RAPPORTAGE SPECIFIEK ONDERZOEK WNT
BIJ STICHTING OSG HENGELO
Plaats Bestuursnummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek
: : : :
Utrecht 41824 279812 najaar 2014/voorjaar 2015
Voorwoord De Inspectie van het Onderwijs (inspectie) heeft in het najaar van 2014 en het voorjaar van 2015 onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de in 2013 ontvangen bezoldiging van dhr. A.C.F. van de Moesdijk, de voormalige bestuurder (hierna ook zo genoemd) van OSG Hengelo. Dit rapport bevat de resultaten van het specifieke onderzoek. De inspectie heeft het conceptrapport op 1 april 2015 verzonden naar de voormalige bestuurder en het bestuur van OSG Hengelo voor hoor en wederhoor. Op 9 april 2015 respectievelijk 21 april 2015 hebben de voormalige bestuurder en het bestuur gereageerd. Deze reactie is, voor zover nodig, verwerkt in het definitieve rapport. Dit definitieve rapport met nummer 4532550 is vastgesteld door dr. Marc Spierings, directie Rekenschap en Juridische Zaken, te Utrecht op 30 april 2015 en zal in de vijfde week na vaststelling openbaar worden gemaakt via www.onderwijsinspectie.nl. SPECIFIEK ONDERZOEK Het toezicht op het onderwijs is op grond van artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) opgedragen aan de inspectie. Op grond van artikel 3, tweede lid, onderdeel g, van de WOT omvat het toezicht – naast een aantal in dat artikel genoemde taken – tevens het verrichten van andere bij of krachtens de wet aan de inspectie opgedragen taken. Onder deze categorie valt het toezicht op de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (WNT), waarmee de inspectie is belast op grond van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren. Naast regulier onderzoek op grond van artikel 11 van de WOT kan de inspectie ter uitvoering van haar taken, bedoeld in artikel 3 van de WOT, uit eigen beweging dan wel op aanwijzing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap specifiek onderzoek verrichten op grond van artikel 15 van de WOT. Hieronder worden alle niet-reguliere vormen van onderzoek verstaan. Voor een specifiek onderzoek worden steeds een of meer onderzoeksvragen geformuleerd afhankelijk van de aard en onderwerp van het onderzoek. Ook de onderzoeksopzet en uitvoering zijn maatwerk. De bevindingen naar aanleiding van een specifiek onderzoek worden vastgelegd in een openbaar rapport, tenzij de aard van het onderzoek of de omvang daarvan zich daartegen verzet.
INHOUD
Voorwoord 2 1 1.1 1.2 1.3
Opdracht en werkwijze 7 Onderzoeksopzet en toetsingskader 7 Onderzoeksvragen 7 Opbouw rapport 7
2
Bevindingen 8
3 Conclusie 10 Bijlage 1: Wettelijk kader 11 Bijlage 2: Berekeningen voor de onderbouwing van de bevindingen. 12 Bijlage 3: Ontvangen reacties van het bestuur en de ex-bestuurder, en de reactie van de inspectie 13
1
Opdracht en werkwijze
De inspectie heeft in het najaar van 2014 en het voorjaar van 2015 onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de in 2013 ontvangen bezoldiging van een voormalig bestuurder van OSG Hengelo. Aanleiding was een signaal van de accountant en een opmerking van het bestuur in de jaarrekening 2013. .
1.1
Onderzoeksopzet en toetsingskader Het onderzoek is gestart met de analyse van de jaarstukken over 2012 en 2013. Daarna heeft een gesprek plaatsgevonden met de voorzitter van College van Bestuur en hoofd afdeling Financiën, en vervolgens met de voorzitter van de raad van Toezicht. Daarna zijn diverse malen aanvullende gegevens bij het bestuur opgevraagd. De stukken zijn getoetst aan het toetsingskader van dit onderzoek, gebaseerd op de Wet normering topinkomens (WNT) en de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren (Regeling OCW).
1.2
Onderzoeksvragen 1. 2.
3.
Was de voormalige bestuurder een topfunctionaris in de zin van WNT artikel 1.1, onderdeel b? Was er sprake van een overschrijding van de maximale bezoldiging van € 182.948 (sectornorm WNT 2013 voor het VO), respectievelijk het evenredige deel daarvan over de gewerkte periode (WNT: artikel 1.1, onderdeel e en artikel 2.1, eerste, tweede en derde lid WNT; Regeling OCW, artikel 3)? Zo ja, hoeveel bedroeg de overschrijding? o Zo ja, is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing? Dit is het geval indien de afspraken zijn gemaakt vóór de inwerkingtreding van de WNT dd. 1-1-2013 (art. 7.3, lid 6 WNT)? o Zo nee, wat is de omvang van de bezoldiging die de desbetreffende topfunctionaris over de desbetreffende periode heeft ontvangen?
Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd (art. 2.10, lid 3 WNT)? Oftewel, was er sprake van doorbetaling van het salaris zonder tegenprestatie?
Zo ja, is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing? Dit is het geval indien de afspraken zijn gemaakt vóór de inwerkingtreding van de WNT dd. 1-1-2013 (art. 7.3, lid 6 WNT)? o Zo nee, wat is de omvang van de bezoldiging die de desbetreffende topfunctionaris over de desbetreffende periode heeft ontvangen? Was er bij de uitbetaling van bapo-rechten sprake van een variabele beloning? (art. 1.6 en art 2.11 van de WNT) o
4.
1.3
Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staan de bevindingen uit het onderzoek. Hoofdstuk 3 bevat de conclusies.
Pagina 7 van 13
2
Bevindingen
Onderzoeksvraag 1: Was de voormalige bestuurder een topfunctionaris in de zin van WNT artikel 1.1, onderdeel b? -
-
De functie van de voormalig algemeen bestuurder van OSG Hengelo geeft over de periode van 1 januari 2013 tot 15 november 2013 leiding aan het gehele bestuur en valt derhalve onder de definitie van topfunctionaris zoals uiteengezet in de WNT artikel 1.1 onder b. De bestuurder heeft deze functie ook al waargenomen in de periode 1 oktober 2012 tot 31 december 2012; Dit geldt tevens voor de periode tot 1 oktober 2012 waarin betrokkene de functie van Directeur Stafbureau vervulde en fungeerde als vervanger van de algemeen directeur en lid van het managementteam van OSG.
Onderzoeksvraag 2: Was er sprake van een overschrijding van de maximale bezoldiging van € 182.948 (sectornorm WNT 2013 voor het VO), respectievelijk het evenredige deel daarvan over de gewerkte periode (WNT: artikel 1.1, onderdeel e en artikel 2.1, eerste, tweede en derde lid WNT; Regeling OCW, artikel 3)? Zo ja, hoeveel bedroeg de overschrijding? -
-
-
De voormalige bestuurder heeft voor de periode tussen 1 januari en 15 november 2013 een bezoldiging ontvangen van € 164.997. Deze beloning is vastgelegd in een aanstellingsakte van 22 april 2013 en valt derhalve niet onder het overgangsrecht WNT. Wel dienen enkele componenten hierop in mindering gebracht te worden, te weten: * de nabetaling van (de verhoging van) de salarissen over de periode oktober 2012-december 2012 van € 8.746. Deze mag volgens de regels van de WNT worden toegerekend aan het jaar 2012 waarin het recht ontstond op de betaling; *de daaraan gerelateerde eindejaarsuitkering (van € 647); *de betaling in 2013 ten behoeve van de levensloopregeling (van € 15.185), omdat hierover in 2012 al afspraken zijn gemaakt en vastgelegd. Een eerste deel was in december 2012 betaald. Het inkomen dat resteert is € 140.419. Dit is lager dan de toegestane maximale beloning van € 160.080 voor 10,5 maanden (10,5/12* € 182.948). Er is dan ook geen sprake van een onverschuldigde, onrechtmatige betaling op grond van artikel 1.1 en 2.1 van de WNT.
Onderzoeksvraag 3: Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd (art. 2.10, lid 3 WNT)? Oftewel, was er sprake van doorbetaling van het salaris zonder tegenprestatie? o Zo ja, is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing? Dit is het geval indien de afspraken zijn gemaakt vóór de inwerkingtreding van de WNT dd. 1-1-2013 (art. 7.3, lid 6 WNT)? o Zo nee, wat is de omvang van de bezoldiging die de desbetreffende topfunctionaris over de desbetreffende periode heeft ontvangen? -
De voormalige bestuurder heeft over de periode 15 november 2013 tot 1 juli 2014 zijn bapo-verlof opgenomen tegen doorbetaling van salaris, waarbij hij niet voldeed aan de eis dat hij voor meer dan 50%van de tijd werkzaamheden verrichtte. Over deze periode was derhalve sprake van doorbetaling van salaris zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond. Na deze periode heeft de voormalige bestuurder nog 6 maanden spaarverlof en 28 maanden levensloopverlof opgenomen, waarna hij met ingang van 1 mei 2017 met pensioen is gegaan.
Pagina 8 van 13
-
Beschouwd over de totale periode van 1 januari 2013 tot 1 juli 2014 waarop de vaststellingsovereenkomst van 12 november 2012 betrekking had, heeft de voormalige bestuurder meer dan 50% van de tijd gewerkt en is de afspraak van de overeenkomst nagekomen. De invulling van de combinatie werktijd en opname van bapo-verlof voldoet derhalve aan de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst, waardoor het overgangsrecht WNT van toepassing is.
5.
Onderzoeksvraag 4: Was er bij de uitbetaling van bapo-rechten sprake van een variabele beloning? (art. 1.6 en art 2.11 van de WNT)
-
In het Deloitte rapport van 2 juli 2014 is opgemerkt dat er mogelijk sprake is van een variabele beloning bij de uitbetaling van de bapo-rechten. De inspectie heeft vastgesteld dat er sprake is van een extra beloning voor de voormalige bestuurder, waardoor gesproken kan worden van een variabele beloning. Omdat de beloning echter deel uitmaakt van de vaststellingsovereenkomst uit 2012, valt deze onder het overgangsrecht van de WNT en is deze dus niet onverschuldigd uitgekeerd.
Overige bevindingen Er is gebleken dat er een rekenfout is gemaakt in de berekening door het bestuur van de niet-opgenomen verlofrechten van de voormalige bestuurder. Ten gevolge hiervan is mogelijk een te hoog bedrag ten goede gekomen aan diens levensloopregeling. Deze bevinding valt buiten het kader van dit onderzoek en zal separaat met het bestuur worden opgenomen.
Pagina 9 van 13
3
Conclusie
De voormalige bestuurder, topfunctionaris in de zin van WNT artikel 1.1, onderdeel b, heeft over de periode van 1 januari 2013 tot 15 november 2013 na aftrek van enkele beloningscomponenten die aan 2012 kunnen worden toegerekend, € 140.419 ontvangen dat lager is het toegestane maximum. Hierdoor is geen sprake van een onverschuldigde, onrechtmatige betaling.
Pagina 10 van 13
Bijlage 1: Wettelijk kader
Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector Artikel 1.1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: b. topfunctionaris: 5°. de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.3, artikel 1.4 of artikel 1.5, alsmede de hoogste onderschikte of de leden van de groep hoogste onderschikten aan dat orgaan en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon; Artikel 2.10 eerste lid Partijen komen geen uitkeringen overeen wegens beëindiging van het dienstverband, die gezamenlijk meer bedragen dan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, tot ten hoogste € 75 000. In geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan het bij de verantwoordelijke gebruikelijk voltijdse dienstverband bedragen de uitkeringen ten hoogste € 75 000, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband. Artikel 2.10 derde lid Partijen komen niet overeen het dienstverband op een later tijdstip te beëindigen dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt. Artikel 7.3, zesde lid Een beding in afwijking van artikel 2.10, eerste of derde lid, onderscheidenlijk artikel 3.7, eerste of derde lid, is, indien het beding is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, dan wel voorafgaand aan de aanvraag van de subsidiebeschikking waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van deze wet dan wel de wijziging van de bijlage dan wel de bekendmaking van de subsidiebeschikking. Daarnaast wordt verwezen naar de Regeling bezoldigingscomponenten WNT en de Beleidsregels toepassing WNT.
Pagina 11 van 13
Bijlage 2: Berekeningen voor de onderbouwing van de bevindingen.
De rekenfout bij de verlofuren Het bestuur heeft in totaal € 52.731 betaald ten behoeve van de levensloopregeling, waarvan € 37.545 is betaald in 2012 en € 15.185 in 2013. De inspectie is van mening dat het aantal berekende verlofuren correct is, maar dat het inkomen dat is gehanteerd bij de verrekening, niet juist is. Wat betreft het verlof heeft de exbestuurder recht op 0,4789 jaar. Bij de berekening van het inkomen is de inspectie uitgegaan van het reguliere maandinkomen dat de ex-bestuurder verdiende als directeur van het Stafbureau, toen de bapo-verlofrechten werd opgebouwd. Dit bruto jaarinkomen bedraagt: 12* 6495*(1+0,08+0,66)= € 89.319 (incl. 8% vakantiegeld en 6,6% eindejaarsuitkering). Bij de toekenning is gerekend met het te hoge inkomen van € 110.000. Bovendien dient mogelijk nog belastingheffing hierover te worden geheven. De inspectie komt hierop terug.
Pagina 12 van 13
Bijlage 3: Ontvangen reacties van het bestuur en de ex-bestuurder, en de reactie van de inspectie
Reactie van het bestuur: Het bestuur heeft laten weten dat zij kan instemmen met de conclusies van het concept rapport.
Reactie van de ex-bestuurder: De ex-bestuurder heeft een aantal opmerkingen gemaakt. Samengevat komen deze op het volgende neer, met daarbij de reactie van de inspectie. 1. De ex-bestuurder is van mening dat geen rekenfout gemaakt is met betrekking tot de levensloopregeling. Er is van bruto loonkosten uitgegaan. Bij de berekening van de reserve BAPO en voorziening ADV wordt dezelfde berekeningswijze toegepast. Deze manier van berekenen is verantwoord in de jaarrekening en goedgekeurd door de accountant. De toenmalige algemeen-bestuurder, heeft tijdens zijn ziekteperiode, deze berekening geaccordeerd. Reactie inspectie: De inspectie is van mening dat niet de loonkosten, maar het loon de maatstaf is voor deze berekening, waarbij mogelijk ook belastingheffing aan de orde is (op dit punt komt de inspectie op een later moment terug). Het voordeel dat gepaard gaat met het uitkeren van verlof, moet verloond worden naar wat het een werknemer (in dit geval de ex-bestuurder) oplevert. De accountant geeft zijn goedkeuring aan de vorming van de bapo-reserve zoals die in de jaarrekening is opgenomen; dat betekent niet dat hij ook deze berekening (die los staat van de jaarrekening) fiatteert. 2. De ex-bestuurder vindt dat het inkomen gecorrigeerd moet worden voor een aantal inkomenscomponenten, omdat zij ofwel betrekking hebben op het jaar 2012, ofwel omdat in dat jaar het recht ontstond op deze betalingen. Het gaat hierbij om de nabetaling van (de verhoging van) salarissen van oktober 2012-december 2012, de gerelateerde eindejaarsuitkering, en de 2e tranche van de toevoeging aan de levensloopregeling (de eerste is in december 2012 ontvangen, de tweede in januari 2013). Reactie inspectie: de overgangsregeling van de WNT biedt inderdaad de mogelijkheid om uitkeringen die in 2013 zijn gedaan, maar waarop recht is ontstaan in 2012, toe te rekenen aan 2012 en buiten de inkomenstoetsing in 2013 te houden. Deze correcties zijn derhalve in het rapport verwerkt. 3. De ex-bestuurder verzoekt een passage te schrappen, omdat deze niet relevant zou zijn (over inkomen en verlof die na werkperiode zijn ontvangen). Reactie inspectie: de inspectie wil deze passage handhaven, omdat deze relevant is in de overeengekomen vaststellingsovereenkomst en een beeld geeft van het ontvangen beloningen tot het einde van het contract (de periode waarop het onderzoek zich richt).
Pagina 13 van 13