Resultaten UMC Utrecht geëvalueerd Samenvatting rapport ‘Tevreden, maar het kan beter’ De acht UMC’s Het UMC Utrecht UMC Utrecht vergeleken met andere UMC’s
Onderzoeksfocus en organisatiestructuur Werfkracht AGIKO Vernieuwingsimpuls High potentials NWO-groot
Samenwerkingsverbanden Academisch Biomedisch Centrum Samenwerking met het AMC Samenwerking kankeronderzoek
Keypublicaties Hersenen Infectie en Immuniteit Oncologie Vaten Beeld Epidemiologie Genetics
Opleidingscentrum Opleiding MBO-verpleegkundigen Landelijke erkenning Werkplaats
Centrale Opleidingscommissie (COC) Instroom studenten Mediacontact
jaarverslag UMC Utrecht
Kwaliteitsbeleid Decentrale kwaliteitsprojecten Pijnpaspoort voor kinderen Doorbraakprojecten
Klachten van patiënten Klachtenprocedure Bemiddeling door patiëntenservice Klachtencommissie
Meldingscommissie Incidenten Patiëntenzorg (MIP) Inspraakorganen Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) Ondernemingsraad (OR) Faculteitsraad (FR)
Adviescommissies Stafconvent Faculteitsraad Verpleegkundig Convent (VC) Commissie Medische Ethiek (CME) Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) Dierexperimentencommissie (DEC)
2004
Organogram
Divisies Divisie Biomedische Genetica Hart Long Centrum Utrecht Divisie Heelkundige Specialismen Divisie Hersenen Divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde Divisie Kinderen Divisie Laboratoria en Apotheek Onderwijsinstituut Divisie Perinatologie en Gynaecologie Divisie Perioperatieve Zorg en Spoedeisende Hulp Divisie Radiotherapie en Nucleaire Geneeskunde Directie Informatievoorziening en Financiën Directie Personeel en Organsatie Personeel ARBO Milieuzorg
Facilitair Bedrijf
jaarverslag UMC Utrecht
Middelen Bouw en Ruimtemanagement UMC Utrecht Participaties
Personalia Raad van Toezicht Raad van Bestuur Samenstelling managementteams Directies Onderzoeksinstituten Inspraak en advies Ondernemingsraad en Commissies Faculteitsraad Stafconvent Verpleegkundig Convent Medische Ethische Toetsingscommissie Klachtencommissie Meldingscommissie Incidenten Patiëntzorg Dierexperimentencommissie
2004
Resultaten
6
jaarverslag UMC Utrecht
Re su lt aten
UMC Utrecht geëvalueerd
Tevreden, maar het kan beter
Samenvatting uit het rapport ‘Tevreden maar het kan beter’ De acht UMC’s
Doel van het onderzoek De Universitaire Medische Centra (UMC’s) onderzoeken reeds jaren de tevredenheid van hun patiënten. Zij willen daarmee informatie verkrijgen die helpt de zorg aan patiënten te verbeteren. Deze informatie wint aan waarde als ze op meerdere plekken op dezelfde wijze wordt verkregen. Zo ontstaat de mogelijkheid tot vergelijken, van elkaar leren en tot het volgen van het effect van verbeteringsacties. Om die reden heeft de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ) samen met de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) een Kernvragenlijst Patiënttevredenheid Academische Ziekenhuizen (KPAZ) ontwikkeld. Belangrijk voorwerk was reeds verricht en beschreven in het rapport ‘De ontwikkeling van een kernvragenlijst ten behoeve van patiënttevredenheidsonderzoeken in Universitair Medische Centra’ (VAZ, 2002). Uitvoering Het rapport ‘Tevreden, maar het kan beter’ beschrijft de eerste toepassing van dit meetinstrument en kan worden beschouwd als een uitgebreid pilot-onderzoek, waaraan alle acht UMC’s hebben deelgenomen. Het onderzoek is uitgevoerd door Prismant en begeleid door een commissie van VAZ- en CRAZ-deskundigen. Voor de logistieke uitvoering is op iedere locatie een coördinator aangesteld. Meting De tevredenheid van patiënten is gemeten over zes aspecten, die in onderstaande tabel zijn weergegeven. Over elk aspect zijn verschillende vragen gesteld, elk met vijf mogelijke antwoorden variërend van ‘ontevreden’ tot ‘zeer tevreden’. Tevens is één open vraag opgenomen.
7
2004
Zes aspecten Kliniek
Polikliniek
Ontvangst bij opname
Ontvangst op de polikliniek
Bejegening en verzorging door verpleegkundigen
Bejegening en behandeling door polikliniekmedewerkers
Bejegening en behandeling door artsen
Bejegening en behandeling door artsen
Informatie
Informatie
Zelfstandigheid
Zelfstandigheid
Het vertrek en de nazorg
De nazorg
Onderzoekspopulatie en respons De onderzoekspopulatie bestaat uit de patiënten, die in een bepaalde periode voor een bepaald medisch specialisme opgenomen zijn geweest in de kliniek of een bezoek hebben gebracht aan de polikliniek van een UMC. Het medisch specialisme is gekozen als indelingsprincipe om een algemeen bruikbare ordening aan te kunnen brengen. In feite spreken de patiënten hun tevredenheid uit over de ‘afdeling’ of de ‘polikliniek’. Om een aantal redenen, bijvoorbeeld omdat er niet genoeg patiënten waren, konden niet alle medische specialismen in elk UMC aan het onderzoek deelnemen. Uitgaand van een te verwachten respons van minimaal 50% hebben in november 2003 in totaal 77.450 patiënten, die in september waren opgenomen of de polikliniek bezochten, een vragenlijst ontvangen. Ruim 40.000 daarvan stuurden de ingevulde vragenlijst terug; dat is een respons van 53%. Vergelijkingen Voor dit onderzoek zijn verschillende vergelijkingen gemaakt: 1. Hoe tevreden zijn patiënten van een bepaald medisch specialisme in vergelijking met de andere specialismen binnen hetzelfde UMC (interne vergelijking)? 2. Hoe tevreden zijn patiënten van een bepaald medisch specialisme in vergelijking met de patiënten van hetzelfde specialisme in de zeven andere UMC’s (externe vergelijking)? 3. Hoe tevreden zijn patiënten gemiddeld over de zes aspecten per UMC? 4. Zijn er medisch specialismen te vinden waarvan de patiënten in het algemeen meer tevreden zijn dan die van andere specialismen? 5. Waar bevinden zich de best practices, dat wil zeggen de afdelingen of poliklinieken waarover de patiënten het meest tevreden zijn? Ziekenhuisspecifieke vergelijkingen De antwoorden op vraag 1 en 2 worden gegeven in acht ziekenhuisspecifieke rapportages (hoofdstuk 4 tot en met 11). Per UMC is steeds een overzicht gegeven van de medisch specialismen die deelnamen aan het onderzoek, de respons en de kenmerken van de respondenten. Vervolgens worden 24 grafieken gepresenteerd: zes voor de kliniek en zes voor de polikliniek waarin de interne vergelijkingen worden weergegeven (vraag 1) en evenzoveel voor de externe vergelijking (vraag 2). Bij de externe vergelijking wordt het begrip best practice gehanteerd. Best practice staat voor de afdeling of polikliniek waar de patiënten van het betreffende specialisme meer dan gemiddeld en het meest over tevreden zijn. Aansluitend wordt getoond hoe de open vragen zijn verwerkt. Dit levert per UMC een beeld op over afdelingen of poliklinieken waar patiënten meer of juist minder tevreden zijn op één of meer aspecten, samengevat in twee tabellen. Elk UMC kan met die informatie keuzes maken welke afdelingen op welke aspecten verbetering behoeven. Verschillen tussen UMC’s (vraag 3) Uit dit onderzoek blijkt dat de acht Universitaire Medische Centra in géén van de zes aspecten van elkaar verschillen. Wel is opmerkelijk dat de patiënten van alle UMC’s, zowel in de kliniek als in de polikliniek, meer tevreden zijn over de aspecten ontvangst, bejegening en verzorging door verpleegkundigen / polikliniekwerkers en bejegening en behandeling door artsen. De patiënten zijn iets minder tevre-
8
jaarverslag UMC Utrecht
den (maar nog steeds ‘redelijk tevreden’ tot ‘duidelijk tevreden’) over de andere drie aspecten: informatie, zelfstandigheid en vertrek en nazorg. Verschillen per medisch specialisme (vraag 4) Over alle UMC´s heen bekeken, blijken de patiënten van het specialisme Oogheelkunde die in de kliniek zijn opgenomen meer tevreden dan die van de andere specialismen over alle aspecten. Voor Cardiothoracale Chirurgie geldt dat voor de aspecten bejegening en behandeling door artsen en informatie. Op het aspect informatie zijn patiënten van het specialisme Maag-, darm- en leverziekten minder tevreden dan de patiënten van andere medisch specialismen. Voor de overige specialismen lijken lokale verschillen belangrijker dan een specialismengebonden onderscheid. Voor de polikliniek geldt dat er geen specialisme is aan te wijzen waar de patiënten meer tevreden zijn dan bij andere specialismen. Voor het specialisme Orthopedie geldt dat de patiënten minder dan gemiddeld tevreden zijn op het aspect bejegening en behandeling door artsen. Best practices (vraag 5) Zowel voor de kliniek als voor de polikliniek wordt een tabel gepresenteerd waarin weergegeven op welke aspecten, welke medisch specialismen in welk UMC aan te merken zijn als best practice. Voor de kliniek zijn in totaal 23 best practices gevonden. Patiënten van dat betreffende specialisme in dat betreffende UMC zijn dus meer tevreden over één of meer van de aspecten van de behandeling dan gemiddeld voor datzelfde specialisme in de andere UMC’s het geval is. Voor enkele medisch specialismen zijn geen best practices gevonden. Dat wil zeggen dat patiënten van de verschillende UMC’s even tevreden zijn over alle aspecten. Dit zijn Cardiothoracale Chirurgie, Neurologie, Plastische Chirurgie en Urologie. De specialismen Kindergeneeskunde en Neurochirurgie verschillen juist veel van elkaar. Het AZG heeft de meeste best practices, gevolgd door het LUMC en het UMC Utrecht. Bij de polikliniek zijn meer best practices gevonden dan bij de kliniek, namelijk totaal 50. Geen best practices zijn gevonden voor de specialismen Heelkunde, Neurochirurgie, Oogheelkunde en Revalidatiegeneeskunde, terwijl relatief grote verschillen zijn gevonden bij Longziekten, Maag-, darm- en leverziekten en Mondziekten. Bij de polikliniek heeft het UMC Utrecht de meeste best practices. Daarna komen het UMC St Radboud, LUMC en AZG. Open vraag In de vragenlijst is één open vraag opgenomen. De vraag luidde als volgt: ‘Als er ten aanzien van uw behandeling en/of verblijf in het UMC of ten aanzien van de vragenlijst nog zaken zijn die u wilt vermelden, dan kunt u deze hieronder noteren’. Bij de kliniek kwamen ruim 5.000 reacties op een totaal van bijna 17.000 respondenten. Daarvan waren ruim 1300 ‘tevreden’ reacties en bevatten de overige 3.700 kritische opmerkingen. Er zijn relatief veel opmerkingen gemaakt over de informatievoorziening, zowel voor patiënten (331) als tussen medewerkers onderling (309). Opvallend is dat ook de bejegening door artsen frequent werd genoemd (181), terwijl in de vragenlijst de patiënten juist hun tevredenheid over dit aspect aangeven. Tot slot hebben 279 opmerkingen betrekking op de lange wachttijd. Bij de polikliniek kwamen ruim 4.800 reacties op een totaal van bijna 24.000 respondenten. Er waren bijna 1.200 ‘tevreden’ reacties. Van de 3.600 kritische reacties hadden er 788 betrekking op de wachttijd, gevolgd door opmerkingen over het zien van te veel verschillende artsen (264). Verbeterpunten Het rapport sluit af met een hoofdstuk over mogelijke verbeteringen, zowel ten aanzien van de inhoud van de vragenlijst als het proces van dataverzameling en dataverwerking. Geconcludeerd wordt dat de vragenlijst goed bruikbaar is voor het meten van de tevredenheid van de patiënten op de zes aspecten. Overwogen kan worden om in een volgende versie een vraag op te nemen over de wachttijden en over de overdracht tussen afdelingen. Er was een vraag opgenomen over overdracht tussen personen, maar die vraag lijkt de tevredenheid over overdracht tussen afdelingen onvoldoende te dekken.
9
2004
De uitvoering van het onderzoek is naar tevredenheid verlopen. Er zijn zes verbeterpunten benoemd over de inhoud van de vragenlijst, de begeleidende brief en de reminder. Tot slot is een punt van aandacht benoemd over controle van het databestand, om zo goed mogelijk te voorkomen dat overleden patiënten aangeschreven worden.
Het UMC Utrecht Inleiding Uit het onderzoek dat onder veertigduizend patiënten is gehouden blijkt dat patiënten van de Universitaire Medische Centra tevreden zijn over de zorg. Patiënten beoordeelden de medische centra op zes aspecten: ontvangst, bejegening en verzorging door verpleegkundigen, bejegening en behandeling door artsen, informatie, de mate waarin de patiënt invloed heeft op de behandeling (zelfstandigheid), en de nazorg. Zowel in de kliniek als in de polikliniek zijn patiënten zeer tevreden over de ontvangst, de bejegening en verzorging door verpleegkundigen en de bejegening en behandeling door artsen. De patiënten zijn redelijk tot duidelijk tevreden over de andere drie aspecten: informatie, de mate waarin de patiënt invloed heeft op de behandeling en nazorg. Uit het onderzoek blijkt dat de Universitaire Medische Centra in geen van de zes aspecten significant van elkaar verschillen. Er zijn wel enkele verschillen in medisch specialisme zichtbaar. Patiënten van Oogheelkunde die in de kliniek zijn opgenomen zijn meer tevreden dan die van andere specialismen. Onderlinge vergelijking van medisch specialismen tussen de UMC’s levert verschillen op in de tevredenheid van patiënten. Uit het onderzoek komen 23 best practice afdelingen naar voren waar patiënten meer tevreden over zijn dan de vergelijkbare afdelingen in de andere UMC’s. De best practice afdelingen zijn een voorbeeld voor de anderen om de zorg aan de patiënt verder te optimaliseren. In deze samenvatting zijn de resultaten en conclusies van het UMC Utrecht in dit onderzoek terug te vinden, zowel de interne vergelijking als die met de andere UMC’s. De tabellen met de resultaten zijn weergegeven en voorzien van een korte toelichting. Verder is als bijlage een samenvatting van het rapport gegeven. Voor het gehele rapport kunt u terecht op www.nfu.nl. De medische specialismen binnen het UMC Utrecht vergeleken Voor alle apecten geldt dat het onderzoek een indicatie geeft dat patiënten meer of minder tevreden zijn. Het onderzoek zegt niet waarom patiënten meer of minder tevreden zijn. Hiervoor is verder onderzoek noodzakelijk. De medische specialismen die een hogere score hebben, laten wel zien dat er binnen het UMC Utrecht een hogere score te behalen valt. Bij deze medisch specialismen zijn wellicht ideeën op te doen over hoe het beter kan. Over het algemeen zijn de patiënten ‘redelijk tevreden’ tot ‘duidelijk tevreden’ over de kliniek en de polikliniek. Over de eerste drie aspecten ontvangst (kliniek), bejegening en verzorging door verpleegkundigen (kliniek) en bejegening en behandeling door artsen (kliniek en polikliniek) zijn zij zelfs meer dan ‘duidelijk tevreden’. Dat is een goed resultaat. In onderstaande tabel geven we de resultaten weer van de interne vergelijking. Hieronder staan alleen de medisch specialismen waarbij verschillen gevonden zijn.
10
jaarverslag UMC Utrecht
Vertrek en nazorg
Zelfstandigheid
Informatie
Bejegening en behandeling artsen
Bejegening en verzorging vpk/polimdw
Ontvangst
Resultaten UMC Utrecht specialismen, intern vergeleken
Kliniek Cardiologie Maag-, darm- en leverziekten Mond- en Kaakchirurgie Oogheelkunde Orthopedie Psychiatrie Polikliniek Gynaecologie en Verloskunde KNO-heelkunde Kindergeneeskunde Klinische Geriatrie Longziekten Oogheelkunde Orthopedie Plastische Chirurgie Psychiatrie Reumatologie
meer tevreden dan gemiddeld minder tevreden dan gemiddeld
Kliniek De tevredenheid van patiënten verschilt tussen specialismen. Patiënten zijn in de kliniek relatief meer tevreden over Cardiologie, Mondheelkunde en Oogheelkunde en relatief minder tevreden over Psychiatrie en Maag-, darm- en leverziekten. Alleen voor de Oogheelkunde geldt dat dit medisch specialisme door patiënten in alle UMC’s als goed beoordeeld wordt. De hoge score binnen het UMC heeft dus geen lokale oorzaak. Het goede resultaat is op landelijk (UMC-)niveau terug te vinden en is medisch specialismespecifiek in plaats van UMC-specifiek. Polikliniek Ook in de polikliniek verschilt de tevredenheid per medisch specialisme. Patiënten zijn op alle aspecten het meest tevreden over Longziekten. Als we kijken naar het aspect ‘ontvangst en bejegening’ zijn patiënten vooral tevreden bij de medisch specialismen Klinische geriatrie en iets mindere mate bij Reumatologie. Patiënten zijn relatief ontevreden over met name ‘ontvangst en bejegening’ bij de medisch specialismen KNOheelkunde, Orthopedie en Kindergeneeskunde en in iets mindere mater bij Gynaecologie en Verloskunde.
11
2004
Op landelijk UMC-niveaus er geen bestpractice-medisch specialisme aan te wijzen. De verschillen in de resultaten zijn dan ook niet medisch specialismegebonden, maar UMC-gebonden. Voor het medische specialisme Orthopedie geldt overigens dat landelijk het aspect ‘bejegening en behandeling door artsen’ lager dan gemiddeld wordt beoordeeld. Een verklaring hiervoor moet dus eerder bij het specialisme gezocht worden.
Het UMC Utrecht vergeleken met andere UMC’s Over het algemeen kunnen we zeggen dat de patiënten van het UMC Utrecht tussen ‘redelijk tevreden’ en ‘duidelijk tevreden’ zijn voor zowel de kliniek als de polikliniek op alle aspecten. Met name over de aspecten ontvangst (kliniek), bejegening en verzorging door verpleegkundigen (kliniek) en bejegening en behandeling door artsen (zowel in de kliniek als op de polikliniek) zijn zij gemiddeld ‘duidelijk tevreden’. Patiënten zijn op geen van de aspecten (significant en relevant) minder tevreden dan gemiddeld. Dat is een uitstekend resultaat.
Kliniek Cardiologie Kindergeneeskunde Neurochirurgie Polikliniek Anesthesiologie Cardiologie Inwendige Geneeskunde Longziekten Mondziekten Neurologie Plastische Chirurgie Psychiatrie Reumatologie
meer tevreden dan gemiddeld minder tevreden dan gemiddeld
12
jaarverslag UMC Utrecht
Vertrek en nazorg
Zelfstandigheid
Informatie
Bejegening en behandeling artsen
Bejegening en verzorging vpk/polimdw
Ontvangst
Resultaten van het UMC Utrecht in vergelijking met erkende medisch specialismen van andere UMC’s
Opvallend is dat patiënten van het UMC Utrecht meer dan gemiddeld tevreden zijn over de aspecten ontvangst en zelfstandigheid. Blijkbaar heeft het UMC Utrecht dit goed georganiseerd. De medisch specialismen Cardiologie en Neurochirurgie worden zowel bij de kliniek als bij de polikliniek genoemd als best practice-specialismen. Patiënten van het laatste specialisme zijn zelfs veel meer tevreden van gemiddeld op het aspect (vertrek en) nazorg. Dit resultaat lijkt aan het specialisme toe te schrijven.
13
2004
Resultaten
UMC Utrecht geëvalueerd
Onderzoek onderzocht
Onderzoeksfocus en organisatiestructuur
In 2003 is vastgesteld dat het spectrum van onderzoekprogramma’s niet langer goed aansluit op de vijf onderzoekszwaartepunten (onderzoeksinstituten). Met name de epidemiologie heeft sinds het einde van de negentiger jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt en heeft zich verweven met de ziektegerichte onderzoekprogramma’s in de zwaartepunten. Daarnaast is de afgelopen jaren sterk geïnvesteerd in het genomicsonderzoek, dat ook een sterke uitstraling heeft naar het ziektegerichte onderzoek. In de nieuwe strategie richt het UMC Utrecht zijn onderzoek nu op vier ziektegerichte zwaartepunten – hersenen, afweer, vaten, immunologie & infectie – en drie methodologische zwaartepunten – beeld, epidemiologie en genetica/genomics – die met elkaar een matrix vormen. De strategie is erop gericht dat het onderzoek zich in toenemende mate concentreert op de gebieden waar methodologische en ziektegerichte zwaartepunten elkaar kruisen.
Werfkracht
Aan onderzoekers is ook in 2004 een substantieel aantal prestigieuze subsidies toegekend. AGIKO
Er zijn zes AGIKO (assistent geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker)-aanvragen ingediend, vijf daarvan zijn toegekend. Via dit programma kunnen arts-assistenten tijdens hun opleiding onderzoek doen en promoveren. Net als in 2003 staat het UMC Utrecht hiermee aan de top van gehonoreerde AGIKO-projecten.
Vernieuwingsimpuls De Vernieuwingsimpuls bestaat uit de drie programma’s VENI, VIDI en VICI. De doelgroep is jonge excellente onderzoekers die uitdagend en grensverleggend onderzoek verrichten. Deze drie programma’s zijn bedoeld voor onderzoekers in drie verschillende fases van hun wetenschappelijke carrière en lopen op in subsidiebedrag. In 2004 kreeg het UMC Utrecht één VICI-, één VIDI- en vijf VENI-subsidies toegewezen.
High potentials De Universiteit Utrecht (UU) heeft het High Potential Programma ingesteld om onderzoekstalent binnen de UU te scouten en verder te ontwikkelen. Hiermee wordt een impuls gegeven aan versterking en vernieuwing van excellent onderzoek. Het interdisciplinaire onderzoeksvoorstel moet samen met een partner geschreven worden. Het College van Bestuur heeft elf high potential subsidies toegekend aan 23 onderzoekers, waarvan drie onderzoeksprojecten van het UMC Utrecht (vier onderzoekers).
NWO-groot UMC-onderzoekers ontvingen een NWO-groot subsidie voor de aanschaf van een 9.4 Tesla MRI-scanner – bedoeld voor dierexperimenten.
Samenwerkingsverbanden
Onderzoekers uit het UMC Utrecht werken vaak samen met onderzoekers uit andere instellingen. Dit gebeurt meestal op eigen initiatief en hierin wordt nauwelijks gestuurd door de Raad van Bestuur. Uit de bibliometrische analyse die het UMC Utrecht in 2004 heeft laten uitvoeren, bleek dat onderzoekers in de periode 1998-2002 bij 88 procent van de wetenschappelijke artikelen hebben samengewerkt met onderzoekers van andere afdelingen of instellingen. Het betrof in 32 procent nationale en in dertig procent internationale samenwerking. Uit deze analyse bleek ook dat samenwerking de kwaliteit van het onderzoek verbetert. Publicaties die tot stand zijn gekomen door internationale samenwerking, werden in de beoordeelde periode ruim twee keer zo vaak geciteerd als het wereldgemiddelde.
14
jaarverslag UMC Utrecht
Statistieken van wetenschappelijke samenwerking van het UMC Utrecht (1998-2002)
Samenwerking
Aantal artikelen
Citatie score (CPP/FCS)
Kwaliteit tijdschrift (JCS/FCS)
Eén adres
846 (18%)
1,11
1,08
Binnen de organisatie
894 (19%)
1,28
1,20
Nationale samenwerking
1.499 (32%)
1,34
1,26
Internationale samenwerking
1.387 (30%)
2,07
1,58
Academisch Biomedisch Centrum Het UMC Utrecht participeert in het Academisch Biomedisch Centrum (ABC) van de Universiteit Utrecht (UU). Dit centrum bestaat uit onderdelen van de faculteiten Farmaceutische Wetenschappen, Biologie, Scheikunde, Diergeneeskunde van de UU en uit onderdelen van het UMC Utrecht. Het ABC is een uniek samenwerkingsverband in Nederland. Dit centrum versterkt niet alleen de samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, ook de bachelor en masterstrajecten van de opleiding Biomedische Wetenschappen zijn hierin ondergebracht. Iedere faculteit legt vijf procent van het vaste onderzoeksbudget in; het College van Bestuur verdubbelt dit bedrag.
Samenwerking met het AMC De raden van bestuur van het UMC Utrecht en het AMC streven naar versterking van de onderlinge samenwerking. De achtergrond hiervan is tweeërlei: bij schaars talent en een schaarse infrastructuur heeft samenwerking de voorkeur boven competitie; in de Europese competitie is elk van de Nederlandse UMC’s aan de kleine kant en daarom moet schaalvergroting worden overwogen. In de startfase zijn met name gezamenlijke onderzoeksprojecten gefinancierd. De vier in 2003 gefinancierde projecten – op het gebied van Hart- en Vaatziekten, Cerebro-vasculaire Aandoeningen, Amyotrophische Lateraal Sclerose en Infectieziekten – zijn in 2004 gestart. Ook is in 2004 besloten de samenwerking te continueren en drie nieuwe AMC/UMC- projecten op het gebied van translationeel onderzoek en zorginnovatie in 2005 uit te zetten. Naast de financiering van gezamenlijke onderzoeksprojecten is nog een aantal initiatieven genomen. Zo is afgesproken dat bij belangrijke benoemingsprocedures de huizen elkaar informeren en elkaars deskundigen in relevante commissies benoemen. Ook hebben managers van beide huizen elkaar in juni 2004 ontmoet en afspraken gemaakt over de mogelijke meerwaarden die samenwerking kan opleveren.
Samenwerking kankeronderzoek Het Cancer Genomics Centre (CGC) startte formeel in oktober 2004 en is een samenwerkingsverband tussen Nederlandse wetenschappers en onderzoeksgroepen van het UMC Utrecht (penvoerder), het Nederlands Kanker Instituut, het KNAW-Hubrecht Laboratorium en het Erasmus Medisch Centrum. Het CGC concentreert zich op vier hoofdthema’s: functionele screens; proteomics; genoom (in)stabiliteit; molecular profiling.
Keypublicaties Hersenen
Kas MJ, Tiesjema B, van Dijk G, Garner KM, Barsh GS, Brake OT, Verhaagen J, Adan RA, (2004). Induction of brain region-specific forms of obesity by agouti. J. Neurosci., 24(45):10176-10181. Kemner C, Jonkman LM, Kenemans JL, Bocker KB, Verbaten MN, Van Engeland H. Sources of auditory selective attention and the effects of methylphenidate in children with attention-deficit/hyperactivity disorder, (2004). Biol. Psychiatry, 55(7):776-778.
15
2004
Ruigrok YM, Rinkel GJ, Algra A, Raaymakers TW, Van Gijn J. Characteristics of intracranial aneurysms in patients with familial subarachnoid hemorrhage, (2004). Neurology, 62(6):891-894. Smidt MP, Smits SM, Bouwmeester H, Hamers FP, van der Linden AJ, Hellemons AJ, Graw J, Burbach JP. Early developmental failure of substantia nigra dopamine neurons in mice lacking the homeodomain gene Pitx3 (2004). Development, 131(5):1145-1155. Veen ND, Selten JP, van der Tweel I, Feller WG, Hoek HW, Kahn RS. Cannabis use and age at onset of schizophrenia, (2004). Am. J. Psychiatry, 161(3):501-506.
Infectie en Immuniteit Beekman, J.M., Bakema, J.E., Winkel, J.G.J. van de, & Leusen, J.H.W. (2004). Direct interaction between FcgammaRI (CD64) and periplakin controls receptor endocytosis and ligand binding capacity. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 101 (28), 10392-10397. Coffer, P.J, & Burgering, B.M.T. (2004). Forkhead-box transcription factors and their role in the immune system. Nature Reviews. Immunology 4, 889-899. Haas, C.J.C. de, Veldkamp, K.E., Peschel, A., Weerkamp, F., Wamel, W.J.B. van, Heezius, H.C.J.M., Poppelier, M.J.J.G., Kessel, C.P.M. van, & Strijp, J.A.G. van (2004). Chemotaxis inhibitory protein of Staphylococcus aureus, a bacterial antiinflammatory agent. Journal of Experimental Medicine 199 (5), 687-695. Kleer, I.M. de, Wedderburn, L., Taams, L.S., Patel, A., Varsani, H., Klein, M., Jager, W. de, Pugayung, G., Giannoni, F, Rijkers, G.T., Albani, S., Kuis, W., & Prakken, A.B.J. (2004). CD4+CD25bright regulatory T cells actively regulate inflammation in the joints of patients with teh remitting form of juvenile idiopathic arthritis. Journal of Immunology 172, 6435-6443. Bonten, M.J.M., Kollef, M.H., & Hall, J.B. (2004). Risk factors for ventilator-associated pneumonia: From epidemiology to patient management. Clinical Infectious Diseases 38 (8), 1141-1149
Oncologie Essers, M.A.G., Weijzen, S., Vries-Smits, A.M.M. de, Saarloos, I., Ruiter, N.D. de, Bos, J.L., & Burgering, B.M.T. (2004). FOXO transcription factor acrivation by oxidative stress mediated by the small GTPase Ral and JNK. EMBO Journal 23, 4802-4812. Price, L.S., & Bos, J.L. (2004). RAPL: taking the Rap in immunity. Nature immunology 10, 1007-1008. Wu YP, Bloemendal H, Voest EE, Logtenberg T, de Groot PhG, Gebbink MFBG, de Boer H. Fibrin-Associated Vitronectin is Involved in Platelet Adhesion and Thrombus Formation Through Homotypic Interactions with Platelet-Associated Vitronectin. Blood 2004; 104:1034-1041 Horst, A.A. van den, Tertoolen, L.G.J., Vries-Smits, A.M.M. de, Frye, R.A., Medema, R.H., & Burgering, B.M.T. (2004). FOXO4 is acetylated upon Peroxide stress and deacetylated by the longevity protein hSir2SIRT1. Journal of Biological Chemistry 279 (28), 28873-28879. O. Kranenburg, M.F.Gebbink, E.E. Voest. Stimulation of angiogenesis by Ras proteins. Biochimica et Biophysica Acta (BBA), Reviews on Cancer, 2004;1654:23-37
Vaten Racasan, S.G.R., Braam, G.B., Giezen, D.M. van der, Goldschmeding, R., Boer, P., Koomans, H.A., Joles, J.A.: Perinatal L-arginine and antioxidant supplements reduce adult blood pressure in spontaneously hypertensive rats. Hypertension 44: 83-88, 2004
16
jaarverslag UMC Utrecht
Nathoe, H.M., Buskens, E., Jansen, E.W.L., Suyker, W.J.L., Stella, P.R., Lahpor, J.R., Boven, W.J. van, Dijk, D. van, Diephuis, J.C., Borst, C., Moons, K.G.M., Grobbee, D.E., Jaegere, P.P.T. de: Role of coronary collaterals in off-pump and on-pump coronary bypass surgery. Circulation 110: 1738-1742, 2004 Andrade Ferreira, I., Eybrechts, K.L., Mocking, A.I.M., Kroner, C., Akkerman, J.W.N. : IRS-1 mediates inhibition of Ca2+ mobilisation by insulin via the inhibitory G-protein Gi. Journal of Biological Chemistry 279: 3254-3264, 2004 Firouzi, M., Ramanna, H., Kok, B., Jongsma, H.J., Koeleman, B.P.C., Doevendans, P.A., Groenewegen, W.A., Hauer, R.N.W.: Association of Human Connexin40 gene polymorphisms with atrial vulnerability as a risk factor for idiopathic atrial fibrillation. Circ Res 95: E29-E33, 2004 Loomans, C.J., Koning, E.J. de, Staal, F.J., Rookmaker, M.B., Verseyden, C., Boer, H.C. de, Verhaar, M.C., Braam, B., Rabelink, T.J., Zonneveld, A.J. van: Endothelial progenitor cell dysfunction: a novel concept in the pathogenesis of vascular complications of type 1 diabetes. Diabetes 53 : 195-199, 2004
Beeld Anbeek, P, Vincken, K.L, Osch, M.J.P. van, Bisschops, R.H.C, Grond, J, van der Probabilistic Segmentation of White Matter Lesions in MR Imaging, (2004). NeuroImage, 21: 1037-1044 Asselen, B. van, Dehnad, H., Raaijmakers, C.P.J., Lagendijk, J.J.W., & Terhaard, C.H.J. Implanted gold markers for position verification during irradiation of head-and-neck cancers: a feasibility study, (2004). International Journal of Radiation Oncology Biology Physics 59(4): 1011-1017 Nijsen, J.F.W, Seppenwoolde, J.H., Havenith, T., Bos, C., Bakker, C.J.G., & Schip, A.D. van het. Liver tumors: MR imaging of radioactive holmium microspheres - phantom and rabbit study (2004). Radiology 231(2): 491-499 Sakkers R, Kok, D, Engelbert, R, Dongen, A. van, Jansen, M, Pruijs, H, Verbout, A.J, Schweitzer, D, Uiterwaal, C. Skeletal effects and functional outcome with olpadronate in children with osteogenesis imperfecta: A 2-year randomised placebo-controlled study (2004). Lancet 363: 1427-1431 Scheffer R.C, Gooszen, H.G, Wassenaar, E.B, Samsom, M, Relationship between partial gastric volumes and dyspeptic symptoms in fundoplication patients: a 3D ultrasonographic study (2004). American Journal of Gastroenterology 99: 1902-1909
Epidemiologie Knoops KT, de Groot LC, Kromhout D, Perrin AE, Moreiras-Varela O, Menotti A, van Staveren WA. (2004) Mediterranean diet, lifestyle factors, and 10-year mortality in elderly European men and women: the HALE project. JAMA 292: 1433-1439. Kreijkamp-Kaspers S, Kok L, Grobbee DE, de Haan EH, Aleman A, Lampe JW, van der Schouw YT. (2004) Effect of soy protein containing isoflavones on cognitive function, bone mineral density, and plasma lipids in postmenopausal women: a randomized controlled trial. JAMA 292: 65-74. Rovers MM, Schilder AG, Zielhuis GA, Rosenfeld RM. Otitis media. (2004) Lancet 363: 465-473. Sakkers R, Kok D, Engelbert R, van Dongen A, Jansen M, Pruijs H, Verbout A, Schweitzer D, Uiterwaal C. (2004) Skeletal effects and functional outcome with olpadronate in children with osteogenesis imperfecta: a 2-year randomised placebo-controlled study. Lancet 363: 1427-1431.
17
2004
Welschen I, Kuyvenhoven MM, Hoes AW, Verheij TJ. (2004) Effectiveness of a multiple intervention to reduce antibiotic prescribing for respiratory tract symptoms in primary care: randomised controlled trial. Brit. Med. J. 329: 431.
Genetics Rehmann, H., & Bos, J.L. (2004). Signal transduction: thumbs up for inactivation. Nature 429: 138-139. Griffiths, G., & Klumperman, J. (2004). Membranes and organelles. Current Opinion in Cell Biology 16: 341-342. Kranenburg, O.W., Gebbink, M.F.B.G., & Voest, E.E. (2004). Stimulation of angiogenesis by Ras proteins. Biochimica et Biophysica Acta-REVIEWS ON CANCER 1654: 23-37. Koning, T.J. de, Klomp, L.W.J., Oppen, A.C.C. van, Beemer, F.A., Dorland, L., Berg, I.E.T. van den, & Berger, R. (2004). Prenatal and early postnatal treatment in 3-phosphoglycerate-dehydrogenase deficiency. Lancet 364: 2221-2222. Coffer, P.J, & Burgering, B.M.T. (2004). Forkhead-box transcription factors and their role in the immune system. Nature immunology 4: 889-899.
18
jaarverslag UMC Utrecht
Resultaten
UMC Utrecht geëvalueerd
Onderwijs borrelt en bruist
Opleidingscentrum
Het aantal opleidingen, cursussen en trainingen is sterk toegenomen. Nieuw zijn de gecombineerde opleiding tot IC-Verpleegkundige; Hematologie voor verpleegkundigen; IEMU - effectieve Aanvalsdiagnostiek; Herstel en balans, trainee-traject voor IC-neonatologieverpleegkundigen; maatwerktrainingen ter ondersteuning van projecten in het UMC Utrecht, zoals patiëntveiligheid.
Opleiding MBO-verpleegkundigen De veranderingen die met functiedifferentiatie in de verpleegkundige beroepsgroep gepaard gaan, hebben geleid tot de beslissing ook verpleegkundigen te gaan opleiden op niveau vier. De MBO-studenten volgen, net als de HBO-V-studenten, een leerroute waarin werken en leren gecombineerd worden. In het HBO heet dat de HBO V Duaal leerweg, in het MBO de MBO V BBL (beroepsbegeleidende) leerweg. In september 2003 zijn veertien studenten begonnen aan de préklinische fase van hun opleiding. In juni 2004 zijn twaalf van hen in dienst getreden als leerlingverpleegkundige.
Landelijke erkenning Het theoretisch gedeelte van de opleidingen tot operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostische laborant en de officiële verpleegkundige vervolgopleidingen hebben voor vijf jaar een landelijke erkenning gekregen van het College Ziekenhuisopleidingen en het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen. Het UMC Utrecht en de algemene ziekenhuizen die bij het Opleidingscentrum zijn aangesloten, hebben een erkenning gekregen voor het praktijkgedeelte. In het bijzonder hebben de deelnemende ziekenhuizen aan de opleiding tot radiodiagnostisch laborant een positief besluit genomen om de opleiding definitief bij het Opleidingscentrum UMC Utrecht onder te brengen.
Werkplaats De instroom van studenten en opdrachtgevers is in absolute zin toegenomen, vooral bij de beroepsopleidingen tot operatieassistent, anesthesiemedewerker en radiodiagnostisch laborant. In samenwerking met de Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool van Utrecht en de divisie Heelkundige Specialismen is de ‘werkplaats voor en door studentverpleegkundigen’ in november officieel geopend. In september zijn de eerste in het UMC Utrecht opgeleide Physician Assistants afgestudeerd. Zij werken bij de divisie Hart Long Centrum Utrecht.
Centrale Opleidingscommissie (COC)
Het UMC Utrecht leidt bij 27 disciplines artsen op tot medisch specialist (aios). In 2004 startten in de regio Utrecht ongeveer 130 aios met hun opleiding. De Centrale Opleidingscommissie (COC) van het UMC Utrecht is een overlegorgaan waarin alle opleiders zitting hebben, plus een vertegenwoordiging vanuit de aios, het Onderwijsinstituut en de Raad van Bestuur. De commissie heeft de taak een optimaal opleidingsklimaat te handhaven en te bevorderen. Zij is er voor opleiders en aios, anticipeert actief op nieuwe ontwikkelingen en bouwt aan een kwaliteitsbeleid. De commissie maakte in 2004 een nieuwe doorstart – mede tegen de achtergrond van nieuwe opleidingseisen. In dit jaar zijn onder meer gestart of gerealiseerd: de inventarisatie (plaatsvervangend) van opleiders; vaststellen kwaliteit huidige opleidingen; voorbereiding visitaties met betrokken opleiders en aios; bemiddeling tussen opleiders en aios; bijhouden van en actief anticiperen op nieuwe ontwikkelingen (landelijk, regionaal en lokaal); voorbereiding disciplineoverstijgend onderwijs; regionale capaciteitsplanning instroom; intensiveren regionale samenwerking.
19
2004
Instroom studenten Geneeskunde: CRU’99
2004
2003
2002
306
305
312
SUMMA
40
16
-
Biomedische Wetenschappen
291
219
92
Verplegingswetenschap
55
42
46
Fysiotherapiewetenschap
31
32
36
Logopediewetenschap
14
14
-
Mediacontact
De media benaderden het UMC Utrecht voornamelijk voor vragen op de gebieden van zorg, onderzoek en bedrijfsvoering. Slechts één procent van de vragen had betrekking op onderwijs. De media zochten contact bij actuele medische onderwerpen in het nieuws, nieuws vanuit het UMC Utrecht en voor achtergrondinformatie. 2004
2003
2002
Mediacontacten
1.346
1.198
960
Passief – UMC Utrecht wordt benaderd
666
Actief – UMC Utrecht benadert media
680
Persberichten
50
60
80
‘Afslag UMC’ Vanaf januari 2004 verscheen het televisieprogramma ‘Afslag UMC’ voor het tweede seizoen op de buis. Het gemiddeld aantal kijkers was 774.000.
20
jaarverslag UMC Utrecht
21
2004
Kwaliteitsbeleid
22
jaarverslag UMC Utrecht
Decentrale kwaliteitsprojecten Pijnpaspoort voor kinderen
Ieder kind heeft eigen – kleine – rituelen die zijn behandeling in het ziekenhuis wat dragelijker, minder angstig of minder stressvol maken. Door de informatie over gewoontes en rituelen te registreren ontstaat het zogenoemde pijnpaspoort, een persoonlijk boekje voor iedere patiënt. Hiermee hoopt de divisie Kinderen van het UMC Utrecht in de toekomst een middel te hebben om onnodige pijn en stress bij kinderen te voorkomen. Voor de ontwikkeling ervan werd een sponsorbedrag van € 41.000,- ontvangen. Het is de bedoeling dat alle afdelingen van het WKZ, inclusief de poli, het pijnpaspoort eind 2005 gebruiken.
Doorbraakprojecten De divisie Perioperatieve Zorg en Spoedeisende Hulp ging daadwerkelijk met patiëntveiligheid aan de slag. Vijf van haar afdelingen zetten in februari hun eigen project op. Comfort All De WKZ-recovery ging samen met de divisie Kinderen aan de slag met het programma Comfort All. Bij alle kinderen die van de OK afkwamen werd hun pijn geregistreerd waarbij de pijn niet hoger mocht zijn dan pijnscore A, dat staat voor geen tot lichte pijn. Uiteindelijk gaf 92 procent van de kinderen bij vertrek van de recovery aan niet meer pijn te hebben dan pijnscore A. Op de volwassenrecovery liep een soortgelijk project. Glucose Het project ‘invoering bloedglucoseprotocol’ startte op IC2. Onderzoek wijst namelijk uit dat de morbiditeit en mortaliteit vermindert door het glucosegehalte in het bloed op bepaalde waarden te houden. Het bloedglucoseprotocol bereikte dit resultaat bij tachtig procent van de patiënten, zodat het beleid wordt vervolgd.
23
2004
Wachtkamertijd De OK-dagbehandeling stelde zich tot doel de wachtkamertijd voor patiënten te verminderen tot maximaal dertig minuten. Voor de twee specialismen Kaakchirurgie en Heelkunde is uitgezocht waardoor vertragingen worden veroorzaakt, vervolgens zijn deze onmiddellijk aangepakt. Voor de overige specialismen zal eenzelfde traject gelden. Gezondheidsvragenlijst Tenslotte heeft de polikliniek preoperatieve screening haar patiëntveiligheid vergroot door bij telefonische consulten de gezondheidsvragenlijst paraat te hebben waardoor de anesthesioloog beter is geïnformeerd.
Klachten van patiënten Klachtenprocedure
Een klacht is het door of namens de patiënt kenbaar maken van onvrede over een behandeling, verzorging, bejegening of algemene voorziening. Uitgangspunt bij de klachtenopvang is dat zowel de klager als de betrokkene recht wordt gedaan. Klachten van patiënten worden zo snel mogelijk behandeld. Het heeft de voorkeur dat de betrokken medewerker of zijn leidinggevende zelf de klacht probeert op te lossen op de plaats waar deze is ontstaan. Als dit niet lukt, bemiddelt Patiëntenservice tussen de klager en de beklaagde. Wil de klager geen bemiddeling of is hij niet tevreden met het resultaat van de bemiddeling, dan kan hij een klachtenprocedure starten bij de Klachtencommissie. In de praktijk blijkt bemiddeling succesvol: de Klachtencommissie behandelt jaarlijks maar een gering aantal klachten.
Bemiddeling door Patiëntenservice Doel Het belangrijkste doel van bemiddeling is het zo snel mogelijk vinden van een voor beide partijen acceptabele oplossing van de klacht. Waar mogelijk wordt relatieherstel tussen klager en medewerker nagestreefd. Ook levert Patiëntenservice met een analyse van de klachten een bijdrage aan de kwaliteit van zorg en dienstverlening in het UMC Utrecht. Rapportage Patiëntenservice registreert alle binnengekomen klachten en hun afhandeling. Op basis van deze registratie stelt Patiëntenservice maandelijks een kwalitatieve rapportage op. Daarin staan klachten inhoudelijk op anonieme wijze beschreven. Ook verschijnt ieder kwartaal een kwantitatieve rapportage met een cijfermatig overzicht van alle klachten van dat kwartaal. De relevante zaken in de rapportages worden besproken met de Raad van Bestuur, het decentraal management en de Klachtencommissie. Tijdens deze gesprekken is er aandacht voor de afhandeling van individuele klachten en voor structurele knelpunten die binnen de divisie spelen. Patiëntenservice geeft hierbij ook advies. Klachten 2004 Het aantal klagers en het aantal klachten zijn dit verslagjaar ietwat toegenomen. Opvallend is dat de in 2003 gesignaleerde toename van communicatieve en financiële klachten zich niet verder heeft voortgezet. Het aantal organisatorische klachten was daarentegen toegenomen - een reorganisatie op een aantal poliklinieken was één van de oorzaken. Ook de slechte telefonische bereikbaarheid van sommige poliklinieken was voor patiënten een reden tot klagen.
24
jaarverslag UMC Utrecht
Totaal aantal klachten en wijze van afhandeling 2004
2003
2002
Bemiddeling
336
335
310
Klachtencommissie
23
22
31
Totaal
359
357
341
Klachtenaspecten bemiddeld door Patiëntenservice 2004
2003
2002
Algemene voorzieningen
35
36
24
Kwaliteit professioneel handelen
170
156
150
Communicatie
173
183
178
Financiële afwikkeling
29
39
28
Organisatie
158
107
123
Overig
0
1
1
Totaal
565
522
504
2004
2002
2003
Bezoeker
1,3%
0,4%
1,0%
Dagbehandeling patiënt
3,7%
3,9%
1,5%
Poliklinische patiënt
71,7%
71,2%
68,2%
Klinische patiënt
22,3%
23,5%
27,3%
Partner / familie
1,0%
1,0%
2,0%
Totaal
100%
100%
100%
Relatie klager met UMC Utrecht
Klachtencommissie De klachtenbehandeling door de Klachtencommissie heeft een drieledig doel: komen tot een oordeel of de bij haar ingediende klacht gegrond is; adviseren van de Raad van Bestuur over eventueel uit het oordeel voortvloeiende noodzakelijke maatregelen om het vertrouwen van klager in het ziekenhuis te herstellen; bijdrage leveren aan de kwaliteitsbevordering van het ziekenhuis. Dit verslagjaar nam de Klachtencommissie 23 klachten in behandeling. Vier daarvan zijn tijdens de procedure stopgezet of ingetrokken door de klagende partij. De daling van het aantal door de commissie behandelde klachten ten opzichte van voorgaande jaren is gestabiliseerd. De commissie kreeg dit verslagjaar geen BOPZ-klachten (klachten over onvrijwillige opname op de afdeling psychiatrie) voorgelegd. In de meeste gevallen diende de patiënt zelf de klacht in. Van de 23 klachten zijn er vijf ingediend door ouders, echtgenoot of vriend van de patiënt. In twee gevallen waren dat de nabestaanden, waaronder de ouders van een overleden minderjarige patiënt.
25
2004
Aspecten In tegenstelling tot voorgaande jaren is het aantal klachten over de kwaliteit van het professioneel handelen toegenomen. De gemiddelde behandeltermijn van de ingediende klachten bedroeg iets meer dan vier maanden. De reglementaire streeftermijn van drie maanden wordt daarmee in de helft van de gevallen niet gehaald. Dit komt deels door een fluctuatie in het aantal klachten per maand. En doordat de klachtencommissie eenmaal per maand bijeenkomt kan de klager soms niet aanwezig zijn, hierdoor moet dan de procedure worden uitgesteld. Adviezen aan de Raad van Bestuur Alle adviezen werden door de Raad van Bestuur overgenomen en omgezet in een instructie aan het betrokken decentrale management. De adviezen betroffen in het algemeen de aspecten communicatie en organisatie. Vooral de klachten over afstemming tussen de verschillende disciplines rondom de patiënt vormden aanleiding tot het uitbrengen van een advies. Op één afdeling leidde onduidelijkheid over de vraag op welk moment overleg plaats moest vinden tussen een specialist in opleiding en zijn opleider tot het advies de opleidingsstructuur te verbeteren. Onduidelijkheid over de gevolgen van een behandeling leidde tot aanpassing van informatie in een patiëntenfolder. Eenmaal is op verzoek een afschrift van een uitspraak naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg gestuurd.
Meldingscommissie Incidenten in de Patiëntenzorg (MIP)
De MIP registreert en analyseert de aan haar gemelde incidenten waarbij patiënten betrokken zijn. Ook adviseert ze de Raad van Bestuur, divisieleiding en beroepsbeoefenaren en gaat na welke verbeteracties nodig zijn om incidenten in de toekomst te voorkomen. Ernstige incidenten en calamiteiten worden door de commissie gemeld aan de Raad van Bestuur. Hieronder worden incidenten verstaan die tot ernstig letsel of de dood hebben geleid of hadden kunnen leiden. In 2004 zijn 963 meldingen ontvangen. Dit is een stijging van 38 procent ten opzichte van de 699 incidenten in 2003. De commissie veronderstelt dat de stijging onder meer wordt veroorzaakt door de toegenomen aandacht voor patiëntveiligheid en een hogere meldingsbereidheid onder hulpverleners binnen het UMC Utrecht. Aan de Raad van Bestuur zijn in het verslagjaar vier ernstige incidenten gemeld – drie minder dan in 2003. De Raad van Bestuur meldt ernstige incidenten aan de inspecteur voor de gezondheidszorg.
Totaal aantal meldingen per kwalificatie in aantallen en percentages 2004
26
2003
Apparatuur
55
(5,7%)
23
(3,3%)
Complicatie
21
(2,2%)
15
( 2,1%)
Infuus/parenterale voeding
44
(4,6%)
28
(4%)
Medicatie
330
(34,3%)
258
(37%)
Organisatorisch
158
(16,5%)
108
(15,5%)
Psychiatrie
42
(4,4%)
49
(7%)
Vaktechnisch handelen
164
(17%)
94
(13,4%)
Diversen
33
(3,3%)
17
(2,4%)
Totaal
847
(88%)
592
(84%)
jaarverslag UMC Utrecht
Inspraakorganen
Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ)
In 2004 is de CRAZ viermaal bijeen geweest. In september was de CRAZ aanwezig bij het symposium ter ere van de naamswijziging van VAZ in NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra). De CRAZ beoordeelt de kwaliteitsjaarverslagen van de UMC’s en is betrokken bij het project patiëntveiligheid van het UMC Utrecht.
Ondernemingsraad (OR) Zesmaal per jaar heeft de OR een overlegvergadering in aanwezigheid van de Raad van Bestuur. In het verslagjaar was dit tweemaal in aanwezigheid van de sociale commissie van de Raad van Toezicht. De OR hield zich in 2004 bezig met het verbeteren van de communicatie met de medewerkers. Daarnaast is gediscussieerd over de nieuwe regeling voor kinderopvang. Door de nieuwe wetgeving kunnen met hetzelfde budget meer mensen geholpen worden. De wachtlijst voor kinderopvang kon nog niet worden opgeheven. De invoering van het nieuwe functiewaarderingssysteem (Fuwavaz) is een onderwerp dat iedere medewerker van het UMC Utrecht raakt. Het hele proces werd nauwlettend gevolgd door de OR. De invoering van Fuwavaz kon niet in 2004 worden afgesloten en wordt in 2005 voortgezet. De oprichting van de divisie IC Centrum was een belangrijke ontwikkeling. De OR sprak uitgebreid met medewerkers en management, en bracht uiteindelijk een positief advies uit.
Faculteitsraad (FR) De FR houdt zich voornamelijk bezig met de kwalitatieve en organisatorische aspecten van het universitaire onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. Op onderwijsgebied besteedde de FR aandacht aan: de resultaten van de visitaties Geneeskunde en Algemene Gezondheidswetenschappen; de uitwerking van het zesde jaar (schakeljaar ) van het curriculum CRU’99; SUMMA en de ontwikkeling van een excellent tracé; het MD/PhD traject; de toegenomen onderwijsbelasting voor het docentencorps; de bevordering van onderwijskwalificaties; de ontwikkelingen rond het Hijmans van den Berghgebouw. Op onderzoeksgebied besteedde de FR aandacht aan: het lange termijn beleid; de bezuinigingen op het onderzoek en de financiering ervan, plus de gunstige uitkomsten van de onderzoekskwaliteitsbeoordeling; de ontwikkeling van plannen voor een Utrecht Graduate School en de gevolgen voor het promotiebeleid.
Adviescommissies Stafconvent
Het Stafconvent is een wettelijk adviesorgaan van de Raad van Bestuur dat bestaat uit vertegenwoordigers van de medische staf. Het Stafconvent adviseert over onderwerpen die in relatie staan tot de kwaliteit van de patiëntenzorg en is mede verantwoordelijk voor het aansturen van een aantal commissies binnen het UMC Utrecht, zoals de Antiobiotica Commissie, de Bloedtransfusie Commissie, de Formularium Commissie, de Infectie Preventie Commissie en de Commissie Medische Ethiek. In 2004 zijn onder meer behandeld: de positionering van het Stafconvent binnen het UMC Utrecht, de afstemming tussen specialisten als gevolg van het speerpuntenbeleid op het gebied van de patiëntenzorg; Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s); het elektronisch patiëntendossier.
Verpleegkundig Convent (VC) Het VC adviseert de Raad van Bestuur over beroepsinhoudelijke thema’s en voert verschillende daaraan gerelateerde activiteiten uit. In 2004 adviseerde het VC over functiedifferentiatie en de uitvoering van voorbehouden handelingen door studenten HBO-V. Ook vond een kennisuitwisseling tussen hoogleraren Verpleegkunde uit Australië en het VC plaats. Op initiatief van het VC zijn spiegelbijeenkomsten begonnen. De eerste bijeenkomsten waren succesvol. Tijdens spiegelbijeenkomsten praten patiënten (of familieleden) over aspecten tijdens opname, in aanwezigheid van hulpverleners. Verschillende divisies leverden hun medewerking aan dit project.
27
2004
Commissie Medische Ethiek (CME) De CME adviseert medewerkers over medisch-ethische vragen, en de Raad van Bestuur over ethische (beleids)vraagstukken. Voorzitter is de hoogleraar medische ethiek van het UMC Utrecht. De commissie ondersteunt en bevordert de medische ethische (probleem)analyse. De CME organiseert regelmatig casuïstiekbesprekingen voor de gezamenlijke intensive care afdelingen van het ziekenhuis. Het doel van dergelijke besprekingen is hulpverleners concrete handvatten te bieden bij hun handelen in de praktijk. Daarnaast bleek het nuttig morele ervaringen te expliciteren en bepaalde aspecten van een casus te problematiseren. In 2004 heeft de commissie een advies uitgebracht over ethische aspecten van medisch onderwijs. Verder beantwoordde ze vragen van verschillende afdelingen over concrete situaties in het ziekenhuis. Ook is meegewerkt aan klinische lessen van de dialyseafdeling. De commissie adviseerde de Raad van Bestuur een tijdelijke subcommissie op te richten voor de ontwikkeling van een besluitvormingskader rond de verschillende vormen van geassisteerde voortplanting.
Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) De METC beoordeelt protocollen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in het kader van de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met Mensen (WMO). Daarnaast adviseert de commissie de Raad van Bestuur over de uitvoerbaarheid van de ingediende onderzoeksvoorstellen in het UMC Utrecht. Vanwege onder meer de kwestie rond het hyperthermieonderzoek hield de commissie voorjaar 2004 een plenaire vergadering over wetenschappelijke integriteit. Deze kwestie vormde ook de aanleiding voor een visitatie door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). In haar visitatierapport concludeerde de CCMO dat de METC zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van beide hyperthermieprotocollen op wetenschappelijke waarde, onderbouwing, methodologie, risico’s en belasting, uitvoering en informatie aan de patiënten. Ook concludeerde ze dat de METC ten onrechte het verzekeringscertificaat betreffende een aansprakelijkheidsverzekering van de verrichter heeft goedgekeurd als een proefpersonenverzekering. Voor een zorgvuldige beoordeling van verzekeringscertificaten heeft de METC haar procedure aangepast.
METC WMO-toetsing Monocenter-onderzoek
28
Toetsing lokale uitvoerbaarheid
Niet-WMO
Totaal
122
n.v.t.
24
146
Multicenter-onderzoek
54
70
15
139
Totaal
176
70
39
285
jaarverslag UMC Utrecht
Verzending brieven aan onderzoekers binnen 14 dagen na een METC-vergadering 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
0-7 dagen 8-14 dagen
3e kw
4e kw
1e kw
2e kw
3e kw
4e kw
1e kw
2e kw
3e kw
4e kw
2002
2002
2003
2003
2003
2003
2004
2004
2004
2004
13,6
18,8
45,0
56,9
34,9
33,3
29,0
49,1
55,6
65,3
31,2
27,1
68,5
87,7
79,2
60,0
65,9
76,9
89,4
85,0
Toelatingsduur METC+Onderzoeker – WMO
�����
����� �����������
Toelatingsduur METC+Onderzoeker – lokaal advies
����� �����
������������ �����
29
2004
����������
�����������
�����
������������ ����������
Dierexperimentencommissie (DEC) De DEC van het UMC Utrecht toetst alle aan haar voorgelegde wetenschappelijke experimenten op proefdieren. De DEC sluit zich aan bij de wet: dierproeven zijn niet toegestaan, tenzij vaststaat dat de verdere ontwikkeling van kennis, inzicht en technieken binnen de wetenschap niet mogelijk is zonder gebruik van dierproeven. Erkenning van de intrinsieke waarde van het dier staat hierbij voorop. De DEC ontving dit verslagjaar 296 adviesaanvragen. DEC Advies
Voor onderzoek
Voor onderwijs
Positief advies
161
5
Positief advies onder voorwaarden of na bijstelling of na aanvullende informatie
107
5
Door onderzoekers ingetrokken na overleg/ i.a.v. reactie onderzoekers
14
3
Negatief advies
1
0
296
283
13
Aanvragen
Totaal
30
jaarverslag UMC Utrecht
31
2004
Raad van Toezicht
Organogram Raad van Bestuur
Medezeggenschap
Advies
Staf Raad van Bestuur
Ondersteunend
Onderwijsinstituut Onderzoeksinstituten*
32
jaarverslag UMC Utrecht
Divisies
Onderwijsinstituut
Ondersteunend Directie Informatievoorziening & Financiën Directie Personeel & Organisatie Facilitair Bedrijf
Medezeggenschap CRAZ OR FR
Advies Stafconvent Verpleegkundig Convent
Onderzoeksinstituten Beeldwetenschappen Infectie en Immuniteit Hart en Vaten Ontwikkelingsbiologie en Oncologie Rudolf Magnus Instituut voor Neurowetenschappen /Rudolf Magnus Onderzoekschool
Divisies Biomedische Genetica Hart Long Centrum Utrecht** Heelkundige Specialismen Hersenen IC-Centrum Interne Geneeskunde & Dermatologie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen & Eerstelijnsgeneeskunde Kinderen Laboratoria & Apotheek Perinatologie & Gynaecologie Perioperatieve Zorg & Spoedeisende Hulp Radiologie, Radiotherapie & Nucleaire Geneeskunde
Onderwijsinstituut* Geneeskunde Biomedische Wetenschappen Algemene Gezondheidswetenschappen***
* De onderzoeksinstituten omvatten multidisciplinaire onderzoeksprogramma’s uit de divisies ** Samenwerkingsverband met het St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein *** Samenwerkingsverband met Universiteit Utrecht en de Hogeschool van Utrecht in de Academie Gezondheidszorg Utrecht
33
2004
Divisies, Directies, Facilitair Bedrijf
34
jaarverslag UMC Utrecht
Divisie Biomedische Genetica Laboratoria geaccrediteerd
In 2004 zijn de diagnostische laboratoria geaccrediteerd. Als eerste in Nederland is de sectie Genoomdiagnostiek van de Afdeling Medische Genetica in december officieel geaccrediteerd volgens de nieuwe landelijke ISO-norm 15189 van de Raad voor Accreditatie. Onder regie van de sectie Genoomdiagnostiek wordt DNA-diagnostiek in omringende perifere ziekenhuizen, waaronder het St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein, mogelijk gemaakt. De ontwikkeling en toepassing van nieuwe laboratoriumtesten, zoals de genoomarrays, zal leiden tot betere patiëntenzorg.
Internationale onderzoekscentra Het aantal publicaties (77 procent in de top 25 procent) ligt boven het gemiddelde van het UMC Utrecht van zeventig procent. Daarnaast heeft de bibliometrische citatieanalyse aangetoond dat het citatiepercentage van de Divisie Biomedische Genetica (DBG) het hoogste binnen het UMC Utrecht is. De samenwerking met internationale onderzoekscentra zoals Rockefeller University in New York en Harvard University in Boston in de VS is goed, en jong onderzoekstalent floreert. Twee High Potential-subsidies zijn ontvangen, plus een VICI-subsidie voor de afdeling Celbiologie.
Loopbaan Naar aanleiding van het medewerkersbetrokkenheids- en tevredenheidsonderzoek (MBTO) 2003 begon de divisie in 2004 met het project loopbaanmogelijkheden voor analisten. Dit project was mogelijk door een Sofokles-subsidie.
Overgang Dit jaar is de overgang van de afdeling Medische Fysiologie van de DBG naar het Hart Long Centrum Utrecht (HLCU) een belangrijke activiteit geweest voor de divisie. Het onderzoek van deze afdeling sluit inhoudelijk beter aan bij het onderzoek van het HLCU. Deze overgang is op 1 januari 2005 geëffectueerd.
35
2004
Hart Long Centrum Utrecht Decentraal management
Het Hart Long Centrum Utrecht (HLCU) bestaat sinds 2000 als een samenwerkingsverband tussen het UMC Utrecht en het St. Antoniusziekenhuis in Nieuwegein op het gebied van hart- en longziekten. Uit de evaluatie na vier jaar HLCU bleek deze bundeling van krachten geslaagd – denk aan de groei van het gezamenlijke longtransplantatieprogramma: van de eerste longtransplantatie in 2001 tot twintig transplantaties in 2004. Om te voorkomen dat het samenwerkingsverband een logge organisatie werd, is in 2004 gekozen voor decentraal management per locatie naast de bestaande directievoering. Dit leidde tot meer ruimte voor beleid op maat.
Leefstijladviezen Een geslaagd voorbeeld van efficiënt werken is de wachtlijstverkorting van de PTCA-patiënten. Dit is het resultaat van een strakke planning van de hartcatheterisatiekamer en de verpleegafdeling, plus het volledig benutten van de behandelcapaciteit in de zomermaanden. Een andere doorbraak is de goedkeuring van het ministerie van VWS voor het LVAD-programma in Nederland. Samen met het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam mag het HLCU in 2005 vijftien nieuwe LVAD-patiënten behandelen. Aanvullend op de medische behandeling worden aan poliklinische hart- en longpatiënten leefstijladviezen gegeven tijdens spreekuren van verpleegkundigen en nurse practitioners of tijdens een revalidatieprogramma. Een voorbeeld van een spreekuur is de RookStopPoli. In 2004 zijn meer dan honderd patiënten begeleid waarvan het 28 procent gelukt is gelukt te stoppen. Leefstijladvisering als vorm van secundaire preventie is onontbeerlijk en zal in 2005 verder worden uitgebouwd.
Communicatiemomenten Op alle verpleegafdelingen - uitgezonderd de hartbewaking – heeft verpleegkundige functiedifferentiatie haar beslag heeft gekregen. Hierdoor is patiënt- en studenttoewijzing aan de seniorverpleegkundige gewaarborgd. Doordat seniorverpleegkundigen gerichte kwaliteitsinitiatieven op de werkvloer nemen krijgt kwaliteitszorg op de verpleegafdeling verder vorm. Het managementteam heeft nadrukkelijke aandacht voor communicatiemomenten met haar medewerkers. Dit was een actiepunt uit het medewerkersbetrokkenheids- en tevredenheidsonderzoek (MBTO) van 2003.
Hoge ogen Uit de resultaten van het patiënttevredenheidsonderzoek van dit jaar bleken patiënten de polikliniek Longziekten als beste van de UMC’s te beoordeelden. Ook de zorgeenheid Cardiologie gooide hoge ogen: patiënten toonden zich tevreden over de ontvangst, bejegening, verstrekte informatie en nazorg.
36
jaarverslag UMC Utrecht
Divisie Heelkundige Specialismen Efficiëntere zorglogistiek
Vrijwel alle ‘snijdende’ specialismen zijn officieel vanaf 1 juli 2004 in één divisie samengevoegd. Hiermee is een grote divisie ontstaan waarin Heelkunde, KNO, Oogheelkunde, Orthopedie, Mondziekten, Kaakchirurgie/Bijzondere Tandheelkunde, Plastische Chirurgie en Urologie samenwerken. In 2005 verschijnt een strategisch beleidsplan met de gewenste organisatiestructuren. Daartoe moeten besluiten worden genomen: over de positie van de standaard patiëntenzorg naast topreferente zorg; over de organisatie van frequente eenvoudige chirurgische (dag)behandelingen versus multidisciplinaire complexe behandelingen; over de invoering van de diverse veranderingen in het onderwijs; over de gewijzigde opleidingsstructuren. De integratie biedt kansen voor efficiëntere zorglogistiek en strategische raakvlakken voor onderzoek en topreferente zorg.
Adequaat onderwijs Het SUMMA-onderwijsprogramma is ook voor de heelkundige specialismen van belang. Zo is er vanuit de vroegere divisie Chirurgie een duidelijke inbreng in de opbouw en coördinatie van deze geneeskundeopleiding. De nieuwe onderwijskundige structuur van de studentenpolikliniek is binnen de Heelkunde succesvol geïntroduceerd. Vanaf 2004 is ook voor KNO en Oogheelkunde het SUMMA-onderwijs ingeroosterd. Doordat beide vakgebieden specifieke eisen aan lichamelijk onderzoek stellen, was voor de huidige polikliniek een aparte inrichting met speciale faciliteiten nodig. Dit leidde tot een fraaie ruimte met gecombineerde diagnostische mogelijkheden waar groepen studenten adequaat oogheelkundig of KNO-onderzoek kunnen uitvoeren.
ICT Al enkele jaren wordt binnen de afdeling Heelkunde gewerkt met Trail, een elektronisch medisch dossier. Doordat Trail als ‘standalone’ systeem draait op een eigen server met marginale verbindingen met het Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS) bracht het nadelen met zich mee: gegevens uit Mirador kunnen niet ‘naadloos’ in Trail worden overgenomen en vice versa. Bovendien zijn beheer en onderhoud van dergelijke programma’s kwetsbaar. Het in eigen beheer verder ontwikkelen van Trail in de divisie was daarom wenselijk. Dit jaar is een team van de Concerndienst-Automatisering (CD-Aut) erin geslaagd om Trail als kerndossier in te bouwen in Mirador en de verschillende functionaliteiten samen te brengen in één systeem, waarmee feitelijk een ziekenhuisbreed, integraal EPD is gerealiseerd: Trailador.
Europa’s grootste virtuele lescentrum voor kijkchirurgie Voor een goede voorbereiding op de ‘echte’ kijkoperaties namen de UMC’se chirurgen in opleiding in maart 2004 voor het eerst plaats achter een simulator om kijkoperaties uit te voeren in een virtuele patiënt. Het UMC Utrecht heeft zes van deze operatiesimulatoren en is hiermee het grootste klinische trainingscentrum in Europa dat gebruik maakt van deze techniek. Voordelen van deze techniek zijn: prestaties zijn objectief meetbaar; chirurg kan op ieder gewenst moment achter de operatiesimulator; op termijn draagt ze bij aan een vermindering van het aantal operaties op proefdieren.
Neuro-oogheelkundig centrum voor kinderen Een multidisciplinair centrum voor onderzoek, diagnostiek en behandeling van kinderen die door hersenaandoeningen slecht zien is in september 2004 geopend. In het nieuwe Kinder Neuro-oogheelkundig Centrum worden jaarlijks zo’n tweehonderd kinderen multidisciplinair onderzocht, behandeld en begeleid. Het behandelend team bestaat uit een kinderoogarts, een kinderneuroloog en een orthoptist. Onderzoek bij deze patiëntengroep naar het herstelvermogen van de hersenen moet in de toekomst uitwijzen of er behandelmethoden zijn te ontwikkelen die het zicht van de kinderen verbeteren. De ODAS Stichting, onderdeel van Delft Instruments, heeft de oprichting van dit centrum mede mogelijk gemaakt.
Wachtlijst darmonderzoek omlaag Om aan de stijgende vraag naar dikkedarmonderzoek te voldoen worden in het UMC Utrecht verpleegkundigen opgeleid en ingezet om deze taak uit te voeren. Hierdoor vermindert de groei van wachtlijsten en krij-
37
2004
gen maag-, darm- en leverartsen meer tijd voor therapeutische behandelingen en het plaatsen van stents. Dit verslagjaar heeft de eerste verpleegkundig endoscopist, ofwel Advanced Nurse Practitioner Maag Darm Lever (MDL), de opleiding afgerond. Zij verrichtte in 2004 ongeveer tweehonderd endoscopieën. Onder toezicht van het Genootschap van Maag-Darm-Leverartsen komt er een landelijke opleiding tot verpleegkundig endoscopist. Het onderwijspad en de in Utrecht voor de opleiding gebruikte protocollen dienen als basis.
38
jaarverslag UMC Utrecht
Divisie Hersenen
De divisie Hersenen bestaat uit de afdelingen Neurologie, Neurochirurgie, Klinische Neurofysiologie, Psychiatrie, Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Farmacologie en Anatomie, Revalidatie en (Top)sportgeneeskunde, en vormt een unieke samenwerking op het gebied van de neurowetenschappen. Kenmerkend voor de divisie Hersenen is de koppeling tussen (topreferente) patiëntenzorg en onderzoek.
Strategische keuzes Dit verslagjaar heeft in het teken gestaan van het maken van strategische keuzes voor de komende vijf jaar. De divisie is een door onderzoek gedreven organisatie: beleidskeuzes worden bepaald door het onderzoeksbeleid. In het verleden zijn al duidelijke keuzes gemaakt voor een aantal selectieve topreferente patiëntengroepen en onderzoeksterreinen. Als centraal thema is nu gekozen voor ‘hersenontwikkeling en neuroplasticiteit’. In 2004 is ook de structuur van het verpleegkundig onderzoek vastgesteld. Het verpleegkundig onderzoek sluit aan op de medische onderzoekslijnen ‘Cerebrovasculaire aandoeningen’ van de afdeling Neurologie en ‘Ontwikkelingsstoornissen’ van de afdeling Psychiatrie. Er wordt nauw samengewerkt met de Academie Gezondheidszorg Utrecht en de afdeling Verplegingswetenschap van het Julius Centrum. Het aantal onderzoeksprojecten bedroeg in 2004 ongeveer 185.
Continuïteit patiëntenzorg Om de continuïteit van de patiëntenzorg te verbeteren en de afstemming tussen de (topreferente) patiëntenzorg en het wetenschappelijk onderzoek te optimaliseren heeft de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie in 2004 zorglijnen ontwikkeld. Deze zorglijnen zijn, in nauw overleg met patiëntenverenigingen, rondom de topreferente patiëntengroepen autisme & psychose en disruptieve stoornissen geformeerd. De algemene tweedelijns en de acute zorg worden in de zorglijn algemene & acute Kinder- en Jeugdpsychiatrie ondergebracht. Omdat het thema ‘eetstoornissen’ niet langer past binnen het onderzoeksbeleid van de divisie is de bovenregionale afdeling voor eetstoornissen afgebouwd en overgegaan naar Altrecht.
Ziekteverzuimbeleid De divisie Hersenen voert een actief ziekteverzuimbeleid. Waar nodig wordt ziekteverzuim projectmatig aangepakt, zoals bij de verpleegafdeling Neurochirurgie, de polikliniek Neurologie/Neurochirurgie en de Klinische Neurofysiologie. In 2004 is met name aandacht besteed aan klachten die verband houden met fysieke- en psychische belasting. Het streefcijfer ziekteverzuim voor de divisie Hersenen was voor 2004 vastgesteld op 5,5 procent. Uiteindelijk is zelfs een verzuimpercentage van 3,54 (inclusief langdurig zieken) en van 3,24 (exclusief langdurig zieken) gerealiseerd. Om de ontwikkeling van het ziekteverzuim in de gaten te houden wordt maandelijks gerapporteerd over het gemiddelde ziekteverzuimpercentage en de frequentie van het ziekteverzuim per medewerker. Deze rapportages worden besproken met de betreffende leidinggevenden tijdens het Sociaal Medisch Overleg in aanwezigheid van een arboarts, P&O-adviseur en manager zorg.
Zorgopleidingen Onderwijs is een belangrijke kernactiviteit. De divisie Hersenen draagt zorg voor circa twintig procent van het CRU’99-onderwijsprogramma. Uit enquêtes blijkt dat het onderzoek goed wordt gewaardeerd. De eerste evaluatie van het SUMMA-programma was eveneens positief. Voor de zorgopleidingen is het aantal studenten en stagiaires in kaart gebracht. De divisie begeleidt een groot deel van de studenten verpleegkunde, fysiotherapie, ergotherapie en KNF-laboranten.
Samenwerking UMC Utrecht en Altrecht Het UMC Utrecht en Altrecht geestelijke gezondheidszorg werken samen bij de behandeling van en het onderzoek naar eetstoornissen bij jeugdige patiënten. Door de samenwerking worden kennis en ervaring op het gebied van behandeling, onderzoek en opleiding gebundeld en ondergebracht bij de afdeling Rintveld Eetstoornissen van Altrecht. Hierdoor ontstaat er voor patiënten met eetstoornissen een compleet en gespecialiseerd behandelaanbod. Het UMC Utrecht zal in de toekomst jeugdige patiënten met eetstoornissen uit de regio Utrecht blijven behandelen. Patiënten buiten de regio Utrecht kunnen terecht bij Rintveld Eetstoornissen.
39
2004
Short-stay Neurologie De behoefte aan een short-stay of dagbehandeling op zowel de verpleegkundige neurologie als op de polikliniek werd afgelopen jaren steeds groter. Een van de redenen was dat de polikliniek steeds meer patiënten kreeg doorverwezen voor specialistische diagnostiek die niet uit de regio komen. Op de short-stay worden patiënten – met een vaataandoening in de hersenen en neuromusculaire aandoeningen – voor behandeling opgenomen. Deze nieuwe afdeling heeft zes bedden tot haar beschikking. Er is gekozen voor een apart team van verpleegkundigen, want dit bevordert de flexibiliteit bij inzetbaarheid en daarmee wordt de zorgzwaarte evenredig verdeeld. Hiermee is het ook mogelijk om het aantal onregelmatige diensten te beperken.
40
jaarverslag UMC Utrecht
Divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie Nieuwe organisatievorm
Om weer sterk en financieel gezond te worden is de divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie (DIGD) in 2004 begonnen met een reorganisatietraject. Deze strategische herijking betreft alle gelederen van de divisie, waarbij kostenbesparing met een beperkt effect op de activiteiten een centrale rol speelt. De negen zorgeenheden gaan intensiever met elkaar samenwerken in clusterverband. De divisie zal bestaan uit vier clusters met een driehoofdige clusterleiding bestaande uit twee medische afdelingshoofden en een clusterhoofd zorg. Deze nieuwe organisatievorm, met eigen decentrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden, moet leiden tot een toename in synergie en efficiency binnen de drie domeinen van patiëntenzorg, onderwijs en wetenschap.
Translationeel Het onderzoek van de DIGD kent twee hoofdlijnen: onderzoek gericht op ‘cure’ en onderzoek gericht op ‘care’. Het ‘cure’-onderzoek is sterk translationeel georiënteerd. Het translationele onderzoek is versterkt door de komst van een basale oncologische onderzoeksgroep. De onderzoeksgroep bestudeert processen in tumorcellen op DNA en eiwitniveau en vindt aansluiting bij het klinisch oncologisch onderzoeksprogramma. Wetenschappelijk onderzoek wordt gebruikt voor verbeteringen in de patiëntenzorg. Daarom is gekozen voor een divisiebreed thema: zelfmanagement van de patiënt. Verschillende zorgeenheden werken hiervoor intensief samen met Verplegingswetenschap. Zo werkt de zorgeenheid Geriatrie samen met Verplegingswetenschap aan het onderzoek naar medicatietherapietrouw bij ouderen. Dit moet leiden tot de ontwikkeling van interventies.
Intervisie Het onderwijs van de DIGD richt zich onder meer op verbetering van de communicatie tussen arts en patiënt. Zo vond op Dermatologie een pilot communicatietraining voor arts-assistenten plaats, waarin zij een intervisiegroepje vormen waarbij ze hun ervaringen met videobeelden van het spreekuur kunnen illustreren. Stafleden nemen ook deel aan deze communicatietraining.
Best practice Uit het patiënttevredenheidsonderzoek blijkt dat de polikliniek Reumatologie wat betreft het aspect bejegening en behandeling door artsen niet alleen een best practice binnen het UMC Utrecht is, maar ook ten opzichte van de poliklinieken Reumatologie van de overige UMC’s.
41
2004
Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde Academische bodem
De divisie werd verantwoordelijk voor de eerstelijns zorg van de Julius Gezondheidscentra Leidsche Rijn in gelijknamige VINEX locatie. Nadat belangrijke organisatorische en bedrijfsmatige verbeteringen in de centra waren gerealiseerd, zetten zij samen met de divisie de eerste stappen op academische bodem. Zo zijn concrete afspraken gemaakt met de opleiding tot huisarts en met diverse overige aanbieders in de eerste- en tweedelijns zorg. Met het MESOS ziekenhuis is gesproken over acute opvang, ontwikkeling van een diagnostisch centrum, transmurale werkafspraken enover het monitoren van deze afspraken met indicatoren. Met Altrecht zijn afspraken gemaakt over het bieden van geestelijke gezondheidszorg in de eerstelijnssetting. Februari 2005 begint Altrecht met zorgverlening in een van de gezondheidscentra. Uitbreiding naar andere centra is op korte termijn voorzien.
Onderwijs Een tweejarig research-masterprogramma in de epidemiologie is ontwikkeld. Het gaat om een Master of Science programma in de Biomedische Wetenschappen en komt voort uit de intensieve samenwerking tussen de diverse epidemiologische onderzoeksgroepen van de universitaire ABC faculteiten. Het Julius Centrum coördineert het programma dat september 2004 van start ging. (www.msc-epidemiology.nl). Daarnaast kreeg de masteropleiding Verplegingswetenschap een geheel nieuw curriculum. De voormalige vierjarige deeltijdopleiding is nu een tweejarige. Deze wordt wel voorafgegaan door een schakeljaar aan de Academie voor Gezondheidswetenschappen. Dit alles is in nauwe samenwerking met het Julius Centrum ontwikkeld. Een divisiebreed beleidsplan onderwijs is geaccordeerd. Hierin hebben de verschillende disciplines hun visie op onderwijs bijeen gebracht, zoals afspraken over het behalen van onderwijskwalificaties; onderwijs aan en door promovendi; iedere discipline houdt jaarlijks zijn onderwijs tegen het licht.
Onderzoek Op onderzoeksgebied scoort de divisie steevast hoog, zowel in kwantiteit als kwaliteit. Haar onderzoekers publiceren regelmatig in gerenommeerde tijdschriften als JAMA, The Lancet en BMJ. Ook wordt met regelmaat in de meer specialistische tijdschriften gepubliceerd. Daarnaast kent de divisie een goed wervend vermogen. De clinical trialorganisatie voldeed dit verslagjaar aan de voorwaarden voor ISO 9001:2000 certificering. Daarnaast is de organisatie – vooruitlopend op Europese regelgeving – volledig GCP(good clinical practice)/ ICH- compliant. De trialorganisatie verzorgt niet alleen uitvoering en monitoring van clinical trials door het Julius Centrum in binnen- en buitenland, maar wordt ook UMC-breed ingezet. Website: www.juliuscenter.nl
42
jaarverslag UMC Utrecht
Divisie Kinderen
Kwaliteitsmijlpalen
De divisie heeft dit jaar in haar patiëntenzorg een aantal kwaliteitsmijlpalen bereikt. Zo is de continuïteit van de cardiochirurgie voor kinderen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) veilig gesteld en is het aantal beenmergtransplantaties gegroeid van twintig naar meer dan dertig. Hiermee behoort het UMC’se kinderziekenhuis tot de grote beenmergtransplantatiecentra in Europa. Daarbij is de transitie van pediatrische patiënten met reuma naar de afdeling voor volwassenen geborgd – na afronding van een uitgebreid transitieprotocol dat als voorbeeld kan dienen voor soortgelijke trajecten voor andere specialismen. Het pijnbeleid leidde onder meer tot de invoering van gestandaardiseerde pijnmeting door kinderen en verpleegkundigen. Ook wordt voor elke WKZ-patiënt een pijnpaspoort ontwikkeld.
Kinderwebsite Begin 2004 vond het symposium ‘Het kind onder druk’ plaats, dat veel landelijke media-aandacht kreeg. Tijdens dit tweedaagse symposium kwamen zaken aan de orde als: stress en het opgroeiende kind; de invloed van de huidige jachtige maatschappij op kinderen; chronische moeheid bij middelbaar scholieren; stress en het zieke kind. Ook is toen de kinderwebsite (www.hetwkz.nl) gelanceerd. Hierop kunnen kinderen tussen acht en veertien jaar op een interactieve manier kennismaken met het kinderziekenhuis.
Baanbrekend onderzoek De Catharijneprijs 2004 is toegekend aan prof.dr. Wietse Kuis, wegens zijn baanbrekende en internationaal profilerende onderzoek op het gebied van de reumatologie en immunologie bij kinderen.
Co-schap Vijftien procent van de zesdejaars studenten volgt een keuze co-schap of wetenschappelijke stage Kindergeneeskunde. Zes procent van de studenten doet dat in het buitenland, onder begeleiding van een kinderarts van de divisie Kinderen.
43
2004
Divisie Laboratoria & Apotheek Beleidsplan 2005-2010
Het jaar 2004 heeft in het teken gestaan van het opstellen van het strategisch beleidsplan 2005-2010. De hoofdlijnen hierin zijn: kennis moet beter beschikbaar komen bij de behandelaar; de tijd tussen aanvraag en uitslag moet worden teruggedrongen zodat patiënten minder vaak hoeven te komen – een versnelde informatisering, certificering en automatisering van diagnostisch proces is daarvoor noodzakelijk; de verdeling van onderzoeksgelden wordt mede afhankelijk gemaakt van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek in voorgaande jaren; de laboratoriumdisciplines en de farmacotherapie moeten meer aandacht krijgen in het onderwijs. Binnen de afdeling Immunologie is begin 2004 een nieuwe hoogleraar en afdelingshoofd gestart met een onderzoeksgroep van vijftien personen. Deze groep is vooraanstaand op het gebied van AIDS. Daarnaast is een tweede hoogleraar op het gebied van de pediatrische immunologie aangetrokken. Een ambitieus programma voor de diagnostiek en research is voor de komende vijf jaar geformuleerd.
Patiëntveiligheid Bij patiëntveiligheid is de juiste toediening van medicijnen cruciaal. Daarom heeft de Apotheek een nieuw geneesmiddelformularium, een elektronisch voorschrijfsysteem met daaraan gekoppelde dosis- en interactiecontrole en een elektronisch gestuurde paternosterkast in gebruik genomen. De afdeling Ziekenhuishygiëne en Infectiepreventie startte projecten voor het veilig gebruik van endoscopen.
Gentherapieproject Na overleg met toeziende overheidsinstanties is goedkeuring en financiering verkregen voor het eerste klinische gentherapieproject in het UMC Utrecht. Dit suïcidegenprogramma is uniek in Nederland. In de Genen Celfaciliteit gekweekte en genetisch gemodificeerde bloedcellen worden toegediend aan stamceltransplantatiepatiënten. De klinische toepassing werd in nauwe samenwerking met de afdeling Hematologie van de divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie voorbereid.
44
jaarverslag UMC Utrecht
Onderwijsinstituut Keuzevrijheid
In 2004 begon het curriculum CRU ‘99 voor het eerst met het zesde jaar. Het zesdejaarsprogramma is ingericht als schakeljaar tussen opleiding en specialisatie en wordt gekenmerkt door een grote keuzevrijheid voor de student (36 van de 42 weken). Studenten kunnen in deze vrije ruimte ook kiezen voor het behalen van een onderwijskwalificatie. Ook de jaren 4 en 5 bieden een ruim aanbod van individueel keuzeonderwijs. Om deze keuzevrijheid vanuit de organisatie te beheersen is een sterke inhoudelijke en logistieke coördinatie nodig. Om vraag en aanbod goed op elkaar af te stemmen is onder meer besloten tot oprichting van een stage-servicebureau.
Talent ‘Aandacht voor talent’ leidde tot het invoeren van een MD/PhD programma voor maximaal tien studenten per jaar. In dit programma kunnen studenten de reguliere opleiding combineren met het doen van onderzoek, dat zal leiden tot een proefschrift.
Masterstructuur De drie opleidingen van Algemene Gezondheidswetenschappen zijn ondergebracht in de divisie Onderwijsinstituut. De omzetting naar een masterstructuur moet in september 2005 gerealiseerd zijn. Om specifieke onderwijsontwikkelingen te stimuleren zijn in het UMC Utrecht zes onderwijsleerstoelen ingesteld.
Affiliatie De onderwijsvisitatie leidde tot het formuleren van een internationaliseringsbeleid. Het programma voor docenttrainingen is uitgebreid en onderdelen ervan worden ook aangeboden aan begeleiders van perifere co-schappen. Op basis van het rapport Linschoten is een systeem van onderwijsfinanciering opgezet dat ook tot basis kan dienen van affiliatievergoeding. Verwacht mag worden dat op grond hiervan binnenkort met alle affiliatieziekenhuizen contracten kunnen worden afgesloten.
45
2004
Aantal van de door de faculteit toegerekende studiepunten die in het academisch jaar 2003/04 in het buitenland zijn behaald, gespecificeerd naar land De getallen zijn afkomstig uit de administratie van de facultaire coördinator internationalisering. Om deze reden schat de coördinator internationalisering dat de weergegeven ECTS-punten zo’n tachtig procent van het curriculair gevolgde onderwijs Geneeskunde in het buitenland beslaan.
Land
ECTS
Aantal studenten
Aruba
14.28
2
Australië
44.28
7
Benin
11.43
1
Bolivia
11.43
1
Canada
21.42
2
Curaçao
62.85
9
Ghana
28.56
4
Guatemala
7.14
1
IJsland
14.28
1
Italië
7.14
1
Malawi
7.14
1
Maleisië
25.74
6
Marokko
8.57
1
Mexico
7.14
1
Nepal
15.72
2
Nicaragua
21.42
2
Nieuw-Zeeland
4.29
1
Spanje
15.72
1
Suriname
194.23
27
Tanzania
15.71
2
Turkije
14.28
1
Verenigd Koninkrijk
51.47
11
Verenigde Staten
47.13
6
Zambia
22.85
3
Zuid-Afrika
184.22
22
Zweden
7.14
1
Totaal
865.58
117
Dit is 0,85 procent van de totaal toegekende studiepunten.
Elsevieronderzoek wetenschappelijk onderwijs Biomedische Wetenschappen De Utrechtse studenten Biomedische Wetenschappen gaven hun opleiding een 7,4. Dit eindoordeel bracht de opleiding na Leiden op een tweede plaats. Uit het onderzoek bleken de Utrechtse studenten het meest ijverig van die van de vijf opleidingen: zij studeren gemiddeld 34 uur per week. Een punt van kritiek was het gebrek aan mogelijkheden om in het buitenland te studeren. Verder waren ze onder meer te spreken over de faciliteiten van het Studielandschap en de practica.
46
jaarverslag UMC Utrecht
Geneeskunde Het oordeel van de studenten bracht de Utrechtse opleiding Geneeskunde met een 7 op een gedeelde zesde plaats. De scores van de acht beoordeelde opleidingen ontlopen elkaar nauwelijks. De studenten zijn onder meer tevreden over de haalbaarheid van het eerste jaar en de stagemogelijkheden. Minder tevreden waren ze over de toetsuitslagen binnen de afgesproken termijn en de bereikbaarheid van de docenten.
47
2004
Divisie Perinatologie en Gynaecologie Samenwerking
Om haar positie in de zorg en op de onderzoeksmarkt in de toekomst te versterken heeft de divisie in 2004 een nieuwe strategie bepaald. Hierin ligt meer nadruk op de derdelijnszorg, onderzoekslijnen op grensvlakken tussen afdelingen worden versterkt en de onderlinge samenwerking wordt verbeterd.
Daling kunstverlossingen Het Universitair Verloskundig Centrum Utrecht (UVCU) ging in 2004 officieel van start. Hierin wordt nieuwe zorg geleverd die de veiligheid van het ziekenhuis combineert met de persoonlijke aandacht van een bevalling thuis. Doel van het UVCU is meer gezondere bevallingen – dus een daling van het aantal kunstverlossingen. De evaluatie van deze zorg is er nog niet. Wél blijkt de tevredenheid van patiënten uit de groei van het UVCU.
IVF Ondanks de landelijke bezuinigingen op IVF-behandelingen kozen patiënten toch voor de kwaliteit van zorg van de divisie. De zorgproductie is daarom ook dit jaar omhoog gegaan.
Gezamenlijke onderzoekslijn Het onderzoek van de divisie heeft zich dit verslagjaar uitgebreid. Dit is het resultaat van jarenlange inspanning om meer energie en focus op multidisciplinaire onderzoeksgebieden te richten. Daarnaast heeft de divisie nieuw onderzoekstalent aangetrokken. Het onderzoekslaboratorium psycho-neuroimmunologie is aan de divisie toegevoegd. Dit laboratorium heeft twee onderzoekslijnen: ‘chronische pijn en auto-immuniteit’ en ‘gestoorde ontwikkeling van het foetale en neonatale zenuwstelsel’. De laatste is een gezamenlijke lijn van het perinatologisch centrum, zodat zowel vanuit obstetrie en neonatologie als vanuit het laboratorium onderzoek wordt gedaan. Deze gecombineerde werkwijze is een goed voorbeeld van de strategische doelstelling om het onderzoek op grensvlakken tussen de afdelingen te versterken.
Prenataal onderzoek op drie locaties Nederland telt ongeveer tweehonderdduizend zwangerschappen per jaar en alleen de academische ziekenhuizen zijn vergunninghouders voor geavanceerd ultrageluidonderzoek. Hierdoor konden de acht centra nauwelijks hun prenatale diagnostiek bolwerken. In 2002 erkende het ministerie van VWS dit probleem: de acht centra mochten zich uitbreiden. Vergunninghouder UMC Utrecht sloeg de handen ineen met het Utrechtse Diakonessenhuis en het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. November 2004 ondertekenden de drie partijen de Samenwerkingsovereenkomst Non-Invasieve Diagnostiek. Eenheid in behandeling, eenheid in diagnostiek en eenzelfde hoog expertiseniveau moeten leiden tot meer kwaliteit en grotere patiënttevredenheid.
48
jaarverslag UMC Utrecht
Divisie Perioperatieve Zorg en Spoedeisende Hulp Nationale en internationale contacten
De uitbreiding van het aantal anesthesiologen in opleiding van 28 naar 50 en de invoering van de nieuwe opleidingseisen hebben geleid tot een versterking van de onderwijs- en opleidingsorganisatie. De onderwijsen opleidingsplanning werd in 2004 voor het eerste centraal gecoördineerd. Dat resulteerde in de opstelling van een integraal onderwijs- en opleidingsplan voor 2004-2005. Voor de opleiding tot anesthesioloog werkte de divisie intensief samen met het AMC. Na de Europese certificering van de opleiding Anesthesiologie UMC Utrecht in 2002 namen de internationale contacten verder toe, vooral voor stages van studenten Geneeskunde. De afdeling Anesthesiologie ontving dit verslagjaar twaalf buitenlandse studenten.
Voorkomen van complicaties Binnen de divisie wordt onderzoek gedaan naar het voorkomen van perioperatieve neurologische complicaties en behandeling van ernstig hersenletsel op de Intensive Care. Agiko Olaf Cremer won de ‘New Investigator Award van de Society of Neurosurgical Anesthesia and Critical Care’ voor een vergelijkend onderzoek naar de behandeling van hersenletsel in twee Nederlandse ziekenhuizen. Agiko Diederik van Dijk publiceerde samen met cardioloog Hendrik Nathoe diverse artikelen over de Octopus-studie. In deze studie werd onderzocht of een hartoperatie volgens de Octopusmethode (zonder hartlongmachine) de kans op postoperatieve schade vermindert. Van Dijk won hiermee de ‘Research Award van de International Anesthesia Research Society’.
Productieafspraken Ondanks de schaarste op de arbeidsmarkt voor operatieassistenten en anesthesiemedewerkers zijn de productieafspraken grotendeels nagekomen. Dit jaar kon meer aandacht worden besteed aan kwaliteitsverbeteringsprojecten. Met ondersteuning van het Kwaliteitsinstituut CBO zijn vijf projecten gestart.
Kwaliteitsprojecten Door de invoering van het postoperatieve pijnbeleid wordt nu bij ruim negentig procent van de kinderen op verpleegafdeling Kikker geen tot lichte pijn gemeten bij het verlaten van de WKZ-recovery; op de recovery van Klinische OK leidde dit pijnbeleid tot gunstige resultaten: bijna tachtig procent van de patiënten had geen tot lichte pijn; IC-2 heeft een glucosemeting en –protocol in gevoerd waardoor IC-patiënten binnen 24 uur de beoogde glucosewaarde hebben; op de OK-dagbehandeling zijn de wachttijden voor kaakchirurgische en heelkundige patiënten drastisch afgenomen tot een half uur; de poli Postoperatieve Screening heeft het proces rond de telefonische consulten verbeterd, zodat de anesthesioloog, ter voorbereiding op operatie, optimaal is geïnformeerd over de gezondheidstoestand van de patiënt. Daarnaast zijn procesbegeleiders opgeleid om in de komende jaren meerdere projecten te initiëren. Het opstellen van zowel medische als zorginhoudelijke protocollen op intranet moet bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van de zorg.
49
2004
Divisie Radiologie, Radiotherapie en Nucleaire Geneeskunde Digitale foto’s
De afdeling Radiologie – en daarmee het hele UMC Utrecht – ging vanaf 1 september over op digitale foto’s. Sindsdien worden röntgenfoto’s en beelden van MRI-, CT- en echo-onderzoeken niet meer afgedrukt maar digitaal verspreid via diverse werkstations op Radiologie en de (poli)klinieken in het UMC Utrecht. PACS (Picture Archiving and Communications System) is het systeem dat voor verspreiding en opslag van de beelden zorgt. Foto’s raken nu nooit meer zoek en kunnen op meerdere plaatsen tegelijk worden bekeken. Ook op logistiek vlak wordt winst geboekt: er hoeven geen foto’s meer gebracht en gehaald te worden bij het röntgenarchief.
Beelden van het jaar Begin 2004 heeft de groep Physics of Molecular Imaging Sciences, onder leiding van dr. F.J. Beekman van de afdeling Nucleaire Geneeskunde, de bouw van een revolutionair SPECT-systeem (Single Photon Emission Computer Tomography) voltooid. Met deze nieuwe techniek, U-SPECT, kan informatie over het functioneren van organen van een patiënt worden gevisualiseerd. De eerste U-SPECT beelden werden door de Society of Nuclear Medicine bekroond met de titel ‘Images of the Year’. Het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht kende dr. F.J. Beekman en dr. M.P. Smidt 1,4 miljoen euro toe voor hersenonderzoek met U-SPECT. De titel van dit zogenoemde High Potential onderzoek is ‘Brain Analysis using Molecular Imaging’.
Drie nieuwe bestralingsbunkers De sterke vergrijzing en daarmee de toename van meer complexe bestralingsbehandelingen maakte een capaciteitsuitbreiding noodzakelijk. Om de wachtlijsten te verkorten heeft - op verzoek van en in samenwerking met de overheid – de Landelijke Vereniging voor Radiotherapie een landelijk uitbreidingsplan voor bestralingsmogelijkheden gemaakt. Voor het UMC Utrecht betekende dit drie bunkers met bestralingsapparatuur erbij, waardoor ook de meest moderne technieken vaker kunnen toegepast. Hiermee komt het aantal versnellers in het UMC Utrecht op acht. In de tweede helft van 2004 konden er de eerste patiënten terecht.
50
jaarverslag UMC Utrecht
Directie Informatievoorziening en Financiën Beleidsontwikkeling
De directie Informatievoorziening en Financiën (d-I&F) heeft in de vorm van beleidsvoorbereiding haar steentje bijgedragen aan de strategie van het UMC Utrecht. Zo leverde ze op het gebied van regionale samenwerking een bijdrage aan een onderzoek naar de opbouw van een ‘low risk’ verloskundig centrum. Ook werd bijgedragen aan het samen met het Utrechtse Diakonessenhuis ontwikkeld beleid om de spoedeisende hulp in Utrecht oost/centrum te reguleren. Daarnaast stak de directie veel energie in de invoering van de DBC-systematiek. Verder is ze in 2004 betrokken geweest bij het uitwerken van een financiële prikkel voor ruimtegebruik, de aanschaf van nieuwe bedden en het beleidskader bedrijvigheid, inclusief de inzet van private middelen.
Werkomgeving Op basis van de resultaten van het medewerkersbetrokkenheids- en tevredenheid onderzoek (MBTO) 2003 zijn acties uitgezet. Voorbeelden hiervan zijn de nadrukkelijke aandacht voor communicatie, het verbeteren van het personeelsbeleid en het optimaliseren van de (fysieke) werkomgeving. Mede hierdoor is het gemiddelde ziekteverzuimpercentage van de d-I&F dit verslagjaar, in vergelijking met 2003, met 0,6 procentpunt gedaald.
ICT-Masterplan Vanuit het beleidsproject ‘ICT-Masterplan’ is een groot aantal projecten uitgevoerd, onder andere op het gebied van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD), ordermanagement en afsprakenplanning. Uit een extern onderzoek van een aantal grote en inmiddels afgeronde trajecten blijkt dat de betrokken divisies tevreden zijn over de opgeleverde resultaten. Uit het onderzoek ‘Nationale monitor internet werving’ komt de personeelswervingswebsite van het UMC Utrecht naar voren als de beste van Nederland. De d-I&F heeft deze site in samenwerking met onder andere d-P&O gemaakt.
DBC De invoering van de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC) is in 2004 gerealiseerd. Veel aandacht is besteed aan de registratie. Er is een blauwdruk gemaakt voor de registratie van DBC’s en de opzet van de interne controle is voorbereid. De d-I&F informeert de divisies continu over de kwaliteit van de decentrale registratie. Daarnaast is een declaratieproces opgezet, zodat vanaf 2005 kan worden gedeclareerd volgens de nieuwe systematiek. Tenslotte zijn voorbereidingen getroffen voor het maken van productieafspraken met zorgverzekeraars in termen van DBC’s, en is de informatievoorziening voorbereid voor het DBC-tijdperk.
Bedrijfsvoering In 2004 zijn per divisie interviews gehouden om de inrichting van de bedrijfsvoering (controlefunctie) te toetsen. Hierbij is ingegaan op onder andere de budgethouderstructuur, rapportages, analyses en bijsturing. Per divisie zijn handhaaf- en verbeterpunten, conclusies en een advies opgesteld. Verbeterpunten hebben geleid tot bijvoorbeeld aangescherpte rapportages en verbeterde analyses op het gebied van de bedrijfsvoering.
51
2004
Directie Personeel en Organisatie Mensen maken het verschil
De directie P&O vindt het van belang dat het UMC Utrecht een aantrekkelijk werkgever is en blijft. Daarom is veel aandacht besteed aan de positionering van het UMC Utrecht op de arbeidsmarkt, onder meer door prikkelende wervingscampagnes. De directie heeft in het verslagjaar de nadruk gelegd op een proactieve en integrale opstelling in al haar activiteiten. Ontwikkelingen op het gebied van de UMC-organisatie, de arbeidsmarkt en de zorgvraag maakten een herijking van de P&O-strategie en -werkwijze noodzakelijk. Onder het motto ‘mensen maken het verschil’ zijn drie uitgangspunten in praktijk gebracht. Ten eerste moet de basis van het personeelswerk in orde zijn. Vervolgens moet, waar mogelijk, maatwerk aan verschillende groepen medewerkers worden geboden. Tenslotte wordt kennis over personeelsinstrumentarium en beleidskeuzes gedeeld, in landelijke netwerken maar ook in bijeenkomsten met divisies.
Organisatieontwikkeling De directie heeft, mede als gevolg van de integrale opstelling, de beleidsstaf en de afdeling P&O-control samengevoegd. De nieuwe afdeling Staf d-P&O richt zich op beleidsadvisering en –ondersteuning, is actief in allerlei UMC-brede projecten en verzorgt P&O-stuurinformatie, zoals over het gebruik van de beoordelingssystematiek. Hieruit bleek dat het jaarlijks beoordelen er bij de divisies nog niet goed in zit. De Raad van Bestuur heeft dan ook besloten de divisies daar steviger op aan te spreken.
Personeelsmanagement Medewerkers van de directie staken veel energie in de invoering van het nieuwe functiewaarderingssysteem, Fuwavaz. Daarnaast was Management Development opnieuw een speerpunt: de leergang voor medisch en wetenschappelijk afdelingshoofden ging in 2004 voor het eerst van start. Vanaf 2004 worden alle personeelsdossiers elektronisch bewaard.
Arbeidsvoorwaarden Het UMC-kinderdagverblijf heeft zich in het verslagjaar voorbereid op de nieuwe Wet op de Kinderopvang. Hiervan werd de kostprijs bepaald en ouders erover geïnformeerd.
Werknemersorganisaties Landelijk zal dP&O van het UMC Utrecht invloed uitoefenen: haar directeur is voorzitter geworden van het overleg met alle directeuren P&O van de Universitair Medische Centra. In die functie onderhandelt zij met de werknemersorganisaties over de CAO.
Personeel Gratificatie Door incidentele meevallers kon het UMC Utrecht op een aantal terreinen stimuleringssubsidies vrijmaken. Daarnaast is een bedrag besteed aan een eenmalige gratificatie van maximaal vijfhonderd euro bruto voor alle medewerkers, als blijk van waardering voor hun bijdrage aan patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. De uitstekende externe beoordelingen van alle drie de primaire processen binnen het UMC Utrecht waren aanleiding de gratificatie toe te kennen. Bezwaren en klachten In 2004 ontving de Raad van Bestuur 126 bezwaren tegen rechtspositionele besluiten. Voor 83 bezwaren is tijdens het verslagjaar een oplossing gevonden, in dertien gevallen na een advies van de Bezwarenadviescommissie (BAC). Van de 126 bezwaren waren er 43 aan het eind van het verslagjaar nog niet afgerond.
52
jaarverslag UMC Utrecht
2004
2003
bezwaar gegrond
2
1
bezwaar ongegrond
6
6
deels gegrond / deels ongegrond
1
1
geschikt
3
4
partijen terug om de tafel
1
4
totaal aantal zaken
13
16
Fuwabac In 2004 is voor de invoering van Fuwavaz (functiewaardering academische ziekenhuizen) een aparte bezwarenadviescommissie ingesteld, de Fuwabac (de functiewaarderingsbezwarenadviescommissie). Deze commissie behandelt bezwaren van medewerkers over de omzetting of waardering van hun functie in Fuwavaz. In 2004 heeft de Fuwabac 38 zittingen gehad. De Ombudsman In 2004 hebben 180 medewerkers zich met vragen en klachten tot de Ombudsman gewend, voornamelijk op de gebieden arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen. In nauw overleg met de d-P&O is onder meer aandacht besteed aan: Fuwavaz en Fuwabac; bezuiniging en reorganisatie bij de divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie (DIGD); bezwaartermijn; Arbo; ziek na ontslag; rechtspositie in het algemeen. Management Development Het UMC Utrecht besteedt veel aandacht aan leiderschap. Zo heeft meer dan de helft van het topkader een leertraject gevolgd of zich laten ondersteunen via persoonlijke coaching, individueel of in teamverband. Ook voor direct leidinggevenden en voor het middenkader werden themabijeenkomsten georganiseerd over de inzet van personeelsinstrumenten, effectief leiderschap, ontwikkelingen in de zorg en patiëntveiligheid. Elektronisch Personeels Dossier (EPED) Maart 2004 begon d-P&O met het omzetten van de papieren naar digitale personeelsdossiers. Een van de redenen was het gemakkelijker toegankelijk maken van de personeelsdossiers voor de gedecentraliseerde P&O-adviseurs plus secretariaat. Ruim tienduizend papieren dossiers zijn omgezet in Elektronische Personeels Dossiers (EPED). In- en uitstroomenquête De jaarlijkse In- en Uitstroomenquêtes geven inzicht in waarom medewerkers kiezen voor het UMC Utrecht (instroom) en waarom medewerkers de organisatie verlaten (uitstroom). Ook worden daarmee de resultaten van ingezet beleid en de richting van eventueel gewenste beleidsaanpassingen zichtbaar. Uit de resultaten bleek dat medewerkers vooral voor het UMC Utrecht kozen vanwege de inhoud van het werk en de wens tot ontplooiing. Ze besloten de organisatie te verlaten vanwege werkklimaat, loopbaanperspectief en reistijd. Loopbaanbeleid en loopbaanontwikkeling Loopbaanontwikkeling heeft continue aandacht. Bij het Loopbaancentrum werden dit verslagjaar 73 loopbaanadviestrajecten begeleid. Het differentiëren in functies draagt ook bij tot loopbaanmogelijkheden. Daarnaast is in de gesprekkencyclus ‘sturen door beoordelen’ meer ruimte gemaakt voor de loopbaanontwikkeling van medewerkers. Situatie arbeidsmarkt De economische recessie is zichtbaar op de arbeidsmarkt. Het aantal werklozen stijgt snel. Gezien de toeloop van het aantal (open) sollicitaties is er sprake van een aanbodmarkt. Volgens het Centraal Planbureau is in 2004 de werkgelegenheid met 1,25 procent afgenomen.
53
2004
Sollicitanten Het aantal sollicitanten vertoont sinds 2001 een stijgende lijn. Dit is het resultaat van intensief campagnematig werven. In 2003 en 2004 neemt het aanbod sterk toe: van gemiddeld 87 sollicitanten per week naar 123 in 2003 en 138 in 2004. Deze toename wordt veroorzaakt door een sterke stijging van het aantal open sollicitaties en van het aantal reacties per vacature. Dit zijn duidelijke symptomen van de aanbodmarkt. Met name van de doelgroepen administratief en secretarieel, paramedisch (met uitzondering van OK-personeel), HBO-verpleegkundigen en algemeen/staf is een stijgend aantal (open) sollicitaties afkomstig.
2004
2003
2002
Internethits
178.272
130.662
92.448
Open sollicitaties per e-mail
1.637
1.278
981
Open sollicitaties per brief
712
527
225
Totaal aantal sollicitanten
7.219
6.399
4.527
Gratis baneninformatielijn
1.495
2.328
2.131
Advertenties
169
252
345
Vacatures
574
506
573
Vacatures Het aantal vacatures is ten opzichte van 2003 gestegen. Het aantal advertenties is daarentegen opvallend gedaald: door het benutten van een toenemend aantal open sollicitaties wordt minder direct geworven. Voor de doelgroep administratief en secretarieel is daarom een advertentiestop afgekondigd. De site www.werkenbijumcutrecht.nl wordt zeer goed bezocht. De meeste sollicitanten reageren digitaal en solliciteren direct via deze internetsite. Internet neemt de rol van adverteren in dag- en weekbladen over. De in het verleden ingezette wervingsstrategie werpt dus haar vruchten af. Personeelsfonds ‘Reken ook op ons in 2004’ heet de nieuwe folder die in maart 2004 is verspreid onder alle medewerkers. Het Personeelsfonds heeft dit verslagjaar 657 aanvragen ontvangen voor leningen en tegemoetkomingen. Het aantal medewerkers dat het fonds benadert voor financiële ondersteuning is licht gestegen: van 6.837 naar 6.913. Bij indiensttreding worden medewerkers automatisch lid van het fonds, tenzij hiertegen bezwaar wordt aangetekend. Bij pensionering blijven medewerkers gratis deelnemer. Ontspanningsvereniging Meer dan 2.500 medewerkers hebben dit verslagjaar deelgenomen aan de georganiseerde activiteiten. Zo werd onder meer een wintersportreis en een volleybaltoernooi georganiseerd. Daarnaast organiseerde de Ontspanningsvereniging ook een reis voor gepensioneerde medewerkers en een pretparkbezoek voor kinderen van medewerkers.
Arbo Ontwikkeling arbeidsverzuim Het arbeidsverzuim, exclusief langdurig verzuim, is in 2004 licht gedaald van 5,5 procent naar 5,3 procent. Ook is de meldingsfrequentie afgenomen. Deze gunstige resultaten zijn vooral te danken aan de daling bij het verpleegkundig en verzorgend personeel. Ook het langdurig verzuim is gedaald. De komende jaren ligt er een grote uitdaging voor het UMC Utrecht om medewerkers met beperkingen aan het werk te houden.
54
jaarverslag UMC Utrecht
Ziekteverzuim 2004
2003
2002
Arbeidsverzuim percentage excl. langdurig verzuim
5,3
5,5
5,9
Arbeidsverzuim percentage incl. langdurig verzuim
6,1
6,3
6,8
Meldingsfrequentie
1,51 keer
1,58 keer
1,58 keer
Reïntegratie en WAO-instroom 2004
2003
2002
Aantal probleemanalyses
263
329
81
Herplaatst in andere functie binnen UMC
58
31
33
Herplaatst buiten UMC Utrecht
20
9
9
WAO-instroom
58
47
66
2004
2003
2002
Algemene en administratieve functies
6,3
6,2
6,3
Hotelfunctie
9,2
9,7
11,6
Specialist Niet Medisch
4,5
5,4
5,0
Beeld & Lab functies
4,7
4,6
4,9
Psychosociale behandeling en begeleiding
5,2
4,4
6,5
Verpleging en Verzorging
6,0
6,8
6,7
Medisch
1,5
1,4
1,7
Wetenschappelijk Onderzoek
2,1
2,2
1,7
Ziekteverzuim per beroepsgroep
In percentages, exclusief langdurig verzuim
55
2004
Arboplusconvenant Nadat in 2003 het Arboconvenant was afgerond, is in 2004 het Arboplusconvenant – met een looptijd tot 2006 – afgesloten. Doelstelling is het ziekteverzuim verminderen tot maximaal 4,8 procent – met nadruk op de reïntegratie van verzuimende medewerkers. Daarnaast kreeg de ondersteuning van arbo-coördinatoren extra aandacht. Meerjarenbeleid In 2004 is het nieuwe arbo- en milieumeerjarenbeleid van kracht geworden. Speerpunten hierin zijn: daling van WAO-instroom en arbeidsverzuim; preventie van blootstelling aan risico’s (fysieke belasting, psychische belasting, cytostatica, gevaarlijke stoffen); het verder ontwikkelen van de decentrale arbo- en milieuorganisatie. Hepatitis-B Hepatitis-B vormt een risico voor medewerkers en patiënten. Daarom krijgen medewerkers bij indiensttreding een vaccinatie aangeboden. In 2004 is een screening uitgevoerd bij 715 medewerkers. Geen van hen bleek drager van het Hepatitis-B virus te zijn. Melden incidenten Het melden van incidenten kreeg dit verslagjaar extra aandacht. Met effect, want er zijn meer meldingen van onveilige situaties, agressie en geweld gedaan zodat preventief naar een oplossing kon worden gezocht. De toename van meldingen over verbaal en fysiek geweld is toe te schrijven aan de vergrote bewustwording dat ook geweld dat hoort bij een bepaald ziektebeeld niet toelaatbaar is.
Meldingen incidenten Ongeval / incident
2004
2003
2002
Prik-, snij-, bijt- en spatincidenten
146
152
150
Meldingen seksuele intimidatie
0
0
0
Meldingen agressie en geweld Dreiging met geweld Fysiek geweld Verbaal
51 87 71
93 46 -
Meldingen discriminatie
0
4
0
Meldingen onveilige situaties
17
0
0
Meldingen arbeidsongevallen
42
47
12
Overige meldingen
0
8
0
-
Milieuzorg Milieuactieplan Het milieuzorgsysteem van het UMC Utrecht is in 2004 opnieuw bekroond met een ISO 14001 certificaat. Dit betekent dat het voldoet aan de internationale standaard voor milieuzorg. Andere belangrijke onderwerpen in 2004 waren de ontvangst van de nieuwe milieuvergunningen en het opstellen van een energiebesparingsplan. Actuele doelstellingen zijn onder meer het verminderen van het gebruik van zwarte-lijststoffen, duurzaam inkopen en duurzaam bouwen. De milieudeskundigen hebben een milieuactieplan voor 2005 opgesteld met daarin de kernpunten: het uitvoeren van energiebesparende maatregelen; het opzetten van een energiebesparingscampagne; milieuvriendelijk inkopen; verbeteren van de opslag van gevaarlijke stoffen. Daarmee zijn de meeste doelstellingen uit het milieuactieplan van 2004 gehaald.
56
jaarverslag UMC Utrecht
Milieuvergunning In 2004 heeft het UMC Utrecht zowel een nieuwe milieuvergunning als een nieuwe lozingsvergunning ontvangen. Naast verschillende eisen en voorschriften bevatten deze vergunningen enkele onderzoeksverplichtingen op gebied van energiebesparing, waterbesparing, afvalpreventie, het verminderen van het gebruik van zwarte-lijststoffen en het inzichtelijk maken van op het riool geloosde stoffen Energie- en waterverbruik Ondanks de diverse uitbreidingen is het waterverbruik in 2004, ten opzichte van 2003, met één procent gedaald. In 2004 is de energie-index met drie procent verbeterd ten opzichte van 2003. De oorzaak hiervoor ligt voornamelijk in de gebruikname van de nieuwe warmtekrachtinstallatie in de energiecentrale. De verwachting is dat door de warmtekrachtinstallatie de energie-index in 2005 verder verbetert.
Waterverbruik (in 1000 m3) 2004
2003
2002
223
226
225
Energieverbruik (in m3 aardgasequivalent per m2 vloeroppervlak) 2004
2003
2002
50,6
52,3
48,5
Afval De totale hoeveelheid afval is de laatste jaren redelijk constant. Per afvalstroom zijn verschillende hoeveelheden waarneembaar. Door de digitalisering van de fotografie zijn de hoeveelheden glasafval, fixeer en ontwikkelaar gedaald. Het papierafval is gestegen door een betere afvalscheiding, zodat minder papier tussen het bedrijfsafval belandt. Het specifiek ziekenhuisafval is toegenomen omdat het microbiologisch afval niet meer als bedrijfsafval wordt afgevoerd. In 2004 is als doorlopende proef 26 ton afval gedesinfecteerd en vermalen. Deze bewerking levert milieuwinst op in de vorm van minder transportbewegingen, minder verpakkingen en minder verbrandingen van natte fracties uit deze afvalstroom. Het aandeel recyclebaar afval is toegenomen van 35 naar 37 procent – de doelstelling voor 2008 is veertig procent.
57
Afval (in 1000 kg)
2004
2003
2002
Bedrijfsafval
1051
1068
1193
Papier en karton
458
446
346
Glas
113
132
165
Swill en organisch afval
147
141
157
Specifiek ziekenhuisafval
77
44
62
Chemisch afval
46
47
36
Fixeer en ontwikkelaar
27
51
46
Overig gevaarlijk afval
6
10
13
Totaal
1925
1939
2018
2004
Afvalwater In 2004 is het afvalwater drie keer bemonsterd en geanalyseerd. De steekmonsters van de zes meetputten voldeden aan de eisen die daarvoor in de lozingsvergunning zijn gesteld. Wel werd op twee verschillende meetpunten tweemaal een verhoogde concentratie tolueen en chloroform aangetroffen. Hiervan is de oorzaak nog onduidelijk. Ook is gedurende drie weken de verontreiniging van het afvalwater gemeten. Het resultaat bedroeg 3.237 vervuilingseenheden. Dat is iets minder dan in 2003.
58
jaarverslag UMC Utrecht
Facilitair Bedrijf
Prijsvoordelen Het Facilitair Bedrijf onderzoekt mogelijkheden die de klant ondersteunen bij contacten met leveranciers. Digitaal bestellen is vanaf 2004 mogelijk. Cluster Inkoop heeft samen met twee divisies een pilot opgezet om te kijken of deze manier van werken bevalt. De resultaten zijn positief: efficiencyslagen worden gemaakt, prijsvoordelen behaald en bestellingen sneller geleverd.
Verzuimbeleid In de gezondheidszorg is het ziekteverzuim een aandachtspunt, zo ook binnen het Facilitair Bedrijf. Sinds jaren is een neergaande trend ingezet. Met name bij de clusters Schoon Gebouw & Omgeving, Voeding en Logistiek is hieraan gewerkt en een plan opgezet om specifiek voor hun doelgroepen een training verzuimbeleid te ontwikkelen.
Energie Het Facilitair Bedrijf hecht sterke waarden aan milieuzorg. Na enkele jaren voorbereiding en uitvoering is eind 2004 een nieuwe Warmte Kracht Koppeling opgeleverd in de energiecentrale van het UMC Utrecht. Deze nieuwe installatie kan gemiddeld tweederde van de energiebehoefte van het UMC Utrecht zelf opwekken. Gezien het zeer hoge rendement is dit, zowel vanuit economisch als vanuit milieu perspectief, een geslaagd project. De organisatie heeft geen hinder ondervonden van de vervanging van de oude door de nieuwe installatie.
Beeldtechniek Innovatie, ook op het gebied van beeldtechniek: in 2004 heeft het cluster Multimedia het DiBase digitale beeldarchiveringssysteem ingevoerd. Hiermee worden medische foto’s gearchiveerd en beheerd. Met dit systeem hebben medici vanaf de eigen locatie toegang tot alle patiëntenfoto’s in het archief van de afdeling – voor zowel patiëntenzorg als onderwijsdoeleinden. Het grote voordeel van dit systeem is dat het op een reguliere PC draait waardoor geen extra (dure) apparatuur nodig is.
Ondernemingsresultaten Het Facilitair Bedrijf heeft in 2004 een gunstig financieel resultaat behaald van € 12.800. Binnen de verschillende onderdelen is hard gewerkt aan kostenbesparing. Zo zijn er scherpere afspraken met leveranciers gemaakt en leidt de onderlinge samenwerking tussen clusters tot meer efficiency, met name bij projecten.
59
2004
Middelen
60
jaarverslag UMC Utrecht
Bouw en Ruimtemanagement
De nieuwe regeling Decentralisatie Huisvestingslasten Academische Ziekenhuizen (DHAZ) is vanaf 1 januari 2004 van kracht. Alle bouw- en instandhoudingsactiviteiten zijn vanaf dan gebaseerd op het Lange Termijn Huisvestingsplan (LTHP) waarover alle UMC’s moeten beschikken. Dit verslagjaar zijn veel projecten gerealiseerd: de keuken en het bedrijfsrestaurant zijn volledig vernieuwd; de piketkamers in locatie AZU zijn gerenoveerd; het wegdek is geheel vernieuwd en voorzien van een geavanceerde vloerverwarming die wordt gevoed met restwarmte van de energiecentrale. Aan de veiligheid van de gebouwen is ook aandacht besteed. Onder meer is het camerabewakingssysteem (CCTV-systeem) geheel vernieuwd en is de aanbesteding van de vervanging van het brandveiligheidssysteem afgerond – een van de voorwaarden om een wettelijk voorgeschreven gebruiksvergunning te verkrijgen. Tenslotte kon dit verslagjaar de nieuwbouw van het Hijmans van den Berghgebouw volgens schema plaatsvinden. De invoering van de decentralisatie van de huisvestingslasten is gestart. Hiervoor is een ruimteregistratiesysteem operationeel en worden mutaties verrekend. Ook is tijd en geld geïnvesteerd in een nieuw beheersinformatiesysteem voor het bewaken en sturen van projecten.
UMC Utrecht Participaties
UMC Utrecht Participaties nam dit verslagjaar deel in vijf dochtermaatschappijen. Een daarvan betreft een meerderheidsbelang. Eind 2004 had de UMC Utrecht Participaties, samen met de UU-Holding, 41 octrooien of aanvragen in beheer. Tot deze 41 gezamenlijke octrooien of aanvragen behoren acht nieuwe aanvragen die in 2004 tot stand gekomen zijn, terwijl zes aanvragen zijn gestopt. Van deze gezamenlijke aanvragen zijn er zeven in licentie gegeven of overgedragen aan derden. Voor een groeiend aantal octrooien of aanvragen lopen gesprekken met derden om tot het verstrekken van licenties te komen. Zowel het zorgvuldig en slagvaardig aanvragen van nieuwe octrooien als het actiever valoriseren en het verstrekken van licenties zijn speerpunt van beleid. Naast de door de UU-Holding en UMC Utrecht Participaties beheerde octrooien of aanvragen bestaat zo’n vijftigtal octrooien of aanvragen van deze kennisinstellingen uit het verleden. Hiervan ligt het beheer nog bij divisies of faculteiten, of het is inmiddels aan derden overgedragen.
61
2004
Personalia
62
jaarverslag UMC Utrecht
Raad van Toezicht
Dr. H.H.F. Wijffels, Maarn, voorzitter Mr. J.R. Kluyver, Leersum, lid Mw.mr. J.H.B. van der Meer, Schiedam, lid Prof.dr. N.A.M. Urbanus, Hilversum, lid W. de Bruijn RA, Aerdenhout, lid Drs. D.J. Barth, Gouda, lid Mw.drs. G.J.M. van den Maagdenberg, Utrecht, secretaris
Raad van Bestuur
Prof.dr. G.H. Blijham, Zeist, voorzitter Prof.dr. J.C. Stoof, Aalsmeer, vice-voorzitter en decaan Drs. H.H.J. Bol, Helvoirt, lid
63
2004
Kolonel-arts J.R. Zijp*, Boskoop, lid Mw.drs. G.J.M. van den Maagdenberg, Utrecht, secretaris *Als commandant van het Centraal Militair Hospitaal q.q. lid van de Raad van Bestuur
Samenstelling Managementteams 31 december 2004 Biomedische Genetica
Prof.dr. P.C. van der Vliet, medisch manager en voorzitter Prof.dr. R. Berger, manager onderwijs en onderzoek Prof.dr. D. Lindhout, manager zorg Drs. B. Koster, manager bedrijfsvoering
Chirurgie (tot 1 juli) Prof.dr. Chr. van der Werken, medisch manager en voorzitter
Prof.dr. H.G. Gooszen, manager onderzoek en onderwijs Mevrouw C. Helder, manager zorg Mr. E.J. Rutters, manager bedrijfsvoering
Hart Long Centrum Utrecht Prof.dr. J.W.J. Lammers, medisch directeur en voorzitter Drs. R. Roor, manager zorg Mevrouw ir. L.M. Oldenkamp, directeur bedrijfsvoering Vacature, directeur onderzoek en onderwijs
Heelkundige Specialismen (vanaf 1 juli) Prof.dr. Chr. van der Werken, medisch manager en voorzitter Prof.dr. A.J. Verbout, manager onderzoek en onderwijs Mevrouw C. Helder, manager zorg Mr. E.J. Rutters, manager bedrijfsvoering
Hersenen Prof.dr. R.S. Kahn, medisch manager en voorzitter Prof.dr. J.M. van Ree, manager onderzoek en onderwijs Mevrouw J.G.W. Lensink MScN, manager zorg Drs. J.P.M. Kuilboer, manager bedrijfsvoering
Hoofd-Hals (tot 1juli) Prof.dr. G.J. Hordijk, medisch manager en voorzitter Prof.dr. W.F. Treffers, manager onderzoek en onderwijs Mevrouw drs. A.E. Spreen, manager zorg Mr. E.J. Rutters, manager bedrijfsvoering
Interne Geneeskunde en Dermatologie Prof. dr. K.I. Lie, a.i. medisch manager en voorzitter (tot 1 oktober) Prof.dr. M. Samsom,
64
jaarverslag UMC Utrecht
medisch manager en voorzitter (vanaf 1 oktober) Prof.dr. M. Samsom, manager onderzoek en onderwijs (tot 1 oktober) Prof.dr. E. van der Wall, manager onderzoek en onderwijs (vanaf 1 oktober) Mevrouw J. van Vliet, MHA, manager zorg (tot 1 september) Mevrouw I. Haasnoot, manager zorg (vanaf 1 december) Mevrouw mr. W. Krekel, RC, manager bedrijfsvoering (tot 1 april) Drs. J.P.M. Kuilboer, a.i. manager bedrijfsvoering (vanaf 1 juni)
Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde Prof.dr. D.E. Grobbee, manager onderzoek en voorzitter Prof.dr. Th.J.M. Verheij, manager onderwijs Prof.dr. B.A. van Hout, manager bedrijfsvoering Drs. M. van der Starre, manager bedrijfsvoering (vanaf 1 juni)
Kinderen Prof.dr. J.L.L. Kimpen, medisch manager en voorzitter Prof.dr. W. Kuis, manager onderzoek en onderwijs Mevrouw I. Haasnoot, manager zorg (tot 1 december) Drs. E.C. Müter, manager bedrijfsvoering
Laboratoria en Apotheek Dr. G. Rijksen, manager patiëntenzorg en voorzitter Prof.dr. J.J.M. Marx, manager onderzoek (tot 1 juli) Prof.dr. F. Miedema, manager onderzoek (vanaf 1 juli) Drs. P. van Asten, manager onderwijs Drs. J.V. van Marken, manager bedrijfsvoering
Perinatologie en Gynaecologie Prof.dr. B.C.J.M. Fauser, medisch manager en voorzitter Prof.dr. F. van Bel, manager onderwijs en onderzoek Mevrouw drs. J.N. van Nieuw Amerongen, manager zorg Ir. B.C. van Lieshout, manager bedrijfsvoering
Peri-operatieve Zorg en Spoedeisende Hulp Prof. dr. H.E.M. Kerkkamp, medisch manager Prof.dr. C.J. Kalkman, manager onderzoek Mevrouw A. Wouters, manager zorg Mevrouw drs. M.H. Lormans, manager bedrijfsvoering
Radiologie, Radiotherapie en Nucleaire Geneeskunde Dr. M.J. Hendriks, medisch manager Prof.dr.ir. M.A. Viergever, manager onderzoek en onderwijs Drs. O.A. Bouhuys, manager bedrijfsvoering
Directies
Informatievoorziening en Financiën Mw. drs. M.A.A. Acampo, directeur
Personeel en Organisatie Mw. drs. H.P. Griffioen, directeur
Facilitair Bedrijf A.G.B. Leferink MBA, directeur Drs. A.F. Molenaar, manager klanten en bedrijfsvoering I.J.M. Cornel MBA, manager facilitaire diensten Ing. Ph.B. Cornelisse, manager facilitaire diensten
Onderwijsinstituut Prof.dr. Th.J. ten Cate,
65
2004
wetenschappelijk directeur en voorzitter Prof.dr. J.A. van der Donk, directeur organisatie en GBO-curriculum Dr. J.C.C. Borleffs, directeur CRU’99 curriculum
Onderzoeksinstituten
Beeldwetenschappen Prof.dr.ir. M.A. Viergever, directeur
Biomedisch Instituut Hart en Vaten Prof.dr. H.A. Koomans, directeur Prof.dr. Ph.G. de Groot, plaatsvervangend directeur
Infectie en Immuniteit Prof.dr. J.J.M. Marx, directeur (tot 1 juli) Prof.dr. F. Miedema, directeur (vanaf 1 juli) Prof.dr. J. Verhoef, plaatsvervangend directeur
Ontwikkelingsbiologie en Oncologie Prof.dr. P.C. van der Vliet, directeur Prof.dr. E.E. Voest, plaatsvervangend directeur
Rudolf Magnus Instituut voor Neurowetenschappen Prof.dr. J.M. van Ree, directeur Prof.dr. J.H.J. Wokke, plaatsvervangend directeur
Inspraak en advies
Ondernemingsraad en Commissies Abvakabo P.W.G. van den Dijssel G. de Groot N. Hendriks S. Klis A.C.J. Pot J. Schoemaker L. Steenvoorde S.J.W. Wesselink, secretaris OR
Ambtenarencentrum J. den Dekker, vice voorzitter OR F.A.M. Klijn R. Peters M.J. Quaak R.J.B. Sakkers T.L. van Soest C. van der Tas CNV Publieke Zaak J. van ’t Land, voorzitter Idem L. Fondse R. Gresnigt J.G. van Heugten R. Kelderman T. Leegwater J. Legger M.J. van Leeuwen A.M.H.H. Suiker T. van Wijk
Bestuursleden Dr. A.F. van Olphen Drs. P.A.W.F.J. Schellekens Mevrouw drs. E.C.G. van Seumeren Prof.dr. A. Brutel de la Rivière Prof.dr. J. Verhoef Drs. T.H. Lo Dr. P.P. van Rijk Drs. A.N.J. Schouten Dr. L. Janssen Mevrouw drs. Y. Jonasse Dr. R.G. van Kesteren Dr. J.D. Banga Dr. R.H.W. Derksen Drs. N. Schlüsser Prof.dr. P. Helders Prof.dr. F. van Bel Drs. T.V.M. de Jong Dr. S.P.M. Geelen R.J.B. Sakkers
Faculteitsraad
Verpleegkundig Convent
Dr. H.A.M. Voorbij, voorzitter Dr. E. Holthuizen, vice voorzitter Dr. L. Koenderman Dr. N. van Meeteren Dr. M. Quaak Dr. P. van der Sluijs
Dagelijks Bestuur G. van Achterberg, voorzitter J.C. van Hornsveld R.J. van Barneveld J.C. Ram A. Tilro
Studentengeleding N. van der Aa A. Koopmans G. Kreuze N. Lastdrager A. Salimi Gilani C. Ypma
Stafconvent Dagelijks Bestuur Prof.dr. G.F. Koerselman, voorzitter Dr. H.K. Nieuwenhuis, vice-voorzitter Mevrouw drs. A.M.G.A. de Smet, secretaris
66
Drs. I.P. Leistikow, ambtelijk secretaris
jaarverslag UMC Utrecht
Leden F. Baay F. van Dormalen A. Feringa F. Gooskens I. Haasnoot G. van ’t Hul J. Klomp S. van der Lee A. Louwerse K. den Ridder A. Roele A. Schipper A. Spreen R. van der Ven H. Westland E. Wiersema E. van Ewijk J. Zweers
Medische Ethische Toetsingscommissie Kamer Even Prof. dr. G.J.E. Rinkel, voorzitter Mevrouw drs. M.D. van de Loo-Waller, adjunct-secretaris Dr. M.L. Bots (tot 1 maart) Drs. A.J. Brouwer (vanaf 1 maart) Prof.dr. A. Brutel de la Rivière Mevrouw N. Groenendaal, extern lid Dr. G.A. Groenewegen Dr. M.J. Kampelmacher Dr. J. Kesecioglu Mevrouw dr. L. Meeuwesen Dr. K.G.M. Moons Mr. M.G. Roessingh Dr. R.K.J. Simmermacher Drs. G. van Thiel Prof.dr. H.G.M. Westenberg Prof.dr. D.J. de Wildt Kamer Oneven Prof.dr. P.J.M. Helders, voorzitter (tot 1 juli) Mevrouw dr.ir. Y.T. van der Schouw, vice voorzitter (vanaf 1 juli) Prof.dr. A.F.A.M. Schobben, vice voorzitter (vanaf 1 juli) Mevrouw drs. M.D. van de Loo-Waller, adjunct-secretaris Mevrouw dr. L.E.M. Bartelink Prof.dr. J.J.M. van Delden Prof.dr. E.H.F. de Haan, extern lid Dr. L.W.M. Janssen Mevrouw dr. M. Kallewaard, extern lid Drs. G.A.P. de Kort Drs. H.Y. Kroes Dr. A.A. Kruize Mr. M.G. Roessingh Dr. J.P.C. Selten Dr. R.K.J. Simmermacher Drs. I. Uitewaal-Poslawsky Dr. A. Vos Mevrouw dr. M.L. Zonderland
67
2004
Kamer Kinderen Mw.prof.dr. C.J. Heijnen, voorzitter Dr. L. van Wolfswinkel, v ice-voorzitter Mw. M.A.C. van Groenestijn, secretaris Mw. C.J.M. Brinkhoff Dr. J. van Doorn Dr. L.J. Gerards Prof.dr. P.P. Goudena, extern lid Prof.dr. P.J.M. Helders Dr. M.O. Hoekstra Mw.dr. C.M.A. Rademaker Dr. M.M. Rovers (tot 1 oktober) Mw.drs. G. van Thiel, extern lid Dr. C.S.P.M. Uiterwaal (vanaf 1 oktober) Mw.dr. M. Uniken Venema Mr. A.M. Vermaas Prof.dr. A.J. van Vught
Klachtencommissie Mr. H. Hugenholtz, voorzitter Mevrouw P.P.M. van Reyssen, plaatsvervangend voorzitter Dr. J.P. Neijt Dr. R.H.J.M. Gooskens Dr. C.K. van der Et, plaatsvervangend lid E. Visser Mevrouw mr. M. Vanhouten, plaatsvervangend lid Mevrouw I.E. de Vos, Msc Mevrouw C. van Veelen, plaatsvervangend lid Prof.dr. I.H.M. Borel Rinkes Dr. I.A.M.J. Broeders, plaatsvervangend lid Voor BOPZ-klachten: Dr. H.J.G.M. van Megen Drs. A.A.W. Franken
Toegevoegd: Mevrouw L. Streefkerk Mr. A.M. Vermaas, secretaris Mr. M.G. Roessingh, plaatsvervangend secretaris
Dr. J.B.F. van der Valk, lid M. Wolfs, studentlid Dr. H. Zwart (vanaf 1 januari)
Meldingscommissie Incidenten Patiëntenzorg
Proefdierdeskundigen (adviserende rol): Dr. H.J.M. Blom Prof.dr. V. Baumans
Prof.dr. A.J. van Vught, voorzitter Prof.dr. G.J. Hordijk, vice-voorzitter Drs. P. van Asten D. de Bie Mr. M.G. Roessingh, secretaris Drs. I.P. Leistikow Leden Mevrouw drs. L.E.C. van Duin Mevrouw dr. P.M. Vermeulen Prof.dr. J.R.E. Haalbooom Drs. Th. Lo Dr. J.E.M. Verleisdonk J. van der Woude Mevrouw C.J.M. Brinkhoff Mevrouw A. Jansen Dr.ir. R.M. Verdaasdonk Dr. P.J. Branger Drs. E.G.C. van Seumeren
Dierexperimentencommissie Prof.dr. B.J.M. Zegers, voorzitter Prof.dr. L.M.A. Akkermans, vice-voorzitter Mw.drs. J.B. van Luipen, ambtelijk secretaris Mw. B.J. Benaissa-Trouw, lid Dr. F. Groenendaal (vanaf 1 september) Mw.dr. M. van der Meer, lid Dr. G. Pasterkamp, lid Dr. F. Stafleu, lid
68
jaarverslag UMC Utrecht