Inspectierapport Klaproosje Jaarlijks onderzoek Definitief rapport
Toezichthouder Opdrachtgever Datum
: : :
Mw. S. Smit Stadsdeel Centrum 04-06-2013
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
1/22
Inleiding Waarom toezicht? De rijksoverheid stelt aan kindercentra, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen kwaliteitseisen op onder andere het gebied van: personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte, beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid en pedagogische praktijk, ouderinspraak, klachten, voorschoolse educatie en aan de zorgplicht en taken van het gastouderbureau. Jonge kinderen zijn kwetsbaar. De kwaliteit van de eerste jaren van een kind heeft grote invloed op zijn latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving is daarom belangrijk.
Wie is waarvoor verantwoordelijk? Het kindercentrum, de peuterspeelzaal of de gastouder is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor de beleidsmatige zaken die kwalitatief goede kinderopvang mogelijk maken. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD inspectieonderzoeken uit, waarbij zij beoordeelt of aan de gestelde eisen wordt voldaan. Zo nodig adviseert de GGD aan de gemeente om maatregelen te nemen.
Waarop is het toezicht gebaseerd? Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de rijksoverheid onder meer regels in de 'Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen' (hierna: WKo), het 'Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen' (hierna: Besluit), 'het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie', en de 'Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen' (hierna: Regeling) geformuleerd. Om te kunnen beoordelen of aan deze regels wordt voldaan, werken alle toezichthouders in Nederland met dezelfde instrumenten, zoals vragenlijsten, om op een gestructureerde manier informatie te verzamelen tijdens een inspectiebezoek. Het toezicht door de GGD vindt risicogestuurd plaats. Dit houdt in dat minder toezicht gehouden wordt bij de kindercentra waar dat kan, en meer waar dat nodig is. Ieder gastouderbureau wordt jaarlijks geïnspecteerd; jaarlijks vindt bij een selectie van de gastouders toezicht plaats.
Wat is het doel van het inspectierapport? De bevindingen van het inspectieonderzoek staan in dit inspectierapport. Het doel van dit rapport is: 1. Weergeven van het oordeel over het al dan niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Het kan gaan om de eisen die gesteld worden aan kindercentra, het gastouderbureau, de gastouder en de peuterspeelzaal om in het landelijk register opgenomen te worden dan wel om eisen die aan kindercentra, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen gesteld worden die al in exploitatie zijn. 2. Aan de gemeente rapporteren in hoeverre het kindercentrum, het gastouderbureau, de gastouder en de peuterspeelzaal aan de kwaliteitseisen voldoet en een advies uitbrengen over eventuele vervolgstappen. 3. De ouders informeren over de mate waarin het kindercentrum, het gastouderbureau en de peuterspeelzaal aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector voldoet.
Leeswijzer Dit inspectierapport geeft een overzicht van de getoetste eisen en geeft hierbij aan wat de toezichthouder heeft geconstateerd en wat zijn beoordeling is. In het "Overzicht bevindingen" staan de bevindingen van de toezichthouder heel kort per inspectiedomein samengevat en in "Het inspectieonderzoek" staan ze per inspectie-item uitgewerkt. Een toezichthouder oordeelt of er aan de gestelde voorwaarde is voldaan ("ja"), of dit niet het geval is ("nee"), of dat hij niet tot een oordeel kon komen ("niet beoordeeld"). Om de gemeente van de benodigde informatie te voorzien om te kunnen bepalen of en in welke mate gehandhaafd dient te worden geeft de toezichthouder, indien op een domein niet aan alle voorwaarden is voldaan, een beschrijving van de context van de voorwaarde(n) waaraan niet voldaan is. Ook bevat het inspectierapport een beschouwing door de toezichthouder en het advies van de toezichthouder aan de gemeente met betrekking tot de handhaving. Daarnaast bevat het inspectierapport een aantal basisgegevens van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal, de gemeente en de toezichthouder en, indien van toepassing, de zienswijze van de houder van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
2/22
Algemene gegevens Kinderdagverblijf NAW-gegevens Kinderdagverblijf Naam Kinderdagverblijf (locatie) Adres Postcode/Plaats Telefoon Naam contactpersoon Emailadres Website Kwaliteitsysteem Lid brancheorganisatie
: : : : : : : : :
Klaproosje Prinsengracht 194 196 1016 HC AMSTERDAM 020-4202194
: : : : : :
Kinderdagverblijf
: : : : : :
Flowerkids B.V. Hoge Rijndijk 3 2313 KE LEIDEN 071 5140212
[email protected] www.flowerkids.nl
: : :
01-01-2010 Ja -
[email protected] www.flowerkids.nl Nee Nee
Opvanggegevens Type opvang Aantal groepen Aantal beroepskrachten Aantal kindplaatsen Openingstijden Gesubsidieerde voorschoolse educatie
44 Maandag tot en met vrijdag van 7.30 uur tot en 18. Nee
NAW-gegevens houder Naam houder Adres Postcode/Plaats Telefoon Emailadres Website
Registergegevens Kinderdagverblijf Datum opname landelijk register Gegevens register conform de praktijk Toelichting
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
3/22
Algemene gegevens toezicht Inspectiegegevens Type inspectie Aangekondigd Datum inspectieonderzoek Versturen ontwerprapport Hoor en wederhoor Zienswijze Vaststellen definitief rapport Versturen definitief rapport
: : : : : : : :
Jaarlijks onderzoek Nee 04-06-2013 04-07-2013 12-07-2013 12-07-2013 15-07-2013 23-07-2013
Naam GGD
:
GGD Amsterdam Inspectie kinderopvang
Adres Postcode/Plaats
: :
Nieuwe Achtergracht 100 1018 WT AMSTERDAM
Postadres Postcode/Plaats
: :
Postbus 2200 1000 CE AMSTERDAM
Telefoon Emailadres Website
: : :
020 555 55 75
[email protected] http://www.ggd.amsterdam.nl
Gegevens toezichthouder (GGD)
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam Adres Postcode/Plaats Adres Telefoon Emailadres Website
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
: : : : : : :
Stadsdeel Centrum Amstel 1 1011 PN AMSTERDAM Amstel 1 020 5524444
[email protected] www.centrum.amsterdam.nl
4/22
Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein Domein 0: Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor het starten van een kindercentrum dat bedrijfsmatig of anders dan om niet gedurende de opvang verzorging en opvoeding biedt aan kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Beoordeling toezichthouder Van de 5 voorwaarden van dit domein: - is aan 3 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 2 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Domein 1: Ouders Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor het instellen van een oudercommissie, het reglement, de samenstelling en werkwijze van de oudercommissie, het adviesrecht van de oudercommissie en de informatieverstrekking aan ouders. Beoordeling toezichthouder Van de 20 voorwaarden van dit domein: - is aan 3 voorwaarde(n) voldaan - is aan 1 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 16 voorwaarde(n) niet beoordeeld. Aan de volgende voorwaarde(n) is/zijn niet voldaan: 1.3.0.3. De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.
Domein 2: Personeel Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor verklaringen omtrent het gedrag, passende beroepskwalificatie, de inzet van pedagogisch medewerkers in ontwikkeling en het gebruik van de Nederlandse taal. Beoordeling toezichthouder Van de 8 voorwaarden van dit domein: - is aan 2 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 6 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Domein 3: Veiligheid en gezondheid Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de waarborging van de veiligheid en gezondheid van kinderen. De houder legt in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico's de opvang van kinderen met zich meebrengt. Verder gelden normen voor de inhoud en uitvoering van de risico-inventarisatie. Beoordeling toezichthouder Van de 23 voorwaarden van dit domein: - is aan 9 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 14 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Domein 4: Accommodatie en inrichting Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de accommodatie en inrichting van de binnenruimte, de slaapruimte voor baby's en de buitenspeelruimte. Beoordeling toezichthouder Van de 10 voorwaarden van dit domein: - is aan 7 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 3 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Domein 5: Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de groepsgrootte en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kind-ratio). Beoordeling toezichthouder Van de 13 voorwaarden van dit domein: - is aan 5 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 8 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Domein 6: Pedagogisch beleid Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. In de praktijk dienen voorwaarden te worden vervuld voor het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen, de ontwikkeling van de persoonlijke- en de Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
5/22
sociale competentie van kinderen en de overdracht van normen en waarden. Beoordeling toezichthouder Van de 28 voorwaarden van dit domein: - is aan 21 voorwaarde(n) voldaan - is aan 5 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 2 voorwaarde(n) niet beoordeeld. Aan de volgende voorwaarde(n) is/zijn niet voldaan: 6.1.1.4. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. 6.1.1.5. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. 6.1.1.6. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. 6.1.1.7. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen. 6.1.1.8. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruikmaken van kinderopvang gedurende extra dagdelen.
Domein 7: Klachten De Wet klachtrecht cliënten zorgsector stelt eisen aan het kindercentrum. Het gaat hier om een klachtenregeling met waarborgen voor een onafhankelijke afhandeling en het vastleggen in een openbaar verslag. De Wet kinderopvang stelt eisen aan het treffen van een klachtenregeling voor oudercommissies. Beoordeling toezichthouder Van de 12 voorwaarden van dit domein: - is aan 0 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 12 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Domein 8: Voorschoolse educatie Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de kwaliteit van voorschoolse educatie, indien dit wordt gesubsidieerd door de gemeente. Deze normen betreffen de minimale omvang van de voorschoolse educatie, het aantal beroepskrachten, de groepsgrootte, de kwaliteit van beroepskrachten en het voorschoolse educatieprogramma dat gebruikt wordt. Beoordeling toezichthouder Van de 7 voorwaarden van dit domein: - is aan 0 voorwaarde(n) voldaan - is aan 0 voorwaarde(n) niet voldaan - is/zijn 7 voorwaarde(n) niet beoordeeld.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
6/22
Domein 0: Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang 1.
Kinderopvang in de zin van de wet
Voorwaarde(n) 1. De opvang vindt bedrijfsmatig of anders dan om niet plaats.
Ja
Nee
NB
(art 1.1 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Beleidsregels w erkw ijze toezichthouder kinderopvang.)
2. Gedurende de opvang wordt verzorging en opvoeding geboden. (art 1.1 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Beleidsregels w erkw ijze toezichthouder kinderopvang.)
3. De opvang is gericht op kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. (art 1.1 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Beleidsregels w erkw ijze toezichthouder kinderopvang.)
Toelichting toezichthouder De opvang valt binnen de gestelde definitie. Dit kinderdagverblijf valt onder kinderopvang in de zin van de wet. Gebruikte bronnen inspectieonderzoek
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
7/22
Domein 1: Ouders 2.
Instellen oudercommissie
1,2
Voorwaarde(n) 1. De houder heeft een oudercommissie ingesteld.
Ja
Nee
NB
Ja
Nee
NB
(art 1.58 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De oudercommissie bestaat uit zeven leden. Gebruikte bronnen Gesprek met de leidinggevende en gesprek met de voorzitter van de oudercommissie.
2.2. Adviesrecht oudercommissie
1,2
Voorwaarde(n) 1. De houder stelt de oudercommissie in staat haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen. 3 (art 1.60 lid 1 sub a sub b sub c sub d sub e sub f W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
2. De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. (art 1.60 lid 4 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
3. Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. (art 1.60 lid 2 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
4. De houder geeft de oudercommissie gelegenheid ook ongevraagd te adviseren over de genoemde onderwerpen. 3 (art 1.60 lid 3 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft voorwaarde 2.2.1 met betrekking tot het adviesrecht niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. De overige voorwaarden zijn niet meegenomen binnen dit jaarlijkse onderzoek. Gebruikte bronnen geen
3.
Informatie
Voorwaarde(n) 1. De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. 4
Ja
Nee
NB
(art 1.54 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
2. De houder informeert de ouders en de kinderen in welke stamgroep het kind verblijft en welke beroepskrachten op welke dag bij welke groep horen. 5 (art 1.50 lid 2 sub e art 1.54 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 2 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.54 lid 2 lid 3 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
4. De informatie is gedetailleerd genoeg om ouders een adequaat beeld van de praktijk te geven. (art 1.54 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
5. De praktijk sluit aan bij de aan de ouders verstrekte informatie. (art 1.54 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft de eerste voorwaarde met betrekking tot informatie niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. De houder heeft het inspectierapport met betrekking tot het voorgaande inspectiebezoek niet op de eigen website geplaatst. Mogelijke maatregel(en) Plaats het inspectierapport op de eigen website. Gebruikte bronnen Gesprek met de leidinggevende, inspectieonderzoek en website d.d 4 juni 2013 en informatiefolder.
1
Dit item geldt niet voor kindercentra waar de opvang uitsluitend en onbezoldigd door ten minste een van de ouders wordt gedaan.
2
C onform art 1.59 van de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ geldt de verplichting voor het vaststellen van een reglement binnen zes maanden na aanvraag tot registeropname. Het instellen van een oudercommissie op basis van dit reglement en het toepassen van het adviesrecht is eveneens aan deze termijn van zes maanden na aanvraag tot registeropname gekoppeld.
3
Het gaat hier om de volgende onderwerpen: het bieden van verantwoorde kinderopvang; het pedagogisch beleid; voedingsaangelegenheden van algemene aard; het algemene beleid op het gebied van opvoeding, veiligheid, gezondheid; de openingstijden; het beleid met betrekking tot
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
8/22
spel- en ontwikkelingsactiviteiten ten behoeve van de kinderen, waaronder het aanbieden van voorschoolse educatie; de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten en het aanwijzen van personen die belast worden met de behandeling van klachten; wijziging van de prijs van kinderopvang.
4
Het gaat hier om de volgende onderwerpen: het bieden van verantwoorde kinderopvang; het pedagogisch beleid; voedingsaangelegenheden van algemene aard; het algemene beleid op het gebied van opvoeding, veiligheid, gezondheid; de openingstijden; het beleid met betrekking tot spel- en ontwikkelingsactiviteiten ten behoeve van de kinderen; de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten en het aanwijzen van personen die belast worden met de behandeling van klachten; wijziging van de prijs van kinderopvang.
5
Deze voorwaarde geldt niet voor kinderen die gebruik maken van een flexibel aanbod, dat er uit bestaat dat de dagen waarop deze kinderen komen per week verschillen. Welke kinderen dat zijn moet blijken uit het contract tussen de houder en de ouders van het kind (art 5 lid 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen).
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
9/22
Domein 2: Personeel 1.
Verklaring omtrent het gedrag
Voorwaarde(n) 1. Personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. 6
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 3 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
2. De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd. 7 (art 1.50 lid 3 lid 4 lid 6 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
3. De verklaring omtrent het gedrag is bij overleggen niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4 lid 6 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft voorwaarde 2.1.1 met betrekking tot de verklaring omtrent gedrag niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. Gebruikte bronnen Afschriften van verklaringen omtrent gedrag.
2.
Passende beroepskwalificatie
Voorwaarde(n) 1. Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAO Kinderopvang is opgenomen. 8
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft deze voorwaarde met betrekking tot de beroepskwalificatie niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. Gebruikte bronnen geen
6
Deze verplichting geldt voor de houder, bestuurders, werknemers met een arbeidsovereenkomst (waaronder kantoorpersoneel), beroepskrachten in opleiding, stagiair(e)s, uitzendkrachten en vrijwilligers (zoals in de Wet kinderopvang gedefinieerd). Het gaat hierbij om alle bestuurders, dus ook om leden van een stichtingsbestuur. Voor de bestuurder die deel uitmaakt van een rechtspersoon volstaat overlegging van de VOG voor rechtspersonen of van een VOG voor natuurlijke personen. Bij wisseling van bestuurders maar instandhouding van de rechtspersoon, dient de nieuwe bestuurder een VOG voor natuurlijke personen te overleggen.
7
C onform artikel 1.50 lid 6 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dienen uitzendkrachten en stagiair(e)s een verklaring omtrent het gedrag te overleggen de eerste keer dat zij de werkzaamheden op een kindercentrum aanvangen. De VOG mag op dat moment niet ouder zijn dan twee maanden. Voor uitzendkrachten is het uitzendbureau de instantie die de VOG verlangt. Voor stagiair(e)s kan dit zowel de onderwijsinstelling als de stageverlenende instantie zijn.
8
Voor personen die vanaf een moment vóór mei 1991 in dienst zijn bij huidige werkgever geldt een overgangsbepaling.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
10/22
Domein 3: Veiligheid en gezondheid 1.2. Uitvoering beleid veiligheid Voorwaarde(n) 1. De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub a art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a sub b lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 lid 2 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. (art 1.50 lid 2 sub a art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a sub b Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De houder draagt zorg voor de uitvoering van het plan van aanpak. (art 1.50 lid 2 sub a art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. Beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico’s en de aanpak daarvan. (art 1.50 lid 2 sub a art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
5. Beroepskrachten handelen conform het plan van aanpak. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft voorwaarde 3.1.2.3 niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. De voorwaarden 3.1.2.1 en 3.1.2.2 zijn niet meegenomen binnen dit jaarlijkse onderzoek. De beroepskrachten zijn voldoende op de hoogte van de huisregels. Deze worden in een map op kantoor bewaard en zijn besproken tijdens het werkoverleg. Op de slaapkamers hangen werkinstructies met betrekking tot wiegendood en in de hal hangen werkinstructies met betrekking tot het gebruik van de trap naar boven. Op elke groep hangt het ontruimingsplan. Gebruikte bronnen Plan van aanpak veiligheid, huisregels, gesprek met beroepskrachten en inspectieonderzoek.
2.2. Uitvoering beleid gezondheid Voorwaarde(n) 1. De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De houder draagt zorg voor de uitvoering van het plan van aanpak. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 lid 3 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. Beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico’s en de aanpak daarvan. (art 2.6 lid 2 art 2.9 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
5. Beroepskrachten handelen conform het plan van aanpak. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h art 1.51 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De beroepskrachten zijn voldoende op de hoogte van het hygiënebeleid 2013. Dit beleid is besproken tijdens het werkoverleg. In de praktijk blijkt dat bijvoorbeeld de hygiëne rondom het verschonen voldoet. Beroepskrachten wassen hun handen en reinigen het verschoonkussen na iedere verschoning. Er wordt gewerkt met schoonmaaklijsten waarop de uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden wordt bijgehouden. Er wordt verder bijvoorbeeld gebruikgemaakt van kindgebonden beddengoed dat wekelijks wordt gewassen. Gebruikte bronnen Gesprek met beroepskrachten en inspectieonderzoek.
3.
Meldcode kindermishandeling
Voorwaarde(n) 1. De houder heeft een meldcode kindermishandeling die voldoet aan de beschreven eisen. 9
Ja
Nee
NB
(art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 3 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Er wordt bij het kindercentrum gebruikgemaakt van een meldcode genaamd 'Flowerkids kinderdagverblijven 2013'. Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
11/22
De organisatie Flowerkids werkt met een aandachtsfunctionaris kindermishandeling. Er is een nieuwe aandachtsfunctionaris voor kindermishandeling aangesteld. Tijdens het voorgaande inspectiebezoek had de informatie onder het kopje ‘Regio’ betrekking op de regio Leiden in plaats van de regio Amsterdam. Dit betrof een aandachtspunt. In de huidige sociale kaart zijn handmatig adressen van regionale instellingen uit Amsterdam toegevoegd. Gebruikte bronnen Meldcode kindermishandeling.
3.1. Beleid meldcode kindermishandeling Voorwaarde(n) 1. De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van de meldcode kindermishandeling.
Ja
Nee
NB
(art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De houder stelt de beroepskrachten jaarlijks op de hoogte van de inhoud van de meldcode kindermishandeling. Tijdens een werkoverleg wordt hier op interactieve wijze aandacht aan besteed. Daarnaast moeten beroepskrachten de meldcode zelf ook jaarlijks doorlezen. Door middel van een aftekenlijst wordt bijgehouden of iedereen dit heeft gedaan. Gebruikte bronnen Meldcode kindermishandeling, gesprek met beroepskrachten en inspectieonderzoek.
3.2. Uitvoering beleid meldcode protocol kindermishandeling Voorwaarde(n) 1. De beroepskrachten kennen de inhoud van de meldcode.
Ja
Nee
NB
(art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De beroepskrachten handelen aantoonbaar naar de meldcode kindermishandeling. (art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De beroepskrachten hebben het protocol niet gehanteerd omdat zij hebben aangegeven dat zich in het afgelopen jaar geen situatie heeft voorgedaan waarbij een vermoeden van kindermishandeling bestond. Gebruikte bronnen inspectieonderzoek
9
De meldcode hanteert de definitie van kindermishandeling conform de Wet op de Jeugdzorg (2005), welke als volgt luidt: “Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.” In de meldcode zijn verantwoordelijkheden per organisatielaag uitgesplitst in taken en bevoegdheden. De meldcode bevat een stappenplan waarin minimaal de volgende fases aan bod komen: vermoeden, overleg, plan van aanpak, beslissen en handelen. Het stappenplan is voorzien van een heldere toelichting en aandachtspunten voor de gespreksvoering met verschillende partijen. De meldcode bevat hulpmiddelen voor het doorlopen van het stappenplan, de evaluatie en de nazorg. De meldcode bevat een lijst van signalen per ontwikkelingsgebied, uitgesplitst voor de groep van 0-4 jaar en de groep van 4-12 jaar, om kindermishandeling zo vroeg mogelijk te signaleren. De ontwikkelingsgebieden per leeftijdscategorie (0-4 jarigen dan wel 4-12 jarigen) die in de lijst aan bod dienen te komen zijn: psycho-sociale signalen, medische signalen, kenmerken verzorgers/gezin, signalen specifiek voor seksueel misbruik, signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. De meldcode besteedt aandacht aan de omgang met de Wet bescherming persoonsgegevens. In de meldcode dienen de volgende punten met betrekking hierop behandeld te worden: zorgvuldig handelen, inzagerecht ouders/wettelijk vertegenwoordigers, contact met andere instellingen, omgaan met schriftelijke informatie. De meldcode besteedt aandacht aan de mogelijke situatie dat een beroepskracht de vermoedelijke dader is. De meldcode bevat praktische informatie over de Bureaus Jeugdzorg en het Advies&Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
12/22
Domein 4: Accommodatie en inrichting 1.
Binnenspeelruimte
Voorwaarde(n) 1. Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte. (art 1.50 lid 2 sub g sub h art 2.11 lid 3 art 2.12 lid 1 lid 2 art 2.15 lid 4 art 2.16 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. (art 1.50 lid 2 sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. (art 1.50 lid 2 sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Het kindercentrum beschikt over vier stamgroepsruimtes. Op de begane grond bevinden zich twee babygroepen en één peutergroep. Op de eerste etage bevindt zich nog één peutergroep. Met name de peutergroepen zijn uitdagend en gevarieerd ingericht met verschillende speelhoeken. De toezichthouder heeft de voorwaarde met betrekking tot de afzonderlijke groepsruimte niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. Gebruikte bronnen Pedagogisch beleid en inspectieonderzoek.
2.
Slaapruimte
Voorwaarde(n) 1. Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 9 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De slaapruimte is afgestemd op het aantal op te vangen kinderen. (art 1.50 lid 2 sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 9 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Babygroep het Vlindertuintje beschikt over twee slaapkamers met in totaal acht bedden. Ook babygroep het Elfenwoud beschikt over twee slaapkamers met in totaal acht bedden. Dit aantal is voldoende afgestemd op het aantal op te vangen kinderen. De twee peutergroepen beschikken ieder over twee slaapkamers met voldoende bedden. Daarnaast wordt er ook gebruikgemaakt van stretchers. Gebruikte bronnen inspectieonderzoek
3.
Buitenspeelruimte
Voorwaarde(n) 1. Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 lid 1 lid 2 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Er is een aangrenzende buitenruimte die passend bij de leeftijd en in overeenstemming met het pedagogisch beleid is ingericht. In de buitenruimte bevinden zich onder meer een zandbak met speelhuis, een babyplein en een kruiprups. Daarnaast is er voldoende los speelmateriaal. Tevens is er een afgesloten gedeelte met een konijn. De toegankelijkheid van de buitenspeelruimte is in dit onderzoek niet beoordeeld wegens lopende ontwikkelingen met betrekking tot het bestemmingsplan. Vanwege het bestemmingsplan zijn er beperkingen gesteld aan het gebruik van de buitenspeelruimte. Per dag mogen maximaal 18 kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar van 10.15 uur tot Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
13/22
11.15 uur en na 16.30 uur buitenspelen op het binnenterrein. In de praktijk betekent dit dat de peutergroepen in de ochtend om de beurt ieder een half uur kunnen buitenspelen. Na 16.30 kunnen meestal alle kinderen buitenspelen; doordat een deel van de kinderen vroeg wordt opgehaald, zijn er volgens de leidinggevende al snel minder dan 18 kinderen over. Kinderen jonger dan twee jaar mogen wel onbeperkt buiten spelen. Gebruikte bronnen Pedagogisch beleid, gesprek met beroepskrachten en leidinggevende en inspectieonderzoek.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
14/22
Domein 5: Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio 1.
Opvang in groepen
Voorwaarde(n) 1. De opvang vindt plaats in stamgroepen. 10
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. A. De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. Of B. De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. Indien een kind in een andere stamgroep dan de vaste stamgroep wordt opgevangen, dan duurt dat niet langer dan de tussen houder en ouder schriftelijk overeengekomen periode. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 lid 13 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft de eerste voorwaarde met betrekking tot de opvang in stamgroepen niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. Er zijn vier stamgroepen. Babygroep Vlindertuintje en babygroep Elfenwoud bestaan ieder uit maximaal acht kinderen van nul tot twee jaar oud. Peutergroep Kippenhok en peutergroep Kabouterbos bestaan ieder uit maximaal veertien kinderen van één tot vier jaar oud. Kinderen zijn niet in een tweede stamgroep geplaatst. Gebruikte bronnen Inspectieonderzoek, gesprek met beroepskrachten, rooster 2013 en planning mei 2013.
3.
Beroepskracht-kind-ratio
Voorwaarde(n) 1. De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
Ja
Nee
NB
- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - 1 beroepskracht per 6 aanwezige kinde 11 (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 lid 8 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Indien conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 12 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De toezichthouder heeft de eerste voorwaarde met betrekking tot de beroepskracht-kind-ratio niet beoordeeld omdat deze deel uitmaakt van een reeds lopend handhavingstraject. Doordat er in totaal vier groepen zijn, komt het nooit voor dat een beroepskracht alleen in het kindercentrum aanwezig is. Gebruikte bronnen Inspectieonderzoek, rooster 2013 en gesprek met beroepskrachten.
4.
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van 10 uur of langer
Voorwaarde(n) 1. Gedurende de genoemde openingstijden kunnen ten hoogste drie uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
15/22
aaneengesloten. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kind-ratio. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
5. Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig. (art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 11 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De beroepskrachten hebben de volgende werktijden: 7.30-16.45 uur, 7.45-17.00 uur, 9.15-18.15 uur en 9.1518.30 uur. Per groep pauzeren de beroepskrachten om de beurt één uur tussen 13.00-15.00 uur. Er wordt niet meer dan drie uur afgeweken van de beroepskracht-kind-ratio. Het komt niet voor dat een beroepskracht alleen in het kindercentrum aanwezig is. Omdat er vier groepen zijn, zijn er altijd twee beroepskrachten aanwezig in het kindercentrum. Gebruikte bronnen Inspectieonderzoek, rooster 2013 en gesprek met beroepskrachten.
10 Indien het kindercentrum daarvoor kiest, mogen de kinderen bij (spel)activiteiten de stamgroepruimte verlaten. 11 Als bij (spel)activiteiten de kinderen de stamgroep verlaten, kan de beroepskracht-kindratio op kindercentrumniveau worden vastgesteld volgens dezelfde sleutel. De op de locatie aanwezige beroepskrachten houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
16/22
Domein 6: Pedagogisch beleid 1.
Pedagogisch beleidsplan
12
Voorwaarde(n) 1. De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 1 lid 2 sub f W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Er is een algemeen pedagogisch beleidsplan dat geldt voor de gehele organisatie. Daarnaast is er een pedagogisch werkplan voor de organisatie opgesteld waarin het pedagogisch handelen specifieker wordt uitgewerkt. Gebruikte bronnen Pedagogisch beleidsplan en inspectieonderzoek.
1.1. Inhoud pedagogisch beleidsplan Voorwaarde(n) 1. In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competentie, en de wijze waarop de overdrac
Ja
Nee
NB
(art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de stamgroep. (art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeer-bare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun stamgroep verlaten. (art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. 13 (art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
5. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.50 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
6. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
7. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (art 1.50 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
8. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruikmaken van kinderopvang gedurende extra dagdelen. (art 1.50 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub f Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder In het pedagogisch beleid ontbreken de zaken die in voorwaarde 4 tot en met 8 beschreven zijn. Het betreft hier nieuwe voorwaarden die sinds 2013 worden getoetst. In het pedagogisch beleid wordt wel het wenbeleid beschreven in het geval dat kinderen op het kinderdagverblijf starten, maar niet in het geval dat ze overgaan naar een nieuwe groep binnen het kinderdagverblijf. Mogelijke maatregel(en) Pas het pedagogisch beleidsplan aan conform artikel 2 van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
Gebruikte bronnen Pedagogisch beleidsplan en inspectieonderzoek.
1.2. Pedagogische praktijk Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
17/22
Voorwaarde(n) 1. De beroepskrachten kennen de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.
Ja
Nee
NB
Nee
NB
(art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De beroepskrachten handelen conform het pedagogisch beleidsplan. (art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder De beroepskrachten kennen de inhoud van het pedagogisch beleidsplan en handelen conform dit plan. Gebruikte bronnen Pedagogisch beleid en inspectieonderzoek.
2.
Emotionele veiligheid
Voorwaarde(n) 1. De beroepskracht communiceert met de kinderen.
Ja
(art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De beroepskracht heeft een respectvolle houding tegenover de kinderen. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. De kinderen worden uitgenodigd tot participatie. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
5. Kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 lid 3 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
6. Er is informatieoverdracht tussen ouders en beroepskracht. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Ten tijde van het inspectiebezoek waren er door omstandigheden meerdere (onbekende) invalkrachten werkzaam van het uitzendbureau. Ondanks dat heerste er over het algemeen een rustige en ontspannen sfeer op het kinderdagverblijf. De vaste beroepskrachten hadden veel aandacht voor de kinderen en communiceerden continu met zowel de individuele kinderen als de hele groep. De communicatie verliep op vriendelijke en bewuste wijze. Tijdens het verschonen van de baby's werden er bijvoorbeeld lieve woordjes tegen hen gezegd. Gedurende de ochtend werd er voldoende structuur geboden en werden er rustmomenten ingelast. De invalkrachten bleven binnen het groepsproces wat meer op de achtergrond. Gebruikte bronnen inspectieonderzoek
3.
Persoonlijke competentie
Voorwaarde(n) 1. De beroepskracht ondersteunt en stimuleert individuele kinderen.
Ja
Nee
NB
(art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Er is een goede interactie tussen beroepskracht en individuele kinderen. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. Er is aandacht voor leermomenten. Hierbij is taal en motorisch spel van jonge kinderen belangrijk. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Tijdens het inspectiebezoek werd er voldoende aandacht besteed aan het stimuleren van de persoonlijke competentie van de kinderen. Kinderen kregen complimenten als iets goed ging en er werd met hen op gestructureerde wijze overlegd wat ze bijvoorbeeld gingen doen. Er werden tijdens het inspectiebezoek verschillende activiteiten aangeboden. Zo kwam er iemand met de kinderen zingen en muziek maken, werd er voorgelezen en was er zowel binnen als buiten ruimte voor vrij spel. Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
18/22
Zowel de binnen- als de buitenruimte bieden de kinderen voldoende mogelijkheden om eigen ervaringen op te doen. Met name de peutergroepen zijn gevarieerd en uitdagend ingericht. Aan de hand van het VVE-programma Piramide wordt er met verschillende thema's gewerkt. In het kader van deze thema's worden onder andere creatieve en educatieve activiteiten met de kinderen ondernomen. Gebruikte bronnen inspectieonderzoek
4.
Sociale competentie
Voorwaarde(n) 1. De beroepskracht ondersteunt de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling.
Ja
Nee
NB
(art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. De beroepskracht ondersteunt de kinderen in het voorkómen en oplossen van conflicten. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. De kinderen maken deel uit van het groepsgebeuren. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder Tijdens het inspectiebezoek ondersteunden de beroepskrachten de kinderen bij het oplossen van conflicten. Kinderen moesten bijvoorbeeld 'sorry' tegen elkaar zeggen en werden daarna ondersteund om samen weer verder te spelen. Gebruikte bronnen inspectieonderzoek
5.
Overdracht van normen en waarden
Voorwaarde(n) 1. Afspraken, regels en omgangsvormen zijn aanwezig.
Ja
Nee
NB
(art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
2. Afspraken, regels en omgangsvormen zijn duidelijk. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
3. Afspraken, regels en omgangsvormen worden aan de kinderen uitgelegd. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
4. Beroepskrachten geven zelf in hun spreken en handelen het goede voorbeeld. (art 1.49 art 1.50 lid 2 sub a sub b sub c sub d sub e sub f sub g sub h W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Toelichting toezichthouder geen Gebruikte bronnen Inspectieonderzoek en gesprek met beroepskrachten.
12 C onform art 5 lid 3 sub e van de het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dient het pedagogisch beleidsplan gereed te zijn voordat de aanvraag tot registratie wordt ingediend.
13 Het betreft volwassenen zoals vrijwilligers, stagiair(e)s, groepshulpen of huishoudelijke hulpen.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
19/22
Beschouwing toezichthouder Het Klaproosje is een kinderdagverblijf in het centrum van Amsterdam en heeft vier groepen. Het kinderdagverblijf maakt deel uit van de Flowerkids B.V. Deze kinderopvangorganisatie heeft in totaal vier kinderdagverblijven en twee buitenschoolse-opvanglocaties. Het Klaproosje is de enige vestiging in Amsterdam. Veel beroepskrachten werken al meerdere jaren bij het kinderdagverblijf. Momenteel is het team door ziekte en zwangerschapsverlof echter minder stabiel. Er is binnen de organisatie geen klachtencoördinator aangesteld. Er is wel een vertrouwenspersoon voor het personeel aangesteld. Deze vertrouwenspersoon is in dienst van de organisatie en heeft meerdere functies (Zij heeft de functie van leidinggevende op een andere vestiging buiten Amsterdam, maar ze is ook trainer van het VVE-programma Piramide, aandachtsfunctionaris kindermishandeling en vertrouwenspersoon). De toezichthouder heeft op 17 juni 2013 telefonisch contact gehad met de voorzitter van de oudercommissie van het Klaproosje. De voorzitter heeft aangegeven dat de oudercommissie over het algemeen tevreden is over de kwaliteit van de kinderopvang. De sfeer op het kinderdagverblijf is goed. Er worden voldoende beroepskrachten ingezet en de personeelsbezetting is stabiel. Momenteel is dat in verband met ziekte en zwangerschapsverlof op een aantal groepen wat minder het geval, maar dat wordt goed opgelost. De oudercommissie is tevreden over het pedagogisch handelen van de beroepskrachten. Wat de buitenruimte van het kinderdagverblijf betreft is de oudercommissie van mening dat het jammer is dat deze gedurende de dag beperkt toegankelijk is, maar daar is niks aan te doen. De beroepskrachten gaan daarentegen vaak met de kinderen naar de speeltuin in de buurt. Rondom de onderwerpen hygiëne en veiligheid zijn er momenteel geen opvallende zaken of aandachtspunten. De oudercommissie wordt door de overige ouders zelden of nooit als spreekbuis benaderd met bijvoorbeeld klachten. Er wordt daarom deze zomer een enquête gehouden onder alle ouders om na te gaan hoe zij de kwaliteit van de kinderopvang ervaren. De oudercommissie wordt actief betrokken bij de belangrijke zaken die spelen op het kinderdagverblijf.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
20/22
Advies met betrekking tot gemeentelijk ingrijpen Advies :
Handhaven conform handhavingsbeleid, hierbij rekeninghoudend met de verzwarende en verzachtende omstandigheden.
Opmerkingen toezichthouder Mogelijke maatregelen - Plaats het inspectierapport op de eigen website. - Pas het pedagogisch beleidsplan aan conform artikel 2 van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
21/22
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum Hierbij hebben we ons pedagogisch beleid aangevuld met de nieuwe eisen voor 2013. We zullen dit ook toevoegen aan onze informatie op de website. Met vriendelijke groet, Annemiek Vink Wennen aan de volgende groep Als het kind van de babygroep doorstroomt naar de peutergroep gaat het ook geleidelijk aan. De leidsters van de babygroep doen een overdracht naar de peutergroep, en de peutergroep nodigt de ouders uit voor een kennismakingsgesprek. In de weken voorafgaand aan de overgang gaat het kind al af en toe spelen op zijn nieuwe groep. Steeds iets langer, net als bij het wennen als het voor het eerst op het dagverblijf komt. Zo verloopt de uiteindelijke doorstroming op een voor het kind natuurlijke manier. Het 4-ogenbeleid Vanaf 1 juli 2013 is het voor elk dagverblijf verplicht om te voldoen aan het 4-ogenbeleid. Dit betekent dat er altijd 2 paar ogen op het kind gericht zijn. Elke leid(st)er staat ook wel eens alleen op de groep, bijvoorbeeld tijdens de pauzes of met het openen en sluiten. Dit valt binnen de 3-uurs grens van de Wet Kinderopvang. Welke betekent dat een leid(st)er niet langer dan 3 uur alleen op de groep mag staan als er meer kinderen op de groep aanwezig zijn (slapend of wakker) dan zij zelf voor mag zorgen. Dit houden we in de gaten door te werken met turflijsten, waarop we zien hoeveel kinderen er op elk moment van de dag op ’t Klaproosje zijn. De diensttijden van de leid(st)ers worden aangepast naar het aantal aanwezige kinderen. Met de komst van het 4-ogenbeleid heeft ’t Klaproosje een aantal maatregelen getroffen, die gericht zijn op meer onderling toezicht. - Zo openen en sluiten de 2 babygroepen en 2 peutergroepen samen, zodat op de momenten dat er nog maar 1 leidster van een groep aan het werk is, ze toch met z’n tweeën staan. Er zijn altijd minimaal 2 leid(st)ers in het dagverblijf aanwezig. -Verder maken we elk schooljaar gebruik van stagiaires. Zij zorgen voor extra ondersteuning van de vaste leid(st)ers en een extra paar ogen. Daarnaast is het fijn dat goede stagiaires een vaste baan aangeboden kan worden mocht er een vacature vrijkomen. ’t Klaproosje werkt niet met vrijwilligers. - Ook heeft ’t Klaproosje veel glas tussen de groepen, zodat open verbindingen ontstaan tussen de verschillende groepsruimtes en toiletruimtes. - Daarnaast hangt er op elke groep een camera, die samen uitkomen op het kantoor. Zo kijkt er altijd iemand mee met wat er op de groepen gebeurt. - Ook zorgen de leidinggevenden voor een open cultuur. Ze staan zelf ook nog regelmatig op de groep en maken daardoor goed mee wat er op de diverse groepen gebeurt en hoe de sfeer is. De leid(st)ers zijn gewend om feedback te krijgen en te geven. Elk half jaar heeft elk teamlid een functioneringsgesprek, en elke maand zijn er groepsoverleggen en teamoverleggen. Zo wordt gezorgd voor een open communicatie, waarin alles gezegd kan en mag worden. Het gebruik van extra dagdelen Ouders kunnen zo nodig, hun kind ook extra dagdelen of dagen brengen. Deze dagdelen kunnen worden aangevraagd bij de groepsleiding van het kind. Indien er plek is op de groep, wordt de aanvraag toegezegd. Dit geldt tevens voor het ruilen van dagen door vakantie of ziekte.
Klaproosje - Jaarlijks onderzoek 04-06-2013
22/22