1 RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Pleincollege Sint Joris PRO PRO Plaats : Eindhoven BRIN nummer : 20AT C6 BRIN nummer : 20AT 05 PRO Onder...
RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Pleincollege Sint Joris PRO PRO
Plaats BRIN nummer BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : : :
Eindhoven 20AT|C6 20AT|05|PRO 273588 16 april 2014 14 mei 2014
Pagina 2 van 11
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 16 april 2014 een onderzoek uitgevoerd op de Praktijkschool Eindhoven om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op deze afdeling en over de naleving van wet- en regelgeving. De Praktijkschool Eindhoven heeft 310 leerlingen. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De aanleiding voor dit kwaliteitsonderzoek is de tweejaarlijkse bezoekcyclus die de inspectie voor scholen voor praktijkonderwijs hanteert. De Praktijkschool Eindhoven is voor het laatst in 2012 bezocht. Daarom voert de inspectie nu een kwaliteitsonderzoek uit.
Toezichthistorie De Inspectie van het Onderwijs heeft op 13 april 2012 een onderzoek uitgevoerd op de Praktijkschool Eindhoven om na te gaan of er sprake is van tekortkomingen in de kwaliteit van de opbrengsten. Dit inspectiebezoek was een onderzoek in het kader van de tweejaarlijkse bezoekcyclus die wij voor scholen voor praktijkonderwijs hanteren. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de onderwijsinspectie de Praktijkschool Eindhoven een basisarrangement toegekend.
Onderzoeksopzet De inspectie vormt haar kwaliteitsoordelen door de onderwijspraktijk van de school te toetsen aan een selectie van kwaliteitsindicatoren uit het toezichtkader voortgezet onderwijs 2013. Bij dit onderzoek hebben we de indicatoren uit het zogenaamde kernkader onderzocht. Dit is het gedeelte uit het toezichtkader dat bij al onze kwaliteitsonderzoeken minimaal wordt beoordeeld. Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: • Wij hebben relevante documenten van en over de school geanalyseerd. • Schoolbezoek, waarbij wij in een aantal lessen de onderwijspraktijk hebben geobserveerd.
Pagina 3 van 11
• •
Wij hebben gesprekken gevoerd met de schoolleiding, teamleiders onderen bovenbouw, de zorgcoördinator en leraren. Aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie de bevindingen van het onderzoek besproken met directie en bestuur.
Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staat de conclusie van het onderzoek waaronder het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 3 beschrijven we de bevindingen uit het onderzoek in de vorm van een kwaliteitsprofiel. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven.
Pagina 4 van 11
2. CONCLUSIES EN TOEZICHTARRANGEMENT Een kwaliteitsonderzoek zoals wij hebben uitgevoerd, leidt tot een zogenaamd toezichtarrangement voor kwaliteit en/of voor naleving. Een arrangement kan basistoezicht inhouden of juist aangepast toezicht in houden. In het eerste geval (bij basistoezicht) vinden wij de kwaliteit van voldoende niveau en is het daarom niet nodig om de school onder intensief toezicht te plaatsen. Als er echter teveel tekortkomingen zijn geconstateerd, wordt conform beslisregels geoordeeld dat de kwaliteit onvoldoende is en stellen we een aangepast arrangement vast voor zwakke of voor zeer zwakke kwaliteit en/of voor naleving. Onze conclusie voor de Praktijkschool Eindhoven is als volgt: Op basis van het onderzoek kennen wij aan de afdeling het basisarrangement toe omdat zowel de opbrengsten alsook de kwaliteit van het onderwijsproces op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau is. Dit betekent dat wij op dit moment geen reden hebben om het toezicht te intensiveren. Wij hebben geen tekortkomingen vastgesteld in de naleving van de wettelijke voorschriften die zijn gecontroleerd.
Pagina 5 van 11
3. BEVINDINGEN In dit hoofdstuk leest u de bevindingen uit ons onderzoek op basis waarvan we tot onze conclusie over de kwaliteit zijn gekomen. Eerst geven we een samenvattend algemeen beeld over de kwaliteit van het onderwijs op de Praktijkschool Eindhoven. Daarna volgt het kwaliteitsprofiel waarin de oordelen op de indicatoren staan. Vervolgens lichten we die oordelen in onderlinge samenhang toe.
3.1 Algemeen beeld Wij beoordelen de opbrengsten als voldoende. Het didactisch handelen, het gebruik van individuele ontwikkelingsplannen en de kwaliteitszorg beoordelen wij overwegend als voldoende. Op alle gebieden zijn er echter wel ontwikkelpunten. 3.2 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel staan de indicatoren die in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader voortgezet onderwijs. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen Wij hebben daarnaast onderzocht of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met de score ‘ja’ of ‘nee’. De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden
1
2
3
1.1P
De leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
•
1.7
De leerlingen van het praktijkonderwijs functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld.
•
4
5
Pagina 6 van 11
De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken 4.3
2
3
1
2
De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.
Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling
3
1
2
3
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
•
7.2
De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.
•
7.3
De leerlingen zijn actief betrokken.
•
7.4
De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
9.1
10.1
Het bevoegd gezag stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast.
10.2
De leerling ontvangt onderwijs zoals beschreven in het ontwikkelingsperspectief.
10.3
De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes.
De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten 12.1
De school evalueert systematisch de opbrengsten.
12.2
De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces 13.1
De school evalueert systematisch het onderwijsproces.
4
•
1
2
De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen.
De school begeleidt leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben effectief aan de hand van hun ontwikkelingsperspectief. (extra ondersteuning)
4
•
7.1
De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben. (basisondersteuning) (De school bestrijdt effectief achterstanden.)
4
•
De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming 5.4
1
3
4
•
1
2
3
4
• • •
1
2
3
4
• •
1
2
3
4
•
Pagina 7 van 11
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces 13.2
De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.
13.3
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
1
2
3
4
• •
Pagina 8 van 11
3.3 Toelichting bij kwaliteitsprofiel Het bovenstaande algemene beeld en kwaliteitsprofiel lichten we hieronder toe. Daarbij komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan bod: opbrengsten, onderwijsleerproces en kwaliteitszorg. Opbrengsten De school maakt gebruik van de landelijke uitstroommonitor om haar uitstroomgegevens te verantwoorden en te vergelijken met het landelijke en regionale beeld. De succesvolle uitstroom ligt voor de schooljaren 2009-2010 tot en met 2011-2012 gemiddeld boven onze norm van 90%. De bestendige plaatsing beoordelen wij ook als voldoende. Onderwijsleerproces Een centraal element in de beoordeling van het onderwijs op scholen voor praktijkonderwijs is de wijze waarop scholen in de afgelopen jaren de individuele leerroutes hebben ingericht. Het werken met een individueel ontwikkelingsplan (IOP) moet in de lespraktijk herkenbaar zijn. Op de Praktijkschool Eindhoven beoordelen wij de begeleiding van leerlingen aan de hand van hun ontwikkelingsperspectief op de meeste punten als voldoende. Verbeterpunten zijn het concreter formuleren van doelstellingen, het gebruik van het IOP voor de planning van het aanbod in de klas en het laten aansluiten van verwachtingen van de leerlingen op de door docenten en mentoren geformuleerde doelen. Op de praktijkschool Eindhoven hebben alle leerlingen een IOP. Leerlingen en hun ouders hebben inzicht in het IOP en kunnen hier hun verwachtingen in kwijt. De doelen in het IOP zijn echter niet concreet genoeg geformuleerd. Bovendien vragen wij aandacht voor de adequaatheid van de geformuleerde doelen. Voor leerlingen die al goed kunnen optellen en aftrekken zou het bijvoorbeeld belangrijker kunnen zijn dat ze andere rekenkundige vaardigheden leren, zoals vermenigvuldigen en delen, dan dat ze nog meer en sneller leren optellen en aftrekken. Concrete en adequate doelen helpen docenten ook om het aanbod in de klas beter af te stemmen op wat individuele leerlingen op dat moment nodig hebben. Van leerlingen in de bovenbouw analyseert de school voldoende of zij zich ontwikkelen volgens het ontwikkelingsperspectief dat gericht is op een bepaald uitstroomprofiel. Zo nodig stelt de school het uitstroomprofiel bij. Wij missen echter de vermelding van de sector waarin leerlingen uitstromen in het uitstroomprofiel. In de school is immers wel kennis aanwezig wat betreft de sector waarin individuele leerlingen uitstromen. Voor bovenbouwleerlingen is er
Pagina 9 van 11
een duidelijk beeld hoe deze leerlingen naar de arbeidsmarkt, vervolgstudie of een combinatie van arbeid en leren toe te geleiden via stages en het eigen arbeidsmarkttoeleveringscentrum. Wij vragen ook aandacht voor bijstellingen. In de IOP’s van de onderbouwleerlingen komt bijvoorbeeld de bijstelling van het IOP op basis van de individuele ontwikkeling van leerlingen te weinig naar voren. Het didactisch handelen van docenten beoordelen wij op de meeste punten als voldoende. Het geven van effectieve feedback door docenten beoordelen wij als onvoldoende. Het efficiënte gebruik van onderwijstijd door de leerlingen beoordelen wij als goed. Wij hebben nauwelijks gezien dat er onderwijstijd verloren gaat. De meeste lessen hebben een duidelijke opbouw. Deze opbouw maken de docenten echter niet altijd inzichtelijk voor de leerlingen. De inzichtelijkheid in de opbouw van de lessen kunnen docenten bereiken door leerlingen te vertellen wat ze gaan leren en aan het eind van de les terug te koppelen naar dit leerdoel. In het ‘leren op locatie’ en in de praktijklessen zien we deze doelgerichtheid beter terug. Docenten leggen begrijpelijk uit en leerlingen zijn over het algemeen actief bezig in de les. Wij hebben hier een mooi voorbeeld van gezien in een les sociale vaardigheden waar leerlingen elkaar kunnen bevragen. Docenten geven leerlingen te weinig feedback. Veel docenten zijn er bij het beantwoorden van vragen van leerlingen op gericht dat deze het goede antwoord geven en zijn minder bezig met de gedachtegang achter de vragen en antwoorden van leerlingen. Nieuwsgierigheid naar deze gedachtegang maakt het beter mogelijk om inzicht te krijgen in leerprocessen bij en leerstrategieën van leerlingen. Als docenten het leerproces van leerlingen niet verhelderen kunnen ze hier ook geen feedback op geven. Dit is voor een aantal docenten een punt van verbetering. Bovendien werkt het geven van gerichte feedback motiverend voor leerlingen. Dat kan ook het geven van complimenten zijn. Dat gebeurt nu nog te beperkt. Kwaliteitszorg De kwaliteitszorg beoordelen wij op de meeste punten als voldoende. Het doelgericht werken aan verbetering van de opbrengsten en de borging van het onderwijsleerproces beoordelen wij als onvoldoende. De school analyseert de opbrengsten aan de hand van de uitstroommonitor. Daarnaast maakt de school eigen analyses op het niveau van de individuele leerling. De school maakt geen strategische analyses van de arbeidsmarktontwikkelingen. In de uitstroomprofielen in de IOP’s is niet te zien
Pagina 10 van 11
naar welke sectoren leerlingen gaan. De school kan dan ook nog niet goed inzichtelijk maken hoe ze de uitstroom en het onderwijsaanbod aan leerlingen aanpast aan veranderende arbeidsmarktomstandigheden. De schoolleiding evalueert het onderwijsproces, onder andere door een aan lesbezoeken gekoppelde gesprekscyclus. Nieuwe docenten krijgen begeleiding van een docentencoach. Docenten hebben uiteenlopende opvattingen hoe een goede les eruit ziet. Een gemeenschappelijk beeld over een goede les kan het onderwijs versterken. De, gedeeltelijk nieuwe, schoolleiding heeft een visie waar zij heen wil en hoe. Bij de docenten en andere personeelsleden die wij gesproken hebben, is er over het algemeen draagvlak voor de koers die de schoolleiding heeft uitgezet. De schoolleiding heeft een inschatting gemaakt welke competenties van docenten, zowel individueel als collectief, versterking behoeven. Onderbouwing hiervan zou versterkt kunnen worden door systematische analyses op basis van leerlingenquêtes of andere vormen van gegevensverzameling. Een aantal verbetermaatregelen zijn nog maar net in gang gezet, zoals een beter gebruik van IOP’s voor de meer op maat ingerichte planning van het aanbod. Na het doorlopen van de PDCA-cyclus (plan, do, check, act) moet blijken hoe bestendig deze praktijken zijn.