*14.25332*
Rekenkamercommissie Borger-Odoorn
Uw bsn
Gemeenteraad van Borger-Odoorn Postbus 3 7875 ZG EXLOO
Uw brief Ons kenmerk
14.25332 Behandeld door
F. Koenders Telefoonnummer
14 0591 Bijlage
div Datum
14 november 2014 Onderwerp
Onderzoeksrapport “Naar een toekomstbestendige WMO”. Geachte leden van de raad,
Hierbij bieden wij u als Rekenkamercommissie het onderzoeksrapport ”Naar een toekomstbestendige WMO” aan. Dit rapport beschrijft de resultaten van ons onderzoek naar de ontwikkelingen op het gebied van zorg en welzijn binnen de gemeente Borger-Odoorn. Door middel van dit rapport is getracht in beeld te brengen hoe de huidige WMO er uit ziet, wat er verandert en wat dit betekent voor de gemeente en cliënten. Uitgangspunt van dit onderzoek is tevens geweest, de raad meer grip te geven op de veranderingen, die gaande en nog komende zijn. Vanuit de vragen: wat beoogt die nieuwe WMO? Hoe geeft Borger-Odoorn hier invulling aan? En hoe kunnen raadsleden de actuele ontwikkelingen volgen en sturen? Een groot deel van het onderzoek heeft zich in het bijzonder gericht op de toekomst (ex ante) en geeft een momentopname weer van het sociale domein, dat sterk in ontwikkeling is. Dit kan betekenen dat de in dit onderzoek weergegeven bevindingen inmiddels door de tijd c.q. werkelijkheid kunnen zijn ingehaald. Waar mogelijk geven we dit in de rapportage aan. Het onderzoek is uitgevoerd door leden van de rekenkamercommissie en medewerkers van het bureau RADAR. In deel 1 van het rapport vindt u de Nota van bevindingen. In hoofdstuk 2 wordt de huidige WMO in Borger-Odoorn beschreven. Hoofdstuk 3 gaat over de ontwikkelingen in het sociale domein en de nieuwe WMO in Borger-Odoorn. Hoofdstuk 4 gaat over de rol van de raad binnen het sociale domein. In deel 2 worden de belangrijkste conclusies weergegeven en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen. Enkele belangrijke aanbevelingen hierbij zijn:
2
1. In het laatste beleidsplan sociaal domein (WMO beleidsplan 2008-2012)worden geen concrete doelstellingen genoemd. Ook in de kadernota: Meedoen naar vermogen, vanaf 2012, wordt hier niet verder op in gegaan. Het college heeft in haar reactie op het rapport aangegeven, dat er een sturingsnotitie komt die nader ingaat op de SMART-doelstellingen.
Zorg er als raad voor dat er SMART-doelstellingen geformuleerd worden en monitor regelmatig welke resultaten en effecten bereikt zijn.
2. Er is tot nu toe slechts op regionaal niveau een beperkte risicoanalyse uitgevoerd.
Laat deze analyse op korte termijn op het lokale niveau verder uitwerken en vertalen in beheersmaatregelen. Zie de voorbeelden op bladzijde 43 en 44 van het rapport. Het college heeft in haar reactie aangegeven dat deze analyse ook deel gaat uitmaken van de sturingsnotitie die u als raad binnenkort tegemoet kunt zien. 3.
Zet als raad tijdig in op monitoring.
Een goede monitoring is noodzakelijk om als raad zicht te kunnen houden op alle complexe veranderingen in het sociale domein, om risico’s te kunnen beheersen, om te kunnen sturen op resultaten en effecten en om de dienstverlening te kunnen verbeteren. Ook in het kader van zowel de verticale alsook de horizontale verantwoording is een goede monitoring belangrijk. 4. Laat u als raad goed en tijdig voorlichten en zorg daarom voor een intensivering van de informatievoorziening.
Omdat het om een grote hoeveelheid informatie gaat nu en in de naaste toekomst, adviseren wij u als raad een (tijdelijke) werkgroep of subcommissie in te stellen, die zelfstandig functioneert en informatie verzamelt of zich daarmee laat voeden. En zo vanuit de raad kan zorgen voor afspraken met het college en de uitvoering van deze afspraken kan bewaken. In zijn algemeenheid concluderen wij dat de gemeente Borger-Odoorn het op het gebied van de WMO tot nu toe goed doet. Dit blijkt onder andere uit de uitkomsten van de SGBO-benchmark, het tevredenheidsonderzoek onder klanten (2013) en de in het kader van dit onderzoek gehouden interviews. Het WMO-beleid van de gemeente Borger-Odoorn kan omschreven worden als sociaal, pragmatisch, gericht op de cliënt (maatwerk), op zelfredzaamheid en het bevorderen van de eigen kracht. Er is tijdig ingezet op onder andere het gekanteld werken en sociale teams. Maar ondanks het terechte vertrouwen van de raad in het college, de ambtelijke organisatie en de WMO-raad blijft een actieve rol en houding van de raad noodzakelijk. Wij adviseren u als raad dan ook, de in deel 2 van het onderzoeksrapport weergegeven conclusies (bladzijde 35 en verder) en aanbevelingen (bladzijde 42 en verder) ter harte te nemen en er uw voordeel mee te doen.
3 Zoals reeds geschreven. Het betreft een exante onderzoek. De gemeente is op “expeditie”. De uitrol van de WMO is een “rijdende (snel)trein”. Hetgeen ook kan betekenen dat bevindingen en uitspraken (gedaan in interviews) inmiddels zijn ingehaald door de werkelijkheid en stand van zaken. Of dat er zich nieuwe ontwikkelingen hebben aangediend die bij de totstandkoming van dit rapport nog niet bekend waren. Voor de volledige reactie van het college en de ambtelijke organisatie op het rapport en voor het volledige resultaat van het onderzoek verwijzen wij u naar de bijlagen.
Hoogachtend, Namens de rekenkamercommissie Borger-Odoorn,
Fred Assen, voorzitter.
Bijlagen: rapport Naar een toekomstbestendige WMO. brief van college en ambtelijke organisatie inzake hoor en wederhoor.
Naar een toekomstbestendige Wmo Onderzoek naar de Wmo in Borger-Odoorn
November 2014 © Radar Wietske Nijhof, Natalia Blok en Mara Frank Veemarkt 83 1019 DB AMSTERDAM Telefoon 020-4635050 Faxnummer 020-4635051
[email protected] www.radaradvies.nl
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
1.1
Aanleiding onderzoek
2
1.2
Doelstelling en onderzoeksvragen
3
1.3
Onderzoeksopzet en verantwoording
3
1.4
Leeswijzer
4
Deel 1: Nota van bevindingen
5
2
De huidige Wmo
5
2.1
Wat houdt de huidige Wmo in?
5
2.2
De Wmo in Borger-Odoorn
6
3
De toekomstige Wmo
14
3.1
Herinrichting sociaal domein
14
3.2
Decentralisatie Awbz - de Wmo 2015
19
3.3
Risico’s en kansen voor cliënten
23
3.4
Risico’s en kansen voor de gemeente
26
3.5
Voorbereiding door de gemeente
28
4
De rol van de raad
32
4.1
De raad in Borger-Odoorn
32
Deel 2: Conclusies en aanbevelingen
36
5
Conclusies
36
6
Aanbevelingen
43
Bijlage 1: Geraadpleegde documenten
51
Bijlage 2: Geïnterviewde personen
53
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
1
1 Inleiding 1.1
Aanleiding onderzoek
Op het gebied van zorg en welzijn verandert er de komende jaren veel. Gemeenten worden met de decentralisatie Awbz verantwoordelijk voor meer taken rond de zorg en begeleiding van kwetsbare doelgroepen. De zorg zelf is ook aan het veranderen. Er wordt meer teruggevraagd van mensen. Het is niet meer ‘recht hebben op’, maar ‘wat is nodig om u weer zelfredzaam te maken?’ Dit heeft onder meer tot gevolg dat mensen met een zorgvraag, zoals ouderen, langer thuis (moeten) blijven wonen. De omvang van de groep ouderen neemt bovendien de komende jaren verder toe. Ook is er sprake van bezuinigingen. Gemeenten richten zich op hun regietaken en laten burgers en maatschappelijke organisaties zoveel als mogelijk gezamenlijk richting en invulling geven aan de voorzieningen. Zij gaan hierbij uit van het zelfoplossend vermogen van burgers. Gemeenten willen er wel op toezien dat er ook voor deze mensen voldoende goede voorzieningen beschikbaar blijven. Voor veel gemeenten is echter nog niet duidelijk welke inwoners welke ondersteuning nodig hebben. Cliënten die gebruik maken van Awbz-zorg vormen een zeer gedifferentieerde groep. Het vergt specialistische kennis van zaken om de ondersteuningsbehoeften van al die mensen te kennen. Dat maakt het voor gemeenten lastig om te bepalen welke vormen van ondersteuning zij precies moeten regelen voor de nieuwe doelgroepen. De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het sturen op de (beoogde) maatschappelijke effecten van de decentralisatie en dient te controleren of het door het college voorgestelde beleid hieraan bijdraagt. Daarom is het van belang dat raadsleden voldoende beeld hebben van de veranderingen in het sociaal domein (en de onderlinge samenhang), de decentralisatie Awbz en de beoogde maatschappelijke effecten om de juiste kaders te kunnen stellen en om de uitvoering van het beleid kritisch te kunnen volgen. Inzicht in de beoogde maatschappelijke effecten en de mogelijke sturingsvariabelen is van groot belangvoor het (deels) nieuwe college en de raad, zeker nu er zoveel, zo snel en met zoveel maatschappelijke en financiële gevolgen verandert. Ook de gemeente Borger-Odoorn heeft te maken met bovengenoemde ontwikkelingen. De rekenkamercommissie wil daarop anticiperen. Zij wil in beeld brengen hoe de huidige Wmo eruit ziet, wat er verandert en wat dit betekent voor de gemeente en cliënten. Ook wil de rekenkamer de raad meer grip bieden op de veranderingen die gaande en komende zijn. Dit onderzoek gaat hierop in.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
2
1.2
Doelstelling en onderzoeksvragen
Het rekenkameronderzoek heeft betrekking op het huidige Wmo-beleid en de situatie in de nabije toekomst, als onderdelen van de Awbz gedecentraliseerd worden en onder de gemeente (Wmo) komen te vallen. De rekenkamercommissie wil weten welke taken vanuit de Awbz worden overgeheveld naar de gemeente, hoe Borger-Odoorn zich hierop voorbereidt en wat de mogelijke gevolgen zijn voor cliënten. Tot slot moet het onderzoek raadsleden meer grip geven op de toekomstige ontwikkelingen in de Wmo. Wat beoogt de nieuwe Wmo, hoe geeft Borger-Odoorn hieraan invulling en hoe kunnen raadsleden de actuele ontwikkelingen volgen en sturen? Voor het onderzoek is de volgende centrale onderzoeksopdracht geformuleerd: ‘Breng het huidige Wmo-beleid, de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz en de actuele ontwikkelingen binnen het sociaal domein voor Borger-Odoorn in beeld. Maak mogelijke sturingsvariabelen voor de raad inzichtelijk.’ De centrale onderzoeksvraag is uitgewerkt in de volgende deelvragen: 1. Hoe ziet het huidige Wmo-beleid en de uitvoering hiervan in Borger-Odoorn
eruit? 2. Wat kan van het huidige Wmo-beleid geleerd worden voor de komende jaren? 3. Hoe ziet het toekomstige Wmo-beleid (inclusief de taken die per 1 januari 2015
overkomen uit de Awbz) in Borger-Odoorn eruit? 4. Wat zijn de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz voor de gemeente
en cliënten? 5. In hoeverre is de gemeente hier voldoende op voorbereid? 6. Hoe is de samenhang in het sociaal domein georganiseerd? 7. Op welke manier wordt de raad geïnformeerd over de Wmo en de actuele
ontwikkelingen binnen het sociaal domein? 8. Wat zijn mogelijke variabelen voor de raad, op basis waarvan het nieuwe Wmo-
beleid -in samenhang met de andere decentralisaties- gevolgd en gestuurd kan worden?
1.3
Onderzoeksopzet en verantwoording
Een groot deel van dit onderzoek richt zich met name op de toekomst (ex ante). Wat zijn sturingsvariabelen voor de gemeenteraad bij het inrichten van het nieuwe Wmo-beleid in de gemeente? Hoe wordt de samenhang met de andere beleidsterreinen georganiseerd? Dit toekomstgerichte onderzoek betekentdat er geen uitgebreid en representatief onderzoek onder alle (toekomstige) cliënten is uitgevoerd. De resultaten laten zien hoe een aantal cliënten, medewerkers van zorginstellingen, raadsleden, de wethouder en beleidsmedewerkers aankijken tegen de komende veranderingen.We illustreren dit in de tekst met quotes van geïnterviewden.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
3
Dit onderzoek geeft een momentopname weer van het sociale domein dat sterk in ontwikkeling is. De gemeente ‘is op expeditie’, het is een ‘rijdende trein’. Dit kan betekenen dat bevindingen op sommige punten inmiddels zijn ingehaald door de werkelijkheid. Waar mogelijk, geven we dit in de rapportage aan. Dit onderzoek is tot stand gekomen op basis van documentenstudie en interviews. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de bestudeerde documenten. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de personen die zijn geïnterviewd.
1.4
Leeswijzer
In deel 1 van het rapport vindt u de Nota van bevindingen. Inhoofdstuk 2 wordt de huidige Wmo in Borger-Odoorn beschreven. Hoofdstuk 3 gaat over de ontwikkelingen in het sociale domein en de nieuwe Wmo in Borger-Odoorn. Hoofdstuk 4 gaat over de rol van de raad en binnen het sociaal domein. In deel 2 geven we de belangrijkste conclusies weer en geven we op basis hiervan aanbevelingen.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
4
Deel 1: Nota van bevindingen 2 De huidige Wmo De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) bestaat sinds 2007. Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Wmo (Wmo 2015) in werking. In dit hoofdstuk gaan we in op de huidige Wmo en het huidige Wmo-beleid in gemeente Borger-Odoorn, in het volgende hoofdstuk gaat het over de Wmo 2015 en de herstructurering van het sociaal domein. Een onderscheid tussen de huidige Wmo en de toekomstige Wmo is echter in de praktijk niet zo strikt te maken. De gemeente, instellingen en cliënten bereiden zich al langer voor op de nieuwe Wmo. In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.1 eerst ingegaan op de Wmo zoals die voor alle gemeenten geldt. Paragraaf 2.2 behandelt de Wmo in gemeente Borger-Odoorn. In dit hoofdstuk staan de volgende onderzoeksvragen centraal: -
2.1
Hoe ziet het huidige Wmo-beleid en de uitvoering hiervan in Borger-Odoorn eruit? Wat kan van het huidige Wmo-beleid geleerd worden voor de komende jaren?
Wat houdt de huidige Wmo in?
Op 1 januari 2007 is de Wmo ingevoerd. De wet is een samenvoeging van de oude Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en onderdelen van de Awbz. De wet heeft als belangrijkste doelstellinghet bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van burgers, en het bevorderen dat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Ook het stimuleren van de sociale cohesie en de leefbaarheid en het versterken van de ‘civil society’ zijn doelstellingen van de Wmo. De Wmo kent negen prestatievelden (zie onderstaand kader). Wmo-prestatievelden 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
5
het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
Gemeenten dienen op alle negen prestatievelden beleid te voeren, dit beleid vierjaarlijks in een beleidsplan vast te leggen en hierover ‘horizontaal’ verantwoording af te leggen (aan de gemeenteraad). Burgerparticipatie, bijvoorbeeld via een Wmo-raad, is verplicht. Gemeenten ontvangen middelen van het Rijk voor de uitvoering van de Wmo in het Gemeentefonds. Daarbij geldt het compensatiebeginsel: de gemeente moet voorzieningen treffen zodat burgers met beperkingen zodanig gecompenseerd worden dat zij een huishouden kunnen voeren, zich in en om de woning kunnen verplaatsen, zich lokaal kunnen verplaatsen en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo, maar voert meestal niet zelf alle activiteiten uit. Hiervoor worden verschillende maatschappelijke organisaties betrokken, die door de gemeente worden gesubsidieerd.
2.2
De Wmo in Borger-Odoorn
2.2.1 Beleid Beleid 2008-2012 Het beleid van de gemeente Borger-Odoorn voor de jaren 2008-2012 is beschreven in het Wmo-beleidsplan 2008-2012. In onderstaand kader wordt de kern van het Wmo-beleidsplan 2008-2012 weergegeven: In het Beleidsplan Wmo 2008-2012 ‘Samen sterker dan alleen’ van gemeente BorgerOdoorn staat dat iedere burger zijn huishouden moet kunnen voeren, zich moet kunnen verplaatsen in en rond het huis en vervoersvoorzieningen moet kunnen bereiken, waardoor sociale contacten onderhouden kunnen worden.Uitgangspunten zijn: - Burgershebben de eigen verantwoordelijkheidom drempels te slechten die deelname aan de samenleving in de weg staan. - Alle burgers moeten gebruik kunnen maken van goede algemene voorzieningen. - De gemeente vindt het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg en de ondersteuningaan haar burgers een goed niveauheeft en betaalbaar blijft. Daarbij is aandacht voor preventie van groot belang. - Van belang is dat het beleid interactieftot stand komt: niet alleen moet de gemeente de aanwezige expertise benutten, maar ook de burgers zelf en de professionals moeten al vroeg in het beleidsproces kunnen meedenken. De volgende kaders zijn richtinggevend: 1. De prestatievelden vormen het uitgangspunt voor lokaal beleid. 2. Inzetten op preventie daar waar mogelijk. 3. Het sociale beleid is leidend voor het Wmo-beleid. 4. Bestaand beleid waar mogelijk continueren, aandacht voor samenhang. 5. Eigen initiatief en verantwoordelijkheid van burgers.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
6
6. 7. 8. 9. 10.
Goede communicatie en participatie. Het voeren van inclusief beleid. De gemeente vervult een regierol. De meerwaarde van intergemeentelijke samenwerking. De financiële mogelijkheden.
In het Wmo beleidsplan 2008-2012is ook een aantal dilemma’s benoemd voor de ontwikkeling en uitvoering van het Wmo-beleid in de gemeente. Het gaat om: - De landelijke, maar ook lokale, tendens dat het aantal vrijwilligers afneemt (cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau); - Tegenstrijdige wetgeving (bv: betaald werk wordt gestimuleerd, maar daardoor minder mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen); - De financiële mogelijkheden van de gemeente zijn niet onbeperkt; - Het spanningsveld tussen de eigen verantwoordelijkheid van burgers en de opdracht aan gemeenten om kwetsbare burgers te ondersteunen en te compenseren; - In hoeverre kan de overheid ingrijpen in problematiek die de privé sfeer betreft (zoals bij de OGGz en de jeugdzorg); - Het belang van voldoende mobiliteit; - De toenemende vergrijzing (ouderen worden ouder, maar hebben ook meer en langer zorg nodig).
Beleid na 2012 Vanaf 2012 is het Wmo beleid opgenomen in de kadernota ‘Meedoen naar vermogen’ voor het sociaal domein 2012-2016. In de kadernota is de keuze gemaakt om de nieuwe Wmo te combineren met de Participatiewet en de Jeugdwet. De kadernota wordt medio 2014 uitgewerkt in projectplannen en uitvoeringsprogramma’s. Deel 1 bestaat uit stappen die gezet moeten worden voor de sociale teams. Deel 2 is gericht op wat er omheen nog nodig is. Ook is er in BOCE-verband (samenwerking Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen) een uitvoeringsagenda 2013-2014 opgesteld. Hierin is op verschillende thema’s benoemd wat de opgave is, wie het wanneer uitvoert, wat het kost en welke risico’s er zijn. Aanvullend op de kadernota heeft de gemeente informatie over de stand van zaken m.b.t. de invoering van de 3 decentralisaties opgenomen in een presentatie voor raadsleden en de Wmo-raad. Op het moment van schrijven van dit rapport (augustus 2014) is er tevens een concept beleidsplan voor het sociaal domein beschikbaar gesteld voor inspraak. Dit concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016 vormt een eerste beschrijving van hoe de gemeente denkt handen en voeten te geven aan de nieuwe invulling van het sociale domein. Voor het beleidsplan sociaal domein wordt op basis van de reacties, ambtelijk advies en het advies van de Wmo-raad medio september een eindversie opgesteld, welke dan nogmaals voor inspraak wordt vrijgegeven1.Wat opvalt is dat dit beleidsplan een verdere uitwerking bevat van de kadernota, maar dat concrete (SMART) doelstellingen nog niet worden uitgewerkt in dit plan.
1
http://www.borger-odoorn.nl/nieuws/ter-inzage/concept-beleidsplan-sociaal-domein-gemeente-borger-odoorn-20152016.html
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
7
Leefgebieden en Steunstees Uitgangspunt van gemeente Borger-Odoorn is dat ieder dorp2 een ontmoetingsmogelijkheid moet hebben, waar burgers terecht kunnen voor activiteiten, ontmoeting, informatie, welzijns- en zorgdiensten en ondersteuning bij het oplossen van problemen. Om deze ontmoetingsplekken te realiseren zijn in Borger-Odoorn vier ‘Steunstees’ gerealiseerd: in Borger, Nieuw-Buinen, 2e Exloërmond en Valthermond.De steunstee is erop gericht inwoners te informeren en te ondersteunen, zodat zij optimaal kunnen functioneren in de eigen woonomgeving3. Uit de interviews komt naar voren dat de Steunstees gevestigd zijn in verschillende ‘leefgebieden’, met elk een eigen karakter en eigen vragen en problemen. Van oudsher zijn er in Drenthe twee typen dorpen te onderscheiden: de oude esdorpen op de hogere zandgronden (met essen en weidegronden, brinken, kerken en oude boerderijen) en de veendorpen (veenontginningen, met de karakteristieke bebouwingslinten, vaarten en vergezichten)4. Geïnterviewden geven aan dat de ‘zanddorpen’ van oudsher voor de ‘beter gesitueerden’ waren. De dorpen hebben verschillende culturen, waar de dienstverlening van de Steunstees op aansluit. In één van de interviews wordt benoemd dat mensen op het veen meer “recht voor zijn raap en duidelijker zijn en dat zij vaker een afkeer van de hulpverlening hebben”. In ‘veendorp’Nieuw-Buinen is een gratis ruilgoederenbank opgezet, die goed loopt. In ruil voor spullen wordt een tegenprestatie verwacht. Met behulp van de gemeente zijn ook een kleding- en groentenruilbank opgezet die worden gerund door vrijwilligers. In ‘zanddorp’Borger is de open inloop veel lastiger te realiseren. Daarom is in kaart gebracht waar de mensen wonen die veel problemen hebben en zorg of ondersteuning nodig hebben. Op die plekken wordt nu ingezet.
2.2.2 Resultaten Wmo-beleid Wat in de documentenanalyse opvalt, is dat de in het Wmo beleidsplan 2008-2012 genoemde dilemma’s (zie kader op pag. 7) in opeenvolgende beleidsdocumenten niet terug zijn te vinden. Het wordt op basis hiervan niet duidelijk wat de gemeente met de dilemma’s heeft gedaan. Ook zijn er geen concrete, meetbare doelstellingen voor de periode 2008-2012 benoemd in het Wmo beleidsplan 2008-2012. Als we kijken naar de behaalde resultaten van het Wmo beleid in de periode 20082012, dan vinden we in de kadernota sociaal domein 2012-2016 ‘Meedoen naar vermogen’in de bijlage een terugblik op het Wmo beleid van de periode 2008-2012. In de ‘terugblik’ worden de volgende resultaten van het Wmo-beleid 2008-2012 genoemd: - Er is meer samenwerking tussen zorg- en arbeidsorganisaties, zo heeft Promens Care met een supermarktondernemer een buurtsuper in Valthe opgezet (deze is inmiddels weer gesloten wegens te weinig gebruik).
2
Uitgezonderd de kleine kernen in het buitengebied. Gemeente Borger-Odoorn. Informatie en diensten op locatie. 27 juni 2007. 4 http://www.belvedere.nu/page.php?section=08&pID=5&mID=3&prID=320 3
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
8
-
-
-
Praktisch ingestelde mensen die een uitkering hebben, worden via het project Wark-4-joe en in samenwerking met Lefier de mogelijkheid geboden om ervaring op te doen in het onderhoud van huizen en tuinen in NieuwBuinen. Er wordt steeds meer gedacht aan voorzieningen in 4 leefgebieden, aansluitend op de natuurlijke bewegingen die inwoners dagelijks maken richting school, werk e.d.Daartoe zijn ook vier Steunstees opgezet, die erop gericht zijn kwetsbare mensen op te sporen en te activeren. Informatie en advies wordt steeds meer op locatie (Steunstee, scholen) aangeboden. Het steunpunt mantelzorg en de vrijwillige thuiszorg is van Icare overgebracht naar de lokale welzijnsstichting Andes om zo meer aansluiting op de lokale voorzieningen te realiseren. Via de Steunstees, het Wmo loket, het opbouwwerk en projecten als Wark-4-joe en de Ruilgoederenbank worden kwetsbare mensen / mensen met een beperking geactiveerd en ondersteund om weer maatschappelijk actief te worden.
In de interviews die we hebben gehouden wordt het Wmo-beleid van Borger-Odoorn getypeerd als pragmatisch en praktisch, sociaal, ruimhartigen cliëntgericht.Op het gebied van de Wmo is de gemeente financieel (tot nu toe) altijd goed uitgekomen. Er wordt verder gewezen op de goede verhoudingen tussen het ambtelijk apparaat, college, raad, maatschappelijke instellingen en de Wmo-raad. De samenwerking in de regio met betrekking tot de Wmo is vooral gericht op Coevorden en Emmen (regio CoBoEm). Er zijn gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd, de rest wordt lokaal ingevuld. Het contact tussen de ambtenaren in de regio is goed. De algemene indruk is dat de gemeente goed op weg is met de nieuwe Wmo. Op dit moment ligt de focus op ‘doen wat moet’, maar de gemeente is al langer bezig met de Kanteling5. Medewerkers van het Wmo-loket zijn al vroeg gestart met de keukentafelgesprekken en richten zich op alle leefgebieden. Het streven is om problemen snel en integraal op te lossen. De gemeente geeft aan dat klanten tevreden zijn over deze aanpak. Ook merkt men dat er minder wachtlijsten zijn in het gebied van het sociaal team, bijvoorbeeld voor maatschappelijk werk, en dat er minder aanvragen zijn voor Wmo-voorzieningen. Als mogelijke verbeterpunten noemt de Wmo-raad het contact met burgers vanuit het klantcontactcentrum, de vindbaarheid van informatie over de Wmo op de website van de gemeente en de bereikbaarheid via het algemene nummer.
2.2.3 Relatie met instellingen en cliënten De samenwerking tussen de gemeente en de maatschappelijke organisaties en instellingen (partners) wordt door zowel de geïnterviewde instellingen als door de geïnterviewde beleidsmedewerkers benoemd als zijnde ‘goed’. De lijnen tussen organisaties en gemeente (beleid, uitvoering, bestuur, gemeenteraad) zijn kort. 5 Kantelen staat voor een nieuwe manier van werken in de Wmo. Een gekantelde manier van werken vraagt een nieuwe benadering van gemeenten én burgers. Meer tijd nemen voor het eerste gesprek met de burger bijvoorbeeld, en afstappen van de standaard voorzieningenlijst. In elk gesprek staan regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
9
Er vindt ook regelmatig overleg plaats. Instellingen ervaren het rechtstreekse contact als prettig, omdat de gemeente merkbaar betrokken is bij de uitvoering. In de gesprekken komt bijvoorbeeld naar voren dat het college interesse toont in de ontwikkelingen rondom het sociale team. De zorg- en welzijnsinstellingen geven aan dat zij worden betrokken bij de ontwikkelingen in het sociaal domein. De gemeente vraagt hen actief mee te denken enhun ideeën en plannen te presenteren. Ondanks dat instellingen bij de beleidsontwikkeling worden betrokken, geven de geïnterviewde instellingen aan dat zij nog meer ‘aan de kop van het proces’ betrokken willen worden (co-creatie), zodat zij praktijkervaring kunnen inbrengen en nuances kunnen aanbrengen in de plannen. Tot slot hebben enkele instellingen aangegeven dat uitvoerders op het Werkplein in Emmen niet altijd goed op de hoogte zijn van beleidsverschillen tussen Emmen en Borger-Odoorn. Dit heeft enkele keren geleid tot verkeerde communicatie naar cliënten toe, wordt aangegeven. Medewerkers van het Wmo-loket in Borger-Odoorn horen dit ook wel eens van cliënten. Het gaat niet standaard verkeerd, maar het wordt wel als aandachtspunt meegegeven. Cliënten geven aan dat de gemeente meedenkt om oplossingen te vinden voor hun problemen. Mensen zijn zeer tevreden over het contact dat zij hebben met de gemeente voor het aanvragen van voorzieningen en zij zijn tevreden met de aangeboden ondersteuning. Door de ondersteuning kunnen zij meer zelf ondernemen en zijn zij langer zelfstandig. Een cliënt geeft aan: “Ik ben nu alleen, vorig jaar is mijn man overleden. We hadden altijd een auto. Nu kan ik dankzij de regiotaxi toch naar het station of naar het ziekenhuis.”
2.2.4 Borger-Odoorn in vergelijking tot andere gemeenten De gemeente Borger-Odoorn heeft samen met 100 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de Benchmark Wmo van SGBO (2013). In deze benchmark wordt informatie verzameld over de negen prestatievelden van de Wmo. De gemeenten leveren deze informatie zelf aan (dat is ook verplicht in het kader van de verantwoording aan het Rijk). Gemeente Borger-Odoorn scoort voor de onderdelen ‘leefbaarheid’, ‘toegang en oplossing voor Wmo ondersteuningsvragen’, ‘vrijwilligerswerk’, ‘wonen, zorg en toegankelijkheid’ en ‘opvang’ hoger dan gemiddeld. Alleen op de thema’s ‘jeugd’ en ‘mantelzorg’ scoort gemeente BorgerOdoorn iets minder hoog dan gemiddeld.6 Ook uit de interviews komt naar voren dat Borger-Odoorn ‘het goed doet’ in vergelijking tot andere gemeenten. De gemeente heeft eerder keuzes gemaakt en is eerder begonnen met zaken als het sociaal team en gekanteld werken. De gemeente is hiermee gestart zonder dat alles al zeker of duidelijk was. De indruk is dat de gemeente wat meer risico durft te nemen. Medewerkers van instellingen die zijn geïnterviewd geven aan dat het Wmo-beleid, de uitvoering daarvan en het contact 6
SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark. Borger-Odoorn.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
10
met de gemeente in Borger-Odoorn beter is dan bij de andere gemeenten waar zij mee samenwerken.
2.2.5 Regierol gemeente In het beleidsplan Wmo 2008-2012 geeft gemeente Borger-Odoorn aan het van belang te vinden dat de gemeente een stevige regierol neemt. De gemeente wil samen met interne en externe partners beleid ontwikkelen dat: “kan rekenen op een zo breed mogelijk draagvlak, een optimaal bereik en een goede uitvoerbaarheid. Daarbij is de regierol van de gemeente niet altijd dezelfde. Deze is afhankelijk van de betrokken partners, aard en omvang van het onderwerp en de actuele situatie, varieert deze rol van stimulerend en coördinerend tot sturend”7. In de Kadernota sociaal domein 2012-2016 is aangegeven dat de rol van de gemeente door de volgende aspecten gekenmerkt wordt: • regie op middelen: mensen (professionals en vrijwilligers), materialen, budgetten en doelstellingen. Maar wel gebaseerd op grondig overleg met de diverse partijen en mensen; • facilitator van het “keukentafelgesprek", met eigen regie van de cliënt én vraaggericht. Met een vast aanspreekpunt voor de cliënt die ook het vervolg bewaakt; • facilitator van de ontmoeting waar nodig: in de grotere dorpen zijn mogelijkheden voor mensen om elkaar te ontmoeten, vanuit particulier initiatief of met steun van de gemeente. De Steunstees zijn daarbij ondersteunend voor kwetsbare mensen: zij zorgen ervoor dat via sleutelfiguren en goede kennis van de dorpsnetwerken informele zorg en dienstverlening ingezet kan worden.
Geïnterviewde medewerkers van instellingen zijn positief over de goede samenwerking met de gemeente en de ruimte en het vertrouwen dat de gemeente hen geeft in de uitvoering. Zij geven hierbij wel aan dat de gemeente in het algemeen soms te ver doorschiet in het geven van ruimte aan instellingen (d.w.z. dat men de gemeente soms te weinig concreet vindt over wat ze van plan is en wat ze verwacht van instellingen) en dat de gemeente strakker regie mag voeren(over het wát, niet over het hoe/de uitvoering). Een sterke regierol biedt duidelijkheid oververwachtingen en rollen en taken. Eén van de geïnterviewden geeft hierover aan: “Als je weet wat je wilt, moet je dat ook duidelijk communiceren. Je kunt niet zeggen: we willen gewoon een mooie nieuwe badkamer en achteraf gaan zeuren dat de kleur van de tegels niet mooi is.”
Instellingen geven tijdens de uitvoering van dit onderzoek aan dat zij behoefte hebben aan een verdere concretisering van de komende veranderingen, bijvoorbeeld in een uitvoeringsplan. Zij geven aan dat ze de gevolgen voor klanten en instellingen nog te weinig in beeld hebben en hebben op dit vlak behoefte aan meer informatie en sturing (richting, houvast) vanuit de gemeente.
7
Gemeente Borger-Odoorn. Samen sterker dan alleen: 4jarig beleidsplan Wmo. 2008-2012.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
11
2.2.6 Participatie Het hoofddoel van de huidige en de nieuwe Wmo is participatie van alle burgers, ongeacht hun eventuele beperkingen. Dit betreft niet alleen participatie in de beleidsvorming, maar ook meedoen in de samenleving. Beleidsparticipatie omvat alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoners te betrekken bij beleid en uitvoering. De gemeente is verplicht om burgers, cliënten en burger- of cliëntenorganisaties te betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het lokale Wmo-beleid.Uit de benchmark Wmo8blijkt dat gemeente Borger-Odoorn op het onderdeel ‘beleidsparticipatie’ met een score van 73%, hoger scoort dan gemiddeld(63%). Wmo-raad De vertegenwoordiging van burgers en cliënten vindtplaats door de Wmo-raad. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om hun Wmo-beleidsplan voor te leggen aan een Wmo-raad9. Bij de invoering van de Wmo in Borger-Odoorn is een lokale Wmo-raad opgericht als formeel adviesorgaan van het college. Het bijzondere van de Wmo-raad in BorgerOdoorn is, dat deze op initiatief van burgers zelf is opgezet. In de loop der jaren is de Wmo-raad steeds actiever geworden op alle domeinen van de Wmo. Er zijn verschillende werkgroepen die met enige regelmaat samenwerken met de betreffende ambtenaren tijdens het beleidsvormend proces. In samenwerking met de gemeente organiseert de Wmo-raad themabijeenkomsten voor haar achterban en maatschappelijke organisaties. Er zijn goede verhoudingen met de ambtenaren en de wethouder.Er is regelmatigoverleg met de wethouder over de lopende zaken en twee keer per jaar is er informeel overleg met de gemeenteraad. De Wmo-raad wordt door de gemeente betrokken bij beleidsontwikkeling. Dit gebeurt in principe al vanaf de oriëntatiefase. Maar soms is het handiger om eerst meer duidelijkheid te hebben over het beleid, bijvoorbeeld bij de decentralisaties in het sociaal domein10 (verder in het rapport ‘3D’s’ genoemd). De Wmo-raad zou graag meer betrokken worden bij de transitieen wil meer geïnformeerd worden over de stand van zaken. Tegelijk ziet men ook dat het om veel en complexe informatie gaat, waar de gemeente niet altijd invloed op heeft, omdat het Rijk zaken oplegt en er continu wijzigingen plaats vinden. De geïnterviewden vinden de Wmo-raad proactief en constructief en men komt met goede adviezen. De Wmo-raad heeft een signaalfunctie richting college en raad, men geeft (terugkerende) klachten vanuit de achterban door. Met alle ontwikkelingen in het sociale domein, is het wel veel om allemaal bij te houden en te behappen voor de Wmo-raad, zo geven de geïnterviewden en de leden van de Wmo-raad zelf ook aan. Er is behoefte aan meer kennis over het sociale domein. Positief is dat de Wmo-raad zelf ook op zoek gaatnaar informatie en 8
SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark. Borger-Odoorn. In de Wmo 2015 is deze verplichting losgelaten. Wel moeten ingezetenen vroegtijdig in staat worden gesteld om voorstellen te doen en advies te geven en moeten zij ondersteund worden om hun rol effectief te kunnen vervullen. 10 Dit betreft de decentralisatie van de Awbz naar de Wmo, de Participatiewet en de decentralisatie Jeugdzorg. 9
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
12
regelmatig haar achterban raadpleegt. Zo werd het gehandicaptenplatform gepolst bij het contracteren van hulpmiddelen.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
13
3 De toekomstige Wmo De nieuwe Wmo (Wmo 2015) treedt op 1 januari 2015 in werking. De huidige Wmo wordt vanaf die datum uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor begeleiding en dagbesteding voor mensen met beperkingen. Naast een uitbreiding van de Wmo komt er ook nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van de arbeidsmarkt (Participatiewet) en de jeugd (Jeugdwet). Door de drie decentralisaties van het Rijk naar de gemeenten komen de organisatie voor de uitvoering van begeleiding, integratie naar werk en jeugdzorg in één hand te liggen. Omdat het Wmo beleid vanaf 2015 geïntegreerd is in de aanpak van het sociaal domein, starten we in dit hoofdstuk met een beschrijving van de herinrichting van het sociaal domein. In paragraaf 3.2 gaan we specifiek in op de Wmo 2015. Vervolgens schetsen we in paragraaf 3.3 de verwachte gevolgen van de decentralisatie voor instellingen en cliënten en tot slot beschrijven we de manier waarop de gemeente zich voorbereidt op de komende veranderingen in paragraaf 3.4. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de volgende onderzoeksvragen: -
3.1
Hoe is de samenhang in het sociaal domein georganiseerd? Hoe ziet het toekomstige Wmo-beleid (inclusief de taken die per 1 januari 2015 overkomen uit de Awbz) in Borger-Odoorn eruit? Wat zijn de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz voor de gemeente en cliënten? In hoeverre is de gemeente hier voldoende op voorbereid?
Herinrichting sociaal domein
De doelgroepen van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet kennen vaak een overlap. Mensen hebben niet alleen problemen met hun inkomen, maar ook met bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen of ze hebben een chronische aandoening. De gemeente Borger-Odoorn pakt de drie decentralisaties integraal op om budgetten en functies slim te kunnen combineren. In dit hoofdstuk kijken we naar de Wmo in samenhang met het brede sociale domein.
3.1.1 Visie Borger-Odoorn op het sociale domein De belangrijkste uitgangspunten voor de herinrichting van het sociale domein zijn beschreven in de kadernota. Er is in Borger-Odoorn geen apart kader of een beleidsnota specifiek voor de Wmo 2015. De Wmo 2015 is integraal opgenomen in het concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016, dat begin juli is vastgesteld door het college van B&W en dat nu ter inzage ligt voor inspraak.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
14
In de kadernota staat omschreven wat de visie is van gemeente Borger-Odoorn op het sociale domein: Het is aan de mensen zelf (en hun eigen omgeving) om iedereen op een gezonde wijze te laten meedoen, jong en oud, gezin of alleenstaande. Waar dat echt niet lukt, zal de gemeente aanvullende acties ondernemen en het mogelijk maken om dit alsnog (zoveel mogelijk) voor elkaar te krijgen. De gemeente probeert dit de komende jaren te realiseren binnen de beschikbare budgetten. Door functies slim te combineren, verwacht de gemeente efficiënter te kunnen werken. In onderstaand kader zijn de uitgangspunten voor het sociaal domein opgenomen. In de Kadernota sociaal domein zijn de volgende uitgangspunten opgenomen: • zoveel mogelijk gebruik maken van de eigen kracht van burgers en de dorpen waarin zij wonen; • ontschotten en integraal samenwerken door diverse partijen (ook de gemeente!), in geografische gebieden (maar ook bovenlokaal waar dat een toegevoegde waarde heeft); • vraaggericht werken: het belang van de cliënt in kwestie en het bieden van maatwerk is belangrijk en niet het bestaande aanbod; • bundeling van financiële middelen: zoeken naar de ruimte die de wetgever biedt op de verschillende terreinen en sturen op resultaat; • investeren in kennis van de lokale mogelijkheden voor werk en zorg en de vraag van burgers (wat is hun compensatiebehoefte) opdat goedmatchen van mensen mogelijk is; • lokale, integrale kennis op het terrein van welzijn, arbeid, onderwijs, jeugd en (gezondheids)zorg.
Uit de interviews met de gemeente komt naar voren dat de gemeente de afgelopen periode bezig is geweest om de interne organisatie af te stemmen op de 3D’s. De teams gericht op beleid/proces en operationalisatie (juridisch, ICT, financiën) waren te weinig met elkaar verbonden en zijn nu samengevoegd. Het Regenboogmodel Borger-Odoorn wil de ondersteuning van inwoners in het sociaal domein vormgeven vanuit sociale teams in de vier leefgebieden in de gemeente. Het beleid richt zich opontschot denken en werken en een focus op lichte ondersteuning. Dit wordt, volgens verschillende geïnterviewden, goed weergegeven in het door de gemeente ontwikkelde Regenboogmodel. Dit model schetst de mogelijkheden van hulp- en dienstverlening en de mate van intensiteit en kostbaarheid daarvan. Het model start bij eigen kracht en eigen (georganiseerde)inzet en het eindigt bij individuele, gespecialiseerde voorzieningen (zoals jeugdbescherming). Achtereenvolgens wordt een beroep gedaan op11: • Het eigen sociale netwerk; • Algemene voorzieningen; • Collectieve voorzieningen; • Individuele voorzieningen.
11
Gemeente Borger-Odoorn. Anders maatschappelijk investeren.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
15
Het sociale team vormt de basis en is verbonden met de ondersteuning en voorzieningen in de verschillende ‘bogen’ (ook wel 0e, 1e en 2e lijn genoemd) in het model.
3.1.2 Sociale teams De sociale teams vormen de kern van de herinrichting van het sociaal domein. De ‘sociaal werkers’ geven uitvoering aan het Regenboogmodel. Borger-Odoorn zet sociale teams op om kwetsbare mensen integrale zorg of ondersteuning te bieden. Zij richten zich niet alleen op de individuele situatie, maar ook op buurten en het leefgebied als totaal.Daarnaast wil de gemeente de zorg en dienstverlening betaalbaar houden door efficiënter te werken12. Centrale uitgangspunten voor de sociale teams zijn13: • eigen kracht wordt gestimuleerd en ge(re)activeerd; • lichte hulp en ondersteuning wordt geboden vanuit de sociale teams, eventueel met inzet van deskundigen; • zwaardere hulp wordt elders gezocht en ingekocht, maar zoveel mogelijk op basis van de regie van de cliënt zelf en zijn/haar vaste begeleider vanuit het sociale team.
12 Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 13 Presentatie Stand van Zaken decentralisaties, oktober 2013
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
16
Het gaat om brede, interdisciplinaire teams, die zijn gericht op ondersteuning op alle leefgebieden en voor alle doelgroepen en alle leeftijden14. Daarbij richten de sociale teams zich niet alleen op de decentralisaties, maar ook op de huidige taken in het sociaal domein, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin en het OGGZ-netwerk15. De ondersteuning varieert van het stimuleren van zelfredzaamheid (lichte ondersteuning) tot de aanpak van multiproblematiek (zware ondersteuning). Dit is visueel weergegeven in het Regenboogmodel (zie paragraaf 3.1.1).16 In de teams wordt, net als elders in het land, gewerkt met het ‘keukentafelgesprek’. Na het eerste contact wordt bij mensen thuis een uitgebreid gesprek gevoerd, waarbij alle aspecten van het dagelijks leven de revue passeren, zodat een totaalbeeld ontstaat van wat mensen zelf kunnen en waar vragen of problemen liggen waar anderen bij kunnen helpen. In onderstaand kader staat kort het proces van de toegang en indicering beschreven. In het concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016 staat het proces van de toegang en 17 indicering beschreven : 1. Sociale teams vormen een brede toegang voor de inwoners. Iedere inwoner met een vraag of probleem (op het sociaal domein) kan terecht bij de sociale teams. 2. Andere (professionele) organisaties/personen verwijzen actief door naar de sociale teams. Naast de sociale teams zullen inwoners zich (zeker in het begin) ook bij andere organisaties/personen melden wanneer zij een vraag of probleem hebben, zoals de huisarts of school. Als de situatie complex is en er meer aan de hand is, dan is het gewenst dat de organisaties/personen actief doorverwijzen naar de sociale teams. 3. Sociale teams voeren gesprek(ken) met de inwoners. Dat kan op verzoek van een inwoner of naaste zijn, maar ook op verzoek of naar aanleiding van signalen van bijvoorbeeld huisarts, schoolmaatschappelijk werker, politie, woningstichting of buurtbewoners. 4. Sociale teams indiceren, waar nodig aangevuld met externe deskundigheid. De sociale teams hebben het mandaat om te indiceren: zij beoordelen welke ondersteuning iemand nodig heeft inclusief een programma van eisen als dat nodig is. 5. Vanuit de sociale teams wordt er één contactpersoon (sociaal werker) toegewezen aan een huishouden/gezin. De sociaal werker voert het gesprek, is het aanspreekpunt en voert indien nodig de regie op proces en inhoud. 6. Sociale teams geven uitvoering aan één gezin/huishouden – één plan – één regisseur. De sociaal werker zorgt ervoor dat dat er samen met het huishouden/gezin één ondersteuningsplan wordt opgesteld. 7. Sociale teams dragen zorg voor een goede vastlegging. Instrumenten die gebruikt worden bij de toegang en indicering zijn het Regenboogmodel, de zelfredzaamheidsmatrix en de participatieladder.
Pilot sociaal team Nieuw-Buinen Op 1 maart 2014 is de pilot met het sociaal team in Nieuw-Buinen gestart. Het team bestaat uit een Wmo-consulent, een medewerker van Bureau Jeugdzorg, een 14
Presentatie sociale teams aan Wmo Raad, 26 november 2013 Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 16 Gemeente Borger-Odoorn. Meedoen naar vermogen. Kadernota sociaal domein 2012-2016 17 Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 15
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
17
medewerker van Accare (voor opvoedproblemen), een medewerker van Promens Care (lvg18, psychiatrie), een opbouwwerker, een medewerker sociale activering en een algemeen- en schoolmaatschappelijk werker van welzijnsinstelling Andes. De medewerkers zijn vanuit de moederorganisaties met een gesloten beurs beschikbaar gesteld. De medewerkers zitten voor minimaal 16 uur in het team; enkelen fulltime. Er is overleg in intervisievorm, waarbij ook de GGZ, de woningcorporatie, de wijkagent en de wijkverpleegkundige aansluiten. Het sociale team heeft ook regelmatig contact met de Gemeentelijke Kredietbank. Iemand met schulden heeft eerst een gesprek met de algemeen maatschappelijk werker van het team voordat een verwijzing naar schuldhulpverlening plaatsvindt (preventie). In totaal zijn er ongeveer 30 organisaties betrokken bij het sociale team. Opvallend is dat Werk en Inkomen niet in het team zit, terwijl werkloosheid en participatie belangrijke thema’s zijn voor veel van de inwoners die bij het sociaal team komen. Bijstandsaanvragen vinden plaats in Emmen. Geïnterviewden geven aan dat het betrekken van de ISD in Emmen moeizaam verloopt. De ISD staat wat op afstand, men heeft een andere taakopvatting (meer gericht op handhaving) en er zijn cultuurverschillen tussen de gemeenten (grote gemeente Emmen en kleine gemeente Borger-Odoorn), zo geeft men aan. Er wordt wel aan gewerkt om afspraken te maken over activering en scholing. (inmiddels is deze expertise in het “Sociaal Team+” ingebracht). Verder valt op dat er geen contacten zijn met de sociale werkvoorziening (Sw), terwijl ook hier geldt dat klanten van het sociale team wel vaak werkzaam zijn in de Sw. Hierbij is het lastig dat de gemeente te maken heeft met twee Sw-bedrijven in twee verschillende arbeidsmarktregio’s (Wedeka en de Emco-groep). De gemeente geeft hierover aan dat er nog wordt bekeken of er afspraken met Wedeka gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld over sociale activering en gebruik van het diagnosecentrum. De gemeente wil ook nog bekijken of en hoe dagbesteding (Awbz) kan worden verbonden aan de Sw. De totale caseload van het team in Nieuw-Buinen bestaat ten tijde van het onderzoek uit ongeveer 48 'situaties' (men wil graag af van termen als 'cliënt' en 'casuïstiek'). Dit is exclusief Wmo-aanvragen. Vanaf 2015 drie sociale teams De gemeente wil vanaf 2015 in alle vier de leefgebieden sociale teams vormen. De inrichting van het team wordt bepaald aan de hand van de (dominante) problematiek in het leefgebied. Op basis van de inventarisatie van de thema’s in de leefgebieden waar nog geen sociale teams zijn en de populatiescan is besloten om in totaal drie sociale teams in te stellen voor de vier leefgebieden.19 In 2015 wordt een stichting opgericht waar de sociale teams onder komen te vallen. Zo kunnen de sociaal werkers uit het team meer loskomen van de moederorganisaties(waardoor een meer onafhankelijke rol, minder tegenstrijdige 18
Licht verstandelijk gehandicaptenzorg Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 19
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
18
belangen, meer ruimte voor nieuwe werkwijzen). De gemeente maakt nog nadere afspraken met de stichting over de resultaten en monitoring. Monitoring resultaten sociale teams Omdat het sociale team een centrale rol speelt bij de zorg en ondersteuning van kwetsbare burgers, is een goede monitoring noodzakelijk. Worden mensen goed geholpen en krijgen mensen de zorg die ze nodig hebben? Verschillende geïnterviewden (van de Wmo-raad, instellingen tot cliënten) maken zich zorgen of het wel haalbaar en realistisch is om zo’n groot beroep te doen op de eigen kracht en de omgeving van mensen. Men vreest bijvoorbeeld overbelasting van mantelzorgers en ziet de grenzen van de ‘inclusieve samenleving’. Er wordt nog gewerkt aan het monitoren van effecten. Men denkt bijvoorbeeld aan: • het verzamelen van (klant)gegevens; • inzet van de zelfredzaamheidsmatrix; • vergelijken van hoeveel hulpverlening er eerst in een gezin werd ingezet en hoeveel er nu wordt ingezet; • tevredenheidsonderzoek bij klanten; • financiële indicatoren: deze moeten de komende maanden duidelijker worden. Het sociale team maakt nu gebruik van een bestaand registratiesysteem, zodra het team ‘volwassen’ is wordt er gekeken naar een eigen systeem. De gemeente volgt de ontwikkeling van het sociale team op de voet, zo geven geïnterviewden aan. Er wordt iedere maand een voortgangsrapportage gemaakt voor de programmamanager van de gemeente. De leden van het sociale team geven hierbij aan dat het sociale team voldoende tijd krijgt om zich te ontwikkelen. Men voelt zich ondersteund door de gemeente, ook richting de politiek.
3.2
Decentralisatie Awbz - de Wmo 2015
Op 8 juli 2014 is het wetsvoorstel van de nieuwe Wmo door de Eerste Kamer aangenomen. De Wmo 2015 treedt hiermee op 1 januari 2015 in werking. De functie begeleiding voor mensen met matige en zware beperkingen vanuit de Awbz zal worden overgeheveld naar gemeenten (zie figuur op pag. 19). In grote lijnen betreft de overheveling extramurale Awbz-functie begeleiding, inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten is verbonden. Begeleiding kan worden geïndiceerd in groepsbegeleiding en individueel. Groepsbegeleiding is voorliggend voor individuele begeleiding.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
19
Bron: Twijnstra Gudde, Decentralisaties in het socialedomein, 2014
In onderstaand kader staan de belangrijkste veranderingen in de Wmo genoemd: 20
In de Wmo 2015 - Wordt mogelijk gemaakt dat meer mensen dan nu met ondersteuning en zorg thuis kunnen blijven wonen. - Zijn gemeenten verantwoordelijk voor ondersteuning van burgers, zodat die kunnen participeren. Deze ondersteuning is voor verschillende doelen beschikbaar, zoals verzorging, begeleiding en participatie. - Blijft meer budget beschikbaar dan eerder voorzien, zodat gemeenten op maat huishoudelijke ondersteuning kunnen bieden: 60% (€530 mln extra) in plaats van 25% van het budget. - Komt een recht op het persoonsgebonden budget (pgb), onder stringente voorwaarden en fraudebestendig. - Wordt er € 50 miljoen uitgetrokken om sociale wijkteams in te richten. - Blijft cliëntondersteuning bestaan, zodat een cliënt zich kan laten bijstaan bij de aanvraag. De Awbz-middelen hiervoor worden overgeheveld naar gemeenten (MEE). - Is er een vangnet waarmee gemeenten steun kunnen bieden, ofwel via Wmo voorzieningen ofwel inkomenssteun via de bijzondere bijstand.Het budget hiervoor loopt op tot ruim €700 miljoen in 2017. De huidige landelijke regelingen voor inkomenssteun verdwijnen.
Van indicatie naar passende ondersteuning 20
Atlas van Zorg en Hulp. Hervorming langdurige zorg. http://www.zorghulpatlas.nl/zorghulpnieuws/hervorminglangdurige-zorg
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
20
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indiceert nu burgers voor begeleiding. Het indiceren zal in 2015 de verantwoordelijkheid van de gemeente worden. Er komt een overgangsrecht voor diegenen die nu gebruik maken van Awbz-voorzieningen die overgaan naar de gemeenten. De gemeente is vanaf 2015 wettelijk verplicht om te onderzoeken wat de situatie is van mensen die zich melden met een ondersteuningsvraag. Dat onderzoek vindt plaats samen met de cliënt en zijn omgeving. De gemeente bekijkt wat iemand zelf nog kan en hoe de omgeving kan ondersteunen. Ook kijkt de gemeente naar de zorg en ondersteuning die iemand al krijgt vanuit andere wetten, zoals de Participatiewet of de Jeugdwet. Uit het onderzoek blijkt of de cliënt ondersteuning nodig heeft. De gemeente organiseert een passende ondersteuning. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij dit organiseren.Onderstaande figuurgeeft weer wat er met de komst van de nieuwe Wmo verandert.21
De Kanteling 21
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/wet-maatschappelijke-ondersteuning-wmo2015
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
21
Gemeenten zijn vrij in de manier waarop ze de compensatieplicht van de Wmo invullen. De Kanteling is een proces dat de meeste gemeenten in gang hebben gezet om op een andere manier invulling te geven aan de compensatieplicht. De gekantelde werkwijze houdt in dat gemeenten burgers helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te participeren, ondanks beperkingen. Daarbij wordt in gesprek met de burger eerst in beeld gebracht wat het probleem is en wat de mogelijkheden van de burger zijn om dit probleem te verkleinen. Als dat niet voldoende is, wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het eigen netwerk, de informele hulp en algemene voorzieningen. Daarna komen collectieve voorzieningen in beeld. Ten slotte wordt gekeken naar een individuele voorziening. Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid)22. De gemeente Borger-Odoorn heeft het proces van kanteling al in gang gezet (presentatie sociaal domein augustus 2013)23: - De gemeente werkt al met een gekantelde Wmo. - Steunstees. - Gebiedsteams van Andes. - Indeling in vier leefgebieden. Gemeenten gaan verschillend om met het vinden van een oplossing voor burgers binnen hun eigen kracht, hun eigen netwerk of doorverwijzing naar algemene voorzieningen. Gemeenten variëren hierin van ‘de volledige verantwoordelijkheid ligt bij de burger en de gespreksvoerder doet niets’ tot ‘de gesprekvoerder kijkt actief samen met de burger naar een oplossing en begeleidt hem of haar hiermee’. In de benchmark Wmo 2013 is beschreven dat in Borger-Odoorn beleidsmatig is afgesproken dat degespreksvoerder voor een ‘warme overdracht’zorgt naar relevante organisaties/het netwerk (d.w.z. in een persoonlijk gesprek, waardoor kennis en ervaringen kunnen beter worden uitgewisseld).24
3.2.1 Nieuwe cliënten Met de komst van de nieuwe taken krijgt de gemeente nieuwe cliënten, waarvan de functie begeleiding wordt overgeheveld vanuit de Awbz. In heel Nederland waren er op 1 januari 2014 797.260 cliënten met een geldige CIZ-indicatie voor Awbz-zorg.25 Uit de CIZ Basisrapportage Awbz blijkt dat op1 januari 2014, 1.180 cliënten in gemeente Borger-Odoorn een geldige indicatie voorAwbz-zorg hadden (door het CIZ geïndiceerd).Het gaat om 795 cliënten met een extramurale indicatie en 385 cliënten met een intramurale indicatie. De grootste groep Awbz-cliënten valt onder de leeftijdscategorie 85 jaar en ouder. Het gaat in totaal om 310 cliënten. Bijna de helft van de indicaties betreft een indicatie voor een somatische aandoening26.
22
SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark Borger-Odoorn. Gemeente Borger-Odoorn. Meedoen naar vermogen. Kadernota sociaal domein 2012-2016. SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark. Borger-Odoorn. 25 CIZ. Basisrapportage AWBZ. Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014. 26 CIZ.Basisrapportage AWBZ. Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014. 23 24
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
22
Bij het aanvragen van Awbz-zorg kiest de cliënt welke leveringsvorm zijn voorkeur heeft, via een persoonsgebonden budget (pgb) of zorg in natura. Op 1 januari 2014 waren er in Borger-Odoorn meer cliënten met de voorkeursleveringsvorm zorg in natura (ZIN) dan de leveringsvorm persoonsgebonden budget (pgb). Tachtig procent van de cliënten met aanspraak op Awbz-zorg op 1 januari 2014 heeft aangegeven deze zorg bij voorkeur in de vorm van zorg in natura te ontvangen. Vijftien procent van de cliënten prefereerde een persoonsgebonden budget. Er waren geen cliënten die kozen voor eencombinatie van de twee leveringsvormen.27
3.3
Risico’s en kansen voor cliënten
Gevraagd naar de mogelijke risico’s van de decentralisatie Awbz, noemen de instellingenen cliënten de volgende risico’sen punten van zorg voor cliënten: 1. Kwetsbare doelgroepen De bezuinigingen die met de decentralisatie gepaard gaan, worden als punt van zorg genoemd. Het is een kwetsbare sector en het gaat om kwetsbare mensen. Men is bezorgd of mensen die zorg nodig hebben dat straks nog wel krijgen. Enkele kwetsbare doelgroepen die specifiek genoemd worden, zijn: • •
•
•
Cliënten die uitvallen en zorg mijden, omdat zij de zorg die zij willen niet meer kunnen krijgen. Mensen die (bijna) geen netwerk hebben. Dit zijn bijvoorbeeld ouderen, ‘zorgmijders’ (lastig in beeld te krijgen en snel over het hoofd gezien) en mensen met financiële problemen. Kwetsbare gezinnen. Er wordt aangegeven dat er veel eenzaamheid, alcoholproblematiek en schuldenproblematiek is. Omdat problemen zich opstapelen, kan de belasting voor kwetsbare gezinnen steeds groter worden. Mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg. Zijworden steeds zwaarder belast. Er wordt veel van hen verwacht, waardoor ook zorg en begeleiding voor hen noodzakelijk is, zoals respijtzorg, informatie en advies en training. Een ander punt dat door medewerkers van het sociale team genoemd wordt, is dat de overgang van systemen vanuit de gemeente en de andere instellingen naar het sociale team goed moet worden geregeld, zodat kwetsbare burgers niet tussen wal en schip vallen.
2. Tijdige signalering Een risico betreft de signaleringsfunctie en de vraag of problemen van cliënten (vooral ouderen)die langer thuis blijven wonen tijdig gesignaleerd worden.Een instelling geeft hierover aan: “De gemeente denkt dat monitoringplaats zal vinden via vrijwilligers of het sociale team, maar ik vraag mij af of problemen wel tijdig gesignaleerd zullen worden.”
27
CIZ.Basisrapportage AWBZ. Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
23
3. Kennis en kunde van de generalist Men vraagt zich af of de generalist voldoende passende ondersteuning kan bieden en voldoende kennis heeft van specialistische vragen waar cliënten mee te maken hebben. Vooral voor het signaleren (en indien van toepassing doorverwijzen) van problemen rondom opvoeden en opgroeien is specifieke kennis vereist. Een instelling geeft hierover aan: “Het risico van generalistisch kijken, is dat je snel minder kundig wordt.”
4. Onzekerheid bij cliënten Dekomende veranderingen zorgen voor onduidelijkheid en onzekerheid bij mensen, mensen zijn soms ‘ontregeld’ en hebben veel vragen over de toekomst. Eén van de geïnterviewde cliënten: “Ik weet niet wat er na januari 2015 gaat gebeuren. Het is ook onduidelijk of iedereen daar van de gemeente op voorbereid is. Moet ik mij nou zorgen maken? Ze kunnen ondersteuning toch niet zo maar wegpakken? Deze maand moest ik voor een herkeuring komen, maar omdat ze bij de gemeente nog niet weten hoe het na januari 2015 is, heb ik weer een scootmobiel gekregen tot januari 2015. En dan moet ik in januari weer komen. Dat kan toch niet? Ze kunnen hem toch niet afpakken als je hem nodig hebt?”
Van de cliënten die zijn geïnterviewd richten de zorgen zich vooral op mogelijke veranderingen en de onduidelijkheden hierover. Mensen weten nog niet of zij de ondersteuning en hulpmiddelen die zij nu ontvangen, kunnen behouden. 5. Heldere en tijdige communicatie Instellingen geven aan dat het belangrijk is dat zij nu zo snel mogelijk aan individuele klanten kunnen communiceren wat er in hun situatie wijzigt vanaf januari 2015.Inwoners moeten tijdig weten wat er gaat veranderen om zich daarop voor te kunnen bereiden. De gemeente geeft hierover aan dat er veel tijd is besteed aan het overgangsrecht, waarin de zorgcontinuïteit voor het komende jaar is vastgelegd. Voor de informatieoverdracht naar cliënten is ook een belangrijke taak weggelegd voor het sociaal team, de Wmo-raad, Zorgbelang en zorginstellingen. De sociale teams moeten daarom goed en tijdig in beeld hebben wat er gaat veranderen, welke vragen ze van inwoners kunnen krijgen en welke ondersteuning ze nog kunnen bieden. Dit geldt ook voor medewerkers bij zorginstellingen. Op dit punt is er nog teveel onduidelijkheid volgens geïnterviewde instellingen en medewerkers van het sociale team. 6. Inschakelen eigen netwerk Het vragen van hulp aan familie, vrienden of buren is voor veel cliënten ingewikkeld. In onderstaand kader vindt u een aantal reacties van mensen over dit onderwerp:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
24
Reacties van cliënten op het vragen van hulp aan het eigen netwerk: “Ik hoop echt dat mensen die zorg nodig hebben, ook zorg blijven krijgen. Dat je moet vragen aan familie of buren, vind ik lastig. U weet zelf toch ook dat mensen werken. Als mensen het vrijwillig doen, zich daarvoor aanmelden, is het goed, maar aan mensen iets vragen, zou ik niet snel doen.” “Nee, er is geen contact met familie. Vrienden en kennissen kunnen heel af en toe helpen, maar dat is meer gebaseerd op de kinderen. Meer ondersteuning zou verlichting geven. Iedereen is op zichzelf, he? Het is niet meer zoals vroeger. Iedereen wil geld zien als ze wat doen. Dan loop je al vast.” “Meer inzet bij anderen neerleggen, zit niet zo in mij. Bovendien wonen we best afgelegen, dat maakt het ook lastiger.” “We hebben vier kinderen, waarvan één nog in de buurt woont, de rest woont elders in Nederland. Ze werken allemaal. Vroeger was dat anders, dan konden kinderen makkelijker bijspringen, dat gaat nu niet meer zo makkelijk. De kinderen doen wat ze kunnen, maar een afspraak in het ziekenhuis op een doordeweekse dag, daar kan ik mijn kinderen niet voor vragen. Ik vind het moeilijk dat gezegd wordt dat de eigen omgeving meer zou kunnen doen. Mensen doen al wat ze kunnen voor hun ouders. Bovendien, niet iedereen heeft een goede eigen omgeving.”
Als mogelijke kansenvoor cliënten noemt men de volgende punten: 1. Maatwerk • De gemeente verwacht dat er meer maatwerk kan worden geleverd aan klanten door de komst van de sociale teams. De klant wordt minder doorverwezen en hoeft niet steeds zijn verhaal opnieuw te doen en er wordt met een brede blik gekeken naar de situatie van de klant. Er wordt gewerkt vanuit een integrale aanpak (1 gezin, 1 plan). • Door ontschotting van financiering en tussen domeinen en instellingen, kan ereen meer integrale ondersteuning worden geboden op basis van een integrale probleemanalyse (maatwerk). 2. Focus op eigen kracht Men vindt het goed dat mensen langer dingen zelf moeten blijven doen. Het is nu teveel ‘normaal’ dat alles jarenlang geregeld wordt. Er is ook meer oog voor de mogelijkheden en talenten die mensen hebben. 3. Stimuleren van sociale netwerken • Het stimuleren van sociale netwerken maakt mensen minder afhankelijk van hulpverlening en zorg en is goed om eenzaamheid tegen te gaan. • Door eerst het eigen netwerk te betrekken bij problemen kan de gemeente ervoor zorgen dat jongeren minder snel in de hulpverlening of jeugdzorg terecht komen. Dat is goed vanuit financieel oogpunt en voor de jongeren en hun gezinnen zelf.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
25
4. Zorg en ondersteuning dichterbij Het dichter bij huis organiseren van zorg is voor veel mensen handig. Het sociale team in de leefgebieden wordt de toegangsplek voor alle ondersteuningsvragen. 5. Preventie Preventie staat meer op de voorgrond en er wordt meer ingezet op het voorkomen van zwaardere en duurdere zorg. Gemeenten hebben een direct financieel belang bij het voorkomen van zwaardere zorg.
3.4
Risico’s en kansen voor de gemeente
Mogelijke risico’s voor de gemeentedie de geïnterviewden noemen zijn: 1. Financiën Er was tijdensde uitvoering van het onderzoek nog veel onduidelijkheid over het beschikbare budget vanuit het Rijk.Er zijn zorgen over de middelen die overkomen. Door de kortingen krijgt de gemeente geen kans om ‘in te groeien’. Er is weinig ruimte om de bezuinigingen stap voor stap door te voeren, er moeten scherpe keuzes gemaakt worden. Een andere zorg is: hoe stuur je op de kosten van een voorziening als het een open einde regeling is? Een goede monitoring is van groot belang om de effecten en de kosten in de 0e/1e/2e lijn in beeld te krijgen en om hier grip op te krijgen. In BOCE-verband is men bezig met het ontwikkelen van een monitor(inhoudelijk en financieel). Op klantniveau wordt er gemonitord op de doelstellingen uit het ondersteuningsplan dat met de klant is opgesteld. Een monitor voor het sociale team is in ontwikkeling (zie paragraaf 3.1.2). Tot slot wordt aangegeven dat er mogelijk sprake zal zijn van frictiekosten,in verband met de nieuwe eisen die aan medewerkers gesteld worden (denk bijvoorbeeld aan andere competenties die nodig zijn om ‘gekanteld’ te kunnen werken). Zo wordt welzijnsorganisatie Andes de komende tijd afgebouwd, omdat deze organisatie deels op zal gaan in het sociale team. 2. De snelheid van veranderingen Er is zorg over de snelheid van het invoeren van de nieuwe wetten door het Rijk. Men ervaart een grote tijdsdruk om op tijd geregeld te hebbenwat wettelijk verplicht is op 1 januari 2015. De focus ligt nu op ‘doen wat moet’. Het risico bestaat dat de gemeente zich vooral richt op kostenbesparing en het tijdig invoeren van de wetten, in plaats van innoveren en het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze.De gemeente geeft aan dat ze hier tot 2017 de tijd voor neemt. Verder geeft men aan dat het team dat binnen de gemeente met de 3D’s bezig is, weliswaar goed en voortvarend bezig is, maar dat de landelijke ontwikkelingen en continue aanpassingen die hiermee gepaard gaan, het lastig maken om alles tijdig geïmplementeerd te krijgen. Er wordt aangegeven:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
26
“Het is een ‘expeditie’, er is geen tijd om te ontdekken, beleid moet continu worden aangepast aan voortschrijdende ontwikkelingen.”
3. Kwaliteitsborging Er zijn veel kleine dorpen en kernen met weinig inwoners in de gemeente. De gemeente vreest dat het, vanwege de grote afstanden tussen de dorpen en kernenen de relatief kleine volumes, voor zorgaanbieders niet interessant is om diensten te verlenen in het gebied. Dit is een aandachtspunt bij de inkoop. Een mogelijke oplossingsrichting is e-Health28. Een ander aandachtspunt is dat er veel kleine zorgaanbieders zijn, zoals zorgboerderijen.Ook zijn er veel mensen met een pgb (maar wel minder dan met Zorg in Natura). De gemeente adviseert de pgb-aanbieders om hun aanbod te clusteren en biedt hen een platform hiervoor. 4. Ontwikkeling sociale teams Enkele risico’s die het sociale team ziet: • Het sociale team moet niet als dé enige toegang tot de gemeentelijke zorg en ondersteuning worden gezien, het sociaal team biedt geen oplossing voor alle problemen van inwoners. • De gemeente moet niet teveel wettelijke (administratieve) taken bij het team leggen. Het moet wel een ‘erop-af-team’ blijven (flexibiliteit behouden). • Er moeten goede afspraken gemaakt worden over de overdracht van een ‘situatie/cliënt’ aan een expert of organisatie buiten het team. Duidelijke randvoorwaarden en regie-afspraken (wie houdt regie?) zijn van belang. • De nieuwe taken die naar het sociale team overkomen, zijn nog niet bij het team bekend. De gemeente is daar wel druk mee bezig. Het is wel belangrijk dat er snel duidelijkheid over komt.Als voorbeeld worden de dagbestedingsactiviteiten genoemd. Wie heeft er straks waar recht op en op welke locatie is er nog aanbod? Het is ook nog niet duidelijk wie beslist of iemand recht heeft op dure hulp. De contractafspraken met aanbieders zijn nog niet bekend. Naast risico’s zien de geïnterviewden ook kansen voor de gemeente: 1. De gemeente heeft nu de kans om te innoveren en om in te zetten op een nieuwe werkwijze. Door het koppelen van de 3D’s kan de gemeente zorgen voor een integrale en cliëntgerichteondersteuning. Hiermee kan op termijn kosten worden bespaard. 2. De gemeente kan meer regie over de zorg en hulpverlening voeren en kan de zorg hierdoor slimmer inzetten.Er is bijvoorbeeld meer efficiency mogelijkin het vervoer. 3. Het wegvallen van financiële schotten, zoals ze nu tussen werk, jeugd en zorg bestaan, kan een positief effect hebben op het onderling afstemmen van het zorgaanbod.
28 Het begrip e-Health staat voor allerlei toepassingen waarbij internettechnologie gebruikt wordt om informatie, producten en/of diensten in de zorg aan te bieden. Het gaat om gezondheidsdiensten op afstand waarbij gebruik gemaakt wordt van ICT zonder de fysieke aanwezigheid van een hulpverlener.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
27
4. Er worden nu meer verbindingen tussen instellingen en domeinen gelegd. Hierdoor kunnen mensen beter geholpen worden (een meer samenhangende en integrale aanpak) en kan de zorg efficiënter worden. Een geïnterviewde instelling geeft hierover aan: “We merken het nu al. Er komt energie los bij cliënten en professionals. Er ontstaan nu al mooie dingen.”
3.5
Voorbereiding door de gemeente
Inhoudelijke voorbereiding De gemeente geeft aan dat ze inhoudelijk goed is voorbereid op de komende veranderingen.Zoals eerder aangegeven, heeft de gemeente Borger-Odoorn tijdig ingezet op de komende veranderingen in het sociale domein. Men is bijvoorbeeld al langer bezig om dorpshuizen door burgers zelf te laten opzetten, het voeren van keukentafelgesprekken met aandacht voor alle leefgebieden door medewerkers van het Wmo-loket en er waren al Steunstees (zie paragraaf 2.2). De benodigde infrastructuur voor de andere manier van werken en anders denken (in termen van eigen kracht, inzetten van informele netwerken, stimuleren van burgerkracht, kijken naar meerdere leefgebieden) en de ontwikkeling van sociale teams was hierdoor al aanwezig. De gemeente borduurt hier nu op voort: “We zijn nu bezig met doorkantelen”. Risicoanalyse In de uitvoeringsagenda 2013-2014 die in BOCE-verband is opgesteld, is opgenomen dat er eind 2013-begin 2014 een risico analyse uitgevoerd zal worden, onder leiding van Emmen. De uitkomsten van deze analyse waren echter niet bekend ten tijde van de uitvoering van dit onderzoek. Bij navraag bleek het om een quick scan te gaan, waarvan de uitkomsten nog nader vertaald moeten worden naar de lokale situatie. Verder geven geïnterviewden aan dat de gemeente bezig is met een risicoparagraaf in het 3D-beleidsplan. Deze paragraaf hebben wij echter niet aangetroffen in het concept Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2016. In het Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein29 staat hierover: “Voor de verdere uitwerking van de risico’s, zoals opgesteld in BOCE-verband worden binnen het project Sturing, Regie & Ondersteuning beheersmaatregelen opgesteld. Op 25 maart is de risicoanalyse vanuit het BOCE-verband in het college aan de orde geweest. Daar is toegezegd beheersmaatregelen te formuleren. In dit programmaplan worden deze niet nader beschreven.” In het Programmaplan wordt de herinrichting van het sociaal domein vergeleken met een expeditie waarin ‘er al dan niet gecalculeerd risico genomen wordt, omdat de uitkomst van een nieuwe werkwijze niet in beton gegoten is.’
29
Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein, 2014.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
28
In het Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein(2014)worden de volgende risico’s beschreven ten aanzien van de herinrichting van het sociale domein (hier ‘programma’ genoemd): 1. Bezetting programma en beschikbare capaciteit 2. Verschillende beelden t.a.v. dienstverlening 3. Mogelijke weerstand door onzekerheid 4. Beperkte tijd zet besluitvorming onder druk 5. BOCE samenwerking 6. Mogelijk niet alles in beeld 7. Afstemming met de lijn 8. Participatie en jeugd in (sub)regionaal verband 9. Kosten die nog niet zijn voorzien/meegenomen De volgende randvoorwaarden worden genoemd om het programma te laten slagen: - Tijdelijke capaciteitsuitbreiding voor de uitvoering van de taken zoals beschreven in dit programma (w.o. een programmasecretaris voor 36 uur); - De genoemde data zoals vermeld bij de tijdsbeheersing liggen op het kritische pad. Vertraging op deze onderdelen leidt tot een langere looptijd van het project en is onwenselijk; - Raad/college/MT moet instemmen met flexibele besluitvormingsmomenten om planningen te halen; - In de wetgeving is opgenomen dat de adviesraden voldoende tijd krijgen om advies uit te brengen. Gezien de korte termijn van invoering moet getracht worden dit op een andere wijze te organiseren. Hier wordt overleg over gevoerd met de adviesraden; - Het sociaal team wordt op afstand gezet in een zelfstandige entiteit. - De activiteiten zoals beschreven in de plannen hebben prioriteit boven de BOCE– samenwerking; - Communicatie is belegd bij de communicatieadviseur die toegevoegd is aan het programmateam; - Taken sociaal team, het aantal teams en de dienstverlening worden voorgelegd aan respectievelijk MT en college. Besluitvorming is cruciaal voor de verdere voortgang en inrichting van de sociale teams; - Partners moeten voor 1 juli geïnformeerd zijn welke taken overgaan naar de sociale teams; - Er is een coaching budget beschikbaar voor het programmateam.
Financiële voorbereiding De gemeente geeft in de interviewsaan dat ze naar omstandigheden voldoende is voorbereid op financiële risico’s (‘de gemeente staat er goed voor’), maar dat het, gezien de complexiteit, snelheid en hoeveelheid van alle veranderingen toch spannend blijft hoe het financieel gaat uitpakken. Er zijn zorgen over de middelen die overkomen en de sturingsmogelijkheden op de open einde regelingen. De gemeente heeft onlangseen ‘winstwaarschuwing’ afgegeven aan de raad, omdat er nu nog onvoldoende zicht is op wat de veranderingen precies zullen gaan kosten (zie risico 9 in bovenstaand kader). De raad is gevraagd om vertrouwen te hebben in de gemeente (dit geldt overigens niet voor jeugdzorg, omdat hier meer provinciale/regionale afspraken zijn waar de gemeente zich aan moet houden). Vertrouwen hebben vraagt echter om inzichtin de risico’s en de beheersmaatregelen die de gemeente neemt.Het is de vraag of de raad dit inzicht in voldoende mate heeft.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
29
Communicatie richting burgers De gemeente erkent dat de communicatie richting burgers tot nu toe nog wat ‘algemeen’ is geweest. Na de zomer moet er meer duidelijkheid zijn over het overgangsrecht. In BOCE-verband is afgesproken dat klanten bij de huidige aanbieder kunnen blijven. De koppeling tussen aanbieder en klant hoeft op grond van het overgangsrecht niet in stand te blijven, maar daar heeft de gemeente wel voor gekozen. In augustus is er een eerste informatiebijeenkomst geweest voor inwoners. Hier zijn burgers in grote lijnen geïnformeerd over de komende veranderingen. Er leven nog veel vragen en onzekerheden bij inwoners. Deze bijeenkomsten zullen de komende maanden dan ook geïntensiveerd worden.Inwoners gaven als tip mee om in de communicatie meer met voorbeelden te werken. De gemeente gaat zich hierop beraden.Verder is er een column over de decentralisaties in het huis-aan-huisblad. Eind september gaat een landelijke campagne van start. Indruk instellingen Uit de telefonische interviews met de zorg- en welzijnsinstellingen komt naar voren dat de gemeente druk met de transities bezig is en zich hier goed op voorbereidt. Er is een duidelijke visie en de gemeente maakt veel gebruik van de aanwezige kennis en expertise in het veld. Er is veel contact met organisaties en instellingen. De gemeente betrekt hen en vraagt hen om mee te denken over het nieuwe beleid. Ook als het gaat om de sociale teams, de pilot (Nieuw-Buinen) en de geplande uitbreiding naar twee andere leefgebieden, betrekt de gemeente partners, maatschappelijke organisaties en burgers. Instellingen hebben wel aangeven nog wat eerder in het proces betrokken te willen worden. Wat de ‘nieuwe’ cliëntgroepen betreft, bestaat er de indruk onder de geïnterviewde instellingen dat de gemeente deze steeds beter kent. De gemeente vraagt instellingen specifiek om informatie hierover. Een instelling zegt hierover: “Er is bij de gemeente een permanente behoefte om in contact te staan met de werkelijkheid. Ze kijken naar wie de klanten zijn, wat er wordt ingezet, welk effect dat heeft en of het werkt, wat de grootste problematiek is.”
Zorg- en welzijnsinstellingen geven aan dat ze door de gemeente via informatiebijeenkomsten op de hoogte worden gehouden van de decentralisatie Awbz en de komende veranderingen. Instellingen waarderen deze bijeenkomsten, maar men geeft aan dat men hierin nog wel een concretiseringsslag verwacht. De visie van gemeente Borger-Odoorn is bij organisaties en instellingen bekend, maar de verdere invulling van de plannen is nog niet voor iedereen duidelijk. Niet alle instellingen weten wat er gaat veranderen, wat dit voor hen zal betekenen en wat hun eventuele rol zal worden. Men verwacht dat veel mensen een andere vorm van begeleiding zullen krijgen. Een instelling geeft aan: “De gemeente geeft de voorkeur aan algemene voorzieningen boven maatwerk oplossingen. Dat betekent dat er andere begeleidingsvormen komen. Opvang zal veel meer door vrijwilligers gedaan gaan worden, met ondersteuning door een professional. Nu wordt dat allemaal nog door professionals gedaan.”
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
30
Ook al neemt niet iedere geïnterviewde organisatie aan het sociale team deel, het sociale team en de pilot is wel bij iedereen bekend. Men is benieuwd hoe de fase na afloop van de pilotperiode eruit komt te zien. Hoe komt het team (en in de toekomst mogelijk meerdere teams) er concreet uit te zien?Wie gaat straks bepalen welke zorg iemand nodig heeft en hoeveel zorg iemand krijgt? Die duidelijkheid kon de gemeente ten tijde van de uitvoering van het onderzoek nog niet geven. Inmiddels (september) vinden er gesprekken plaats met instellingen die betrokken zijn bij het sociale team.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
31
4 De rol van de raad Door de voorgenomen decentralisaties krijgen gemeenten er veel nieuwe taken bij in het sociale domein. Hoewel er zo’n 10,5 miljard budget overgaat van Rijk naar gemeenten, zullen gemeenten ‘meer moeten doen met minder geld’. De uitvoering zal daarom effectief en efficiënt geregeld moeten worden. Politieke sturing in het sociale domein wordt de komende periode een belangrijke opgave voor gemeenteraden. Het gaat immers om de meest kwetsbare groepen in een gemeente en het gaat om de inzet van veel geld. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de volgende onderzoeksvragen: − −
4.1
Op welke manier wordt de raad geïnformeerd over de Wmo en de actuele ontwikkelingen binnen het sociaal domein? Wat zijn mogelijke variabelen voor de raad, op basis waarvan het nieuwe Wmo beleid - in samenhang met de andere decentralisaties - gevolgd en gestuurd kan worden?
De raad in Borger-Odoorn
In deze paragraaf beschrijven we het proces van informeren, kaderstellen en controleren en sturen in Borger-Odoorn. Samenspel raad – college – ambtelijke organisatie De gemeente streeft ernaar om ‘de omgeving’, zoals de Wmo-raad, de gemeenteraad en maatschappelijke organisaties, tijdig mee te nemen in de veranderingen. De gemeente voert een brede discussie met het veld. Vervolgens werkt de gemeente een voorstel uit en legt dit voor aan de raad30. Na vaststelling in de gemeenteraad gaat een stuk ter advies naar de Wmo-raad. De raad wordt vervolgens geïnformeerd over het advies van de Wmo-raad. Alle geïnterviewden benadrukken dat er tot nu toe31 goede verhoudingen zijn tussen de raad, het college en de ambtelijke organisatie. Er zijn korte lijnen en de gemeente is een vrij platte organisatie, waardoor raadsleden makkelijk langs gaan bij ambtenaren in plaats van hen schriftelijke vragen te stellen. Hierdoor kunnen vragen meteen beantwoord worden. De raad vertrouwt op de ambtenaren en het college, zo geven alle geïnterviewden aan.“De raad heeft vertrouwen in het grote verhaal”. Er hoeft dus weinig ‘uitgevochten’ te worden. Veel gaat in onderling overleg en buiten de raadsvergaderingen om, zaken worden onderling ‘afgetikt’. Dat werkt prettig en 30
Er zijn oriënterende en besluitvormende raadsvergaderingen. De interviews hebben meestal betrekking op de ‘oude’ raad. Waar dit niet het geval is, vermelden we dit. De ‘nieuwe’ raad is op 19 maart 2014 gekozen en bestaat voor ongeveer de helft uit oude raadsleden en de helft nieuwe raadsleden. 31
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
32
efficiënt, vooral als het om technische vragen gaat, maar heeft volgens een aantal geïnterviewden als keerzijde dat de discussie niet in de politieke arena wordt gevoerd. De raad heeft goede contacten met maatschappelijke instellingen en de Wmo-raad. Twee keer per jaar heeft de raad overleg met de Wmo-raad. De Wmo-raad geeft advies aan de gemeenteraad en organiseert informatiebijeenkomsten. Het advies van de Wmo-raad is belangrijk voor de raad. Zij staat dichterbij de burger en cliënten dan de raadsleden, zo geven raadsleden aan. De meeste raadsleden geven aan dat de gemeente samen met de raad is opgetrokken bij de beleidsontwikkeling rondom de 3D’s. Hier bestond bij de oude raad niet veel onrust over.Enkele nieuwe raadsleden hebben echter de indruk dat de raad weinig ‘aan de voorkant’ is meegenomen in het 3D-beleid. Het zou volgens hen goed zijn als er meer scenario’s en keuzes aan de raad worden voorgelegd. De beleidsmedewerkers en de wethouder geven hierover aan dat het lastig is om in een vroeg stadium opties aan de raad voor te leggen. De gemeente is vaak al een paar stappen vooruit en doet goed onderbouwde voorstellen. Dat wordt ook wel erkend door de raadsleden: het is ook de vraag of raadsleden voldoende kennis hebben om uit opties te kunnen kiezen. Toch vinden sommige raadsleden dat ze hierdoor te weinig ruimte hebben om zaken ter discussie te stellen. Informeren van de raad De raad wordt goed en tijdig ingelicht over de ontwikkelingen in het sociaal domein, zo vinden de raadsleden. De keuzes die de raad maakt, ziet men ook terug in het beleid. Men geeft aan dat er continu veranderingen plaatsvinden en dat niet alles al kan worden ‘vastgelegd’. Het informeren van de raad over de decentralisaties heeft tot nu toe redelijk ‘low profile’ plaatsgevonden, geven de beleidsmedewerkers aan. Er zijn informatiebijeenkomsten en inwerkavonden georganiseerd voor nieuwe raadsleden. Ook waren er raadsleden aanwezig op de informatiebijeenkomst voor burgers. Alle geïnterviewden geven aan dat het organiseren van ontmoetingen efficiënt werkt. Er kan dan meteen op vragen gereageerd worden. Als voorbeeld wordt een bijeenkomst in speeddatevorm genoemd, waarin raadsleden vragen over de kadernota financiën konden stellen aan ambtenaren. De hoeveelheid informatie die de komende tijd naar de raad gaat zal naar verwachting toenemen, omdat er een nieuwe raad is en 2015 al snel dichterbij komt. Hierbij denkt men aan extra bijeenkomsten en informatiebulletins voor de raad. Het zou volgens de beleidsmedewerkers ook goed zijn om meer met beelden (filmpjes) te werken, omdat dat meer inzicht kan geven in de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid. De geïnterviewde beleidsmedewerkers, wethouder en Wmo-raad vinden het positief dat de raad niet teveel ‘op detailniveau’ is gericht en hierdoor de hoofdlijnen uit het oog verliest. Wel bestaat de indruk dat raadsleden moeite hebben om alle informatie over de ontwikkelingen in het sociaal domein te kunnen behappen. Op hoofdlijnen weet men waar het om gaat, maar omdat het specialistische beleidsterreinen betreft, is dit soms niet afdoende. Het is bij het informeren van de raad daarom zoeken naar een balans tussen informeren op hoofdlijnen en op meer gedetailleerd niveau. Het is echter ook de verantwoordelijkheid van raadsleden en fracties zelf om te zorgen dat
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
33
men voldoende weet waar het over gaat en om zich voor te bereiden op komende veranderingen, zo vinden de geïnterviewden. Als voorbeeld wordt de wettelijk verplichte tegenprestatie32 genoemd. Kaders stellen Over het algemeen worden de kaders in gezamenlijkheid vastgesteld. Het college en de ambtenaren bereiden een voorstel voor en dat wordt besproken in de informerende raadsvergaderingen. De gemeenteraad stelt vast en besluit.Een voorbeeld: Bij het opzetten van het sociale team zijn de grote lijnen aan de raad voorgelegd, op basis waarvan de raad een besluit heeft genomen. Hierbij geldt dat de raad over het ‘wat’gaat, niet over het ‘hoe’. Zo heeft de raad bijvoorbeeld bepaald dat kleine zorgaanbieders een kans moeten krijgen. Het college werkt dit vervolgens verder uit samen met het veld. Raadsleden vinden dat er goede kaders zijn voor de 3D’s. Men noemt de kadernota en het Regenboogmodel. Deze kaders zijn met de raad besproken en vastgesteld. De geïnterviewde wethouder en beleidsmedewerkers geven aan dat raadsleden weinig vragen hadden bij het vaststellen van de kadernota. Men vindt het positief dat raadsleden goed op de hoogte lijken te zijn, maar hun houding wordt ook als ‘volgend’ en ‘afwachtend’ beschreven. Men nam weinig initiatief en wachtte op informatie van het ambtelijk apparaat en college. Mogelijke verklaringen die hiervoor worden gegeven, zijn: • er is weinig tijd om goed van alle thema’s en ontwikkelingen op de hoogte te zijn; • er is een actieve Wmo-raad die de gemeenteraad goed informeert; • er is veel vertrouwen in het ambtelijk apparaat en het college; • raadsleden worden goed op de hoogte gehouden van ontwikkelingen door de ambtenaren. Controleren en sturen De belangrijkste instrumenten die worden genoemd als het gaat om de controlerende rol van de raad zijn: werkbezoeken, informatiebrieven, informatie van de Wmo-raad, speeddates en thema-avonden die door de gemeente worden georganiseerd voor de raad. Daarnaast stellen raadsleden directe vragen aan de beleidsmedewerkers of de wethouder. In 2013 is er een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd door studenten. De uitkomsten zijn met de raad gedeeld, evenals de uitkomsten van de jaarlijkse Wmo-benchmarks. Dit levert weinig vragen op, wel complimenten. De Wmo raad gaat dit jaar ook zelf een onderzoek uitvoeren. Daarnaast worden de sociale teams gemonitord. Die uitkomsten gaan ook naar de raad. Als het gaat om het (bij)sturen van beleid, dan noemt men de uitgangspunten die in de kadernota zijn geformuleerd (bijvoorbeeld: dichterbij, burgers tevreden met minder, meedoen). Verder zou de raad volgens geïnterviewden moeten volgen of de gemeente op koers ligt en of burgers en instellingen tevreden zijn. Hiervoor is een goede monitoring (kwantitatief en kwalitatief) nodig. Ook is het voor raadsleden van 32
De tegenprestatie biedt gemeenten de mogelijkheid aan bijstandsgerechtigden de verplichting op te leggen om naar vermogen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verplicht om in beleid vast te leggen hoe ze hiermee omgaan (onderdeel van de Wet maatregelen WWB).
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
34
belang om veel contact met burgers te hebben en om werkbezoeken af te leggen (“Wat betekent het voor u?”). De Wmo-raad wil de raadsleden meegeven om: • scherp te sturen op de meerwaarde van uitgaven voor burgers; • te zorgen voor maatwerk. Een dilemma hierbij is dat de raad zich op hoofdlijnen moet richten, terwijl maatwerk betrekking heeft op het individu. Voorkomen moet worden dat de raad teveel op incidenten reageert. • en om meer oog hebben voor de (on)mogelijkheden van laaggeschoolden en laaggeletterden, in het kader van het wegvallen van de sociale werkvoorziening en in de communicatie.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
35
Deel 2: Conclusies en aanbevelingen Dit deel van het rapport bestaat uit een conclusie en aanbevelingen. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de geformuleerde onderzoeksvraag en uitgewerkte deelvragen. Vervolgens worden er aanbevelingen gedaan aan de gemeente en gemeenteraad.
5 Conclusies Huidig Wmo-beleid Borger-Odoorn -
Hoe ziet het huidige Wmo-beleid en de uitvoering hiervan in Borger-Odoorn eruit? Wat kan van het huidige Wmo-beleid geleerd worden voor de komende jaren?
In het onderzoek komt naar voren dat de gemeente het op het gebied van de Wmo goed doet. Dit blijkt uit de uitkomsten van de SGBO-benchmark, het tevredenheidsonderzoek onder klanten (2013) en de voor dit onderzoek gehouden interviews. Het Wmo-beleid wordt omschreven als sociaal, pragmatisch, gericht op de cliënt (maatwerk), op zelfredzaamheid en bevorderen van de eigen kracht. De gemeente heeft met het oog op de decentralisatie(s) al tijdig ingezet op onder andere het gekanteld werken. De Steunstees leveren hierbij belangrijke ervaringsgegevens die bruikbaar zijn voor de sociale teams. Het laatste Wmo beleidsplan van de gemeente Borger-Odoorn gaat over de periode 2008-2012. Wat opvalt, is dat hierin geen concrete doelstellingen genoemd zijn. Vanaf 2012 is het Wmo-beleid opgenomen in de kadernota ‘Meedoen naar vermogen’ die het beleid voor het sociale domeinbeschrijft(vooruitlopend op de komende decentralisaties).Deze kaders geven vorm aan de inrichting van het sociaal domein. Hierin wordt echter niet ingegaan op de eerder in het Wmo beleidsplan genoemde dilemma’s. Ook de beschrijving van de resultaten (‘terugblik’) is kort en biedt weinig houvast om het beleid bij te kunnen sturen. De onderlinge verhouding en samenwerking tussen de gemeente (uitvoerende en ambtelijke organisatie, college en raad) en de zorg- en welzijnsinstellingen worden goed genoemd. Over het algemeen wordt aangeven dat het vertrouwen groot is, de lijnen kort zijn en er regelmatig overleg is. De gemeente en de zorg- en welzijnsinstellingen wisselen regelmatig kennis en informatie met elkaar uit. Ook het contact met de Wmo-raad wordt door de gemeente goed genoemd. De Wmo-raad, die burgers en cliënten vertegenwoordigt, is proactief en heeft een belangrijke signaalfunctie.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
36
Gezamenlijke beleidsontwikkeling Ondanks dat de zorg- en welzijnsinstellingen aangeven dat ze goed contact hebben met de gemeente en dat de gemeente hen ook vraagt om informatie, willen ze graag meer aan de start van beleidsontwikkeling betrokken worden. Zo kunnen zij eerder in het proces hun praktijkervaring meebrengen en eventuele nuances plaatsen bij plannen van de gemeente.Ook de Wmo-raad wil meer betrokken worden bij de transities. Zij wil graag meer op de hoogte gehouden worden van de actuele ontwikkelingen. De toekomstige Wmo -
Hoe is de samenhang in het sociaal domein georganiseerd? Hoe ziet het toekomstige Wmo-beleid (inclusief de taken die per 1 januari 2015 overkomen uit de Awbz) in Borger-Odoorn eruit? Wat zijn de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz voor de gemeente en cliënten? In hoeverre is de gemeente hier voldoende op voorbereid?
Vanaf 2015 verandert er veel in het sociaal domein. Naast de decentralisatie van de Jeugdzorg en de Participatiewet zal ook een deel van de Awbz naar de nieuwe Wmo overkomen. Gemeenten worden hiermee onder andere verantwoordelijk voor extramurale begeleiding. Er is in Borger-Odoorn geen apart kader of een beleidsnota specifiek voor de Wmo 2015.Uit de interviews en documentenstudie blijkt dat Borger-Odoorn de drie decentralisaties integraal oppakt. Naast de drie decentralisaties wordt ook nagedacht over de relaties met aanpalende beleidsterreinen. De gemeente wil budgetten en functies efficiënt kunnen combineren, maar wil ze ook beter inzetten op het meedoen van inwoners en het vergroten van hun eigen kracht en netwerk. De uitgangspunten voor de herinrichting en organisatie van samenhang binnen het sociaal domein worden kort beschreven in de kadernota (o.a. ontschotten, integraal, bundelen financiën, lokale kennis op de verschillende terreinen). Wat verder opvalt, is dat het Beleidsplan sociaal domein 2015-2016 een verdere uitwerking bevat van de kadernota, maar dat concrete (SMART) doelstellingen waarop gestuurd en gemonitord kan worden,nog niet worden beschreven. Het plan behoeft nog een verdere uitwerking van doelstellingen, verwachte resultaten en effecten. Sociaal team De gemeente ontwikkelde het Regenboogmodel dat inzet op ontschot denken en werken, focust op lichte ondersteuning en start bij de eigen kracht van een burger. Het sociaal team, nu nog in pilotvorm in Nieuw-Buinen, geeft uitvoering aan dit model. Het sociaal team vormt voor de gemeente de kern van de herinrichting van het sociaal domein. Vanaf 2015 zullen twee nieuwe teams in de andere leefgebieden aan de slag gaan. Deze teams bedienen het gehele sociale domein en vormen een belangrijke rol in de toegang. In het onderzoek komt naar voren dat het college nauw betrokken is bij de ontwikkeling van de sociale teams, het huidige team steunt en ruimte geeft voor ontwikkeling.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
37
De nieuwe werkwijze van de gemeente beoogt integraliteit, om inwoners beter en efficiënter te kunnen ondersteunen. De hypothese is dat er door een integrale toegang en ondersteuning, efficiënter en met minder budget gewerkt zal worden. Het is echter nog te kort dag om te zeggen dat het team nu al financieel rendeert. Wel merkt men in de pilot dat er door het sociale team onder andere minder wachtlijsten zijn. In 2015 zal een stichting opgericht worden waar de sociale teams onder zullen worden gebracht.Er wordt nog aan de (wijze van) monitoring gewerkt en de financiële indicatoren moeten nog worden geformuleerd; hier wordt de komende maanden aan gewerkt. Werk & Inkomen Ondanks dat de gemeente inzet op integraal werken van het sociale team, valt op dat Werk & Inkomen (nog) niet in het team vertegenwoordigd is. (inmiddels wordt deze expertise in he t”Sociaal Team +” ingebracht). Dit, terwijl een deel van de cliënten die bijstand ontvangen ook andere problematiek kennen (overlappend met aanbod van het sociale team). De integrale aanpak is hiermee nog niet volledig.Er worden op dit vlak verschillende redenen en aandachtspunten genoemd, zoals de aansluiting met het Werkplein in Emmen en de verbinding met de sociale werkvoorziening. Hierbij is het lastig dat de gemeente te maken heeft met twee Swbedrijven in twee verschillende arbeidsmarktregio’s. De gemeente wil ook nog bekijken of en hoe dagbesteding (Awbz) kan worden verbonden aan de Sw. De gemeente geeft in het onderzoek aan dat er hard gewerkt wordt om te komen tot goede afspraken, maar dat dit niet makkelijk zal zijn. Inwoners en instellingen Tijdens verschillende gesprekken (mei) komt aan de orde dat instellingen en cliënten de eventuele gevolgen en veranderingen die door de decentralisatie(s) ontstaan weinig of niet in beeld hebben. Instellingen hebben behoefte aan duidelijke communicatie, informatie en sturing (regie/ houvast) van de gemeente. Ook het sociale team is dan nog niet volledig op de hoogte van haar nieuwe taken. Onder inwoners heerst er onduidelijkheid over wat er in de toekomst voor hen zal veranderen. Instellingen bevestigen dit. De communicatie vanuit de gemeente (en instellingen) is ‘algemeen’. De gemeente wijst op het overgangsrecht in 2015 om onrust bij cliënten weg te nemen. Inmiddels heeft er in augustus een eerste informatiebijeenkomst voor inwoners plaatsgevonden, georganiseerd door gemeente en Wmo-raad. Tijdens deze bijeenkomst wordt duidelijk dat er nog veel vragen bij inwoners leven. Deze bijeenkomsten zullen de komende maanden geïntensiveerd worden. Ook de gesprekken met instellingen die betrokken zijn (in en rond het sociale team) zijn sinds de zomer in voorbereiding, enkele gesprekken hebben inmiddels plaatsgevonden. Kansen en risico’s In het onderzoek zijn mogelijkerisico’s voor cliënten genoemd. Zo is men onder meer bang dat kwetsbare groepen door de bezuinigingen geen zorg meer krijgen of uit het oog worden verloren, of dat kwetsbaren tussen wal en schip vallen. Voor wat betreft de signaleringsfunctie vraagt men zich af of een generalist dat goed kan en of dat dit nog tijdig zal plaatsvinden als mensen langer thuis blijven wonen. Daarnaast wordt veel ingezet op de eigen kracht en inzet van het eigen netwerk, maar voor veel
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
38
mensen is het vragen van hulp aan bijvoorbeeld familie of buren niet vanzelfsprekend. Een laatstgenoemde risico ziet men in het niet tijdig informeren van individuele cliënten over de veranderingen. Er worden ook kansen voor cliëntengenoemd. Zo kan er door de sociale teams dichtbij maatwerk worden geboden met meer oog voor mogelijkheden en talenten van mensen. En ziet men in het stimuleren van sociale netwerken en inzet op preventie de mogelijkheid om minder afhankelijk te zijn van (dure) zware hulpverlening en om dit zelfs te voorkomen. Risico’s voor de gemeente Tijdens de gesprekken voor het onderzoek (in mei) wordt de onduidelijkheid over de financiën genoemd. Het betreft onder meer de onduidelijkheid over hoe op kosten gestuurd kan worden als het een open einde regeling betreft en dat er mogelijke frictiekosten zullen zijn.Er is een quick scan risicoanalyse uitgevoerd. Maar de lokale uitwerking voor Borger-Odoorn heeft vanwege het gebrek aan tijd nog niet plaatsgevonden. In het onderzoek worden er zorgen geuit over de snelheid van het invoeren van de nieuwe wet(ten), waardoor het risico ontstaat dat de gemeente zich vooral richt op kostenbesparing en tijdige implementatie in plaats van innovatie. Ook het sociale team ziet ten tijde van het interview risico’s. Zo is men bang dat het sociale team als enige toegang wordt gezien en dat er een inperking van de ‘er-opaf’-gedachte zal ontstaan als er teveel administratieve taken bij het team worden neergelegd. Twee risico’s betreffen verder het gebrek aan afspraken en randvoorwaarden bij overdracht van een cliënt, en de onduidelijkheid over welke nieuwe taken precies bij het sociale team komen te liggen.De gemeente geeft ten tijde van het onderzoek aan dat deze punten nog moeten worden uitgewerkt. Kansen voor de gemeente Tijdens het onderzoek worden verschillende kansen benoemd voor de gemeente. Naast inzet op innovatie, ziet men integraliteit en het beter afstemmen van zorgaanbod (door het wegvallen financiële schotten) als kans voor kostenbesparing. Doordat er verbindingen worden gelegd tussen instellingen en domeinen kunnen mensen beter geholpen worden, geven geïnterviewden aan. Voorbereiding op decentralisatie(s) Op basis van de gesprekken kan geconcludeerd worden dat de gemeente tijdig begonnen is met de voorbereidingen op de decentralisatie(s) door onder andere vroeg in te zetten op gekanteld werken (het keukentafelgesprek), het ontwikkelen van (het) sociale team(s), het investeren in korte lijnen en het betrekken van verschillende instellingen op het gebied van zorg en welzijn. Deze laatste maanden voor de implementatie van de nieuwe Wmo per 1 januari 2015 lijkt de gemeente nog stevig in te moeten zetten op de informatieverstrekking aan inwoners en instellingen, de taken van de sociale teams (nieuwe stichting) en het uitwerken van een lokale risicoanalyse en monitoringsystematiek.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
39
De gemeente zet in op het overgangsrecht (2015 als overgangsjaar), waardoor er waarschijnlijk onrust bij cliënten zal worden weggenomen. Werd er in mei uit verschillende gesprekken nog duidelijk dat de communicatie vanuit de gemeente over de decentralisatie(s) voor instellingen en inwoners nog niet helder was, heeft de gemeente inmiddels vanaf augustus informatiebijeenkomsten en afspraken met instellingen georganiseerd. De indruk is dat de gemeente inhoudelijk goed en tijdig gestart is met de voorbereidingen op de decentralisaties, maar dat een gedegen risicoanalyse en hiermee samenhangende beheersmaatregelen ontbreken. De gemeente geeft hierover aan dat ze naar omstandigheden voldoende is voorbereid op financiële risico’s, maar dat het toch spannend blijft hoe het financieel gaat uitpakken. De gemeente heeft onlangs een ‘winstwaarschuwing’ afgegeven aan de raad, omdat er nu nog onvoldoende zicht is op wat de veranderingen precies zullen kosten. De raad is gevraagd om vertrouwen te hebben in de gemeente. Vertrouwen hebben vraagt echter om inzicht in de risico’s en de beheersmaatregelen die de gemeente neemt. Het is de vraag of de raad dit inzicht in voldoende mate heeft. Rol van de raad − −
Op welke manier wordt de raad geïnformeerd over de Wmo en de actuele ontwikkelingen binnen het sociaal domein? Wat zijn mogelijke variabelen voor de raad, op basis waarvan het nieuwe Wmo beleid - in samenhang met de andere decentralisaties - gevolgd en gestuurd kan worden?
Samenspel raad – college – ambtelijke organisatie Uit de verschillende gesprekken wordt duidelijk dat er goede verhoudingen zijn tussen de raad, het college en de ambtelijke organisatie. Ook de verhouding met de Wmo-raad wordt positief beoordeeld; het advies van de Wmo-raad wordt erg door de gemeenteraad gewaardeerd. De gemeenteraad schetst het beeld dat de raad samen met de gemeente is opgetrokken bij de beleidsontwikkeling rondom de 3D’s. Nieuwe raadsleden ervaren echter in sterkere mate dat de raadsleden onvoldoende aan het begin van het proces zijn meegenomen. Informeren raad Raadsleden vinden dat ze tijdig en goed worden geïnformeerd over de ontwikkelingen in het sociale domein. Informatie wordt verstrekt via informatiebijeenkomsten (door het ambtelijk apparaat en de Wmo-raad) en inwerkavonden, die vooral bedoeld zijn voor de nieuwe raadsleden. In het onderzoek wordt wel de verwachting uitgesproken dat de hoeveelheid informatie naar de raad toe zal nemen. De gemeente is positief over het feit dat raadsleden niet teveel gericht zijn op ‘detailniveau’, maar de indruk bestaat wel dat raadsleden moeite hebben om alle ontwikkelingen in het sociaal domein te overzien. Dit terwijl kennis op hoofdlijnen soms niet afdoende is. Het is bij het informeren van de raad daarom zoeken naar een balans tussen informeren op hoofdlijnen en op meer gedetailleerd niveau.Geïnterviewden vinden het echter ook de verantwoordelijkheid van
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
40
raadsleden en fracties zelf om te zorgen voor voldoende kennis over de komende veranderingen.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
41
Kaders stellen Nadat het college en de ambtenaren een uitgebreidvoorstel hebben opgesteld en dit in de informerende raadsvergaderingis besproken, stelt de raad vast en besluit. Raadsleden vinden dat er met de vastgestelde kadernota en het Regenboogmodel goede kaders zijn voor de 3D’s. Uit gesprekken wordt echter duidelijk dat er bij het vaststellen van deze documenten door raadsleden weinig vragen gesteld zijn. De indruk is dat raadsleden redelijk goed op de hoogte lijken te zijn, maar hun houding wordt ook beschreven als ‘volgend’ en ‘afwachtend’. De raad vertrouwt en wacht op de informatie van het college en de ambtelijke organisatie. Ook is er ook een actieve Wmo-raad die de gemeenteraad goed informeert. Daarnaast komt in het onderzoek naar voren dat, vanwege de korte lijnen, de discussie vaak buiten de politieke arena lijkt plaats te vinden. Nieuwe raadsleden lijken, ondanks dat zij zoeken naar hun nieuwe rol, zich meer kritisch op te stellen en vragen zich af of de raad tijdens de beleidsontwikkeling voldoende aan de start betrokken is bij het stellen van kaders. Controleren en sturen Uit gesprekken blijken werkbezoeken, informatiebrieven, informatie van de Wmoraad (signaalfunctie), thema-avonden en speeddatesessies belangrijke instrumenten te zijn voor een controlerende raad. Uitkomsten van tevredenheidsonderzoeken en de jaarlijkse Wmo-benchmark worden gedeeld met de raad, maar leveren weinig vragen van raadsleden op. Onduidelijk is of dit komt, omdat raadsleden onvoldoende inhoudelijk op de hoogte zijn of omdat ze tevreden zijn met de uitkomsten. Als het om het (bij)sturen van beleid gaat, dan wordt in het onderzoek gewezen op de uitgangspunten die in de kadernota zijn geformuleerd. Het volgen of de gemeente op koers ligt en of burgers en instellingen tevreden zijn, is een belangrijke taak voor de raad. De indruk is dat dit scherper kan gebeuren. Hiervoor is wel een goede monitoring nodig.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
42
6 Aanbevelingen In de aanbevelingen gaan we in op de informatievoorziening aan de raad, de kaderstellende en controlerenderol van de raad en de mogelijke sturingsvariabelen voor de raad met betrekking tot de nieuwe Wmo en het sociaal domein. Een deel van de aanbevelingen heeft betrekking op de gemeente en een deel op de rol van de gemeenteraad. We merken hierbij op dat het voor de raad niet alleen van belang is om te beschikken over de juiste sturingsvariabelen, maar dat ook de inrichting van het beleidsproces, monitoring en informatievoorziening en de houding van de raad van belang zijn voor een sterke raad die zijn rol pakt in het veranderende sociale domein. Hieronder vindt u de belangrijkste aanbevelingen op basis van dit onderzoek: 1. Formuleer SMART-doelstellingen en monitor resultaten en effecten Zorg voor een uitwerking van de kaders en het beleidsplan in SMART-doelstellingen en monitor regelmatig welke resultaten en effecten bereikt zijn. Op basis van inzicht in de resultaten van het huidige beleid kan de raad beter inschatten wanneer er eventuele keuzes voor een koerswijziging of bijstelling van het beleid gemaakt moeten worden. Uit het onderzoek blijkt dat in de kadernota niet wordt ingegaan op de eerder in het Wmo beleidsplan genoemde dilemma’s. Ook de behaalde resultaten zijn slechts kort beschreven. Om zijn rol goed uit te kunnen voeren, is het voor de raad belangrijk om het beleidsproces van de decentralisaties goed in beeld te hebben. Een structuur waarin er geleerd wordt van ervaringen die zijn opgedaan in de praktijk, biedt houvast voor de raad bij het uitvoeren van zijn kaderstellende en controlerende rol. In onderstaand figuur vindt u een weergave van de beleidscyclus met aandacht voor structurele monitoring, evaluatie van resultaten en effecten, en op basis hiervan bijsturing van beleid:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
43
Maatschappelijke opgave (wettelijke verplichting)
Beleidsdoelstellingen (visie, ambitie, uitgangspunten) Effecten Doeltreffendheid van beleid
Middelen
Uitvoering
Resultaten
Doelmatigheid van uitvoering Bron: RadarAdvies
2. Werk lokaaleenrisicoanalyse en beheersmaatregelen uit Er is op regionaal niveau een beperkte risicoanalyse uitgevoerd. Deze dient op korte termijn op lokaal niveau uitgewerkt en vertaald te worden in beheersmaatregelen. Er bestaan omgevingsrisico’s, zoals politiek/bestuurlijke, sociaal/maatschappelijke en juridisch/wettelijke risico’s. Daarnaast zijn er interne risico’s. Voorbeelden van deze vorm zijn risico’s op het gebied van HRM, financiën en ICT. Er zijn verschillende methodieken hiervoor beschikbaar die in een kort tijdsbestek uit te voeren zijn. Een voorbeeld hiervan is ‘de Versnellingskamer’. Dit is een 1-daagse risicosessie voor gemeenten of regio’s die vanuit het Transitiebureau Jeugd wordt aangeboden. Tijdens zo’n sessie wordt ingezoomd op één of meerdere decentralisaties en worden de grootste risico’s in kaart gebracht. Tevens worden de daarbij passende SMARTgeformuleerde beheersmaatregelen geformuleerd. Een andere methodiek is een ‘group decision room’, waarin mensen van verschillende afdelingen gezamenlijk risico’s inventariseren en prioriteren en beheersmaatregelen benoemen aan de hand van een aantal stappen (impactanalyse). Hieronder vindt u een tabel uit de rapportage van een risicoanalyse33:
33
RadarAdvies en Brainstormnet
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
44
Bron: RadarAdvies en Brainstormnet
Communiceer vervolgens over de uitkomsten van de risicoanalyseen de te nemen beheersmaatregelen aan de raad, zodat de raad weet op welke onderdelen extra aandacht nodig is, waar nog aan gewerkt wordt en welke onderdelen goed lopen. Beoordeel met regelmaat hoe de stand van zaken is met betrekking tot de risico’s en koppel hierover terug aan de raad. 3. Zet tijdig in op monitoring Een goede monitoring is noodzakelijk om zicht te kunnen houden op alle complexe veranderingen in het sociale domein, om risico’s te kunnen beheersen, om te kunnen sturen op resultaten en effecten, en om de dienstverlening te kunnen verbeteren. Ook in het kader van (verticale34 en horizontale35) verantwoording is een goede monitoring belangrijk. Monitoring lijkt in veel gemeenten het sluitstuk van het veranderproces, terwijl dit juist tijdig opgezet moet worden om input te geven voor de richting van de verandering, om te volgen hoe het proces verloopt en om bij te sturen. We bevelen daaromaan om de komende tijd stevig in te zetten op de verdereuitwerking van een monitoringsystematiek. De monitoring dient zowel kwalitatief als kwantitatief te zijn en betrekking te hebben op verschillende onderdelen: financiën, op resultaten en beleidseffecten (grote lijnen) en meer specifiek op het sociaal team als kern van de transformatie in het sociale domein. Met betrekking tot de sociale teams is aandacht nodig voor de mogelijke voor- en nadelen van de gekozen juridische vorm (stichting).
34 35
Aan het rijk en het algemene publiek. Van college aan raad.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
45
Hiermee wordt op het moment in meerdere gemeenten geëxperimenteerd. Kijk wat hiervan geleerd kan worden. Op de site van de VNG is een handreiking te vinden met een overzicht van allerlei meetinstrumenten en monitoren voor het sociaal domein.36 4. Zorg voor een betere verbinding van het sociaal teammetWerk & Inkomen De decentralisaties bieden gemeenten de kans om te komen tot een samenhangend, integraal beleid, waardoor de burger naar verwachting beter op meerdere leefgebieden kan worden ondersteund en waardoor de uitvoering naar verwachting ook effectiever en efficiënter kan. Dat is ook nodig, want een grote groep Nederlanders heeft te maken met meerdere problemen op verschillende leefgebieden. De gemeente Borger-Odoorn zet, net als veel andere gemeenten in het land, in op meedoen en zelfredzaamheid. Een belangrijke basis hiervoor is werk (liefst betaald). In de pilot met het sociale team is de koppeling met Werk & Inkomen beperkt gemaakt. Dit, terwijl een deel van de cliënten van het sociale team bijstand ontvangt, te maken heeft met andere problematiek op het gebied van meedoen, schulden, etcetera. Er is nog te weinig aansluiting met het Werkplein Emmen en de sociale werkvoorziening. Hier wordt aan gewerkt, maar om tot een echt integrale aanpak te komen, moet hier extra op ingezet worden. 5. Blijf werken aan co-creatie Gemeente Borger-Odoorn betrekt verschillende instellingen bij haar beleidsontwikkeling. Tijdens het onderzoek is gebleken dat dit voor sommige instellingen niet vroeg genoeg in het proces is geweest. Ook is de rol van de gemeente niet altijd duidelijk geweest. Essentieel is dat er gezamenlijk (in co-creatie) gekomen wordt tot duidelijkeafspraken en eenrolverdeling. Welke rol neem je in als gemeente (wanneer een meer faciliterende en wanneer een regisserende rol?) en communiceer dit naar de partners met wie wordt samengewerkt. Bespreek ook de rollen en het mandaat van de samenwerkingspartijen en de manier waarop de gemeente wil dat partners werken aan innovatie. We beseffen dat het krappe tijdpad het aan de kop betrekken van instellingen lastig maakt. Om draagvlak voor het nieuwe beleid en een gevoel van eigenaarschap te creëren is het aan te bevelen om in te blijven zetten op gezamenlijke beleidsontwikkeling engezamenlijke ambities.De beoogde transformatie van het sociaal domein kan alleen samen met de maatschappelijke partners bereikt worden. Dit geldt ook voor cliënten en burgers. 6. Intensiveer de communicatie met burgers en instellingen Om onrust bij inwoners te verminderen en om duidelijkheid te bieden aan instellingen over taken en rollen dient de gemeente deze laatste maanden voor de implementatie van de nieuwe Wmo per 1 januari 2015 steviger in te zetten op kennis delen en informeren over de komende veranderingen. Tijdens de eerste informatiebijeenkomst voor inwoners in augustus heeft de gemeente meegekregen om zoveel mogelijk 36 Overzicht meetinstrumenten en monitoren sociaal domein. TransitieBureau en Movisie, mei 2014; http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2014/20140512-overzicht-meetinstrumenten-monitoren-sociaaldomein-v-11.pdf
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
46
concreet te zijn in de uitleg. Voor inwoners moet het helder zijn wat er met de komst van de decentralisaties gaat veranderen, wat ze kunnen verwachten en waar ze voor ondersteuning en met (zorg)vragen terecht kunnen.De gemeente geeft aan de komende tijd extra in te zetten op het organiseren van bijeenkomsten voor burgers. 7. Intensiveer de informatievoorziening richting raad Er komt door de decentralisaties en ontwikkelingen in het sociaal domein veel op de gemeente en daarmee de gemeenteraad af. De raad moet in korte tijd veel belangrijke beslissingen nemen. Een dilemma is dat raadsleden een tussenweg moeten vinden in de hoeveelheid aan en de inhoudelijke diepte van de informatie. De informatievoorziening aan de raad moet en zal de komende tijd geïntensiveerd worden. Hieronder geven wij een aantalaanbevelingen voor een betere informatievoorziening aan de raad: • •
•
•
•
37
Blijf inzetten op de positief beoordeelde speeddatesessie tussen ambtenaren en raadsleden en het organiseren vanthemabijeenkomsten en informatiebulletins. De gemeente heeft aangegeven dat ze de raad om vertrouwen heeftgevraagd, en het onderlinge vertrouwen is er tot nu toe ook altijd goed geweest. Maar de komende tijd wordt het spannend: de verordeningen en de begroting moeten worden vastgesteld en het is de vraag of de gemeente financieel gaat uitkomen en wat de impact van het nieuwe beleid op burgers zal zijn. Daarom is het nodig om de raad meer inzicht te geven in de stappen die gezet worden om risico’s te beheersen. Hetzelfde geldt voor de uitkomsten van de monitoring van de sociale teams en de uitkomsten van het onderzoek van de Wmo-raad dat gepland staat. Onlangs heeft er een door de gemeente georganiseerde informatiebijeenkomst voor inwoners plaatsgevonden. Ook de Wmo-raad was hierbij aanwezig. Hierbij waren echter weinig raadsleden vertegenwoordigd. We adviseren raadsleden om dit soort bijeenkomsten te bezoeken om te horen wat er onder inwoners uit de gemeente leeft. Om met de grote hoeveelheid informatie om te gaan kan de raad een (tijdelijke) werkgroep of subcommissie instellen, die zelfstandig functioneert en informatie verzamelt en vanuit de raad zorgt voor afspraken met het college en de uitvoering ervan bewaakt. Maak als gemeente en raad gebruik van een lange termijnagenda over de besluitvorming binnen het sociaal domein en neem de rol van de raad hierin op. Een voorbeeld van een dergelijke agendauit de gemeente Hoorn is te vinden op de website van de VNG37(zie volgende pagina). Hierin staat aangegeven wat de raad kan verwachten, wat de invloed van de raad is, wanneer er een informerende, meningsvormende of besluitvormende bijeenkomst is en wanneer de bestuurlijke deadline is.
http://www.cs-vng.nl/media/176648/Workshop%207%20kaderstelling.pdf
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
47
Bron: VNG
8. Raad: wees alert en actief Ondanks het vertrouwen van de raad in het college, de ambtelijke organisatie en de Wmo-raad is een actievere rol en houding van de raad nodig. Een actieve raad begint, zoals eerder onder aanbeveling 1 is benoemd, bij het stellen van concrete kaders (ook financieel), zorgen dat deze vertaald worden in SMART-doelstellingen, inzetten op een goede monitoring en het actief volgen van de uitkomsten/ resultaten/ effecten van beleid. Een kritische houding, het voeren van discussie in de raad en vragen om actief geïnformeerd te worden over zaken als monitoring en risicoanalyse zijn nodig. Wat betekent de aan de raad afgegeven winstwaarschuwing bijvoorbeeld, welke consequenties kan dit met zich meebrengen voor de gemeente? Hoe wordt dit in de gaten gehouden en is het voor de raad duidelijk hoe de gemeente zich hierop voorbereiden? Het is in dit kader ookvan belang dat de raad zelf op zoek gaat naar informatie, contacten met burgers en instellingen en maatschappelijke organisaties onderhoudt en gevoel met de onderwerpen en de doelgroepen krijgt.Wacht niet de voorstellen van het college af en zorg ervoor dat je een goed beeld krijgt van doelgroepen, werkveld, financiën, typen begeleiding.Hieronder geven we een paar suggesties:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
48
• • •
Organiseer werkbezoeken, bijvoorbeeld aan het sociale team en aan andere gemeenten. Veel instellingen bieden een dag stage aan; dit is een kans zijn voor raadsleden om praktijkervaring op te doen. Er is vanuit het Rijk (Transitiebureau)en de VNG veel (digitale) informatie beschikbaar over de ontwikkelingen. De VNG heeft verschillende workshops en documenten ontwikkeld voor raadsleden. Maak hier gebruik van als raadslid.
9. Maak gebruik van sturingsvariabelen Op basis van dit onderzoek en andere onderzoeken en publicaties(zie bijlage 1) zijn er verschillendeinhoudelijke onderwerpen / indicatoren te benoemen die de raad kan gebruiken om vorm te geven aan het beleidskader. Deze onderwerpen dienen uitgewerkt te worden in de beleidsnota en het uitvoeringsplan. De raad kan hier vervolgens op monitoren en weer bijsturen. In die zin zijn deze onderwerpen te zien als sturingsvariabelen. Als het gaat om de decentralisatie Awbz en de nieuwe Wmo is, ongeacht de specifieke lokale omstandigheden, een aantal vraagstukken in iedere gemeente aan de orde, zoals38: • Wat is de visie van de gemeente op de eigen kracht van burgers en de rol daarbij van de gemeente? • Hoe wil de gemeente de toegang tot voorzieningen regelen? • Hoe betrekt de gemeente(raad) burgers, cliënten en zorgorganisaties? • Welke rol speelt de gemeente bij (het sturen op) samenwerking met en tussen zorgaanbieders? • Hoe wil de gemeente de inkoop van zorg en ondersteuning regelen? • Hoe wordt de samenwerking met zorgverzekeraars georganiseerd? • Het PGB blijft onder voorwaarden een wettelijk recht, maar hoe gaat het lokale PGB-beleid eruit zien? • Welke voorzieningen blijven algemeen toegankelijk? Wat is maatwerk? Voor wat betreft het beleid op de drie decentralisaties, is het van belang dat het beleid (op hoofdlijnen) aandacht besteed aan de volgende onderdelen39: 1. Beoogd maatschappelijk effect: leidt het voorstel tot de gewenste doelen? a) Welke visie heeft uw gemeente op het sociaal domein? b) Welke maatschappelijke effecten wilt u als gemeente bereiken? c) Draagt het beleidsvoorstel bij aan beoogde maatschappelijke effecten? 2. Samenhang: welke sectorale verbindingen worden gemaakt in het voorstel? a) Wordt in het voorstel een koppeling gemaakt binnen een sector of met andere sectoren binnen en buiten het sociaal domein (ruimte, veiligheid, sport, leefomgeving, bestuur)? Waar/ op welke knooppunten worden verbindingen gelegd tussen de sectoren?
38
Vereniging Nederlandse Gemeenten. Raadgever: Decentralisatie AWBZ. RadarAdvies en JSO in opdracht van de Rekenkamer Den Haag. Het sociaal domein. Kansenkaart voor de herinrichting. Januari 2014.
39
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
49
b) Sluit het voorstel aan op de infrastructuur die er (in de omgeving) al is? Maakt het voorstel gebruik van bijvoorbeeld het onderwijs of buurthuizen als vindplaats? 3. Worden verbindingen op meerdere niveaus gelegd? a) Is er ook sprake van ontkokering van ‘randvoorwaarden’ in de gemeentelijke organisatie, bijvoorbeeld op het gebied van financiën, ICT, monitoring? b) Hoe gaat de gemeente om met burgerparticipatie? c) Combineren van ondersteuning: in opdrachtgeverschap en ondersteuningsaanbod(worden voorzieningen en doelgroepen gecombineerd?); d) Is er sprake van een integrale aanpak van ondersteuningsvragen en een integrale toegang? 4. Wat zijn risico’s en kansen bij het leggen van verbindingen? Vooral de verbindingentussen de drie decentralisaties en binnen het sociale domein zijn van belang. Om effectief en efficiënt te kunnen zijn en om de kansen die de decentralisaties bieden te benutten, is integraal en samenhangend beleid noodzakelijk. Integraal werken moet er voor zorgen dat (kwetsbare) burgers beter en goedkoper geholpen worden (onder andere door minder hulpverleners per gezin, snellere ondersteuning, meer preventie, minder overlap in voorzieningen).
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
50
Bijlage 1: Geraadpleegde documenten Documenten gemeenten Borger-Odoorn: Gemeente Borger-Odoorn. Anders maatschappelijk investeren. Gemeente Borger-Odoorn. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente BorgerOdoorn 2013. Gemeente Borger-Odoorn. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente BorgerOdoorn 2014. Gemeente Borger-Odoorn. Bijlage collegevoorstel 4-10-2013 Opdrachtformuleringen BOCE 3 D agenda 2014. Gemeente Borger-Odoorn. Convenant Gemeente Borger-Odoorn - WMO-raad BorgerOdoorn. Gemeente Borger-Odoorn. De beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn 2013. Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016. Gemeente Borger-Odoorn. Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein 2014. Gemeente Borger-Odoorn. Informatie en diensten op locatie. 27 juni 2007 Gemeente Borger-Odoorn. Meedoen naar vermogen. Kadernota voor het sociaal domein 2012-2016. Gemeente Borger-Odoorn. Presentatie Stand van Zaken decentralisaties, oktober 2013 Gemeente Borger-Odoorn. Presentatie sociale teams aan Wmo Raad, 26 november 2013 Gemeente Borger-Odoorn. Resultaten van het onderzoek naar de tevredenheid over Wmo voorzieningen na de wijzigingen van het beleid in 2010 in de gemeente BorgerOdoorn. Mei 2011. Gemeente Borger-Odoorn. Samen sterker dan alleen: Wmo-beleidsplan 2008-2012. Overige documenten: BOCE samenwerking. Uitvoeringsagenda 3D 2014, herinrichting sociaal domein. CIZ. Basisrapportage AWBZ.Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014. Gemeenten Westerveld, De Wolden en Meppel. De raad in stelling: Het spoorboekje. Februari 2013. Hanzehogeschool, afstudeeropdracht SPH. Tevredenheidsonderzoek uitvoering individuele voorzieningen Wmo 2012 in de gemeente Borger-Odoorn. Mei 2013. SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012.Basisbenchmark Borger-Odoorn. Stamm. Doelgroepen analyse decentralisaties sociaal domein. Januari 2014. Van der Ven, M. & Georgopoulou, P. Kaderstellen bij de 3D. Presentatie. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Controlerende taak en informatie. Presentatie 25 januari 2014. VNG. Hoe de drie decentralisaties met elkaar samenhangen. Juni 2013. VNG. Raadgever: Decentralisatie AWBZ. Maart 2014. VNG. Raadgever: Rollen en instrumenten. Maart 2014. Verwey-Jonker Instituut. Goede raad voor een sterke raad: 10 tips voor gemeenteraden bij de transitie jeugdzorg. December 2013. RadarAdvies en JSO in opdracht van de Rekenkamer Den Haag. Het sociaal domein. Kansenkaart voor de herinrichting. Januari 2014. Movisie en TransitieBureau. Overzicht meetinstrumenten en monitoren sociaal domein. Mei 2014.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
51
Internet: Atlas van Zorg en Hulp. Hervorming langdurige zorg. http://www.zorghulpatlas.nl/zorghulpnieuws/hervorming-langdurige-zorg Project Op dorpse schaal. http://www.belvedere.nu/page.php?section=08&pID=5&mID=3&prID=320 Gemeente Borger-Odoorn: Nieuws. http://www.borger-odoorn.nl/nieuws/nieuwsberichten/item/article/sociaal-team-nieuwbuinen-per-1-maart-van-start697.html?L=0&cHash=7d41f53111740b0c05564cd56712300e Hervorming langdurige zorg. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/wetmaatschappelijke-ondersteuning-wmo-2015 VNG: http://www.cs-vng.nl/media/176648/Workshop%207%20kaderstelling.pdf
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
52
Bijlage 2: Geïnterviewde personen Gemeente Borger-Odoorn Mevrouw Rouffaer Mevrouw Van Kesteren De heer Neuman en de heer Hogenkamp De heer Alberts Mevrouw Otte Mevrouw Van Driel
Projectleider sociaal domein Beleidsadviseur Wmo en sociaal domein Wmo-raad Wethouder Kwartiermaker sociaal team Sociaal werker /Wmo consulent
Groepsgesprek raadsleden 19 mei 2014 De heer Hoogerkamp (D66) Mevrouw Jansen (Gemeentebelangen) Mevrouw Niebuir-van der Ham (Gemeentebelangen) De heer Meulendijks (CDA) De heer Tuin (CDA) Mevrouw Hofsteenge (VVD) Mevrouw Schoevers (PvdA) De heer Feiken (PvdA) Christen Unie was niet aanwezig. Zorg en welzijnsinstellingen De heer Van Dijk De heer Staal Mevrouw Catsova Mevrouw Jelier Mevrouw Rozenveld
De Vier Gewesten Wmoleerlingenvervoer Tangenborgh Hulp bij huishouden Andes Welzijn CJG GGD Drenthe
Cliënten Gesproken met verschillende cliënten die zijn benaderd via de geïnterviewde zorgen welzijnsinstellingen en het sociaal team. Er zijn in totaal 8 clienten telefonisch gesproken: - Drie clienten via het sociaal team. - Twee clienten via Andes Welzijn. - Drie clienten via De Vier Gewesten. Tangenborgh, GGD Drenthe en CJG konden geen cliënten verstrekken voor de telefonische interviews.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
53
*14.22204*
Rekenkamercommissie Borger-Odoorn
Uw bsn
Gemeente Borger-Odoorn t.a.v. de heer Mr P. Post Postbus 3 7875 ZG EXLOO
Uw brief Ons kenmerk
14.22204 Behandeld door
F. Koenders Telefoonnummer
14 0591 Bijlage Datum
29 september 2014 Onderwerp
Ambtelijk- en bestuurlijk hoor- en wederhoor onderzoek WMO gemeente Borger-Odoorn. Geachte heer Post, De afgelopen maanden heeft de rekenkamercommissie een onderzoek uitgevoerd dat betrekking had op het huidige WMO-beleid en de situatie in de nabije toekomst, als onderdelen van de AWBZ gedecentraliseerd worden en de verantwoordelijkheid van de gemeente worden. Zij heeft daarbij ondersteuning gekregen van het onderzoeksbureau Radar. Het onderzoek heeft zich zowel op het verleden en heden (ex post) als ook op de toekomst (ex ante) gericht. En we zijn bij de aanbevelingen vooral ingegaan op de informatievoorziening aan de raad, de kader stellende en controlerende rol van de raad en de mogelijke sturingsvariabelen voor de raad met betrekking tot het nieuwe WMO en het sociaal domein. U en uw organisatie zijn de rekenkamercommissie bij haar werkzaamheden zeer ter wille geweest. Daarvoor danken wij u hartelijk. Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase nu het rapport van bevindingen van het onderzoek gereed is. Onderdeel van de werkwijze van de rekenkamercommissie is het voeren van ambtelijk hoor en wederhoor op basis van het rapport van bevindingen. We stellen u en de ambtelijke organisatie dan ook graag in staat te reageren op de bevindingen van het onderzoek. Daartoe is als bijlage bij deze brief het rapport van bevindingen opgenomen. We verzoeken u voornamelijk om feitelijke onjuistheden of omissies in het rapport van bevindingen aan te geven. Wij zijn ons er van bewust dat er nog steeds elke dag gewerkt wordt aan actuele ontwikkelingen en dat in de praktijk wellicht in een enkel geval een aanbeveling al ingevuld is. Tevens wijzen wij u er, wellicht ten overvloede, op dat het rapport van bevindingen vertrouwelijk is. Tot aan het moment waarop de rekenkamercommissie het rapport presenteert, dient het dan ook als zodanig behandeld te worden. We verzoeken u degenen die u in het kader van het ambtelijk hoor en wederhoor bij uw reactie betrekt hierop te wijzen.
2 Voor de termijn van ambtelijk hoor- en wederhoor rekent de commissie een termijn van twee weken. We verwachten uw reactie dan ook uiterlijk 20 oktober aanstaande. Mocht u over het bovenstaande of het rapport van bevindingen vragen hebben, aarzelt u dan niet contact op te nemen met de rekenkamercommissie. U kunt hiervoor terecht bij de ambtelijk secretaris van de commissie, mevrouw Koenders. Tenslotte kunnen wij ons voorstellen dat, vanwege het onderwerp van onderzoek, de aanbieding en behandeling van dit rapport in de raad een iets andere aanpak verdient dan de normaal gebruikelijke behandeling in de oriënterende en vervolgens besluitvormende vergadering . Wij zullen hierover contact opnemen met de griffier en wethouder F. Alberts. Hoogachtend, Namens de rekenkamercommissie Borger-Odoorn,
Fred Assen, voorzitter
Bor8er— Ocloorn
Hoofdstraat 50 7875 AD Exloo Postbus 3 7875 ZG Exloo F 14 0591
*1
4.23591*
1 +31 591 53 5353 (vanuit buitenland) F (0591) 53 53 99 E gemeenteborger-odoorn.nl
Rekenkamercommissie
Uw bsn
Uw brief Ons kenmerk
14.23591 Behandeld door
V.van Kesteren Telefoonnummer
140591 Bijlage
Datum
16 oktober 2014 Onderwerp
Onderzoek 'Naar een toekomstbes tendige Wmo'
Geachte leden van de rekenkamercommissie,
Hartelijk dank voor de rapportage en de adviezen die u ons geeft in uw onderzoek "Naar een toekomstbestendige Wmo". Het College en het Management Team hebben het met belangstelling gelezen en geven u hierbij hun gezamenlijke reactie. Wij zijn blij met uw conclusie dat de gemeente Borger-Odoorn op het gebied van de Wmo het goed doet. Met u zijn wijvan mening dat de ontwikkelingen binnen het sociale domein elkaar snel opvolgen en dat er op het moment van onderzoek sprake is van een momentopname. Bovendien zijn sommige punten al weer achterhaald door de werkelijkheid van dit moment. Ten aanzien van de rapportage hebben wij nog een aantal vragen eq. opmerkingen die we graag aan u willen meegeven. Hieronder zullen \vij ze puntsgewijs toelichten. Data bij a/k ge»iterviewde toevoegen In bijlage 2 geeft u aan met wie de interviews gehouden zijn. Niet overal zijn de data toegevoegd wanneer de gesprekken gehouden zijn. Wij zijn van mening dat het voor het tijdsbeeld goed zou zijn om alle data te vermelden, zeker gezien het gegeven dat sommige gesprekken al weer redelijk ver terug in 2014 gehouden zijn. Dit sluit aan bij de opmerking hierboven over de momentopname.
De toekomstige IVIvIO (SMART doelstellingen) Op pagina 36 geeft u aan dat het beleidsplan sociaal domein geen SMART doelstellingen heeft geformuleerd waarop gestuurd en gemonitord kan worden. Zoals in het programmaplan staat beschreven, komt er een sturingsnotitie die nader ingaat op de SMART doelstellingen waaraan u
refereert. Het is juist dat deze er dus nog niet zijn, maar dit betekent niet dat we hier geen rekening mee houden. lVerk en inkomeli
Op pagina 37 bij het kopje "Werk en Inkomen" merkt u op dat W&I nog niet vertegenwoordigd is in het sociaal team. Ten tijde van de interviews was dit inderdaad het geval maar wij zijn blij te kunnen melden dat in het "sociaal team+ "overleg deze expertise wordt ingebracht. Hier is dus sprake van zo'n momentopname die is achterhaald door de tijd. Onduidelijkheid ovei'peisoonlijlee i,fo,ma/ie bij iinvoiiers. U geeft aan dat er onder inwoners onduidelijkheid heerst over wat er in de toekomst voor hen gaat veranderen. Wij realiseren ons dat dit leeft onder de inwoners en dat er behoefte is aan (extra) informatie. In de maanden oktober en november hebben we daarom o.a. een viertal inloopbijeenkomsten gepland waarin de burgers worden geïnformeerd over de plannen en waar eventuele vragen kunnen worden beantwoord.
Risico's noor de gemeente U geeft aan dat de risicoanalyse vanwege tijdsgebrek nog niet heeft plaatsgevonden. Bij de uitvoering van het programma houden wij wel degelijk rekening met risico's die zich voor kunnen doen. Echter zijn wij van mening dat dit onderdeel moet uitmaken van de sturingsnotitie die in november gereed zal zijn. Dit staat ook zo vermeld in programmaplan. Verder geeft u op dezelfde pagina aan dat er zorgen geuit zijn omtrent de snelheid van het invoeren van de nieuwe wetten, waardoor het risico ontstaat dat de gemeente zich vooral richt op de kostenbesparing en tijdige implementatie. In de startdocumenten staat uitgebreid beschreven hoe wij tegen het sociaal domein aankijken en dat wij streven om medewerkers te matchen op basis van hun kennis en competenties. Verder gaan wij de medewerkers ontwikkelen naar TShaped professionals hetgeen gepaard gaat met een uitgebreid opleidingsaanbod. Wij snappen het risico maar onze insteek zal dat nadrukkelijk niet zijn mede omdat er aan alle te ondernemen activiteiten een kwalitatieve, innoverende visie ten grondslag ligt. Met inachtneming van bovenstaande punten zien wij het gehele rapport en de aanbevelingen die hierin gedaan worden als een waardevol document waar wij verder op kunnen bouwen. Het is voor ons een bevestiging dat wij op dit moment de juiste dingen doen en ook dat wij de juiste dingen goed doen. Een groot aantal van uw aanbevelingen zijn in die zin al in gang gezet.
Mocht u naar aanleiding van onze reactie nog vragen hebben, dan zijn wij graag bereid deze desgewenst mondeling te beantwoorden. Met vriendelijke groet,
Hoogachtend Burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn., de burgemeeser,
M.L.J. Out
L"--,
..-
*14.22204*
Rekenkamercommissie Borger-Odoorn
Uw bsn
Gemeente Borger-Odoorn t.a.v. de heer Mr P. Post Postbus 3 7875 ZG EXLOO
Uw brief Ons kenmerk
14.22204 Behandeld door
F. Koenders Telefoonnummer
14 0591 Bijlage Datum
29 september 2014 Onderwerp
Ambtelijk- en bestuurlijk hoor- en wederhoor onderzoek WMO gemeente Borger-Odoorn. Geachte heer Post, De afgelopen maanden heeft de rekenkamercommissie een onderzoek uitgevoerd dat betrekking had op het huidige WMO-beleid en de situatie in de nabije toekomst, als onderdelen van de AWBZ gedecentraliseerd worden en de verantwoordelijkheid van de gemeente worden. Zij heeft daarbij ondersteuning gekregen van het onderzoeksbureau Radar. Het onderzoek heeft zich zowel op het verleden en heden (ex post) als ook op de toekomst (ex ante) gericht. En we zijn bij de aanbevelingen vooral ingegaan op de informatievoorziening aan de raad, de kader stellende en controlerende rol van de raad en de mogelijke sturingsvariabelen voor de raad met betrekking tot het nieuwe WMO en het sociaal domein. U en uw organisatie zijn de rekenkamercommissie bij haar werkzaamheden zeer ter wille geweest. Daarvoor danken wij u hartelijk. Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase nu het rapport van bevindingen van het onderzoek gereed is. Onderdeel van de werkwijze van de rekenkamercommissie is het voeren van ambtelijk hoor en wederhoor op basis van het rapport van bevindingen. We stellen u en de ambtelijke organisatie dan ook graag in staat te reageren op de bevindingen van het onderzoek. Daartoe is als bijlage bij deze brief het rapport van bevindingen opgenomen. We verzoeken u voornamelijk om feitelijke onjuistheden of omissies in het rapport van bevindingen aan te geven. Wij zijn ons er van bewust dat er nog steeds elke dag gewerkt wordt aan actuele ontwikkelingen en dat in de praktijk wellicht in een enkel geval een aanbeveling al ingevuld is. Tevens wijzen wij u er, wellicht ten overvloede, op dat het rapport van bevindingen vertrouwelijk is. Tot aan het moment waarop de rekenkamercommissie het rapport presenteert, dient het dan ook als zodanig behandeld te worden. We verzoeken u degenen die u in het kader van het ambtelijk hoor en wederhoor bij uw reactie betrekt hierop te wijzen.
2 Voor de termijn van ambtelijk hoor- en wederhoor rekent de commissie een termijn van twee weken. We verwachten uw reactie dan ook uiterlijk 20 oktober aanstaande. Mocht u over het bovenstaande of het rapport van bevindingen vragen hebben, aarzelt u dan niet contact op te nemen met de rekenkamercommissie. U kunt hiervoor terecht bij de ambtelijk secretaris van de commissie, mevrouw Koenders. Tenslotte kunnen wij ons voorstellen dat, vanwege het onderwerp van onderzoek, de aanbieding en behandeling van dit rapport in de raad een iets andere aanpak verdient dan de normaal gebruikelijke behandeling in de oriënterende en vervolgens besluitvormende vergadering . Wij zullen hierover contact opnemen met de griffier en wethouder F. Alberts. Hoogachtend, Namens de rekenkamercommissie Borger-Odoorn,
Fred Assen, voorzitter
Bor8er— Ocloorn
Hoofdstraat 50 7875 AD Exloo Postbus 3 7875 ZG Exloo F 14 0591
*1
4.23591*
1 +31 591 53 5353 (vanuit buitenland) F (0591) 53 53 99 E gemeenteborger-odoorn.nl
Rekenkamercommissie
Uw bsn
Uw brief Ons kenmerk
14.23591 Behandeld door
V.van Kesteren Telefoonnummer
140591 Bijlage
Datum
16 oktober 2014 Onderwerp
Onderzoek 'Naar een toekomstbes tendige Wmo'
Geachte leden van de rekenkamercommissie,
Hartelijk dank voor de rapportage en de adviezen die u ons geeft in uw onderzoek "Naar een toekomstbestendige Wmo". Het College en het Management Team hebben het met belangstelling gelezen en geven u hierbij hun gezamenlijke reactie. Wij zijn blij met uw conclusie dat de gemeente Borger-Odoorn op het gebied van de Wmo het goed doet. Met u zijn wijvan mening dat de ontwikkelingen binnen het sociale domein elkaar snel opvolgen en dat er op het moment van onderzoek sprake is van een momentopname. Bovendien zijn sommige punten al weer achterhaald door de werkelijkheid van dit moment. Ten aanzien van de rapportage hebben wij nog een aantal vragen eq. opmerkingen die we graag aan u willen meegeven. Hieronder zullen \vij ze puntsgewijs toelichten. Data bij a/k ge»iterviewde toevoegen In bijlage 2 geeft u aan met wie de interviews gehouden zijn. Niet overal zijn de data toegevoegd wanneer de gesprekken gehouden zijn. Wij zijn van mening dat het voor het tijdsbeeld goed zou zijn om alle data te vermelden, zeker gezien het gegeven dat sommige gesprekken al weer redelijk ver terug in 2014 gehouden zijn. Dit sluit aan bij de opmerking hierboven over de momentopname.
De toekomstige IVIvIO (SMART doelstellingen) Op pagina 36 geeft u aan dat het beleidsplan sociaal domein geen SMART doelstellingen heeft geformuleerd waarop gestuurd en gemonitord kan worden. Zoals in het programmaplan staat beschreven, komt er een sturingsnotitie die nader ingaat op de SMART doelstellingen waaraan u
refereert. Het is juist dat deze er dus nog niet zijn, maar dit betekent niet dat we hier geen rekening mee houden. lVerk en inkomeli
Op pagina 37 bij het kopje "Werk en Inkomen" merkt u op dat W&I nog niet vertegenwoordigd is in het sociaal team. Ten tijde van de interviews was dit inderdaad het geval maar wij zijn blij te kunnen melden dat in het "sociaal team+ "overleg deze expertise wordt ingebracht. Hier is dus sprake van zo'n momentopname die is achterhaald door de tijd. Onduidelijkheid ovei'peisoonlijlee i,fo,ma/ie bij iinvoiiers. U geeft aan dat er onder inwoners onduidelijkheid heerst over wat er in de toekomst voor hen gaat veranderen. Wij realiseren ons dat dit leeft onder de inwoners en dat er behoefte is aan (extra) informatie. In de maanden oktober en november hebben we daarom o.a. een viertal inloopbijeenkomsten gepland waarin de burgers worden geïnformeerd over de plannen en waar eventuele vragen kunnen worden beantwoord.
Risico's noor de gemeente U geeft aan dat de risicoanalyse vanwege tijdsgebrek nog niet heeft plaatsgevonden. Bij de uitvoering van het programma houden wij wel degelijk rekening met risico's die zich voor kunnen doen. Echter zijn wij van mening dat dit onderdeel moet uitmaken van de sturingsnotitie die in november gereed zal zijn. Dit staat ook zo vermeld in programmaplan. Verder geeft u op dezelfde pagina aan dat er zorgen geuit zijn omtrent de snelheid van het invoeren van de nieuwe wetten, waardoor het risico ontstaat dat de gemeente zich vooral richt op de kostenbesparing en tijdige implementatie. In de startdocumenten staat uitgebreid beschreven hoe wij tegen het sociaal domein aankijken en dat wij streven om medewerkers te matchen op basis van hun kennis en competenties. Verder gaan wij de medewerkers ontwikkelen naar TShaped professionals hetgeen gepaard gaat met een uitgebreid opleidingsaanbod. Wij snappen het risico maar onze insteek zal dat nadrukkelijk niet zijn mede omdat er aan alle te ondernemen activiteiten een kwalitatieve, innoverende visie ten grondslag ligt. Met inachtneming van bovenstaande punten zien wij het gehele rapport en de aanbevelingen die hierin gedaan worden als een waardevol document waar wij verder op kunnen bouwen. Het is voor ons een bevestiging dat wij op dit moment de juiste dingen doen en ook dat wij de juiste dingen goed doen. Een groot aantal van uw aanbevelingen zijn in die zin al in gang gezet.
Mocht u naar aanleiding van onze reactie nog vragen hebben, dan zijn wij graag bereid deze desgewenst mondeling te beantwoorden. Met vriendelijke groet,
Hoogachtend Burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn., de burgemeeser,
M.L.J. Out
L"--,
..-
Naar een toekomstbestendige Wmo Onderzoek naar de Wmo in Borger-Odoorn
November 2014 © Radar Wietske Nijhof, Natalia Blok en Mara Frank Veemarkt 83 1019 DB AMSTERDAM Telefoon 020-4635050 Faxnummer 020-4635051
[email protected] www.radaradvies.nl
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
1.1
Aanleiding onderzoek
2
1.2
Doelstelling en onderzoeksvragen
3
1.3
Onderzoeksopzet en verantwoording
3
1.4
Leeswijzer
4
Deel 1: Nota van bevindingen
5
2
De huidige Wmo
5
2.1
Wat houdt de huidige Wmo in?
5
2.2
De Wmo in Borger-Odoorn
6
3
De toekomstige Wmo
14
3.1
Herinrichting sociaal domein
14
3.2
Decentralisatie Awbz - de Wmo 2015
19
3.3
Risico’s en kansen voor cliënten
23
3.4
Risico’s en kansen voor de gemeente
26
3.5
Voorbereiding door de gemeente
28
4
De rol van de raad
32
4.1
De raad in Borger-Odoorn
32
Deel 2: Conclusies en aanbevelingen
36
5
Conclusies
36
6
Aanbevelingen
43
Bijlage 1: Geraadpleegde documenten
51
Bijlage 2: Geïnterviewde personen
53
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
1
1 Inleiding 1.1
Aanleiding onderzoek
Op het gebied van zorg en welzijn verandert er de komende jaren veel. Gemeenten worden met de decentralisatie Awbz verantwoordelijk voor meer taken rond de zorg en begeleiding van kwetsbare doelgroepen. De zorg zelf is ook aan het veranderen. Er wordt meer teruggevraagd van mensen. Het is niet meer ‘recht hebben op’, maar ‘wat is nodig om u weer zelfredzaam te maken?’ Dit heeft onder meer tot gevolg dat mensen met een zorgvraag, zoals ouderen, langer thuis (moeten) blijven wonen. De omvang van de groep ouderen neemt bovendien de komende jaren verder toe. Ook is er sprake van bezuinigingen. Gemeenten richten zich op hun regietaken en laten burgers en maatschappelijke organisaties zoveel als mogelijk gezamenlijk richting en invulling geven aan de voorzieningen. Zij gaan hierbij uit van het zelfoplossend vermogen van burgers. Gemeenten willen er wel op toezien dat er ook voor deze mensen voldoende goede voorzieningen beschikbaar blijven. Voor veel gemeenten is echter nog niet duidelijk welke inwoners welke ondersteuning nodig hebben. Cliënten die gebruik maken van Awbz-zorg vormen een zeer gedifferentieerde groep. Het vergt specialistische kennis van zaken om de ondersteuningsbehoeften van al die mensen te kennen. Dat maakt het voor gemeenten lastig om te bepalen welke vormen van ondersteuning zij precies moeten regelen voor de nieuwe doelgroepen. De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het sturen op de (beoogde) maatschappelijke effecten van de decentralisatie en dient te controleren of het door het college voorgestelde beleid hieraan bijdraagt. Daarom is het van belang dat raadsleden voldoende beeld hebben van de veranderingen in het sociaal domein (en de onderlinge samenhang), de decentralisatie Awbz en de beoogde maatschappelijke effecten om de juiste kaders te kunnen stellen en om de uitvoering van het beleid kritisch te kunnen volgen. Inzicht in de beoogde maatschappelijke effecten en de mogelijke sturingsvariabelen is van groot belangvoor het (deels) nieuwe college en de raad, zeker nu er zoveel, zo snel en met zoveel maatschappelijke en financiële gevolgen verandert. Ook de gemeente Borger-Odoorn heeft te maken met bovengenoemde ontwikkelingen. De rekenkamercommissie wil daarop anticiperen. Zij wil in beeld brengen hoe de huidige Wmo eruit ziet, wat er verandert en wat dit betekent voor de gemeente en cliënten. Ook wil de rekenkamer de raad meer grip bieden op de veranderingen die gaande en komende zijn. Dit onderzoek gaat hierop in.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
2
1.2
Doelstelling en onderzoeksvragen
Het rekenkameronderzoek heeft betrekking op het huidige Wmo-beleid en de situatie in de nabije toekomst, als onderdelen van de Awbz gedecentraliseerd worden en onder de gemeente (Wmo) komen te vallen. De rekenkamercommissie wil weten welke taken vanuit de Awbz worden overgeheveld naar de gemeente, hoe Borger-Odoorn zich hierop voorbereidt en wat de mogelijke gevolgen zijn voor cliënten. Tot slot moet het onderzoek raadsleden meer grip geven op de toekomstige ontwikkelingen in de Wmo. Wat beoogt de nieuwe Wmo, hoe geeft Borger-Odoorn hieraan invulling en hoe kunnen raadsleden de actuele ontwikkelingen volgen en sturen? Voor het onderzoek is de volgende centrale onderzoeksopdracht geformuleerd: ‘Breng het huidige Wmo-beleid, de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz en de actuele ontwikkelingen binnen het sociaal domein voor Borger-Odoorn in beeld. Maak mogelijke sturingsvariabelen voor de raad inzichtelijk.’ De centrale onderzoeksvraag is uitgewerkt in de volgende deelvragen: 1. Hoe ziet het huidige Wmo-beleid en de uitvoering hiervan in Borger-Odoorn
eruit? 2. Wat kan van het huidige Wmo-beleid geleerd worden voor de komende jaren? 3. Hoe ziet het toekomstige Wmo-beleid (inclusief de taken die per 1 januari 2015
overkomen uit de Awbz) in Borger-Odoorn eruit? 4. Wat zijn de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz voor de gemeente
en cliënten? 5. In hoeverre is de gemeente hier voldoende op voorbereid? 6. Hoe is de samenhang in het sociaal domein georganiseerd? 7. Op welke manier wordt de raad geïnformeerd over de Wmo en de actuele
ontwikkelingen binnen het sociaal domein? 8. Wat zijn mogelijke variabelen voor de raad, op basis waarvan het nieuwe Wmo-
beleid -in samenhang met de andere decentralisaties- gevolgd en gestuurd kan worden?
1.3
Onderzoeksopzet en verantwoording
Een groot deel van dit onderzoek richt zich met name op de toekomst (ex ante). Wat zijn sturingsvariabelen voor de gemeenteraad bij het inrichten van het nieuwe Wmo-beleid in de gemeente? Hoe wordt de samenhang met de andere beleidsterreinen georganiseerd? Dit toekomstgerichte onderzoek betekentdat er geen uitgebreid en representatief onderzoek onder alle (toekomstige) cliënten is uitgevoerd. De resultaten laten zien hoe een aantal cliënten, medewerkers van zorginstellingen, raadsleden, de wethouder en beleidsmedewerkers aankijken tegen de komende veranderingen.We illustreren dit in de tekst met quotes van geïnterviewden.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
3
Dit onderzoek geeft een momentopname weer van het sociale domein dat sterk in ontwikkeling is. De gemeente ‘is op expeditie’, het is een ‘rijdende trein’. Dit kan betekenen dat bevindingen op sommige punten inmiddels zijn ingehaald door de werkelijkheid. Waar mogelijk, geven we dit in de rapportage aan. Dit onderzoek is tot stand gekomen op basis van documentenstudie en interviews. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de bestudeerde documenten. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de personen die zijn geïnterviewd.
1.4
Leeswijzer
In deel 1 van het rapport vindt u de Nota van bevindingen. Inhoofdstuk 2 wordt de huidige Wmo in Borger-Odoorn beschreven. Hoofdstuk 3 gaat over de ontwikkelingen in het sociale domein en de nieuwe Wmo in Borger-Odoorn. Hoofdstuk 4 gaat over de rol van de raad en binnen het sociaal domein. In deel 2 geven we de belangrijkste conclusies weer en geven we op basis hiervan aanbevelingen.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
4
Deel 1: Nota van bevindingen 2 De huidige Wmo De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) bestaat sinds 2007. Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Wmo (Wmo 2015) in werking. In dit hoofdstuk gaan we in op de huidige Wmo en het huidige Wmo-beleid in gemeente Borger-Odoorn, in het volgende hoofdstuk gaat het over de Wmo 2015 en de herstructurering van het sociaal domein. Een onderscheid tussen de huidige Wmo en de toekomstige Wmo is echter in de praktijk niet zo strikt te maken. De gemeente, instellingen en cliënten bereiden zich al langer voor op de nieuwe Wmo. In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.1 eerst ingegaan op de Wmo zoals die voor alle gemeenten geldt. Paragraaf 2.2 behandelt de Wmo in gemeente Borger-Odoorn. In dit hoofdstuk staan de volgende onderzoeksvragen centraal: -
2.1
Hoe ziet het huidige Wmo-beleid en de uitvoering hiervan in Borger-Odoorn eruit? Wat kan van het huidige Wmo-beleid geleerd worden voor de komende jaren?
Wat houdt de huidige Wmo in?
Op 1 januari 2007 is de Wmo ingevoerd. De wet is een samenvoeging van de oude Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en onderdelen van de Awbz. De wet heeft als belangrijkste doelstellinghet bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van burgers, en het bevorderen dat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Ook het stimuleren van de sociale cohesie en de leefbaarheid en het versterken van de ‘civil society’ zijn doelstellingen van de Wmo. De Wmo kent negen prestatievelden (zie onderstaand kader). Wmo-prestatievelden 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
5
het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
Gemeenten dienen op alle negen prestatievelden beleid te voeren, dit beleid vierjaarlijks in een beleidsplan vast te leggen en hierover ‘horizontaal’ verantwoording af te leggen (aan de gemeenteraad). Burgerparticipatie, bijvoorbeeld via een Wmo-raad, is verplicht. Gemeenten ontvangen middelen van het Rijk voor de uitvoering van de Wmo in het Gemeentefonds. Daarbij geldt het compensatiebeginsel: de gemeente moet voorzieningen treffen zodat burgers met beperkingen zodanig gecompenseerd worden dat zij een huishouden kunnen voeren, zich in en om de woning kunnen verplaatsen, zich lokaal kunnen verplaatsen en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo, maar voert meestal niet zelf alle activiteiten uit. Hiervoor worden verschillende maatschappelijke organisaties betrokken, die door de gemeente worden gesubsidieerd.
2.2
De Wmo in Borger-Odoorn
2.2.1 Beleid Beleid 2008-2012 Het beleid van de gemeente Borger-Odoorn voor de jaren 2008-2012 is beschreven in het Wmo-beleidsplan 2008-2012. In onderstaand kader wordt de kern van het Wmo-beleidsplan 2008-2012 weergegeven: In het Beleidsplan Wmo 2008-2012 ‘Samen sterker dan alleen’ van gemeente BorgerOdoorn staat dat iedere burger zijn huishouden moet kunnen voeren, zich moet kunnen verplaatsen in en rond het huis en vervoersvoorzieningen moet kunnen bereiken, waardoor sociale contacten onderhouden kunnen worden.Uitgangspunten zijn: - Burgershebben de eigen verantwoordelijkheidom drempels te slechten die deelname aan de samenleving in de weg staan. - Alle burgers moeten gebruik kunnen maken van goede algemene voorzieningen. - De gemeente vindt het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg en de ondersteuningaan haar burgers een goed niveauheeft en betaalbaar blijft. Daarbij is aandacht voor preventie van groot belang. - Van belang is dat het beleid interactieftot stand komt: niet alleen moet de gemeente de aanwezige expertise benutten, maar ook de burgers zelf en de professionals moeten al vroeg in het beleidsproces kunnen meedenken. De volgende kaders zijn richtinggevend: 1. De prestatievelden vormen het uitgangspunt voor lokaal beleid. 2. Inzetten op preventie daar waar mogelijk. 3. Het sociale beleid is leidend voor het Wmo-beleid. 4. Bestaand beleid waar mogelijk continueren, aandacht voor samenhang. 5. Eigen initiatief en verantwoordelijkheid van burgers.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
6
6. 7. 8. 9. 10.
Goede communicatie en participatie. Het voeren van inclusief beleid. De gemeente vervult een regierol. De meerwaarde van intergemeentelijke samenwerking. De financiële mogelijkheden.
In het Wmo beleidsplan 2008-2012is ook een aantal dilemma’s benoemd voor de ontwikkeling en uitvoering van het Wmo-beleid in de gemeente. Het gaat om: - De landelijke, maar ook lokale, tendens dat het aantal vrijwilligers afneemt (cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau); - Tegenstrijdige wetgeving (bv: betaald werk wordt gestimuleerd, maar daardoor minder mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen); - De financiële mogelijkheden van de gemeente zijn niet onbeperkt; - Het spanningsveld tussen de eigen verantwoordelijkheid van burgers en de opdracht aan gemeenten om kwetsbare burgers te ondersteunen en te compenseren; - In hoeverre kan de overheid ingrijpen in problematiek die de privé sfeer betreft (zoals bij de OGGz en de jeugdzorg); - Het belang van voldoende mobiliteit; - De toenemende vergrijzing (ouderen worden ouder, maar hebben ook meer en langer zorg nodig).
Beleid na 2012 Vanaf 2012 is het Wmo beleid opgenomen in de kadernota ‘Meedoen naar vermogen’ voor het sociaal domein 2012-2016. In de kadernota is de keuze gemaakt om de nieuwe Wmo te combineren met de Participatiewet en de Jeugdwet. De kadernota wordt medio 2014 uitgewerkt in projectplannen en uitvoeringsprogramma’s. Deel 1 bestaat uit stappen die gezet moeten worden voor de sociale teams. Deel 2 is gericht op wat er omheen nog nodig is. Ook is er in BOCE-verband (samenwerking Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen) een uitvoeringsagenda 2013-2014 opgesteld. Hierin is op verschillende thema’s benoemd wat de opgave is, wie het wanneer uitvoert, wat het kost en welke risico’s er zijn. Aanvullend op de kadernota heeft de gemeente informatie over de stand van zaken m.b.t. de invoering van de 3 decentralisaties opgenomen in een presentatie voor raadsleden en de Wmo-raad. Op het moment van schrijven van dit rapport (augustus 2014) is er tevens een concept beleidsplan voor het sociaal domein beschikbaar gesteld voor inspraak. Dit concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016 vormt een eerste beschrijving van hoe de gemeente denkt handen en voeten te geven aan de nieuwe invulling van het sociale domein. Voor het beleidsplan sociaal domein wordt op basis van de reacties, ambtelijk advies en het advies van de Wmo-raad medio september een eindversie opgesteld, welke dan nogmaals voor inspraak wordt vrijgegeven1.Wat opvalt is dat dit beleidsplan een verdere uitwerking bevat van de kadernota, maar dat concrete (SMART) doelstellingen nog niet worden uitgewerkt in dit plan.
1
http://www.borger-odoorn.nl/nieuws/ter-inzage/concept-beleidsplan-sociaal-domein-gemeente-borger-odoorn-20152016.html
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
7
Leefgebieden en Steunstees Uitgangspunt van gemeente Borger-Odoorn is dat ieder dorp2 een ontmoetingsmogelijkheid moet hebben, waar burgers terecht kunnen voor activiteiten, ontmoeting, informatie, welzijns- en zorgdiensten en ondersteuning bij het oplossen van problemen. Om deze ontmoetingsplekken te realiseren zijn in Borger-Odoorn vier ‘Steunstees’ gerealiseerd: in Borger, Nieuw-Buinen, 2e Exloërmond en Valthermond.De steunstee is erop gericht inwoners te informeren en te ondersteunen, zodat zij optimaal kunnen functioneren in de eigen woonomgeving3. Uit de interviews komt naar voren dat de Steunstees gevestigd zijn in verschillende ‘leefgebieden’, met elk een eigen karakter en eigen vragen en problemen. Van oudsher zijn er in Drenthe twee typen dorpen te onderscheiden: de oude esdorpen op de hogere zandgronden (met essen en weidegronden, brinken, kerken en oude boerderijen) en de veendorpen (veenontginningen, met de karakteristieke bebouwingslinten, vaarten en vergezichten)4. Geïnterviewden geven aan dat de ‘zanddorpen’ van oudsher voor de ‘beter gesitueerden’ waren. De dorpen hebben verschillende culturen, waar de dienstverlening van de Steunstees op aansluit. In één van de interviews wordt benoemd dat mensen op het veen meer “recht voor zijn raap en duidelijker zijn en dat zij vaker een afkeer van de hulpverlening hebben”. In ‘veendorp’Nieuw-Buinen is een gratis ruilgoederenbank opgezet, die goed loopt. In ruil voor spullen wordt een tegenprestatie verwacht. Met behulp van de gemeente zijn ook een kleding- en groentenruilbank opgezet die worden gerund door vrijwilligers. In ‘zanddorp’Borger is de open inloop veel lastiger te realiseren. Daarom is in kaart gebracht waar de mensen wonen die veel problemen hebben en zorg of ondersteuning nodig hebben. Op die plekken wordt nu ingezet.
2.2.2 Resultaten Wmo-beleid Wat in de documentenanalyse opvalt, is dat de in het Wmo beleidsplan 2008-2012 genoemde dilemma’s (zie kader op pag. 7) in opeenvolgende beleidsdocumenten niet terug zijn te vinden. Het wordt op basis hiervan niet duidelijk wat de gemeente met de dilemma’s heeft gedaan. Ook zijn er geen concrete, meetbare doelstellingen voor de periode 2008-2012 benoemd in het Wmo beleidsplan 2008-2012. Als we kijken naar de behaalde resultaten van het Wmo beleid in de periode 20082012, dan vinden we in de kadernota sociaal domein 2012-2016 ‘Meedoen naar vermogen’in de bijlage een terugblik op het Wmo beleid van de periode 2008-2012. In de ‘terugblik’ worden de volgende resultaten van het Wmo-beleid 2008-2012 genoemd: - Er is meer samenwerking tussen zorg- en arbeidsorganisaties, zo heeft Promens Care met een supermarktondernemer een buurtsuper in Valthe opgezet (deze is inmiddels weer gesloten wegens te weinig gebruik).
2
Uitgezonderd de kleine kernen in het buitengebied. Gemeente Borger-Odoorn. Informatie en diensten op locatie. 27 juni 2007. 4 http://www.belvedere.nu/page.php?section=08&pID=5&mID=3&prID=320 3
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
8
-
-
-
Praktisch ingestelde mensen die een uitkering hebben, worden via het project Wark-4-joe en in samenwerking met Lefier de mogelijkheid geboden om ervaring op te doen in het onderhoud van huizen en tuinen in NieuwBuinen. Er wordt steeds meer gedacht aan voorzieningen in 4 leefgebieden, aansluitend op de natuurlijke bewegingen die inwoners dagelijks maken richting school, werk e.d.Daartoe zijn ook vier Steunstees opgezet, die erop gericht zijn kwetsbare mensen op te sporen en te activeren. Informatie en advies wordt steeds meer op locatie (Steunstee, scholen) aangeboden. Het steunpunt mantelzorg en de vrijwillige thuiszorg is van Icare overgebracht naar de lokale welzijnsstichting Andes om zo meer aansluiting op de lokale voorzieningen te realiseren. Via de Steunstees, het Wmo loket, het opbouwwerk en projecten als Wark-4-joe en de Ruilgoederenbank worden kwetsbare mensen / mensen met een beperking geactiveerd en ondersteund om weer maatschappelijk actief te worden.
In de interviews die we hebben gehouden wordt het Wmo-beleid van Borger-Odoorn getypeerd als pragmatisch en praktisch, sociaal, ruimhartigen cliëntgericht.Op het gebied van de Wmo is de gemeente financieel (tot nu toe) altijd goed uitgekomen. Er wordt verder gewezen op de goede verhoudingen tussen het ambtelijk apparaat, college, raad, maatschappelijke instellingen en de Wmo-raad. De samenwerking in de regio met betrekking tot de Wmo is vooral gericht op Coevorden en Emmen (regio CoBoEm). Er zijn gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd, de rest wordt lokaal ingevuld. Het contact tussen de ambtenaren in de regio is goed. De algemene indruk is dat de gemeente goed op weg is met de nieuwe Wmo. Op dit moment ligt de focus op ‘doen wat moet’, maar de gemeente is al langer bezig met de Kanteling5. Medewerkers van het Wmo-loket zijn al vroeg gestart met de keukentafelgesprekken en richten zich op alle leefgebieden. Het streven is om problemen snel en integraal op te lossen. De gemeente geeft aan dat klanten tevreden zijn over deze aanpak. Ook merkt men dat er minder wachtlijsten zijn in het gebied van het sociaal team, bijvoorbeeld voor maatschappelijk werk, en dat er minder aanvragen zijn voor Wmo-voorzieningen. Als mogelijke verbeterpunten noemt de Wmo-raad het contact met burgers vanuit het klantcontactcentrum, de vindbaarheid van informatie over de Wmo op de website van de gemeente en de bereikbaarheid via het algemene nummer.
2.2.3 Relatie met instellingen en cliënten De samenwerking tussen de gemeente en de maatschappelijke organisaties en instellingen (partners) wordt door zowel de geïnterviewde instellingen als door de geïnterviewde beleidsmedewerkers benoemd als zijnde ‘goed’. De lijnen tussen organisaties en gemeente (beleid, uitvoering, bestuur, gemeenteraad) zijn kort. 5 Kantelen staat voor een nieuwe manier van werken in de Wmo. Een gekantelde manier van werken vraagt een nieuwe benadering van gemeenten én burgers. Meer tijd nemen voor het eerste gesprek met de burger bijvoorbeeld, en afstappen van de standaard voorzieningenlijst. In elk gesprek staan regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
9
Er vindt ook regelmatig overleg plaats. Instellingen ervaren het rechtstreekse contact als prettig, omdat de gemeente merkbaar betrokken is bij de uitvoering. In de gesprekken komt bijvoorbeeld naar voren dat het college interesse toont in de ontwikkelingen rondom het sociale team. De zorg- en welzijnsinstellingen geven aan dat zij worden betrokken bij de ontwikkelingen in het sociaal domein. De gemeente vraagt hen actief mee te denken enhun ideeën en plannen te presenteren. Ondanks dat instellingen bij de beleidsontwikkeling worden betrokken, geven de geïnterviewde instellingen aan dat zij nog meer ‘aan de kop van het proces’ betrokken willen worden (co-creatie), zodat zij praktijkervaring kunnen inbrengen en nuances kunnen aanbrengen in de plannen. Tot slot hebben enkele instellingen aangegeven dat uitvoerders op het Werkplein in Emmen niet altijd goed op de hoogte zijn van beleidsverschillen tussen Emmen en Borger-Odoorn. Dit heeft enkele keren geleid tot verkeerde communicatie naar cliënten toe, wordt aangegeven. Medewerkers van het Wmo-loket in Borger-Odoorn horen dit ook wel eens van cliënten. Het gaat niet standaard verkeerd, maar het wordt wel als aandachtspunt meegegeven. Cliënten geven aan dat de gemeente meedenkt om oplossingen te vinden voor hun problemen. Mensen zijn zeer tevreden over het contact dat zij hebben met de gemeente voor het aanvragen van voorzieningen en zij zijn tevreden met de aangeboden ondersteuning. Door de ondersteuning kunnen zij meer zelf ondernemen en zijn zij langer zelfstandig. Een cliënt geeft aan: “Ik ben nu alleen, vorig jaar is mijn man overleden. We hadden altijd een auto. Nu kan ik dankzij de regiotaxi toch naar het station of naar het ziekenhuis.”
2.2.4 Borger-Odoorn in vergelijking tot andere gemeenten De gemeente Borger-Odoorn heeft samen met 100 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de Benchmark Wmo van SGBO (2013). In deze benchmark wordt informatie verzameld over de negen prestatievelden van de Wmo. De gemeenten leveren deze informatie zelf aan (dat is ook verplicht in het kader van de verantwoording aan het Rijk). Gemeente Borger-Odoorn scoort voor de onderdelen ‘leefbaarheid’, ‘toegang en oplossing voor Wmo ondersteuningsvragen’, ‘vrijwilligerswerk’, ‘wonen, zorg en toegankelijkheid’ en ‘opvang’ hoger dan gemiddeld. Alleen op de thema’s ‘jeugd’ en ‘mantelzorg’ scoort gemeente BorgerOdoorn iets minder hoog dan gemiddeld.6 Ook uit de interviews komt naar voren dat Borger-Odoorn ‘het goed doet’ in vergelijking tot andere gemeenten. De gemeente heeft eerder keuzes gemaakt en is eerder begonnen met zaken als het sociaal team en gekanteld werken. De gemeente is hiermee gestart zonder dat alles al zeker of duidelijk was. De indruk is dat de gemeente wat meer risico durft te nemen. Medewerkers van instellingen die zijn geïnterviewd geven aan dat het Wmo-beleid, de uitvoering daarvan en het contact 6
SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark. Borger-Odoorn.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
10
met de gemeente in Borger-Odoorn beter is dan bij de andere gemeenten waar zij mee samenwerken.
2.2.5 Regierol gemeente In het beleidsplan Wmo 2008-2012 geeft gemeente Borger-Odoorn aan het van belang te vinden dat de gemeente een stevige regierol neemt. De gemeente wil samen met interne en externe partners beleid ontwikkelen dat: “kan rekenen op een zo breed mogelijk draagvlak, een optimaal bereik en een goede uitvoerbaarheid. Daarbij is de regierol van de gemeente niet altijd dezelfde. Deze is afhankelijk van de betrokken partners, aard en omvang van het onderwerp en de actuele situatie, varieert deze rol van stimulerend en coördinerend tot sturend”7. In de Kadernota sociaal domein 2012-2016 is aangegeven dat de rol van de gemeente door de volgende aspecten gekenmerkt wordt: • regie op middelen: mensen (professionals en vrijwilligers), materialen, budgetten en doelstellingen. Maar wel gebaseerd op grondig overleg met de diverse partijen en mensen; • facilitator van het “keukentafelgesprek", met eigen regie van de cliënt én vraaggericht. Met een vast aanspreekpunt voor de cliënt die ook het vervolg bewaakt; • facilitator van de ontmoeting waar nodig: in de grotere dorpen zijn mogelijkheden voor mensen om elkaar te ontmoeten, vanuit particulier initiatief of met steun van de gemeente. De Steunstees zijn daarbij ondersteunend voor kwetsbare mensen: zij zorgen ervoor dat via sleutelfiguren en goede kennis van de dorpsnetwerken informele zorg en dienstverlening ingezet kan worden.
Geïnterviewde medewerkers van instellingen zijn positief over de goede samenwerking met de gemeente en de ruimte en het vertrouwen dat de gemeente hen geeft in de uitvoering. Zij geven hierbij wel aan dat de gemeente in het algemeen soms te ver doorschiet in het geven van ruimte aan instellingen (d.w.z. dat men de gemeente soms te weinig concreet vindt over wat ze van plan is en wat ze verwacht van instellingen) en dat de gemeente strakker regie mag voeren(over het wát, niet over het hoe/de uitvoering). Een sterke regierol biedt duidelijkheid oververwachtingen en rollen en taken. Eén van de geïnterviewden geeft hierover aan: “Als je weet wat je wilt, moet je dat ook duidelijk communiceren. Je kunt niet zeggen: we willen gewoon een mooie nieuwe badkamer en achteraf gaan zeuren dat de kleur van de tegels niet mooi is.”
Instellingen geven tijdens de uitvoering van dit onderzoek aan dat zij behoefte hebben aan een verdere concretisering van de komende veranderingen, bijvoorbeeld in een uitvoeringsplan. Zij geven aan dat ze de gevolgen voor klanten en instellingen nog te weinig in beeld hebben en hebben op dit vlak behoefte aan meer informatie en sturing (richting, houvast) vanuit de gemeente.
7
Gemeente Borger-Odoorn. Samen sterker dan alleen: 4jarig beleidsplan Wmo. 2008-2012.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
11
2.2.6 Participatie Het hoofddoel van de huidige en de nieuwe Wmo is participatie van alle burgers, ongeacht hun eventuele beperkingen. Dit betreft niet alleen participatie in de beleidsvorming, maar ook meedoen in de samenleving. Beleidsparticipatie omvat alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoners te betrekken bij beleid en uitvoering. De gemeente is verplicht om burgers, cliënten en burger- of cliëntenorganisaties te betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het lokale Wmo-beleid.Uit de benchmark Wmo8blijkt dat gemeente Borger-Odoorn op het onderdeel ‘beleidsparticipatie’ met een score van 73%, hoger scoort dan gemiddeld(63%). Wmo-raad De vertegenwoordiging van burgers en cliënten vindtplaats door de Wmo-raad. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om hun Wmo-beleidsplan voor te leggen aan een Wmo-raad9. Bij de invoering van de Wmo in Borger-Odoorn is een lokale Wmo-raad opgericht als formeel adviesorgaan van het college. Het bijzondere van de Wmo-raad in BorgerOdoorn is, dat deze op initiatief van burgers zelf is opgezet. In de loop der jaren is de Wmo-raad steeds actiever geworden op alle domeinen van de Wmo. Er zijn verschillende werkgroepen die met enige regelmaat samenwerken met de betreffende ambtenaren tijdens het beleidsvormend proces. In samenwerking met de gemeente organiseert de Wmo-raad themabijeenkomsten voor haar achterban en maatschappelijke organisaties. Er zijn goede verhoudingen met de ambtenaren en de wethouder.Er is regelmatigoverleg met de wethouder over de lopende zaken en twee keer per jaar is er informeel overleg met de gemeenteraad. De Wmo-raad wordt door de gemeente betrokken bij beleidsontwikkeling. Dit gebeurt in principe al vanaf de oriëntatiefase. Maar soms is het handiger om eerst meer duidelijkheid te hebben over het beleid, bijvoorbeeld bij de decentralisaties in het sociaal domein10 (verder in het rapport ‘3D’s’ genoemd). De Wmo-raad zou graag meer betrokken worden bij de transitieen wil meer geïnformeerd worden over de stand van zaken. Tegelijk ziet men ook dat het om veel en complexe informatie gaat, waar de gemeente niet altijd invloed op heeft, omdat het Rijk zaken oplegt en er continu wijzigingen plaats vinden. De geïnterviewden vinden de Wmo-raad proactief en constructief en men komt met goede adviezen. De Wmo-raad heeft een signaalfunctie richting college en raad, men geeft (terugkerende) klachten vanuit de achterban door. Met alle ontwikkelingen in het sociale domein, is het wel veel om allemaal bij te houden en te behappen voor de Wmo-raad, zo geven de geïnterviewden en de leden van de Wmo-raad zelf ook aan. Er is behoefte aan meer kennis over het sociale domein. Positief is dat de Wmo-raad zelf ook op zoek gaatnaar informatie en 8
SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark. Borger-Odoorn. In de Wmo 2015 is deze verplichting losgelaten. Wel moeten ingezetenen vroegtijdig in staat worden gesteld om voorstellen te doen en advies te geven en moeten zij ondersteund worden om hun rol effectief te kunnen vervullen. 10 Dit betreft de decentralisatie van de Awbz naar de Wmo, de Participatiewet en de decentralisatie Jeugdzorg. 9
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
12
regelmatig haar achterban raadpleegt. Zo werd het gehandicaptenplatform gepolst bij het contracteren van hulpmiddelen.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
13
3 De toekomstige Wmo De nieuwe Wmo (Wmo 2015) treedt op 1 januari 2015 in werking. De huidige Wmo wordt vanaf die datum uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor begeleiding en dagbesteding voor mensen met beperkingen. Naast een uitbreiding van de Wmo komt er ook nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van de arbeidsmarkt (Participatiewet) en de jeugd (Jeugdwet). Door de drie decentralisaties van het Rijk naar de gemeenten komen de organisatie voor de uitvoering van begeleiding, integratie naar werk en jeugdzorg in één hand te liggen. Omdat het Wmo beleid vanaf 2015 geïntegreerd is in de aanpak van het sociaal domein, starten we in dit hoofdstuk met een beschrijving van de herinrichting van het sociaal domein. In paragraaf 3.2 gaan we specifiek in op de Wmo 2015. Vervolgens schetsen we in paragraaf 3.3 de verwachte gevolgen van de decentralisatie voor instellingen en cliënten en tot slot beschrijven we de manier waarop de gemeente zich voorbereidt op de komende veranderingen in paragraaf 3.4. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de volgende onderzoeksvragen: -
3.1
Hoe is de samenhang in het sociaal domein georganiseerd? Hoe ziet het toekomstige Wmo-beleid (inclusief de taken die per 1 januari 2015 overkomen uit de Awbz) in Borger-Odoorn eruit? Wat zijn de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz voor de gemeente en cliënten? In hoeverre is de gemeente hier voldoende op voorbereid?
Herinrichting sociaal domein
De doelgroepen van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet kennen vaak een overlap. Mensen hebben niet alleen problemen met hun inkomen, maar ook met bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen of ze hebben een chronische aandoening. De gemeente Borger-Odoorn pakt de drie decentralisaties integraal op om budgetten en functies slim te kunnen combineren. In dit hoofdstuk kijken we naar de Wmo in samenhang met het brede sociale domein.
3.1.1 Visie Borger-Odoorn op het sociale domein De belangrijkste uitgangspunten voor de herinrichting van het sociale domein zijn beschreven in de kadernota. Er is in Borger-Odoorn geen apart kader of een beleidsnota specifiek voor de Wmo 2015. De Wmo 2015 is integraal opgenomen in het concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016, dat begin juli is vastgesteld door het college van B&W en dat nu ter inzage ligt voor inspraak.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
14
In de kadernota staat omschreven wat de visie is van gemeente Borger-Odoorn op het sociale domein: Het is aan de mensen zelf (en hun eigen omgeving) om iedereen op een gezonde wijze te laten meedoen, jong en oud, gezin of alleenstaande. Waar dat echt niet lukt, zal de gemeente aanvullende acties ondernemen en het mogelijk maken om dit alsnog (zoveel mogelijk) voor elkaar te krijgen. De gemeente probeert dit de komende jaren te realiseren binnen de beschikbare budgetten. Door functies slim te combineren, verwacht de gemeente efficiënter te kunnen werken. In onderstaand kader zijn de uitgangspunten voor het sociaal domein opgenomen. In de Kadernota sociaal domein zijn de volgende uitgangspunten opgenomen: • zoveel mogelijk gebruik maken van de eigen kracht van burgers en de dorpen waarin zij wonen; • ontschotten en integraal samenwerken door diverse partijen (ook de gemeente!), in geografische gebieden (maar ook bovenlokaal waar dat een toegevoegde waarde heeft); • vraaggericht werken: het belang van de cliënt in kwestie en het bieden van maatwerk is belangrijk en niet het bestaande aanbod; • bundeling van financiële middelen: zoeken naar de ruimte die de wetgever biedt op de verschillende terreinen en sturen op resultaat; • investeren in kennis van de lokale mogelijkheden voor werk en zorg en de vraag van burgers (wat is hun compensatiebehoefte) opdat goedmatchen van mensen mogelijk is; • lokale, integrale kennis op het terrein van welzijn, arbeid, onderwijs, jeugd en (gezondheids)zorg.
Uit de interviews met de gemeente komt naar voren dat de gemeente de afgelopen periode bezig is geweest om de interne organisatie af te stemmen op de 3D’s. De teams gericht op beleid/proces en operationalisatie (juridisch, ICT, financiën) waren te weinig met elkaar verbonden en zijn nu samengevoegd. Het Regenboogmodel Borger-Odoorn wil de ondersteuning van inwoners in het sociaal domein vormgeven vanuit sociale teams in de vier leefgebieden in de gemeente. Het beleid richt zich opontschot denken en werken en een focus op lichte ondersteuning. Dit wordt, volgens verschillende geïnterviewden, goed weergegeven in het door de gemeente ontwikkelde Regenboogmodel. Dit model schetst de mogelijkheden van hulp- en dienstverlening en de mate van intensiteit en kostbaarheid daarvan. Het model start bij eigen kracht en eigen (georganiseerde)inzet en het eindigt bij individuele, gespecialiseerde voorzieningen (zoals jeugdbescherming). Achtereenvolgens wordt een beroep gedaan op11: • Het eigen sociale netwerk; • Algemene voorzieningen; • Collectieve voorzieningen; • Individuele voorzieningen.
11
Gemeente Borger-Odoorn. Anders maatschappelijk investeren.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
15
Het sociale team vormt de basis en is verbonden met de ondersteuning en voorzieningen in de verschillende ‘bogen’ (ook wel 0e, 1e en 2e lijn genoemd) in het model.
3.1.2 Sociale teams De sociale teams vormen de kern van de herinrichting van het sociaal domein. De ‘sociaal werkers’ geven uitvoering aan het Regenboogmodel. Borger-Odoorn zet sociale teams op om kwetsbare mensen integrale zorg of ondersteuning te bieden. Zij richten zich niet alleen op de individuele situatie, maar ook op buurten en het leefgebied als totaal.Daarnaast wil de gemeente de zorg en dienstverlening betaalbaar houden door efficiënter te werken12. Centrale uitgangspunten voor de sociale teams zijn13: • eigen kracht wordt gestimuleerd en ge(re)activeerd; • lichte hulp en ondersteuning wordt geboden vanuit de sociale teams, eventueel met inzet van deskundigen; • zwaardere hulp wordt elders gezocht en ingekocht, maar zoveel mogelijk op basis van de regie van de cliënt zelf en zijn/haar vaste begeleider vanuit het sociale team.
12 Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 13 Presentatie Stand van Zaken decentralisaties, oktober 2013
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
16
Het gaat om brede, interdisciplinaire teams, die zijn gericht op ondersteuning op alle leefgebieden en voor alle doelgroepen en alle leeftijden14. Daarbij richten de sociale teams zich niet alleen op de decentralisaties, maar ook op de huidige taken in het sociaal domein, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin en het OGGZ-netwerk15. De ondersteuning varieert van het stimuleren van zelfredzaamheid (lichte ondersteuning) tot de aanpak van multiproblematiek (zware ondersteuning). Dit is visueel weergegeven in het Regenboogmodel (zie paragraaf 3.1.1).16 In de teams wordt, net als elders in het land, gewerkt met het ‘keukentafelgesprek’. Na het eerste contact wordt bij mensen thuis een uitgebreid gesprek gevoerd, waarbij alle aspecten van het dagelijks leven de revue passeren, zodat een totaalbeeld ontstaat van wat mensen zelf kunnen en waar vragen of problemen liggen waar anderen bij kunnen helpen. In onderstaand kader staat kort het proces van de toegang en indicering beschreven. In het concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016 staat het proces van de toegang en 17 indicering beschreven : 1. Sociale teams vormen een brede toegang voor de inwoners. Iedere inwoner met een vraag of probleem (op het sociaal domein) kan terecht bij de sociale teams. 2. Andere (professionele) organisaties/personen verwijzen actief door naar de sociale teams. Naast de sociale teams zullen inwoners zich (zeker in het begin) ook bij andere organisaties/personen melden wanneer zij een vraag of probleem hebben, zoals de huisarts of school. Als de situatie complex is en er meer aan de hand is, dan is het gewenst dat de organisaties/personen actief doorverwijzen naar de sociale teams. 3. Sociale teams voeren gesprek(ken) met de inwoners. Dat kan op verzoek van een inwoner of naaste zijn, maar ook op verzoek of naar aanleiding van signalen van bijvoorbeeld huisarts, schoolmaatschappelijk werker, politie, woningstichting of buurtbewoners. 4. Sociale teams indiceren, waar nodig aangevuld met externe deskundigheid. De sociale teams hebben het mandaat om te indiceren: zij beoordelen welke ondersteuning iemand nodig heeft inclusief een programma van eisen als dat nodig is. 5. Vanuit de sociale teams wordt er één contactpersoon (sociaal werker) toegewezen aan een huishouden/gezin. De sociaal werker voert het gesprek, is het aanspreekpunt en voert indien nodig de regie op proces en inhoud. 6. Sociale teams geven uitvoering aan één gezin/huishouden – één plan – één regisseur. De sociaal werker zorgt ervoor dat dat er samen met het huishouden/gezin één ondersteuningsplan wordt opgesteld. 7. Sociale teams dragen zorg voor een goede vastlegging. Instrumenten die gebruikt worden bij de toegang en indicering zijn het Regenboogmodel, de zelfredzaamheidsmatrix en de participatieladder.
Pilot sociaal team Nieuw-Buinen Op 1 maart 2014 is de pilot met het sociaal team in Nieuw-Buinen gestart. Het team bestaat uit een Wmo-consulent, een medewerker van Bureau Jeugdzorg, een 14
Presentatie sociale teams aan Wmo Raad, 26 november 2013 Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 16 Gemeente Borger-Odoorn. Meedoen naar vermogen. Kadernota sociaal domein 2012-2016 17 Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 15
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
17
medewerker van Accare (voor opvoedproblemen), een medewerker van Promens Care (lvg18, psychiatrie), een opbouwwerker, een medewerker sociale activering en een algemeen- en schoolmaatschappelijk werker van welzijnsinstelling Andes. De medewerkers zijn vanuit de moederorganisaties met een gesloten beurs beschikbaar gesteld. De medewerkers zitten voor minimaal 16 uur in het team; enkelen fulltime. Er is overleg in intervisievorm, waarbij ook de GGZ, de woningcorporatie, de wijkagent en de wijkverpleegkundige aansluiten. Het sociale team heeft ook regelmatig contact met de Gemeentelijke Kredietbank. Iemand met schulden heeft eerst een gesprek met de algemeen maatschappelijk werker van het team voordat een verwijzing naar schuldhulpverlening plaatsvindt (preventie). In totaal zijn er ongeveer 30 organisaties betrokken bij het sociale team. Opvallend is dat Werk en Inkomen niet in het team zit, terwijl werkloosheid en participatie belangrijke thema’s zijn voor veel van de inwoners die bij het sociaal team komen. Bijstandsaanvragen vinden plaats in Emmen. Geïnterviewden geven aan dat het betrekken van de ISD in Emmen moeizaam verloopt. De ISD staat wat op afstand, men heeft een andere taakopvatting (meer gericht op handhaving) en er zijn cultuurverschillen tussen de gemeenten (grote gemeente Emmen en kleine gemeente Borger-Odoorn), zo geeft men aan. Er wordt wel aan gewerkt om afspraken te maken over activering en scholing. (inmiddels is deze expertise in het “Sociaal Team+” ingebracht). Verder valt op dat er geen contacten zijn met de sociale werkvoorziening (Sw), terwijl ook hier geldt dat klanten van het sociale team wel vaak werkzaam zijn in de Sw. Hierbij is het lastig dat de gemeente te maken heeft met twee Sw-bedrijven in twee verschillende arbeidsmarktregio’s (Wedeka en de Emco-groep). De gemeente geeft hierover aan dat er nog wordt bekeken of er afspraken met Wedeka gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld over sociale activering en gebruik van het diagnosecentrum. De gemeente wil ook nog bekijken of en hoe dagbesteding (Awbz) kan worden verbonden aan de Sw. De totale caseload van het team in Nieuw-Buinen bestaat ten tijde van het onderzoek uit ongeveer 48 'situaties' (men wil graag af van termen als 'cliënt' en 'casuïstiek'). Dit is exclusief Wmo-aanvragen. Vanaf 2015 drie sociale teams De gemeente wil vanaf 2015 in alle vier de leefgebieden sociale teams vormen. De inrichting van het team wordt bepaald aan de hand van de (dominante) problematiek in het leefgebied. Op basis van de inventarisatie van de thema’s in de leefgebieden waar nog geen sociale teams zijn en de populatiescan is besloten om in totaal drie sociale teams in te stellen voor de vier leefgebieden.19 In 2015 wordt een stichting opgericht waar de sociale teams onder komen te vallen. Zo kunnen de sociaal werkers uit het team meer loskomen van de moederorganisaties(waardoor een meer onafhankelijke rol, minder tegenstrijdige 18
Licht verstandelijk gehandicaptenzorg Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein gemeente Borger-Odoorn 2015-2016. 19
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
18
belangen, meer ruimte voor nieuwe werkwijzen). De gemeente maakt nog nadere afspraken met de stichting over de resultaten en monitoring. Monitoring resultaten sociale teams Omdat het sociale team een centrale rol speelt bij de zorg en ondersteuning van kwetsbare burgers, is een goede monitoring noodzakelijk. Worden mensen goed geholpen en krijgen mensen de zorg die ze nodig hebben? Verschillende geïnterviewden (van de Wmo-raad, instellingen tot cliënten) maken zich zorgen of het wel haalbaar en realistisch is om zo’n groot beroep te doen op de eigen kracht en de omgeving van mensen. Men vreest bijvoorbeeld overbelasting van mantelzorgers en ziet de grenzen van de ‘inclusieve samenleving’. Er wordt nog gewerkt aan het monitoren van effecten. Men denkt bijvoorbeeld aan: • het verzamelen van (klant)gegevens; • inzet van de zelfredzaamheidsmatrix; • vergelijken van hoeveel hulpverlening er eerst in een gezin werd ingezet en hoeveel er nu wordt ingezet; • tevredenheidsonderzoek bij klanten; • financiële indicatoren: deze moeten de komende maanden duidelijker worden. Het sociale team maakt nu gebruik van een bestaand registratiesysteem, zodra het team ‘volwassen’ is wordt er gekeken naar een eigen systeem. De gemeente volgt de ontwikkeling van het sociale team op de voet, zo geven geïnterviewden aan. Er wordt iedere maand een voortgangsrapportage gemaakt voor de programmamanager van de gemeente. De leden van het sociale team geven hierbij aan dat het sociale team voldoende tijd krijgt om zich te ontwikkelen. Men voelt zich ondersteund door de gemeente, ook richting de politiek.
3.2
Decentralisatie Awbz - de Wmo 2015
Op 8 juli 2014 is het wetsvoorstel van de nieuwe Wmo door de Eerste Kamer aangenomen. De Wmo 2015 treedt hiermee op 1 januari 2015 in werking. De functie begeleiding voor mensen met matige en zware beperkingen vanuit de Awbz zal worden overgeheveld naar gemeenten (zie figuur op pag. 19). In grote lijnen betreft de overheveling extramurale Awbz-functie begeleiding, inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten is verbonden. Begeleiding kan worden geïndiceerd in groepsbegeleiding en individueel. Groepsbegeleiding is voorliggend voor individuele begeleiding.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
19
Bron: Twijnstra Gudde, Decentralisaties in het socialedomein, 2014
In onderstaand kader staan de belangrijkste veranderingen in de Wmo genoemd: 20
In de Wmo 2015 - Wordt mogelijk gemaakt dat meer mensen dan nu met ondersteuning en zorg thuis kunnen blijven wonen. - Zijn gemeenten verantwoordelijk voor ondersteuning van burgers, zodat die kunnen participeren. Deze ondersteuning is voor verschillende doelen beschikbaar, zoals verzorging, begeleiding en participatie. - Blijft meer budget beschikbaar dan eerder voorzien, zodat gemeenten op maat huishoudelijke ondersteuning kunnen bieden: 60% (€530 mln extra) in plaats van 25% van het budget. - Komt een recht op het persoonsgebonden budget (pgb), onder stringente voorwaarden en fraudebestendig. - Wordt er € 50 miljoen uitgetrokken om sociale wijkteams in te richten. - Blijft cliëntondersteuning bestaan, zodat een cliënt zich kan laten bijstaan bij de aanvraag. De Awbz-middelen hiervoor worden overgeheveld naar gemeenten (MEE). - Is er een vangnet waarmee gemeenten steun kunnen bieden, ofwel via Wmo voorzieningen ofwel inkomenssteun via de bijzondere bijstand.Het budget hiervoor loopt op tot ruim €700 miljoen in 2017. De huidige landelijke regelingen voor inkomenssteun verdwijnen.
Van indicatie naar passende ondersteuning 20
Atlas van Zorg en Hulp. Hervorming langdurige zorg. http://www.zorghulpatlas.nl/zorghulpnieuws/hervorminglangdurige-zorg
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
20
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indiceert nu burgers voor begeleiding. Het indiceren zal in 2015 de verantwoordelijkheid van de gemeente worden. Er komt een overgangsrecht voor diegenen die nu gebruik maken van Awbz-voorzieningen die overgaan naar de gemeenten. De gemeente is vanaf 2015 wettelijk verplicht om te onderzoeken wat de situatie is van mensen die zich melden met een ondersteuningsvraag. Dat onderzoek vindt plaats samen met de cliënt en zijn omgeving. De gemeente bekijkt wat iemand zelf nog kan en hoe de omgeving kan ondersteunen. Ook kijkt de gemeente naar de zorg en ondersteuning die iemand al krijgt vanuit andere wetten, zoals de Participatiewet of de Jeugdwet. Uit het onderzoek blijkt of de cliënt ondersteuning nodig heeft. De gemeente organiseert een passende ondersteuning. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij dit organiseren.Onderstaande figuurgeeft weer wat er met de komst van de nieuwe Wmo verandert.21
De Kanteling 21
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/wet-maatschappelijke-ondersteuning-wmo2015
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
21
Gemeenten zijn vrij in de manier waarop ze de compensatieplicht van de Wmo invullen. De Kanteling is een proces dat de meeste gemeenten in gang hebben gezet om op een andere manier invulling te geven aan de compensatieplicht. De gekantelde werkwijze houdt in dat gemeenten burgers helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te participeren, ondanks beperkingen. Daarbij wordt in gesprek met de burger eerst in beeld gebracht wat het probleem is en wat de mogelijkheden van de burger zijn om dit probleem te verkleinen. Als dat niet voldoende is, wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het eigen netwerk, de informele hulp en algemene voorzieningen. Daarna komen collectieve voorzieningen in beeld. Ten slotte wordt gekeken naar een individuele voorziening. Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid)22. De gemeente Borger-Odoorn heeft het proces van kanteling al in gang gezet (presentatie sociaal domein augustus 2013)23: - De gemeente werkt al met een gekantelde Wmo. - Steunstees. - Gebiedsteams van Andes. - Indeling in vier leefgebieden. Gemeenten gaan verschillend om met het vinden van een oplossing voor burgers binnen hun eigen kracht, hun eigen netwerk of doorverwijzing naar algemene voorzieningen. Gemeenten variëren hierin van ‘de volledige verantwoordelijkheid ligt bij de burger en de gespreksvoerder doet niets’ tot ‘de gesprekvoerder kijkt actief samen met de burger naar een oplossing en begeleidt hem of haar hiermee’. In de benchmark Wmo 2013 is beschreven dat in Borger-Odoorn beleidsmatig is afgesproken dat degespreksvoerder voor een ‘warme overdracht’zorgt naar relevante organisaties/het netwerk (d.w.z. in een persoonlijk gesprek, waardoor kennis en ervaringen kunnen beter worden uitgewisseld).24
3.2.1 Nieuwe cliënten Met de komst van de nieuwe taken krijgt de gemeente nieuwe cliënten, waarvan de functie begeleiding wordt overgeheveld vanuit de Awbz. In heel Nederland waren er op 1 januari 2014 797.260 cliënten met een geldige CIZ-indicatie voor Awbz-zorg.25 Uit de CIZ Basisrapportage Awbz blijkt dat op1 januari 2014, 1.180 cliënten in gemeente Borger-Odoorn een geldige indicatie voorAwbz-zorg hadden (door het CIZ geïndiceerd).Het gaat om 795 cliënten met een extramurale indicatie en 385 cliënten met een intramurale indicatie. De grootste groep Awbz-cliënten valt onder de leeftijdscategorie 85 jaar en ouder. Het gaat in totaal om 310 cliënten. Bijna de helft van de indicaties betreft een indicatie voor een somatische aandoening26.
22
SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark Borger-Odoorn. Gemeente Borger-Odoorn. Meedoen naar vermogen. Kadernota sociaal domein 2012-2016. SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012. Basisbenchmark. Borger-Odoorn. 25 CIZ. Basisrapportage AWBZ. Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014. 26 CIZ.Basisrapportage AWBZ. Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014. 23 24
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
22
Bij het aanvragen van Awbz-zorg kiest de cliënt welke leveringsvorm zijn voorkeur heeft, via een persoonsgebonden budget (pgb) of zorg in natura. Op 1 januari 2014 waren er in Borger-Odoorn meer cliënten met de voorkeursleveringsvorm zorg in natura (ZIN) dan de leveringsvorm persoonsgebonden budget (pgb). Tachtig procent van de cliënten met aanspraak op Awbz-zorg op 1 januari 2014 heeft aangegeven deze zorg bij voorkeur in de vorm van zorg in natura te ontvangen. Vijftien procent van de cliënten prefereerde een persoonsgebonden budget. Er waren geen cliënten die kozen voor eencombinatie van de twee leveringsvormen.27
3.3
Risico’s en kansen voor cliënten
Gevraagd naar de mogelijke risico’s van de decentralisatie Awbz, noemen de instellingenen cliënten de volgende risico’sen punten van zorg voor cliënten: 1. Kwetsbare doelgroepen De bezuinigingen die met de decentralisatie gepaard gaan, worden als punt van zorg genoemd. Het is een kwetsbare sector en het gaat om kwetsbare mensen. Men is bezorgd of mensen die zorg nodig hebben dat straks nog wel krijgen. Enkele kwetsbare doelgroepen die specifiek genoemd worden, zijn: • •
•
•
Cliënten die uitvallen en zorg mijden, omdat zij de zorg die zij willen niet meer kunnen krijgen. Mensen die (bijna) geen netwerk hebben. Dit zijn bijvoorbeeld ouderen, ‘zorgmijders’ (lastig in beeld te krijgen en snel over het hoofd gezien) en mensen met financiële problemen. Kwetsbare gezinnen. Er wordt aangegeven dat er veel eenzaamheid, alcoholproblematiek en schuldenproblematiek is. Omdat problemen zich opstapelen, kan de belasting voor kwetsbare gezinnen steeds groter worden. Mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg. Zijworden steeds zwaarder belast. Er wordt veel van hen verwacht, waardoor ook zorg en begeleiding voor hen noodzakelijk is, zoals respijtzorg, informatie en advies en training. Een ander punt dat door medewerkers van het sociale team genoemd wordt, is dat de overgang van systemen vanuit de gemeente en de andere instellingen naar het sociale team goed moet worden geregeld, zodat kwetsbare burgers niet tussen wal en schip vallen.
2. Tijdige signalering Een risico betreft de signaleringsfunctie en de vraag of problemen van cliënten (vooral ouderen)die langer thuis blijven wonen tijdig gesignaleerd worden.Een instelling geeft hierover aan: “De gemeente denkt dat monitoringplaats zal vinden via vrijwilligers of het sociale team, maar ik vraag mij af of problemen wel tijdig gesignaleerd zullen worden.”
27
CIZ.Basisrapportage AWBZ. Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
23
3. Kennis en kunde van de generalist Men vraagt zich af of de generalist voldoende passende ondersteuning kan bieden en voldoende kennis heeft van specialistische vragen waar cliënten mee te maken hebben. Vooral voor het signaleren (en indien van toepassing doorverwijzen) van problemen rondom opvoeden en opgroeien is specifieke kennis vereist. Een instelling geeft hierover aan: “Het risico van generalistisch kijken, is dat je snel minder kundig wordt.”
4. Onzekerheid bij cliënten Dekomende veranderingen zorgen voor onduidelijkheid en onzekerheid bij mensen, mensen zijn soms ‘ontregeld’ en hebben veel vragen over de toekomst. Eén van de geïnterviewde cliënten: “Ik weet niet wat er na januari 2015 gaat gebeuren. Het is ook onduidelijk of iedereen daar van de gemeente op voorbereid is. Moet ik mij nou zorgen maken? Ze kunnen ondersteuning toch niet zo maar wegpakken? Deze maand moest ik voor een herkeuring komen, maar omdat ze bij de gemeente nog niet weten hoe het na januari 2015 is, heb ik weer een scootmobiel gekregen tot januari 2015. En dan moet ik in januari weer komen. Dat kan toch niet? Ze kunnen hem toch niet afpakken als je hem nodig hebt?”
Van de cliënten die zijn geïnterviewd richten de zorgen zich vooral op mogelijke veranderingen en de onduidelijkheden hierover. Mensen weten nog niet of zij de ondersteuning en hulpmiddelen die zij nu ontvangen, kunnen behouden. 5. Heldere en tijdige communicatie Instellingen geven aan dat het belangrijk is dat zij nu zo snel mogelijk aan individuele klanten kunnen communiceren wat er in hun situatie wijzigt vanaf januari 2015.Inwoners moeten tijdig weten wat er gaat veranderen om zich daarop voor te kunnen bereiden. De gemeente geeft hierover aan dat er veel tijd is besteed aan het overgangsrecht, waarin de zorgcontinuïteit voor het komende jaar is vastgelegd. Voor de informatieoverdracht naar cliënten is ook een belangrijke taak weggelegd voor het sociaal team, de Wmo-raad, Zorgbelang en zorginstellingen. De sociale teams moeten daarom goed en tijdig in beeld hebben wat er gaat veranderen, welke vragen ze van inwoners kunnen krijgen en welke ondersteuning ze nog kunnen bieden. Dit geldt ook voor medewerkers bij zorginstellingen. Op dit punt is er nog teveel onduidelijkheid volgens geïnterviewde instellingen en medewerkers van het sociale team. 6. Inschakelen eigen netwerk Het vragen van hulp aan familie, vrienden of buren is voor veel cliënten ingewikkeld. In onderstaand kader vindt u een aantal reacties van mensen over dit onderwerp:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
24
Reacties van cliënten op het vragen van hulp aan het eigen netwerk: “Ik hoop echt dat mensen die zorg nodig hebben, ook zorg blijven krijgen. Dat je moet vragen aan familie of buren, vind ik lastig. U weet zelf toch ook dat mensen werken. Als mensen het vrijwillig doen, zich daarvoor aanmelden, is het goed, maar aan mensen iets vragen, zou ik niet snel doen.” “Nee, er is geen contact met familie. Vrienden en kennissen kunnen heel af en toe helpen, maar dat is meer gebaseerd op de kinderen. Meer ondersteuning zou verlichting geven. Iedereen is op zichzelf, he? Het is niet meer zoals vroeger. Iedereen wil geld zien als ze wat doen. Dan loop je al vast.” “Meer inzet bij anderen neerleggen, zit niet zo in mij. Bovendien wonen we best afgelegen, dat maakt het ook lastiger.” “We hebben vier kinderen, waarvan één nog in de buurt woont, de rest woont elders in Nederland. Ze werken allemaal. Vroeger was dat anders, dan konden kinderen makkelijker bijspringen, dat gaat nu niet meer zo makkelijk. De kinderen doen wat ze kunnen, maar een afspraak in het ziekenhuis op een doordeweekse dag, daar kan ik mijn kinderen niet voor vragen. Ik vind het moeilijk dat gezegd wordt dat de eigen omgeving meer zou kunnen doen. Mensen doen al wat ze kunnen voor hun ouders. Bovendien, niet iedereen heeft een goede eigen omgeving.”
Als mogelijke kansenvoor cliënten noemt men de volgende punten: 1. Maatwerk • De gemeente verwacht dat er meer maatwerk kan worden geleverd aan klanten door de komst van de sociale teams. De klant wordt minder doorverwezen en hoeft niet steeds zijn verhaal opnieuw te doen en er wordt met een brede blik gekeken naar de situatie van de klant. Er wordt gewerkt vanuit een integrale aanpak (1 gezin, 1 plan). • Door ontschotting van financiering en tussen domeinen en instellingen, kan ereen meer integrale ondersteuning worden geboden op basis van een integrale probleemanalyse (maatwerk). 2. Focus op eigen kracht Men vindt het goed dat mensen langer dingen zelf moeten blijven doen. Het is nu teveel ‘normaal’ dat alles jarenlang geregeld wordt. Er is ook meer oog voor de mogelijkheden en talenten die mensen hebben. 3. Stimuleren van sociale netwerken • Het stimuleren van sociale netwerken maakt mensen minder afhankelijk van hulpverlening en zorg en is goed om eenzaamheid tegen te gaan. • Door eerst het eigen netwerk te betrekken bij problemen kan de gemeente ervoor zorgen dat jongeren minder snel in de hulpverlening of jeugdzorg terecht komen. Dat is goed vanuit financieel oogpunt en voor de jongeren en hun gezinnen zelf.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
25
4. Zorg en ondersteuning dichterbij Het dichter bij huis organiseren van zorg is voor veel mensen handig. Het sociale team in de leefgebieden wordt de toegangsplek voor alle ondersteuningsvragen. 5. Preventie Preventie staat meer op de voorgrond en er wordt meer ingezet op het voorkomen van zwaardere en duurdere zorg. Gemeenten hebben een direct financieel belang bij het voorkomen van zwaardere zorg.
3.4
Risico’s en kansen voor de gemeente
Mogelijke risico’s voor de gemeentedie de geïnterviewden noemen zijn: 1. Financiën Er was tijdensde uitvoering van het onderzoek nog veel onduidelijkheid over het beschikbare budget vanuit het Rijk.Er zijn zorgen over de middelen die overkomen. Door de kortingen krijgt de gemeente geen kans om ‘in te groeien’. Er is weinig ruimte om de bezuinigingen stap voor stap door te voeren, er moeten scherpe keuzes gemaakt worden. Een andere zorg is: hoe stuur je op de kosten van een voorziening als het een open einde regeling is? Een goede monitoring is van groot belang om de effecten en de kosten in de 0e/1e/2e lijn in beeld te krijgen en om hier grip op te krijgen. In BOCE-verband is men bezig met het ontwikkelen van een monitor(inhoudelijk en financieel). Op klantniveau wordt er gemonitord op de doelstellingen uit het ondersteuningsplan dat met de klant is opgesteld. Een monitor voor het sociale team is in ontwikkeling (zie paragraaf 3.1.2). Tot slot wordt aangegeven dat er mogelijk sprake zal zijn van frictiekosten,in verband met de nieuwe eisen die aan medewerkers gesteld worden (denk bijvoorbeeld aan andere competenties die nodig zijn om ‘gekanteld’ te kunnen werken). Zo wordt welzijnsorganisatie Andes de komende tijd afgebouwd, omdat deze organisatie deels op zal gaan in het sociale team. 2. De snelheid van veranderingen Er is zorg over de snelheid van het invoeren van de nieuwe wetten door het Rijk. Men ervaart een grote tijdsdruk om op tijd geregeld te hebbenwat wettelijk verplicht is op 1 januari 2015. De focus ligt nu op ‘doen wat moet’. Het risico bestaat dat de gemeente zich vooral richt op kostenbesparing en het tijdig invoeren van de wetten, in plaats van innoveren en het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze.De gemeente geeft aan dat ze hier tot 2017 de tijd voor neemt. Verder geeft men aan dat het team dat binnen de gemeente met de 3D’s bezig is, weliswaar goed en voortvarend bezig is, maar dat de landelijke ontwikkelingen en continue aanpassingen die hiermee gepaard gaan, het lastig maken om alles tijdig geïmplementeerd te krijgen. Er wordt aangegeven:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
26
“Het is een ‘expeditie’, er is geen tijd om te ontdekken, beleid moet continu worden aangepast aan voortschrijdende ontwikkelingen.”
3. Kwaliteitsborging Er zijn veel kleine dorpen en kernen met weinig inwoners in de gemeente. De gemeente vreest dat het, vanwege de grote afstanden tussen de dorpen en kernenen de relatief kleine volumes, voor zorgaanbieders niet interessant is om diensten te verlenen in het gebied. Dit is een aandachtspunt bij de inkoop. Een mogelijke oplossingsrichting is e-Health28. Een ander aandachtspunt is dat er veel kleine zorgaanbieders zijn, zoals zorgboerderijen.Ook zijn er veel mensen met een pgb (maar wel minder dan met Zorg in Natura). De gemeente adviseert de pgb-aanbieders om hun aanbod te clusteren en biedt hen een platform hiervoor. 4. Ontwikkeling sociale teams Enkele risico’s die het sociale team ziet: • Het sociale team moet niet als dé enige toegang tot de gemeentelijke zorg en ondersteuning worden gezien, het sociaal team biedt geen oplossing voor alle problemen van inwoners. • De gemeente moet niet teveel wettelijke (administratieve) taken bij het team leggen. Het moet wel een ‘erop-af-team’ blijven (flexibiliteit behouden). • Er moeten goede afspraken gemaakt worden over de overdracht van een ‘situatie/cliënt’ aan een expert of organisatie buiten het team. Duidelijke randvoorwaarden en regie-afspraken (wie houdt regie?) zijn van belang. • De nieuwe taken die naar het sociale team overkomen, zijn nog niet bij het team bekend. De gemeente is daar wel druk mee bezig. Het is wel belangrijk dat er snel duidelijkheid over komt.Als voorbeeld worden de dagbestedingsactiviteiten genoemd. Wie heeft er straks waar recht op en op welke locatie is er nog aanbod? Het is ook nog niet duidelijk wie beslist of iemand recht heeft op dure hulp. De contractafspraken met aanbieders zijn nog niet bekend. Naast risico’s zien de geïnterviewden ook kansen voor de gemeente: 1. De gemeente heeft nu de kans om te innoveren en om in te zetten op een nieuwe werkwijze. Door het koppelen van de 3D’s kan de gemeente zorgen voor een integrale en cliëntgerichteondersteuning. Hiermee kan op termijn kosten worden bespaard. 2. De gemeente kan meer regie over de zorg en hulpverlening voeren en kan de zorg hierdoor slimmer inzetten.Er is bijvoorbeeld meer efficiency mogelijkin het vervoer. 3. Het wegvallen van financiële schotten, zoals ze nu tussen werk, jeugd en zorg bestaan, kan een positief effect hebben op het onderling afstemmen van het zorgaanbod.
28 Het begrip e-Health staat voor allerlei toepassingen waarbij internettechnologie gebruikt wordt om informatie, producten en/of diensten in de zorg aan te bieden. Het gaat om gezondheidsdiensten op afstand waarbij gebruik gemaakt wordt van ICT zonder de fysieke aanwezigheid van een hulpverlener.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
27
4. Er worden nu meer verbindingen tussen instellingen en domeinen gelegd. Hierdoor kunnen mensen beter geholpen worden (een meer samenhangende en integrale aanpak) en kan de zorg efficiënter worden. Een geïnterviewde instelling geeft hierover aan: “We merken het nu al. Er komt energie los bij cliënten en professionals. Er ontstaan nu al mooie dingen.”
3.5
Voorbereiding door de gemeente
Inhoudelijke voorbereiding De gemeente geeft aan dat ze inhoudelijk goed is voorbereid op de komende veranderingen.Zoals eerder aangegeven, heeft de gemeente Borger-Odoorn tijdig ingezet op de komende veranderingen in het sociale domein. Men is bijvoorbeeld al langer bezig om dorpshuizen door burgers zelf te laten opzetten, het voeren van keukentafelgesprekken met aandacht voor alle leefgebieden door medewerkers van het Wmo-loket en er waren al Steunstees (zie paragraaf 2.2). De benodigde infrastructuur voor de andere manier van werken en anders denken (in termen van eigen kracht, inzetten van informele netwerken, stimuleren van burgerkracht, kijken naar meerdere leefgebieden) en de ontwikkeling van sociale teams was hierdoor al aanwezig. De gemeente borduurt hier nu op voort: “We zijn nu bezig met doorkantelen”. Risicoanalyse In de uitvoeringsagenda 2013-2014 die in BOCE-verband is opgesteld, is opgenomen dat er eind 2013-begin 2014 een risico analyse uitgevoerd zal worden, onder leiding van Emmen. De uitkomsten van deze analyse waren echter niet bekend ten tijde van de uitvoering van dit onderzoek. Bij navraag bleek het om een quick scan te gaan, waarvan de uitkomsten nog nader vertaald moeten worden naar de lokale situatie. Verder geven geïnterviewden aan dat de gemeente bezig is met een risicoparagraaf in het 3D-beleidsplan. Deze paragraaf hebben wij echter niet aangetroffen in het concept Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2016. In het Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein29 staat hierover: “Voor de verdere uitwerking van de risico’s, zoals opgesteld in BOCE-verband worden binnen het project Sturing, Regie & Ondersteuning beheersmaatregelen opgesteld. Op 25 maart is de risicoanalyse vanuit het BOCE-verband in het college aan de orde geweest. Daar is toegezegd beheersmaatregelen te formuleren. In dit programmaplan worden deze niet nader beschreven.” In het Programmaplan wordt de herinrichting van het sociaal domein vergeleken met een expeditie waarin ‘er al dan niet gecalculeerd risico genomen wordt, omdat de uitkomst van een nieuwe werkwijze niet in beton gegoten is.’
29
Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein, 2014.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
28
In het Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein(2014)worden de volgende risico’s beschreven ten aanzien van de herinrichting van het sociale domein (hier ‘programma’ genoemd): 1. Bezetting programma en beschikbare capaciteit 2. Verschillende beelden t.a.v. dienstverlening 3. Mogelijke weerstand door onzekerheid 4. Beperkte tijd zet besluitvorming onder druk 5. BOCE samenwerking 6. Mogelijk niet alles in beeld 7. Afstemming met de lijn 8. Participatie en jeugd in (sub)regionaal verband 9. Kosten die nog niet zijn voorzien/meegenomen De volgende randvoorwaarden worden genoemd om het programma te laten slagen: - Tijdelijke capaciteitsuitbreiding voor de uitvoering van de taken zoals beschreven in dit programma (w.o. een programmasecretaris voor 36 uur); - De genoemde data zoals vermeld bij de tijdsbeheersing liggen op het kritische pad. Vertraging op deze onderdelen leidt tot een langere looptijd van het project en is onwenselijk; - Raad/college/MT moet instemmen met flexibele besluitvormingsmomenten om planningen te halen; - In de wetgeving is opgenomen dat de adviesraden voldoende tijd krijgen om advies uit te brengen. Gezien de korte termijn van invoering moet getracht worden dit op een andere wijze te organiseren. Hier wordt overleg over gevoerd met de adviesraden; - Het sociaal team wordt op afstand gezet in een zelfstandige entiteit. - De activiteiten zoals beschreven in de plannen hebben prioriteit boven de BOCE– samenwerking; - Communicatie is belegd bij de communicatieadviseur die toegevoegd is aan het programmateam; - Taken sociaal team, het aantal teams en de dienstverlening worden voorgelegd aan respectievelijk MT en college. Besluitvorming is cruciaal voor de verdere voortgang en inrichting van de sociale teams; - Partners moeten voor 1 juli geïnformeerd zijn welke taken overgaan naar de sociale teams; - Er is een coaching budget beschikbaar voor het programmateam.
Financiële voorbereiding De gemeente geeft in de interviewsaan dat ze naar omstandigheden voldoende is voorbereid op financiële risico’s (‘de gemeente staat er goed voor’), maar dat het, gezien de complexiteit, snelheid en hoeveelheid van alle veranderingen toch spannend blijft hoe het financieel gaat uitpakken. Er zijn zorgen over de middelen die overkomen en de sturingsmogelijkheden op de open einde regelingen. De gemeente heeft onlangseen ‘winstwaarschuwing’ afgegeven aan de raad, omdat er nu nog onvoldoende zicht is op wat de veranderingen precies zullen gaan kosten (zie risico 9 in bovenstaand kader). De raad is gevraagd om vertrouwen te hebben in de gemeente (dit geldt overigens niet voor jeugdzorg, omdat hier meer provinciale/regionale afspraken zijn waar de gemeente zich aan moet houden). Vertrouwen hebben vraagt echter om inzichtin de risico’s en de beheersmaatregelen die de gemeente neemt.Het is de vraag of de raad dit inzicht in voldoende mate heeft.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
29
Communicatie richting burgers De gemeente erkent dat de communicatie richting burgers tot nu toe nog wat ‘algemeen’ is geweest. Na de zomer moet er meer duidelijkheid zijn over het overgangsrecht. In BOCE-verband is afgesproken dat klanten bij de huidige aanbieder kunnen blijven. De koppeling tussen aanbieder en klant hoeft op grond van het overgangsrecht niet in stand te blijven, maar daar heeft de gemeente wel voor gekozen. In augustus is er een eerste informatiebijeenkomst geweest voor inwoners. Hier zijn burgers in grote lijnen geïnformeerd over de komende veranderingen. Er leven nog veel vragen en onzekerheden bij inwoners. Deze bijeenkomsten zullen de komende maanden dan ook geïntensiveerd worden.Inwoners gaven als tip mee om in de communicatie meer met voorbeelden te werken. De gemeente gaat zich hierop beraden.Verder is er een column over de decentralisaties in het huis-aan-huisblad. Eind september gaat een landelijke campagne van start. Indruk instellingen Uit de telefonische interviews met de zorg- en welzijnsinstellingen komt naar voren dat de gemeente druk met de transities bezig is en zich hier goed op voorbereidt. Er is een duidelijke visie en de gemeente maakt veel gebruik van de aanwezige kennis en expertise in het veld. Er is veel contact met organisaties en instellingen. De gemeente betrekt hen en vraagt hen om mee te denken over het nieuwe beleid. Ook als het gaat om de sociale teams, de pilot (Nieuw-Buinen) en de geplande uitbreiding naar twee andere leefgebieden, betrekt de gemeente partners, maatschappelijke organisaties en burgers. Instellingen hebben wel aangeven nog wat eerder in het proces betrokken te willen worden. Wat de ‘nieuwe’ cliëntgroepen betreft, bestaat er de indruk onder de geïnterviewde instellingen dat de gemeente deze steeds beter kent. De gemeente vraagt instellingen specifiek om informatie hierover. Een instelling zegt hierover: “Er is bij de gemeente een permanente behoefte om in contact te staan met de werkelijkheid. Ze kijken naar wie de klanten zijn, wat er wordt ingezet, welk effect dat heeft en of het werkt, wat de grootste problematiek is.”
Zorg- en welzijnsinstellingen geven aan dat ze door de gemeente via informatiebijeenkomsten op de hoogte worden gehouden van de decentralisatie Awbz en de komende veranderingen. Instellingen waarderen deze bijeenkomsten, maar men geeft aan dat men hierin nog wel een concretiseringsslag verwacht. De visie van gemeente Borger-Odoorn is bij organisaties en instellingen bekend, maar de verdere invulling van de plannen is nog niet voor iedereen duidelijk. Niet alle instellingen weten wat er gaat veranderen, wat dit voor hen zal betekenen en wat hun eventuele rol zal worden. Men verwacht dat veel mensen een andere vorm van begeleiding zullen krijgen. Een instelling geeft aan: “De gemeente geeft de voorkeur aan algemene voorzieningen boven maatwerk oplossingen. Dat betekent dat er andere begeleidingsvormen komen. Opvang zal veel meer door vrijwilligers gedaan gaan worden, met ondersteuning door een professional. Nu wordt dat allemaal nog door professionals gedaan.”
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
30
Ook al neemt niet iedere geïnterviewde organisatie aan het sociale team deel, het sociale team en de pilot is wel bij iedereen bekend. Men is benieuwd hoe de fase na afloop van de pilotperiode eruit komt te zien. Hoe komt het team (en in de toekomst mogelijk meerdere teams) er concreet uit te zien?Wie gaat straks bepalen welke zorg iemand nodig heeft en hoeveel zorg iemand krijgt? Die duidelijkheid kon de gemeente ten tijde van de uitvoering van het onderzoek nog niet geven. Inmiddels (september) vinden er gesprekken plaats met instellingen die betrokken zijn bij het sociale team.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
31
4 De rol van de raad Door de voorgenomen decentralisaties krijgen gemeenten er veel nieuwe taken bij in het sociale domein. Hoewel er zo’n 10,5 miljard budget overgaat van Rijk naar gemeenten, zullen gemeenten ‘meer moeten doen met minder geld’. De uitvoering zal daarom effectief en efficiënt geregeld moeten worden. Politieke sturing in het sociale domein wordt de komende periode een belangrijke opgave voor gemeenteraden. Het gaat immers om de meest kwetsbare groepen in een gemeente en het gaat om de inzet van veel geld. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de volgende onderzoeksvragen: − −
4.1
Op welke manier wordt de raad geïnformeerd over de Wmo en de actuele ontwikkelingen binnen het sociaal domein? Wat zijn mogelijke variabelen voor de raad, op basis waarvan het nieuwe Wmo beleid - in samenhang met de andere decentralisaties - gevolgd en gestuurd kan worden?
De raad in Borger-Odoorn
In deze paragraaf beschrijven we het proces van informeren, kaderstellen en controleren en sturen in Borger-Odoorn. Samenspel raad – college – ambtelijke organisatie De gemeente streeft ernaar om ‘de omgeving’, zoals de Wmo-raad, de gemeenteraad en maatschappelijke organisaties, tijdig mee te nemen in de veranderingen. De gemeente voert een brede discussie met het veld. Vervolgens werkt de gemeente een voorstel uit en legt dit voor aan de raad30. Na vaststelling in de gemeenteraad gaat een stuk ter advies naar de Wmo-raad. De raad wordt vervolgens geïnformeerd over het advies van de Wmo-raad. Alle geïnterviewden benadrukken dat er tot nu toe31 goede verhoudingen zijn tussen de raad, het college en de ambtelijke organisatie. Er zijn korte lijnen en de gemeente is een vrij platte organisatie, waardoor raadsleden makkelijk langs gaan bij ambtenaren in plaats van hen schriftelijke vragen te stellen. Hierdoor kunnen vragen meteen beantwoord worden. De raad vertrouwt op de ambtenaren en het college, zo geven alle geïnterviewden aan.“De raad heeft vertrouwen in het grote verhaal”. Er hoeft dus weinig ‘uitgevochten’ te worden. Veel gaat in onderling overleg en buiten de raadsvergaderingen om, zaken worden onderling ‘afgetikt’. Dat werkt prettig en 30
Er zijn oriënterende en besluitvormende raadsvergaderingen. De interviews hebben meestal betrekking op de ‘oude’ raad. Waar dit niet het geval is, vermelden we dit. De ‘nieuwe’ raad is op 19 maart 2014 gekozen en bestaat voor ongeveer de helft uit oude raadsleden en de helft nieuwe raadsleden. 31
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
32
efficiënt, vooral als het om technische vragen gaat, maar heeft volgens een aantal geïnterviewden als keerzijde dat de discussie niet in de politieke arena wordt gevoerd. De raad heeft goede contacten met maatschappelijke instellingen en de Wmo-raad. Twee keer per jaar heeft de raad overleg met de Wmo-raad. De Wmo-raad geeft advies aan de gemeenteraad en organiseert informatiebijeenkomsten. Het advies van de Wmo-raad is belangrijk voor de raad. Zij staat dichterbij de burger en cliënten dan de raadsleden, zo geven raadsleden aan. De meeste raadsleden geven aan dat de gemeente samen met de raad is opgetrokken bij de beleidsontwikkeling rondom de 3D’s. Hier bestond bij de oude raad niet veel onrust over.Enkele nieuwe raadsleden hebben echter de indruk dat de raad weinig ‘aan de voorkant’ is meegenomen in het 3D-beleid. Het zou volgens hen goed zijn als er meer scenario’s en keuzes aan de raad worden voorgelegd. De beleidsmedewerkers en de wethouder geven hierover aan dat het lastig is om in een vroeg stadium opties aan de raad voor te leggen. De gemeente is vaak al een paar stappen vooruit en doet goed onderbouwde voorstellen. Dat wordt ook wel erkend door de raadsleden: het is ook de vraag of raadsleden voldoende kennis hebben om uit opties te kunnen kiezen. Toch vinden sommige raadsleden dat ze hierdoor te weinig ruimte hebben om zaken ter discussie te stellen. Informeren van de raad De raad wordt goed en tijdig ingelicht over de ontwikkelingen in het sociaal domein, zo vinden de raadsleden. De keuzes die de raad maakt, ziet men ook terug in het beleid. Men geeft aan dat er continu veranderingen plaatsvinden en dat niet alles al kan worden ‘vastgelegd’. Het informeren van de raad over de decentralisaties heeft tot nu toe redelijk ‘low profile’ plaatsgevonden, geven de beleidsmedewerkers aan. Er zijn informatiebijeenkomsten en inwerkavonden georganiseerd voor nieuwe raadsleden. Ook waren er raadsleden aanwezig op de informatiebijeenkomst voor burgers. Alle geïnterviewden geven aan dat het organiseren van ontmoetingen efficiënt werkt. Er kan dan meteen op vragen gereageerd worden. Als voorbeeld wordt een bijeenkomst in speeddatevorm genoemd, waarin raadsleden vragen over de kadernota financiën konden stellen aan ambtenaren. De hoeveelheid informatie die de komende tijd naar de raad gaat zal naar verwachting toenemen, omdat er een nieuwe raad is en 2015 al snel dichterbij komt. Hierbij denkt men aan extra bijeenkomsten en informatiebulletins voor de raad. Het zou volgens de beleidsmedewerkers ook goed zijn om meer met beelden (filmpjes) te werken, omdat dat meer inzicht kan geven in de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid. De geïnterviewde beleidsmedewerkers, wethouder en Wmo-raad vinden het positief dat de raad niet teveel ‘op detailniveau’ is gericht en hierdoor de hoofdlijnen uit het oog verliest. Wel bestaat de indruk dat raadsleden moeite hebben om alle informatie over de ontwikkelingen in het sociaal domein te kunnen behappen. Op hoofdlijnen weet men waar het om gaat, maar omdat het specialistische beleidsterreinen betreft, is dit soms niet afdoende. Het is bij het informeren van de raad daarom zoeken naar een balans tussen informeren op hoofdlijnen en op meer gedetailleerd niveau. Het is echter ook de verantwoordelijkheid van raadsleden en fracties zelf om te zorgen dat
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
33
men voldoende weet waar het over gaat en om zich voor te bereiden op komende veranderingen, zo vinden de geïnterviewden. Als voorbeeld wordt de wettelijk verplichte tegenprestatie32 genoemd. Kaders stellen Over het algemeen worden de kaders in gezamenlijkheid vastgesteld. Het college en de ambtenaren bereiden een voorstel voor en dat wordt besproken in de informerende raadsvergaderingen. De gemeenteraad stelt vast en besluit.Een voorbeeld: Bij het opzetten van het sociale team zijn de grote lijnen aan de raad voorgelegd, op basis waarvan de raad een besluit heeft genomen. Hierbij geldt dat de raad over het ‘wat’gaat, niet over het ‘hoe’. Zo heeft de raad bijvoorbeeld bepaald dat kleine zorgaanbieders een kans moeten krijgen. Het college werkt dit vervolgens verder uit samen met het veld. Raadsleden vinden dat er goede kaders zijn voor de 3D’s. Men noemt de kadernota en het Regenboogmodel. Deze kaders zijn met de raad besproken en vastgesteld. De geïnterviewde wethouder en beleidsmedewerkers geven aan dat raadsleden weinig vragen hadden bij het vaststellen van de kadernota. Men vindt het positief dat raadsleden goed op de hoogte lijken te zijn, maar hun houding wordt ook als ‘volgend’ en ‘afwachtend’ beschreven. Men nam weinig initiatief en wachtte op informatie van het ambtelijk apparaat en college. Mogelijke verklaringen die hiervoor worden gegeven, zijn: • er is weinig tijd om goed van alle thema’s en ontwikkelingen op de hoogte te zijn; • er is een actieve Wmo-raad die de gemeenteraad goed informeert; • er is veel vertrouwen in het ambtelijk apparaat en het college; • raadsleden worden goed op de hoogte gehouden van ontwikkelingen door de ambtenaren. Controleren en sturen De belangrijkste instrumenten die worden genoemd als het gaat om de controlerende rol van de raad zijn: werkbezoeken, informatiebrieven, informatie van de Wmo-raad, speeddates en thema-avonden die door de gemeente worden georganiseerd voor de raad. Daarnaast stellen raadsleden directe vragen aan de beleidsmedewerkers of de wethouder. In 2013 is er een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd door studenten. De uitkomsten zijn met de raad gedeeld, evenals de uitkomsten van de jaarlijkse Wmo-benchmarks. Dit levert weinig vragen op, wel complimenten. De Wmo raad gaat dit jaar ook zelf een onderzoek uitvoeren. Daarnaast worden de sociale teams gemonitord. Die uitkomsten gaan ook naar de raad. Als het gaat om het (bij)sturen van beleid, dan noemt men de uitgangspunten die in de kadernota zijn geformuleerd (bijvoorbeeld: dichterbij, burgers tevreden met minder, meedoen). Verder zou de raad volgens geïnterviewden moeten volgen of de gemeente op koers ligt en of burgers en instellingen tevreden zijn. Hiervoor is een goede monitoring (kwantitatief en kwalitatief) nodig. Ook is het voor raadsleden van 32
De tegenprestatie biedt gemeenten de mogelijkheid aan bijstandsgerechtigden de verplichting op te leggen om naar vermogen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verplicht om in beleid vast te leggen hoe ze hiermee omgaan (onderdeel van de Wet maatregelen WWB).
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
34
belang om veel contact met burgers te hebben en om werkbezoeken af te leggen (“Wat betekent het voor u?”). De Wmo-raad wil de raadsleden meegeven om: • scherp te sturen op de meerwaarde van uitgaven voor burgers; • te zorgen voor maatwerk. Een dilemma hierbij is dat de raad zich op hoofdlijnen moet richten, terwijl maatwerk betrekking heeft op het individu. Voorkomen moet worden dat de raad teveel op incidenten reageert. • en om meer oog hebben voor de (on)mogelijkheden van laaggeschoolden en laaggeletterden, in het kader van het wegvallen van de sociale werkvoorziening en in de communicatie.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
35
Deel 2: Conclusies en aanbevelingen Dit deel van het rapport bestaat uit een conclusie en aanbevelingen. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de geformuleerde onderzoeksvraag en uitgewerkte deelvragen. Vervolgens worden er aanbevelingen gedaan aan de gemeente en gemeenteraad.
5 Conclusies Huidig Wmo-beleid Borger-Odoorn -
Hoe ziet het huidige Wmo-beleid en de uitvoering hiervan in Borger-Odoorn eruit? Wat kan van het huidige Wmo-beleid geleerd worden voor de komende jaren?
In het onderzoek komt naar voren dat de gemeente het op het gebied van de Wmo goed doet. Dit blijkt uit de uitkomsten van de SGBO-benchmark, het tevredenheidsonderzoek onder klanten (2013) en de voor dit onderzoek gehouden interviews. Het Wmo-beleid wordt omschreven als sociaal, pragmatisch, gericht op de cliënt (maatwerk), op zelfredzaamheid en bevorderen van de eigen kracht. De gemeente heeft met het oog op de decentralisatie(s) al tijdig ingezet op onder andere het gekanteld werken. De Steunstees leveren hierbij belangrijke ervaringsgegevens die bruikbaar zijn voor de sociale teams. Het laatste Wmo beleidsplan van de gemeente Borger-Odoorn gaat over de periode 2008-2012. Wat opvalt, is dat hierin geen concrete doelstellingen genoemd zijn. Vanaf 2012 is het Wmo-beleid opgenomen in de kadernota ‘Meedoen naar vermogen’ die het beleid voor het sociale domeinbeschrijft(vooruitlopend op de komende decentralisaties).Deze kaders geven vorm aan de inrichting van het sociaal domein. Hierin wordt echter niet ingegaan op de eerder in het Wmo beleidsplan genoemde dilemma’s. Ook de beschrijving van de resultaten (‘terugblik’) is kort en biedt weinig houvast om het beleid bij te kunnen sturen. De onderlinge verhouding en samenwerking tussen de gemeente (uitvoerende en ambtelijke organisatie, college en raad) en de zorg- en welzijnsinstellingen worden goed genoemd. Over het algemeen wordt aangeven dat het vertrouwen groot is, de lijnen kort zijn en er regelmatig overleg is. De gemeente en de zorg- en welzijnsinstellingen wisselen regelmatig kennis en informatie met elkaar uit. Ook het contact met de Wmo-raad wordt door de gemeente goed genoemd. De Wmo-raad, die burgers en cliënten vertegenwoordigt, is proactief en heeft een belangrijke signaalfunctie.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
36
Gezamenlijke beleidsontwikkeling Ondanks dat de zorg- en welzijnsinstellingen aangeven dat ze goed contact hebben met de gemeente en dat de gemeente hen ook vraagt om informatie, willen ze graag meer aan de start van beleidsontwikkeling betrokken worden. Zo kunnen zij eerder in het proces hun praktijkervaring meebrengen en eventuele nuances plaatsen bij plannen van de gemeente.Ook de Wmo-raad wil meer betrokken worden bij de transities. Zij wil graag meer op de hoogte gehouden worden van de actuele ontwikkelingen. De toekomstige Wmo -
Hoe is de samenhang in het sociaal domein georganiseerd? Hoe ziet het toekomstige Wmo-beleid (inclusief de taken die per 1 januari 2015 overkomen uit de Awbz) in Borger-Odoorn eruit? Wat zijn de verwachte gevolgen van de decentralisatie Awbz voor de gemeente en cliënten? In hoeverre is de gemeente hier voldoende op voorbereid?
Vanaf 2015 verandert er veel in het sociaal domein. Naast de decentralisatie van de Jeugdzorg en de Participatiewet zal ook een deel van de Awbz naar de nieuwe Wmo overkomen. Gemeenten worden hiermee onder andere verantwoordelijk voor extramurale begeleiding. Er is in Borger-Odoorn geen apart kader of een beleidsnota specifiek voor de Wmo 2015.Uit de interviews en documentenstudie blijkt dat Borger-Odoorn de drie decentralisaties integraal oppakt. Naast de drie decentralisaties wordt ook nagedacht over de relaties met aanpalende beleidsterreinen. De gemeente wil budgetten en functies efficiënt kunnen combineren, maar wil ze ook beter inzetten op het meedoen van inwoners en het vergroten van hun eigen kracht en netwerk. De uitgangspunten voor de herinrichting en organisatie van samenhang binnen het sociaal domein worden kort beschreven in de kadernota (o.a. ontschotten, integraal, bundelen financiën, lokale kennis op de verschillende terreinen). Wat verder opvalt, is dat het Beleidsplan sociaal domein 2015-2016 een verdere uitwerking bevat van de kadernota, maar dat concrete (SMART) doelstellingen waarop gestuurd en gemonitord kan worden,nog niet worden beschreven. Het plan behoeft nog een verdere uitwerking van doelstellingen, verwachte resultaten en effecten. Sociaal team De gemeente ontwikkelde het Regenboogmodel dat inzet op ontschot denken en werken, focust op lichte ondersteuning en start bij de eigen kracht van een burger. Het sociaal team, nu nog in pilotvorm in Nieuw-Buinen, geeft uitvoering aan dit model. Het sociaal team vormt voor de gemeente de kern van de herinrichting van het sociaal domein. Vanaf 2015 zullen twee nieuwe teams in de andere leefgebieden aan de slag gaan. Deze teams bedienen het gehele sociale domein en vormen een belangrijke rol in de toegang. In het onderzoek komt naar voren dat het college nauw betrokken is bij de ontwikkeling van de sociale teams, het huidige team steunt en ruimte geeft voor ontwikkeling.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
37
De nieuwe werkwijze van de gemeente beoogt integraliteit, om inwoners beter en efficiënter te kunnen ondersteunen. De hypothese is dat er door een integrale toegang en ondersteuning, efficiënter en met minder budget gewerkt zal worden. Het is echter nog te kort dag om te zeggen dat het team nu al financieel rendeert. Wel merkt men in de pilot dat er door het sociale team onder andere minder wachtlijsten zijn. In 2015 zal een stichting opgericht worden waar de sociale teams onder zullen worden gebracht.Er wordt nog aan de (wijze van) monitoring gewerkt en de financiële indicatoren moeten nog worden geformuleerd; hier wordt de komende maanden aan gewerkt. Werk & Inkomen Ondanks dat de gemeente inzet op integraal werken van het sociale team, valt op dat Werk & Inkomen (nog) niet in het team vertegenwoordigd is. (inmiddels wordt deze expertise in he t”Sociaal Team +” ingebracht). Dit, terwijl een deel van de cliënten die bijstand ontvangen ook andere problematiek kennen (overlappend met aanbod van het sociale team). De integrale aanpak is hiermee nog niet volledig.Er worden op dit vlak verschillende redenen en aandachtspunten genoemd, zoals de aansluiting met het Werkplein in Emmen en de verbinding met de sociale werkvoorziening. Hierbij is het lastig dat de gemeente te maken heeft met twee Swbedrijven in twee verschillende arbeidsmarktregio’s. De gemeente wil ook nog bekijken of en hoe dagbesteding (Awbz) kan worden verbonden aan de Sw. De gemeente geeft in het onderzoek aan dat er hard gewerkt wordt om te komen tot goede afspraken, maar dat dit niet makkelijk zal zijn. Inwoners en instellingen Tijdens verschillende gesprekken (mei) komt aan de orde dat instellingen en cliënten de eventuele gevolgen en veranderingen die door de decentralisatie(s) ontstaan weinig of niet in beeld hebben. Instellingen hebben behoefte aan duidelijke communicatie, informatie en sturing (regie/ houvast) van de gemeente. Ook het sociale team is dan nog niet volledig op de hoogte van haar nieuwe taken. Onder inwoners heerst er onduidelijkheid over wat er in de toekomst voor hen zal veranderen. Instellingen bevestigen dit. De communicatie vanuit de gemeente (en instellingen) is ‘algemeen’. De gemeente wijst op het overgangsrecht in 2015 om onrust bij cliënten weg te nemen. Inmiddels heeft er in augustus een eerste informatiebijeenkomst voor inwoners plaatsgevonden, georganiseerd door gemeente en Wmo-raad. Tijdens deze bijeenkomst wordt duidelijk dat er nog veel vragen bij inwoners leven. Deze bijeenkomsten zullen de komende maanden geïntensiveerd worden. Ook de gesprekken met instellingen die betrokken zijn (in en rond het sociale team) zijn sinds de zomer in voorbereiding, enkele gesprekken hebben inmiddels plaatsgevonden. Kansen en risico’s In het onderzoek zijn mogelijkerisico’s voor cliënten genoemd. Zo is men onder meer bang dat kwetsbare groepen door de bezuinigingen geen zorg meer krijgen of uit het oog worden verloren, of dat kwetsbaren tussen wal en schip vallen. Voor wat betreft de signaleringsfunctie vraagt men zich af of een generalist dat goed kan en of dat dit nog tijdig zal plaatsvinden als mensen langer thuis blijven wonen. Daarnaast wordt veel ingezet op de eigen kracht en inzet van het eigen netwerk, maar voor veel
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
38
mensen is het vragen van hulp aan bijvoorbeeld familie of buren niet vanzelfsprekend. Een laatstgenoemde risico ziet men in het niet tijdig informeren van individuele cliënten over de veranderingen. Er worden ook kansen voor cliëntengenoemd. Zo kan er door de sociale teams dichtbij maatwerk worden geboden met meer oog voor mogelijkheden en talenten van mensen. En ziet men in het stimuleren van sociale netwerken en inzet op preventie de mogelijkheid om minder afhankelijk te zijn van (dure) zware hulpverlening en om dit zelfs te voorkomen. Risico’s voor de gemeente Tijdens de gesprekken voor het onderzoek (in mei) wordt de onduidelijkheid over de financiën genoemd. Het betreft onder meer de onduidelijkheid over hoe op kosten gestuurd kan worden als het een open einde regeling betreft en dat er mogelijke frictiekosten zullen zijn.Er is een quick scan risicoanalyse uitgevoerd. Maar de lokale uitwerking voor Borger-Odoorn heeft vanwege het gebrek aan tijd nog niet plaatsgevonden. In het onderzoek worden er zorgen geuit over de snelheid van het invoeren van de nieuwe wet(ten), waardoor het risico ontstaat dat de gemeente zich vooral richt op kostenbesparing en tijdige implementatie in plaats van innovatie. Ook het sociale team ziet ten tijde van het interview risico’s. Zo is men bang dat het sociale team als enige toegang wordt gezien en dat er een inperking van de ‘er-opaf’-gedachte zal ontstaan als er teveel administratieve taken bij het team worden neergelegd. Twee risico’s betreffen verder het gebrek aan afspraken en randvoorwaarden bij overdracht van een cliënt, en de onduidelijkheid over welke nieuwe taken precies bij het sociale team komen te liggen.De gemeente geeft ten tijde van het onderzoek aan dat deze punten nog moeten worden uitgewerkt. Kansen voor de gemeente Tijdens het onderzoek worden verschillende kansen benoemd voor de gemeente. Naast inzet op innovatie, ziet men integraliteit en het beter afstemmen van zorgaanbod (door het wegvallen financiële schotten) als kans voor kostenbesparing. Doordat er verbindingen worden gelegd tussen instellingen en domeinen kunnen mensen beter geholpen worden, geven geïnterviewden aan. Voorbereiding op decentralisatie(s) Op basis van de gesprekken kan geconcludeerd worden dat de gemeente tijdig begonnen is met de voorbereidingen op de decentralisatie(s) door onder andere vroeg in te zetten op gekanteld werken (het keukentafelgesprek), het ontwikkelen van (het) sociale team(s), het investeren in korte lijnen en het betrekken van verschillende instellingen op het gebied van zorg en welzijn. Deze laatste maanden voor de implementatie van de nieuwe Wmo per 1 januari 2015 lijkt de gemeente nog stevig in te moeten zetten op de informatieverstrekking aan inwoners en instellingen, de taken van de sociale teams (nieuwe stichting) en het uitwerken van een lokale risicoanalyse en monitoringsystematiek.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
39
De gemeente zet in op het overgangsrecht (2015 als overgangsjaar), waardoor er waarschijnlijk onrust bij cliënten zal worden weggenomen. Werd er in mei uit verschillende gesprekken nog duidelijk dat de communicatie vanuit de gemeente over de decentralisatie(s) voor instellingen en inwoners nog niet helder was, heeft de gemeente inmiddels vanaf augustus informatiebijeenkomsten en afspraken met instellingen georganiseerd. De indruk is dat de gemeente inhoudelijk goed en tijdig gestart is met de voorbereidingen op de decentralisaties, maar dat een gedegen risicoanalyse en hiermee samenhangende beheersmaatregelen ontbreken. De gemeente geeft hierover aan dat ze naar omstandigheden voldoende is voorbereid op financiële risico’s, maar dat het toch spannend blijft hoe het financieel gaat uitpakken. De gemeente heeft onlangs een ‘winstwaarschuwing’ afgegeven aan de raad, omdat er nu nog onvoldoende zicht is op wat de veranderingen precies zullen kosten. De raad is gevraagd om vertrouwen te hebben in de gemeente. Vertrouwen hebben vraagt echter om inzicht in de risico’s en de beheersmaatregelen die de gemeente neemt. Het is de vraag of de raad dit inzicht in voldoende mate heeft. Rol van de raad − −
Op welke manier wordt de raad geïnformeerd over de Wmo en de actuele ontwikkelingen binnen het sociaal domein? Wat zijn mogelijke variabelen voor de raad, op basis waarvan het nieuwe Wmo beleid - in samenhang met de andere decentralisaties - gevolgd en gestuurd kan worden?
Samenspel raad – college – ambtelijke organisatie Uit de verschillende gesprekken wordt duidelijk dat er goede verhoudingen zijn tussen de raad, het college en de ambtelijke organisatie. Ook de verhouding met de Wmo-raad wordt positief beoordeeld; het advies van de Wmo-raad wordt erg door de gemeenteraad gewaardeerd. De gemeenteraad schetst het beeld dat de raad samen met de gemeente is opgetrokken bij de beleidsontwikkeling rondom de 3D’s. Nieuwe raadsleden ervaren echter in sterkere mate dat de raadsleden onvoldoende aan het begin van het proces zijn meegenomen. Informeren raad Raadsleden vinden dat ze tijdig en goed worden geïnformeerd over de ontwikkelingen in het sociale domein. Informatie wordt verstrekt via informatiebijeenkomsten (door het ambtelijk apparaat en de Wmo-raad) en inwerkavonden, die vooral bedoeld zijn voor de nieuwe raadsleden. In het onderzoek wordt wel de verwachting uitgesproken dat de hoeveelheid informatie naar de raad toe zal nemen. De gemeente is positief over het feit dat raadsleden niet teveel gericht zijn op ‘detailniveau’, maar de indruk bestaat wel dat raadsleden moeite hebben om alle ontwikkelingen in het sociaal domein te overzien. Dit terwijl kennis op hoofdlijnen soms niet afdoende is. Het is bij het informeren van de raad daarom zoeken naar een balans tussen informeren op hoofdlijnen en op meer gedetailleerd niveau.Geïnterviewden vinden het echter ook de verantwoordelijkheid van
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
40
raadsleden en fracties zelf om te zorgen voor voldoende kennis over de komende veranderingen.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
41
Kaders stellen Nadat het college en de ambtenaren een uitgebreidvoorstel hebben opgesteld en dit in de informerende raadsvergaderingis besproken, stelt de raad vast en besluit. Raadsleden vinden dat er met de vastgestelde kadernota en het Regenboogmodel goede kaders zijn voor de 3D’s. Uit gesprekken wordt echter duidelijk dat er bij het vaststellen van deze documenten door raadsleden weinig vragen gesteld zijn. De indruk is dat raadsleden redelijk goed op de hoogte lijken te zijn, maar hun houding wordt ook beschreven als ‘volgend’ en ‘afwachtend’. De raad vertrouwt en wacht op de informatie van het college en de ambtelijke organisatie. Ook is er ook een actieve Wmo-raad die de gemeenteraad goed informeert. Daarnaast komt in het onderzoek naar voren dat, vanwege de korte lijnen, de discussie vaak buiten de politieke arena lijkt plaats te vinden. Nieuwe raadsleden lijken, ondanks dat zij zoeken naar hun nieuwe rol, zich meer kritisch op te stellen en vragen zich af of de raad tijdens de beleidsontwikkeling voldoende aan de start betrokken is bij het stellen van kaders. Controleren en sturen Uit gesprekken blijken werkbezoeken, informatiebrieven, informatie van de Wmoraad (signaalfunctie), thema-avonden en speeddatesessies belangrijke instrumenten te zijn voor een controlerende raad. Uitkomsten van tevredenheidsonderzoeken en de jaarlijkse Wmo-benchmark worden gedeeld met de raad, maar leveren weinig vragen van raadsleden op. Onduidelijk is of dit komt, omdat raadsleden onvoldoende inhoudelijk op de hoogte zijn of omdat ze tevreden zijn met de uitkomsten. Als het om het (bij)sturen van beleid gaat, dan wordt in het onderzoek gewezen op de uitgangspunten die in de kadernota zijn geformuleerd. Het volgen of de gemeente op koers ligt en of burgers en instellingen tevreden zijn, is een belangrijke taak voor de raad. De indruk is dat dit scherper kan gebeuren. Hiervoor is wel een goede monitoring nodig.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
42
6 Aanbevelingen In de aanbevelingen gaan we in op de informatievoorziening aan de raad, de kaderstellende en controlerenderol van de raad en de mogelijke sturingsvariabelen voor de raad met betrekking tot de nieuwe Wmo en het sociaal domein. Een deel van de aanbevelingen heeft betrekking op de gemeente en een deel op de rol van de gemeenteraad. We merken hierbij op dat het voor de raad niet alleen van belang is om te beschikken over de juiste sturingsvariabelen, maar dat ook de inrichting van het beleidsproces, monitoring en informatievoorziening en de houding van de raad van belang zijn voor een sterke raad die zijn rol pakt in het veranderende sociale domein. Hieronder vindt u de belangrijkste aanbevelingen op basis van dit onderzoek: 1. Formuleer SMART-doelstellingen en monitor resultaten en effecten Zorg voor een uitwerking van de kaders en het beleidsplan in SMART-doelstellingen en monitor regelmatig welke resultaten en effecten bereikt zijn. Op basis van inzicht in de resultaten van het huidige beleid kan de raad beter inschatten wanneer er eventuele keuzes voor een koerswijziging of bijstelling van het beleid gemaakt moeten worden. Uit het onderzoek blijkt dat in de kadernota niet wordt ingegaan op de eerder in het Wmo beleidsplan genoemde dilemma’s. Ook de behaalde resultaten zijn slechts kort beschreven. Om zijn rol goed uit te kunnen voeren, is het voor de raad belangrijk om het beleidsproces van de decentralisaties goed in beeld te hebben. Een structuur waarin er geleerd wordt van ervaringen die zijn opgedaan in de praktijk, biedt houvast voor de raad bij het uitvoeren van zijn kaderstellende en controlerende rol. In onderstaand figuur vindt u een weergave van de beleidscyclus met aandacht voor structurele monitoring, evaluatie van resultaten en effecten, en op basis hiervan bijsturing van beleid:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
43
Maatschappelijke opgave (wettelijke verplichting)
Beleidsdoelstellingen (visie, ambitie, uitgangspunten) Effecten Doeltreffendheid van beleid
Middelen
Uitvoering
Resultaten
Doelmatigheid van uitvoering Bron: RadarAdvies
2. Werk lokaaleenrisicoanalyse en beheersmaatregelen uit Er is op regionaal niveau een beperkte risicoanalyse uitgevoerd. Deze dient op korte termijn op lokaal niveau uitgewerkt en vertaald te worden in beheersmaatregelen. Er bestaan omgevingsrisico’s, zoals politiek/bestuurlijke, sociaal/maatschappelijke en juridisch/wettelijke risico’s. Daarnaast zijn er interne risico’s. Voorbeelden van deze vorm zijn risico’s op het gebied van HRM, financiën en ICT. Er zijn verschillende methodieken hiervoor beschikbaar die in een kort tijdsbestek uit te voeren zijn. Een voorbeeld hiervan is ‘de Versnellingskamer’. Dit is een 1-daagse risicosessie voor gemeenten of regio’s die vanuit het Transitiebureau Jeugd wordt aangeboden. Tijdens zo’n sessie wordt ingezoomd op één of meerdere decentralisaties en worden de grootste risico’s in kaart gebracht. Tevens worden de daarbij passende SMARTgeformuleerde beheersmaatregelen geformuleerd. Een andere methodiek is een ‘group decision room’, waarin mensen van verschillende afdelingen gezamenlijk risico’s inventariseren en prioriteren en beheersmaatregelen benoemen aan de hand van een aantal stappen (impactanalyse). Hieronder vindt u een tabel uit de rapportage van een risicoanalyse33:
33
RadarAdvies en Brainstormnet
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
44
Bron: RadarAdvies en Brainstormnet
Communiceer vervolgens over de uitkomsten van de risicoanalyseen de te nemen beheersmaatregelen aan de raad, zodat de raad weet op welke onderdelen extra aandacht nodig is, waar nog aan gewerkt wordt en welke onderdelen goed lopen. Beoordeel met regelmaat hoe de stand van zaken is met betrekking tot de risico’s en koppel hierover terug aan de raad. 3. Zet tijdig in op monitoring Een goede monitoring is noodzakelijk om zicht te kunnen houden op alle complexe veranderingen in het sociale domein, om risico’s te kunnen beheersen, om te kunnen sturen op resultaten en effecten, en om de dienstverlening te kunnen verbeteren. Ook in het kader van (verticale34 en horizontale35) verantwoording is een goede monitoring belangrijk. Monitoring lijkt in veel gemeenten het sluitstuk van het veranderproces, terwijl dit juist tijdig opgezet moet worden om input te geven voor de richting van de verandering, om te volgen hoe het proces verloopt en om bij te sturen. We bevelen daaromaan om de komende tijd stevig in te zetten op de verdereuitwerking van een monitoringsystematiek. De monitoring dient zowel kwalitatief als kwantitatief te zijn en betrekking te hebben op verschillende onderdelen: financiën, op resultaten en beleidseffecten (grote lijnen) en meer specifiek op het sociaal team als kern van de transformatie in het sociale domein. Met betrekking tot de sociale teams is aandacht nodig voor de mogelijke voor- en nadelen van de gekozen juridische vorm (stichting).
34 35
Aan het rijk en het algemene publiek. Van college aan raad.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
45
Hiermee wordt op het moment in meerdere gemeenten geëxperimenteerd. Kijk wat hiervan geleerd kan worden. Op de site van de VNG is een handreiking te vinden met een overzicht van allerlei meetinstrumenten en monitoren voor het sociaal domein.36 4. Zorg voor een betere verbinding van het sociaal teammetWerk & Inkomen De decentralisaties bieden gemeenten de kans om te komen tot een samenhangend, integraal beleid, waardoor de burger naar verwachting beter op meerdere leefgebieden kan worden ondersteund en waardoor de uitvoering naar verwachting ook effectiever en efficiënter kan. Dat is ook nodig, want een grote groep Nederlanders heeft te maken met meerdere problemen op verschillende leefgebieden. De gemeente Borger-Odoorn zet, net als veel andere gemeenten in het land, in op meedoen en zelfredzaamheid. Een belangrijke basis hiervoor is werk (liefst betaald). In de pilot met het sociale team is de koppeling met Werk & Inkomen beperkt gemaakt. Dit, terwijl een deel van de cliënten van het sociale team bijstand ontvangt, te maken heeft met andere problematiek op het gebied van meedoen, schulden, etcetera. Er is nog te weinig aansluiting met het Werkplein Emmen en de sociale werkvoorziening. Hier wordt aan gewerkt, maar om tot een echt integrale aanpak te komen, moet hier extra op ingezet worden. 5. Blijf werken aan co-creatie Gemeente Borger-Odoorn betrekt verschillende instellingen bij haar beleidsontwikkeling. Tijdens het onderzoek is gebleken dat dit voor sommige instellingen niet vroeg genoeg in het proces is geweest. Ook is de rol van de gemeente niet altijd duidelijk geweest. Essentieel is dat er gezamenlijk (in co-creatie) gekomen wordt tot duidelijkeafspraken en eenrolverdeling. Welke rol neem je in als gemeente (wanneer een meer faciliterende en wanneer een regisserende rol?) en communiceer dit naar de partners met wie wordt samengewerkt. Bespreek ook de rollen en het mandaat van de samenwerkingspartijen en de manier waarop de gemeente wil dat partners werken aan innovatie. We beseffen dat het krappe tijdpad het aan de kop betrekken van instellingen lastig maakt. Om draagvlak voor het nieuwe beleid en een gevoel van eigenaarschap te creëren is het aan te bevelen om in te blijven zetten op gezamenlijke beleidsontwikkeling engezamenlijke ambities.De beoogde transformatie van het sociaal domein kan alleen samen met de maatschappelijke partners bereikt worden. Dit geldt ook voor cliënten en burgers. 6. Intensiveer de communicatie met burgers en instellingen Om onrust bij inwoners te verminderen en om duidelijkheid te bieden aan instellingen over taken en rollen dient de gemeente deze laatste maanden voor de implementatie van de nieuwe Wmo per 1 januari 2015 steviger in te zetten op kennis delen en informeren over de komende veranderingen. Tijdens de eerste informatiebijeenkomst voor inwoners in augustus heeft de gemeente meegekregen om zoveel mogelijk 36 Overzicht meetinstrumenten en monitoren sociaal domein. TransitieBureau en Movisie, mei 2014; http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2014/20140512-overzicht-meetinstrumenten-monitoren-sociaaldomein-v-11.pdf
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
46
concreet te zijn in de uitleg. Voor inwoners moet het helder zijn wat er met de komst van de decentralisaties gaat veranderen, wat ze kunnen verwachten en waar ze voor ondersteuning en met (zorg)vragen terecht kunnen.De gemeente geeft aan de komende tijd extra in te zetten op het organiseren van bijeenkomsten voor burgers. 7. Intensiveer de informatievoorziening richting raad Er komt door de decentralisaties en ontwikkelingen in het sociaal domein veel op de gemeente en daarmee de gemeenteraad af. De raad moet in korte tijd veel belangrijke beslissingen nemen. Een dilemma is dat raadsleden een tussenweg moeten vinden in de hoeveelheid aan en de inhoudelijke diepte van de informatie. De informatievoorziening aan de raad moet en zal de komende tijd geïntensiveerd worden. Hieronder geven wij een aantalaanbevelingen voor een betere informatievoorziening aan de raad: • •
•
•
•
37
Blijf inzetten op de positief beoordeelde speeddatesessie tussen ambtenaren en raadsleden en het organiseren vanthemabijeenkomsten en informatiebulletins. De gemeente heeft aangegeven dat ze de raad om vertrouwen heeftgevraagd, en het onderlinge vertrouwen is er tot nu toe ook altijd goed geweest. Maar de komende tijd wordt het spannend: de verordeningen en de begroting moeten worden vastgesteld en het is de vraag of de gemeente financieel gaat uitkomen en wat de impact van het nieuwe beleid op burgers zal zijn. Daarom is het nodig om de raad meer inzicht te geven in de stappen die gezet worden om risico’s te beheersen. Hetzelfde geldt voor de uitkomsten van de monitoring van de sociale teams en de uitkomsten van het onderzoek van de Wmo-raad dat gepland staat. Onlangs heeft er een door de gemeente georganiseerde informatiebijeenkomst voor inwoners plaatsgevonden. Ook de Wmo-raad was hierbij aanwezig. Hierbij waren echter weinig raadsleden vertegenwoordigd. We adviseren raadsleden om dit soort bijeenkomsten te bezoeken om te horen wat er onder inwoners uit de gemeente leeft. Om met de grote hoeveelheid informatie om te gaan kan de raad een (tijdelijke) werkgroep of subcommissie instellen, die zelfstandig functioneert en informatie verzamelt en vanuit de raad zorgt voor afspraken met het college en de uitvoering ervan bewaakt. Maak als gemeente en raad gebruik van een lange termijnagenda over de besluitvorming binnen het sociaal domein en neem de rol van de raad hierin op. Een voorbeeld van een dergelijke agendauit de gemeente Hoorn is te vinden op de website van de VNG37(zie volgende pagina). Hierin staat aangegeven wat de raad kan verwachten, wat de invloed van de raad is, wanneer er een informerende, meningsvormende of besluitvormende bijeenkomst is en wanneer de bestuurlijke deadline is.
http://www.cs-vng.nl/media/176648/Workshop%207%20kaderstelling.pdf
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
47
Bron: VNG
8. Raad: wees alert en actief Ondanks het vertrouwen van de raad in het college, de ambtelijke organisatie en de Wmo-raad is een actievere rol en houding van de raad nodig. Een actieve raad begint, zoals eerder onder aanbeveling 1 is benoemd, bij het stellen van concrete kaders (ook financieel), zorgen dat deze vertaald worden in SMART-doelstellingen, inzetten op een goede monitoring en het actief volgen van de uitkomsten/ resultaten/ effecten van beleid. Een kritische houding, het voeren van discussie in de raad en vragen om actief geïnformeerd te worden over zaken als monitoring en risicoanalyse zijn nodig. Wat betekent de aan de raad afgegeven winstwaarschuwing bijvoorbeeld, welke consequenties kan dit met zich meebrengen voor de gemeente? Hoe wordt dit in de gaten gehouden en is het voor de raad duidelijk hoe de gemeente zich hierop voorbereiden? Het is in dit kader ookvan belang dat de raad zelf op zoek gaat naar informatie, contacten met burgers en instellingen en maatschappelijke organisaties onderhoudt en gevoel met de onderwerpen en de doelgroepen krijgt.Wacht niet de voorstellen van het college af en zorg ervoor dat je een goed beeld krijgt van doelgroepen, werkveld, financiën, typen begeleiding.Hieronder geven we een paar suggesties:
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
48
• • •
Organiseer werkbezoeken, bijvoorbeeld aan het sociale team en aan andere gemeenten. Veel instellingen bieden een dag stage aan; dit is een kans zijn voor raadsleden om praktijkervaring op te doen. Er is vanuit het Rijk (Transitiebureau)en de VNG veel (digitale) informatie beschikbaar over de ontwikkelingen. De VNG heeft verschillende workshops en documenten ontwikkeld voor raadsleden. Maak hier gebruik van als raadslid.
9. Maak gebruik van sturingsvariabelen Op basis van dit onderzoek en andere onderzoeken en publicaties(zie bijlage 1) zijn er verschillendeinhoudelijke onderwerpen / indicatoren te benoemen die de raad kan gebruiken om vorm te geven aan het beleidskader. Deze onderwerpen dienen uitgewerkt te worden in de beleidsnota en het uitvoeringsplan. De raad kan hier vervolgens op monitoren en weer bijsturen. In die zin zijn deze onderwerpen te zien als sturingsvariabelen. Als het gaat om de decentralisatie Awbz en de nieuwe Wmo is, ongeacht de specifieke lokale omstandigheden, een aantal vraagstukken in iedere gemeente aan de orde, zoals38: • Wat is de visie van de gemeente op de eigen kracht van burgers en de rol daarbij van de gemeente? • Hoe wil de gemeente de toegang tot voorzieningen regelen? • Hoe betrekt de gemeente(raad) burgers, cliënten en zorgorganisaties? • Welke rol speelt de gemeente bij (het sturen op) samenwerking met en tussen zorgaanbieders? • Hoe wil de gemeente de inkoop van zorg en ondersteuning regelen? • Hoe wordt de samenwerking met zorgverzekeraars georganiseerd? • Het PGB blijft onder voorwaarden een wettelijk recht, maar hoe gaat het lokale PGB-beleid eruit zien? • Welke voorzieningen blijven algemeen toegankelijk? Wat is maatwerk? Voor wat betreft het beleid op de drie decentralisaties, is het van belang dat het beleid (op hoofdlijnen) aandacht besteed aan de volgende onderdelen39: 1. Beoogd maatschappelijk effect: leidt het voorstel tot de gewenste doelen? a) Welke visie heeft uw gemeente op het sociaal domein? b) Welke maatschappelijke effecten wilt u als gemeente bereiken? c) Draagt het beleidsvoorstel bij aan beoogde maatschappelijke effecten? 2. Samenhang: welke sectorale verbindingen worden gemaakt in het voorstel? a) Wordt in het voorstel een koppeling gemaakt binnen een sector of met andere sectoren binnen en buiten het sociaal domein (ruimte, veiligheid, sport, leefomgeving, bestuur)? Waar/ op welke knooppunten worden verbindingen gelegd tussen de sectoren?
38
Vereniging Nederlandse Gemeenten. Raadgever: Decentralisatie AWBZ. RadarAdvies en JSO in opdracht van de Rekenkamer Den Haag. Het sociaal domein. Kansenkaart voor de herinrichting. Januari 2014.
39
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
49
b) Sluit het voorstel aan op de infrastructuur die er (in de omgeving) al is? Maakt het voorstel gebruik van bijvoorbeeld het onderwijs of buurthuizen als vindplaats? 3. Worden verbindingen op meerdere niveaus gelegd? a) Is er ook sprake van ontkokering van ‘randvoorwaarden’ in de gemeentelijke organisatie, bijvoorbeeld op het gebied van financiën, ICT, monitoring? b) Hoe gaat de gemeente om met burgerparticipatie? c) Combineren van ondersteuning: in opdrachtgeverschap en ondersteuningsaanbod(worden voorzieningen en doelgroepen gecombineerd?); d) Is er sprake van een integrale aanpak van ondersteuningsvragen en een integrale toegang? 4. Wat zijn risico’s en kansen bij het leggen van verbindingen? Vooral de verbindingentussen de drie decentralisaties en binnen het sociale domein zijn van belang. Om effectief en efficiënt te kunnen zijn en om de kansen die de decentralisaties bieden te benutten, is integraal en samenhangend beleid noodzakelijk. Integraal werken moet er voor zorgen dat (kwetsbare) burgers beter en goedkoper geholpen worden (onder andere door minder hulpverleners per gezin, snellere ondersteuning, meer preventie, minder overlap in voorzieningen).
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
50
Bijlage 1: Geraadpleegde documenten Documenten gemeenten Borger-Odoorn: Gemeente Borger-Odoorn. Anders maatschappelijk investeren. Gemeente Borger-Odoorn. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente BorgerOdoorn 2013. Gemeente Borger-Odoorn. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente BorgerOdoorn 2014. Gemeente Borger-Odoorn. Bijlage collegevoorstel 4-10-2013 Opdrachtformuleringen BOCE 3 D agenda 2014. Gemeente Borger-Odoorn. Convenant Gemeente Borger-Odoorn - WMO-raad BorgerOdoorn. Gemeente Borger-Odoorn. De beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn 2013. Gemeente Borger-Odoorn. De expeditie naar passende ondersteuning voor elke inwoner. Concept beleidsplan sociaal domein 2015-2016. Gemeente Borger-Odoorn. Programmaplan: op expeditie in het Sociaal Domein 2014. Gemeente Borger-Odoorn. Informatie en diensten op locatie. 27 juni 2007 Gemeente Borger-Odoorn. Meedoen naar vermogen. Kadernota voor het sociaal domein 2012-2016. Gemeente Borger-Odoorn. Presentatie Stand van Zaken decentralisaties, oktober 2013 Gemeente Borger-Odoorn. Presentatie sociale teams aan Wmo Raad, 26 november 2013 Gemeente Borger-Odoorn. Resultaten van het onderzoek naar de tevredenheid over Wmo voorzieningen na de wijzigingen van het beleid in 2010 in de gemeente BorgerOdoorn. Mei 2011. Gemeente Borger-Odoorn. Samen sterker dan alleen: Wmo-beleidsplan 2008-2012. Overige documenten: BOCE samenwerking. Uitvoeringsagenda 3D 2014, herinrichting sociaal domein. CIZ. Basisrapportage AWBZ.Gemeente Borger-Odoorn. 1 januari 2014. Gemeenten Westerveld, De Wolden en Meppel. De raad in stelling: Het spoorboekje. Februari 2013. Hanzehogeschool, afstudeeropdracht SPH. Tevredenheidsonderzoek uitvoering individuele voorzieningen Wmo 2012 in de gemeente Borger-Odoorn. Mei 2013. SGBO Benchmarking. Benchmark Wmo 2013: Resultaten over 2012.Basisbenchmark Borger-Odoorn. Stamm. Doelgroepen analyse decentralisaties sociaal domein. Januari 2014. Van der Ven, M. & Georgopoulou, P. Kaderstellen bij de 3D. Presentatie. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Controlerende taak en informatie. Presentatie 25 januari 2014. VNG. Hoe de drie decentralisaties met elkaar samenhangen. Juni 2013. VNG. Raadgever: Decentralisatie AWBZ. Maart 2014. VNG. Raadgever: Rollen en instrumenten. Maart 2014. Verwey-Jonker Instituut. Goede raad voor een sterke raad: 10 tips voor gemeenteraden bij de transitie jeugdzorg. December 2013. RadarAdvies en JSO in opdracht van de Rekenkamer Den Haag. Het sociaal domein. Kansenkaart voor de herinrichting. Januari 2014. Movisie en TransitieBureau. Overzicht meetinstrumenten en monitoren sociaal domein. Mei 2014.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
51
Internet: Atlas van Zorg en Hulp. Hervorming langdurige zorg. http://www.zorghulpatlas.nl/zorghulpnieuws/hervorming-langdurige-zorg Project Op dorpse schaal. http://www.belvedere.nu/page.php?section=08&pID=5&mID=3&prID=320 Gemeente Borger-Odoorn: Nieuws. http://www.borger-odoorn.nl/nieuws/nieuwsberichten/item/article/sociaal-team-nieuwbuinen-per-1-maart-van-start697.html?L=0&cHash=7d41f53111740b0c05564cd56712300e Hervorming langdurige zorg. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/wetmaatschappelijke-ondersteuning-wmo-2015 VNG: http://www.cs-vng.nl/media/176648/Workshop%207%20kaderstelling.pdf
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
52
Bijlage 2: Geïnterviewde personen Gemeente Borger-Odoorn Mevrouw Rouffaer Mevrouw Van Kesteren De heer Neuman en de heer Hogenkamp De heer Alberts Mevrouw Otte Mevrouw Van Driel
Projectleider sociaal domein Beleidsadviseur Wmo en sociaal domein Wmo-raad Wethouder Kwartiermaker sociaal team Sociaal werker /Wmo consulent
Groepsgesprek raadsleden 19 mei 2014 De heer Hoogerkamp (D66) Mevrouw Jansen (Gemeentebelangen) Mevrouw Niebuir-van der Ham (Gemeentebelangen) De heer Meulendijks (CDA) De heer Tuin (CDA) Mevrouw Hofsteenge (VVD) Mevrouw Schoevers (PvdA) De heer Feiken (PvdA) Christen Unie was niet aanwezig. Zorg en welzijnsinstellingen De heer Van Dijk De heer Staal Mevrouw Catsova Mevrouw Jelier Mevrouw Rozenveld
De Vier Gewesten Wmoleerlingenvervoer Tangenborgh Hulp bij huishouden Andes Welzijn CJG GGD Drenthe
Cliënten Gesproken met verschillende cliënten die zijn benaderd via de geïnterviewde zorgen welzijnsinstellingen en het sociaal team. Er zijn in totaal 8 clienten telefonisch gesproken: - Drie clienten via het sociaal team. - Twee clienten via Andes Welzijn. - Drie clienten via De Vier Gewesten. Tangenborgh, GGD Drenthe en CJG konden geen cliënten verstrekken voor de telefonische interviews.
rapportage ‘Naar een toekomstbestendige Wmo in Borger-Odoorn’
53