeld was bij de opmaak van het plan: het zal ‘zonevreemd’ zijn en blijven zolang er geen nieuw plan komt voor het gebied. Het jeugdverblijf zal dus niet kunnen uitbreiden. Alle noodzakelijke instandhoudings- en moderniseringsingrepen zijn zondermeer vergunbaar. Uiteraard zal de gemeente wel telkens afwegen of de aanvraag niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.
28
Voor de afvalplek van het echtpaar Hoevemans stelt er zich wel een probleem. De verharding die hiervoor nodig is, is niet verenigbaar met de bestemming landbouwzone en is ook niet via de afwijking van zonevreemde functiewijziging vergunbaar. Gelukkig zijn ze op bezoek gegaan bij de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar. Die wijst hen een andere plaats aan. Een deel van het erf is verhard en overdekt. Als de afvalplek onder het afdak wordt geplaatst op de verharding kunnen ze verder. De jongeren zullen een beetje verder moeten lopen, maar dat deert niet.
Spelen en kamperen (recreatief medegebruik) kunnen in alle bestemmingszones toegelaten worden Een decreetswijziging uit 2005 maakt het mogelijk een toelating te verlenen voor vormen van recreatief medegebruik. Dit houdt in dat recreatieve activiteiten kunnen toelating worden in alle bestemmingszones (dus ook in agrarisch, bos- en natuurgebied). Dit kan alleen als de ruimtelijke impact van de recreatieve activiteiten beperkt is. De realisatie van de eigenlijke bestemming mag niet in het gedrang gebracht worden. De gemeente kan de toelating altijd weigeren.
De vzw Fijn Verblijf laat de jeugdgroepen jaarlijks in juli en augustus kamperen op een aangrenzende weide. Volgens het geldende plan ligt deze weide in landbouwzone en is dus voorbehouden voor landbouw. Kamperen is er in principe niet toegestaan. Toch is er goed nieuws: door de decreetwijziging van 1995 kan het kamperen beschouwd worden als recreatief medegebruik. De voorwaarde is wel dat de bestemming niet in het gedrang wordt gebracht. De grond mag niet definitief aan de landbouw onttrokken worden. De weide kan dus tijdens de zomermaanden gebruikt worden op voorwaarde dat er geen constructies, verhardingen of
29
terreiningrepen worden aangebracht die normaal landbouwgebruik in de overige maanden belemmert. De vzw Fijn Verblijf bevindt zich in de juiste bestemmingszone. Op basis hiervan kan de vzw Fijn Verblijf de weide in de aangrenzende landbouwzone als kampeerweide gebruiken onder de noemer ‘recreatief medegebruik’. Omdat het kamperen niet langer duurt dan 8 weken is er bovendien geen stedenbouwkundige vergunning nodig. Regularisatie door het veranderen van het ruimtelijk plan In de gevallen waar de zonevreemde functiewijziging of het recreatief medegebruik geen oplossing bieden, kan de overheid (gewest, provincie of gemeente) kiezen voor een drastische oplossing: de zonevreemdheid doen ophouden door de bestemming van de zone te wijzigen. Dit kan zij doen door een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op te maken. Dit is een zeer formele en uitgebreide procedure. Bovendien moet een RUP altijd bijdragen aan de realisatie van de keuzes uit het ruimtelijk structuurplan (zie eerder). Het initiatief voor de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt genomen door gemeente, provincie of gewest. Een particulier kan dit niet aanvragen. We onderscheiden 3 mogelijke scenario’s: o Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan kan zonevreemde jeugdverblijven, zonevreemde jeugdinfrastructuur of zonevreemde recreatie-infrastructuur als knelpunt vermelden in het structuurplan. In dit geval kan de gemeente meteen aan de slag. Sommige gemeenten kondigen de opmaak van dergelijke RUP’s zwart op wit aan in hun structuurplan. o De provincie heeft in haar structuurplan toeristisch-recreatieve knooppunten en andere elementen van de toeristisch-recreatieve structuur geselecteerd. Het is dan mogelijk dat het zonevreemd jeugdverblijf mee kan opgenomen worden in een provinciaal planningsinitiatief.
30
o Het Vlaams gewest maakt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) ruimtelijke uitvoeringsplannen op voor natuur-, bos- en landbouwgebieden. Indien dat verantwoord is, kunnen in dergelijk RUP’s stedenbouwkundige voorschriften opgenomen worden voor behoud en/of uitbreiding van het jeugdverblijf. Kan een concreet geval niet opgehangen worden aan één van bovenstaande gevallen, dan kan de overheid toch nog beslissen een RUP op te maken als zij dit opportuun acht en voor zover het verzoenbaar is met het structuurplan. De opmaak van een RUP moet altijd kaderen in ruimere ruimtelijke doelstellingen. De hogere overheid houdt hier toezicht op. Achteraan deze folder vindt u een overzicht van de procedure voor de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan. De verantwoordelijke van de vzw Fijn Verblijf leest in het gemeentelijk informatieblad dat er een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt voor het bosgebied in de buurt van het jeugdverblijf en dat er bezwaar kan ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek. Zij gaat naar de gemeente en mag het plan inkijken. Het gebied waar het jeugdverblijf is gelegen staat niet op het plan. Er verandert dus niets aan de stedenbouwkundige voorschriften voor het jeugdverblijf. Het gewestplan, met als bestemming ‘verblijfsrecreatie’ blijft er gelden. Nu al spelen de kinderen die op bezoek komen in het jeugdverblijf in het bosgebied, ingekleurd als natuurgebied op het gewestplan. De verantwoordelijke vraagt zich af of dit nog zal mogen na goedkeuring van het RUP. In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP staat: “Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten: het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer”.
31
Recreatief medegebruik betekent dat recreatie toegelaten wordt buiten recreatiegebied, op voorwaarde dat de impact van de recreatie de hoofdfunctie van het gebied niet aantast. Spelen in het gebied mag dus wel. Boomhutten en dammen bouwen niet, want dat zou de natuur in het gebied aantasten. De Vlaamse overheid kiest er meestal voor om niet te gedetailleerd in te gaan op de inrichting en het beheer van de natuurgebieden. Zo laten de planners de nodige ruimte voor het uiteindelijke beheer in het natuurgebied. Dit RUP legt dan ook niet vast waar precies in het natuurgebied wel recreatief medegebruik toegestaan is en waar niet. De verantwoordelijke besluit een afspraak te maken met de beheerder van het natuurgebied. Ze spreken samen af waar de kinderen beter wel en niet komen. Dat kan, want het ontwerpplan doet hier in dit geval geen uitspraken over. De beheerder zal bordjes (‘kleinschalige infrastructuur’) plaatsen om de speelzone aan te duiden. Daar moeten zij een vergunning voor aanvragen tenzij er een beheersplan is, maar dat is regelgeving bos en natuur. De vzw Fijn Verblijf vindt dit een goede oplossing. Zij besluit daarom geen bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek van het RUP. Het RUP wordt enkele maanden later definitief vastgesteld en de nieuwe regels worden enige tijd later van kracht.
32
Tabel: vergunningsplichtige ingrepen wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig
onderhouds- en instandhoudingswerken, plaatsen van technische installaties
onderhouds- en instandhoudingswerken die betrekking hebben op de constructieve elementen van het gebouw, zoals
onderhouds- en instandhoudingswerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit of het karakter van een gebouw.
• het vervangen van dakgebintes of dragende balken van het dak,
• het vervangen van ramen door identieke ramen;
• het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren
• het vervangen van pleisterwerk;
• openingen maken in dragende muren, buiten of binnen.
• het herstellen van kapotte verhardingen; • plaatselijke herstellingen (het vervangen van enkele dakpannen, het opfrissen van het gebouw aan de buitenkant, …)
Louter esthetische binnenverbouwingen:
Openingen maken in dragende muren
• wanden bijplaatsen in gipskartonplaten, • wanden afwerken met binnenisolatie en planchetten, • de vloerbedekking wijzigen, • een badkamer (her)inrichten, • enz... (sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolerings-, of verluchtingsinstallaties binnen een gebouw.) Let wel: Door de werken mag het gebruik van het gebouw niet veranderen. De werken mogen bovendien geen constructieproblemen met zich meebrengen. 33
wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig
Bepaalde werken op het dak of aan gevels
• dakvlakvensters • fotovoltaïsche zonnepanelen en/ of zonneboilers in het dakvlak, tot een maximum van 20% van de oppervlakte van het dakvlak in kwestie; • het kaleien of pleisteren van gevels; • het aanbrengen van steenstrips op een gevel; • het aanbrengen van een waterwerende en isolerende afdekking op blinde zijgevels; • het plaatsen van uitklapbare of uitrolbare zonneschermen aan ramen. Die zonneschermen mogen zich niet bevinden boven het openbaar domein; • het plaatsen van voorzetrolluiken; • het omvormen van een plat dak tot extensief groendak met lage begroeiing zoals een vetplanten-, mos-, gras- en/of kruidendak.
34
wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig
Bepaalde ondergrondse werken
• ondergronds regenwaterreservoir • septische put • bezinkput • ondergrondse waterzuiveringsinstallatie of infiltratiebed • ondergrondse brandstoftank voor de verwarming van een vergund gebouw. Let wel: Deze installaties moeten minimum één meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen verwijderd blijven. Vellen van bomen
Vellen van hoogstambomen, dat zijn bomen die op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld een stamomtrek van 1 meter hebben.
Vellen van andere bomen dan hoogstambomen. Vellen van een hoogstamboom bij acuut gevaar en mits voorafgaandelijke schriftelijke instemming van het Bosbeheer, of als het vellen van de hoogstambomen als activiteit in een goedgekeurd beheersplan of beheersvisie is opgenomen.
35
wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig
Reliëfwijzigingen
De meeste reliëfwijzigingen zijn vergunningsplichtig.
Enkel zeer kleine reliefwijzigingen die de aard en functie van de grond niet wijzigen Let op: zelfs als er geen vergunning nodig is, moet u nog altijd zorgen dat de reliëfwijziging niet strijdig is met de bepalingen van het burgerlijk wetboek: het voorkomen van de natuurlijke afwatering van een hogere grond naar een lagere grond is niet toegestaan. En ook moet u opletten dat er geen bijzondere regels gelden. Zo staat in sommige verkavelingsvergunningen vermeld dat geen enkele reliëfwijziging is toegelaten. Tenten
Feesttent die maximaal 8 weken per jaar blijven staan.
36
wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig
Auto’s, woonwagens, afval, autowrakken,…
Bij woongebouwen gelden een aantal vrijstellingen: • opslaan van allerhande bij de woning horende materialen, materieel of huishoudelijk afval, zoals brandhout, snoeihout, afvalcontainers, vuilnisbakken, composthopen, composteringsvaten, met een totaal maximaal volume van 10 kubieke meter, niet zichtbaar vanaf de openbare weg; • plaatsen van één verplaatsbare inrichting die voor bewoning kan worden gebruikt, zoals één woonwagen, kampeerwagen of tent. Reclame
In principe is voor de plaatsing van publiciteitsinrichtingen of uithangborden een vergunning nodig. Uithangborden maken bekend welke activiteit ter plaatse wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld de naam van een jeugdverblijf geschilderd op de gevel van het verblijf zelf.
De bevestiging aan een vergund gebouw van niet-lichtgevende uithangborden, met een totale maximale oppervlakte van 4 vierkante meter, is vrijgesteld.
Publiciteitsinrichtingen maken reclame voor een niet ter plaatse gevestigde activiteit. Bijvoorbeeld de naam van datzelfde jeugdverblijf 1 km vooraf aangekondigd in een wei langs de weg.
37
wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig
functie-/gebruikswijzigingen van gebouwen
U hebt een vergunning nodig voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een onroerend bebouwd goed met het oog op een nieuwe functie. Worden als hoofdfunctie beschouwd: • wonen (villa); • verblijfsrecreatie (jeugdverblijfcentrum, kampeerweide); • dagrecreatie; • landbouw in de ruime zin (landbouwbedrijf); • handel, horeca, kantoorfunctie en diensten; • industrie en ambacht. Zo kunnen onder andere de volgende voorbeelden worden gegeven: • in het recreatiegebied een gebouw permanent bewonen. • Een jeugdverblijfcentrum valt in principe onder de functiecategorie ‘verblijfsrecreatie’.
38
wel een vergunning nodig
geen vergunning nodig Afbraak
Afbraak van alle andere bouwwerken dan diegene hiernaast vermeld.
Volledige afbraak van vrijstaande bouwwerken of constructies die aan alle van de volgende vereisten voldoen: • het betreft geen kleine elementen en constructies, geïsoleerd of deel uitmakende van een geheel, die van belang zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving, een volkskundige, historische of esthetische waarde hebben, als referentie dienen voor de bevolking van een buurt of wijk, of bijdragen tot het gevoelen van een plaatselijke bevolking tot een bepaalde plek te behoren, zoals: fonteinen, kiosken, pompen, putten, kruisen, calvaries, veldkapellen, standbeelden, wegwijzers, schandpalen, grenspalen, mijlpalen, lantaarnpalen, uurwerken, klokkenspelen, zonnewijzers, hekkens, omheiningsmuren, luifels, graven, herkenningstekens van merkwaardige gebeurtenissen uit het verleden, balies, straatmeubilair, waterkunstwerkjes, bakhuizen, houtskeletbouw, koetshuizen, oranjerieën, priëlen, ijskelders; • het betreft geen gebouwen of constructies die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed; • de grondoppervlakte bedraagt minder dan 100. 39
* andere vergunningsplichtige werken De bovenstaande opsomming is niet volledig. Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening bijvoorbeeld kan een stedenbouwkundige vergunning verplicht stellen. Zo kan een gemeentelijke verordening een vergunningsplicht invoeren voor het schilderen van gevels. Ook kan een gemeentelijke verordening bepalen dat in die gemeente altijd een vergunning nodig is voor het vellen van bomen, ook al gelden er in Vlaanderen normalerwijze een aantal vrijstellingen. * Bijkomende vrijstellingen Er zijn nog meer zaken vrijgesteld van vergunning. Deze zijn niet allemaal voor particulieren interessant. Ze worden hier dan ook niet allemaal weergegeven. U kunt ze nalezen in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 op www.ruimtelijkeordening.be.
40
41
Schema: Een vergunning aanvragen… Stap 1: stel het aanvraagdossier samen Meestal is de medewerking van een architect vereist. Dit is niet het geval bij ondermeer binnenverbouwingen zonder constructieprobleem, verhardingen en functiewijziging. Meer info op www.bouwenenwonen. be. Stap 2: dien de aanvraag in U moet de aanvraag indienen bij de gemeente. Vraag naar een ontvangstbewijs. Stap 3: de gemeente behandelt de aanvraag
42
Stap3A: volledigheidscontrole De gemeente controleert uw dossier op volledigheid en bezorgt u een ontvangstbewijs.
Stap 3B: openbaar onderzoek De gemeente kan besluiten de aanvraag te onderwerpen aan een openbaar onderzoek. De burger kan dan gedurende 30 dagen bezwaren indienen bij de gemeente.
Stap 3C: adviezen inwinnen De gemeente wint adviezen in bij een aantal instanties. Soms zijn deze adviezen bindend. In enkele gevallen kan het nodig zijn dat de gemeente ook advies vraagt aan de hogere overheid.
Stap 4: het schepencollege beslist over de aanvraag Het college van Burgemeester en Schepenen neemt een beslissing op basis van eventuele bezwaren, adviezen, de geldene voorschriften, te verwachten hinder, de watertoets en de ‘goede ruimtelijke ordening’ (blz. 16). Zij kan beslissen de vergunning al dan niet te verlenen. Zij kan ook voorwaarden koppelen aan de vergunning. Stap 5: u ontvangt de beslissing Wacht na het ontvangen van de vergunning nog 25 dagen voor u met de werken begint. De hogere overheid of derden kunnen immers nog ingaan tegen de beslissing Bent u niet akkoord met de beslissing, dan kan u in beroep gaan. Meer info vindt u op de website www.ruimtelijkeordening.be
43
Wie is er allemaal betrokken bij de opmaak van een plan? De procedure voor opmaak van een RUP is bij decreet vastgelegd. Het initiatief voor opmaak van een RUP kan genomen worden door de gemeente (college van Burgermeester en Schepenen), de provincie (de deputatie) of het gewest (de Vlaamse Regering). Het plan moet opgesteld worden door een erkende ruimtelijk planner. Dit kan de stedenbouwkundig ambtenaar van de gemeente zijn, maar de opdracht kan ook uitgevoerd worden door een privé-bedrijf. We geven hieronder de procedure van een gemeentelijk RUP, waarbij het college van Burgemeester en Schepenen de initiatiefnemer is. Opmaken van een voorontwerp De opmaak van een voorontwerp is niet bij decreet geregeld. Het college van Burgemeester en Schepenen kan dit naar eigen voorkeur organiseren. Het kiest op welke wijze het de betrokkenen betrekt bij het opmaken van het plan. Het kan hoorzittingen houden voor een ruimer publiek om uit te leggen wat de bedoeling is van de plannen. Is het voorontwerp klaar, dan moet het college een vergadering (zgn ‘plenaire’) organiseren waarop alle bevoegde adviescommissies en administraties een eerste formele gelegenheid krijgen om hun adviezen mee te delen. Voor alles wat met recreatiegebieden en verblijfsrecreatiegebieden te maken heeft wordt ook aan Toerisme Vlaanderen advies gevraagd. Van voorontwerp naar ontwerp en openbaar onderzoek Na de ‘plenaire’ wordt het voorontwerp bijgestuurd op basis van de geforumeerde adviezen. Zo komt het ontwerp-plan tot stand. Het college legt dit ontwerp voor aan de gemeenteraad. Als de gemeenteraad akkoord gaat met het ontwerp (in het decreet heet dit: ‘voorlopig vaststellen’), moet het college het ontwerp aan de hele bevolking voorleggen in een openbaar onderzoek. Het openbaar onderzoek moet aangekondigd worden via affiches, kranten en het Belgisch staatsblad. Tijdens het openbaar onderzoek
44
ligt het plan ter inzage en kan elke burger zijn adviezen of bezwaren indienen. Dit kan per aangetekende brief aan de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening (GECORO). U kunt uw bezwaren ook tegen ontvangsbewijs inleveren bij de gemeente. Zij zal de binnengekomen bezwaren dan overmaken aan de GECORO. De GECORO bundelt en verwerkt de adviezen en bezwaren. Zij formuleert ook een eigen advies aan de overheid die het plan opmaakte. Van openbaar onderzoek naar definitief plan Het college bekijkt vervolgens hoe het ontwerp bijgestuurd wordt. Vervolgens legt zij het ontwerp voor aan de gemeenteraad. Gaat de gemeenteraad akkoord, dan stelt zij het plan ‘definitief vast’. Het besluit over de definitieve vaststelling moet verwijzingen bevatten naar de adviezen die tijdens het openbaar onderzoek ingediend werden. Het plan gaat dan naar de deputatie van de provincie. Als ook zij instemt met het plan, verschijnt het vaststellingsbesluit in het Belgisch Staatsblad. Veertien dagen later wordt het RUP van kracht.
45
Samenstelling Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed eindredactie: Peter Triest redactie: Inge Leenders, Inge Pennincx en Peter Triest Verantwoordelijke uitgever ir. Guy Braeckman, secretaris-generaal van het Departement RWO, Koning Albert II-laan 19, 1210 Brussel Foto’s Ivo Lemaire: cover, pag 7 twee foto’s bovenaan, pag 11, pag 14 bovenaan, pag 19, pag 22, pag 28, pag 31 Peter Triest: pag 6 bovenaan, pag 17 Patrick Vanhopplinus: pag 7 onderaan, pag 8, pag 27, pag 29, pag 32 Hugo Vanderweghen: pag 14 onderaan Grafische vormgeving Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Communicatie Suzie Favere Druk Boone Roosens, Lot Papier 9 lives 80 Depot D/2008/3241/188 Uitgave juni 2008