DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT bij Stichting VU-VUmc (Dhr. R.M. Smit)
Plaats: Bestuursnummer: Onderzoeksnummer: Datumonderzoek: Datum vaststelling:
Utrecht 75792 276697 najaar 2014 - voorjaar 2015 28 april 2015
Inhoud 1
Opdracht en werkwijze 4
2
Bevindingen 6
3
Conclusies 8
4
Proces onderhavige onderzoek 9
Bijlage 1: Wettelijk kader 11 Bijlage 2: Toelichting berekening bruto jaarsalaris en vergelijk met ontslagvergoeding 13 Bijlage 3: Toelichting berekening kantonrechterformule en vergelijk met ontslagvergoeding 14
Pagina 3 van 17
1
Opdracht en werkwijze De Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) heeft in het najaar 2014 onderzoek verricht naar de naleving van de Wet normering topinkomens (WNT) in verband met de vertrekregeling van uw bestuurder dhr. R.M. Smit. De inspectie heeft, in aanvulling op de controlerende taak van de accountant, de bevoegdheid om onderzoek te doen naar de naleving van de WNT. Aanleiding voor het onderzoek was de hoogte van de vertrekregeling zoals vermeld in het jaarverslag 2013 en signalen over doorbetaling na vertrek van dhr. R.M. Smit.
1.1 Onderzoeksopzet en toetsingskader Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: analyse van de jaarstukken over 2013; analyse van de bij de Raad van Toezicht ter aanvulling of verduidelijking opgevraagde gegevens: gesprekken met de Raad van toezicht en de heer R.M. Smit. Deze stukken en de uitkomsten van de gesprekken zijn getoetst aan de WNT, het Uitvoeringsbesluit WNT en de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCWsectoren (verder: Regeling OCW).
1.2 Onderzoeksvragen De onderzoeksvraag voor dit onderzoek door de inspectie was: "Is de ontslagvergoeding en doorbetaling na de opzegging van het dienstverband van de heer R.M. Smit, gedurende de opzegtermijn, door Stichting VU-VUmc in 2013 en 2014 in strijd met de WNT?" Om bovenstaande onderzoeksvraag te beantwoorden is deze nader gespecificeerd in de volgende (sub)vragen:
Was er sprake van een topfunctionaris (artikel 1.1, onderdeel b, WNT)?
Was er sprake van een overschrijding van de maximale ontslagvergoeding ad €75.000 (art. 2.10, lid 1 WNT)? Zo ja, is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing? Zo ja, is gehandeld overeenkomstig de afspraken zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst die dateert van vóór inwerkingtreding van de WNT dd. 1-1-2013 (art. 7.3, lid 6 WNT)?
Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd (art. 2.10, lid 3 WNT)? Oftewel, is er sprake van doorbetaling van het salaris zonder tegenprestatie? Zo ja, is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing? Dateren de afspraken van vóór inwerkingtreding van de WNT dd. 1-1-2013 (art. 7.3, lid 6 WNT)? Zo nee, wat is de omvang van de bezoldiging die de desbetreffende topfunctionaris over de desbetreffende periode heeft ontvangen?
Pagina 4 van 17
1.3 Opbouw rapport De volgende paragraaf bevat een algemene beschrijving van het proces inzake onderzoek in het kader van de naleving van de WNT. In hoofdstuk 2 staan de bevindingen uit het onderzoek. Hoofdstuk 3 bevat de conclusies. In hoofdstuk 4 is een overzicht opgenomen met betrekking tot het verloop van het proces in het onderhavige onderzoek.
1.4 Procesgang onderzoek Een onderzoek dat betrekking heeft op de naleving van de WNT wordt door de inspectie uitgevoerd op dezelfde manier als andere onderzoeken die de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht uitvoert. Hierna wordt het proces met betrekking tot een dergelijk onderzoek beschreven. De inspectie kan een onderzoek starten naar aanleiding van een melding van de instellingsaccountant of een intern en/of extern signaal. Een voorbeeld van een extern signaal is een melding vanuit de media en/of Tweede Kamer of een klokkenluider. Mede op basis van de beschikbare data zoals weergegeven in de inleiding wordt het conceptrapport opgesteld. Na de aanbieding van het conceptrapport worden betrokkenen in de gelegenheid gesteld om hun reactie op de conceptrapporten kenbaar te maken. Vervolgens vindt op basis van dit conceptrapport met de betrokkenen gesprekken plaats in het kader van hoor en wederhoor. Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken en in sommige gevallen aanvullende informatie verstrekt door betrokkenen wordt het definitief rapport vastgesteld en vervolgens aangeboden aan de betrokkenen. Het rapport wordt in de vijfde week na vaststelling daarvan openbaar gemaakt door publicatie op de website van de inspectie, tenzij de aard of omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzet. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze op het definitieve rapport als bijlage toe te voegen aan het rapport.
Pagina 5 van 17
2
Bevindingen Topfunctionaris De functie van dhr. R.M. Smit, voorzitter van het College van Bestuur, valt onder de definitie van topfunctionaris zoals uiteengezet in de WNT artikel 1.1 onder b. Uitkering wegens einde dienstverband De benoeming van dhr. R.M. Smit als voorzitter College van Bestuur VUWindesheim1 is ingegaan op 1-11-2005. De Raad van Toezicht van de Vereniging VU-Windesheim heeft bij besluit van 12 december 2007 de bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden van dhr. R.M. Smit opnieuw vastgesteld en vastgelegd in een arbeidsovereenkomst ingaande per 1-1-2008. De Raad van Toezicht heeft op 27-5-2009 dhr. R.M. Smit per 1-11-2009 herbenoemd als voorzitter van het College van Bestuur voor de duur van 4 jaar. De Raad van Toezicht heeft in de vaststellingsovereenkomst dd. 7-8-2013 vastgelegd dat de benoemingstermijn van dhr. R.M. Smit als lid en voorzitter van het College van Bestuur, welke eindigt op 1-11-2013, wordt verlengd met een nader te bepalen termijn totdat in de opvolging van dhr. R.M. Smit is voorzien. De arbeidsovereenkomst met dhr. R.M. Smit is door de Raad van Toezicht opgezegd per 1-12-2013 en is geëindigd op 1-6-2014 met inachtneming van de in de arbeidsovereenkomst vastgestelde opzegtermijn van 6 maanden. In de arbeidsovereenkomst dd. 1-1-2008 is een afvloeiingsregeling opgenomen. Hierin is opgenomen dat indien de arbeidsovereenkomst tussen de Vereniging en dhr. R.M. Smit op initiatief van de vereniging en anders dan wegens een dringende reden, in de zin van artikel 7-678 BW, wordt beëindigd, dhr. R.M. Smit na afloop van de overeenkomst recht heeft op een schadeloosstelling. In de arbeidsovereenkomst dd. 1-1-2008 is opgenomen dat de hoogte van de schadeloosstelling zal worden vastgesteld door toepassing van de op het moment van beëindiging geldende kantonrechterformule met een maximum van één maal het laatstgenoten bruto jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag en de door de Vereniging verschuldigde pensioenpremie. In de casus van dhr. R.M. Smit is op basis van de door de Stichting VUVUmc verstrekte vaststellingsovereenkomst dd. 7-8-2013 geconstateerd dat de ontslagvergoeding over 2014 €242.645 bedroeg. Dit is hoger dan de maximale ontslagvergoeding ad €75.000 (art. 2.10, lid 1 WNT). De arbeidsovereenkomst tussen de Vereniging en dhr. R.M. Smit dateert van voor de inwerkingtreding van de WNT dd. 1-1-2013; derhalve zijn de afspraken, gemaakt in de arbeidsovereenkomst m.b.t. de 1
De Stichting VU-VUmc is tot stand gekomen in het kader van de afsplitsing van de instellingen Vrije Universiteit en VU medisch centrum van de toenmalige Vereniging VUWindesheim, dat plaatsvond op 1 januari 2012. In dit rapport wordt, daar waar van toepassing, de naamgeving gebruikt die op het betreffende moment in gebruik was.
Pagina 6 van 17
-
-
-
-
-
-
-
ontslagvergoeding, beschermd door het overgangsrecht in het kader van de WNT. De arbeidsovereenkomst tussen de Vereniging en dhr. R.M. Smit is op initiatief van de vereniging beëindigd, zonder dat sprake was van een dringende reden. Dhr. R.M. Smit heeft dus recht op de schadeloosstelling als vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. De ontslagvergoeding is door de RvT VU-VUmc, conform de arbeidsovereenkomst dd. 1-1-2008, berekend door toepassing van de kantonrechterformule. De uitkomst daarvan is lager dan de maximaal toe te kennen ontslagvergoeding, te weten: het laatstgenoten bruto jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag en de door de Vereniging verschuldigde pensioenpremie (zie bijlage 2). Het verschil tussen het laatstgenoten bruto jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag en de door de Vereniging verschuldigde pensioenpremie ad. €246.254 en de ontslagvergoeding ad. €242.645 bedraagt €3.609 (zie bijlage 2). De toepassing van de kantonrechterformule door de inspectie leidt tot een andere uitkomst, namelijk €240.520 (zie bijlage 3). Het verschil tussen de uitgekeerde ontslagvergoeding ad. €242.645 en de uitkomst van kantonrechterformule ad. €240.520 bedraagt €2.125 (zie bijlage 3). De Raad van Toezicht VU-VUmc en dhr. R.M. Smit hebben n.a.v. een oproep van de minister in 2012 (het moreel appèl), in een vaststellingsovereenkomst dd. 19-4-2012 opgenomen dat de beloning van dhr. R.M. Smit in een aantal stappen in overeenstemming zal worden gebracht met het niveau dat in de voorgenomen wetgeving op dit punt als maximum zal gelden. Het maandsalaris van de heer R.M. Smit is in drie jaarlijkse stappen verlaagd met steeds 1500 euro (1e verlaging op 1-52012, 2e stap op 1-5-2013 en laatste stap op 1-5-2014). In de vaststellingsovereenkomst dd. 7-8-2013 zijn de RvT VU-VUmc en dhr. R.M. Smit overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden beëindigd voor 1 juni 2014. Op dat moment was bekend dat voordat de arbeidsovereenkomst zou beëindigen, er sprake zou zijn van de salarisverlaging per 1 mei 2014. Het verschil ad. €2.125 wordt veroorzaakt doordat de inspectie bij de toepassing van de kantonrechterformule rekening houdt met de salarisverlaging per 1-5-2014 (zie bijlage 3). Op 14-4-2015 heeft de RvT VU-VUmc de inspectie documentatie doen toekomen waaruit blijkt dat er sprake is geweest van een herstelbetaling m.b.t. de €2.125. Op 9-4-2015 heeft dhr. Smit €2.125 overgemaakt naar de VU.
Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd? In de vaststellingovereenkomst dd. 19-4-2012 is eveneens opgenomen dat dhr. R.M. Smit in de gelegenheid zal worden gesteld een sabbatical verlof van zes maanden op te nemen. De periode, waarin het verlof wordt opgenomen, kan, indien gewenst door dhr. R.M. Smit, aanvangen aan het einde van een benoemingstermijn. De Raad van Toezicht heeft in een besluit dd. 11-7-2013 opgenomen dat dhr. R.M. Smit voor een nader te bepalen periode voor een korte periode wordt herbenoemd in verband met de opvolging als voorzitter CvB Vrije Universiteit. In dit besluit is eveneens benoemd dat dhr. R.M. Smit op verzoek van de Raad van Toezicht bereid is af te zien van het sabbaticalverlof zoals dat is overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst (dd. 19-4-2012) die
Pagina 7 van 17
-
-
-
-
3
ingaande 1 mei 2012 tussen de Raad van Toezicht en dhr. R.M. Smit is gesloten. Daarnaast is in het besluit opgenomen dat de Raad van Toezicht dhr. R.M. Smit heeft verzocht in plaats van het sabbatical op te nemen, nog 6 maanden werkzaam te blijven na het einde van zijn benoeming als lid van het CvB. De arbeidsovereenkomst met dhr. R.M. Smit is door de Raad van Toezicht opgezegd per 1-12-2013 en is geëindigd op 1-6-2014 met inachtneming van de in de arbeidsovereenkomst vastgestelde opzegtermijn van 6 maanden. Uit de gesprekken met de heer R.M. Smit, de Raad van Toezicht VU en overige documenten is gebleken dat de heer R.M. Smit gedurende de opzegtermijn bereid en beschikbaar was om werkzaamheden te verrichten en in die periode ook werkzaamheden heeft verricht. De heer R.M. Smit heeft vrijwillig afstand gedaan van het recht op een sabbatical verlof van zes maanden.
Conclusies Omdat de RvT VU-VUmc en dhr. Smit tijdens de onderzoeksfase zijn overgegaan tot herstel van de overschrijding van de ontslagvergoeding ad. €2.125, concludeert de inspectie dat ten tijde van de vaststelling van dit rapport geen sprake is van het in strijd handelen met de WNT. De inspectie heeft niet vastgesteld dat er sprake was van doorbetaling zonder tegenprestatie gedurende de opzegtermijn. Voor zover er al sprake zou zijn van minder werken gedurende de opzegtermijn, beschouwt de inspectie het als onredelijk om de doorbetaalde bezoldiging aan te merken als een niet toegelaten uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, aangezien de heer R.M. Smit vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht op sabbatical. Dit mede gelet op de uitleg van BZK dat vrijwillige wijzigingen in de bezoldiging die een verlaging inhouden van door het overgangsrecht gerespecteerde afspraken, geen afbreuk doen aan de toepasselijkheid van het overgangsrecht. 2 Hierna worden de onderzoeksvragen zoals benoemd in paragraaf 1.2 beantwoord.
Topfunctionaris Was er sprake van een topfunctionaris (artikel 1.1, onderdeel b, WNT)? De functie van dhr. R.M. Smit, voorzitter van het College van Bestuur, valt onder de definitie van topfunctionaris zoals uiteengezet in de WNT artikel 1.1 onder b.
Uitkering wegens einde dienstverband Was er sprake van een overschrijding van de maximale ontslagvergoeding ad €75.000 (art. 2.10, lid 1 WNT)? Ja, de ontslagvergoeding bedroeg €242.645 en is hoger dan de maximale 2
https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/overgangsrecht/
Pagina 8 van 17
ontslagvergoeding ad €75.000 (art. 2.10, lid 1 WNT). Zo ja, is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing? Ja, de arbeidsovereenkomst dateert van 1-1-2008, derhalve is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing.
Zo ja, is gehandeld overeenkomstig de afspraken zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst die dateert van vóór inwerkingtreding van de WNT (art. 7.3, lid 6 WNT)? Ja, nu de herstelbetaling heeft plaatsgevonden is er gehandeld overeenkomstig de afspraken zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst.
Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd? Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd (art. 2.10, lid 3 WNT)? Oftewel, is er sprake van doorbetaling van het salaris zonder tegenprestatie? Nee, de inspectie heeft niet vastgesteld dat gehandeld is in strijd met de WNT inzake het leveren van een tegenprestatie tijdens de opzegtermijn.
4
Proces onderhavige onderzoek Aanleiding onderzoek De inspectie is op verzoek van de minister van OCW gestart met het onderzoek naar de vertrekregeling van dhr. Smit. Aanleiding hiervoor waren Kamervragen die in juni 2014 zijn gesteld n.a.v. berichten in de media en signalen vanuit de ondernemingsraad van de VU. De inspectie is in juli 2014 gestart met het onderzoek. In november 2014 heeft de inspectie het conceptrapport naar de RvT VU-VUmc en dhr. Smit verzonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om hun reactie op het conceptrapport kenbaar te maken. Hieronder wordt ingegaan op enkele specifieke onderwerpen uit deze reactie. Uitkering wegens einde dienstverband In het gesprek met de RvT VU-VUmc in het kader van hoor en wederhoor werd duidelijk dat er sprake was van verschil in inzicht over de berekening van de ontslagvergoeding. Hierbij is door de RvT VU-VUmc aangegeven dat de instelling naar eer en geweten heeft gehandeld. In het gesprek hebben de RvT en de inspectie, naar aanleiding van het verschil in inzicht over de berekening van de ontslagvergoeding, afgesproken de berekening van de kantonrechterformule nogmaals te toetsen. De RvT heeft de inspectie vervolgens o.a. de volgende aanvullende informatie doen toekomen:
een artikel van Prof. mr. E. Verhulp uit het maandblad Arbeidsrecht commentaar van SDU op BW boek 7 art. 685
Pagina 9 van 17
Daarnaast heeft de RvT VU-VUmc een expert opinion aan Prof. mr. L.G. Verburg opgevraagd inzake de berekening van de kantonrechterformule. De RvT heeft deze expert opinion eveneens aan de inspectie doen toekomen. Uit de aanvullende informatie bleek dat het gewogen aantal dienstjaren dat de inspectie in het conceptrapport had gehanteerd, niet correct was. Dit heeft de inspectie vastgesteld op basis van de Aanvulling van de Commissie Arbeidsrecht van de Kring van Kantonrechters. Deze aanvulling heeft betrekking op de aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters over de berekening van de kantonrechterformule, in het bijzonder op het onder 3.2 van de Aanbevelingen gegeven tweede rekenvoorbeeld. De inspectie heeft daarop het gewogen aantal dienstjaren aangepast en de RvT VU-VUmc over deze aanpassing geïnformeerd. De nieuwe berekeningswijze leverde een overschrijding op van de maximaal toe te kennen ontslagvergoeding van €2.125. De RvT VU-VUmc en dhr. Smit hebben vervolgens besloten over te gaan op het ongedaan maken van deze onverschuldigde betaling, zonder overigens daarmee de juistheid van de berekening van de inspectie te erkennen. De herstelbetaling is vervolgens verwerkt in dit definitieve rapport. Werd het dienstverband later beëindigd dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken heeft beëindigd? Uit de gesprekken die de inspectie met de RvT VU-VUmc en dhr. Smit heeft gehouden in het kader van hoor en wederhoor is gebleken dat in overeenstemming met de WNT is gehandeld. De RvT VU-VUmc heeft de agenda van dhr. Smit m.b.t. de periode van de opzegtermijn ter inzage ter beschikking gesteld, daarnaast is in de gesprekken naar voren gekomen dat dhr. Smit tijdens de opzegtermijn werkzaamheden heeft verricht en waar deze werkzaamheden betrekking op hadden.
Pagina 10 van 17
Bijlage 1: Wettelijk kader Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector Artikel 1.1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: b. topfunctionaris: 5°. de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.3, artikel 1.4 of artikel 1.5, alsmede de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling; Artikel 1.6, tweede lid Voor zover partijen een hogere uitkering wegens beëindiging van het dienstverband overeenkomen dan bij of krachtens deze wet is toegestaan, bedraagt de uitkering van rechtswege het bedrag dat ten hoogste is toegestaan. Betalingen die dat bedrag overschrijden, zijn onverschuldigd betaald, tenzij de betaling voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. Artikel 2.10, eerste lid Partijen komen geen uitkeringen overeen wegens beëindiging van het dienstverband, die gezamenlijk meer bedragen dan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, tot ten hoogste € 75 000. In geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan het bij de verantwoordelijke gebruikelijk voltijdse dienstverband bedragen de uitkeringen ten hoogste € 75 000, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband. Artikel 2.10, derde lid Voor de toepassing van deze wet wordt bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband en wordt de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt aangemerkt als datum waarop het dienstverband beëindigt. Artikel 7.3, zesde lid Een beding in afwijking van artikel 2.10, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3.7, eerste lid, is, indien het beding is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, dan wel voorafgaand aan de aanvraag van de subsidiebeschikking waardoor deze wet van toepassing is geworden op
Pagina 11 van 17
de betreffende rechtspersoon of instelling, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van deze wet dan wel de wijziging van de bijlage dan wel de bekendmaking van de subsidiebeschikking.
Pagina 12 van 17
Bijlage 2: Toelichting berekening bruto jaarsalaris en vergelijk met ontslagvergoeding In de onderstaande tabel wordt het bruto jaarsalaris berekend en vergeleken met de ontslagvergoeding. Tabel: overzicht berekening bruto jaarsalaris en vergelijk met ontslagvergoeding Salaris: van juni 2013 t/m mei 2014 obv opgaaf VU Jaar: 177.012 Toelagen VT: 14.160 Pensioen: 40.100 Toelagen EJU: 14.983 Totaal 2013-2014: 246.254 A Ontslagvergoeding: 242.645 verschil: A-/-B
B
3.609
Pagina 13 van 17
Bijlage 3: Toelichting berekening kantonrechterformule en vergelijk met ontslagvergoeding In de onderstaande tabel wordt de kantonrechterformule berekend en vergeleken met de ontslagvergoeding. Tabel: overzicht berekening kantonrechterformule en vergelijk met ontslagvergoeding Kantonrechterformule: Jaren Factor Jaar x Factor Jaren - 35: 0,5 0,0 Jaren 35-45: 1,0 0,0 Jaren 45-55: 8,0 1,5 12,0 Jaren 55 - : 1 2,0 2,0 Totaal jaren factor: A 14,0 Salaris: Jaar: Toelagen VT: Toelagen EJU: Totaal 2013-2014:
van juni 2013 t/m mei 2014 obv opgaaf VU 177.012 14.160 14.983 206.155 D
Beloning per maand D : 12
17.180
Correctiefactor (neutraal): Uitkomst kantonrechterformule A x B x C Ontslagvergoeding
B C
1,0
240.520
E
242.645
F
Overschrijding: F -/- E 2.125 Toelichting berekening kantonrechterformule3:
DE VERGOEDING Aanbeveling 3.1 Formule Wanneer de rechter het verzoek tot ontbinding inwilligt wegens veranderingen van omstandigheden en het hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt dat aan een der partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding zal worden toegekend, zal de hoogte van deze vergoeding op de volgende wijze worden vastgesteld (de kantonrechterformule): Vergoeding = A x B x C. Waarbij: A = aantal gewogen dienstjaren 3
Bij de toelichting is een extract gebruikt uit DE AANBEVELINGEN VAN DE KRING VAN KANTONRECHTERS vanaf 2009 (http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijkeregelingen/Sector-kantonrecht/Aanbevelingen-van-de-kring-vankantonrechters/Pages/default.aspx d.d. 22-10-2014)
Pagina 14 van 17
B = beloning C = correctiefactor Aanbeveling 3.2 Aantal gewogen dienstjaren (A) Voor de berekening van A (aantal gewogen dienstjaren) wordt de diensttijd berekend aan de hand van de dienstjaren, de leeftijd bij aanvang van de arbeidsrelatie en de leeftijd bij beëindiging van de arbeidsrelatie: 1. dienstjaren, afgerond op hele jaren, tot het bereiken van de leeftijd van 35 jaar tellen voor 0,5 2. dienstjaren, afgerond op hele jaren, tussen de leeftijd van 35 en 45 tellen voor 1 3. dienstjaren, afgerond op hele jaren, tussen de leeftijd van 45 en 55 tellen voor 1,5. 4. dienstjaren, afgerond op hele jaren, vanaf het bereiken van de leeftijd van 55 jaar tellen voor 2. In onderhavige casus is het aantal dienstjaren van dhr. R.M. Smit als volgt bepaald: In dienst: 1-11-2005 Uit dienst: 1-6-2014 Aantal dienstjaren: 8 jaren en 7 maanden Naar boven afgerond: 9 Op basis van de geboortedatum van dhr. R.M. Smit (5-3-1959) is bepaald wat de leeftijd bij aanvang van de arbeidsrelatie is (46 jaar en 8 maanden oud) en de leeftijd bij beëindiging van de arbeidsrelatie (55 jaar en 3 maanden oud). Hieruit volgt dat de 9 dienstjaren van dhr. R.M. Smit vallen in de categorie: 3. 8 dienstjaren en 4 maanden, afgerond op hele jaren, tussen de leeftijd van 45 en 55 tellen voor 1,5. en 4. 3 maanden, afgerond naar 1, vanaf het bereiken van de leeftijd van 55 jaar tellen voor 2. In onderhavige casus is analoog naar de aanvullende toelichting van de Commissie Arbeidsrecht van de Kring van Kantonrechters4 het aantal maanden in categorie 4 afgerond naar 1. Hieruit volgt het gewogen aantal dienstjaren (A): 8x1,5 + 1x2 = 14. Aanbeveling 3.3 Beloning (B) Bij de berekening van B (beloning) zal worden uitgegaan van het bruto maandsalaris, in ieder geval vermeerderd met vaste en overeengekomen looncomponenten, zoals vakantietoeslag, een vaste dertiende maand, een structurele overwerkvergoeding en een vaste ploegentoeslag. Behoudens zeer uitzonderlijke gevallen zullen niet tot B (beloning) worden gerekend: het werkgeversaandeel pensioenpremie, de auto van de zaak, onkostenvergoedingen, de werkgeversbijdrage in de zorgverzekeringspremie en incidentele en niet overeengekomen looncomponenten. 4
Aanvulling Commissie Arbeidsrecht van de Kring van Kantonrechters op het onder 3.2 van de Aanbevelingen gegeven tweede rekenvoorbeeld; http://www.sdunieuws.nl/arbeidsrecht/extra-toelichting-bij-nieuwe-kantonrechtersformule
Pagina 15 van 17
In navolging van bovenstaande is in de casus het bruto maandsalaris berekend door het laatstgenoten bruto jaarsalaris (D) van dhr. R.M. Smit over de periode van juni 2013 t/m mei 2014 te delen door 12 maanden. Het bruto jaarsalaris bestaat uit: -Het gesaldeerde salaris van juni 2013 t/m mei 2014 -De vakantietoeslag die is uitgekeerd in mei 2014, m.b.t. de periode juni 2013 t/m mei 2014 -7/12e deel van de eindejaarsuitkering m.b.t. 2013 (juni t/m december) -De eindejaarsuitkering m.b.t. 2014 (januari t/m mei) Dit resulteert in een bruto jaarsalaris van €206.155 en een bruto maandsalaris (B) van 206.155/12= €17.180 (afgerond). Aanbeveling 3.4 Correctiefactor (C) 1. Indien de ontbindingsgrond geheel in de risicosfeer van de werkgever valt en verwijtbaarheid niet aan de orde is, is de correctiefactor (C) gelijk aan 1 (één). 2. Indien de ontbindingsgrond geheel in de risicosfeer van de werknemer valt, zonder dat van enige verwijtbaarheid sprake is, dan is C gelijk aan 0 (nul). 3. Is er sprake van verwijtbaarheid aan de zijde van één van partijen dan wel van verwijtbaarheid over en weer, dan wordt de ernst van de verwijten via de Cfactor tot uitdrukking gebracht. 4. De overige bijzondere omstandigheden van het geval, zoals de (slechte) financiële positie van de werkgever of de afwijkende arbeidsmarktpositie van de werknemer, worden eveneens door middel van de toepassing van de C-factor tot uitdrukking gebracht. De inspectie heeft in de casus correctiefactor 1 (C) gebruikt: 1. Indien de ontbindingsgrond geheel in de risicosfeer van de werkgever valt en verwijtbaarheid niet aan de orde is, is de correctiefactor (C) gelijk aan 1 (één). De keuze voor correctiefactor 1 komt onder andere voort uit de volgende alinea’s die in de vaststellingsovereenkomst dd. 7-8-2013 zijn opgenomen: “De Raad van Toezicht heeft in goed overleg met de heer Smit besloten om de benoemingstermijn van de heer Smit als lid en voorzitter van het College van Bestuur, welke eindigt op 1 november 2013, te verlengen met een nader te bepalen termijn totdat in opvolging van de heer Smit is voorzien”. en “Voorts wil de RvT naar voren brengen dat de Raad zeer grote waardering heeft voor de taakvervulling van de heer Smit en een zeer positief beeld heeft van wat de heer Smit voor de Vrije Universiteit en de Vereniging, gedurende zijn voorzitterschap van acht jaar, heeft betekend”. Daarnaast heeft de inspectie vastgesteld dat de Raad van Toezicht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft geïnitieerd met in achtneming van de opzegtermijn van 6 maanden. Uit voorgaande blijkt de ontbindingsgrond geheel in de risicosfeer van de werkgever valt en dat verwijtbaarheid niet aan de orde is, derhalve is correctiefactor 1 gebruikt.
Pagina 16 van 17
Pagina 17 van 17